Bijlagenbundel “Streekontwikkeling en gezondheid: monitoren, ontwikkelen en toepassen”
1
Inhoud Bijlage 1: Schematische weergave onderzoekskader .............................................................................. 3 Bijlage 2: Lijst gesprekspartners .............................................................................................................. 4 Bijlage 3: Beleidskader en overige input ................................................................................................. 5 Bijlage 4: Vragenlijst gezondheid in projecten in Het Groene Woud .................................................... 12 Bijlage 5: Evaluatie vragenlijst Het Groene Woud ................................................................................ 20 Bijlage 6: Checklist PAC ......................................................................................................................... 26 Bijlage 7: Aanvraagformulier stimulering projectinitiatieven in Het Groene Woud ............................. 30 Bijlage 8: Intakeformulier Streekhuis Het Groene Woud ...................................................................... 33 Bijlage 9: Literatuuronderzoek ‘Gezondheid in de hulpvraag aan het Streekhuis’ .............................. 36 Bijlage 10: Aanvraagformulier Streekfonds Het Groene Woud ............................................................ 53 Bijlage 11: Analyse projecten Het Groene Woud 2009‐ begin 2013 ..................................................... 58 Bijlage 12: Analyse projecten Het Groene Woud 2009‐ begin 2014 ..................................................... 59 Bijlage 13: Actuele ontwikkelingen ....................................................................................................... 61 Bijlage 14 : Schematische weergave netwerkanalyse de Peelhorst ...................................................... 68 Bijlage 15 : Verplichtingen gemeenten op gebied gezondheid ............................................................. 69 Bijlage 16: Samenstelling teams binnen Netwerk de Peelhorst ........................................................... 70 Bijlage 17: Samenstelling organisatie Peelnetwerk .............................................................................. 72 Bijlage 18 : Rol gezondheid binnen Peelnetwerk .................................................................................. 74 Bijlage 19: Samenstelling organisatie Gebiedsbureau Weert, Nederweert en Leudal ......................... 76 Bijlage 20: Criteria projectondersteuning LIB ....................................................................................... 77 Bijlage 21: Rol gezondheid binnen LIB .................................................................................................. 78 Bijlage 22: Projectkaart GOL .................................................................................................................. 80 Bijlage 23: Partijen betrokken bij GOL .................................................................................................. 81 Bijlage 24: Projectfiches GOL fase een en twee .................................................................................... 82 Bijlage 25: Sessie Gezondheid ............................................................................................................... 83 Bijlage 26: Algemeen intakeformulier sessie gezondheid ..................................................................... 85 Bijlage 27: Invulling sessie gezondheid Het Groene Woud .................................................................. 86 Bijlage 28: Voorbeeldprojecten Het Groene Woud .............................................................................. 88 Bijlage 29: Checklist PAC getoetst aan butterfly model ........................................................................ 91 Bibliografie ............................................................................................................................................ 92
2
Bijlage 1: Schematische weergave onderzoekskader
Figuur 1 ‐ Schematische weergave onderzoekskader (eigen afbeelding)
3
Bijlage 2: Lijst gesprekspartners Tijdens dit onderzoek hebben met verschillende personen gesprekken plaatsgevonden. Deze gespreken dienden om input te verkrijgen, resultaten te verifiëren of vervolgstappen in te vullen. Naam Johan van den Hout Yves de Boer Eward Heijmans Trees Swaans René Peusens Richard Dumont Ivette van der Linden Ton Brok Marcel Webster Johan van Cucyk Willy Thijssen Pieternel Ritsema Marlie van Santvoort Lisanne Cloin, Ilse van Rijsingen, Els van der Steen Hans Corsten Janny van der Heijden Paul Wissman Alfred van Mameren Anja Verweij Berna Kousemaker Renate van Werkhoven Jeanette Kamp Merijn Broeders Roel Hoppezak Mary Peijnenburg en Jeroen Merks Geert Wilms
Gesprekspartners Organisatie Gedeputeerde Provincie Noord‐Brabant Gedeputeerde Provincie Noord‐Brabant Provincie Noord‐Brabant Provincie Noord‐Brabant Provincie Noord‐Brabant Provincie Noord‐Brabant Provincie Noord‐Brabant Provincie Noord‐Brabant Provincie Noord‐Brabant (Netwerk de Peelhorst) Streekorganisatie Het Groene Woud Streekorganisatie Het Groene Woud Provincie Noord‐Brabant Directie SCO Provinciale Raad Gezondheid Studenten project vorig jaar Secretaris gebiedsbureau Weert, Nederweert en Leudal Projectleider N65 Rijkswaterstaat Agrifood Capital Streekhuis/leefbaarheidsagenda Het Groene Woud Peelnetwerk Agrofood Gemeente Mill‐St. Hubert Gemeente Oss Gemeente Gemert‐Bakel Gemeente Someren ZLTO (LIB) GGD! Aanwezigen tijdens bijeenkomst streekhuis!
4
Bijlage 3: Beleidskader en overige input Om dit onderzoek in het juiste perspectief te kunnen plaatsen, zijn in de volgende paragrafen de beleidsdocumenten die invloed hebben op dit onderzoek kort toegelicht. De tekst in de volgende paragrafen van dit hoofdstuk is gebaseerd op en een uitbreiding van een tekst uit het onderzoek ‘Streekontwikkeling en gezondheid’, door Cloïn, van Rijsingen en van der Steen uit 2013. 3.2.1 Beleidskader 3.1.1. Nationaal actieprogramma gezondheid en milieu Het nationale actieprogramma gezondheid en milieu is in 2002 gestart door de Tweede Kamer en liep tot 2006. In dit programma werd beoogd om gezondheidseffecten door milieufactoren te verminderen en waar mogelijk ongerustheid over milieurisico’s weg te nemen. In het programma kwamen de volgende hoofddoelen aan bod: streven naar een gezond binnenmilieu in gebouwen en een gezonde leefomgeving, een snelle signalering van risico’s en een goede (risico)communicatie richting burgers. Om deze doelen te bereiken zijn verschillende instrumenten ontwikkeld, waaronder een checklist voor gezondheidsaspecten waarvan gemeenten en provincies gebruik kunnen maken. Na afronding van dit programma is geconcludeerd dat er verbetering nodig is in de beschikbare lokale milieu‐ en gezondheidsinformatie om deze vergelijkbaar te maken. Verder is er een goede verbinding gelegd tussen het internationale en nationale beleid op het thema milieu en gezondheid. Naar aanleiding van dit actieprogramma verschijnt er elke vier jaar een nieuwe nota Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid. Deze nota sluit aan op het vier jaarlijks EU actieplan ‘milieu en gezondheid’ en de 5 jaarlijkse WHO‐ministersconferentie ‘milieu en gezondheid’ (VROM, 2006). Het laatste actieprogramma omhelst de periode 2008‐2012, momenteel is er geen actieprogramma meer (Planbureau voor de Leefomgeving, 2010). 3.1.2. Agenda van Brabant De ‘Agenda van Brabant’ is een verkenning naar de prioriteiten van de provincie, uitgevoerd door Gedeputeerde Staten. Deze verkenning was nodig om enerzijds het profiel van de provincie te versterken, maar ook om ruimte te creëren voor nodige bezuinigingen. In de ‘Agenda van Brabant’ worden de kerntaken, prioriteiten en doelstellingen van de provincie opnieuw verkend. De ambities van de provincie Noord‐Brabant zijn samen te vatten in twee speerpunten; een goed vestigings‐ en leefklimaat en het onderstrepen van de onderscheidende kwaliteiten van Brabant. De kerntaken van de provincie hierin zijn: ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, creëren van een vitaal platteland en natuur, milieu, energie en klimaat, verbeteren van de bereikbaarheid van de regio, regionaal economisch beleid, culturele infrastructuur en monumentenzorg en het waarborgen van de kwaliteit van het openbaar bestuur (Provincie Noord‐Brabant, 2010). 3.1.3. Structuurvisie Ruimtelijke Ordening De ‘Structuurvisie Ruimtelijke Ordening’ van de provincie geeft in hoofdlijnen het ruimtelijk beleid tot 2025 weer, met een doorkijk naar 2040. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet Ruimtelijke Ordening biedt. De visie geeft een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Daarnaast ondersteunt de structuurvisie het beleid op andere provinciale beleidsterreinen, zoals het economisch‐, sociaal‐, milieu‐ en natuurbeleid. Er zijn gebiedspaspoorten
5
opgenomen waarin de provincie per gebiedsopgave beschrijft welke landschapskenmerken zij op regionaal niveau belangrijk vindt (Provincie Noord‐Brabant, 2011). Op 19 maart 2014 heeft er een herziening van de structuurvisie plaatsgevonden. De belangrijkste beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar een zorgvuldige veehouderij. Dit houdt in dat veehouderijen ontwikkelruimte moeten gaan verdienen en de ontwikkelruimte begrensd wordt. Verder zijn er wijzigingen aangebracht met betrekking tot onder andere de realisatie van EHS‐gebieden en het voorzien in en gebruik van duurzame energie (Provincie Noord‐Brabant, 2014). 3.1.4. Provinciaal Milieu Plan Het Provinciaal Milieu Plan (PMP) 2012‐2015 ‘Gezondheid voorop’ heeft als uitgangspunt de ‘Agenda van Brabant’. Om het speerpunt ‘realiseren van een gezonde leefomgeving’ uit deze agenda te ondersteunen focust het PMP zich op de volgende milieuthema’s: externe veiligheid, lucht, geur, geluid en trillingen, licht, bodem, afval en stortplaatsen. Aandachtspunten in het algemene milieubeleid van de Provincie Noord‐Brabant tot 2015 zijn de uitstoot van de veehouderij, het verminderen van de fosfaatdruk, monitoring en gezondheid. Bij het aandachtspunt gezondheid wordt gefocust op het beïnvloeden van de fysieke omgeving waarbij de lokale luchtkwaliteit, geluidsoverlast, geurhinder en externe veiligheid een rol spelen (Provincie Noord‐Brabant, z.d.). 3.1.5. Ontwikkelingsvisie 2011‐2025 Het Groene Woud De ‘ontwikkelingsvisie 2011‐2025 Het Groene Woud’ heeft als thema: Het Groene Woud, versterking door samenwerking. In de ontwikkelingsvisie worden een aantal uitgangspunten gehanteerd:
Er gebeurt al veel goeds, maar nog te weinig grootschalig en gericht; Het ontwerpatelier met de streek in december 2010 vormt een inspiratiebron voor de visie; Behoud en versterking van de balans tussen de drie p’s van duurzaamheid ‘people, planet en profit’.
In lijn met deze uitgangspunten komen drie strategieën duidelijk naar voren: een nieuwe aanpak van de realisatie van natuur‐ en landschapswaarden, het inzetten op de realisering van een beperkt aantal topprojecten en het realiseren van een structurele samenwerking tussen overheden, natuur‐ en landbouworganisaties en andere maatschappelijke organisaties, particulieren en ondernemers in deelgebieden waar een samenhangende opgave ligt. De visie is opgesteld vanuit een concept met drie schillen: de eerste schil is het natuurhart van Het Groene Woud, de tweede het cultuurlandschap en de derde de verankering van de omliggende steden in Het Groene Woud. Voor elk van deze schillen zijn ambities en opgaven opgesteld (Streekraad Het Groene Woud, 2011). 3.1.6 Gebiedsopgave de Peelhorst De partijen in het Netwerk de Peelhorst werken aan een veehouderij die goed is voor mens, dier en omgeving. De gebiedsopgave maakt daarmee onderdeel uit van de Uitvoeringsagenda Brabantse Agrofood en afspraken die partijen hebben gemaakt in het Brabantberaad. Hieronder worden een aantal belangrijke documenten voor (delen van) dit gebied beschreven. Allereerst het dossier Transitie Zorgvuldige Veehouderij, daarnaast de ambitiedocumenten van Het Peelnetwerk, Agrifood en Gebiedsbureau Weert, Nederweert en Leudal. Deze laatste drie 6
organisaties zijn ieder actief in een deel van de gebiedsopgave; Peelnetwerk in het midden, Agrifood in het noorden en het gebiedsbureau in het zuiden van de gebiedsopgave. Ten slotte wordt het document opgesteld door het Landbouw Innovatieplatform Brabant (LIB) toegelicht. Dossier Transitie Zorgvuldige Veehouderij De ontwikkeling van de veehouderij staat centraal binnen gebiedsopgave De Peelhorst, de veehouderij in het gebied is de reden dat de provincie De Peelhorst heeft aangewezen als gebiedsopgave in Brabant. In het dossier ‘Transitie Zorgvuldige veehouderij’ wordt een nieuwe standaard neergezet voor de veehouderij. Noord‐Brabant heeft de hoogste veedichtheid van Nederland en de samenleving stelt steeds meer eisen aan de productie van vlees. Het economisch en maatschappelijk belang is erg groot, daarom wil de Provincie Noord‐Brabant duurzaamheid in de sector stimuleren. In 2020 wil zij bereikt hebben dat ondernemers produceren in harmonie met de omgeving en met maximale aandacht voor gezondheid, dierenwelzijn en milieu. Dit moet de balans tussen de agrarische sector en maatschappelijke omgeving herstellen. Het uitgangspunt is dat alle veehouderijen die uit willen breiden, de benodigde ontwikkelingsruimte moeten gaan verdienen. Hiervoor is de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) opgesteld: een systeem waarbij veehouderijen punten kunnen verdienen die in te ruilen zijn tegen ontwikkelingsruimte. Hierin wordt geen verschil meer gemaakt tussen intensieve en andere veehouderijen. Er zijn drie belangrijke punten waarop gescoord kan worden: volksgezondheid, dierenwelzijn in combinatie met dierengezondheid en fysieke leefomgeving. Concluderend is de intensieve veehouderij in de provincie een belangrijk onderwerp en wordt het aspect gezondheid in de ontwikkeling van de BZV meegenomen (Provincie Noord‐Brabant, 2013). Ambitiedocument De Peel: Vitale Groene Ruimte de Peel; Synergie tussen economie en quality of life Per 1 juli 2012 zijn het Streekplatform en de Reconstructiecommissie in dit gebied als één organisatie verder gegaan, om zo een sterk integraal netwerk te creëren. Deze organisatie is bekend als het Peelnetwerk en heeft voor 2016 onder andere de volgende doelen gesteld: Het stimuleren van economische ontwikkeling door versterking van het agrarische productielandschap en de agro business keten. Ook de transitie naar een duurzame landbouw die aan de wensen en eisen van de maatschappij voldoet is een speerpunt van het Peelnetwerk. Het verder bevorderen van de regionale werkgelegenheid door het faciliteren van innovatie in het Midden‐ en Kleinbedrijf en het ontwikkelen van een ‘Peelidentiteit’ ten behoeve van de recreatieve sector. Aansluiting zoeken bij agenda’s van strategische partners, o.a. Provincie en SRE moet zorgen voor een stabieler en uitgebreider netwerk. Ook het zoeken van samenwerking met onderwijsinstanties en het bedrijfsleven zorgt voor een betere afstemming van de arbeidsmarkt op de vraag vanuit het bedrijfsleven (Peelnetwerk, 2012). Ambitiedocument Agrifood: Op weg naar een excellente Agrifood‐regio Agrifood Capital wil in 2020 Noordoost‐Brabant ontwikkelen tot een excellente agrifood‐regio met internationale allure, nationale aantrekkingskracht en lokale samenwerkingsvormen. Om dit te bereiken hebben zij vier ambities opgesteld:
Excellente arbeidsmarkt: binnen zes jaar worden er 4.000 extra banen gecreëerd. Er zijn goed opgeleide personen werkzaam in de regio met ondernemingszin en vakmanschap. Sterke bedrijvigheid: alle aspecten van de agrifood‐keten zijn stevig geworteld. Hiertoe wil Agrifood Capital een innovatienetwerk opzetten en grens overstijgend denken. 7
Betekenisvolle innovaties: de regio moet zich ontwikkelen tot een proeftuin voor nieuwe producten en technieken. Er worden hiervoor verschillende innovatieprogramma’s opgezet. Goed woon, werk en leefklimaat: De regio is goed bereikbaar en er is ruimte om te groeien (Agrifood Capital, z.d.).
Ambitienota Gebiedsbureau Weert, Nederweert en Leudal: Brug naar verdere plattelandsDOORontwikkeling Samenwerking met onderwijs is op het gebied van agribusiness voor het gebiedsbureau een uitgangspunt. Door deze samenwerking te intensiveren en kennis te bundelen met de innovatiekracht van ondernemers wil het gebiedsbureau nieuwe verdienmodellen creëren. Zo kan, naast het verbeteren van het imago van de sector, deze ook duurzamer worden. Op het gebied van vrijetijdseconomie ziet het gebiedsbureau kansen in het professionaliseren van het voorzieningen niveau, waardoor het van groter economisch nut kan zijn voor het gebied. Hiervoor stelt het gebiedsbureau in samenwerking met de provincie Limburg een regionale toeristische visie op. Ten slotte blijft het gebiedsbureau zich inzetten voor een aantrekkelijke leefomgeving. Dit is altijd een speerpunt geweest en zal dit in de toekomst ook blijven (Gebiedsbureau Weert, Nederweert en Leudal, 2013). Convenant en programma stuurgroep Landbouw Innovatie Noord‐Brabant 2012‐2015 Het convenant LIB 2012‐2015 is op 29 juni 2011 ondertekend door de provincie Noord‐Brabant en de Zuid Nederlandse Tuinbouw Organisatie (ZLTO). In het convenant zijn de nodige afspraken gemaakt over doelstellingen, inleg en inzet van middelen, besluitvorming en de rol van het bureau LIB. Deze zijn vervolgens uitgewerkt in het bijbehorende programma LIB‐2012‐2015. Stuurgroep LIB is verantwoordelijk voor de uitvoer van het convenant. De stuurgroep is daarmee het platform om georganiseerd te reageren op nieuwe duurzame ontwikkelingen in de land‐ en tuinbouw die kansen met zich meebrengen. (Stuurgroep LIB, 2012) 3.1.7 De Maasroute stroomt door Dit document is de visie voor de ontwikkeling van het gebied tussen ’s‐Hertogenbosch en Waalwijk tot 2030. De A59 is een snelweg die dwars door dit gebied loopt en staat ook wel bekend als ‘de Maasroute’. Door de toenemende verkeersdruk op deze weg staat het reconstrueren en verbeteren van de aansluitingen op de A59 centraal. Enkele afritten worden volledig verwijderd en vervangen door een parallelstructuur. Ook het realiseren van een HOV‐verbinding moet bijdragen aan een betere doorstroming. Op het gebied van natuur heeft het realiseren van een noord‐zuid verbinding tussen de natuur aan weerszijden van de weg en het realiseren van een ecologische verbindingszonde in de Baardwijkse Overlaat prioriteit (Stuurgroep Corridorstudie A59, 2008). 3.1.8 Contouren van een gebiedsopgave : het verhaal van de N65 De N65 is de Rijksweg tussen ’s‐Hertogenbosch en Tilburg, maar wordt ook ervaren als een barrière in het gebied. Een aanpassing van de weg is gepland omdat de rijksoverheid de N65 als terugvaloptie wil kunnen gebruiken bij calamiteiten op de omliggende A‐wegen. De capaciteit voor het opvangen van dit verkeer moet daarom ten allen tijde gegarandeerd zijn. Verder loopt er een spoorlijn door dit gebied. Een geplande toename van het aantal treinen op dit spoor zal met name in de gemeente Vught voor overlast kunnen zorgen. Door het zoeken naar de mogelijkheden tot het creëren van verbindingen haaks op en parallel aan de N65, hoopt men de leefbaarheid in het gebied te verbeteren. Verbindingen haaks op de weg bestaan 8
uit bijvoorbeeld landgoederen en recreatieve routes. Parallel aan de N65 wordt bijvoorbeeld een ‘huisstijl’ voor de N65 ontwikkeld en de karakteristieke bomenrijen naast de weg worden, in samenwerking met bomenkwekers uit het gebied behouden en waar nodig hersteld (Adviesbureau Wing, 2013).
3.2 Overige input Naast de beleidsstukken zijn er ook nog diverse adviesrapporten die kaderstellend zijn voor dit rapport. Hieronder zijn deze kort uitgewerkt. Deze adviesrapporten zijn in chronologische volgorde behandeld, zoals weergegeven in figuur 2. Het rapport “Streekontwikkeling en gezondheid: Casus het Groene Woud” vormt de directe aanleiding voor dit rapport. De methodiek die ontwikkeld is in het rapport “Streekontwikkeling en gezondheid: Casus het Groene Woud”, wordt in dit rapport geëvalueerd en vervolgens wordt er gekeken naar de mogelijkheden tot het verankeren van gezondheid binnen de andere gebiedsopgaven. Meer over dit rapport is te vinden in paragraaf 3.2.4 van deze bijlage.
Figuur 2 – Schematische weergave overige input (eigen afbeelding)
3.2.1 Strategienota integraal gezondheidsbeleid: Naar een gezond Brabant Alliantie Gezond Brabant is een samenwerkingsverband tussen de Brabantse GGD ’en, de Provinciale Raad Gezondheid en Tranzo, wetenschappelijk centrum voor zorg en welzijn. In deze strategienota geeft de Alliantie Gezond Brabant een advies aan de provincie Noord‐Brabant over de wijze waarop zij gezondheid mee kan nemen in haar beleid. De provincie is niet direct verantwoordelijk voor openbare gezondheidszorg of infectieziekten, maar wel voor verschillende andere beleidsvelden die op diverse wijzen gezondheid kunnen beïnvloeden. In deze beleidsvelden wordt gezondheid nog te beperkt meegenomen en ook ontbreekt een strategisch kader rondom gezondheid. Dit rapport geeft verschillende adviezen over hoe gezondheid meegenomen kan worden in de verschillende strategische kaders van de provincie. De strategienota geeft de volgende drie aanbevelingen:
Formuleer een brede definitie van gezondheid als basis voor het provinciale beleid; Bescherm en bevorder de gezondheid van Brabanders; Maak gezondheid onderdeel van alle domeinen in de provinciale organisatie (Alliantie Gezond Brabant, 2011).
3.2.2 Gezondheid en omgeving, op zoek naar een positieve relatie Dit rapport, geschreven door D. Leereveld, richt zich op de positieve effecten van natuur op de gezondheid van mensen. Er wordt een overzicht gegeven van bewezen effecten van natuur op de gezondheid, daarnaast is ook geïnventariseerd wat verschillende belanghebbenden over het onderwerp te zeggen hebben. Uit de bewezen effecten en de meningen van belanghebbenden komen de volgende drie conclusies uit naar voren:
Kennis over natuur en gezondheid moet beter verspreid worden; Er zijn twee thema’s gerelateerd aan natuur en gezondheid: voeding en biodiversiteit; 9
Er is voor alle drie de rollen in de democratische driehoek een rol weggelegd.
In het rapport wordt een advies gegeven aan de Provinciale Raad Gezondheid, het rapport heeft dus geen beleid status en is in geen enkele vorm bindend. Het geeft een inzicht in de beschikbare informatie over de relatie tussen groen en gezondheid, waardoor deze beter meegenomen kan worden bij het vormen van beleid. Enkele algemene aanbevelingen zijn:
Partijen in het kader van natuur en gezondheid moeten een plek krijgen in het provinciaal beleid en in het Landschap van Allure. Daarin moet de Provinciale Raad Gezondheid verkennen en richting geven. Er moet een centraal punt voor de Provincie Noord‐Brabant komen voor good practices, onderzoeken en kennis. Zo kan bestaande kennis beter gedeeld worden (Leereveld, 2011).
3.2.3 Milieu en gezondheid: van bedreigingen naar kansen Dit adviesrapport , geschreven door L. Schouren, richt zich met name op de positieve relatie tussen milieu en gezondheid. Daarnaast zijn nationale en internationale voorbeelden aangehaald en is de vraag gesteld op welke wijze de provincie Noord‐Brabant middels haar milieubeleid de gezondheid van haar burgers kan bevorderen. Hier wordt namelijk nu voornamelijk aandacht besteed aan de negatieve relatie, in dit rapport wordt geadviseerd om in kansen te gaan denken. Aan de hand van het butterfly model, dat de verschillende milieufactoren die invloed hebben op de gezondheid weergeeft, worden de positieve effecten zichtbaar gemaakt. Verder wordt het model gebruikt om in gebiedsopgave de Maashorst te analyseren hoe men van bedreigingen naar kansen gaat. Het onderzoek kwam tot verschillende conclusies en aanbevelingen. De belangrijkste conclusies zijn:
Het butterflymodel geeft een goede weergave van de verschillende omgevingsfactoren die van invloed zijn op de mens; Verschillende directe en indirecte milieufactoren hebben een positieve invloed op de gezondheid; Biodiversiteit en voeding zijn de schakel tussen milieu en gezondheid. Bijvoorbeeld: waar bodem in de meeste gevallen geen directe invloed heeft op de gezondheid, kan het via onze voeding wél invloed uitoefenen; Er spelen enorm veel actoren, belangen en initiatieven een rol in de gebiedsopgaven, dit zorgt voor een complex en veelomvattend proces om dit in kaart te brengen.
Op basis van deze conclusies wordt aanbevolen om, bij het vormen van milieubeleid, een expertteam op het gebied van gezondheid samen te stellen zodat het gemakkelijker wordt om gezondheid nadrukkelijk mee te laten wegen. Verder is op het gebied van ruimtelijke ordening veel te winnen door de ruimte slim in te richten. Ten slotte is het belangrijk om de positieve relatie tussen milieu en gezondheid meer naar voren te brengen, hier is binnen de gebiedsopgaven voor de provincie een belangrijke rol weggelegd (Schouren, Milieu en gezondheid: van bedreigingen naar kansen. Een advies aan de provincie Noord‐Brabant, 2012). 3.2.4 Streekontwikkeling en gezondheid: Casus Het Groene Woud Dit adviesrapport focust op het creëren van bewustzijn op het gebied van gezondheid in de gebiedsopgave Het Groene Woud in de provincie Noord‐Brabant. Hiertoe is allereerst onderzocht welke thema’s actueel zijn in Het Groene Woud en (aan de hand van het butterfly model, meer 10
hierover in hoofdstuk 4 van het rapport) in hoeverre gezondheid al wordt meegenomen in projecten binnen deze gebiedsopgave. Hieruit bleek dat in veel projecten gezondheid onbewust wordt meegenomen, waardoor kansen onbenut blijven. Om bewustzijn op het gebied van gezondheid te vergroten is er een methodiek bedacht om initiatiefnemers te stimuleren en inspireren. Ter ondersteuning hiervan zijn tools ontwikkeld in de vorm van een filmpje en een vragenlijst. Voor het toepassen van de methodiek in andere gebiedsopgaven is volgens de aanbevelingen altijd maatwerk nodig. Verder zijn er onder andere de volgende aanbevelingen gedaan:
Het is voor het juist functioneren van de tools belangrijk dat de verantwoordelijke voor het gebruik ervan duidelijk is. Richt de methodiek in eerste instantie op bewustwording, omdat dit de eerste stap naar gedragsverandering is. Het GVO‐model is hiervoor een bruikbaar hulpmiddel. Bij het ontwikkelen van een methodiek voor andere gebiedsopgaven is het belangrijk aan te sluiten bij de ‘taal’ van het gebied (van Rijsingen, Cloïn , & van der Steen, 2013).
11
Bijlage 4: Vragenlijst gezondheid in projecten in Het Groene Woud Deze vragenlijst is afkomstig uit het rapport ‘Streekontwikkeling en gezondheid: Casus Het Groene Woud’, uitgevoerd door Cloïn, van Rijsingen en van der Steen in 2013. Deze vragenlijst geeft uitleg over de relatie tussen de omgeving en de menselijke gezondheid, waarna enkele vragen gesteld worden hoe dit op uw project van toepassing is. Het invullen van de vragenlijst duurt ongeveer een kwartier. Het doel ervan is om voor u en de organisatie een beeld te geven of, en hoe, uw project bijdraagt aan de menselijke gezondheid. Dit kan op meer manieren dan u denkt! Naar een gezonde leefomgeving Gezondheid is belangrijk. Daar is iedereen het mee eens. De menselijke gezondheid is van veel dingen afhankelijk; goede zorg, medicijnen, leefstijl en…….. je omgeving! De omgeving waarin je woont, heeft namelijk invloed op je gezondheid. Hierbij gaat het niet alleen om de omgeving die zichtbaar is, maar juist ook om de sociale elementen. Het Butterfly model is een wetenschappelijk model dat weergeeft welke elementen uit de omgeving allemaal van invloed zijn op de gezondheid van de mens. Het Butterfly model heeft twee vleugels. De ene vleugel is de biofysieke vleugel waaronder de elementen; water, bodem, voedsel, esthetiek en natuur & biodiversiteit vallen. De socio‐economische vleugel bestaat uit sociaal netwerk, economische situatie, persoonlijke empowerment, ontwikkeling van jonge kinderen en deelname aan de maatschappij. Zie het figuur hieronder. Figuur 3 ‐ Butterfly model van gezondheid (van Leeuwen, 1999) Figuur 2: Butterfly model van gezondheid Ongeldige bron opgegeven. Het effect dat de omgeving op de menselijke gezondheid heeft is moeilijk te meten, omdat het, bijvoorbeeld in tegenstelling tot veel medicijnen, preventief werkt. In vele onderzoeken is aangetoond dat een gezonde leefomgeving van belang is voor de mensen die er wonen. Vandaar dat de provincie Noord‐Brabant ernaar streeft om in de projecten die zij ondersteunt of uitvoert het thema gezondheid mee te nemen. Graag wil zij van u weten of u ooit aan het thema gezondheid heeft gedacht in relatie tot uw project en of dat, misschien onbewust, gezondheid meegenomen wordt in uw project. 12
Om dit in kaart te brengen zijn er enkele vragen opgesteld, die hier meer duidelijkheid over kunnen geven. Als eerste krijgt u een sheet met enkele basisvragen en daarna komen er enkele onderdelen voorbij die van belang zijn voor een gezonde leefomgeving. Algemene vragen Vraag 1A; Wat is de naam van uw project? Vraag 1B; Wat is uw naam en functie met betrekking tot het project? Vraag 2; In welke fase zit het project? (meerdere antwoorden mogelijk) o Verkenning o Planfase o Realisatie o Beheer en onderhoud Vraag 3; Is/was gezondheid een aanleiding om het project te starten? o Ja o Nee Vraag 4; Draagt het project in zijn algemeen bij aan een verbetering van de gezondheid van de mens? (één antwoord mogelijk) o Ja o Enigszins o Niet expliciet Vraag 5; Met welke partners werkt u samen bij uw project? (meerdere antwoorden mogelijk) o Buurtorganisatie, nl. ………………………………….. o Streekorganisatie, nl. …………………………………. o Natuurorganisatie, nl. ……………………………… o Zorgorganisatie, nl. ………………………….. o Recreatieorganisatie, nl. …………………………… o Landbouworganisatie, nl. …………………….. o Verkeer‐ en vervoer organisatie, nl. …………………………….. o Bedrijfsleven, nl. ………………… o Overheid, nl. …………………………………. o Overig, nl. ……………………............. o Niet van toepassing. Vraag 6. Op welke van de volgende speerpunten van het duurzaamheidsmodel richt uw project zich het meest? Duurzaamheid is in onze visie aandacht voor de drie P's: People (sociaal‐maatschappelijk), Planet (milieu en ecologie) en Profit (economie). De uitdaging is om een goed evenwicht te vinden tussen deze drie krachtenvelden. o People; De P van People heeft alles te maken met mensen en hun leefomgeving. Hierbij spelen aspecten als sociale cohesie & verenigingsleven, veiligheid & bestrijding vervuiling en toekomstbestendig bouwen. o Planet; De P van Planet komt tot uiting in de kwaliteit van natuur, landschap, cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en het leefmilieu. o Profit; De P van Profit heeft betrekking op werk, inkomen en markt. 13
Vraag 7; Water Water heeft op verschillende manieren een relatie met gezondheid. Als eerste waterkwantiteit, dit houdt bijvoorbeeld in dat water niet meteen wegstroomt, maar vastgehouden moet worden, zodat er in de zomer geen droogte heerst. Waterkwaliteit is ook een belangrijk thema. Zo moet zwemwater veilig zijn om in te zwemmen en is de samenstelling van het water van belang voor het leven in het water – en dus indirect belangrijk voor de mens. Het laatste punt is het zichtbaar maken van water. Het is ook van belang dat het er mooi uitziet, wat ten goede komt aan het landschap, waardoor mensen graag naar buiten gaan. Ten slotte is waterveiligheid van belang. Vraag 7A; Wordt het element water meegenomen in het project? (één antwoord mogelijk) o Het element water wordt wel meegenomen. (Ga verder naar vraag 7B) o Het element water wordt niet meegenomen. (Ga verder naar vraag 8) Vraag 7B; Draagt het project door middel van het element water bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid? o Dit project draagt door middel van dit element bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. En op welke manier? ……………………………………… (Ga verder naar vraag 7C) o Dit project draagt door middel van dit element niet bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. (Ga verder naar vraag 8) Vraag 7C; Is het verbeteren van de menselijke gezondheid bewust of onbewust meegenomen in het project? o Er is bewust gekozen om met het project bij te dragen aan de menselijke gezondheid. Dit blijkt uit? ……………………………………………………………………………. o Het verbeteren van de menselijke gezondheid is onbewust meegenomen in het project. Vraag 8; Natuur & Biodiversiteit Veel mensen vinden het prettig om in een omgeving met veel natuur te wonen. Uit onderzoeken komt naar voren dat natuur een positief effect heeft op de menselijke gezondheid, waarbij toegankelijkheid en nabijheid van groen belangrijk zijn. Mensen gaan hierdoor vaak meer bewegen en daarnaast is het ook goed voor de geest, omdat een mens eerder tot rust komt in een groene omgeving. Naast deze directe gevolgen voor de mens, zijn natuur en biodiversiteit van belang voor de balans van de omgeving. Wat indirect relevant is voor de grondstoffen en ruimte die we gebruiken. Vraag 8A; Worden de elementen natuur & biodiversiteit meegenomen in het project? (één antwoord mogelijk) o De elementen natuur & biodiversiteit worden wel meegenomen. (Ga verder naar vraag 8B) o De elementen natuur & biodiversiteit worden niet meegenomen. (Ga verder naar vraag 9) Vraag 8B; Draagt het project door middel van de elementen natuur&biodiversiteit bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid? o Dit project draagt door middel van deze elementen bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. En op welke manier? ……………………… (Ga verder naar vraag 8C) o Dit project draagt door middel van deze elementen niet bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. (Ga verder naar vraag 9) Vraag 8C; Is het verbeteren van de menselijke gezondheid bewust of onbewust meegenomen in het project? o Er is bewust gekozen om met het project bij te dragen aan de menselijke gezondheid. Dit blijkt uit? ……………………………………………………………………………… 14
Het verbeteren van de menselijke gezondheid is onbewust meegenomen in het project. Vraag 9; Voedsel Voedsel heeft een belangrijke invloed op de menselijke gezondheid. Belangrijk is dat een mens voldoende voedingsstoffen binnen krijgt om bijvoorbeeld van te groeien en weerstand tegen ziekten op te bouwen. Tegenwoordig is het ook van belang dat je niet te veel eet. Voor de lange termijn moet er ook voor gezorgd worden dat voedsel niet alleen maar uit het buitenland gehaald wordt, maar dat er op meer lokale schaal, met lokale samenwerkingen, op een duurzame manier geproduceerd wordt. Vraag 9A; Wordt het element voedsel meegenomen in het project? (één antwoord mogelijk) o Het element voedsel wordt wel meegenomen. (Ga verder naar vraag 9B) o Het element voedsel wordt niet meegenomen. (Ga verder naar vraag 10) Vraag 9B; Draagt het project door middel van het element voedsel bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid? Dit project draagt door middel van dit element bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. En op welke manier? ………………………………………………… (Ga verder naar vraag 9C) Dit project draagt door middel van dit element niet bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. (Ga verder naar vraag 10) Vraag 9C; Is het verbeteren van de menselijke gezondheid bewust of onbewust meegenomen in het project? o Er is bewust gekozen om met het project bij te dragen aan de menselijke gezondheid. Dit blijkt uit? …………………………………………………………………………… o Het verbeteren van de menselijke gezondheid is onbewust meegenomen in het project. Vraag 10; Landschap Met het thema landschap wordt de esthetische kwaliteit van de omgeving bedoeld, ofwel een mooie of aantrekkelijke omgeving. Een prettige omgeving heeft een positieve invloed op het welbevinden van de mens. Esthetische kwaliteit heeft te maken met een mooie inspirerende omgeving. Landschap heeft vooral invloed op de mentale en spirituele gezondheid van de mens. Vraag 10A; Wordt het element landschap meegenomen in het project? (één antwoord mogelijk) o Het element landschap wordt wel meegenomen. (Ga verder naar vraag 10B) o Het element landschap wordt niet meegenomen. (Ga verder naar vraag 11) Vraag 10B; Draagt het project door middel van het element landschap bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid? o Dit project draagt door middel van dit element bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. En op welke manier? ………………………………………. (Ga verder naar vraag 10C) o Dit project draagt door middel van dit element niet bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. (Ga verder naar vraag 11) Vraag 10C; Is het verbeteren van de menselijke gezondheid bewust of onbewust meegenomen in het project? o Er is bewust gekozen om met het project bij te dragen aan de menselijke gezondheid. Dit blijkt uit? ……………………………………………………………………………. o Het verbeteren van de menselijke gezondheid is onbewust meegenomen in het project. Vraag 11; Lucht o
15
Een schone lucht draagt bij aan de menselijke gezondheid. Als er een hoge concentratie van stoffen als zwaveldioxide, fijn stof, stikstofdioxide, lood, benzeen en koolmonoxide in de lucht zit, kan dit negatieve effecten hebben. Deze vervuiling kan beperkt worden door de uitstoot te verminderen of door bijvoorbeeld de afstand tussen grote wegen en bevolkingskernen niet te klein te maken. Vraag 11A; Wordt het element lucht meegenomen in het project? (één antwoord mogelijk) o Het element lucht wordt wel meegenomen. (Ga verder naar vraag 11B) o Het element lucht wordt niet meegenomen. (Ga verder naar vraag 12) Vraag 11B; Draagt het project door middel van het element lucht bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid? o Dit project draagt door middel van dit element bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. En op welke manier? ………………………………………. (Ga verder naar vraag 11C) o Dit project draagt door middel van dit element niet bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. (Ga verder naar vraag 12) Vraag 11C; Is het verbeteren van de menselijke gezondheid bewust of onbewust meegenomen in het project? o Er is bewust gekozen om met het project bij te dragen aan de menselijke gezondheid. Dit blijkt uit? ……………………………………………………………………………. o Het verbeteren van de menselijke gezondheid is onbewust meegenomen in het project. Vraag 12; Bodem Bodem is een belangrijk facet van de fysieke leefomgeving. Een gezonde bodem bevat geen verontreinigingen, zoals zware metalen, heeft een veelzijdig bodemleven en een goede structuur. De kwaliteit van onder andere bodem heeft invloed op flora en fauna, oftewel biodiversiteit, en omgekeerd hebben flora en fauna invloed op de kwaliteit van onder andere bodem. De biodiversiteit in Nederland is vaak direct afhankelijk van water of van de bodem. Het bodem‐ en watersysteem is sterk afhankelijk van elkaar. Een gezonde bodem is een goede basis voor veel andere elementen. Vraag 12A; Wordt het element bodem meegenomen in het project? (één antwoord mogelijk) o Het element bodem wordt wel meegenomen. (Ga verder naar vraag 12B) o Het element bodem wordt niet meegenomen. (Ga verder naar vraag 13) Vraag 12B; Draagt het project door middel van het element bodem bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid? o Dit project draagt door middel van dit element bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. En op welke manier? ………….. …………………………...(Ga verder naar vraag 12C) o Dit project draagt door middel van dit element niet bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. (Ga verder naar vraag 13) Vraag 12C; Is het verbeteren van de menselijke gezondheid bewust of onbewust meegenomen in het project? o Er is bewust gekozen om met het project bij te dragen aan de menselijke gezondheid. Dit blijkt uit? ……………………………………………………………………………. o Het verbeteren van de menselijke gezondheid is onbewust meegenomen in het project. Vraag 13; Persoonlijk empowerment en deelname aan de maatschappij Persoonlijke empowerment is het gevoel dat iemand controle heeft over het eigen leven en dus eigen keuzes kan maken. Weinig controle hierover heeft een negatieve uitstraling op de gezondheid. Het draait erom dat je zelf actie kunt ondernemen en dus ook deel kunt nemen aan de maatschappij, waardoor een persoon het gevoel heeft hieraan bij te kunnen dragen. Bereikbaarheid en 16
toegankelijkheid van instanties, zowel wat betreft de dienstverlening als de daadwerkelijke toegankelijkheid van de gebouwen. Vraag 13A; Wordt het element persoonlijk empowerment en deelname aan de maatschappij meegenomen in het project? (één antwoord mogelijk) o Het element persoonlijk empowerment en deelname aan de maatschappij wordt wel meegenomen. (Ga verder naar vraag 13B) o Het element persoonlijk empowerment en deelname aan de maatschappij wordt niet meegenomen. (Ga verder naar vraag 14) Vraag 13B; Draagt het project door middel van het element persoonlijk empowerment en deelname aan de maatschappij bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid? o Dit project draagt door middel van dit element bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. En op welke manier? ……………………………………. (Ga verder naar vraag 13C) o Dit project draagt door middel van dit element niet bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. (Ga verder naar vraag 14) Vraag 13C; Is het verbeteren van de menselijke gezondheid bewust of onbewust meegenomen in het project? o Er is bewust gekozen om met het project bij te dragen aan de menselijke gezondheid. Dit blijkt uit? …………………………………………………………………………….. o Het verbeteren van de menselijke gezondheid is onbewust meegenomen in het project. Vraag 14; Ontwikkeling van jonge kinderen Een belangrijk aspect van de sociale omgeving voor de gezondheid is de ontwikkeling van jonge kinderen. Voor jonge kinderen is het belangrijk dat ze zich in een veilige omgeving verder kunnen ontwikkelen. Ook natuur kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van kinderen, door ze hiermee in contact te brengen. Gebleken is dat vertrouwde, natuurlijke plekken dicht bij huis mogelijkheden bieden voor vrije ontdekkingen en motoriekontwikkeling. Vraag 14A; Wordt het element ontwikkeling van jonge kinderen meegenomen in het project? (één antwoord mogelijk) o Het element ontwikkeling van jonge kinderen wordt wel meegenomen. (Ga verder naar vraag 14B) o Het element ontwikkeling van jonge kinderen wordt niet meegenomen. (Ga verder naar vraag 15) Vraag 14B; Draagt het project door middel van het element ontwikkeling van jonge kinderen bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid? o Dit project draagt door middel van dit element bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. En op welke manier? ……………………………………… (Ga verder naar vraag 14C) o Dit project draagt door middel van dit element niet bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. (Ga verder naar vraag 15) Vraag 14C; Is het verbeteren van de menselijke gezondheid bewust of onbewust meegenomen in het project? o Er is bewust gekozen om met het project bij te dragen aan de menselijke gezondheid. Dit blijkt uit? ……………………………………………………………………………… o Het verbeteren van de menselijke gezondheid is onbewust meegenomen in het project. Vraag 15; Sociaal netwerk Een andere belangrijke functie van de sociale omgeving voor de gezondheid is het sociale netwerk van een persoon. De kwaliteit van het sociale netwerk heeft grote invloed op de wijze waarop een 17
persoon kan omgaan met schokkende levensgebeurtenissen. Mensen met veel sociale contacten voelen zich gezonder, hebben een kleinere kans op het krijgen van hart‐ en vaatziekten en leven langer. Mensen met meer groen in de omgeving voelen zich gezonder en minder eenzaam. Vraag 15A; Wordt het element sociaal netwerk meegenomen in het project? (één antwoord mogelijk) o Het element sociaal netwerk wordt wel meegenomen. (Ga verder naar vraag 15B) o Het element sociaal netwerk wordt niet meegenomen. (Ga verder naar vraag 16) Vraag 15B; Draagt het project door middel van het element sociaal netwerk bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid? o Dit project draagt door middel van dit element bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. En op welke manier? ………………………………………. (Ga verder naar vraag 15C) o Dit project draagt door middel van dit element niet bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. (Ga verder naar vraag 16) Vraag 15C; Is het verbeteren van de menselijke gezondheid bewust of onbewust meegenomen in het project? o Er is bewust gekozen om met het project bij te dragen aan de menselijke gezondheid. Dit blijkt uit? …………………………………………………………………………….. o Het verbeteren van de menselijke gezondheid is onbewust meegenomen in het project. Vraag 16; Werkgelegenheid & economische situatie Onder de economische ontwikkeling wordt de werkgelegenheid, recreatie en toerisme en economische situatie verstaan en is van groot belang voor een gebied, maar ook voor individuen. Bij een goede werkgelegenheid staan meer mensen in verbinding met de maatschappij, wat bijdraagt aan je geestelijke gezondheid. Daarnaast is de persoonlijke economische situatie van mensen erg belangrijk voor hoe mensen zich voelen; het kan zorgen wegnemen. Een gezonde variërende lokale economie is hierbij erg van belang voor de leefbaarheid van een gebied en dus indirect voor gezondheid. Vraag 16A; Worden de elementen werkgelegenheid & economie meegenomen in het project? (één antwoord mogelijk) o Het element economie wordt wel meegenomen. (Ga verder naar vraag 16B) o Het element economie wordt niet meegenomen. (Ga verder naar vraag 17) Vraag 16B; Draagt het project door middel van de elementen werkgelegenheid & economie bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid? o Dit project draagt door middel van dit element bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. En op welke manier? …………………………………….. (Ga verder naar vraag 16C) o Dit project draagt door middel van dit element niet bij aan de verbetering van de menselijke gezondheid. (Ga verder naar vraag 17) Vraag 16C; Is het verbeteren van de menselijke gezondheid bewust of onbewust meegenomen in het project? o Er is bewust gekozen om met het project bij te dragen aan de menselijke gezondheid. Dit blijkt uit? …………………………………………………………………………………….. o Het verbeteren van de menselijke gezondheid is onbewust meegenomen in het project. Vraag 17; Ziet u naar aanleiding van dit gesprek/vragenlijst nog meer kansen voor gezondheid in het kader van uw project? Zo ja, welke? 18
Ja, namelijk ……………………………………………………………………………………………………….…………………………… o Nee Vraag 18; Zijn er dingen die u naar aanleiding van deze vragenlijst gaat aanpassen in uw project? Vraag 19; Heeft deze vragenlijst ervoor gezorgd dat u meer inzicht heeft gekregen in het begrip gezondheid en wat het voor u kan betekenen? o Ja, want…………………………………………………………………………………………………………………….. o Nee, want…………………………………………………………………………………………………………………. Vraag 20; Heeft u nog op‐ en/of aanmerkingen voor de vragenlijst? o
19
Bijlage 5: Evaluatie vragenlijst Het Groene Woud Deze vragenlijst is afkomstig uit het rapport ‘Streekontwikkeling en gezondheid: Casus Het Groene Woud’, uitgevoerd door Cloïn, van Rijsingen en van der Steen in 2013. Deze evaluatielijst is een vervolg op de vragenlijst ‘Streekontwikkeling en gezondheid’ die u bij de oriëntatiefase van uw project naar alle waarschijnlijkheid heeft ingevuld. Het doel van deze vragenlijst is om te kijken of het bewustzijn omtrent gezondheid vergroot is, en of en hoe u met gezondheid aan de slag bent gegaan. Hieronder volgt een introductie over de onderdelen van een gezonde leefomgeving en op welke manier er aan een gezonde leefomgeving gewerkt kan worden. Naar een gezonde leefomgeving Gezondheid is belangrijk. Daar is iedereen het mee eens. De menselijke gezondheid is van veel dingen afhankelijk; goede zorg, medicijnen, leefstijl en…….. je omgeving! De omgeving waarin je woont, heeft namelijk invloed op je gezondheid. Hierbij gaat het niet alleen om de omgeving die zichtbaar is, maar juist ook om de sociale elementen. Het Butterfly model is een wetenschappelijk model dat weergeeft welke elementen uit de omgeving allemaal van invloed zijn op de gezondheid van de mens. Het Butterfly model heeft twee vleugels. De ene vleugel is de biofysieke vleugel waaronder de elementen; water, bodem, voedsel, esthetiek en natuur & biodiversiteit vallen. De socio‐economische vleugel bestaat uit sociaal netwerk, economische situatie, persoonlijke empowerment, ontwikkeling van jonge kinderen en deelname aan de maatschappij. Zie het figuur hieronder. Figuur 4 ‐ Butterfly model van gezondheid (van Leeuwen, 1999) Het effect dat de omgeving op de menselijke gezondheid heeft is moeilijk te meten, omdat het, in tegenstelling tot veel medicijnen, preventief werkt. Wel is in vele onderzoeken aangetoond dat een gezonde leefomgeving van belang is voor de mensen die er wonen. Vandaar dat de provincie Noord‐ Brabant ernaar streeft om in de projecten die zij ondersteund of uitvoert het thema gezondheid mee te nemen. Graag wil zij tijdens dit evaluatiemoment van u weten of u het thema gezondheid ook daadwerkelijk in relatie tot uw project heeft gebracht en op welke manier dit tot stand is gekomen.
20
Om dit in kaart te brengen zijn er enkele vragen opgesteld, die hier meer duidelijkheid over kunnen geven. Algemene vragen Vraag 1a; Wat is de naam van uw project? Vraag 1b. Wat is uw naam en functie betreffend het project? Vraag 2. In welke fase zit uw project? o Uitvoering o Afronding Vraag 3. Is het thema gezondheid na het invullen van de eerste vragenlijst meer meegenomen binnen het project dan aanvankelijk het plan was? o Ja, want…………………………………………………………………………………………………. o Nee Vraag 4. Wanneer u in de toekomst een nieuw project zou starten, zou u dan het thema gezondheid vanaf het begin meenemen? o Ja, want ………………………. o Nee, want …………………… Vraag 5. Bent u na het invullen van de eerste vragenlijst en het daarop volgende gesprek meer bewust geworden van thema gezondheid? o Ja, want ………………………….. o Nee Vraag 6. Met welke nieuwe partners werkt u samen/ heeft u samengewerkt tijdens uw project? Dat wil zeggen, degene die u bij de oriëntatiefase van het project nog niet betrokken had. Antwoordmogelijkheden; (meerdere antwoorden mogelijk) o Buurtorganisatie, nl. ………………………………….. o Streekorganisatie, nl. …………………………………. o Natuurorganisatie, nl. ……………………………… o Zorgorganisatie, nl. ………………………….. o Recreatieorganisatie, nl. …………………………… o Landbouworganisatie, nl. …………………….. o Bedrijfsleven, nl. ………………… o Overheid, nl. …………………………………. o Lokale organisatie, nl. …………………………… o Overig, nl. ……………………............. o Er zijn verder geen nieuwe partners betrokken bij het project. Vraag 7a. Denkt u tijdens het ontwikkelen van een project nu meer na over het thema gezondheid? o Nee (ga verder naar vraag 8) Ja (ga verder naar vraag 7b) 21
Vraag 7b. Aan welke elementen van het Butterfly model denkt u extra wanneer u aan het thema gezondheid denkt? (meerdere antwoorden mogelijk) o Water o Natuur & Biodiversiteit o Voedsel o Landschap (esthetische kwaliteit) o Lucht o Bodem o Persoonlijk empowerment o Ontwikkeling van jonge kinderen o Deelname aan de maatschappij o Sociaal netwerk o Werkgelegenheid & Economische situatie Hierna volgen vragen die specifiek gericht zijn op de elementen van het Butterfly model. Vraag 8; Water Water heeft op verschillende manieren een relatie met gezondheid. Als eerste waterkwantiteit, dit houdt bijvoorbeeld in dat water niet meteen wegstroomt, maar vastgehouden moet worden, zodat er in de zomer geen droogte heerst. Waterkwaliteit is ook een belangrijk thema. Zo moet zwemwater veilig zijn om in te zwemmen en is de samenstelling van het water van belang voor het leven in het water – en dus indirect belangrijk voor de mens. Het laatste punt is het zichtbaar maken van water. Het is ook van belang dat het er mooi uitziet, wat ten goede komt aan het landschap, waardoor mensen graag naar buiten gaan. Heeft het element water in het project daadwerkelijk bijgedragen aan een verbetering van de menselijke gezondheid? (één antwoord mogelijk) o Ja o Nee Vraag 9; Natuur & Biodiversiteit Veel mensen vinden het prettig om in een omgeving met veel natuur te wonen. Uit onderzoeken komt naar voren dat natuur een positief effect heeft op de menselijke gezondheid, waarbij toegankelijkheid en nabijheid van groen belangrijk zijn. Mensen gaan hierdoor vaak meer bewegen en daarnaast is het ook goed voor de geest, omdat een mens eerder tot rust komt in een groene omgeving. Naast deze directe gevolgen voor de mens, zijn natuur en biodiversiteit van belang voor de balans van de omgeving. Wat indirect relevant is voor de grondstoffen en ruimte die we gebruiken. Heeft het element natuur&biodiversiteit in het project daadwerkelijk bijgedragen aan een verbetering van de menselijke gezondheid? (één antwoord mogelijk) o Ja o Nee
22
Vraag 10; Voedsel Voedsel heeft een belangrijke invloed op de menselijke gezondheid. Belangrijk is dat een mens voldoende voedingsstoffen binnen krijgt om bijvoorbeeld van te groeien en weerstand tegen ziekten op te bouwen. Tegenwoordig is het ook van belang dat je niet te veel eet. Voor de lange termijn moet er ook voor gezorgd worden dat voedsel niet alleen maar uit het buitenland gehaald wordt, maar dat er op meer lokale schaal, met lokale samenwerkingen, geproduceerd wordt. Heeft het element voedsel in het project daadwerkelijk bijgedragen aan een verbetering van de menselijke gezondheid? (één antwoord mogelijk) o Ja o Nee Vraag 11; Landschap Met het thema landschap wordt de esthetische kwaliteit van de omgeving bedoeld, ofwel een mooie of aantrekkelijke omgeving. Een mooie omgeving heeft een positieve invloed op het welbevinden van de mens. Esthetische kwaliteit heeft te maken met een mooie inspirerende omgeving. Landschap heeft vooral invloed op de mentale en spirituele gezondheid van de mens. Heeft het element landschap in het project daadwerkelijk bijgedragen aan een verbetering van de menselijke gezondheid? (één antwoord mogelijk) o Ja o Nee Vraag 12; Lucht Een schone lucht draagt bij aan de menselijke gezondheid. Als er een hoge concentratie van stoffen als zwaveldioxide, fijn stof, stikstofdioxide, lood, benzeen en koolmonoxide in de lucht zit, kan dit negatieve effecten hebben. Deze vervuiling kan beperkt worden door de uitstoot te verminderen of door bijvoorbeeld de afstand tussen grote wegen en bevolkingskernen niet te klein te maken. Heeft het element lucht in het project daadwerkelijk bijgedragen aan een verbetering van de menselijke gezondheid? (één antwoord mogelijk) o Ja o Nee Vraag 13; Bodem Bodem is een belangrijk facet van de fysieke leefomgeving. Een gezonde bodem bevat geen verontreinigingen, zoals zware metalen, heeft een veelzijdig bodemleven en een goede structuur. De kwaliteit van onder andere bodem heeft invloed op flora en fauna, oftewel biodiversiteit, en omgekeerd hebben flora en fauna invloed op de kwaliteit van onder andere bodem. De biodiversiteit in Nederland is vaak direct afhankelijk van water of van de bodem. Het bodem‐ en watersysteem is sterk afhankelijk van elkaar. Een gezonde bodem is een goede basis voor veel andere elementen. Heeft het element bodem in het project daadwerkelijk bijgedragen aan een verbetering van de menselijke gezondheid? (één antwoord mogelijk) o Ja o Nee
23
Vraag 14; Persoonlijk empowerment Persoonlijke empowerment is het gevoel dat iemand controle heeft over het eigen leven en dus eigen keuzes kan maken. Als iemand het gevoel heeft weinig controle over het eigen leven te hebben, heeft dit een negatieve uitstraling op de gezondheid. Het draait erom dat je zelf actie kunt ondernemen bijvoorbeeld ten goede van je gezondheid. Bereikbaarheid en toegankelijkheid van instanties hoort hierbij, maar ook voorlichting en training over dit onderwerp. Heeft het element persoonlijk empowerment in het project daadwerkelijk bijgedragen aan een verbetering van de menselijke gezondheid? (één antwoord mogelijk) o Ja o Nee Vraag 15; Ontwikkeling van jonge kinderen Een belangrijk aspect van de sociale omgeving voor de gezondheid is de ontwikkeling van jonge kinderen. Voor jonge kinderen is het belangrijk dat ze zich in een veilige omgeving verder kunnen ontwikkelen. Ook natuur kan een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van kinderen, door ze hiermee in contact te brengen. Gebleken is dat vertrouwde, natuurlijke plekken dicht bij huis mogelijkheden bieden voor vrije ontdekkingen en motoriekontwikkeling. Heeft het element ontwikkeling van jonge kinderen in het project daadwerkelijk bijgedragen aan een verbetering van de menselijke gezondheid? (één antwoord mogelijk) o Ja o Nee Vraag 16; Deelname aan de maatschappij De mate waarin een persoon in verbinding staat met de maatschappij heeft grote invloed op de gezondheid. Deelname aan de maatschappij geeft een persoon het gevoel bij te dragen en bovendien leidt dit tot meer sociale contacten. Meedoen en deelnemen aan de samenleving is niet voor iedereen vanzelfsprekend. Belangrijk is dat toegankelijkheid van gebied/ de streek gestimuleerd wordt en het aantal sociale contacten onder de doelgroep van een project. Heeft het element deelname aan de maatschappij in het project daadwerkelijk bijgedragen aan een verbetering van de menselijke gezondheid? (één antwoord mogelijk) o Ja o Nee Vraag 17; Sociaal netwerk Een andere belangrijke functie van de sociale omgeving voor de gezondheid is het sociale netwerk van een persoon. De kwaliteit van het sociale netwerk heeft grote invloed op de wijze waarop een persoon kan omgaan met schokkende levensgebeurtenissen. Mensen met veel sociale contacten voelen zich gezonder, hebben een kleinere kans op het krijgen van hart‐ en vaatziekten en leven langer. Mensen met meer groen in de omgeving voelen zich gezonder en minder eenzaam. Heeft het element sociaal netwerk in het project daadwerkelijk bijgedragen aan een verbetering van de menselijke gezondheid? (één antwoord mogelijk) o Ja o Nee
24
Vraag 18; Werkgelegenheid & economische situatie Onder de economische ontwikkeling wordt de werkgelegenheid, recreatie en toerisme en economische situatie verstaan en is van groot belang voor een gebied, maar ook voor individuen. Bij een goede werkgelegenheid staan meer mensen in verbinding met de maatschappij, wat bijdraagt aan je geestelijke gezondheid. Daarnaast is de persoonlijke economische situatie van mensen erg belangrijk voor hoe mensen zich voelen; het kan zorgen wegnemen. Een gezonde variërende lokale economie is hierbij erg van belang voor de leefbaarheid van een gebied en dus indirect voor gezondheid. Heeft het element werkgelegenheid & economie in het project daadwerkelijk bijgedragen aan een verbetering van de menselijke gezondheid? (één antwoord mogelijk) o Ja o Nee Vraag 19. Bent u naar aanleiding van het vorige gesprek en het invullen van de vragenlijst ander gedrag gaan vertonen omtrent het thema gezondheid? o Ja, namelijk…………………………………………………………………………………………………….. o Nee Vraag 20. Heeft u voldoende handvaten (netwerk, kennis, voorbeelden) ontvangen van uw alliantiemakelaar/ gezondheidsmakelaar om het thema gezondheid een extra impuls te geven in het project? o Ja (ga verder naar vraag 20a) o Nee (ga verder naar vraag 21) Vraag 20a. Op welke manier heeft u deze handvaten van uw alliantiemakelaar/ gezondheidsmakelaar gekregen en hoe hebben die u geholpen? Vraag 21. Is er tijdens de uitvoering van het project iets veranderd met betrekking tot het thema gezondheid? o Nee o Ja, namelijk…………………………………………………………………………………………………………. Vraag 22. Met de kennis die u nu heeft, wat zou er nog beter kunnen in uw project betreffende gezondheid? Vraag 23. Heeft u het doel bereikt wat u vooraf voor het project had opgesteld? o Ja o Nee Vraag 24. Heeft u nog op‐ en/of aanmerkingen voor deze vragenlijst? 25
Bijlage 6: Checklist PAC 1. Samenvatting aanvraag 1.1.
Naam project
1.2.
Korte omschrijving project
1.3.
Doel
1.4.
Financiën
1.5.
Opmerkingen
2. Inhoudelijke criteria score Eventuele toelichting 2.1. Hoe innovatief of experimenteel is het project (5 pnt. per onderdeel, één van vijf moet scoren) o nieuwe samenwerkingsverbanden tot gevolg heeft of stimuleert en/of; o nieuwe producten/resultaten oplevert (product/resultaat) en/of; o wordt gekenmerkt door een innovatieve aanpak (proces) en/of; o nieuwe doelgroepen benadert (doelgroep) en/of; o nieuw is in ons gebied. (max 25 punten) 2.2. Projecten dragen bij aan het ‘regionaal systeem’ van Het Groene Woud, door dit systeem te versterken of ontbrekende elementen in te vullen. Dit betekent dat het project invulling geeft aan behoeften van het gebied. Daarmee overstijgt het project het directe projectbelang en 26
heeft het een functie voor de gehele streek. (10 punten) 2.3. Projecten moeten positief worden beoordeeld op basis van de bij de projectbeschrijving behorende duurzaamheidstoets. Zie opm. 1 (10 punten) 2.4. Geen bijdrage zal worden verstrekt aan éénmalige activiteiten, oftewel activiteiten die naar verwachting geen structureel karakter hebben of structurele effecten genereren, tenzij de activiteiten een aanjaagfunctie vervullen (10 punten) 2.5. Projecten moeten bottom-up tot stand komen. Projecten moeten in voldoende mate worden gedragen door lokale actoren (10 punten) 2.6. Het project past inhoudelijk binnen de visie en uitvoeringsstrategie met bijbehorende inhoudelijke thema’s van Het Groene Woud en het programma van de regeling op basis waarvan een bijdrage wordt gevraag. Naast samenwerkingsprojecten gaat het in het bijzonder om de thema´s: o Branding o Verbrede landbouw o streekgebonden, kleinschalige economie o Toerisme en recreatie o Biodiversiteit o Natuur en Landschap o Cultuurhistorie (10 punten) 2.7. Het project levert een bijdrage aan de economische ontwikkeling van het gebied (10 punten) 2.8. Extra punten (5 pnt. per onderdeel) Een bovenregionaal of transnationaal belang heeft (externe spinn-off); Een spin-off effect hebben. Niet alleen een voorbeeldfunctie, maar ook de start vormen voor
27
veranderingen; kwetsbare groepen activeren in het sociale en economische leven; leiden tot een hogere arbeidsparticipatie van kwetsbare groepen; (max. 20 punten) 2.9. Expliciete bijdrage aan de versterking van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud (15 punten) Totaal: Max. 9/120
3. Technische criteria (voorwaarde)
voldoet
voldoet niet
voldoet
voldoet niet
3.1. Bevat minimaal projecttitel, initiatiefnemer, doel, thema, activiteiten, resultaat, partners, planologische aspecten, planning, begroting, financiering en andere subsidieregelingen. 3.2. Projectvoorstel leidt tot daadwerkelijke uitvoering en niet alleen tot een onderzoeksrapport of studie 3.3. Project heeft een maximale looptijd 3.4. Project draagt bij aan vigerend beleid (b.v. bestemmingsplan) of sluit aan bij geldende rechten (b.v. eigendom); is hiermee dus niet in strijd. Eventuele toelichting:
4. Financiële criteria (voorwaarde) 4.1. Bijdragen uit reguliere budgetten zijn niet van toepassing (bv. Programma Beheer of landschapsbijdragen) 4.2. Er is geen sprake van subsidie in structurele kosten 4.3 Er is sprake van een eigen bijdrage (evt. in de vorm van uren) 4.4. Bijdragen van derden bestaan uit sponsering of andere subsidies 4.5. Het project is nog niet gestart 4.6. Het project heeft aandacht voor monitoring Voor Stichting Streekrekening:
28
4.7. Alle andere mogelijke financiële bronnen zijn benut 4.8. Projectindiener heeft een Rabo Streekrekening (voorheen Isis rekening) Eventuele toelichting:
Pre-advies PAC
Opmerking 1 bij 2.4. In de bij de projectbeschrijving behorende duurzaamheidstoets moet de initiatiefnemer zelf de duurzaamheid van het project beschrijven. Deze wordt beoordeeld.
29
Bijlage 7: Aanvraagformulier stimulering projectinitiatieven in Het Groene Woud Via dit aanvraagformulier wordt een bijdrage gereserveerd, pas na een positieve beoordeling van het product (uitvoeringsgereed projectplan) wordt de bijdrage van maximaal € 5.000,‐ uitbetaald. 1
Projectnaam
2
Gegevens Initiatiefnemer
Initiatiefnemer
Contactpersoon
Adres/Woonplaats
Telefoon
@mail
3
Doel projectidee
4
Omschrijving projectidee
5
Hoe wordt bijgedragen aan de streekdoelen van Het Groene Woud
6
Waarom betreft het een bovenlokaal/regionaal project
7
Locatie/projectgebied waar het project wordt uitgevoerd
8
Doelgroepen van het project
9
Regionale partners waarmee in het project wordt samengewerkt (minimaal 3)
10 Welke van de partners heeft een streekrekeningnummer en wat is het IBAN‐rekeningnummer
30
11 Voorbereidingsperiode van idee naar uitvoeringsgereed projectvoorstel
Planning start
Planning oplevering
12 Geraamde kosten (gespecificeerde begroting excl en incl btw bijvoegen, bv offerte)
13 Gevraagde bijdrage (50% met max € 5.000,‐)
14 Eigen bijdrage
Eigen geld
Vrijwilligersuren
Eigen personeel
(à € 20,‐ per uur)
(à € 30,‐ per uur)
Anders in natura
15 Activiteiten/hulp waarvoor de gevraagde bijdrage wordt ingezet
16 Opmerkingen
Toelichting Stimulering projectinitiatieven in Het Groene Woud Om de uitvoering c.q. de projectenstroom te stimuleren, wordt voorgesteld partners in de streek op te roepen met nieuwe projectideeën te komen, die met hulp van het Streekhuis worden ontwikkeld tot uitvoeringsprojecten. Ter stimulering draagt het Streekhuis maximaal € 5.000,‐ bij aan de ontwikkeling van het idee tot projectplan. Voorwaarden: -
Het idee draagt bij aan de streekdoelen (visie, uvp). Het betreft een regionaal/bovenlokaal idee, dat met de bijdrage van het Streekhuis wordt uitgewerkt tot een uitvoeringsgereed projectplan; de bijdrage is in eerste instantie niet bedoeld voor de uitvoering van het project Er is sprake van minimaal 3 samenwerkende partijen, waarvan er zeker 1 een streekrekening heeft De initiatiefnemer levert zelf ook een aantoonbare bijdrage (in geld, uren en/of natura) Aanvragen kunnen worden ingediend bij het Streekhuis De bijdrage wordt achteraf betaald als het product (uitvoeringsgereed projectplan) er is. De projectadviescommissie (PAC) beoordeelt het product.
31
Uitwerking voorwaarden Regionaal -
Regionaal werkende partijen of 3 verspreid liggende lokale partijen, die regionaal samenwerken en waarbij de doelstelling bovenlokaal is. De wil tot samenwerking wordt in het projectplan schriftelijk aangetoond. - Bij uitzondering een lokaal project met regionaal effect/uitstraling (mijn locatie doet wat voor de regio, niet de regio komt naar mijn locatie). In dat geval moet het organiseren van dat regionale effect een onlosmakelijk deelproduct van het projectplan zijn. - Zowel het idee als het uitvoeringsgerede projectplan zijn regionaal. Uitvoeringsgereed -
Het projectplan bevat de uitwerking van doelen, activiteiten (afrekenbare producten), deelnemende en betrokken partijen, sluitende begroting en financiering. - Er moet zicht zijn op uitvoering, met of zonder subsidie. Eigen bijdrage -
De eigen bijdrage (en/of bijdragen van derden) is minimaal 50%, oftewel het Streekhuis verdubbelt de eigen inzet tot maximaal € 5.000,‐. Inzet van vrijwilligersuren als eigen bijdrage is mogelijk à € 20,‐ per uur, de inzet van eigen personeel à € 30,‐ per uur. Deze bijdragen worden dus niet uitbetaald. Een eigen bijdrage in natura is mogelijk, deze uitdrukken/waarderen in euro’s.
32
Bijlage 8: Intakeformulier Streekhuis Het Groene Woud 1
Projectnaam
2a Gegevens projectorganisatie
Initiatiefnemer
Contactpersoon
Adres/Woonplaats
Telefoon
@mail
2b Contactpersoon binnen Streekhuis
Adres
Telefoon
@mail
3
Doel project
4
Activiteiten
5
Exacte locatie/projectgebied waar het project wordt uitgevoerd
6
Beoogd resultaat van het project
7
Partners waarmee in het project wordt samengewerkt
8
Planologische aspecten
9
Uitvoeringsperiode
Planning start project
Planning afronding project
10 Geraamde kosten
Financiering door Instantie + bedrag
Bijdrage
33
aangevraagd/toegezegd
Evt. rekeningnummer Rabo Streekrekening
Eigen bijdrage
11 Opmerkingen
Toelichting intakeformulier Doel van dit formulier is om de medewerkers van Streekhuis Het Groene Woud een eerste indruk te geven van het projectidee. U krijgt dan aanbevelingen en tips. Daarna volgt eventueel een uitgebreidere projectbeschrijving gebaseerd op de desbetreffende regeling. 01. Projectnaam Titel van het project. Het is handig als de titel helder en consequent is voor latere briefwisseling. 02. Gegevens projectorganisatie 2a .Naam (+ organisatie), adres, postcode, woonplaats, telefoonnummer(s) en mailadres van de waarschijnlijke initiatiefnemer én contactpersoon, verantwoordelijk voor het project en de latere uitvoering van het project. 2b. Naam, telefoonnummer en mailadres van de contactpersoon binnen het Streekhuis, indien bekend. 03. Doel project Doel(en) van het project, eventueel subdoelen. Zo concreet mogelijk aangeven wat met het project zal worden bereikt (indien mogelijk kwantificeren). 04. Activiteiten De globaal te ondernemen activiteiten en stappen/fasen in het project 05. Locatie/projectgebied waar het project wordt uitgevoerd Op welk gebied heeft het project betrekking, is het gebiedsdekkend of betreft het een specifieke locatie of een deelgebied. De topografische ligging van het gebied. 06. Beoogd resultaat van het project Wat is er gerealiseerd als het project klaar is (wat krijgt de streek voor haar geld). 07. Partners waarmee in het project wordt samengewerkt Met welke partners wordt in het project naar verwachting samengewerkt, wie trekt de kar, wie doet mee en wie begeleidt. Wordt er samen met anderen een samenwerkingsverband of arrangement gevormd. Is er sprake van een organisatievorm (bijvoorbeeld een stichting). 34
08. Planologische aspecten Indien van toepassing dient duidelijkheid gegeven te worden of het project past in het bestemmingsplan (is er een bouwvergunning afgegeven, danwel aangevraagd), maar ook informatie m.b.t. eventueel noodzakelijke vergunningen (ontgrondingen, water, natuurbeschermingswet etc.). 09. Uitvoeringsperiode Eerste indicatie wanneer het project start en wanneer het wordt beëindigd. 10. Geraamde kosten en financiering (indicatief) Eerste ruwe inschatting van de totale kosten van het project (incl. BTW), indien mogelijk per onderdeel (maar niet noodzakelijk). Bij wie wordt om financiering gevraagd en geef aan of de bijdrage aangevraagd is of al is toegezegd. Wat is de eigen bijdrage (kan ook inbreng in eigen tijd zijn.) 11. Opmerkingen Eventuele aanvullende opmerkingen die nog van belang kunnen zijn. Ook heeft u hier gelegenheid om vragen te stellen aan het Streekhuis.
35
Bijlage 9: Literatuuronderzoek ‘Gezondheid in de hulpvraag aan het Streekhuis’ Om gezondheid in de hulpvraag aan het Streekhuis te krijgen, is kennis over gedragsverandering en ‐beïnvloeding nodig. In deze bijlage wordt allereerst de keuze voor de voorlichtingsmatrix ten opzichte van het GVO model gebruikt in 2013 besproken. Vervolgens worden twee persuasieve voorlichtingsmodellen behandelt. Het eerste model –de voorlichtingsmatrix van McGuire ‐ geeft de fasen van gedragsverandering weer en hoe de variabelen van de boodschap hierop van invloed zijn. Het tweede model – het Elaboration Likelihood Model ‐ geeft weer hoe de verwerking van de boodschap door de ontvanger kan leiden tot een attitudeverandering. Vervolgens worden de, in het eerste model besproken, vier variabelen van de boodschap uiteengezet. Factoren die de betrouwbaarheid van een bron bepalen worden besproken, er wordt uitgelegd hoe een boodschap ingevuld kan worden om de ontvanger te beïnvloeden en de eigenschappen van de verschillende mogelijke kanalen en de ontvanger worden op een rijtje gezet. Bij enkele van deze factoren wordt achtergrondinformatie betreffende Het Groene Woud gegeven. Deze informatie wordt vervolgens in hoofdstuk 12 van het rapport gebruikt om keuzes in de communicatie naar de initiatiefnemer te onderbouwen.
9.1 Voorlichtingsmatrix Om tot duurzame gedragsverandering te komen, moet deze per stap bekeken worden. Het is dus belangrijk om inzicht te verkrijgen in deze stappen. In 2013 werd een model gekozen om de methodiek te onderbouwen: het GVO model. Het model bestaat uit zes stappen, de methodiek ontwikkeld voor Het Groene Woud heeft als doel de eerste drie stappen van het hieronder weergegeven model (tabel 1) te voltooien. Dan is er namelijk bewustwording bereikt. Stap in het proces Openstaan Begrijpen Willen/motivatie
Onderdelen van de stap ‐ ‐ ‐
‐ Kunnen
‐ ‐
Doen Blijven doen
‐ ‐ ‐
Er is aandacht voor het onderwerp gezondheid, het sluit aan bij behoeftes binnen het streekhuis en van initiatiefnemers. Ik begrijp wat het begrip gezondheid inhoud. De voordelen van het integreren van gezondheid in projecten en besluitvorming zijn duidelijk, evenals de nadelen wanneer dit niet gebeurt. Ik heb een intrinsieke motivatie om gezondheid te integreren in projecten en besluitvorming. De benodigde vaardigheden om gezondheid in projecten en besluitvorming te integreren zijn (naar mijn idee) aanwezig. Er is een concrete planning/taakverdeling wie welke stappen onderneemt om gezondheid in projecten te integreren. Gezondheid is geïntegreerd in projecten en besluitvorming. Er zijn vervolgafspraken gemaakt nadat gezondheid is geïntegreerd in projecten en besluitvorming. Bewoners van het Streekhuis benadrukken tegenover elkaar wat er goed gaat tijdens het integreren van gezondheid in projecten en besluitvorming.
Tabel 1 ‐ Stappen in het GVO Model (Vilans, 2007)
36
Zodra de eerste drie stappen ‘openstaan, begrijpen en willen’ voltooid zijn, is er volgens het model ruimte om tot een daadwerkelijke gedragsverandering te komen. Zoals hierboven uitgelegd richt het GVO‐model zich erop individuen te stimuleren zich gezonder te gedragen, om zo gezondheidsproblemen te voorkomen of te behandelen. Omdat in dit project niet zozeer het creëren van gezond gedrag, maar het creëren van een intrinsieke motivatie om het onderwerp gezondheid op te pakken een doel is, is de voorlichtingsmatrix van McGuire (tabel 2) een beter middel om de gedragsverandering weer te geven. Deze matrix geeft weer welke zaken er belangrijk zijn bij het plannen en uitvoeren van voorlichting en hoe deze zaken ervoor kunnen zorgen dat een boodschap zo overtuigend mogelijk is. Dit geeft een duidelijker beeld van de concrete invulling van de communicatie. Daarbij is de mening van anderen ook erg belangrijk om te inspireren en overtuigen.
Effect
Bron
Bericht
Kanaal
Ontvanger
Aandacht Begrip Attitudeverandering Intentieverandering Gedragsverandering Gedragsbehoud Tabel 2 ‐ Voorlichtingsmatrix (McGuire, 1985)
In plaats van de fases willen en kunnen, heeft de voorlichtingsmatrix de fases attitudeverandering en intentieverandering. De fase attitudeverandering draait om de eigen mening over het nieuwe gedrag, in dit geval het belang van het thema gezondheid in projecten. In deze fase is het belangrijk dat de voor‐ en nadelen van het nieuwe gedrag bekend zijn zodat de nieuwe houding tegenover gezondheid ondersteund wordt door goede argumenten. De fase intentieverandering gaat over de mening van anderen, zodra deze het belang van gezondheid bevestigen, kan er gedragsverandering plaatsvinden. Bewustwording is in deze matrix bereikt als de fases aandacht en begrip doorlopen zijn.
9.2 Voorlichtingsmatrix van McGuire Eerder – in paragraaf 5.4 van het rapport ‐ is het GVO model besproken. Dit model heeft als doel gezondheidsproblemen te voorkomen door mensen te ondersteunen bij het creëren van gezond gedrag. Dit model is gebaseerd op de voorlichtingsmatrix van McGuire (1985), waarin de zes fases van gedragsverandering beschreven worden. Omdat in dit project niet zozeer het creëren van gezond gedrag, maar het creëren van een intrinsieke motivatie om het onderwerp gezondheid op te pakken een doel is, wordt hier verder ingegaan op de voorlichtingsmatrix van McGuire. Dit model geeft weer welke zaken er belangrijk zijn bij het plannen en uitvoeren van voorlichting en hoe deze zaken ervoor kunnen zorgen dat een boodschap zo overtuigend mogelijk is. In het GVO model zijn enkel de zes fasen van gedragsverandering weergegeven, in de voorlichtingsmatrix is er een toevoeging van de vier voorlichtingsvariabelen die deze fasen beïnvloeden. Deze vier variabelen zijn in tabel 2 horizontaal weergegeven. In ieder vak van de tabel kunnen aandachtspunten ingevuld worden die bijdragen aan een overtuigende boodschap. De bron is degene die de boodschap verstuurt. De overtuigingskracht van de bron neemt toe naarmate deze voldoet aan drie eisen, deze worden nader besproken in paragraaf xxx van deze bijlage. 37
De vorm en inhoud van het bericht zijn ook van grote invloed op de overtuigingskracht van de boodschap. De inhoud van de boodschap is sterk wanneer deze bestaat uit goede argumenten en duidelijke conclusies. Wanneer de boodschap helder, licht humoristisch en op de juiste snelheid is wordt deze als overtuigender ervaren. Meer hierover is te vinden in paragraaf 9.6. De voorlichtingsvariabele kanaal gaat over de wijze waarop de boodschap naar de ontvanger verzonden wordt. De keuze voor een kanaal is onder andere afhankelijk van budget, doelgroep en het gewenste effect. Meer hierover in paragraaf 9.7. De laatste voorlichtingsvariabele die de overtuigingskracht van de boodschap kan beïnvloeden is de ontvanger. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om demografische kenmerken, maar ook de betrokkenheid bij het onderwerp. Zoals verder besproken in paragraaf 9.3 is de betrokkenheid van de ontvanger bij het onderwerp van de boodschap een belangrijke factor in de motivatie tot verwerking ervan. De verschillende fasen in dit model zijn vrijwel gelijk aan de fasen in het GVO model en zij in paragraaf 5.4 van het rapport al kort besproken. Er zijn echter enkele verschillen en de voorlichtingsmatrix is iets uitgebreider in toelichting van deze fasen. Daarom worden de gedragsveranderingsfasen in de voorlichtingsmatrix hier opnieuw toegelicht. De eerste fase is ‘aandacht’. In deze fase moet de boodschap de aandacht van de ontvanger trekken. Wanneer er aandacht voor de boodschap is, is het belangrijk dat de ontvanger de inhoud van de boodschap begrijpt. Dit is de fase ‘begrip’. Vervolgens is er de fase ‘attitudeverandering’. In deze fase is het doel dat de boodschap de ontvanger in staat stelt om de voor‐ en nadelen af te wegen en hierop gebaseerd een oordeel te vormen over de boodschap. Dit oordeel kan leiden tot de gewenste attitudeverandering. Meer over de factoren die van invloed zijn op deze afweging zijn te vinden in paragraaf 9.3 over het Elaboration Likelihood Model. Een verandering van attitude leid niet altijd direct tot een gedragsverandering. De subjectieve norm is ook een belangrijke determinant van gedrag en is van grote invloed op de intentie tot een bepaalde gedraging. Deze norm bestaat uit de sociale druk van belangrijke anderen uit de omgeving van de ontvanger (Ajzen, 1991). Pas wanneer de subjectieve norm de boodschap bevestigd, volgt er een intentieverandering. Dit leidt ertoe dat de ontvanger zich in wil spannen om gedragsverandering te bewerkstelligen. De belangrijkste fase in het model is de daadwerkelijke gedragsverandering. De boodschap is geaccepteerd door de ontvanger en het gedrag is op de boodschap aangepast. Om de gedragsverandering in stand te houden moet de ontvanger voorzien worden van informatie die de juistheid van de gedragsverandering benadrukt (Renes & Putte, 2011). Belangrijk bij dit model is dat het ‘voltooien’ van een fase niet per definitie inhoud dat men in de volgende fase beland en fases niet altijd per definitie chronologisch doorlopen worden (McGuire, 1985)
9.3 Elaboration likelihood model Het Elaboration Likelihood Model (ELM)van Petty en Caciopppo (1986) is gebaseerd op het principe dat het succes van de boodschap afhangt van de wijze van verwerking ervan. Het model onderscheid twee wijzen waarop mensen informatie kunnen verwerken; de centrale en perifere route. De centrale verwerking van de boodschap heeft de voorkeur, omdat er bij deze route een hoge mate 38
van elaboratie bestaat. Dit houd in dat de ontvanger een grote inhoudelijke aandacht voor de boodschap heeft, waardoor een attitudeverandering bereikt via deze route ingrijpender en beter bestand tegen tegenargumenten is. Wanneer informatie wordt verwerkt via de perifere route is er een lage mate van elaboratie en meer aandacht voor de vorm dan voor de inhoud van de boodschap. Het volledige model is weergegeven op figuur 5.
Figuur 5 ‐ Elaboration Likelihood Model (Petty & Cacioppo, 1986)
Of een boodschap via de centrale route verwerkt wordt, is afhankelijk van verschillende factoren, zoals te zien op figuur 5. Allereerst is de motivatie tot verwerking belangrijk, de boodschap moet de ontvanger aansporen tot nadenken. Deze motivatie is groter wanneer men persoonlijk betrokken is, de boodschap uit verschillende en uiteenlopende argumenten bestaat en wanneer deze gepresenteerd wordt door verschillende bronnen. Verder zijn ook persoonlijke kenmerken hier van belang, wanneer een persoon een natuurlijke behoefte heeft om ergens dieper over na te denken, zal deze boodschappen sneller via de centrale route verwerken dan een persoon die deze behoefte niet heeft. De volgende stap die bepaald of de boodschap via de centrale route verwerkt wordt is de mogelijkheid van de ontvanger tot verwerking van de boodschap. Dit wordt mede bepaald door de hoeveelheid voorkennis van de ontvanger, maar ook door de storende factoren in de omgeving. Ook een duidelijke en begrijpelijke inhoud van de boodschap draagt hier aan bij. Wanneer de boodschap centraal is verwerkt, wordt er een oordeel over de boodschap gevormd. Wanneer er óf geen motivatie tot verwerking óf geen mogelijkheid tot verwerking is, óf het oordeel over de boodschap is neutraal, maar er wel perifere triggers aanwezig zijn in de boodschap, wordt deze perifeer verwerkt. Perifere triggers kunnen bijvoorbeeld zijn het verbinden van een beloning 39
aan het vertonen van het in de boodschap gewenste gedrag of de boodschap door een ‘bekende’ bron te laten zenden. Deze bekende bron is vaak een tv‐persoonlijkheid (Röling, 1994). Bij deze verwerking is er veel aandacht voor de vorm en minder voor de inhoud van de boodschap. Een perifere verandering van de attitude is slechts oppervlakkig en gemakkelijk te beïnvloeden. Als er geen perifere triggers aanwezig zijn, blijft de initiële attitude van de ontvanger ten opzichte van de boodschap onveranderd. Wanneer het oordeel positief of negatief is, kan dit leiden tot een verandering van de cognitieve structuur. Dit is een aanpassing van de denkpatronen van de ontvanger. Wanneer deze verandering plaatsvind, volgt een positieve of negatieve verandering van de attitude. Niet op alle factoren is invloed uit te oefenen. Bijvoorbeeld lage neiging tot nadenken of weinig betrokkenheid. Deze personen die deze kenmerken hebben zijn te betrekken door een aantal perifere kenmerken aan de boodschap toe te voegen (Petty & Cacioppo, 1986).
9.5 Bron: overtuigingskracht van het Streekhuis Het Groene Woud Zoals in paragraaf 1 vermeld wordt de overtuigingskracht van een bron bepaald door drie factoren. Allereerst moet de bron geloofwaardig zijn. Dit is met name als men de bron als competent en oprecht wordt beschouwd. Ook wordt de betrouwbaarheid vergroot wanneer de ontvanger de indruk heeft dat de bron er geen voordeel bij heeft wanneer de boodschap wordt geaccepteerd. Verder kan ook de macht die de bron heeft bijdragen aan de acceptatie van de boodschap. Wanneer er een beloning of straf tegenover het wel of niet accepteren van de boodschap gesteld kan worden, zijn ontvangers sneller geneigd zich naar de wens van de zender schikken. Ten slotte draagt de aantrekkelijkheid van de bron bij aan de overtuigingskracht. Dit is met name belangrijk wanneer de boodschap niet sterk genoeg is (McGuire, 1985). Verschillende eigenschappen van de bron hebben invloed op de overtuigingskracht ervan, deze zijn allen besproken in paragraaf 6.3 van deze bijlage. De bron is in dit geval het Streekhuis van Het Groene Woud. Allereerst worden er in de voorlichtingsmatrix van McGuire drie factoren genoemd; geloofwaardigheid, macht en in hoeverre de bron baat heeft bij acceptatie van de boodschap. Allereerst is de beoordeling van de geloofwaardigheid van het Streekhuis grotendeels afhankelijk van eerdere ervaringen en deze kan hierdoor per initiatiefnemer verschillend zijn. Het Streekhuis kan hier zelf invloed op uitoefenen door beloftes waar mogelijk na te komen. Verder heeft, wanneer het thema gezondheid in de criteria van de PAC wordt opgenomen, het Streekhuis in zekere zin de macht om een beloning tegenover het accepteren van de boodschap te stellen. Dit draagt bij aan de macht die de bron uitstraalt, waardoor ontvangers sneller geneigd zijn zich naar de boodschap te schikken. Ten slotte heeft het Streekhuis zelf niet direct baat bij acceptatie van de boodschap, maar gezondheid is een belangrijk thema in Het Groene Woud en het beleid van de Provincie Noord‐ Brabant, waar Het Groene Woud onder valt. In principe heeft het Streekhuis voordeel bij acceptatie van de boodschap, omdat dit aansluit bij de doelen van de organisatie. Verder heeft geloofwaardigheid, qua kenmerken, veel raakvlakken met autoriteit. Wanneer personen autoritair zijn, zijn mensen op basis van de kenmerken van autoriteit geneigd te luisteren naar wat deze persoon zegt. De nog niet genoemde kenmerken van autoriteit kunnen ingezet worden om de indruk te wekken autoritair te zijn. Ook draagt de aantrekkelijkheid van de bron bij aan de overtuigingskracht. Dit is met name belangrijk wanneer de boodschap niet sterk genoeg is
40
(McGuire, 1985). Schijnbare autoriteit en aantrekkelijkheid worden in de praktijk veelal gebruikt om te misleiden en zouden daarom geen doel moeten zijn op het Streekhuis. Uit het literatuuronderzoek is ook gebleken dat de mens van nature een positievere houding heeft tegenover personen (bronnen) die zij sympathiek vinden. De medewerkers van het Streekhuis behoren in principe tot de bron van de boodschap. Zodra er contact is tussen de initiatiefnemer en een medewerker van het Streekhuis bevind de gedragsverandering zich in de ideale situatie in de laatste, zesde fase. Wanneer een initiatiefnemer de medewerkers dus als sympathiek beoordeeld (en deze de juistheid van het nieuwe gedrag benadrukt), kan dit bijdragen aan het gedragsbehoud. Fysieke aantrekkelijkheid en similariteit zijn factoren die de mate van sympathie mede beïnvloeden, maar het zou, zoals eerder gesteld, geen doel moeten zijn om deze aspecten op het Streekhuis na te streven. Wel is de vertrouwdheid bijvoorbeeld te beïnvloeden door foto’s van de medewerkers op de website te zetten en kunnen de medewerkers complimenten maken tegenover de initiatiefnemer wanneer deze gezondheid in zijn project heeft verwerkt. In sommige gevallen zullen er meerdere bronnen zijn, wanneer dit het geval is zullen de gewenste eigenschappen voor de desbetreffende bron in een bepaalde fase gegeven worden. Hier wordt vervolgens een passende bron bij gezocht.
9.6 Bericht: Zes basisprincipes van overtuiging Volgens R.B. Cialdini (2009), zijn er zes wetenschappelijk onderbouwde manieren om personen te overtuigen. Deze overtuigingswijzen worden veel ingezet door bijvoorbeeld reclamemakers en autodealers, maar zijn op subtielere wijze ook te gebruiken om initiatiefnemers te overtuigen van het belang van en de kansen bij het thema gezondheid. Deze overtuiging is nodig om het thema gezondheid in de hulpvraag aan het Streekhuis te krijgen. De zes basisprincipes zijn wederkerigheid, commitment en consistentie, sociale bewijskracht, sympathie, autoriteit en schaarsheid. In de hieronder volgende paragrafen worden de basisprincipes kort uitgewerkt en worden er voorbeelden gegeven.
9.6.1 Wederkerigheid Het eerste basisprincipe van beïnvloeding is wederkerigheid. Als iemand iets ontvangt, een cadeautje of een gunst, voelt hij of zij zich verplicht iets terug te doen. Dit is in de meeste gevallen een onbewust proces, doordat de sociale verplichting hiertoe normaal gevonden wordt. Zelfs wanneer het cadeau of de gunst iets is waar de ontvanger niets aan heeft, blijft het gevoel ontstaan dat er een ‘schuld’ is die ingelost moet worden (Cialdini, 2009). Uit onderzoek is gebleken dat zelfs wanneer men iets ontvangt van een totaal onbekende, hier iets tegenover staat. Een onderzoeker stuurde kerstkaarten naar onbekenden, waarop hij van bijna iedereen een kaart terug kreeg en zelfs van enkele personen jaarlijks een kaart kreeg (Kunz & Woolcott, 1976). Om ervoor te zorgen dat geschenken of gunsten het meeste impact hebben, moeten deze voldoen aan drie voorwaarden, ze moeten onverwacht, betekenisvol en persoonlijk zijn. Een goed voorbeeld van de invloed van het voldoen aan deze drie voorwaarden is een onderzoek uitgevoerd door Fisher, Rind, Strohmetz en Lynn in 2002 over het gebruik van pepermunt om de fooi in een restaurant te verhogen. Dit onderzoek ging uit van drie scenario’s; allereerst gaf de ober enkel een pepermuntje bij de rekening, een betekenisvol geschenkje omdat de meeste mensen na een restaurantbezoek graag een pepermuntje eten. In het tweede scenario gaf de ober twee pepermuntjes per persoon bij de rekening. Hierdoor wordt het geschenkje naast betekenisvol ook onverwacht, omdat men niet 41
verwacht twee pepermuntjes te krijgen. In het derde en laatste scenario gaf de ober eerst iedere gast één pepermuntje, om even later terug te komen met voor iedereen nóg een pepermuntje en de mededeling ‘dat zij zulke aardige mensen zijn’. In het eerste scenario was de fooi 3% hoger dan wanneer er geen pepermuntje werd aangeboden, in het tweede 14% en bij het laatste scenario steeg de fooi met gemiddeld 23 procent. In dit onderzoek wordt gesteld dat, wanneer een geschenk of gunst voldoet aan deze drie voorwaarden, de intrinsieke motivatie om het gedrag van de ‘gever’ te kopiëren bij de ‘ontvanger’ toeneemt. Dit onderzoek is uitgevoerd met pepermuntjes, dit geeft aan dat een geschenk niet duur of groot hoeft te zijn om invloed te hebben op het principe van wederkerigheid. 9.6.2 Commitment en consistentie Men bepaalt gedrag aan de hand van eerdere uitingen of gedragingen. De mens heeft namelijk de natuurlijke behoefte om consequent te zijn, er ontstaat een bepaalde commitment aan het eerdere gedrag. Zodra men een keuze maakt of een standpunt inneemt, ontstaat de behoefte zich te gedragen in overeenstemming hiermee. Dit commitment zorgt ervoor dat men gemakkelijker besluiten neemt. Het is immers niet nodig om voor ieder besluit nieuwe informatie te verwerken wanneer het besluit genomen wordt op basis van eerdere uitingen of gedragingen. Ook zorgt deze consistentie voor een goede indruk bij anderen (Cialdini, 2009). Inconsistentie wordt over het algemeen als een onaangename karaktertrek gezien (Asch, 1946) (Allgeier, Byrne, Brooks, & Revnes, 1977). Een onderzoek dat de werking van dit principe onderstreept, is in 1975 door Moriarty uitgevoerd. In dit experiment ging de onderzoeker naar het strand, waar hij vlak naast iemand (de proefpersoon) ging liggen, luisterende naar zijn radio. Na een tijdje stond hij op om te gaan zwemmen. In de periode dat hij aan het zwemmen was, kwam een andere onderzoeker (de ‘dief’) naderbij en deed een poging om de radio te stelen. In deze situatie deden slechts vier van de 20 proefpersonen een poging de dief tegen te houden. Wanneer de onderzoeker echter, voordat hij naar de zee liep om te gaan zwemmen, aan de proefpersoon vroeg of deze even op zijn spullen wilde letten, deden 19 van de 20 proefpersonen een poging om dezelfde dief tegen te houden (Moriarty, 1975). Dit onderzoek geeft weer dat men handelt naar een belofte. Een ander onderzoek wijst echter uit dat het – al dan niet bewust ‐ innemen van een standpunt over een bepaalde kwestie ook een effect heeft op het gedrag. In dit experiment ging een onderzoeker die zich voordeed als vrijwilliger in een wijk deur aan deur vragen of men een bumpersticker met de tekst ‘rijd voorzichtig’ op zijn auto wilde plakken. Bijna iedereen voldeed aan dit kleine verzoek. Enkele weken later kwam een andere onderzoeker bij dezelfde personen aan de deur met een ander, groter verzoek. Deze ‘vrijwilliger’ vroeg of de proefpersoon zijn of haar tuin beschikbaar wilde stellen voor het plaatsen van een groot bord met de boodschap ‘rijd voorzichtig’. Niet iedereen stemde in met het plaatsen van het enorme bord, (17% zei ja), maar ruim 76% van de proefpersonen gaf toestemming om gebruik te maken van de tuin voor het verkondigen van de boodschap op een subtielere wijze. Een verklaring hiervoor is dat men handelt in overeenstemming met de nieuw verworven attitude ten overstaande van de boodschap. Zodra zij toestemden de bumpersticker op de auto te plakken, werd er een bepaald commitment aan de boodschap gecreëerd en het zelfbeeld van de personen dus gemanipuleerd (Freedman & Fraser, 1966).
42
Een belofte of verplichting is pas van direct invloed op het zelfbeeld als deze actief, publiek, moeilijk uit te voeren en vrijwillig op zich genomen is. Wanneer een persoon een verplichting actief op zich neemt, bijvoorbeeld door het ondertekenen van een formulier, is de kans groter dat hij of zij deze verplichting daadwerkelijk uitvoert. Personen die een verplichting actief op zich nemen, schrijven deze beslissing in sterkere mate toe aan persoonlijke normen en waarden (Cioffi & Garner, 1989). Een publieke belofte is van invloed op het zelfbeeld omdat men de natuurlijke behoefte heeft een consistente indruk te maken. Zoals eerder beschreven wordt inconsistentie als een onaangename karaktertrek gezien. Hoe openlijker een belofte wordt gedaan of standpunt wordt ingenomen, hoe moeilijker het is om er niet aan te voldoen (Schlenker, Dlugolecki, & Doherty, 1994) (Tedeschi, Schlenker, & Bonoma, 1971). Hoe meer moeite een persoon moet doen om een verplichting aan te gaan, hoe sterker deze van invloed is op het zelfbeeld. Men hecht meer waarde aan zaken die veel inspanning hebben gekost om te bereiken (Gerard & Mathewson, 1966). De belangrijkste eigenschap waaraan een verplichting moet voldoen om invloed te hebben op het zelfbeeld, is dat deze vrijwillig aangegaan moet zijn. Onderzoek heeft namelijk vastgesteld dat, wanneer iemand denkt gedrag te hebben gekozen zonder dat krachtige druk van buitenaf hier een rol in heeft gespeeld, diegene hiervoor innerlijke verantwoordelijkheid aanvaard. Deze innerlijke verantwoordelijkheid zorgt ervoor dat men het gewenste gedrag consistent vertoont (Freedman J. , 1965).
9.6.3 Sociale bewijskracht Men bepaalt de juistheid van gedrag aan de hand van de mate waarin anderen dit gedrag vertonen (Cialdini, 2009) De invloed van de acties van personen om ons heen op eigen gedrag, wordt ook wel sociale bewijskracht genoemd. Zelfs hoe men pijn ervaart wordt beïnvloed door sociale bewijskracht. Een experiment waarin de proefpersoon elektrische schokken krijgt toegediend laat dit zien. Wanneer er een ander in dezelfde ruimte aanwezig is die deze elektrische schokken ondergaat alsof ze totaal geen pijn deden, ervaart de proefpersoon daadwerkelijk minder pijn dan wanneer deze tweede persoon niet aanwezig was. Dit bleek niet alleen uit metingen waarin de proefpersoon zelf de mate van pijn aangaf, maar ook uit lichamelijke metingen (Craig & Prkachin, 1978). Een belangrijk fenomeen hierbij is ‘pluralistische onwetendheid’. Dit begrip is uit te leggen aan de hand van een voorbeeld; wanneer een noodsituatie niet de indruk geeft een noodsituatie te zijn, weegt een individu zijn reactie op deze situatie af aan de houding van de personen om hem heen. Wanneer deze personen geen blijk van ongerustheid geven, komt het individu tot de conclusie dat er niets aan de hand is. Men wil niet afwijken van de sociale norm en laat zijn beslissing afhangen van de indruk die de groep geeft (Latané & Darley, 1986). Onzekere mensen gaan eerder af op wat anderen doen als indicatie van wat juist is. Onzekerheid kan ook ontstaan door onbekendheid met een situatie, of als de situatie onduidelijk is (Wooten & Reed , 1998). In onduidelijke gevallen treed vaak pluralistische onwetendheid op. Men is eerder geneigd het gedrag van personen die aan hen gelijkend zijn te kopiëren, dan het 43
gedrag van personen die anders lijken (Festinger, 1954) (Burn, 1991). Een onderzoek met een ogenschijnlijk ‘verloren’ portemonnee bewijst deze stelling. Op straat werd een portemonnee neergelegd, verpakt in een envelop met daarbij een brief. Uit deze brief bleek dat de portemonnee al eerder verloren was en dat de vinder voornemens was deze terug te sturen naar de eigenaar. De onderzoekers creëerden twee proefsituaties: de ene brief was in goed Engels (waardoor de vinder op de gemiddelde Amerikaan zou lijken), de tweede brief in gebrekkig Engels en de vinder schreef hierin dat hij pas uit het buitenland naar de VS was verhuist. In de tweede proefsituatie leek de vinder dus niet op de proefpersoon. In de eerste proefsituatie werden ruim 70% van de portemonnees teruggestuurd, terwijl dit percentage in de tweede proefsituatie slechts 33 was. Het principe van sociale bewijskracht is dus sterker wanneer men de anderen als gelijk aan hen ziet (Hornstein, Fisch, & Holmes, 1968).
9.6.4 Sympathie De mens heeft van nature een positievere houding tegenover personen die zij sympathiek vinden. Zij zullen ook sneller ‘ja’ zeggen tegen deze personen (Cialdini, 2009). Zoals eerder besproken kopiëren we sneller het gedrag van personen die op ons lijken, maar we vinden personen die op ons lijken ook sympathieker. Deze gelijkenissen kunnen onder andere op het gebied van persoonlijkheid, interesses of afkomst zijn (Burger, Messian, Patel, Del Prado, & Anderson, 2004). Ook wanneer er geen directe overeenkomsten zijn, is er gelijkheid te creëren door het kopiëren van lichaamshouding, stemming en woordkeuze van de ander (Chartrand & Bargh, 1999). Ook fysieke aantrekkelijkheid beïnvloed wie men sympathiek vindt. Aan een individu dat als aantrekkelijk wordt gezien worden eigenschappen als vriendelijk, talentvol en intelligent toegeschreven. Dit gebeurd zonder dat men zich er bewust van is dat dit veroorzaakt wordt door het uiterlijk van deze persoon (Eagly, Wood, & Chaiken, 1978). Een andere invloed factor is de mate van vertrouwdheid. Een onderzoek dat deze invloed illustreert is uitgevoerd door Bornstein, Leone en Galley in 1987. Zij lieten proefpersonen foto’s zien van diverse gezichten. Deze gezichten bleven zó kort op het scherm staan, dat de proefpersoon deze later niet zou herkennen. Maar hoe vaker een gezicht op het scherm verscheen, hoe sympathieker deze persoon later door de proefpersonen werd beoordeeld. De laatste factor die bepaalt hoe sympathiek men een ander ervaart, is de mate waarin de ander complimenteus is. Zelfs wanneer de ander het compliment ogenschijnlijk niet meent en baat blijkt te hebben bij sympathie, vindt men diegene sympathieker (Drachman, deCarufel, & Insko, 1978). Sympathie wordt dus beïnvloed door similariteit, fysieke aantrekkelijkheid, vertrouwdheid en complimenten. Deze kennis over het beïnvloeden van sympathie kan ingezet worden aan de hand van het associatieprincipe; wanneer iemand in verband wordt gebracht met een bepaald product of standpunt, brengt men de eigenschappen van deze persoon over op het product of standpunt. (Smith & Engel, 1968) Wanneer deze persoon dus als sympathiek wordt ervaren, zal de houding tegenover het product of standpunt positiever zijn. 9.6.5 Autoriteit De grote invloed van personen die als autoritair worden beschouwd wordt duidelijk in een bekend 44
experiment uitgevoerd door Milgram in 1974. In dit experiment werd de proefpersoon verteld dat de onderzoeker geïnteresseerd was in de invloed van straf op leerprocessen en het geheugen. Één van de aanwezige proefpersonen was een acteur, deze werd aangewezen als leerling en moest vragen van de andere proefpersoon (de leraar) beantwoorden. Wanneer de leerling een fout antwoord gaf, diende de leraar een elektrische schok toe. Per fout antwoord neemt de schok in kracht toe. Naarmate de toegediende schokken krachtiger worden begint de leerling (acteur) de leraar te smeken te stoppen. Als de proefpersoon in reactie hierop aangeeft niet verder te willen met het experiment, reageert de onderzoeker rustig dat het zeer belangrijk is voor het experiment dat hij doorgaat. Op instructies van de onderzoeker gaat ruim twee derde van alle leraren door met het toedienen van steeds sterkere en gevaarlijkere schokken, tot het moment dat de onderzoeker het experiment afbreekt. Wanneer de rollen omgedraaid worden en de onderzoeker (degene met autoriteit) werd vastgebonden in de stoel en de acteur opdracht gaf tot het toedienen van de schokken, ging geen enkele proefpersoon door tot het einde van het experiment (Milgram, 1974). Gehoorzaamheid aan een autoritair persoon is bij veel mensen iets dat onbewust gebeurd. Dit gedrag is in de meeste gevallen lonend, omdat autoritaire personen meer macht en kennis hebben. Men reageert bij autoritaire personen niet op de inhoud maar slecht op symbolen van de autoriteit. Autoriteit zorgt voor vertrouwen. Onder andere onafhankelijkheid, expertise en het handelen tegen eigenbelang in zijn kenmerken van autoriteit. Er zijn echter enkele symbolen van autoriteit aan te wijzen die gebruikt kunnen worden om de schijn van autoriteit te wekken en hierdoor personen te beïnvloeden (Cialdini, 2009). Titels, kleding en attributen die geassocieerd worden aan personen met autoriteit zijn goede kenmerken die te gebruiken zijn om de schijn van autoriteit te wekken. Alleen het dragen kleding die een dokter of politieman gebruikelijk draagt, kan al als effect hebben dat een verzoek sneller ingewilligd wordt (Bushman, 1988). Zelfs een attribuut zoals een dure auto kan een uitwerking van autoriteit hebben. Uit onderzoek bleek dat automobilisten significant langer wachtten met toeteren bij een nieuwe, luxe auto die niet optrekt bij een groen licht dan bij een oude en goedkope auto. Bij een goedkope auto claxonneerde vrijwel iedereen, terwijl bij de dure auto ruim 50% zonder iets te doen bleef wachten tot de auto optrok (Doob & Gross, 1968).
9.6.6 Schaarsheid Zaken lijken waardevoller naarmate ze moeilijker verkrijgbaar zijn (Cialdini, 2009). Hieraan toe te voegen is dat mensen gemotiveerder raken door de mogelijkheid iets te verliezen, dan door de mogelijkheid iets van gelijke waarde te ontvangen (Ketelaar, 1995). Dit speelt ook een grote rol in het nemen van besluiten. Schaarsheid kan afhankelijk zijn van de daadwerkelijke voorraad op dat moment, maar ook van de periode van verkrijgbaarheid. Wanneer er een tijdslimiet wordt gesteld aan de verkrijgbaarheid van het product, wordt de waarde of kwaliteit hoger ingeschat. Naast dat de waarde van deze zaken hoger wordt ingeschat, neemt ook het aantal keuzemogelijkheden af wanneer een product daadwerkelijk niet meer te verkrijgen is. Een onderzoek dat dit onderbouwd is uitgevoerd in 1975 door Worchel, Lee en Adewole. Zij gaven proefpersonen koekjes uit een stolp waar óf 10 koekjes, óf 2 koekjes onder lagen. De personen die een koekje kregen uit de stolp waar er 2 onder lagen, beoordeelden dit koekje positiever dan de proefpersonen die hetzelfde koekje kregen uit een stolp met 10 koekjes. Men gaf aan het koekje eerder te kopen en bereid te zijn een hogere prijs te betalen. 45
De invloed van directe schaarsheid tegenover constante schaarsheid is tijdens dit experiment ook onderzocht. Dit gebeurde door bij verschillende proefpersonen eerst een stolp met 10 koekjes neer te zetten, maar voordat zij een koekje kregen deze te vervangen door een stolp met 2 koekjes. Deze directe schaarsheid leidde tot een duidelijk positievere reactie op het koekje dan wanneer deze constant schaars was. Vervolgens werden verschillende redenen gegeven waarom de stolp vervangen werd. Wanneer de koekjes schaars waren omdat er elders vraag naar was, zorgde dit voor een nóg positievere beoordeling van het product. Wanneer verteld werd dat de stolp vervangen werd door een fout van de onderzoeker, had dit geen directe invloed op de beoordeling (Worchel, Lee, & Adewole, 1975). De reactie op de afname van keuzemogelijkheden is te verklaren door middel van de theorie van psychologische reactantie. Dit is het fenomeen dat men op een verlies van vrijheden reageert door een sterke behoefte de vrijheden te willen herwinnen (Brehm, 1966). Beperking van de keuzevrijheid zorgt er dus voor dat men bereid is meer moeite te doen om iets te bemachtigen. Dit principe werkt dus het best onder twee condities; wanneer de schaarsheid direct is en niet constant, en wanneer anderen ‘bestreden’ moeten worden om het schaarse goed. Zeldzaamheid kan diverse oorzaken hebben, het product heeft slechts een beperkte oplage, het is niet meer leverbaar of slechts tijdelijk verkrijgbaar. Wanneer iets verboden wordt, heeft dit in sommige gevallen hetzelfde effect als een schaars product.
9.7 Kanaal: Communicatiemiddelen Het Groene Woud Om het thema gezondheid in de hulpvraag aan het Streekhuis te krijgen is het belangrijk te bekijken over welke communicatiemiddelen Het Groene Woud beschikt. Van ieder van deze kanalen wordt kort beschreven hoe deze is opgebouwd en welke eigenschappen dit kanaal heeft. Belangrijk hierbij is dat de communicatiekanalen gericht op recreatieve bezoekers van het gebied niet zijn meegenomen in dit hoofdstuk. Wanneer een medium is gericht op zowel recreatieve bezoekers als initiatiefnemers, is deze wel opgenomen.
9.7.1 Website De website is het belangrijkste communicatiemiddel van Het Groene Woud. Deze is opgedeeld in twee delen, zoals te zien op figuur 6. Bovenin is een balk ‘recreëren’ met daaronder een balk ‘participeren’ te vinden. Dit medium richt zich dus zowel op initiatiefnemers als recreatieve bezoekers. Het gedeelte voor initiatiefnemers bevat onder andere informatie over de doelstellingen en visie van Het Groene Woud, informatie over de drie organen die er actief zijn (meer hierover in hoofdstuk 5 van het rapport) en subsidiemogelijkheden voor projecten.
Figuur 6 ‐ Opdeling website Het Groene Woud (Het Groene Woud, z.d.)
Figuur 6 ‐ Figuur 5 ‐Screenshot website Het Groene Woud (Het Groene Woud, z.d.)
46
Kortom, alle informatie die een initiatiefnemer nodig heeft wanneer deze een project wil indienen bij Het Groene Woud . Voor personen die op zoek zijn naar informatie over Het Groene Woud is een website met name interessant. Wanneer men zoekt naar activiteiten of acties worden social media vaker gebruikt. De website is dus een van de belangrijkste media waarover Het Groene Woud beschikt wanneer het gaat over het informeren van initiatiefnemers (Michels, 2013).
9.7.2 Twitter Het Groene Woud beschikt ook over een twitter‐pagina. De huidige berichten op deze pagina zijn met name gericht op recreatieve bezoekers van het gebied. Naast deze algemene twitter‐pagina zijn enkele medewerkers van het Streekhuis ook actief op twitter. Twitter is een ideaal medium voor het plaatsen van korte berichten (een maximum van 140 tekens is toegestaan) foto’s, filmpjes of links naar artikelen die interessant kunnen zijn voor zowel recreatieve bezoekers als initiatiefnemers in Het Groene Woud. Het is de snelste manier (binnen social media) om op de hoogte te blijven van recente ontwikkelingen. Gebruikers kunnen andere gebruikers die zij interessant vinden volgen, zodat hun berichten op de homepage komen te staan. Verder biedt Twitter mogelijkheden tot interactie, zo is het mogelijk om andere gebruikers direct aan te spreken in een bericht en door het gebruik van hashtags (#) zijn berichten met hetzelfde onderwerp snel te vinden (Michels, 2013). Bijna drie miljoen Nederlanders zijn actief op Twitter. (ComScore, 2011)
9.7.3 Facebook Facebook is de grootste online sociale netwerksite ter wereld en is dus met name gericht op persoonlijk (privé) gebruik. Lifestyle, persoonlijke interesses en entertainment staat hier centraal. Bedrijven of organisaties hebben ook de mogelijkheid om een pagina aan te maken op Facebook, zo ook Het Groene Woud. De Facebook‐pagina van Het Groene Woud is met name op de recreatieve bezoekers gericht (Facebook, 2014). Facebook biedt de mogelijkheid om dagelijks, via korte, beeldende en inspirerende berichten contact te hebben met de doelgroep (Michels, 2013).
9.7.4 LinkedIn LinkedIn is een community voor professioneel gebruik. Gebruikers kunnen hier een CV plaatsen, dat interactief wordt doordat andere gebruikers vaardigheden kunnen onderstrepen. Bedrijven plaatsen vacatures en er zijn verschillende pagina’s (groepen) waar personen werkzaam in hetzelfde vakgebied of bij hetzelfde bedrijf samenkomen. Deze groepen zijn van belang voor discussies en het genereren van new business (Michels, 2013). Op LinkedIn zijn er twee groepen gerelateerd aan een netwerk binnen Het Groene Woud. Allereerst ‘broedplaats Het Groene Woud’. Dit is een netwerk waarin de vrouwen die zijn aangesloten de ambitie hebben om vanuit hun ondernemerschap bij te dragen aan de duurzame ontwikkeling van Het Groene Woud. Een voorwaarde voor het lidmaatschap is dat deze vrouwen wonen en/of werken in het gebied (Het Groene Woud, z.d.). De andere LinkedIn groep is van ‘Werk samen in Het Groene Woud’. Dit is een netwerk waar eenieder woonachtig of werkzaam in Het Groene Woud bij aan kan sluiten. Het netwerk zet zich in voor een innovatieve, creatieve en duurzame ontwikkeling van het gebied (Het Groene Woud, z.d.). Op de LinkedIn pagina is ruimte voor discussie, vacatures en
47
campagnes. Verder kunnen mensen met vragen hier terecht zodat de overige leden hen kunnen helpen. Het beheer van deze groepen staat los van het Streekhuis. Ondanks dat het Streekhuis geen directe invloed uit kan oefenen op de inhoud van deze pagina’s, zijn deze groepen wel aangesloten bij Het Groene Woud waardoor ze wel aansluiten bij de visie van het gebied.
9.7.5 Magazine Beleef! Het Groene Woud Dit magazine is een samenwerking tussen de Streekraad Het Groene Woud & De Meierij en Q‐Studio Design & Creation uit Son en Breugel en richt zich op iedereen die woont, werkt of recreëert in Het Groene Woud (Het Groene Woud, 2013). In het magazine zijn allerlei activiteiten opgenomen. Het magazine is op 90 verschillende locaties, waaronder diverse VVV‐kantoren, gratis verkrijgbaar (VVV Het Groene Woud, 2014).
9.8 Ontvanger: Initiatiefnemers in Het Groene Woud De ontvanger van het bericht en daarmee degene die beïnvloed moet worden, zijn de initiatiefnemers van projecten in Het Groene Woud. Het is erg lastig om een algemeen profiel te vormen van deze groep. Daarom zijn er geen aandachtspunten in de communicatie gegeven met betrekking tot de ontvanger,
9.9 Conclusies Wanneer de informatie uit dit literatuuronderzoek wordt gebruikt om de voorlichtingsmatrix in te vullen, geeft dit een beeld van de aandachtspunten in de communicatie vanuit Het Groene Woud. Welke eigenschappen moeten de bron en het kanaal hebben en wat moet er in het bericht komen te staan? De ontvanger is in alle fases de initiatiefnemer van projecten in Het Groene Woud. Deze kolom is dan ook grotendeels blanco gelaten. De in de tabel hieronder gegeven aandachtspunten worden in de volgende paragraaf vertaald naar directe acties in de communicatie.
Effect
Bron
Bericht
1) Aandacht
Autoriteit, Opvallend sympathiek wederkerigheid
2) Begrip
3) Attitudeverandering
Meerdere bronnen
4) Intentieverandering
Meerdere bronnen, belangrijke anderen Sympathiek
5) Gedragsverandering 6) Gedragsbehoud
Verduidelijkt inhoud begrip gezondheid Voor‐ en nadelen bespreken diverse argumenten Perifere trigger Wat vinden anderen ervan?
Kanaal
Ontvanger
Grote reikwijdte, direct Meerdere kanalen inzetten Persoonlijk, rustig (geen storende factoren bij verzenden boodschap) Interactief
Vragen standpunt innemen
Herhaling Persoonlijk, medewerkers juistheid Streekhuis gedragsverandering 48
benadrukken Benadrukken moeite die gedragsverandering gekost heeft Tabel 3 ‐ Aandachtspunten in de communicatie naar initiatiefnemers aan de hand van de voorlichtingsmatrix (eigen tabel)
De stappen aandacht en begrip vallen in dit proces samen. Zodra er aandacht is voor het onderwerp, moet er ook begrip ontstaan. De initiatiefnemer zal naar alle waarschijnlijkheid een beperkt aantal keer op zoek gaan naar informatie alvorens deze contact opneemt met het Streekhuis. De gedragsverandering vindt in een ideale situatie plaats vóórdat er contact is met het Streekhuis, daarom zijn stap 1 en 2 samengevoegd. Om aandacht te creëren is het belangrijk dat het bericht opvallend is en het kanaal veel mogelijke initiatiefnemers op een vrij directe wijze bereikt. Eerder is gesteld dat de bron in het gehele proces primair het Streekhuis is. Het is echter mogelijk om het bericht vanuit meerdere bronnen te zenden om zo de overtuigingskracht van het bericht te vergroten. In deze fases is het belangrijk dat de bron autoritair en sympathiek is. De verschillende eigenschappen die hieraan gekoppeld worden moeten dus gezocht worden in een persoon of organisatie die bereid is het thema gezondheid onder de aandacht te brengen. Ook moet er een heldere definitie van gezondheid in het bericht verwerkt worden. Zo is voor de initiatiefnemer duidelijk wat er van hem verwacht wordt. Ten slotte kan er in deze fases gebruik worden gemaakt van het wederkerigheidsprincipe. Hierbij is te denken aan kans op een prijs wanneer men zich aanmeld voor een nieuwsbrief over gezondheid in Het Groene Woud of het meesturen van een klein presentje wanneer een initiatiefnemer meer informatie over het thema gezondheid opvraagt. Vervolgens, in de fase ‘attitudeverandering’ moeten de voor‐ en nadelen bekend zijn bij de ontvanger om hier een afweging in te kunnen maken. In deze fase is het ook erg belangrijk dat de boodschap centraal verwerkt wordt. Wanneer dit gebeurd, ontstaat er een hoge mate van elaboratie waardoor een gedragsverandering via deze route ingrijpender en beter bestand tegen tegenargumenten is. Het Elaboration Likelihood Model (figuur 5) geeft weer welke factoren bepalen of een boodschap perifeer of centraal verwerkt wordt. In principe moet het doorlopen van de fases ‘aandacht’ en ‘begrip’ uit de voorlichtingsmatrix van McGuire bewerkstelligen dat de initiatiefnemer persoonlijk betrokken is. Dit bevorderd de motivatie tot het centraal verwerken van de boodschap in de derde fase. Vervolgens moet de boodschap diverse argumenten bevatten waarom het onderwerp gezondheid belangrijk is. Hoe meer deze argumenten van elkaar verschillen, des te groter de motivatie tot verwerking wordt. Ditzelfde effect wordt bereikt als de boodschap door diverse bronnen wordt gepresenteerd. Vervolgens moet de initiatiefnemer in staat zijn de boodschap te verwerken. Hiervoor moet deze voldoende kennis over het onderwerp beschikbaar hebben, deze is grotendeels verkregen in stap 1 en 2 en wordt aangevuld door de diverse gegeven argumenten. Verder moet de omgeving zo min mogelijk storende factoren bevatten. Wanneer de boodschap via internet wordt verzonden, is er geen directe invloed op de omgeving mogelijk. De initiatiefnemer kan alleen achter de computer zitten, maar zich ook in een drukke omgeving bevinden. Wanneer de boodschap om uiteenlopende redenen mogelijk niet centraal, maar perifeer verwerkt wordt, kan het opnemen van het thema gezondheid in de criteria van de PAC (zie paragraaf 14.3 van het rapport) als perifere trigger 49
bewerkstelligen dat het gewenste gedrag alsnog vertoond wordt. Ondanks dat een perifere verandering van de attitude oppervlakkig en gemakkelijk te beïnvloeden is, kan dit aanleiding zijn tot het opnemen van gezondheid in de hulpvraag. Desondanks heeft centrale verandering van de attitude de voorkeur. Het doorlopen van deze fase binnen de voorlichtingsmatrix van McGuire biedt de mogelijkheid om commitment aan het onderwerp gezondheid te kweken. In deze bijlage wordt toegelicht dat men, door een natuurlijke behoefte aan consequentie, zijn gedrag bepaalt aan de hand van eerdere uitingen of gedragingen. Dit principe is goed toepasbaar op dit onderwerp. Gezondheid is een onderwerp waar men lastig ‘tegen’ kan zijn. Door in stap 3, wanneer de initiatiefnemer de mogelijkheid heeft gekregen om een oordeel over het onderwerp te vormen, deze te vragen een standpunt over het onderwerp gezondheid in te nemen (dat over het algemeen positief zal zijn) wordt er een commitment gecreëerd. Wanneer dit actief, publiekelijk en vrijwillig gebeurd kan dit het zelfbeeld beïnvloeden en daarmee gedragingen beïnvloeden. In deze fase is het niet aan te raden ervoor te zorgen dat de verplichting moeilijk uit te voeren is. Er is nog geen gedragsverandering bereikt en daardoor zal de bereidheid veel moeite te doen nihil zijn. Het is aan te raden dit aspect van commitment in een latere fase toe te passen, bijvoorbeeld wanneer de gedragsverandering voltooid is. Het achteraf benadrukken van de moeite die het gekost heeft om de gedragsverandering te bereiken heeft hetzelfde effect. In de vierde fase uit de voorlichtingsmatrix, ‘intentieverandering’ moet de subjectieve norm conformeren met de nieuw verworden attitude ten opzichte van gezondheid. De subjectieve norm wordt bepaald door belangrijke anderen in de omgeving van de initiatiefnemer. De subjectieve norm werkt volgens hetzelfde principe als sociale bewijskracht (zie paragraaf 9.6 van deze bijlage). Des te vaker door anderen wordt bevestigd dat bepaald gedrag het juiste is, hoe meer men dit gaat geloven. In dit geval is het dus belangrijk om, vanuit diverse bronnen, te laten zien dat gezondheid opnemen in projecten in Het Groene Woud goed is. Wanneer hiervoor een interactief kanaal gebruikt wordt, vergroot dit de mogelijkheid tot het verzamelen van diverse meningen en visies. Als deze fase voltooid is, is de initiatiefnemer bereid zich in te spannen om gedragsverandering te bewerkstelligen. In de vijfde fase moet de gedragsverandering plaatsvinden vanuit de intrinsieke motivatie van de ontvanger. Er zijn dan ook geen prioriteiten in de communicatie gekoppeld aan deze fase. Ten slotte, in de zesde en laatste fase, wanneer de gedragsverandering voltooid is, is het van belang om de juistheid van het nieuw verworven gedrag te benadrukken. Dit stimuleert de ontvanger om het gedrag opnieuw te vertonen. `Wanneer deze bevestiging plaatsvind door personen die sympathiek gevonden worden, heeft deze nog meer effect. Eigenschappen die bepalen hoe sympathiek iemand gevonden wordt zijn onder andere vertrouwdheid, fysieke aantrekkelijkheid en de mate waarin iemand complimenteus is. Ook is het in deze fase handig om de moeite die de initiatiefnemer gedaan heeft om gezondheid op te nemen in het project, te benadrukken. Dit is de laatste, nog niet ingezette factor van commitment.
9.10 Vereenvoudiging conclusies literatuuronderzoek voor verslag Om de leesbaarheid van het verslag ten goede te komen, worden de conclusies uit het literatuuronderzoek vertaald naar twee nieuwe ‘modellen’. Het eerste model geeft de fasen in gedragsverandering op vereenvoudigde wijze weer. De fasen zijn omgevormd naar de te nemen 50
stappen voor verankering van gezondheid in een gebiedsopgave en hebben een andere naam gekregen. Naast de stappen is een korte toelichting van de stap opgenomen. Stappen om te komen tot verankering van gezondheid in gebiedsopgaven 1) Creëren van aandacht
2) Duidelijkheid krijgen of geven over de invulling van het begrip 3) Voor‐ en nadelen van gezondheid duidelijk maken
4) Mening en visie van anderen met betrekking tot gezondheid weergeven 5) Verankeren van gezondheid in de gebiedsopgave 6) Blijvend verankeren van gezondheid in de gebiedsopgave
Er is aandacht voor het begrip gezondheid en het sluit aan bij behoeftes die in de gebiedsopgave aanwezig zijn Er is duidelijkheid over de brede betekenis van het begrip gezondheid De voor‐ en nadelen van het verankeren van gezondheid in de gebiedsopgave zijn bekend, zodat men een duidelijke mening hierover kan vormen. Alle betrokkenen zijn actief op zoek naar kansen op het gebied van gezondheid Gezondheid in het beleid en de visie voor de gebiedsopgave opnemen
Tabel 4 ‐ Stappen om te komen tot verankering van gezondheid in gebiedsopgaven (eigen tabel)
Een belangrijke conclusie uit het literatuuronderzoek is dat het opnemen van gezondheid in de criteria van de PAC als perifere trigger kan dienen. Deze conclusie is opgenomen in het model als onderdeel van de zesde stap. Het volgende model, te vinden op de volgende pagina in tabel 7, is een aanvulling op het eerste model. Dit model is gericht op de communicatie naar initiatiefnemers, met als doel dat zij actief kansen op het gebied van gezondheid binnen projecten zoeken en gevonden kansen benutten. Dit model geeft per stap weer welke aandachtspunten in de communicatie hier van belang zijn. In dit model zijn stap 1 en 2 van het eerste model samengevoegd. Hier is voor gekozen omdat de contactmomenten tussen initiatiefnemer en het Streekhuis beperkt zijn. Wanneer er aandacht wordt gecreëerd en de initiatiefnemer direct op de hoogte wordt gebracht van de brede inhoud van het begrip gezondheid en de visie van Het Groene Woud hierop, voorkomt dit verwarring. Met het voorkomen van verwarring is tijd te besparen, die in dit proces zeer kostbaar is. De aandachtspunten gegeven in dit model zijn te gebruiken door medewerkers van het Streekhuis en het communicatieteam in Het Groene Woud. Hiermee kunnen zij de initiatiefnemers optimaal bereiken. In stap 4 van het model is geen directe invloed uit te oefenen, hier moet de initiatiefnemer een persoonlijke urgentie voelen, mede door de acties uit de eerdere stappen.
51
Stap in motiveren en inspireren van initiatiefnemers
Aandachtspunten in de communicatie
1) Creëren van aandacht en invullen van begrip
5) Blijvend benutten kansen op het gebied van gezondheid
Aansluiten bij een urgentie in een gebied/streek De veelomvattende betekenis van het begrip gezondheid moet duidelijk zijn Zorg dat het bericht veel personen bereikt Spreek waar mogelijk mensen persoonlijk aan Boodschap moet helder naar voren komen, en ondubbelzinnig zijn Boodschap moet inspirerend zijn 2) Belang thema Bevat diverse argumenten voor het belang van thema gezondheid duidelijk gezondheid maken Persoonlijke betrokkenheid creëren Boodschap door diverse personen en instanties laten presenteren Zorg ervoor dat de initiatiefnemer een standpunt over het onderwerp inneemt door het invullen van een poll 3) Mening en visie van mening van (belangrijke) anderen in omgeving over het anderen weergeven onderwerp duidelijk maken weergeven hoe gezondheid in andere projecten is opgenomen en hoeveel projecten zich bezig houden met gezondheid. Maak het interactief door een reactiemogelijkheid 4) Benutten van kansen op Na uitvoering van bovenstaande acties voelt de initiatiefnemer een het gebied van gezondheid persoonlijke urgentie om het thema gezondheid op te pakken, hier is door initiatiefnemer geen directe invloed op uit te oefenen.
Positief benadrukken wanneer initiatiefnemer kansen op het gebied van gezondheid heeft benut. Benadrukken van moeite die initiatiefnemer heeft gedaan om gezondheid in project op te nemen Inzetten van sympathie principe door vertrouwdheid met de medewerkers van het Streekhuis te creëren
Tabel 5 ‐ Aandachtspunten in de communicatie bij het motiveren en inspireren van initiatiefnemers (eigen tabel)
De termen ‘bron’, ‘boodschap’, ‘kanaal’ en ‘ontvanger’ zijn in deze tabel in abstracte zin van het woord vermeden. In het verslag zal naar de bron gerefereerd worden als Het Groene Woud of Streekhuis, de ontvanger wordt initiatiefnemer. Ook de term kanaal zal zoveel mogelijk ingevuld worden door direct te verwijzen naar het gebruikte kanaal. 52
Bijlage 10: Aanvraagformulier Streekfonds Het Groene Woud Dit formulier vult een initiatiefnemer in zodra hij subsidie van het Streekfonds wil aanvragen. Onderstaand blok niet door aanvrager in te vullen Projectnaam:
Projectcode:
Datum ontvangst Stichting Streekrekening Het Groene Woud:
Paraaf ontvangst:
A1 1.
Rechtsvorm van de aanvrager Wat is de juridische vorm van de
Particulier (natuurlijk persoon), vul A2 in en ga vervolgens naar A4.
aanvrager?
Rechtspersoon, te weten NV / BV / VOF / Stichting / Maatschap / Vereniging /
A2
Gegevens particulier/natuurlijk persoon
2.
Naam en voorletters aanvrager
3.
Geslacht
4.
Anders namelijk …………………, Ga verder naar A3
Overheidsorgaan, namelijk …………………, Ga verder naar A3
Man
Vrouw
Geboortedatum
Ga door naar A4. A3
Gegevens rechtspersoon/overheidsorgaan
5.
Naam rechtspersoon/overheidsorgaan
6.
Naam en voorletters contactpersoon
7.
Functie contactpersoon
Adresgegevens aanvrager
A4 8.
Adresgegevens aanvrager a.
Straat en huisnummer
b.
Postcode en plaats
c.
Postbus
d.
Postcode en plaats
e.
(Post) bankrekeningnummer
f.
Telefoonnummer(s)
g.
Telefax
h.
E‐mailadres
53
i.
Website
j.
Rekeningnummer Rabo
Bijlage: afschrift van de bank (eventueel met afgedekte saldi)
StreekRekening Het Groene Woud
B1 9.
Projectgegevens kort Naam project
Kort en bondig (maximaal 5 woorden) 10. Korte omschrijving project a. Doel
b. De Streekrekening gaat voor
5 algemene doelen. Bij welk doel sluit uw project het beste aan? (zie voor het programma www.hetgroenewoud.com/ streekrekening)
c. Bij welke kwalitatieve doelstelling(en) sluit het project het beste aan?
d. Welke concrete resultaten
wilt u bereiken? 11. Doelgroep van het project 12. Aantal mensen dat profijt zal hebben van het project 13. Locatie waar het project wordt uitgevoerd a. Postcode en Plaats b. Gemeente 14. Voorgenomen startdatum project 15. Geplande einddatum project
54
B1
Projectgegevens uitgebreid
Het is niet noodzakelijk dat uw project op alle gevraagde punten een bijdrage levert. Het duurzaamheidsaspect (vraag 19 en 20) is een van de belangrijkste uitgangspunten van het Streekfonds Het Groene Woud. 16. Geef aan in hoeverre uw project aansluit bij het thema van het jaar van de Stichting Streekrekening Het Groene Woud. Voor het thema zie www.hetgroenewoud.com/ streekrekening 17. Geef aan in hoeverre uw project duurzaam is door dat per P (people, profit, planet) toe te lichten * 18. Geef aan in hoeverre uw project duurzaam
is in relatie tot de aspecten “daar” en “later” * 19. Geef aan wat het innovatieve aspect is van
uw project voor de streek 20. In hoeverre is uw project bottom up tot
stand gekomen? 21. In hoeverre is in uw project sprake van zelfwerkzaamheid van u als aanvrager en/of van andere bij het project betrokken partijen? 22. Hoe is de structurele instandhouding na realisatie van het project geborgd (o.a. beheer en onderhoud)? 23. Op welke manier draagt uw project bij aan de kernkwaliteiten van het gebied? 24. Op welke manier draagt uw project bij aan de culturele identiteit van de streek? 25. Op welke manier draagt uw project bij aan de ‘branding’, de vermarkting, de bekendheid, het uitdragen van Het Groene Woud? 26. Vergunningen a. Zijn alle vergunningen in bezit? b. Zo nee, welke vergunning(en) moet(en) nog verkregen worden? En wanneer naar verwachting? c. Is het project niet in tegenspraak met eigendomsrecht, bestemmingsplan of andere wetgeving?
27. Heeft u een persbericht over uw project toegevoegd? (dit is een harde voorwaarde)
55
* Voor het beantwoorden van vraag 17 en 18 kunt u gebruik maken van de duurzaamheidsmatrix. Deze vindt u in de bijlage bij dit aanvraagformulier. C
Financiële projectgegevens
28. Raming totale projectkosten:
29. Kunt u de btw verrekenen of compenseren?
30. Dekking:
a.
Eigen bijdrage
b.
Bijdragen derden (benoemen)
c.
Gevraagde bijdrage uit Streekfonds
d.
Op welke wijze zou u deze financiering willen
ontvangen? Garantiestelling, stimuleringsbijdrage of renteloze lening? e.
Op welke wijze kunt u aantonen dat andere
programma’s niet (voldoende) voorzien in de financiering die u aan het Streekfonds vraagt?
Bijlage bij aanvraagformulier Streekfonds Het Groene Woud Duurzaamheidsmatrix (t.b.v. vraag 17 en 18). Duurzaamheid of duurzame ontwikkeling is een begrip dat verder gaat dan een schoon milieu of zorgvuldig grondstofgebruik. Het gaat ook over economische en sociale aspecten, goed onderwijs, verkeersveiligheid, arbeidsomstandigheden, sociale participatie, zorg voor de leefomgeving et cetera. Drie invalshoeken staan centraal: milieu, economische ontwikkeling en sociale ontwikkeling. Ook wel de drie P’s genoemd: Planet, Profit en People. De te verwachten bijdrage – positief, neutraal of negatief – aan duurzame ontwikkeling vormt een integraal onderdeel van de beoordeling van subsidieaanvragen. Subsidieaanvragers wordt gevraagd om hun project te analyseren als het gaat om de bijdrage van het project aan duurzame ontwikkeling aan de hand van onderstaande afwegingsmatrix. De afwegingsmatrix helpt om impliciete keuzes expliciet te maken. Niet alleen als het gaat om het effect op korte termijn en in de betreffende regio, maar ook als het gaat om het effect op (middel)lange termijn en op andere locaties. Aard van het effect
Plaats en moment van het effect
Hier en nu
Later
Planet
Profit
People
Positief: Neutraal: Negatief: Positief: Neutraal: Negatief:
Positief: Neutraal: Negatief: Positief: Neutraal: Negatief:
Positief: Neutraal: Negatief: Positief: Neutraal: Negatief:
56
Elders
Positief: Neutraal: Negatief:
Positief: Neutraal: Negatief:
Positief: Neutraal: Negatief:
De verwachte bijdrage van het project kan per onderdeel van de matrix worden toegelicht, zowel als het gaat om een positieve, een neutrale, als om een negatieve bijdrage. De matrix wordt als onderdeel van de aanvraag ingediend en tezamen met de projectinformatie beoordeeld.
Aard van het effect: Planet: Profit: People:
Welk effect kan het project hebben op het landschap, de natuur of het milieu? Welk effect kan het project hebben op de economische ontwikkeling? Welk effect heeft het project op de sociale cohesie, bijvoorbeeld in termen van participatie, zorg, veiligheid of betrokkenheid en gemeenschapsgevoel?
Plaats en moment van het effect: Hier en nu: Later: Elders:
Welk effect kan het project hebben tijdens of direct na de uitvoering op de locatie waar het project wordt uitgevoerd? Welk effect kan het project op middellange termijn hebben op de locatie waar het project wordt uitgevoerd? Welk effect kan het project op andere locaties dan het werkingsgebied van het project hebben, zowel op korte als lange termijn?
57
Bijlage 11: Analyse projecten Het Groene Woud 2009‐ begin 2013 Hieronder is het resultaat van de analyse van de projecten ingediend in Het Groene Woud tot begin 2013 weergegeven. Deze is uitgevoerd door Cloïn, van Rijsingen en van der Steen. Figuur 7 in deze bijlage geeft de verdeling van de projecten over de vleugels van het butterfly model weer.
Fysieke gezondheid
Biofysiek
20 %
Sociaal
2,5 %
Biofysiek én sociaal
12,5 %
Biofysiek
7,5 %
Sociaal
35 %
Biofysiek én sociaal
0 %
Menselijke gezondheid
Mentale/spirituele gezondheid
Figuur 7 ‐ Verdeling projecten over vleugels butterfly model in percentages van totaal aantal projecten met invloed op de menselijke gezondheid in 2013 (Cloïn, van der Steen, & van Rijsingen, 2013)
58
Bijlage 12: Analyse projecten Het Groene Woud 2009‐ begin 2014 Hieronder is de analyse van de projecten ná juli 2013 weergegeven. Deze analyse is bij de resultaten van de analyse gedaan in 2013 gevoegd om tot het figuur 8, onderaan deze bijlage te komen.
Waterkwaliteit en –kwantiteit
Natuurkwaliteit en ‐kwantiteit Natuur en landschapsversterking tbv das en patrijs in het Groene Woud Natuur en cultuurprojecten ‘Liempde, gastvrije en cultuurhistorische toegangspoort tot het hart van HGW PlantenNu HGW Natuurpoort De Spoordonkse watermolen
Dakmoestuin brede Bossche school Haren Donk en Reit Natuur‐/moestuin brede Bossche school nieuw‐zuid Meerendonk
Landpoorten buurtschap Straten Wereldbomen als landmark in Het Groene Woud
Sociaaleconomisch Deelname aan de Sociaal maatschappij netwerk
Ontwikkeling Persoonlijke van jonge empowerment kinderen Koster Brock
Biofysiek Voedselkwaliteit Lucht Biodiversiteit Bodem en – kwantiteit kwaliteit /esthetiek
Economische situatie
Menselijke gezondheid Fysieke gezondheid Mentale/ spirituele gezondheid Biofysiek Sociaal Biofysiek/ Biofysiek Sociaal Biofysiek/ sociaal sociaal Natuur en Bouw Sint‐
landschapsversterking tbv das en patrijs in HGW Natuur en cultuurprojecten 'Liempde, gastvrije en cultuurhistorische toegangspoort tot het hart van HGW PlantenNu HGW Natuurpoort De Spoordonkse watermolen Dakmoestuin brede Bossche school Haren Donk en Reit Natuur‐/moestuin brede Bossche school nieuw‐ zuid Meerendonk Landpoorten buurtschap Straten Wereldbomen als landmark in HGW
Isodoruskapel en bezinningsplek Koster Brock
Geen relatie met gezondheid: Realisatie authentieke wegkapel Schijndel onderzoek naar de historie van den Eijngel oud is springlevend Niet genoeg informatie beschikbaar om over relatie tot gezondheid te oordelen: Gekiemd graan als veevoer
59
Fysieke gezondheid
Biofysiek
27,7 %
Sociaal
2.1 %
Biofysiek én sociaal
10,6 %
Biofysiek
6,5 %
Sociaal
34%
Biofysiek én sociaal
19,1 %
Menselijke gezondheid
Mentale/spirituele gezondheid
Figuur 8 ‐ Verdeling projecten over vleugels butterfly model in percentages van totaal aantal projecten met invloed op de menselijke gezondheid in 2014 (eigen afbeelding)
60
Bijlage 13: Actuele ontwikkelingen In deze bijlage worden projecten en trajecten waarvan geleerd kan worden en die eventueel kansen bieden in kaart gebracht. Eerst wordt er gekeken naar projecten en trajecten die een vergelijkbaar doel hebben of ook inzetten op het inbedden van gezondheid. Vervolgens worden actuele ontwikkelingen/trajecten beschreven waar op aangesloten kan worden of die kansen bieden tot het inbedden van gezondheid. Het aansluiten bij andere ontwikkelingen oftewel dit project ergens ‘aanhangen’ is belangrijk gebleken bij de monitoring van Het Groene Woud. 13.1 Vergelijkbare projecten waarvan geleerd kan worden In deze paragraaf worden projecten beschreven die vergelijkbaar zijn met dit onderzoek, waar leerpunten en kansen uit voort kunnen komen. Wanneer deze er zijn worden ze steeds na de toelichting op het project genoemd.
PPP‐scan De PPP‐scan is een instrument, ontwikkeld door Telos, waarmee projecten in een vroeg stadium beoordeeld kunnen worden op de drie P’s van duurzaamheid: People, Profit en Planet. De scan, bestaande uit een vragenlijst, brengt de verwachte effecten van een plan of beleidsstuk in beeld en biedt daarnaast suggesties om een plan of project te verbeteren. Deze suggesties worden gegeven aan de hand van de onderdelen waar het project slecht op scoort. Het is vrijblijvend beschikbaar voor eenieder die een duurzaamheidsbeoordeling van een plan wil uitvoeren. De score van een project wordt zichtbaar gemaakt in een driehoek (figuur 9) waarbij elke punt staat voor een van de drie P’s. Als de score binnen de gestippelde driehoek in het midden valt, is het project duurzaam. Om de score concreter te maken zijn de drie P’s onderverdeeld in verschillende onderdelen die vallen onder de betreffende P. Men kan in een cirkeldiagram (figuur 10) zien op welke onderdelen een plan naar verwachting positieve uitwerking zal hebben. Gezondheid is een van deze onderdelen en valt onder People.
Figuur 9 – Driekhoek drie P’s (Telos, 2014)
Figuur 10‐ Cirkeldiagram duurzaamheid (Telos,2014)
61
Initiatiefnemers kunnen door het uitvoeren van de PPP‐scan zien of hun plan wel of niet goed scoort op het gebied van gezondheid omdat dit aspect is opgenomen binnen People. Wanneer de score op dit aspect slecht is, kan geadviseerd worden om ‘people’ te versterken door gezondheid mee te nemen. Zo wordt het project duurzamer. Gezondheid wordt binnen de PPP‐scan integraal meegenomen. Algemeen doel is dat mensen lichamelijk en geestelijk gezond zijn en dat mensen zich ook zo moeten voelen, anders is een ontwikkeling niet duurzaam. Er wordt aangegeven dat gezondheid nauw verbonden is met andere aspecten binnen People als solidariteit en woonomgeving en hier ook mee samenhangt. Daarnaast is gezondheid binnen de scan verbonden met ecologische en economische aspecten als voedsel, water en lucht, maar ook aan werk. Terugkoppelend naar het butterfly model wil dit zeggen dat de PPP‐scan en het opgenomen aspect gezondheid hierbinnen zich richt op beide vleugels van het model. De scan is vergelijkbaar met de methodiek die vorig jaar in Het Groene Woud geïntroduceerd is; met de vragenlijst werden projectideeën ook in een vroeg stadium uiteengezet om te kijken in hoeverre ze met het aspect gezondheid bezig zijn. Daarnaast wordt bij beide methodes het aspect gezondheid integraal meegenomen; projecten worden vanuit zowel de linker als de rechtervleugel van het butterfly model bekeken. Conclusies en kansen De PPP‐scan beoordeelt projecten op het gebied van gezondheid op zowel de linker‐ als rechter vleugel van het butterfly model. Dit principe is vergelijkbaar met het doel van het project Streekontwikkeling en gezondheid; het in kaart brengen van de huidige rol van gezondheid in een project en het signaleren van kansen. Gezien deze gezamenlijke doelen is het goed de PPP‐scan verder te onderzoeken om precies te kijken hoe gezondheid berekend wordt en of er aan de hand van het butterfly model kansen liggen voor het nog specifieker beoordelen van gezondheid. De scan zou een aanpak of toetsingsmiddel kunnen zijn die in de gebiedsopgaven ingezet kan worden (Telos, 2014).
Toetsingskader gezondheid van de GGD Gemeenten in heel Nederland kwam bij de GGD met de vraag om een instrument dat ze helpt bij het afwegen van het aspect gezondheid bij plannen en projecten op het gebied van ontwikkelingen in de veehouderij. Vanuit hogere overheden wordt aan gemeenten gevraagd rekening te houden met gezondheid in deze ontwikkelingen en hier ook projecten op af te wegen. Hoe dit moet gebeuren is echter niet vastgelegd. Hierdoor worstelen gemeenten met de vraag hoe ze gezondheid kunnen meenemen en afwegen bij projecten of in beleid. Samen met de gemeenten Oirschot, Reusel‐De Mierden en Gemert‐Bakel heeft Het Bureau Gezondheid, Milieu en Veiligheid GGD’en Brabant/Zeeland een instrument ontwikkeld waarmee gemeenten gezondheidsaspecten binnen plannen en projecten in kaart kunnen brengen en af kunnen wegen. Het instrument richt zich op de ontwikkeling van individuele veehouderijbedrijven en is dan ook enkel hiervoor te gebruiken. Het instrument bestaat uit verschillende checklists. Deze gaan in op de onderwerpen geur, fijnstof, zoönosen, landschappelijke inpassing en transport. Per 62
onderwerp is de relatie tussen de gezondheid en de veehouderij beschreven. In een oorzaak‐ effectketen wordt uitgelegd hoe bepaalde activiteiten in de veehouderij via uitstoot en verspreiding gezondheidseffecten met zich meebrengen. Ook worden maatregelen beschreven ter beheersing van risico’s voor de omgeving die ontwikkelingen met zich mee kunnen brengen. De effecten die de veehouderij heeft op de volksgezondheid zijn vaak nog niet (wetenschappelijk) vastgesteld. Daarom is er bij het toetsingskader voor gekozen om als overheid en ondernemer te laten zien welke inspanningen gedaan worden om gezondheidsrisico’s te beperken. Dit gebeurt op basis van de huidige kennis hiervan. Het instrument wordt dus gebruikt door de overheid en agrarische ondernemers om te communiceren naar de omgeving en inwoners en te laten zien hoe ze met gezondheid bezig zijn. Om maatschappelijk draagvlak te creëren en mensen te informeren over het toetsingsinstrument zijn er drie verschillende workshops georganiseerd. De eerste richtte zich op de aanpak en draagvlak voor een toetsingsinstrument. Bij de twee daaropvolgende workshops werden de indicatoren en maatregelen toegelicht. Feedback verzameld tijdens de workshops is gebruikt bij het verder ontwikkelen van het toetsingsinstrument. Conclusies en kansen Het toetsingskader bied een handvat om gezondheid binnen projecten op het gebied van veehouderij in kaart te brengen en om het te kunnen toetsten. Het nieuw ontwikkelde toetsingskader is een instrument voor gemeenten en initiatiefnemers uit de veehouderij om de voorgenomen ontwikkelingen te communiceren naar de omgeving en aan te geven hoe ze inzetten op gezondheid. Echter richt het instrument zich alleen op de linker vleugel van het butterfly model. De rechtervleugel is niet meegenomen; deze bevat echter ook elementen die bijdragen aan de gezondheid van mensen. Wanneer deze vleugel meegenomen wordt in het toetsingskader geeft dit gemeenten en initiatiefnemers de kans om te laten zien dat ze met meer dan alleen geur, fijnstof etc. bezig zijn. Bij het (door)ontwikkelen van een aanpak voor de Peelhorst is het belangrijk te onderzoeken hoe het toetsingskader nu wordt ingezet en waar eventueel bij aangesloten kan worden / toevoegingen kunnen worden gedaan. Als de rechtervleugel van het butterfly model zou worden verwerkt in het toetsingskader zou het een prima aanpak voor het beoordelen van projecten in De Peelhorst kunnen zijn (GGD, 2013). Brabantse Zorgvuldigheidsscore (BZV) In het beleid van de Provincie is benoemd dat ontwikkelruimte in de veehouderijsector ‘verdient’ moet worden; bedrijven mogen pas uitbreiden als ze bijdragen aan de transitie naar een zorgvuldige veehouderij. De BZV is een uitwerking van deze regel en geeft ondernemers en gemeenten een tool voor het beoordelen van ontwikkelen en vervolgens het wel of niet verdienen van ontwikkelruimte. Als een veehouder geen voldoende BZV‐score heeft mag het bedrijf niet uitbreiden, tenzij men een pakket van verbeteringen samenstelt. De BZV geeft de ondernemer inzicht in de effecten van zijn bedrijf op de gezondheid van mens en dier, dierenwelzijn, geur, fijnstof, endotoxines, ammoniak, biodiversiteit, mineralenkringlopen en de effecten op de omgeving. Bij de score is zoveel mogelijk aangesloten bij al bestaande geur en fijnstof normen. Een bedrijf verdient punten als het bijzondere innovaties wil aanpakken of duurzamer werkt dan de geldende wet‐ en regelgeving eisen. Inmiddels 63
is de BZV een vast onderdeel geworden in de vergunningprocedure voor ontwikkelingen in de veehouderij (Provincie Noord‐Brabant, 2014). Conclusies en kansen Ook de BZV richt zich op de linkervleugel van het butterfly model bij het beoordelen van ontwikkelingen in de veehouderij. Belangrijk is om mensen ook bewust te maken van de rechtervleugel en zijn positieve effecten op de gezondheid van mensen. Omdat de BZV al verankerd is in de besluitvormingsprocedures zijn er weinig kansen om hier nog op aan te sluiten of aan te vullen. 13.2 Lopende ontwikkelingen Uit de evaluatie van het project in Het Groene Woud van vorig jaar is gebleken dat het belangrijk is om een aanpak aan een al bestaande ontwikkeling of tool te hangen. Naar aanleiding hiervan zullen in deze paragraaf vijf ontwikkelingen uiteengezet worden en zal er vervolgens bekeken worden of er binnen deze ontwikkelingen kansen liggen voor het project Streekontwikkeling en gezondheid. De ontwikkelingen zijn uit interviews en deskresearch naar voren gekomen als kansenrijk en waar zeker nog eens uitgebreider naar gekeken dient te worden.
Aanpak urgentiegebieden en bijbehorende verbeterplannen De partners in het Brabant Beraad hebben afgesproken dat zij overlast gaan aanpakken die veehouderijbedrijven op een aantal plekken in Brabant veroorzaken. In 2020 moet die overlast verdwenen zijn. Gemeenten zijn hoofdverantwoordelijk voor de toewijzing en aanpak van de gebieden, in het najaar van 2014 moeten deze gebieden zijn aangewezen waarna eind 2014 in minstens vijf urgentiegebieden verbeterplannen klaar dienen te zijn. Samen met burgers, boeren, banken en vertegenwoordigers van deze partijen maken de gemeenten plannen voor de aanpak binnen een urgentiegebied. In deze verbeterplannen worden bijvoorbeeld de oorzaken van de overlast benoemd, innovaties gestimuleerd en bedrijven verplaatst naar buiten de urgentiegebieden. Om gemeenten te ondersteunen bij de aanpak van urgentiegebieden is er een Urgentieteam opgericht bestaande uit deskundigen van de GGD, BMF, ZLTO, gemeenten, omgevingsdiensten, provincie en Netwerk De Peelhorst. Dit team helpt gemeenten in de urgentiegebieden om gesprekken aan te gaan en verbeterplannen op te stellen en uit te voeren. Conclusies en kansen Het aanwijzen van urgentiegebieden en het opstellen van verbeterplannen zit nog in de beginfase. Hierdoor zijn er kansen om tijdens de beginfase va het traject de initiatiefnemers kennis te laten maken met gezondheid in de breedste zin van het woord (en dus ook het butterfly model). Het butterfly model of een toetsingskader als de PPP‐scan zou de partijen kunnen helpen om de gezondheid binnen de urgentiegebieden in kaart te brengen, vervolgens kan men ook zien welke onderdelen van gezondheid slecht scoren en aangepakt dienen te worden. In de periode tot 2020 kan men tussentijds hiermee ook controleren of de situatie al is verbeterd op de onderdelen waarop wordt ingezet.
MOLO Het Milieu Overleg Lokale Overheden (MOLO) is een platform voor kennis en informatie uitwisseling 64
tussen lokale bestuurders op diverse milieu gerelateerde onderwerpen. Gemiddeld zijn er twee bijeenkomsten per jaar. Naast gemeenten en provincie zijn ook waterschappen, regio’s en het rijk betrokken. Voor deze bijeenkomsten worden alle Brabantse bestuurders met milieu in de portefeuille uitgenodigd. Sinds 2008 zijn er enkele veranderingen geweest in de vorm en structuur van het platform. Het ambtelijk overleg dat vooraf ging aan de bestuurlijke bijeenkomsten, is vanwege teruglopende inbreng en betrokkenheid bij de verschillende actoren reeds afgeschaft. Echter is de opkomst en betrokkenheid bij de bestuurders de laatste jaren ook afgenomen, waardoor de gewenste output niet wordt behaald. De provincie Noord‐Brabant wil het MOLO nieuw leven in blazen door het platform te herzien en waar nodig te veranderen zodat het weer een energiek en vruchtbaar overlegorgaan wordt. Het MOLO kan een middel zijn om de ambitie, een vruchtbare samenwerking tussen overheden, te realiseren. Momenteel zijn de MOLO‐bijeenkomsten steeds verbonden aan een thema; bij elke bijeenkomst staat een ander actueel milieuthema centraal. Per bijeenkomst worden sprekers uitgenodigd die een bepaald thema vanuit verschillende invalshoeken benaderen. De huidige geluiden zijn dat het werken met thema’s waarschijnlijk ook in de toekomst de opzet van het MOLO zal blijven. Conclusies en kansen Momenteel wordt het MOLO herzien en wordt er gepeild bij de actoren wat de behoefte is aan het platform en waar de kansen liggen voor de toekomst. Het is belangrijk om tijdens het onderzoek op de hoogte te blijven van de ontwikkelingen binnen dit MOLO‐project en eventueel input te geven over het inbrengen van gezondheid binnen een van de (thema)bijeenkomsten. Het thema gezondheid of gezonde leefomgeving zou tijdens een van de eerstvolgende MOLO‐bijeenkomsten ingepast kunnen worden. Streekontwikkeling en gezondheid zou deze bijeenkomst vervolgens goed kunnen gebruiken voor het uitwisselen van ervaringen op het gebied van werken met gezondheid. (Provincie, 2014).
Digitale inkijk op het boerenbedrijf Het project ‘Digitale inkijk op het boerenbedrijf’ is een driejarig project in opdracht van Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij (UDV). Het project bestaat uit verschillende deelprojecten die uitgevoerd worden door studenten, docenten en adviseurs van Hogeschool Inholland en HAS Hogeschool in samenwerking met verschillende partijen. De doelstelling van het project is ‘het bevorderen van contact tussen boer en burger om beeldvorming over de agrarische sector te veranderen en transparantie te vergroten door gebruik van ‘virtuele technieken’’. De aanleiding van het project is de kloof tussen boer en burger. De voedselproductie is verder weg komen te staan van de burger en dit roept steeds meer vragen op. Op productie‐ en schaalvergrotingsgerichte bedrijven is een bedrijfsbezoek in verband met hygiëne voorschriften vaak niet mogelijk. Door middel van een virtueel bedrijfsbezoek kunnen scholen toch een kijkje nemen op het boerenbedrijf en direct vragen stellen aan de boer. Het project bevordert nieuwe relaties tussen boeren en burgers, verantwoorde consumptie en ondersteunt een moderne plattelandsbeleving. Het project focust op het organiseren en ontwikkelen van deze digitale inkijk in boerenbedrijven. 65
Conclusies en kansen Het project richt zich op agrarische bedrijven in de gehele provincie Noord‐Brabant en bevind zich in de ontwikkelingsfase, een pilot gaat binnenkort van start. Dit biedt kansen tot het inbrengen of benadrukken van het aspect gezondheid. Voor de Peelhorst biedt dit mogelijkheden, gezien de problemen hier bestaan rond de veehouderij, gezondheid en de beschadigde boer‐burger relatie. Burgers staan in dit gebied al jaren lijnrecht tegenover de boeren; het voeren van de dialoog en creëren van wederzijds begrip is noodzakelijk om dit probleem op te lossen. Om ook voor de toekomst te waarborgen dat boeren en burgers goed met elkaar kunnen samenleven is het goed om in te zetten op het ontwikkelen van begrip bij de jeugd. De ‘digitale inkijk in een boerenbedrijf’‐lessen die op basisscholen ontwikkeld gaan worden bieden kansen tot informeren van de jeugd over wat een boer doet. Een boer kan tijdens de digitale inkijk in zijn bedrijf toelichten hoe hij of zij met gezondheid bezig is. Door deze bewustwording te creëren bij de jeugd zal deze generatie de boeren waarschijnlijk beter begrijpen (HAS Hogeschool, 2014).
Beeldenbank Peelnetwerk De afgelopen jaren zijn de meeste Integraal Dorps Ontwikkelings Plannen (iDOP) binnen gemeenten in de Peel afgerond. Men is na dit iDOP tijdperk op zoek naar zijn of haar nieuwe rol op het gebied van leefbaarheid. Om de leefbaarheid in de kernen ook in de toekomst op peil te houden is er een goede analyse nodig van wat de komende twintig jaar aan ontwikkelingen op de kernen in de Peel afkomt. Daarnaast zocht men naar een instrument waarmee bewustwording van de ontwikkelingen zowel intern als bij de burger wordt vergroot en waarmee de discussie kan worden aangegaan over noodzakelijke acties. Peelnetwerk heeft samen met een klankbordgroep het initiatief genomen om de gemeenten in deze behoeften te kunnen voorzien en partners gevraagd om een ‘Beeldend Verhaal Leefbaarheid De Peel’ te maken. Men wil hiertoe drie stappen zetten; het in beeld brengen van maatschappelijke ontwikkelingen en de effecten ervan, het prioriteren en verdiepen van deze ontwikkelingen en het uitwerken in perspectieven. Het resultaat is een beelden‐ en informatiebank waarin een grote hoeveelheid beelden met een duidelijke toelichting zijn opgenomen. Dorpsraden, burgers, gemeenten, woningcorporaties en zorginstellingen kunnen de beeldenbank gebruiken om hun eigen mix aan beelden samen te stellen om hun boodschap te verkondigen tijdens bijvoorbeeld workshops, bewonersavonden et cetera. Conclusies en kansen De beeldenbank wordt momenteel ontwikkeld, bedoeling is dat het project eind voorjaar 2014 wordt afgerond. Verschillende organisaties zijn wellicht binnen de beeldenbank op zoek naar handvaten voor het communiceren van gezondheid naar de omgeving. Het filmpje, het butterfly model en een poster zouden vanuit het project Streekontwikkeling en gezondheid toegevoegd kunnen worden aan de beeldenbank. Eerste stap hierbij is het in contact komen met de verantwoordelijke van deze beeldenbank om de mogelijke kansen te verhelderen (Peelnetwerk, 2013) (LOS stadomland, 2013).
GES De gezondheidseffectscreening 66 Figuur 7 ‐ beoordelingscriteria en eisen GES Ongeldige bron opgegeven.
(GES) is een methode die de gezondheidsrisico’s van diverse milieufactoren in kaart brengt. Van vijf verschillende bronnen, bedrijven, wegverkeer, railverkeer, waterverkeer en luchtverkeer, wordt een beoordeling gemaakt op het effect op milieusegmenten wat leidt tot een GES score. De woningscore geeft daarnaast aan op hoeveel personen de GES score effect heeft. De GES laat het effect op de gezondheid zien ook al liggen de waarden onder de wettelijke normen. Het doel van de GES is om gemeenten te prikkelen om onder de normen te gaan zitten. Een GES score ligt tussen de nul en acht (waarbij 0 zeer goed is en 8 zeer onvoldoende) en wordt beoordeeld op luchtverontreiniging, geurhinder, geluid en externe veiligheid. In figuur 11 is te zien hoe een GES score tot stand komt en in figuur 12 is de waarde van een GES score te zien. Deze score en bijbehorende kleuren geven voor een streek of regio de gezondheidseffecten weer. De GES kan op zeer Figuur 12 ‐ Indeling van GES scores Ongeldige bron opgegeven. lokaal niveau worden uitgevoerd en kan op verschillende manieren worden weergegeven zoals te zien in figuur 13 en 14. Conclusies en kansen GES De GES is een goede methode om de effecten op gezondheid in beeld te brengen en is op zeer kleinschalig niveau uit te voeren wat de risico’s en kansen zeer duidelijk weergeeft. Daarnaast geeft de score niet alleen aan op er een overschrijding is maar geeft het ook aan waar men kan inzetten om onder de streefwaarde te gaan zitten. Figuur 83 ‐ Weergave GES scores op laag Figuur 9 ‐ GES score Ongeldige bron schaalniveau Ongeldige bron opgegeven. opgegeven. Nadeel van de GES score is dat het een zeer moeilijke formule is om tot een GES score te komen wat het ook lastig maakt om de score te communiceren naar de omgeving. Daarnaast zijn er meer negatieve scores dan positieve scores hierdoor is het lastig om een positieve ontwikkeling van onvoldoende
67
Bijlage 14 : Schematische weergave netwerkanalyse de Peelhorst Teams binnen organisatie waar werkelijke beslissingen worden genomen over project
Rol organisatie
Geld binnen organisatie
Huidige rol gezondheid binnen ambities organisatie
Organisaties waar projecten binnenkomen
Werk‐gebied
Teams binnen organisaties waar projecten binnenkomen
Gemeenten
Telkens deel van gebiedsopgave
‐ Subsidieloketten ‐ Vergunnigen
Colleges van B&W
Projecten, vallend onder eigen beleid, stimuleren
Intern
Bij iedere gemeente verschilend
Ondersteunings‐ team
Geen werkelijke besluiten; sturende functie
Procesbegeleiding
Extern bv: ‐ Rabobank ‐ Brab. Ag. Agro
Minimaal benoemd
Geen werkelijke besluiten; sturende functie
Procesbegeleiding
Vooral extern maar ook intern: Streekfonds Peel
Benoemd
Alliantiemakelaars
Procesbegeleiding
Intern: ‐Regiofonds
Minimaal benoemd
Hans Corsten en Platform platteland
Gemeenten zelf
Toetsen projecten en adviseren B&W
Intern: ‐ Geld van gemeenten
Minimaal benoemd
Secretariaat
Stuurgroep LIB
Projecten begeleiden en uitvoeren
Intern: geld van Provincie en ZLTO
Nadrukkelijk benoemd
Netwerk de Peelhorst
Hele gebiedsopgave Regionale Groep
Idee/Project
Peelnetwerk
8 gemeenten Peel
Agrifood Capital
Noord‐Oost Brabant
Gebiedsbureau
LIB
3 gemeenten Noord‐Limburg Provincie Noord‐ Brabant
Kernteam
Team Agrifood, Secretariaat
Figuur 10 ‐ Schematische weergave netwerkanalyse de Peelhorst (eigen afbeelding)
68
Bijlage 15 : Verplichtingen gemeenten op gebied gezondheid Gemeenten hebben een breed werkveld waar de ontwikkeling van het platteland of de intensieve veehouderij in het gebied een onderdeel van is. Gezondheid is door al de verschillende werkvelden binnen gemeenten verweven, het kan overal bij terugkomen en hoort niet bij één bepaalde afdeling. Iedere gemeente gaat binnen haar eigen organisatie op zijn eigen manier met gezondheid om. Gemeenten hebben wel verplichtingen op het gebied van gezondheid, vastgesteld in de Wet Publieke Gezondheid (WPG). Verantwoordelijkheden van gemeenten zijn o.a.: -
Inzicht verwerven in en analyseren van de gezondheidstoestand van de bevolking;
-
Het elke vier jaar, voorafgaand aan de opstelling van de nota gemeentelijk gezondheidsbeleid op landelijke gelijkvormige wijze verzamelen en analyseren van gegevens over deze gezondheidssituatie;
-
Het bijdragen aan opzet, uitvoering en afstemming van preventieprogramma’s, met inbegrip van programma’s voor de gezondheidsbevordering;
-
Bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen;
-
Het nemen van algemene preventieve maatregelen op het gebied van infectieziekten.
-
College van burgemeester en wethouders vraagt advies aan de gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) voordat besluiten worden genomen die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor publieke gezondheidszorg (Ministerie van Volksgezondheid, welzijn en sport, 2008).
Daarnaast dient een gemeente een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid vast te stellen waarin wordt aangegeven wat de gemeentelijke doelstellingen zijn ter uitvoering van de bovenstaande taken, welke acties worden ondernomen om de doelstellingen te bereiken en welke resultaten men wenst te behalen. (Ministerie van Volksgezondheid, welzijn en sport, 2008) Het uiteindelijke doel van dit onderzoek ‘Streekontwikkeling en gezondheid’ is het bevorderen van gezondheid binnen de gebiedsopgaven. Volgens de verantwoordelijkheden van gemeenten genoemd in de WPG zijn gemeenten verplicht bij te dragen aan de opzet, uitvoering en afstemming van dergelijke projecten die de gezondheid bevorderen.
69
Bijlage 16: Samenstelling teams binnen Netwerk de Peelhorst In deze bijlage is de samenstelling van de teams actief binnen Netwerk de Peelhorst opgenomen. Deze bijlage is gebruikt om de zogenaamde ‘sleutelfiguren’ aan te wijzen die in meerdere organisaties een rol spelen (dik gedrukt en onderstreept). Regionale groep de Peelhorst Deze groep ondersteunt de partijen in het netwerk inhoudelijk en procesmatig. De groep is een denktank, werkt vraagstukken verder uit en helpt initiatiefnemers bij het inhoudelijk verbeteren van hun projectplan. Doel is om de ontwikkeling van een duurzame agro‐sector en verbetering van de leefbaarheid te versnellen. De Regionale groep is een diverse groep mensen met verschillende achtergronden, kennis en netwerk. De samenstelling van de groep kan wijzigen als er behoefte is aan kennis en ondersteuning vanuit andere partijen in het netwerk. Momenteel ziet de Regionale groep er als volgt uit: ‐ Jan Kerkhof: Voorzitter regionale Groep ‐ Jos van den Boogaart: Wethouder gemeente Mill en St. Hubert ‐ Hans Corsten: Gebiedsbureau Weert‐Nederweert‐Leudal ‐ Frans van Dongen: Dierenartsenpraktijk de Peelhorst ‐ Willy Donkers: Dorpsoverleg Elsendorp ‐ Frank van den Dungen: Bernhezer Buitenwacht ‐ Martin van de Goor: SRE Milieudienst ‐ Twan Goossens: Omgevingsdienst Brabant Noord, initiëren en faciliteren projecten ‐ Gerard ter Hart: Provincie Noord‐Brabant ‐ Hendrik Hoeksema: Gemeente Oss ‐ Roel Hoppezak: Gemeente Gemert‐Bakel, Wethouder Ruimte ‐ Liesbeth Jans: BKKC: Brabanse kenniscentrum kunst en cultuur ‐ Nicole Lemlijn: wethouder RO, gemeente Deurne ‐ Herman Litjens: ZLTO ‐ Ted van de Loo: gemeente Boekel ‐ Alfons Olde Loohuis: Brabants kenniscentrum Zoonosen, Huisarts ‐ Frederike Praasterink: HAS ‐ Piet Rombouts: BMF ‐ Jan van Schijndel: Rabobank Land van Cuijk en Maasduinen Ondersteuningsteam de Peelhorst Veel meer dan de Regionale groep heeft het ondersteuningsteam een faciliterende rol; dit team gaat niet over de inhoud maar helpt initiatiefnemers met het benaderen van mensen, voeren van gesprekken en organiseren van bijeenkomsten. Dit alles met het doel vernieuwende ideeën verder te helpen. Ze willen de partijen die in De Peelhorst werken aan een duurzame landbouw in samenhang met een betere leefbaarheid bij elkaar brengen en faciliteren. Het team bestaat uit mensen uit de regio, het onderwijs en de provincie. De samenstelling van het ondersteuningsteam is: ‐ Hans van Dommelen: Teamleider (achtergrond: Provincie) ‐ Jack van Dijck: Lokale initiatieven (achtergrond: omgevingsdienst Brabant Noord) ‐ Lizette van Dijk: Relatie stad en platteland (achtergrond: Provincie) 70
‐ Cindy Hagenstein: 50) ‐ Dedy Hoevenaars: ‐ Peter Jacobs: ‐ Froukje Kooter: ‐ Loes Mooren: ‐ Han Swinkels: ‐ Theo van de Ven: ‐ Marcel Webster:
Relatie stad en platteland (achtergrond: Samenwerkingsverband A
Projectondersteuning (achtergrond: Provincie) Docent Veehouderij (achtergrond: HAS) Studente HAS (achtergrond: studente HAS) Lokale initiatieven (achtergrond: Provincie) Onderwijs en onderzoek (achtergrond HAS) Lokale initiatieven (achtergrond: gemeente Oirschot) Regionaal proces (achtergrond: Provincie)
(Webster, 2014) (Netwerk de Peelhorst, 2014)
71
Bijlage 17: Samenstelling organisatie Peelnetwerk In deze bijlage is de samenstelling van de teams actief binnen het Peelnetwerk opgenomen. Deze bijlage is gebruikt om de zogenaamde ‘sleutelfiguren’ aan te wijzen die in meerdere organisaties een rol spelen. Sleutelfiguren zijn groen gemarkeerd, sleutelpartijen dikgedrukt en onderstreept. In Het Peelnetwerk werken diverse partijen samen aan een gezonde economische ontwikkeling in evenwicht met een goede leefomgeving. Doel is om nieuwe ideeën en projecten te ondersteunen, partijen samen te brengen en kennis te delen. Het Peelnetwerk bestaat uit een breed scala aan partijen die kunnen bijdragen aan de uitvoering van de Peelagenda, het ambitiedocument dat leidend is voor de organisatie. Hierbij werkt men aan een vitale groene ruimte in de Peel. Centraal staat het zelf organiserend vermogen van ondernemers, burgers en instellingen in het gebied wat door Peelnetwerk wordt gestimuleerd en gefaciliteerd. Denk hierbij aan het adviseren op het gebied van ruimtelijke ordening, subsidiemogelijkheden of door het organiseren van ontmoetingen, excursies of workshops (Peelnetwerk, 2012) (Kousemaker, 2014). Het Peelnetwerk is actief in 8 gemeenten binnen De Peelhorst: Asten, Deurne, Geldrop‐Mierlo, Gemert‐Bakel, Helmond, Laarbeek, Nuenen en Someren. Daarnaast hebben ook de volgende partijen zitting in Peelnetwerk: ‐ ZLTO ‐ BMF ‐ TOP‐Brabant ‐ KvK Brabant ‐ Waterschap Aa en Maas ‐ Vereniging Kleine Kernen ‐ Vrouwenorganisaties ‐ Rabobank ‐ BZW Nederland ‐ Brainport Development ‐ Kennisinstellingen ‐ Provincie NB ‐ SRE Bovenstaande partners in het netwerk starten zelf projecten op of helpen andere initiatiefnemers met kennis en instrumenten verder. Ze zijn in het Peelnetwerk vertegenwoordigd in het Bestuurlijk Platform of het Ambtelijk Platform (zij ondersteunen het Bestuurlijk Platform). Centraal onderdeel van het Peelnetwerk is het Kernteam waar diverse professionals en/of alliantiemakelaars samenwerken om projecten te ondersteunen. Dit team onderhoudt en zoekt contacten, volgt nieuwe ontwikkelingen, is zichtbaar bij stakeholders en begeleidt samenwerkingsverbanden. Het Kernteam schakelt bij het ontwikkelen van een samenwerkingsverband voor een project op het juiste moment de relevante personen in uit het Bestuurlijk of Ambtelijk Platform in die ieder ook weer een groot netwerk hebben. De flexibele samenwerkingsverbanden die vervolgens ontstaan, bestaande uit de initiatiefnemer en mensen uit de platformen, gaan daadwerkelijk met de uitvoering van een project aan de slag. Peelnetwerk is ondergebracht in een stichting: Stichting Peelnetwerk. Het Kernteam bestaat uit de volgende personen: ‐ Jan Kerkhof: Onafhankelijk voorzitter Peelnetwerk 72
‐ René Dierx Manager Peelnetwerk ‐ Peter van der Tol Alliantiemakelaar Economie ‐ Berna Kousemaker Alliantiemakelaar Quality of Life ‐ Natalie Bax Kennismakelaar ‐ Marij Aben Liaison Peelnetwerk‐SRE ‐ Jan Timmers Expert Cultuurhistorie ‐ Liliane Schriks Office Manager Het Bestuurlijk Platform Peelnetwerk bestaat uit bestuurlijk afgevaardigden van de partners in het netwerk: ‐ E.H.J.M. de Groot Waterschap Aa en Maas en Waterschap De Dommel ‐ F. van Zeeland Gemeente Laarbeek ‐ H. Ubachs Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) ‐ H. van der Loo Vereniging Kleine Kernen ‐ J. van Rijsingen Brabant Zeeuwse Werkgeversvereniging (BZW) ‐ J.R.M. Kerkhof Voorzitter Peelnetwerk ‐ J. van Genugten Brainport Development ‐ J. Timmers Stichting Archeologisch samenwerkingsverband (SAS) ‐ A. Fransen Koninklijke Vrouwen Organisatie (KVO) ‐ N. Lemlijn Gemeente Deurne ‐ R. van Tiggelen Rabobank Peelland Zuid ‐ R.A.M. Dierx Provincie NB ‐ R. Hoppezak Gemeente Gemert‐Bakel ‐ M. Martens Gemeente Asten ‐ F. Stienen Gemeente Helmond ‐ W. Jaspers Gemeente Someren ‐ W. Renders Top Brabant ‐ Y. de Boer Gedeputeerde Ruimtelijke Ontwikkeling en Wonen (o.a. de Peel) ‐ W. Meulenmeesters ZLTO ‐ W. Vissers Gemeente Geldrop‐Mierlo ‐ A Wijnands Gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten ‐ M van Hooff MKB Nederland ‐ J. Krol De Groene Campus Het Ambtelijk Platform ondersteunt het Bestuurlijk Platform en bestaat uit betrokken partijen in het Peelnetwerk: ‐ M. Kerkhoff Waterschap Aa en Maas ‐ J. Sprengers Gemeente Laarbeek ‐ M. Aben SRE ‐ J. Timmers SAS ‐ C. Biemans Gemeente Deurne ‐ P. van der Tol Peelnetwerk, alliantiemakelaar economie ‐ R. Dierx Provincie NB, ambtelijk secretaris ‐ C. Kousemaker Peelnetwerk, alliantiemakelaar Qualitie of Life ‐ E. Uriot Gemeente Gemert‐Bakel ‐ I. Frenken Waterschap De Dommel ‐ J. Meulendijks Gemeente Asten ‐ T Gremmen Gemeente Helmond ‐ J. Merkx Gemeente Someren ‐ E. van Nuland Top Brabant (ZLTO) 73
‐ R. Andringa Gemeente Geldrop‐Mierlo ‐ A. Ras Gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten ‐ N. Pakker Dienst Landelijk Gebied (DLG) ‐ N. Bax De Groene Campus (Peelnetwerk, 2014) (Kousemaker, 2014)
Bijlage 18 : Rol gezondheid binnen Peelnetwerk Netwerk de Peelhorst werkt vanuit haar eigen ambitiedocument ‘Vitale Groene Ruimte De Peel’ en de Peelagenda die hiervan een onderdeel is. Daarnaast heeft men een eigen (kleine) subsidiepot (Streekfonds) met projectgeld met de daarbij behorende criteria. Bij zowel het ambitiedocument als bij het Streekfonds zal gekeken worden wat de huidige plaats is van het aspect gezondheid. Ambitiedocument Vitale Groene Ruimte De Peel Gezondheid heeft binnen verschillende onderdelen een plaats gekregen in de Peelagenda 2020, zie de citaties hieronder:
Ambitie van het Peelnetwerk is om in 2020 een omgeving te creëren waar het gezond wonen en recreëren is, geformuleerd onder de pijler ‘Quality of life’: ‘Quality of life omvat de zorg voor een aantrekkelijke, gezonde, beleefbare, natuurlijke en diverse leefomgeving met aandacht voor natuur, water, landschap, cultuurhistorie en leefbaarheid.’ Verduurzamen landbouw: ‘Wij zetten in op een verdere verduurzaming om maatschappelijke acceptatie te verkrijgen voor de versterking van de agrobusiness. Met name het volksgezondheidaspect zal de komende periode bijzondere aandacht krijgen. Het advies van de Commissie Van Doorn en de uitkomsten van het gezondheidsonderzoek zullen voor ons richtinggevend zijn de bij de versnelling van de duurzaamheid van de veehouderij. Wij faciliteren de voorlopers op het gebied van duurzaamheid en leggen voor anderen de mogelijkheden bloot.’ Betere leefbaarheid binnen Peelhorst :‘Het versneld dichterbij halen van een betere leefbaarheid op het platteland in relatie tot de vernieuwing van de landbouw. Het gaat dan over onderwerpen als gezondheid, stank, verkeer, vervoer, werkgelegenheid en landschap. (Peelnetwerk, 2012).
Het Peelnetwerk staat klaar om een bijdrage te leveren aan projecten die passen binnen de doelstellingen. Gezondheid is zoals te zien hierbinnen opgenomen met als doel deze te verbeteren. Het Peelnetwerk begeleidt projecten die aansluiten bij de doelstellingen en zet dus ook in op gezondheid. Er zijn echter geen bindende criteria aan gezondheid gehangen en uiteengezet wat gezondheid nu precies inhoud. Hierdoor is het moeilijk om te toetsten in hoeverre gezondheid nu binnen een project opgenomen is (Peelnetwerk, 2012). Criteria Streekfonds Meeste projecten binnen het netwerk worden procesmatig begeleid, hierbij neemt het netwerk uiteindelijk geen besluiten en kan men geen harde criteria hanteren voor de doorgang van projecten; de besluitvorming over deze projecten vind plaats bij derden. Het Peelnetwerk heeft wel een kleine hoeveelheid projectgeld (Streekfonds) voor de werkelijke uitvoer van projecten; hier heeft het netwerk dus wel rechtstreeks invloed op voorwaarden waaraan een project moet voldoen. In de 74
criteria van het Streekfonds wordt niet direct gesproken over gezondheid, wel over duurzaamheid waaronder gezondheid geschaard zou kunnen worden. Wel is in de criteria opgenomen dat een project ook moet voldoen aan de in het Ambitiedocument genoemde doelstellingen; zoals hierboven is beschreven staat hier gezondheid wel in vernoemd maar verder niet uitgelegd wat er onder gezondheid verstaan wordt (Peelnetwerk, 2011).
75
Bijlage 19: Samenstelling organisatie Gebiedsbureau Weert, Nederweert en Leudal Onderdeel van het gebiedsbureau is het Platform Plattelandsontwikkeling waarin zes partijen zitting hebben: de gemeenten Weert, Nederweert en Leudal, Natuurmonumenten, Landbouw‐ vertegenwoordiging en Waterschap Peel en Maas, zij vormen ook het Bestuurlijk Platform. Het gebiedsbureau is het werkapparaat van het platform en voert het secretariaat. Daarnaast heeft het Gebiedsbureau nog een kwaliteitscommissie die projecten beoordeelt en de gemeenten vervolgens adviseert. In deze commissie hebben specialisten zitten als ecologen, agrarisch deskundigen en stedenbouwkundigen. Contactpersoon gebiedsbureau: ‐ Hans Corsten, secretaris Leden Bestuurlijk Platform gebiedsbureau: ‐ Wethouder Paul Vogels gemeente Leudal ‐ Wethouder Renée Wernink gemeente Nederweert ‐ Wethouder Harry Coolen gemeente Weert ‐ Harry Suilen Natuurmonumenten ‐ Johan Geraets Landbouw ‐ Sjra Roelofs Waterschap Peel en Maas
76
Bijlage 20: Criteria projectondersteuning LIB De criteria voor projectondersteuning zijn als volgt: – E en project moet een bijdrage leveren aan het realiseren van de door de Stuurgroep lib geformuleerde doelstellingen. – Het project moet vernieuwende aspecten in zich bergen. Dit kan betrekking hebben op activiteiten rondom de ontwikkeling, de implementatie dan wel op het uitdragen of het verspreiden van de resultaten. – E r moet voldoende draagvlak zijn in de betreffende sector en het project moet voldoende (economisch) perspectief bieden. – Het project moet praktijkrijp zijn en concrete resultaten opleveren. De doelen moeten in concrete parameters worden uitgedrukt, zoals: actieve stof gebruik, milieubelasting, watergebruik, energiegebruik, areaal en aantal bedrijven of omzet en marktaandeel. – In het project moet ruimte zijn gecreëerd om de resultaten uit te dragen naar zowel sectorgenoten als partners in de keten. – E r is voldoende belang voor de agrarische sector in Noord‐Brabant. De Brabantse problemen en mogelijkheden moeten centraal staan en de uitvoering vindt hoofdzakelijk in Noord‐Brabant plaats. – Het project moet passen binnen de kaders van de algemene subsidieverordening van de provincie Noord‐Brabant en de Europese vrijstellingsverordening (1857/2006). Financieel gelden de volgende randvoorwaarden: – De lib ‐ bijdrage van door derden ingediende projectvoorstellen bedraagt maximaal 50% en ten hoogste 35.000 euro per jaar, met een maximum van 100.000 euro over 3 jaar. Er wordt afstemming gezocht met andere fondsen om projecten bij het juiste fonds onder te brengen en onnodige cumulatie van subsidies te voorkomen. Daarbij wordt als uitgangspunt een maximum van totaal 50% overheidssteun gehanteerd. Uitzondering betreft specifieke projecten waarbij het overheidsbelang zo groot is dat deze bijvoorbeeld als mede initiatiefnemer optreedt, de lib‐bijdrage kan dan oplopen tot 100%. – Alleen de meerkosten ten opzichte van de gangbare bedrijfsvoering komen voor ondersteuning in aanmerking. Hierbij kan worden gedacht aan specifieke voorlichting, advisering, kennisinput, marktonderzoeken, en dergelijke en aan specifieke kosten met een verhoogd risico. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval wanneer noodzakelijke instrumenten bij het mislukken van het project niet meer bruikbaar zijn. De projectresultaten worden beoordeeld op basis van het wel of niet realiseren van de objectief vastgestelde doelstellingen in het projectvoorstel en het wel of niet uitvoeren van beoogde activiteiten in het projectplan. Het niet halen van de doelstellingen kan van invloed zijn op de uiteindelijke hoogte van de werkelijk uit te keren subsidie. Het niet uitvoeren van beoogde activiteiten heeft consequenties voor de uiteindelijke hoogte van de werkelijk uit te keren subsidie
77
Bijlage 21: Rol gezondheid binnen LIB Gezondheid is een van de speerpunten van LIB, de organisatie richt zich daarbij met name op voedsel en veterinaire gezondheid en heeft de overtuiging dat dit doorwerkt naar humane gezondheid. Projecten mogen nooit een negatief effect op de gezondheid hebben. In een interview met de secretaris Geert Wilms van LIB wordt aangegeven dat het beoordelen van projecten op het gebied van gezondheid op gevoel gedaan wordt, hier zijn geen harde criteria voor. Projecten komen in aanmerking voor ondersteuning vanuit LIB als het projectvoorstel past binnen de doelen en criteria van het LIB‐programma 2015. Doel van het LIB is het ontwikkelen van een duurzame en in de maatschappij verankerde land‐ en tuinbouw sector. Belangrijkste thema’s in het LIB‐programma zijn hierbij verduurzaming en vermaatschappelijking. Vijf speerpunten hierbinnen zijn: ‐ landbouw en omgeving; ‐ stad‐ land relaties; ‐ kringloopsluiting en bio‐based economy; ‐ toegevoegde waarden; ‐ energie, broeikasgassen en klimaat. Voor het gehele criteriamodel voor binnenkomende projecten zie bijlage 20. Binnen het LIB‐programma 2015 speelt gezondheid een rol. Zo is het opgenomen onder de doelstelling vermaatschappelijking als mede ‘een sector die essentieel is om bij nieuwe ontwikkelingen ook verbindingen mee te leggen’. Daarnaast is gezondheid opgenomen binnen drie van de vijf speerpunten van het programma die leidend zijn voor het beoordelen van projecten: ‘Toegevoegde waarden’, ‘Stad‐land relaties’ en ‘Landbouw en omgeving’. Er wordt door LIB aangegeven dat het lastig is om een stap verder te gaan in het toetsen en opnemen van gezondheid binnen het beleid omdat de effecten van een project op de humane gezondheid moeilijk te beoordelen zijn. Gezondheid is nu als volgt opgenomen in de speerpunten van het programma: Toegevoegde waarden ‘Toegevoegde waarden met aandacht voor economie maar ook voor waarden als dierenwelzijn, arbeid recreatie, gezondheid en onderwijs.’ ‘Met verbrede agrarische activiteiten en de ontwikkeling van nicheproducten wordt gemikt op margevergroting om een acceptabel inkomen te verwerven en op een bedrijfsvorm die voor een deel van de ondernemers meer arbeidsvreugde biedt dan alleen schaalvergroting. Een bedrijfsvorm die de komende jaren veelal markt gedreven verder zal groeien en professionaliseren. Daarbij zullen, naast de intrinsieke kwaliteit van het product, in toenemende mate kwaliteiten als dierenwelzijn, gezondheid, beleving en arbeidsomstandigheden verwaard gaan worden. Het lib kan hierin een rol spelen door ondersteuning van kleinschalige experimenten en innovaties, en het leggen van de nodige nieuwe verbinden hiervoor.’ Stad‐land relaties ‘ De relatie stad‐platteland kan op verschillende manieren vorm en inhoud worden gegeven. Bij deze relatie komt ‐ naast de functie van voedselproductie op het platteland ‐ de maatschappelijke waardering voor de groene omgeving en het cultuurlandschap steeds meer naar voren. Dit aantrekkelijke buitengebied zorgt ervoor dat mensen in hun leefomgeving de nodige rust, ontspanning en beweging kunnen krijgen en levert daarmee een essentiële bijdrage aan volksgezondheid en sociale cohesie in stedelijke kernen en wijken. Naast voedselproductie, fungeren deze gebieden als een mooie en waardevolle achtertuin voor bewoners van stedelijke agglomeraties. 78
De landbouw in de stadsranden is het visitekaartje voor de agrarische sector en het landelijk gebied. Met de grote diversiteit van producten en diensten vanuit de landbouw, wordt de relatie stad‐ platteland geïntensiveerd. Uitgangspunt hierbij zijn de (toekomstige) behoeftes van de stedelijke bevolking.’ ‘De ingezette route, die zowel commercieel als maatschappelijke succesvol blijkt, heeft een enorm toekomstperspectief. De ervaring leert dat deze ontwikkeling nog in de kinderschoenen staat en de nodige aandacht vergt. Daarvoor wordt ingezet op meer kleinschalige experimenten en allianties met nieuwe sectoren, thema’s en doelgroepen: gezondheid, cultuur, zorg, design en jeugd.’ Landbouw en omgeving ‘Landbouw en omgeving met biodiversiteit, landschapskwaliteit, gezonde leefomgeving, bodemkwaliteit en robuustere systemen, waarbij biologische landbouw als inspiratiebron dient.’ Gezonde leefomgeving: Het terugdringen van de milieubelasting (lucht, bodem en water) in de veehouderij (ammoniak, stof) en het bestrijdingsmiddelengebruik in de plantaardige sectoren en het verhogen van de mineralen efficiëntie blijven aandachtspunten. Dit geldt ook voor de integratie van de agrarische bedrijfsontwikkeling met de natuurlijke kwaliteiten van het buitengebied. Ook veiligheid en gezondheid spelen daarbij een steeds grotere rol. Naast het opnemen van het aspect gezondheid binnen de speerpunten van het LIB‐programma is gezondheid een van de thema’s van de MAC waar over gesproken wordt met deskundigen en vervolgens geadviseerd wordt richting de stuurgroep. Geconcludeerd kan worden dat het LIB in haar programma zich, ten opzichte van de andere organisaties, bovengemiddeld inzet op het aspect gezondheid als zijnde een thema waar rekening mee gehouden dient te worden en die kansen biedt. Het is echter niet helder wat er precies onder gezondheid wordt verstaan en niet opgenomen als ‘hard’ criteria voor het ondersteunen van projecten. (Wilms, 2014) (StuurgroepLIB, 2014) (LIB, 2011)
79
Bijlage 22: Projectkaart GOL
(Stuurgroep GOL, 2013)
80
Bijlage 23: Partijen betrokken bij GOL Adviesgroep Provincie Noord‐Brabant Waterschap Aa en Maas Gemeente ’s‐Hertogenbosch Gemeente Heusden Gemeente Waalwijk ZLTO Afdeling Oostelijke Langstraat Staatsbosbeheer Vereniging Natuurmonumenten Brabants Landschap Brabantse Milieufederatie MKB Heusden Waalwijks Bedrijvenplatform Kamer van Koophandel Recron Brabant EVO Transport en Logistiek Nederland Brabants Particulier Grondbezit Fietsersbond de Langstraat Heusdens bedrijvenplatform Brabants‐Zeeuwse Werkgeversvereniging
Stuurgroep Provincie Noord‐Brabant Gemeente ’s‐Hertogenbosch Gemeente Waalwijk Gemeente Heusden Waterschap Aa en Maas
81
Bijlage 24: Projectfiches GOL fase een en twee Fase één Projectfiche Ecoverbinding noord‐zuid Drongelens Kanaal
EVZ langs Drongelens Kanaal
Aansluitingen 38, 39 en 40
Verkeersknooppunt Ei van Drunen
Aansluiting 41 Ecopassage in A59 Vlijmen‐oost
Aansluiting 45
Natuurinrichting Vlijmen‐Oost Aansluiting 44 Ecopassage oostelijke randweg Vlijmen
Inhoud project Droge en natte ecologische onderdoorgang om ecologische zones ten norden en zuiden van de A59 te verbinden. Hiervoor wordt de brug over het Drongelens Kanaal verlengd en de dijk verlegd om een passage van 25 meter breed te realiseren. Natte en droge ecologische verbinding ten oosten van het Drongelens Kanaal ter verbinding van de Loonse en Drunense duinen en de Maas. Daarnaast wordt er wandelroute door de Baardwijkse overlaat gerealiseerd. Aan/afrit 40 Drunen‐West wordt gereconstrueerd als een afrit die ook in de toekomst vrachtverkeer. Hierdoor kunnen de afritten 38 Waalwijk centrum en 39 Waalwijk oost worden afgesloten. Dit in combinatie met nieuw aan te leggen parallelstructuren zal de ontsluiting van industrieterrein Haven 7 en nieuw aan te leggen industrieterrein Haven 8. Tevens zal het de verkeersveiligheid in de kernen verhogen. Op/afrit 42 Heusden wordt aangesloten op de Spoorlaan en de Christiaan Huygensweg ten behoeve van de ontsluiting van bedrijventerrein Groenewoud II. Om het openbaar vervoer en fietsverkeer te bevorderen wordt er een transferium gerealiseerd. Zodra de aansluitingen op het ei van Drunen zijn gerealiseerd kan deze op/afrit worden verwijderd. Realisatie van een ecotunnel ten behoeve van water afvoer vanuit HOWABO en tevens functioneert als verbinding voor beekdalfauna. Op/afrit 45 ’s‐Hertogenbosch‐west wordt gereconstrueerd voor de ontsluiting van oostelijk Vlijmen. Ook zal er een oostelijke randweg rond Vlijmen komen om de verkeersdruk in de kern van Vlijmen te verlagen. Vier hectare klimaatbuffer, combinatie van natuur, water en landbouw, langs de Buitendijkse loop. Zodra de reconstructie van op/afrit 44 gereed is kan de op/afrit 44 Vlijmen‐oost worden verwijderd. Buizen met een diameter van 50 cm worden aangelegd als ecologisce verbinding bij de Tuinbouwweg, Bellaart en Vijfhoevenlaan.
Fase Twee Projectfiche Fietspaden Aansluiting Niieuwkuijk
Inhoud project Betere noord‐zuid fietsverbindingen en aanleg van een utilitaire fietsverbinding tussen Waalwijk en ’s‐Hertogenbosch. Reconstructie op/afrit 43 Nieuwkuijk voor een verbeterde afwikkeling van lokaal verkeer.
(Stuurgroep GOL, 2013)
82
Bijlage 25: Sessie Gezondheid Voor deze sessies is een basis opgesteld, bestaande uit een intakeformulier (zie bijlage 26). Op dit intakeformulier zijn de zeven T’s gebruikt om vragen te formuleren ten behoeve van de invulling van de sessie. De 7 T’s zijn een middel om bewuste keuzes te maken in de vormgeving van een proces, in dit geval de sessie (Bekkering & Walter, 2001). Iedere T heeft invloed op het verloop van het proces. Deze zeven T’s zijn: thema, toegang, toneel, toon, timing, tempo en tol. In de tabel hieronder worden deze ieder kort toegelicht. Variabele Thema: Toegang Toneel Toon Timing Tempo
Tol
Toelichting het thema moet duidelijk en afgekaderd zijn (evt in overleg met belanghebbenden Welke partijen nemen deel aan het proces en welke niet? Het scheppen van de juiste omgeving en sfeer Toon van de communicatie, maar ook het medium Stem de uit te voeren activiteiten af op de juiste momenten bepaal de snelheid (smeed het ijzer als het heet is, vertraag het proces als je een twijfelende partij erbij wil betrekken) deelname aan proces kost tijd, moeite en geld.
Tabel 6 – zeven T’s (Bekkering & Walter, 2001)
Aan de hand van deze variabelen is een vragenlijst opgesteld met vragen die beantwoord moeten worden om de sessie voor Het Groene Woud in te vullen. Op basis van de uitkomsten van deze vragen kan er een programma voor de sessie worden opgesteld. Deze basis dient voor iedere gebiedsopgave opnieuw ingevuld te worden, gebaseerd op de actuele zaken in de gebiedsopgave en de behoeftes van de deelnemers. Er zijn echter enkele variabelen die in ieder proces hetzelfde dienen te zijn. Dit zijn thema, toneel en tol. Deze variabelen zijn in het intakeformulier dan ook al ingevuld. Ook is het in ieder proces belangrijk dat er goed gekeken wordt naar inspirerende voorbeelden en personen die iets met het thema gezondheid doen. Wel is het belangrijk dat het thema Ten slotte moet er binnen de provinciale organisatie een persoon zijn die verantwoordelijk is voor het voeren van de intakegesprekken en voor het (mede)organiseren van de sessie. Gebleken is dat, wanneer de verantwoordelijkheid binnen de gebiedsopgave wordt gelegd, het proces langzamer gaat en kansen niet benut worden. Het invullen van iedere sessie begint met een gesprek met de gebiedsmanager van de desbetreffende gebiedsopgave, aan de hand van het intakeformulier. Belangrijk is om tijdens het invullen van het intakeformulier te bepalen wie de verantwoordelijkheid voor de organisatie van de sessie zal dragen. Het is niet erg wanneer er gaten blijven in het formulier, deze kunnen in de vervolggesprekken ingevuld worden. Na het gesprek met de gebiedsmanager is het aan te raden het intakeformulier in te vullen met 83
minstens twee andere belangrijke personen in de gebiedsopgave. Deze personen kunnen gekozen worden op advies van de gebiedsmanager, of naar eigen inzicht van de verantwoordelijke voor het voeren van de intakegesprekken. In deze gesprekken worden de resultaten van het gesprek met de gebiedsmanager besproken en het formulier waar nodig aangevuld of aangepast. Vervolgens kan de sessie door de verantwoordelijke gepland worden aan de hand van het ingevulde intakeformulier.
84
Bijlage 26: Algemeen intakeformulier sessie gezondheid Hieronder is het algemene intakeformulier voor het organiseren van de sessie gezondheid in een gebiedsopgave opgenomen. Naar aanleiding van de analyse van de gebiedsopgave is het mogelijk dat er aanpassingen gemaakt worden in de vragen. Intakeformulier sessie gezondheid Thema De bijeenkomst draait om het begrip gezondheid, met name om de vragen: ‐ Wat betekent het begrip voor ons als organisatie? ‐ Welke aspecten van het thema vinden wij belangrijk? Toegang
‐ ‐ ‐
Toneel
‐ ‐
Toon
‐
Timing Tempo Tol
‐ ‐ ‐ ‐
‐ ‐
‐
Welke personen, werkzaam in de gebiedsopgave, moeten bij de sessie aanwezig zijn? Welke personen, werkzaam binnen de provinciale organisatie moeten bij de sessie aanwezig zijn? Welke personen met inspirerende verhalen op het gebied van gezondheid kunnen uitgenodigd worden om te spreken tijdens de sessie? Wat is een inspirerende/niet alledaagse omgeving voor de personen die werkzaam zijn in deze gebiedsopgave? Welke omgeving zorgt ervoor dat de sessie bijblijft bij de personen die werkzaam zijn in deze gebiedsopgave? Welke sfeer moeten we tijdens de sessie creëren om de aanwezigen zo positief mogelijk tegenover het thema te krijgen? Op welk moment organiseren we de sessie? Hoe veel tijd plannen we voor de sessie in? Moeten de vragen bij ‘thema’ in één sessie beantwoord worden? Hoeveel moeite moeten de deelnemers doen om deel te nemen aan de sessie? Veel of juist weinig? Wie draagt de verantwoordelijkheid voor de organisatie van deze sessie: Met welke personen zal dit intakeformulier nog meer ingevuld worden:
85
Bijlage 27: Invulling sessie gezondheid Het Groene Woud Hieronder is het ingevulde intakeformulier voor het organiseren van de sessie gezondheid in Het Groene Woud opgenomen. Dit formulier geeft kaders en voorbeelden ten behoeve van het organiseren van deze sessie. Het Groene Woud Thema Gezondheid ‐ Wat betekent het begrip voor ons als organisatie? ‐ Welke aspecten vinden wij belangrijk Eward Heijmans Gebiedsmanager Willy Thijssen directeur Streekhuis Johan van Cuijck Alliantiemakelaar Simon Lavrijssen adviseur Natuur en Landschap Helmer Wieringa streekmanager Sociaal Economie Wout Janssen projectleider Gemeenten Peter van Oers Projectleider Kees Margry Rural Alliances, klein religieus erfgoed) Bernadette Roestenburg administratieve ondersteuning Streekhuis Nellie Raedts projectleider deltaplan voor het landschap Ralph Akkermans Anja Verweij Wim Ruis Desire van Laarhoven Hettie van der Ven Patricia Schoenmakers
Toneel
Toon Timing Tempo
gebiedscoördinator Deltaplan voor het landschap Projectleider duurzame driehoek Communicatie Communicatie Communicatie Leden dagelijks bestuur
Bestuur stichting streekrekening Leden PAC Leden coöperatie Het Groene Woud Leden stuurgroep Inspirerende sprekers, zoals personen die vanuit het onderwijs betrokken zijn bij gezondheid. Evt. Mathilde verhagen, zowel als spreker en deelneemster aan discussie. Mensen met kennis van ‘voorbeeldprojecten’. jongeren Inspirerende omgeving, niet alledaags, iets dat bijblijft Lunch in een weiland bezoek aan een inspirerend project duurzaamheidsdriehoek ziekenhuis bernhoven Hogerheide, project vanuit rural alliances Uitnodigend, iedereen mag iets bijdragen en zijn mening geven inspireren en motiveren Zo snel mogelijk, gezondheid is actueel in HGW en mensen zijn enthousiast om ermee aan de slag te gaan. Vóór 25 september zodat resultaten in eerstvolgende bestuursvergadering 86
Tol
gepresenteerd kunnen worden. ‐ Moet niet hoog zijn ‐ Na afloop van de sessie verantwoordelijkheden ‘uitdelen’, zoals bijvoorbeeld een portefeuille item gezondheid in het bestuur
87
Bijlage 28: Voorbeeldprojecten Het Groene Woud In deze bijlage zijn twee projecten opgenomen die door gebiedsmanager Eward Heijmans als ‘goed bezig’ op het gebied van gezondheid aangewezen zijn. Deze kunnen als voorbeeld dienen.
Groene Corridor‐ verbindingsas tussen Eindhoven en Het Groene Woud In het kader van de ‘Landschappen van Allure’ heeft dit project doorgang gevonden. Het omvat een autoluwe verbinding langs het kanaal tussen Eindhoven en Oirschot. Er komt een brug over het kanaal en in de toekomst wordt er ruimte gecreëerd voor het edelhert (Eindhovens Dagblad, 2013).
Figuur 16 ‐ Sfeerbeeld de Groene Corridor (Eindhovens Dagblad, 2013)
Contact met een van de initiatiefnemers van het project, Boudewijn van Tooren, wees uit dat het thema gezondheid als zodanig breed begrip geen directe rol in het investeringsplan heeft gehad. Ondanks dat zijn er wel degelijk gezondheidsissues te koppelen aan het project. Een autoluwe omgeving zorgt, naast verlaging van de CO² uitstoot, ook voor een prettigere recreatie‐omgeving. De verbinding beslaat ruim 13 kilometer waardoor mensen worden uitgedaagd om een langer stuk te lopen dan zij in eerste instantie misschien zouden doen. Ook zorgt dit voor een betere beleving van de leefomgeving, die in dit gebied een hoge esthetische waarde heeft. De IVN heeft een programma opgezet waarin gebruikers van de corridor actief worden benaderd door ambassadeurs van de organisatie, zorgt ervoor dat zij meer betrokken raken bij hun omgeving. Dit heeft weer invloed op de factoren ‘deelname aan de maatschappij’ en ‘sociaal netwerk’ van het butterfly model. Wanneer zij zich actief inzetten in dit gebied, zullen zij ook anderen tegenkomen 88
wat sociale contacten bevorderd. Ook het terugbrengen van het edelhert zorgt voor een hogere biodiversiteit en verhoogt de natuurkwaliteit. Verder worden er diverse evenementen georganiseerd rondom de verbinding, afgelopen periode zijn er enkele evenementen geweest die directe relatie hadden met de fysieke gezondheid van de mens.
Vorstelijk landschap Tilburg Het project ‘Een Vorstelijk Landschap’ (gelegen in de gemeenten Tilburg en Oisterwijk) richt zich op de hoofdthema’s stad‐land, natuur & recreatie bij de stad, landschap en cultuurhistorie, rust/stilte & slowfood, gezondheid (Het Groene Woud, z.d.).
Figuur 17 ‐ Sfeerimpressie Vorstelijk Landschap (Het Groene Woud, z.d.)
Het vorstelijk landschap is een project dat gebaseerd is op drie strategieën: ‐ ‐ ‐
Het opzetten van een nieuwe aanpak voor de realisatie van natuur‐ en landschapswaarden, Het inzetten op de realisatie van een beperkt aantal topprojecten, Een structurele samenwerking tussen overheden, natuur‐ en landbouworganisaties en andere maatschappelijke organisaties, particulieren en ondernemers in deelgebieden waar een samenhangende opgave ligt. Doel van deze samenwerking is het realiseren van projecten die bijdragen aan de gezamenlijke ambitie voor het gebied
Ook hier is in de strategieën te zien dat gezondheid niet bewust is meegenomen in dit project. Wel zijn ook hier enkele deelprojecten uit te halen die een relatie hebben tot gezondheid. Interessante onderdelen hiervan zijn bijvoorbeeld het zelf produceren van honing en kaas, onder de noemer ‘slow food’. Hierbij is veel aandacht voor de ambachtelijke productie van voedsel, waardoor 89
het gezonder zou zijn. Dit draagt bij aan de fysieke gezondheid van de mens. Ook wordt er ingezet op het aanbrengen van kunst in het landschap. Dit bevorderd de esthetische kwaliteit, dat volgens het butterfly model gezondheid positief beïnvloed (Tilburg, 2014). Verder worden er natuur‐ en landschapselementen aangelegd, wordt de biodiversiteit in het landschap verbeterd wat de natuurkwaliteit en kwantiteit verbeterd (Het Groene Woud, z.d.).
90
Bijlage 29: Checklist PAC getoetst aan butterfly model In onderstaande tabel zijn alle elementen uit het butterfly model opgenomen zoals te vinden in hoofdstuk 4 van het rapport. Er is gekeken of deze elementen aanwezig zijn in de criteria van de PAC zoals te vinden in bijlage 6. De duurzaamheid van het project wordt getest aan de hand van een door de initiatiefnemer in te vullen formulier. Dit formulier is te vinden in bijlage 6 Kenmerken van gezondheid uit het butterfly‐model Waterkwaliteit‐ en kwantiteit Natuurkwaliteit‐ en kwantiteit Voedselkwaliteit‐ en kwantiteit Esthetische kwaliteit‐ en kwantiteit Luchtkwaliteit Biodiversiteit Bodem Persoonlijk empowerment Ontwikkeling van jonge kinderen Deelname aan de maatschappij Sociaal netwerk Werkgelegenheid Economische situatie
Aanwezig Toelichting in criteria PAC? Gedeeltelijk Kan onderdeel zijn van duurzaamheidsscan Ja
Kan onderdeel zijn van duurzaamheidsscan criteria 2.6: natuur en landschap Gedeeltelijk Verbrede landbouw en streekgebonden, kleinschalige maakindustrie Gedeeltelijk Criteria 2.6: Cultuurhistorie Gedeeltelijk Ja Gedeeltelijk nee nee
Kan onderdeel zijn van duurzaamheidsscan criteria 2.6. staat letterlijk als thema benoemd Kan onderdeel zijn van duurzaamheidsscan
Ja
criteria 2.5 (bottom‐up werken) en2.8 (gericht op kwetsbare groepen) Gedeeltelijk Criteria 2.8. Dit criteria is voornamelijk gericht op het sociale leven van kwetsbare groepen Gedeeltelijk criteria 2.8. Dit criteria is voornamelijk gericht op het sociale leven van kwetsbare groepen. Ja Criteria 2.6 kleinschalige economie criteria 2.7 : Het project levert een bijdrage aan de economische ontwikkeling van het gebied
Enkele onderdelen van het butterfly model komen expliciet terug in de criteria van de PAC. Andere criteria komen wel terug, maar zijn slechts gericht op bepaalde groepen binnen de bevolking of zijn niet expliciet vernoemd. Sociaal netwerk, werkgelegenheid en deelname aan de maatschappij worden voornamelijk getoetst gericht op kwetsbare groepen. Belangrijkste onderdelen die geheel missen in de criteria zijn persoonlijk empowerment en de ontwikkeling van jonge kinderen. Onderdelen die terug kunnen komen in de duurzaamheidsscan worden hierin alleen toegelicht wanneer deze daadwerkelijk terugkomen in het project. Is dit niet het geval, worden deze niet getoetst.
91
Bibliografie (sd). Adviesbureau Wing. (2013). Contouren van een gebiedsopgave: het verhaal van de N65. wageningen. Agrifood Capital. (2014). Ambities. Opgeroepen op 2014, van Agrifood Capital: http://www.agrifoodcapital.nl/ambities/ Agrifood Capital. (z.d.). Op weg naar een excellente Agrifood‐regio. Ajzen, I. (1991). The theory of planned behaviour. Organizational behaviour and human decision processes , 179‐211. Allgeier, A., Byrne, D., Brooks, B., & Revnes, D. (1977). The waffle phenomenon: negative evaluations of those who shift attitudinally. Journal of applied Social Psychology , 217‐239. Alliantie Gezond Brabant. (2011). Naar een gezond Brabant: Strategienota integraal gezondheidsbeleid. Asch, S. (1946). Forming impressions of personality. Journal of Abnormal and Social Psychology , 258‐ 290. Bekkering, T., & Walter, J. (2001). Management van processen: het realiseren van complexe initiatieven. Houten: Spectrum. Brehm, J. (1966). A Theory of psychological reactance. New York: Academic Press. Broeders, M. (2014, Mei). Beleidsmedewerker Leefomgeving gemeente Oss. (M. Kuijpers, Interviewer) Burger, J., Messian, N., Patel, S., Del Prado, A., & Anderson, C. (2004). What a coincidence! the effects of incidental similarity on compliance. Personality and Social Psycholog Bulletin , 35‐43. Burn, S. (1991). Social psychology and the stimulation of recycling behaviours: The block leader approach. Journal of Applied Social Psychology , 611‐629. Bushman, B. (1988). The effects of apparel on compliance. Personality and Social Psychology Bulletin , 459‐467. Chartrand, T., & Bargh, J. (1999). The chameleon effect: the perception‐behavior link and social interaction. Journal of Personality and Social Psychology , 893‐910. Cialdini, R. (2009). Invloed. Nederland: Academic Service. Cioffi, D., & Garner, R. (1989). On doing the decision: The effects of active versus passive choice on commitment and self‐perception. Personality and Social Psychology Bulletin , 533‐542. Cloïn, L., van der Steen, E., & van Rijsingen, I. (2013). Gezondheid in gebiedsontwikkeling: casus Het Groene Woud. 's‐Hertogenbosch.
92
Cloin, L., van Rijsingen, I., & van der Steen, E. (2013). Adviesrapport Streekontwikkeling en gezondheid: casus het Groene Woud. 's‐Hertogenbosch. Cloïn, L., van Rijsingen, I., & van der Steen, E. (2013). Bijlagenbundel: Streekontwikkeling en gezondheid, casus Het Groene Woud. 's‐Hertogenbosch. ComScore. (2011, februari 10). The Netherlands leads global market in Twitter reach. Opgeroepen op april 11, 2014, van comscoredatamine.com: http://www.comscoredatamine.com/2011/02/the‐ netherlands‐leads‐global‐markets‐in‐twitter‐reach/ Corsten, H. (2014). Secretaris gebiedsbureau. (D. v. Mark Kuijpers, Interviewer) Craig, K., & Prkachin, K. (1978). Social modeling influences on sensory decision theory and psychophysiological indexes of pain. Journal of Personality and Social Psychology , 805‐815. Doob, A., & Gross, A. (1968). Status of frustrator as an inhibitor of horn‐honking response. Journal of Social Psychology , 213‐218. Drachman, D., deCarufel, A., & Insko, C. (1978). The extra credit effect in interpersonal attraction. Journal of Experimental Social Psychology , 458‐467. Eagly, A., Wood, W., & Chaiken, S. (1978). Causal inferences about communicators and their effect on opinion change. Journal of Personality and Social Psychology , 424‐435. Eindhovens Dagblad. (2013). Groene corridor tussen Eindhoven en Oirschot komt er. Opgeroepen op juni 6, 2014, van ed.nl: http://www.ed.nl/regio/eindhoven/groene‐corridor‐tussen‐eindhoven‐en‐ oirschot‐komt‐er‐1.3883687 Facebook. (2014). Het Groene Woud. Opgeroepen op april 14, 2014, van facebook.nl: https://www.facebook.com/inHetGroeneWoud Festinger, L. (1954). A Theory of social comparison processes. Human relations , 117‐140. Freedman, J. (1965). Long‐term behavioural effects of cognitive dissonance. Jornal of Experimental Social Psychology , 145‐155. Freedman, L., & Fraser, S. (1966). Compliance without pressure:the foot‐in‐the‐door‐technique. Journal of Personality and Social Psychology , 195‐203. Gebiedsbureau. (2013). Ambitienota gebiedsbureau. Gebiedsbureau Weert, Nederweert en Leudal. (2013). Ambitienota 2014‐2016. Gebiedsbureau. (2014). Werkprogramma gebiedsbureau. Gemeente Heusden. (2012). Onderwerp: regionale samenwerking revitalisering landelijk gebied. Heusden: Gemeente Heusden. Gerard, H., & Mathewson, G. (1966). The effects of severity of initiation on liking for a group: a replication. Journal of experimental Social Psychology , 278‐287.
93
GGD. (2013). Toetsingskader gezondheid. Tilburg. GGD, H. v. (2014, Maart). Beleidsmedewerkers. (D. v. Mark Kuijpers, Interviewer) GRONDig. (2011, December). Nieuwbrief gebiedsbureau. Limburg, Nederland. HAS Hogeschool. (2014). Digitale inkijk op het boerenbedrijf. Opgeroepen op April 2014, van http://www.hashogeschool.nl/digitale‐inkijk‐op‐het‐boerenbedrijf Heijden, J. v. (2014, 05 23). In kaart brengen besluitvormingsprocessen . (D. v. Linden, Interviewer) Het Groene Woud. (z.d.). broedplaats voor vrouwen. Opgeroepen op april 14, 2014, van hetgroenewoud.com: http://www.hetgroenewoud.com/overige‐ organisaties/netwerken/broedplaats‐voor‐vrouwen Het Groene Woud. (2013). magazine beleef. Opgeroepen op mei 27, 2014, van het groene woud: http://www.hetgroenewoud.com/actueel/nieuwsarchief/nieuw‐nieuw‐nieuw:‐magazine‐beleef‐/147 Het Groene Woud. (sd). Streekraad. Opgeroepen op maart 14, 2014, van hetgroenewoud.com: http://www.hetgroenewoud.com/streekraad/ Het Groene Woud. (sd). taken coöperatie. Opgeroepen op april 3, 2014, van http://www.hetgroenewoud.com: http://www.hetgroenewoud.com/coöperatie/taken Het Groene Woud. (sd). Taken Streekfonds. Opgeroepen op april 3, 2014, van hetgroenewoud.com: http://www.hetgroenewoud.com/streekfonds/taken Het Groene Woud. (2014). Uitvoeringsprogramma Het Groene Woud. Liempde. Het Groene Woud. (z.d.). vorstelijk landschap. Opgehaald van hetgroenewoud.com: http://www.hetgroenewoud.com/initiatieven/landschappen‐van‐allure/vorstelijk‐landschap Het Groene Woud. (z.d.). werk samen in het groene woud. Opgeroepen op april 14, 2014, van hetgroenewoud.com: http://www.hetgroenewoud.com/overige‐organisaties/netwerken/werk‐ samen‐in‐het‐groene‐woud Hoppezak, D. (2014, Mei). Wethouder Ruimte Gemert Bakel. (D. v. Mark Kuijpers, Interviewer) Hornstein, H., Fisch, E., & Holmes, M. (1968). Influence of a model's feeling about his behaviour and his relevance as a comparison other on observer's helping behavior. Journal of Personality and Social Psychology , 222‐226. Kamer van Koophandel. (z.d.). Het Groene Woud, economische kansen in Het Groene Woud. Opgeroepen op april 8, 2013, van kvk.nl: http://www.kvk.nl/kvk‐activiteiten/activiteiten‐kvk‐ brabant/het‐groene‐woud/ Kamp, J. (2014, Mei). Medewerker Milieu gemeenten Mill, St. Hubert en Grave. (L. R. Mark Kuijpers, Interviewer)
94
Ketelaar, T. (1995). Emotions as mental representations of gains and losses: Translating prospect theory into positive and negative affect. gepresenteerd op vergadering van de American Psychological Society, (pp. ‐). New York. Kousemaker, B. (2014). Alliantiemakelaar. (D. v. Mark Kuijpers, Interviewer) Kunz, P., & Woolcott, M. (1976). Season's greetings: From my status to yours. social Science Research. Latané, B., & Darley, J. (1986). The unresponsive bystander‐: why doesn't he help? New York: Appleton‐Century‐Crofts. Leereveld, D. (2011). Gezondheid en omgeving, op zoek naar een positieve relatie. Een advies aan de provinciale raad gezondheid. LIB. (2011). Activiteitenprogramma 2012‐2015. 's‐Hertogenbosch. Linden, I. v. (2014, maart 24). In kaart brengen besluitvormingsproces GOL. (D. v. Linden, Interviewer) LOS stadomland. (2013). Beeldverhaal leefbaarheid Peelnetwerk. 's‐Hertogenbosch. Mameren, A. v. (2014). Medewerker Agrifood Capital. (D. v. Mark Kuijpers, Interviewer) McGuire, W. (1985). Attitudes and attitude change. In G. Lindzey, & E. Aronson, The handbook of social psychology (pp. 233‐246). New York: Random House. Michels, W. (2013). Communicatie Handboek. Houten: Noordhoff Uitgevers. Milgram, S. (1974). Obedience to authority. New York: Harper & Row. ministerie van infrastructuur en milieu. (2014). Meerjarenprogramma infrastructuur, ruimte en transport. Opgeroepen op 05 29, 2014, van rijksoverheid.nl: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ruimtelijke‐ordening‐en‐ gebiedsontwikkeling/meerjarenprogramma‐infrastructuur‐ruimte‐en‐transport‐mirt Ministerie van Infrastructuur en Milieu. (2013). Startbeslissing MIRT Verkenning. Directie wegen en verkeersveiligheid. Ministerie van volksgezondheid, welzijn en sport. (2013). Health Impact Assessment. Opgeroepen op 06 05, 2014, van rivm.nl: http://www.rivm.nl/Onderwerpen/H/Health_Impact_Assessment_HIA/Wat_is_Health_Impact_Asses sment Ministerie van Volksgezondheid, welzijn en sport. (2008, november). Overheid. Opgeroepen op 2014, van Wetten: http://wetten.overheid.nl/BWBR0024705/geldigheidsdatum_27‐05‐2014 Moriarty, T. (1975). Crime, commitment and the responsive bystander. Journal of personality and social psychology , 597‐601. Netwerk de Peelhorst. (2014). Over netwerk de Peelhorst. Opgeroepen op 2014, van Netwerk de Peelhorst: http://www.netwerkdepeelhorst.nl/netwerk‐de‐peelhorst‐15 95
Netwerk de Peelhorst. (2014). Presentatie Netwerk de Peelhorst. Noord‐Brabant, Nederland: Netwerk de Peelhorst. Netwerk de Peelhorst. (2014, April). Urgentiegebieden. Opgeroepen op April 2014, van Netwerk de Peelhorst: http://www.netwerkdepeelhorst.nl/nieuws/gemeenten‐aan‐zet‐bij‐aanpak‐ urgentiegebieden‐470 Noord‐Brabant, P. Gemeenten per 31‐12‐2013. 's‐Hertogenbosch. Peelnetwerk. (2013). Beeldend verhaal leefbaarheid woenen zorg welzijn de peel. Opgeroepen op Maart 2014, van Peelnetwerk: http://www.peelnetwerk.nl/nieuws/beeldend‐verhaal‐leefbaarheid‐ wonen‐zorg‐welzijn‐de‐peel‐78 Peelnetwerk. (2014). Over het Peelnetwerk. Opgeroepen op 2014, van Peelnetwerk: http://www.peelnetwerk.nl/introductie‐10 Peelnetwerk. (2011). Streekfonds criteria. Peelnetwerk. (2012). Vitale Groene Ruimte de Peel. Peelnetwerk. (2012). Vitale Groene Ruimte de Peel: Synergie tussen economie en quality of life. Peelnetwerk. Peijnenburg, M. (2014, Mei). Medewerker Milieu gemeente Someren. (D. v. Mark Kuijpers, Interviewer) Petty, R., & Cacioppo, J. (1986). The elaboration likelihood model of persuasion. In L. Berkowitz, advances in experimental social psychology (pp. 123‐205). New York: Academic Press. Planbureau voor de Leefomgeving. (2010). Beleidsdossier Nationale Aanpak Milieu en Gezondheid 2008‐2012. Provincie Noord‐Brabant. (2010). Agenda van Brabant. 's‐Hertogenbosch: Provincie Noord‐Brabant. Provincie Noord‐Brabant. (2014). BZV. Opgeroepen op Maart 2014, van http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers‐op‐thema/platteland/zorgvuldige‐veehouderij/brabantse‐ zorgvuldigheidscore‐veehouderij‐(bzv).aspx Provincie Noord‐Brabant. (z.d.). de peelhorst. Opgeroepen op april 20, 2014, van brabant.nl: http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers‐op‐thema/ruimtelijke‐ordening/gebiedsontwikkeling/de‐ peelhorst.aspx Provincie Noord‐Brabant. (2013). Dossier zorgvuldige veehouderij. 's‐Hertogenbosch: Provincie Noord‐Brabant. Provincie Noord‐Brabant. (2013). Gebiedsontwikkeling. Opgeroepen op Februari 2014, van Brabant: http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers‐op‐thema/ruimtelijke‐ordening/gebiedsontwikkeling.aspx Provincie Noord‐Brabant. (2014). Gebiedsopgave de Peelhorst. Opgeroepen op 2014, van Provincie Noord‐Brabant: http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers‐op‐thema/ruimtelijke‐ ordening/gebiedsontwikkeling.aspx 96
Provincie Noord‐Brabant. (z.d.). Provinciaal milieuplan 2012‐2015: Gezondheid voorop. 's‐ Hertogenbosch. Provincie Noord‐Brabant. (2012). Samenwerkingsovereenkomst Gebiedsversterking Oostelijke Langstraat. 's‐Hertogenbosch. Provincie Noord‐Brabant. (2014). Structuurvisie 2010 ‐ partitiele herziening 2014. 's‐Hertogenbosch: Provincie Noord‐Brabant. Provincie Noord‐Brabant. (2011). Structuurvisie ruimtelijke Ordening. 's‐Hertogenbosch. Provincie Noord‐Brabant. (2014, April). Transitie naar een duurzame veehouderij 2020. Opgeroepen op 2014, van http://www.brabant.nl/dossiers/dossiers‐op‐thema/platteland/‐ /media/23A1D6BBD2C64011B2467CF6638F71ED.pdf Renes, R., & Putte, v. d. (2011). Gedragsverandering via campagnes. Den Haag: Ministerie van Algemene Zaken. Röling, N. (1994). Basisboek voorlichtingskunde. Amsterdam: Boom. Schlenker, B., Dlugolecki, D., & Doherty, K. (1994). The impact of self‐presentations on self‐appraisels and behavior: the power of public commitment. Personality and Social Psychology Bulletin , 20‐33. Schouren, L. (2012). milieu en gezondheid: van bedreigingen naar kansen. Een advies aan de provincie Noord‐Brabant. 's‐Hertogenbosch: Provinciale Raad Gezondheid. Schouren, L. (2012). Milieu en gezondheid: van bedreigingen naar kansen. Een advies aan de provincie Noord‐Brabant. 's‐Hertogenbosch. Schutten, R. (2013). Agrifood Noordoost Brabant. Smith, G., & Engel, R. (1968). Influence of a female model on perceived characteristics of an automobile. Proceedings of the 76th annual Convention of the American Psychological Association , 429‐445. Streekorganisatie Het Groene Woud. (2013). Kaartje van Het Groene Woud . Streekorganisatie Het Groene Woud. Streekraad Het Groene Woud. (2011). Ontwikkelingsvisie 2011‐2015: versterking door samenwerking in het Groene Woud. Liempde. Streekraad Het Groene Woud. (2013). Uitvoeringsprogramma Het Groene Woud 2013. Liempde: Streekraad Het Groene Woud. Stuurgroep Corridorstudie A59. (2008). De Maasroute stroomt door. Vlijmen: Gemeente Heusden. Stuurgroep GOL. (2013). Bestuursovereenkomst GOL, Samen, Slimmer, Beter werken aan de Oostelijke Langstraat. 's‐Hertogenbosch. Stuurgroep LIB. (2012). Activiteitenprogramma LIB.
97
StuurgroepLIB. (2014). Stuurgroep en LIB. Opgeroepen op 2014, van http://www.stuurgroeplib.net/stuurgroep+lib Tedeschi, J., Schlenker, B., & Bonoma, T. (1971). Cognitive dissonance: Private ratiocinaton of public spectacle? . American Psychologist , 573‐611. Telos. (2014). PPP‐scan. Opgeroepen op 2014, van http://www.pppscan.nl/voorraden/ file:///C:/Users/Mark/Downloads/De_Verantwoording_2006.pdf Tersteeg, J. (2013). de contouren van een gebiedsopgave, Het verhaal van de N65. Wageningen: Wing. Tilburg, G. (2014). Moerenburg‐ koningshoeve, landschappen van Allure. Tilburg: gemeente Tilburg. van Leeuwen, J. (1999). Evolving Models of Human Health Toward an Ecosystem Context . 204‐219: Ecosystem Health . van Rijsingen, I., Cloïn , L., & van der Steen, E. (2013). Streekontwikkeling en gezondheid: Casus Het Groene Woud. 's‐Hertogenbosch. van Zoggel, G.‐J., & van der Weegen, T. (2008). De Maasroute stroomt door. Zeist: Tauw. Verweij, A. (2013). Leefbaarheidsagenda Het Groene Woud. Liempde. Vilans. (2007). Methodische voorlichting:zes stappen om tot gedragsverandering te komen. zorg voor beter verbetertraject. VROM. (2006). Actieprogramma Gezondheid en Milieu Eindrapportage. Den Haag. VVV Het Groene Woud. (2014). magazine beleef het groene woud. Opgeroepen op mei 27, 2014, van vvv het groene woud: http://www.vvvhetgroenewoud.nl/go/magazine‐beleef‐het‐groene‐woud Webster, M. (2014). Netwerk de Peelhorst. (M. Kuijpers, Interviewer) Wilms, G. (2014, Mei). Secretaris LIB. (D. v. Mark Kuijpers, Interviewer) Wooten, D., & Reed , A. (1998). Informational influence and the ambiguity of product experience: order effects on the weighting of evidence. Journal of Consumer research , 79‐99. Worchel, S., Lee, J., & Adewole, A. (1975). Effects of supply and demand on ratings of object value. Journal of Personality and Social Psychology , 906‐914. Woudloper. Roerdal graben map NL. Wikipedia.
98