Dossier
Het dossier bestaat uit twee delen. Het eerste deel bevat een overzicht van nationale monitoren oftewel periodieke onderzoeken, met een landelijke reik wijdte, op het terrein van kunsten en erf goed, media en entertainment, en creatieve zakelijke dienstverlening. Het overzicht, samengesteld door Ineke van Hamersveld, bevat informatie over de doelstelling en, zo mogelijk, recente bevindingen van de monitoren. Voor het tweede deel selecteerde Jack van der Leden eenmalige, statistische onderzoeken, eveneens nationaal en op landelijk niveau, verschenen sinds 2010. Alle documenten zijn beschikbaar in de bibliotheek van de Boekmanstichting, op papier of digitaal, te raadplegen via www.boekman.nl.
Boekman 97
170
De Staat van Cultuur
Dossier
Landelijke monitoren en kerncijfers Ineke van Hamersveld
Algemeen en sectorbreed Cross Media Monitor De tweejaarlijkse Cross Media Monitor laat zien waar de creatieve (lees: culturele) sector staat en wat de belangrijkste ontwikkelingen in drie afzonderlijke clusters (Kunsten en erfgoed, Media en entertainment, en Creatieve zakelijke dienstverlening) en steden zijn. De laatste en vierde editie dateert uit 2012. Deel 1 presenteert de cijfers over het aantal bedrijven, banen, werknemers, omzet et cetera; deel 2 presenteert de top 25 Cross Media Steden en een beschrijving van de cross media-industrie per stad; deel 3 gaat over de toekomst van het Cross Media Cluster.Terwijl de omzet daalt, stijgt het aantal banen. Meer dan elders in de economie is er in de culturele sector sprake van schaalverkleining door toename van het aantal zzp’ers en krimpende grote bedrijven, met name in de media- en entertainment industrie. De belangrijkste conclusies: innovatiekansen moeten beter benut en efficiency is niet langer voldoende voor een duurzame concurrentiepositie. De monitor baseert zich grotendeels op het LISA-databestand van de Kamer van Koophandel dat uitgaat van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dit bestand bevat gegevens die teruggaan tot 1996. De definitie van creatieve industrie (lees: culturele sector) is ontwikkeld in onderzoek vanTNO (gebaseerd op de SBI van 2008) en door het CBS overgenomen. De monitor is digitaal beschikbaar. Onderzoek: Paul Rutten Onderzoek,TNO en iMMovator. Cultuur in Beeld Jaarlijkse rijksuitgave over de culturele sector vanuit een kwantitatieve invalshoek. Aandacht voor de bijdrage van cultuur aan de Nederlandse economie en werkgelegenheid, de sociaal-maatschappelijke waarde van cultuur, de financiële verhoudingen tussen subsidieverstrekkers en de prestaties van de diverse disciplines en de instellingen daarbinnen. Hoe groot is de cultuursector eigenlijk? Welke bedragen gaan er in om? Welke trends zie je op grond van de cijfers? Het overzicht van de ontwikkelingen in de cultuursector is gebaseerd op onderzoek, gegevens van het ministerie van OCW, de publieke cultuurfondsen, branche organisaties en gemeenten. Dit jaar wordt, naast een aantal inhoudelijke en economische ontwikkelingen, een beeld gegeven van de gevolgen van de econo mische crisis en de bezuinigingen voor de cultuur sector. Naast de door het Rijk gesubsidieerde instellingen bevat de editie in 2013 gegevens van de
instellingen die door de G9 (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Groningen, Arnhem, Enschede, Maastricht, Eindhoven) financieel worden gesteund. Cultuur in Beeld besteedt ook aandacht aan de nietgesubsidieerde sector. De uitgave is digitaal beschik baar. Ondersteunende monitoren, Cultuur in cijfers 2013, Economische ontwikkelingen in de cultuursector, 2005-2012 en Ruimte voor amateurkunst: voorzieningen voor kunstbeoefening 2013, staan elders in dit overzicht. Onderzoek: Directies Kunsten, Cultureel Erfgoed, Media Letteren en Bibliotheken, ministerie van Onder wijs, Cultuur en Wetenschap. Cultuur in Cijfers Deze jaarlijkse rijksuitgave biedt financiële en prestatie gegevens van instellingen die deel uitmaken van de culturele basisinfrastructuur, dat wil zeggen van instel lingen die worden gesubsidieerd door het ministerie van OCW. De gepresenteerde gegevens zijn gebaseerd op de cijfers uit de jaarrekeningen en de prestatie verantwoordingen zoals die zijn aangeleverd door de instellingen zelf. De laatste Cultuur in Cijfers is in november 2013 verschenen als bijlage bij Cultuur in Beeld 2013. Het document is digitaal beschikbaar. Onderzoek: ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Economische ontwikkelingen in de cultuursector Het ministerie van OCW wil in de komende jaren meer zicht krijgen op de economische ontwikkelingen in de cultuursector in termen van publiek, aanbod, prijs en financiering. Om dit doel te bereiken wordt in 2013, 2014 en 2015 een jaarlijkse monitor uitgevoerd, met als onderwerp de ontwikkelingen in het voorafgaande jaar. De monitor dient om algemene sectorale ontwikke lingen inzichtelijk te maken en inzicht te geven in trends in de cultuursector. Dit rapport is de eerste uitvoering, de zogenoemde nulmeting, en bestaat uit drie delen. In deel I komt een aantal deelsectoren aan bod waar voor trendanalyses zijn gemaakt. Dit zijn sectoren waarbij voor een groot deel van de instellingen meer jarige gegevens beschikbaar zijn, in de meeste gevallen vanaf 2005. Het betreft de bioscopen, de VSCD- en de VNPF-podia, de vrije theaterproducenten, de instel lingen die deel uitmaken van de door OCW gesubsi dieerde basisinfrastructuur, en de instellingen die door het Fonds Podiumkunsten worden gesubsidieerd. Daarnaast komen de beeldende kunsten en de Kunst koopregeling aan bod. In deel II gaat het om sectoren waarvoor alleen de data van dit jaar gebruikt kunnen
171
Dossier
worden: musea en festivals. In deel III komen specifieke onderwerpen aan bod: de capita selecta, zoals faillisse menten in de cultuursector 2006-2012, bekostigingsmix en kosten, ontwikkelingen in het aanbod en Neder landse cultuur in het buitenland. Het onderzoek verscheen als bijlage bij Cultuur in Beeld 2013. Onderzoek: APE, Kwink Groep en RebelGroup. Geven in Nederland: giften, nalatenschappen, sponsoring en vrijwilligerswerk Bijdragen in geld en tijd (vrijwilligerswerk) van huis houdens, individuen, fondsen, bedrijven en goede doelenloterijen worden sinds 1995 tweejaarlijks in kaart gebracht. Behalve voor de geldbronnen ook aandacht voor de doelen, waaronder cultuur. Resultaten worden gepubliceerd in het boek Geven in Nederland (laatste editie: 2013, zie ook de bijdrage vanTheo Schuyt en René Bekkers over geven in Nederland in deze publicatie). Er is daarnaast een databank met gegevens van twee surveyonderzoeken: 1) Surveyonderzoek onder huishoudens/individuen, uitgevoerd met behulp van TNS-Nipo CAPI@HOME (30.000 huishoudens, ruim 72.000 personen); 2) Surveyonderzoek onder bedrijven. Aan elk van de meetmomenten nemen ongeveer 1.000 bedrijven deel. Onderzoek:Theo Schuyt, Barbara Gouwenberg en René Bekkers van de werkgroep Filantropische Studies van de Vrije Universiteit Amsterdam (VU). Kerncijfers Onderwijs, Cultuur en Wetenschap In 2013 verscheen de zeventiende editie van Kerncijfers Onderwijs Cultuur en Wetenschap, een verslag over de periode 2008-2012. Per onderwijssector zijn gegevens te vinden over deelnemers, instellingen, personeel, resul taten en uitgaven. Meerjarenoverzichten tonen aan hoe de beleidsterreinen zich ontwikkelen en internationale vergelijkingen laten zien hoe Nederland er inter nationaal gezien voor staat. Ook wordt er gekeken waar leerlingen en studenten terechtkomen op de arbeids markt. Er wordt ingegaan op de stand van het weten schappelijk onderzoek, personeel en onderzoekers, universitair en internationaal onderzoek. Het hoofdstuk over cultuur bevat statistische gegevens over de uitgaven en ontvangsten van kunst, erfgoed en media, aantal uitvoeringen van en bezoek aan gesubsidieerde podiumkunstgezelschappen, kerncijfers openbare bibliotheken, musea, rijksmonumenten en rijks archieven, bijdragen aan financieringsstroom film productie, aandeel Nederlandse speelfilms in de bioscoop. Het document is digitaal beschikbaar.
Monitoren
Onderzoek: ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Monitor Topsectoren In opdracht van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is in 2012 de eerste monitor over de negen topsectoren samengesteld. Hoofdstuk 5 bevat kerncijfers over de topsector creatieve industrie, waar toe Kunsten en erfgoed, Media en entertainment en Creatieve zakelijke dienstverlening worden gerekend. Er zijn gegevens over het aantal bedrijven, productie, toegevoegde waarde, uitvoer van goederen, R&Duitgaven en werkzame personen. Opvallend is het hoge percentage kleine bedrijven en aandeel zelfstandigen: 47 procent van het totale aantal werkzame personen in deze sector, in de Kunsten zelfs 96 procent, tegen 11 procent in heel Nederland. De topsector heeft ook een zeer hoog aandeel kenniswerkers (52 procent) tegen 35 procent in de totale economie. In het Cultureel erfgoed is het aandeel kenniswerkers met 63 procent bijna twee keer zo hoog als gemiddeld in de topsectoren. Bijna driekwart van bedrijven in de media- en entertainmentindustrie innoveert, vooral in de Mediaen entertainmentindustrie (73 procent). Het gaat onder meer om uitgeverijen en platenmaatschappijen die online content als e-books, muziek en films aanbieden. De monitor is digitaal beschikbaar. Onderzoek: Centrum voor Beleidsstatistiek (CvB) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Overheid: uitgaven cultuur, sport en recreatie Overzicht van de overheidsuitgaven aan cultuur van 1999 tot en met 2010, en de voorlopige cijfers over 2011. De publicatie, verschenen in 2013, bevat cijfers over de rijksuitgaven, provinciale en gemeentelijke uitgaven, uitgaven aan de kunsten (beroepsuitvoerende kunst, scheppende kunst, amateurkunst, kunstaccommo daties, muzische en culturele vorming en overige kunsten) en uitgaven per sector (cultuurbeheer, biblio theken, musea, monumenten, archieven en media. De gegevens zijn afkomstig uit de jaarrekeningen van de diverse overheden. De uitgave verschijnt jaarlijks; de cijfers staan ook op Statline. Onderzoek: Centraal Bureau voor de Statistiek. Sociaal en Cultureel Rapport (SCR) Tweejaarlijkse uitgave van het Sociaal en Cultureel Planbureau, verschijnt sinds 1974, in de even jaren. Sinds 2000 krijgt elke uitgave een centraal thema mee. In 2012 was het thema ‘eigen verantwoordelijkheid voor
172
Boekman 97
de burger’. In hoofdstuk 11 beschrijft Andries van den Broek het beleidsterrein ‘cultuur’. Hoewel de nadruk ligt op de vraag of en in hoeverre er een verschuiving te zien is van overheids- naar individuele verantwoordelijkheid, is in het culturele veld in de praktijk vooral sprake van een verschuiving van de financiële verantwoordelijkheid van de overheid naar culturele organisaties. De intro ductie van een geefwet heeft daarentegen wel direct betrekking op de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en individu. Publicatie is in boekvorm en digitaal beschikbaar. Onderzoek: Sociaal en Cultureel Planbureau. De sociale staat van Nederland (SSN) Tweejaarlijkse uitgave van het Sociaal en Cultureel Planbureau, verschijnt sinds 2001, in de oneven jaren, over de leefsituatie van de verschillende Nederlandse bevolkingsgroepen. De SSN bestrijkt vele maatschap pelijke terreinen, waaronder vrijetijdsbesteding. De laatste editie dateert uit 2013. Publicatie is in boekvorm en digitaal beschikbaar. Onderzoek: Sociaal en Cultureel Planbureau. Statistisch jaarboek Jaarlijks uitgave van het Centraal Bureau voor de Statistiek met cijfers over de Nederlandse samenleving, per thema geordend. Het Statistisch jaarboek 2013 bevat onder andere statistieken uit 2010 en 2011 over cultuur en vrijetijdsbesteding (openbare bibliotheken en ICTgebruik). Het aantal bedrijven is op 1 januari 2012 met ruim 73 duizend toegenomen in vergelijking met 1 januari 2011 en komt hiermee op bijna 1,25 miljoen. De sectoren die hieraan de belangrijkste bijdrage geleverd hebben zijn onder andere design, fotografie en vertaalbureaus (5,8 duizend). Het jaarlijkse rapport is digitaal en in boekvorm toegankelijk. Onderzoek: Centraal Bureau voor de Statistiek. Thuiswinkel Markt Monitor (TMM) De monitor vanThuiswinkel.org brengt de online winkelmarkt in kaart door middel van omzetcijfers van online winkelen in Nederland en het aandeel van online winkelen per marktsector. Hoeveel online kopers telt Nederland en hoeveel geven ze gemiddeld uit? Wat zijn de online consumentenbestedingen per halfjaar, in omzet en afzet? Wat zijn de actuele markontwikkelingen op totaalniveau en naar branche? Hoeveel online kopers zijn er in Nederland en wat is hun profiel? Het meest recente overzicht betreft het jaar 2012 en bevat onder andere gegevens over de markt voor boeken,
De Staat van Cultuur
games en muziek/dvd’s. De omzet van de online markt stijgt in 2012 met 9 procent naar 9,8 miljard euro. Eén van de oorzaken van de stijging is de blijvende groei van de grote segmenten, waaronder het segment muziek/ downloads. De data zijn toegankelijk via een website en in boekvorm. Onderzoek: Blauw Research & GfK Retail &Technology. Trends in beeld: zicht op onderwijs, cultuur en wetenschap Trends in beeld sluit aan bij de begroting van het ministerie van OCW en betreft daarmee de gesubsidieerde sector. Het is een stelselmonitor waarmee in woord, beeld en cijfers de kwaliteit, toerusting en prestaties van de Nederlandse onder wijs-, cultuur- en wetenschapsstelsels worden gemonitord. Daarmee ondersteunt de monitor de begroting met cijfermatige, niet-financiële beleids informatie. Per sector is een vaste set samenhangende, kenmerkende indicatoren geformuleerd die het mogelijk maken zicht te krijgen op de output en outcome. Cultuur (inclusief media) moet voldoen aan criteria van verscheidenheid (inclusief bescherming van erfgoed), spreiding (zowel geografische spreiding als toeganke lijkheid) en kwaliteit. De laatste Trends in beeld is verschenen in 2013 en geeft in het algemeen cijfers over de periode 2005-2011, soms ook 2012. Het jaarlijkse rapport is digitaal toegankelijk; op de website www. trendsinbeeld.minocw.nl staan geografische weer gaven, langere tijdreeksen en metadata over de kwaliteit en betrouwbaarheid van de indicatoren. De website wordt enkele keren per jaar geactualiseerd. Onderzoek: Directie Kennis van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Trends in de creatieve industrie Begonnen in 2007 als Trends in de grafimedia heeft deze monitor zijn terrein verbreed tot de creatieve industrie waartoe het GOC podiumkunsten en evenementen, uitgeverij en journalistiek, media en communicatie, tv en film, grafimedia en gaming rekent. Cijfers zijn afkomstig uit bestaand onderzoek, zoals van onder zoeksbureau APE uit zijn studie naar de effecten van de economische crisis in de cultuursector, of uit de Monitor Amateurkunst. Trends in de creatieve industrie wordt jaarlijks uitgegeven in boekvorm en heeft steeds een ander subthema. In 2013 ligt de focus op design thinking: ideeën voor bedrijven die zich door radicale innovatie willen onderscheiden. Trends in de creatieve industrie wordt met ingang van 2011 uitgegeven door
173
Dossier
GOC (een netwerkpartner in de creatieve industrie) en A&O Fonds Grafimediabranche, en is digitaal beschikbaar. Onderzoek: GOC.
Thematisch en sectorbreed Atlas voor gemeenten: de 50 grootste gemeenten van Nederland op 50 punten vergeleken De Atlas voor gemeenten vergelijkt jaarlijks de 50 grootste Nederlandse gemeenten op meer dan 50 punten. Welke gemeente is het aantrekkelijkst om in te wonen? Waar gaat het economisch het beste? Maar bijvoor beeld ook: waar is de waarde van de natuurlijke omgeving het grootst? En informatie over het aantal uitvoeringen in de podiumkunsten en de omvang van de creatieve zakelijke dienstverlening per gemeente. De data zijn afkomstig uit landelijke datasets (onder andere via Respons). In 2013 is de 15de editie gepresenteerd, in boekvorm. Onderzoek: Atlas voor gemeenten. Buitengaats Gegevens van Nederlandse culturele activiteiten in het buitenland in alle kunstdisciplines: optredens, tournees, voorstellingen, tentoonstellingen, publicaties, work shops, residencies en vertoningen. De oudste activiteiten in Buitengaats dateren uit 1999. Voor de samenstelling wordt samengewerkt met een grote groep informanten, waaronder de sectorinstituten, de Nederlandse ambassades en consulaten en culturele organisaties. Jaarlijks wordt een Buitengaatsanalyse gemaakt. Dit overzicht bevat onder andere een Landen Topvijftig (voorheenToptwintig). Buitengaats is sinds 2005 online. Onderzoek: DutchCulture (voorheen SICA). Hbo-Monitor: de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden van het hbo Met de Hbo-Monitor kan de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden worden vastgesteld. De hogescholen participeren op vrijwillige basis, 85 procent doet mee. De Hbo-Monitor bestaat uit een enquête via internet, die ter verhoging van de respons wordt aangevuld met een benadering via een schriftelijke vragenlijst. Deze enquête wordt ieder najaar gehouden onder afgestudeerden van het daaraan voorafgaande studie jaar. Voor de opleidingssector kunst is een specifiek op deze sector gerichte Kunsten-Monitor ontwikkeld.
Monitoren
De informatie uit dit sectorspecifieke deelinstrument is op kernpunten vergelijkbaar met de informatie uit de overige opleidingssectoren van het hbo. De HboMonitor biedt zowel uitkomsten per hogeschool, als representatieve landelijke resultaten en wordt uitgevoerd onder auspiciën van de Vereniging Hoge scholen. Uit de uitgave uit 2013 blijkt dat de werkloos heid onder alle hbo-afgestudeerden na een periode van relatieve rust in 2010 en 2011 is opgelopen naar 7,9 procent in 2012, en 12 procent in de kunsten. Onderzoek: Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt van de Universiteit Maastricht. Monitor Impuls brede scholen, sport en cultuur De samenwerking tussen onderwijs, sport en cultuur krijgt vorm en inhoud met de realisering van combinatiefuncties: banen waarbij een werknemer in dienst is bij één werkgever, maar gelijk of in ieder geval voor een substantieel deel te werk wordt gesteld voor twee of meer werkvelden/sectoren. Het kabinet heeft samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), de gezamenlijke bestuurlijke onderwijs organisaties, het NOC*NSF en de Cultuurformatie zich ten doel gesteld tussen 2008 en 2012 ten minste 2.250 combinatiefuncties te hebben gerealiseerd. De VNG draagt jaarlijks de zorg voor het monitoren van de hoeveelheid gerealiseerde combinatiefuncties. Er zijn vijf metingen gehouden over de periode 2008 tot en met begin 2012. Meer dan de helft van het beoogde aantal functies is gerealiseerd. Onderzoek: BMC Onderzoek. Monitor vrije tijd en toerisme Deze monitor bundelt online feiten en cijfers over recreatie, toerisme en vrije tijd in Nederland. Ook biedt de monitor de mogelijkheid verbanden te leggen en vergelijkingen te maken. De monitor is gestart in 2010 en wordt regelmatig geactualiseerd en uitgebouwd. Er zijn vijf thema’s: recreanten (onder meer informatie over inkomend toerisme en binnenlandse vakanties, zie ook de bijdrage van Jos Vranken over cultuur toerisme in deze publicatie), vrijetijdsaanbod, wet- en regelgeving, economische waarde en bijdrage aan ander beleid. Onderzoek: Kenniscentrum Recreatie. Ruimte voor amateurkunst: voorzieningen voor kunstbeoefening Het ministerie van OCW wil de komende jaren door monitoronderzoek in kaart brengen welke ontwikkelingen
174
Boekman 97
zich voordoen in het voorzieningenniveau voor amateurkunst, inclusief de buitenschoolse kunst educatie. Dit onderzoek is de eerste peiling in een nieuwe opzet die inzicht moet bieden in trends in en vraagstukken over de aard, omvang, geografische spreiding, organisatie en dynamiek van voorzieningen voor kunstzinnige activiteiten in de vrije tijd van kinderen vanaf 6 jaar en van volwassenen. Deze nulmeting bouwt voort op de Monitor Amateurkunst (MAK) die sinds 2009 werd verzorgd door Kunstfactor (in 2011 verscheen hiervan de laatste editie, in 2012 een factsheet). Centraal staan de volgende vragen: wie zijn kunstbeoefenaars, wat hebben ze nodig, waarvan maken ze gebruik en wat bieden welke aanbieders hun? Gegevens zijn verkregen met behulp van twee enquêtes, respectievelijk onder respondenten die in 2012 deelnamen aan de MAK en, via internet, onder ruim 5.000 in Nederland gevestigde personen van 6 jaar en ouder. Het onderzoek verscheen als bijlage bij Cultuur in Beeld 2013. Onderzoek: Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst en Bureau Veldkamp.
Kunsten In beeld In opdracht van het ministerie van OCW hebben Research voor Beleid, EIM en IOO (nu alle verenigd in Panteia) in 2011 een nulmeting uitgevoerd om inzicht te krijgen in de structuur en dynamiek van de beeldende kunstsector in Nederland. Hiervoor zijn bestaande statistieken en onderzoeken geraadpleegd. Er zijn 7.000 beeldend kunstenaars actief, 83 procent werkt als zelfstandige, 59 procent is vrouw. Veel kunstenaars hebben een gemengde beroepspraktijk en hebben 36 procent inkomsten uit andere bronnen. Hun inkomen is laag. 918 organisaties, inclusief veilingen, distribueren of tonen beeldende kunst. Er zijn 12.300 werkzame personen in de sector. Galerieën trekken naar schatting 640.000 bezoekers per jaar. 4,7 miljoen mensen luisteren naar of volgen programma’s gericht op beeldende kunst, lezen hierover of raadplegen internet. 3,5 miljoen mensen (23 procent van de bevolking van 6 jaar en ouder) is in de vrije tijd actief bezig met een vorm van beeldende kunst. Naar schatting geven zij gemiddeld 464 euro per jaar hieraan uit. Het aantal beeldendekunstleerlingen en cursisten bij centra voor de kunsten is 68.000. De 35 belangrijkste gemeenten zijn verantwoordelijk voor het grootste deel van de uitgaven aan beeldende kunst:
De Staat van Cultuur
41 miljoen euro. De monitor is digitaal beschikbaar. Onderzoek: Research voor Beleid (nu Pantheia). Leesmonitor De Leesmonitor biedt een overzicht van actuele en relevante onderzoeksgegevens over de leescultuur, leesbevordering en literatuureducatie in Nederland. De belangrijkste resultaten van toonaangevend weten schappelijk, sociologisch en marktonderzoek worden op bondige en toegankelijke wijze beschreven aan de hand van zes thema’s: leestijd, leesmotivatie, lees vaardigheid, literaire competentie, digitalisering en basisgegevens over de leesinfrastructuur. Hoeveel tijd besteden Nederlanders aan lezen? Hoe leesvaardig zijn basis- en middelbare scholieren? Wat vertelt wetenschappelijk onderzoek ons over kansrijke lees bevorderende acties? De onderzoeksgegevens zijn verzameld via websites van onderzoeksinstituten (SCP, CBS, OECD, CITO), universiteiten (persoonlijke pagina’s van onderzoekers), wetenschappelijke tijdschriften (Levende Talen, The Reading Teacher) en andere instanties uit het veld die onderzoek initiëren (Sardes). De online Leesmonitor is een initiatief van Stichting Lezen, het kennis- en expertisecentrum voor leesbevordering en literatuureducatie. Onderzoek: Niels Bakker. Monitor de Bibliotheek op school Deze monitor maakt deel uit van een omvangrijke aanpak voor structurele en opbrengstgerichte samen werking tussen scholen en bibliotheken, met als doel scholen te helpen om de (taal)ontwikkeling van leerlingen te stimuleren. De monitor is in 2010 geïnitieerd en wordt gedragen door Stichting Lezen en het Sectorinstituut Openbare Bibliotheken. In het schooljaar 2012-2013 is de monitor voor het eerst grootschalig uitgezet. Meer dan 30.000 leerlingen, 3.000 leerkrachten en 300 leesconsulenten hebben eraan deelgenomen. Jongens lezen minder dan meisjes en vinden lezen ook minder leuk. Ook komen ze minder vaak in de bibliotheek. Dat zijn enkele uitkomsten van de analyse. De monitor is online. Onderzoek: Sardes. Muziekpodia en -festivals in beeld (BeAM) Jaarlijks onderzoek onder de kleine(re) muziekpodia en -festivals in de klassieke muziek, hedendaags klassieke muziek, jazz, wereldmuziek en mengvormen daarvan. Het verkregen cijfermateriaal dient als benchmarktool voor de deelnemende organisaties. Uit het laatst
175
Dossier
verschenen onderzoek uit 2010 onder 336 podia en 174 festivals blijkt dat zij ruim 15.000 voorstellingen voor ruim 3,3 miljoen bezoekers organiseerden. De werk zaamheden werden verricht door ongeveer 10.000 mensen, omgerekend ongeveer 1.850 fte. Maar liefst 84 procent van deze medewerkers was vrijwilliger. De totale omzet van deze organisaties bedroeg zo’n 65 miljoen euro. De eerste editie van BeAM betrof het peiljaar 2007 en verscheen onder de titel Kleine muziek podia in beeld. Het is vooralsnog onduidelijk of dit onderzoek wordt voortgezet. Onderzoek: Muziek Centrum Nederland. Openbare bibliotheken Informatie over het aantal openbare bibliotheken, collecties, uitleningen, gebruikers, verdeling in contributiet arief, personeels- en exploitatiegegevens 1999-2011. In 2011 bleef het totale aantal leden (4.009.000) vrijwel gelijk aan dat van 2010 (3.996.000). Bij de jeugdleden is sprake van een stijging van 3,6 procent. Het aantal uitleningen daalde licht, van 100.102.000 in 2010 naar 100.025.000 in 2011, maar dat van dvd’s en video’s toont een stijging van ruim 10 procent, van 3,8 miljoen in 2010 naar bijna 4,2 miljoen in 2011. Er is sprake van een teruggang van het aantal bezoldigde bibliotheekmedewerkers met 630 (van 8.970 in 2010 naar 8.340 in 2011), een daling van ongeveer 9 procent. Digitaal document; de cijfers staan ook op Statline. Onderzoek: Centraal Bureau voor de Statistiek. Podia: cijfers en kengetallen Jaarlijks brengt de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) een publicatie uit met de cijfers en kengetallen van de leden: het aantal leden, zalen en stoelen van de VSCD-podia, spreiding over de regio, evenementen, voorstellingen en concerten, bezoekcijfers, gezamenlijke omzet, opbouw inkomsten en uitgaven, personeelsbestand en verkoopkanalen. De laatste uitgave betreft 2012.Toen telde de VSCD 150 leden. De helft van de podia is gevestigd in het westen, waar de meeste optredens (54 procent) en de meeste bezoeken plaatsvinden (62 procent). Van het totaal aantal voorstellingen en concerten bestaat 23 procent uit toneel, gevolgd door de genres cabaret (16 procent) en populaire muziek (14 procent). Alleen bij het genre klassieke muziek nam het aantal concerten toe. De terugloop van 17 procent bij musicals is fors. Een derde van alle mensen werkzaam bij de podia en festivals is vrijwilliger, 3.988 personen. Het totaal aantal bezoeken is gedaald van 11,9 miljoen in 2011 naar 10,9 miljoen
Monitoren
in 2012. Voor de monitor gebruikt de VSCD met ingang van 1996 hetTheater Analyse Systeem (TAS). Onderzoek: Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties. Podiumpeiler: een monitor voor de podium kunsten en muziekindustrie in Nederland De Podiumpeiler bevat statistische gegevens over onder meer podiumkunstenaars, werkgelegenheid, uitvoeringen, festivals, bereik podiumkunsten, verkoop dragers, eigen inkomsten, auteursrechten, particuliere fondsen, sponsoring, vrijwilligers, subsidies, en export. De eerste editie, gemaakt in opdracht van en in samen werking metTheater Instituut Nederland (TIN) en Muziek Centrum Nederland (MCN), verscheen in 2011. Bronnen voor de cijfermeting waren afkomstig van de Vereniging van Schouwburgen en Concertgebouw directies (VSCD), de Vereniging Nederlandse Poppodia en -Festivals (VNPF),TIN, MCN en de afzonderlijke podia. De tweede editie is aangekondigd voor eind 2013/ begin 2014. Onderzoek: Atlas voor gemeenten. Poppodia in cijfers Jaarlijkse monitor met kengetallen van de podiumleden van de Vereniging Nederlandse Poppodia en -Festivals: 52 podia en 27 popfestivals in 2012. Laatste monitor betreft het jaar 2012. Het aantal popconcerten en clubavonden en daarmee de publieksinkomsten per poppodium zijn in dit jaar afgenomen. Podia houden zich financieel staande door risico’s te mijden in de programmering ten koste van talentontwikkeling, door lagere gages aan artiesten, meer besloten verhuur en te besparen op personeelskosten. In 2012 waren er 6.548 mensen werkzaam bij de poppodia, van wie 63 procent als vrijwilliger (57 procent in 2010 en 62 procent in 2011). Zij namen gemiddeld 30 procent van al het werk voor hun rekening (24 procent in 2010, 29 procent in 2011). Van alle medewerkers is slechts 18 procent in loon dienst bij de podia. In 2012 werden door de poppodia tezamen 9.971 activiteiten georganiseerd, waarvan 7.431 muziekprogramma’s, waarbij 18.659 optredens werden gegeven met bijna 2,7 miljoen betalende bezoeken, een kleine half miljoen gratis bezoeken en zo’n 160.000 bezoeken aan besloten evenementen. De gezamenlijke omzet van de VNPF-leden bedroeg 103,1 miljoen euro. De poppodia genereerden gemiddeld voor 71 procent hun eigen inkomsten en de overheid financierde de overige kosten, met name de gemeenten (29 procent). De verschillen met de situatie in 2011 zijn
176
Boekman 97
minimaal. Voor de monitor gebruikt de VNPF met ingang van 2003 het Poppodium Analyse Systeem (PAS). Dit systeem biedt een overzicht van het aantal concerten, bezoeken, inkomsten, subsidie en uitgaven en van het personeel en de huisvesting van VNPFleden. De monitor is digitaal. Onderzoek: Vereniging Nederlandse Poppodia en -Festivals. Professionele podiumkunsten: capaciteit, voorstellingen, bezoekers, regio Statistische gegevens van 1999 t/m 2011 over publieks capaciteit, voorstellingen en bezoekers van organisa ties waar professionele podiumkunsten worden vertoond. De uitkomsten worden uitgesplitst naar regio en discipline. Ook opgenomen zijn statistische gegevens van 2002 t/m 2011 over werkgelegenheid, baten en lasten van organisaties die het tonen van professionele podiumkunsten als hoofdactiviteit hebben. Digitaal document. De cijfers staan ook op Statline. Onderzoek: Centraal Bureau voor de Statistiek. SIOB Bibliotheekmonitor De Bibliotheekmonitor biedt kengetallen uit de sector, zoals over het aanbod, het bereik en het gebruik. Daar naast zijn er bedrijfsmatige gegevens over baten en lasten, personeel en dergelijke. De monitor biedt ook zicht op voor de bibliotheek relevante maatschappelijke veranderingen en op aan de bibliotheek gerelateerde terreinen, zoals media en informatie. Er wordt gebruik gemaakt van gegevens uit verschillende bronnen, zoals het CBS, het SCP, de VOB, onderzoekrapporten van het Sector Instituut Openbare Bibliotheken (SIOB) zelf en andere organisaties. De monitor is online. Onderzoek: Sectorinstituut Openbare Bibliotheken. Voorlezen in de kinderopvang Sinds 2000 wordt in opdracht van Stichting Lezen vierjaarlijks onderzoek gedaan naar voorlezen in de kinderopvang (kinderdagverblijven en peuterspeel zalen). In de editie 2012 (gepubliceerd in 2013) is er speciaal aandacht voor het programma BoekStart, een van de activiteiten van Stichting Lezen, en de kinder opvangcentra die in dit programma participeren. De monitor is digitaal beschikbaar. Onderzoek:TNS-Nipo
De Staat van Cultuur
Erfgoed Crossmedia Monitor Musea (CMM) Door sociale media als Facebook,Twitter en Youtube kunnen miljoenen mensen op een goedkope en gemakkelijke manier met elkaar in contact komen. Erfgoedinstellingen ontwikkelen daarom socialemediainitiatieven. De CMM is bedoeld om de (sociale) media activiteiten van musea en de impact daarvan te meten, zodat museumprofessionals media efficiënter en effectiever kunnen inzetten. Het aantal Nederlandse musea met eenTwitteraccount is gestegen van 1,1 procent in 2008 naar 53,3 procent in 2012. De top 5 van meeste fans op Facebook wordt gevormd door: Van Gogh Museum (188.787), Anne Frank House (76.034), Stedelijk Museum (46.447), Foam Fotografie museum Amsterdam (42.106) en Artis (23.642). Ook op Twitter heeft het Van Gogh Museum de meeste volgers (63.870), gevolgd door het Stedelijk Museum (53.835), Museum Boijmans Van Beuningen (27.685), het Rijks museum (22.413) en Foam (19.216) (peilmoment: november 2013). De monitor is online. Onderzoek: Museumkompas. Enumerate In 2011 is het Europese netwerk Enumerate van start gegaan, met als belangrijkste doel het verzamelen en publiceren van betrouwbare statistieken over erfgoed digitalisering, digitale duurzaamheid en de online toegankelijkheid van cultureel erfgoed in Europa (zie ook de bijdrage van Marco de Niet en Gerhard Jan Nauta over digitalisering van erfgoed in deze publicatie). Enumerate heet voluit: A European Survey for Statistical Intelligence on Digitization, Digital Preservation and Online Access to Cultural Heritage. Kenniscentrum Digitaal Erfgoed (DEN) is samen met de Engelse CollectionsTrust initiatiefnemer van het project en coördineert de Nederlandse bijdrage aan dit onderzoek. Projectpartners komen vooral uit België, Duitsland, Frankrijk en Spanje, al is bij de ontwikkeling van Enumerate een zo breed mogelijke vertegen woordiging in alle EU-landen het streven. Enumerate wordt direct bekostigd door de EU. Onderzoek: DEN Kenniscentrum Digitaal Erfgoed. Erfgoedmonitor De Erfgoedbalans, een product van de Erfgoedmonitor, beschrijft aan de hand van feiten, cijfers en beschou wingen de stand van zaken op het gebied van archeo logie, monumenten (gebouwd erfgoed) en cultuur
177
Dossier
landschap. Daarnaast geeft de Erfgoedbalans aan welke lacunes er zijn op het gebied van kennis over het erf goed. Hij verschijnt eens in de vijf jaar; de eerste dateert van 2009. In 2014/15 zal ook het roerende erfgoed integraal deel uitmaken van deze balans en wordt het ministerie van OCW verantwoordelijk voor de inter pretatie van de cijfers.Thema’s zijn onder meer: de voorraad bekend en onbekend erfgoed; de staat van het erfgoed; erfgoed, publiek en educatie; de Provincie atlas met per provincie kaarten met de bekende en verwachte voorraad archeologie op basis van de Archeologische Monumenten Kaart (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW); beschermde stads- en dorpsgezichten, gebouwde rijksmonumenten en de top 100 van de wederopbouw monumenten. De Erfgoedbalans verschijnt in druk en als website. Onderzoek: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Monitor Erfgoed Educatie (MEE) Tweejaarlijkse monitor, gericht op de educatie bij de archieven. In opdracht van Erfgoed Nederland werd in 2007 voor de eerste maal de Monitor Erfgoed Educatie (MEE) uitgevoerd. Op basis van deze kengetallen kunnen (prestatie)afspraken worden gemaakt over het te voeren beleid ten aanzien van erfgoededucatie. Ook kan op deze manier uiteindelijk een indicatie worden verkregen van de effecten van het beleid. Aan de tweede MEE (over 2009) namen 584 instellingen deel, waaronder oudheidkamers, historische verenigin gen en heemkundekringen en archieven. Voor het eerst deden ook musea mee. Van de instellingen had 79 procent een educatieve taak of bood educatieve activiteiten aan. Onduidelijk of de monitor wordt voortgezet en zo ja, door wie. De monitoren zijn digitaal toegankelijk. Onderzoek: P. van der Zant, Bureau Advies Research Training. Monitor Erfgoedinspectie: staat van de naleving Sinds 2000 voert de Erfgoedinspectie een jaarlijkse monitor uit bij alle organisaties (ruim 800) die onder haar toezicht vallen, om zicht te krijgen op het archiefbeheer en de veranderingen daarin. Met ingang van 2009-2010 zijn ook (instellingen met) collecties, monumenten en archeologie benaderd. De uitkomsten bieden een indicatie van het nalevingsniveau van de geldende wet- en regelgeving. De gegevens worden ook verwerkt in het jaarlijks verslag over het toezicht dat de Erfgoedinspectie, via de minister van OCW, aan de Tweede Kamer aanbiedt. De verstrekte gegevens
Monitoren
worden tevens verwerkt tot rapportages voor de geïnspecteerden en gebruikt als instrument voor zelf evaluatie. Daarnaast draagt de inspectie in het kader van internationale afspraken bij aan het toezicht op de illegale handel in cultuurgoederen. Het is nu een twee jaarlijkse erfgoedbrede monitor waarvan de gegevens ter beschikking worden gesteld aan de Erfgoedbalans. De laatste monitor is over de periode 2011-2012 en digitaal beschikbaar. Onderzoek: Erfgoedinspectie. Monitor inzake de staat van het gebouwd erfgoed Deze monitor is een in 2008 begonnen jaarlijkse meting door de Monumentenwacht van de staat van (een deel van de) rijksbeschermde monumenten, uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. In totaal zijn tot en met 2011 ruim 13.500 beschermde monumenten onderzocht. In de rapportage is aandacht voor het onderscheid tussen provincies en categorieën monu menten. Het document is digitaal beschikbaar. Onderzoek: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Museumcijfers Het Museum Analyse Systeem (Museana) beschikt over statistieken van een kleine 250 deelnemende musea. Daarmee is een benchmarksysteem gecreëerd waarmee een museum niet alleen inzicht krijgt in de eigen prestaties, maar ook hoe deze zich verhouden tot andere musea. Leden van de Nederlandse Museum vereniging kunnen gratis deelnemen aan Museana. Daarnaast wordt op basis van de gegevens in Museana jaarlijks een publicatie uitgegeven met de belangrijkste cijfers over de Nederlandse museumsector. Museum cijfers 2011 is de eerste editie. In dat jaar waren de eigen inkomsten in totaal hoger dan de afzonderlijke bijdragen van het Rijk, de gemeenten of de provincies. Van alle medewerkers in de musea was 62 procent vrijwilliger. Het percentage bezoek uit het buitenland bedroeg 27 procent. Onderzoek: Museana. MuseumMonitor De MuseumMonitor is een landelijk museumpublieks onderzoek dat in 2003, in samenwerking metTNS-Nipo, door Onderzoeksbureau Letty Ranshuysen is ont wikkeld.TNS-Nipo beheert de MuseumMonitor en levert elk halfjaar museumgebonden rapportages aan. 2013 is het 11de jaar. Sinds 2003 zijn er elk jaar zo’n 9.000 binnen- en buitenlandse museumbezoekers ouder dan 12 jaar ondervraagd in circa 40 uiteenlopende musea,
178
Boekman 97
verspreid over heel Nederland. De focus ligt daarbij op de mate van tevredenheid over verschillende aspecten van de dienstverlening en het aanbod, en hun impact op de relatie met de klant. De MuseumMonitor biedt deelnemende musea een houvast voor het ontwerpen of bijsturen van beleid. Musea kunnen zich erop abonneren. Onderzoek:TNS-Nipo. Top 55 Museumbezoek Met ingang van 2010 publiceert de Nederlandse Museumvereniging de Top 55 Museumbezoek. Deze lijst is gebaseerd op de circa 400 musea waar de Museum kaart geldig is. In 2010 noteerden zij gezamenlijk 16,9 miljoen bezoeken, in 2011 waren dat er ruim 18 miljoen, in 2012 19,5 miljoen. De stijging is mede te danken aan de heropening van EYE en het Stedelijk Museum in Amsterdam, gezamenlijk goed voor een kleine 400.000 bezoeken. Het Kröller-Müller Museum – het grootste moderne kunstmuseum buiten de Randstad dat sinds 2012 de Museumkaart accepteert – kwam de top 10 binnen met 307.000 bezoeken,Tassenmuseum Hendrikje in Amsterdam, ook sinds 2012 te bezoeken met de Museumkaart, bezet de 54ste plaats met een kleine 83.000 bezoeken. Panorama Mesdag, sinds 2011 aan gesloten bij de Museumkaart, kreeg ruim 137.000 bezoeken tegen 119.000 in 2011. Al jaren achtereen stijgt de verkoop van de Museumkaart (zie ook de bijdrage van Cas Smithuijsen en Lisa van Woersem over draag vlak in deze publicatie). In 2012 zijn ruim 900.000 Museumkaarten uitgegeven, 100.000 meer dan in 2011. Gemiddeld bezochten Museumkaarthouders in 2012 5½ keer een museum. Er is ook een overzicht Bezoek cijfers 55 Nederlandse musea 2005-2010. De Top 55 museumbezoek is digitaal beschikbaar. Onderzoek: Nederlandse Museumvereniging.
Media Consumentenonderzoek: landelijk onderzoek naar de algemene boekenmarkt De KVB-SMB (Koninklijke Vereniging van het Boekenvak-Stichting Marktonderzoek Boekenvak) organiseert sinds januari 2007 landelijk marktonderzoek voor het boekenvak. Deze marktcijfers beantwoorden vragen als: hoeveel boeken worden er in de hele markt verkocht? Hoe presteert mijn boekhandel ten opzichte van de branche? Waar kopen consumenten het liefst hun boeken? Welke productgroepen zijn populair? Voor dit kwantitatieve onderzoek wordt wekelijks op
De Staat van Cultuur
de belangrijkste verkooppunten in relevante verkoop kanalen in Nederland gemeten. Met een deelname van ruim 900 boekhandels en ruim 2000 secundaire verkoop punten wordt 78 procent van de markt in algemene boeken gedekt (2010). Boekhandels die zijn aangesloten bij de KVB krijgen inzicht in aantallen, omzetten, distributiekanalen, marktaandelen, trends, ISBN’s et cetera, compleet met analyses. Uitgevers kunnen een abonnement nemen. In de eerste helft van 2013 bedroeg de omzetdaling 3,4 procent minder dan in dezelfde periode in 2012. Het (online) boekhandelskanaal won terrein op het branchevreemde kanaal. Kinderboeken zijn het enige genre dat groeide. De KVB-SMB vraagt ook drie tot vier keer per jaar aan consumenten hoeveel boeken ze kopen, welke dat zijn (genre), waar ze die kopen en, bijvoorbeeld, voor wie. Ook worden vragen over lezen gesteld: wat lees je, wanneer lees je of waar om lees je niet? Dit trendonderzoek geeft inzicht in de beweegredenen van de consument. Onderzoek: GfK Retail &Technology. KijkOnderzoek In dagrapporten laat het kijkonderzoek zien hoeveel mensen er televisie kijken, naar welke zenders en programma’s (per programma de kijkdichtheid, absolute aantallen en marktaandelen). Met behulp van deze gegevens kunnen televisiemakers en zenders inhoud en tijdstip van programma’s afstemmen op wat de kijker belangrijk vindt (zie ook de column van Huub Wijfjes in deze publicatie). Naast de dagrapporten zijn er ook andere rapporten, zoals het Jaarrapport en het Jaarverslag. In het Jaarrapport worden de belangrijkste jaarresultaten van het kijkgedrag gepresenteerd. Het eerste verscheen in 2001, het laatste in 2013 en heeft betrekking op 2012. De cijfers worden afgezet tegen die van 2011. Belangrijkste conclusies: er is in 2012 per dag gemiddeld iets meer televisie gekeken dan in 2011; voetbalwedstrijden zijn de best bekeken programma’s. De top 10 van de meest bekeken uitzendingen die geen betrekkingen hebben op sport wordt aangevoerd door Boer zoekt vrouw, The Voice of Holland en Moordvrouw. In de top 5 per zender gooiden Van Kooten en De Bie sloegen weer toe! de hoogste ogen op Nederland 2 en Ciske de rat op RTL8. Het markt aandeel in de avond (18.00- 24.00 uur) van de publieke omroep steeg in 2012 van 34,3 procent naar 37,7 procent. In het Jaarverslag worden onder meer de laatste wijzigingen in het kijkonderzoek en de uitkomsten van aanvullend onderzoek beschreven. Opdrachtgever is Stichting KijkOnderzoek (SKO).
179
Dossier
Onderzoek: Intomart GfK,The Nielsen Company, TNS-Nipo en Nedstat. Luistercijfers De Stichting Nationaal Luister Onderzoek (NLO) is met ingang van 2012 verantwoordelijk voor het onder zoek naar het radioluistergedrag van de Nederlandse bevolking en de rapportering daarvan. NLO kent vier participanten: RAB (radio-exploitanten), NPO (Nederlandse Publieke Omroep), BVA (bond van adverteerders) en PMA (Platform Media-Advies bureaus. Het onderzoek maakt gebruik van radiologs (per tweemaandelijkse periode 7.500 dagboeken van luisteraars van 10 jaar en ouder) en mediawatches: 325 respondenten die gedurende twee weken per maand gebruikmaken van deTelecontrol Mediawatch, een horloge dat automatisch geluid registreert waardoor achteraf elektronisch kan worden vastgesteld naar welke radiozenders panelleden hebben geluisterd. Uit cijfers over augustus en september 2013 blijkt dat ORN Radio, 538, 3FM, Sky Radio en Q-music de populairste vijf zijn, met een marktaandeel van respectievelijk ruim 11 tot bijna 9 procent. 3FM is daarmee de grootste radio zender van de NPO en laat Radio 1 (8,5 procent) en Radio 2 (7,5 procent) achter. Radio 4 en Classic FM bezitten een marktaandeel van 1,6 en 1,5 procent. Onderzoek: Intomart GfK. Mediamonitor De Mediamonitor verscheen voor het eerst in 2001, bedoeld om inzicht te verkrijgen in concentratie bewegingen van mediabedrijven in Nederland en om de ontwikkeling van de pluriformiteit, de toegankelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van media te volgen. Over de belangrijkste trends en ontwikkelingen op de verschillende mediamarkten wordt jaarlijks gerapporteerd. Daarnaast is er ruimte voor een thema tische verdieping, zoals de digitale mediawereld. Hoeveel videokanalen en webradiozenders is Neder land rijk en door wie worden ze aangeboden? Hoe divers zijn al deze kanalen? De laatste Mediamonitor verscheen in 2013 en geeft een cijfermatig beeld (voor namelijk over marktaandelen) van de ontwikkeling in de verhouding tussen de verschillende aanbieders. De monitor is in boekvorm. Onderzoek: Commissariaat voor de Media. Monitor Digitale tv Deze monitor bevat de laatste cijfers, analyses en nieuws op het gebied van digitale televisie. Hij geeft
Monitoren
inzicht in het aantal digitale tv-aansluitingen in Neder land en in de toename van 3D- en HD-tv-toestellen, tablets, blu-ray-spelers, connected tv-toestellen et cetera. Hoewel de verkopen van televisies in 2011 voor het tweede jaar op rij daalden (1,7 miljoen nieuwe tele visies, 9 procent minder dan in 2010), groeide het aantal digitale aansluitingen in 2011 van 73 procent naar 83 procent, evenals het gebruik van nieuwe diensten die nieuwe televisietoestellen en abonnementen bieden, zoals Video on Demand. In 2011 was 34 procent (610.000 exemplaren) van alle verkochte televisies een web-tv. De verwachting is dat dit in 2012 oploopt tot 60 procent. Eén op de drie huishoudens kan dan via de televisie gebruikmaken van nieuwe diensten via het portal van de televisiefabrikant, via speciale apps of directe toegang tot het internet. Eind 2013 zal de helft van de huishoudens via de televisie IP-connected zijn. Zo ontstaat er een steeds ruimere keuze voor de consument via welke leverancier(s) videodiensten worden afgenomen. Onderzoek: Ketenoverleg DigitaleTV (tv-zenders, kabelmaatschappijen, producenten, facilitaire bedrijven,TNO-ICT) en GfK Retail &Technology. TV in Nederland: ontwikkelingen in tv-bezit en tv-gebruik In TV in Nederland zijn de belangrijkste televisie kenmerken van Nederlandse huishoudens terug te vinden. Daarvoor wordt sinds 2011 de Media Standaard Survey (MSS) uitgevoerd, in opdracht van de organisa ties die verantwoordelijk zijn voor de belangrijkste mediabereiksonderzoeken: SKO (televisie), NLO (radio), JIC STIR (internet) en NOM (print). De doel stelling van de MSS is het verkrijgen van betrouwbare en stabiele cijfers over de Nederlandse bevolking ten behoeve van werving, weging en controle van de media bereiksonderzoeken. De uitkomsten zijn representatief voor alle huishoudens in Nederland en alle individuen van 13 jaar en ouder. In 2012 zijn 6.190 huishoudens en 5.268 personen van 13 jaar en ouder ondervraagd. Onderzoek:TNS-Nipo. De uitgever aan het woord: de trendmonitor van de uitgeefbranche In deze jaarlijkse enquête worden de ambities en kansen van de Nederlandse uitgevers onderzocht, aanvullende interviews gehouden over hoe uitgeverijen organisatiebreed omgaan met de marktdynamiek en vormgeven aan ondernemerschap, met een focus op financiën, personeel en organisatie, technologie en
181
Dossier
innovatie. In de editie over 2012 is bovendien gekeken naar innovatie binnen verwante sectoren, zoals de Nederlandse publieke omroep. Wat zijn de kansen voor samenwerking met uitgevers? Enkele conclusies: de doorbraak van de QR-code en een vertienvoudiging van de inkomsten uit mobiele applicaties. Hoewel een laag percentage van het budget opgaat aan innovatie, hebben publiekstijdschriften de snelste time-to-market ten opzichte van de andere uitgeefsectoren. Onderzoek:Thaesis.
Entertainment Bioscoopmonitor Jaarlijks terugkerende rapportage bestaande uit verschillende deelonderzoeken die worden uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Vereniging van Bioscoopexploitanten (NVB) en de Nederlandse Vereniging van Filmdistributeurs (NVF). Acht onder zoeksthema’s geven tezamen een beeld van het Neder landse bioscooppubliek en zijn filmconsumptie door middel van beschrijvende statistiek en klantprofielen: bereik, bezoekfrequentie, gedrag en motivaties ten aanzien van filmconsumptie en bioscoopbezoek, beoordeling van de dienstverlening, overige vrijetijds bestedingen en mediagebruik, en marketing in de film industrie. De oudste Bioscoopmonitor dateert uit 1998, de nieuwste uit 2013. De publicatie is digitaal beschikbaar. Onderzoek: Stichting Filmonderzoek. Brancheonderzoek Fotografen In 2010 verscheen het tweede brancheonderzoek. Ten opzichte van de eerste uitgave in 2005 is er een daling van het aantal fotografen dat zijn inkomen geheel uit het maken van foto’s haalt; de beroeps fotografie is voor een groot deel een parttime bezigheid geworden. Desondanks is er een stijging van het aantal beginnende fotografen. Het aandeel van de particuliere opdrachtgevers in de omzet van fotografen is gestegen naar 31 procent, terwijl het aandeel van de uitgevers daalde van 21 procent naar 11 procent. De gemiddelde omzet is gedaald, in 2009 bedraagt deze 54.800 euro. De gemiddelde omzet van eenmanszaken is eveneens gedaald tot 38.000 euro. Het gemiddelde resultaat uit gewone bedrijfsvoering is net als de omzet gedaald en bedraagt 19.900 euro in 2009. Na onttrekkingen van de eigenaar (inkomen) blijft er een uiteindelijk gemiddeld resultaat van 7.800 euro over.Terwijl in 2005 nog de helft
Monitoren
van de fotografen naast de digitale camera werkte met analoge opnamen, is in 2009 dat percentage gedaald tot 18 procent. Opdrachtgevers voor het onderzoek zijn de FotografenFederatie en Stichting Burafo. Onderzoek: ABF Research. Dagattractie Monitor Tot en met 2009 stelde het Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (NBTC) jaarlijks een overzicht van de 20 best bezochte Nederlandse attractieparken, dierentuinen en musea samen. Deze lijst is met ingang van 2010 in samenwerking met Respons, de Club van Elf, de Nederlandse Vereniging van Dierentuinen en de Nederlandse Museumvereniging uitgebreid. Jaarlijks wordt eenTop 50 dagattracties samengesteld van attracties die entree heffen (eerste editie 2010, gepubli ceerd in 2011). In 2012 was De Efteling, net als in voor gaande jaren, met ruim 4,2 miljoen bezoeken de best bezochte dagattractie. Het aantal bezoeken aan het Van Gogh Museum nam af door de tijdelijke sluiting in verband met de verbouwing, maar het museum behield zijn tweede plaats met ruim 1,4 miljoen bezoeken. Bekende musea in de lijst zijn het Rijksmuseum (9), Scheepvaartmuseum (39), Gemeentemuseum Den Haag (47) en Museum Kröller-Müller (49). In totaal zijn er in 2012 bijna 38 miljoen bezoeken geteld bij de 50 dagattracties, gemiddeld 750 bezoeken per dag attractie, een stijging van ruim 2,7 procent ten opzichte van 2011. Net als in 2011 registreerden er negen attracties meer dan 1 miljoen bezoekers (zie ook de bijdrage van Jos Vranken over cultuurtoerisme in deze publicatie). Monitoren van Respons zijn verkrijgbaar op ad-hoc basis en als abonnement. Onderzoek: Respons, in samenwerking met NBTC Holland Marketing. Evenementen Monitor Deze monitor bevat de gegevens van ruim 3.500 evenementen op jaarbasis, met ten minste 5.000 bezoeken per evenement, en informatie over onder meer bezoekaantallen, bezoekprofielen en sponsors, mediumbereik, entreeprijzen en sociale media. De publieksevenementen worden onderverdeeld naar vorm, waaronder: Festivals (de grootste evenementen vorm), Voorstelling/concert (overwegend muziek concerten in vaste accommodaties zoals de Amster dam ArenA en Ahoy, maar ook in incidentele locaties zoals het Philips Stadion en Brabanthallen), en Tentoonstelling. De Evenementen Monitor sluit aan bij de Top 55 Museumbezoek van de Nederlandse
182
Boekman 97
Museumvereniging door alleen de tentoonstellingen van deze 55 musea op te nemen, ad hoc aangevuld met grote tentoonstellingen buiten de top 55, zoals Den Haag Sculptuur en het Nationaal Museumweekend. Een andere vorm is Wedstrijd, die ook een segment Kunst en cultuur heeft, waaronder bijvoorbeeld De Nationale Voorleeswedstrijd, NK Poetry Slam, en de Grote Prijs van Nederland ressorteren. Met gegevens uit de Evene menten Monitor worden diverse andere monitoren samengesteld, zoals de Festival Monitor, de Jongeren Evenementen Monitor en de Top 100 evenementen (zie elders in dit overzicht). Onderzoek: Respons. EventMonitor De EventMonitor is een barometer voor de Belgische en Nederlandse evenementenbranche. Het is een drie maandelijkse benchmark voor organisatoren, evenementenbureaus, opdrachtgevers en toe leveranciers van evenementen waarin gekeken wordt naar budgetten, omvang, groeiverwachtingen en verschillen tussen België en Nederland. In de Event Monitor staan onder meer gegevens over de vakbeurs voor de entertainment- en evenementenwereld: de Artiesten- en Evenementenbeurs. Onderzoek: eventplanner.be/.nl. Exportwaarde van de Nederlandse populaire muziek Deze jaarlijkse monitor bestrijkt sinds 2005 alle vormen van exploitatie van de Nederlandse populaire muziek op de buitenlandse markt: composities en teksten van componisten en tekstdichters met de Nederlandse nationaliteit, dan wel optredende musici met de Neder landse nationaliteit of geworteld in de Nederlandse muziekpraktijk, of Nederland als land van vestiging van de uitgever (publisher) of producent (signing). De exportwaarde verwijst naar de financiële opbrengsten van de exploitatie van Nederlandse muziek in het buiten land na aftrek van gemaakte kosten maar inclusief salarissen, winst en belasting. Er wordt gekeken naar: 1) rechten, 2) opnamen en 3) optredens, sponsoring en de totale toegevoegde waarde (de optelsom van rechten, opnamen en optredens). Volgens de publicatie uit 2013 bedroeg in 2011 de export van Nederlandse populaire muziek 100,1 miljoen euro. Ruim 68 procent daarvan komt voor rekening van de dancemuziek. Van de Nederlandse muziekexport is ongeveer 15,4 procent afkomstig uit auteursrecht en naburige rechten, 8,2 procent komt van de exploitatie van opnamen van
De Staat van Cultuur
Nederlandse artiesten in het buitenland en 76,4 procent van optredens van Nederlandse artiesten over de grens. De totale stijging ten opzichte van 2010 bedraagt 23 procent, dat wil zeggen: een enorme groei bij optredens (28 procent) en een lichte stijging bij rechten (8 procent) en opnamen (10 procent). Het segment optredens groeit al substantieel sinds 2005 en blijft het belangrijkste onderdeel van de exportwaarde. De totale exportwaarde van Nederlandse populaire muziek is sinds 2005 met 318 procent gestegen. Het onderzoek is onder andere gebaseerd op gegevens van rechtenorganisaties en informatie van bedrijven uit de Nederlandse en buiten landse muziekbranche. Opdrachtgever: Buma Cultuur. Onderzoek: Perfect & More. Festival Monitor Het aantal (kunst- en culturele) festivals vanaf ca. 3.000 bezoeken in Nederland is in ruim 30 jaar tijd vervijf voudigd: van circa 150 festivals in 1980 naar zo’n 600 in 2005 tot 708 in 2012. Bijna driekwart (73 procent) zijn muziekf estivals, vooral pop- en dancefestivals.Theateren beeldendekunstfestivals volgen met respectievelijk 16 procent en 11 procent. Het oudste is het Holland Festival (1947). De festivals genereren ruim 79 miljoen euro aan inkomsten uit sponsoring, subsidies en fondsen. Het meest populaire gratis toegankelijke culturele festival was het Zomercarnaval in Rotterdam, met 800.000 bezoekers, gevolgd door het Kwaku Zomer festival (490.000 bezoekers) en de Uitmarkt in Amster dam (450.000 bezoekers). Van de 708 festivals heffen er 368 entree (51,9 procent); zij realiseerden tezamen 148 miljoen euro aan brutorecettes. Onder de entree heffende festivals had het International Film Festival Rotterdam (IFFR) de meeste bezoeken (274.000). Onderzoek: Respons. Film facts and figures of The Netherlands = Filmfeiten en cijfers Deze jaarlijkse publicatie biedt een overzicht aan feiten, cijfers en statistiek over de ontwikkeling, productie, distributie en vertoning van alle categorieën films in Nederland. Uit de laatstverschenen editie, over de situatie in 2012 en de eerste helft van 2013, blijkt dat de Nederlandse bioscopen in 2012 ruim 30 miljoen bezoekers trokken, een minieme stijging van 0,6 procent ten opzichte van 2011. De Nederlandse film werd minder vaak bezocht dan in 2011: van 6,8 miljoen bezoekers naar 5 miljoen. Het document is zowel digitaal als in boek vorm gepubliceerd. Onderzoek: Nederlands Fonds voor de Film.
183
Dossier
G50 Evenementen Monitor De G50 Evenementen Monitor begon in 2009 als een spin-off van de gegevens die Respons levert aan de Atlas voor gemeenten. Om de vergelijking met de Atlas te kunnen blijven maken, hanteert Respons dezelfde lijst met 50 gemeenten. In de G50 wordt een relatie gelegd tussen de financiën (uitgegeven subsidies), de publieke belangstelling (aantal bezoekers) en het evenementenbelang (de uitstraling op bezoekers van buiten de gemeente). De G50 is daarmee een bench mark die de prestaties van de 50 grootste gemeenten meet. De G50-lijst 2012 wordt aangevoerd door de vier grote steden: Utrecht (137 evenementen, 3,9 miljoen euro subsidie), Amsterdam (201 evenementen, 9,2 miljoen euro), Rotterdam (153 evenementen, 6 miljoen euro) en Den Haag (116 evenementen, 5,9 miljoen euro). Sterke stijgers zijn Den Bosch, Arnhem en Groningen. Onderzoek: Respons. Jongeren Evenementen Monitor De jaarlijkse monitor laat zien wat de grootste jongeren evenementen zijn die in de leeftijdscategorieën 13 t/m 17 of 18 t/m 25 (tezamen) minimaal 33 procent van het totaal aantal bezoeken aan het evenement realiseren. Tot de grootste behoren Radio 538 Koninginnedag Museumplein (300.000 bezoekers), Parkpop (250.000), Haagse KoninginneNach met het Life I Live Festival (200.000), Appelpop (170.000) en Lowlands (165.000). Onderzoek: Respons Monitor VoD (Video on Demand) Rapport bevat consumentenonderzoek en analyse van de entertainmentmarkt en geeft inzicht in de vod-markt. Hoe groot zijn de marktkansen op het gebied van connected devices en Video on Demand? De voorkeur voor het abonnementsmodel blijkt tweemaal zo groot te zijn als het huidige gebruik van abonnementsvormen. Toegang tot het internet waar en wanneer je maar wilt, wordt steeds belangrijker. Ook op het gebied van content gaan de ontwikkelingen snel. De belangrijkste verschuiving vindt plaats van ‘bezit’ naar ‘toegang’. Hierdoor verdwijnen de traditionele businessmodellen en worden entertainmentproducten steeds minder vaak per stuk verkocht. Dit betekent niet dat er minder wordt geconsumeerd, integendeel. Er zijn duidelijke overeen komsten zichtbaar tussen de boeken-, muziek-, filmen gamemarkt: de digitale consumptie neemt steeds grotere vormen aan en de barrières om te kunnen consumeren worden steeds kleiner. De omzet binnen de betaalde VoD-markt bedroeg in 2011 53 miljoen euro
Monitoren
(zie ook de bijdrage van Dimitri Lahaut over digitali sering in de filmsector in deze publicatie). Onderzoek: GfK Retail &Technology en Intomart GfK. NVPI jaarcijfers De NVPI, de branchevereniging van de entertainment industrie, vertegenwoordigt het merendeel van de Nederlandse muziekmaatschappijen, uitgevers van audiovisuele content op digitale media en online en uitgevers van games en andere interactieve software. De NVPI produceert drie groepen jaarcijfers: Jaarcijfers audio, over de muziekmarkt; Jaarcijfers interactief (zie Creatieve zakelijke dienstverlening) en Jaarcijfers video. De laatste jaarcijfers betreffen 2012. Onderzoek: GfK Retail &Technology Benelux. NVPI jaarcijfers audio Als gevolg van de groei van de digitale markt vertoont de muziekmarkt wereldwijd tekenen van herstel. Digitale diensten vergroten in hoog tempo hun publiek. De digitale markt is goed voor 30 procent van de totale muziekomzet (zie ook de respectievelijke bijdragen van André Nuchelmans en Jos de Haan over de muziek industrie in deze publicatie). De totale besteding aan downloads en streams steeg naar schatting met 67,7 procent van 34 miljoen naar 57 miljoen euro. Het totale bedrag dat de consument besteedde aan het fysieke product daalde met 26,4 procent naar 132,6 miljoen euro. Bestaande en nieuwe diensten verbeteren keuze, kwaliteit en consumentenbeleving. NVPI Jaarcijfers video De omzet uit de verkoop van audiovisuele content op dvd en blu-ray is in 2012 sterk gedaald, ondanks een lichte groei in de afzet van blu-ray discs. De totale omzet uit de verkoop van dvd’s en blu-ray liep met ruim 18 procent terug; in 2011 daalde de markt met 8 procent. Het aantal verkochte films in 2012 daalde met 21,1 procent ten opzichte van het jaar ervoor. Dit komt erop neer dat er 5,5 miljoen schijfjes minder verkocht werden dan in 2011. Van de twee hoofdsegmenten speelfilms en televisieseries zat de krimp vooral in de eerste. Dit kan grote problemen opleveren voor toekomstige titels, omdat de verkoop van films op dvd en blu-ray van belang is voor de financiering van de productie van speelfilms.Tegenover deze daling staat een stijging van de online markt. De digitale omzet kwam dankzij een groei van bijna 36 procent op 72 miljoen euro: een kwart van de totale markt.
184
Boekman 97
Top 100 evenementen Jaarlijkse vergelijking van de 100 grootste publieks evenementen op basis van bezoekersaantallen, mediaaandacht en aantal social media-fans. DeTop 100 bestaat uit twee ranglijsten: deTop 50 van entree heffende evenementen en deTop 50 gratis toegankelijke publieksevenementen. In 2012 wordt deTop 50 van entreeheffende evenementen aangevoerd door het International Film Festival Rotterdam (IFFR) (274.000 bezoekers), het International Documentary Film Festival (IDFA) (200.000), Lowlands (165.000), Pinkpop (141.066) en het Nederlands Film Festival (140.000). Onderzoek: Respons.
Creatieve zakelijke dienstverlening AanbestedingsMonitor Het doel van deze monitor is het inzichtelijk maken van de Nederlandse aanbestedingsmarkt en het vergroten van de transparantie tussen gemeenten en het mkb. Een belangrijk aspect hierbij is inzicht te krijgen in de drempelbedragen: wanneer wordt er openbaar, meer voudig onderhands of enkelvoudig onderhands aan besteed? Voor de AanbestedingsMonitor worden de drempelbedragen van alle gemeenten in Nederland opgevraagd. Naast de drempelbedragen bevat de monitor een overzicht van inkoopbureaus en samen werkende gemeenten op het gebied van inkoop en aanbesteden, relevante trainingen en workshops, nieuwsitems met betrekking tot inkoop en aanbesteden en informatie overTenderNed. De monitor is online. Onderzoek:TenderCoach. Benchmark jaarcijfers BNA Jaarlijkse benchmark onder leden van de Bond van Nederlandse Architecten sinds 2007 om de bedrijfs economische prestaties van de bureaus te meten. De laatste benchmark dateert uit 2012 en bevat cijfers over 2011. De omzet en werkgelegenheid in de architectenbranche zijn tussen 2008 en 2011 gehalveerd. Het aantal voltijdbanen daalde sinds het begin van de crisis in 2008 van 19.500 naar 10.300. De omzet liep in die periode terug van circa 1,7 miljard euro naar 0,8 miljard euro. Door de lagere brancheomzet is er sprake van heftige concurrentie. De benchmark is digitaal beschikbaar. Onderzoek: Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst en Bond van Nederlandse Architecten.
De Staat van Cultuur
BNO branchemonitor: de Nederlandse ontwerpsector in beeld en getal Jaarlijkse monitor en kerncijfers over de stand van zaken in de Nederlandse ontwerpbranche en de bedrijfseconomische situatie van leden van de BNO van wie er ongeveer 70 procent communicatie en grafisch ontwerp tot hoofdactiviteit heeft. De laatste monitor betreft 2011 (verschenen in 2013). Belangrijkste resultaten: de eenmanszaak is de meest gehanteerde rechtsvorm in de branche: tweederde werkt als zpp’er. Het omzetaandeel afkomstig uit de cultuursector daalde naar 7 procent. De omzet uit de retailsector is gestegen naar 75 miljoen euro. De grafische bureaus zijn met zo’n 50 procent nog steeds verantwoordelijk voor het grootste deel van het totale resultaat in de sector. Het gemiddelde bedrijfsresultaat per fte bedraagt 7.000 euro. Het merendeel van de totale omzet is afkomstig uit Nederland.Tussen 2008 en 2011 daalde de totale omzet van 571 naar 501 miljoen euro, al laat de omzet sinds 2009 weer een lichte groei zien. Onderzoek: Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers. Brancheonderzoek BNA: conjunctuurpeiling BNA De BNA peilt ieder halfjaar de stemming in de architectenbranche branche met de conjunctuurpeiling. De vragen die in deze peiling worden gesteld zijn binnen de bouwketen via het platform en Cencobouw (overlegplatform van brancheverenigingen in de bouw en infra) afgestemd. Er wordt een vaste vragenlijst aan alle bureaus voorgelegd om de resultaten van de verschillende partijen in de bouwketen met elkaar te kunnen vergelijken, ook in de tijd. De laatste conjunctuurpeiling is in april 2013 uitgevoerd. Een belangrijke indicator voor de branche is de werk voorraad. Gemiddeld is er begin 2013 een werkvoorraad van circa 3,3 maanden. Een half jaar eerder lag er gemid deld voor 4 maanden werk op de plank. Meer dan de helft van de bureaus verwacht een daling in het aantal opdrachten en van de omzet.Ten opzichte van 2008 is meer dan de helft van de werkgelegenheid in de branche verdwenen. Onderzoek: Koninklijke Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst en Bond van Nederlandse Architecten. Gamesmonitor De eerste Gamesmonitor verscheen in 2012 (over 2011). De gamesindustrie in Nederland bestaat uit circa 330 bedrijven die samen goed zijn voor 3.000 banen. Er zijn relatief weinig zzp’ers en veel kleine independent
185
Dossier
Monitoren
Ineke van Hamersveld is hoofdredacteur van Boekman
(indie) ontwikkelaars, innovatieve applied gamesontwikkelaars en ontwikkelaars van entertainment games.Teamstart-ups (creatief en technologisch) boeken betere resultaten en hebben meer overlevings kansen dan zzp’ers. Ook het aantal middelgrote bedrijven is hoog. Nederland telt 44 opleidingen (volledige opleidingen op mbo-, hbo- en wo-niveau, enkele minors en keuzevakken binnen andere studie richtingen) en ruim 8.000 studenten. Minder dan 20 procent van de bedrijven richt zich op de ontwikkeling van ‘klassieke’ games in doosjes. Digitale distributie van games is belangrijk: meer dan de helft van de bedrijven verspreidt zijn games via een eigen website of via platforms. Een groot deel van de bedrijven is actief op de markt voor mobile games (iOS en Android). Sectoren waarin applied gaming-bedrijven actief zijn, zijn onder andere onderwijs, zorg, defensie, marketing en zakelijke dienstverlening. Ook maatschappelijke issues worden via games onder de aandacht gebracht: burgerschap, obesitas, taal- en rekenproblemen, duur zaamheid en energieverbruik. De omzet van de games industrie in 2011 wordt geraamd op 150-225 miljoen euro. 54 procent van de respondenten maakt winst (max. 100.000 euro), 20 procent draait met verlies. Een kwart van de respondenten realiseert een winst van meer dan 100.000 euro. Opdrachtgever:Taskforce Innovatie regio Utrecht (TFI). Onderzoek: Dutch Games Association (DGA), Control Magazine, Dutch Game Garden (DGG),TNO, iMMovator, Montpellier Venture enTFI. Monitor architecten- en ingenieursbureaus Online monitor over omzetmarktontwikkeling onder architecten- en ingenieursbureaus, gepubliceerd door het CBS. De omzet van de architecten- en ingenieurs bureaus daalde in het tweede kwartaal van 2013 opnieuw ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder, met 3 procent. Hiermee zet de trend van de afgelopen vier jaar door. Onderzoek: Centraal Bureau voor de Statistiek. NVPI Jaarcijfers interactief De omzet van de fysieke markt voor games bedroeg in 2012 bijna 215 miljoen euro. Er werden 6,7 miljoen games verkocht. Dat is een daling van meer dan 17 procent in vergelijking met 2011. Verschillende oorzaken liggen aan de basis van de mindere verkoop van zogenaamd ‘boxed’ games. De belangrijkste is het steeds groter wordende belang van het downloaden van games, het online gamen en het gamen op tablets en smartphones.
Daarnaast werden er minder titels op de markt gebracht. GfK Retail &Technology schat in dat consumenten online alleen aan full games al 42 miljoen euro uitgeven. Onderzoek: GfK Retail &Technology Benelux. Rabobank Cijfers en Trends De Rabobank presenteert onder de titel Rabobank Cijfers en Trends online informatie over verschillende branches, waaronder dienstverlening. Hiertoe worden ook de architecten- en ingenieursbureaus gerekend. De informatie is gericht op aanbod, vraag en omzet. Onderzoek: Rabobank.
Boekman 97
186
De Staat van Cultuur
Dossier
Statistisch onderzoek Jack van der Leden
Algemeen Bangma, K.L., A. Bruins en D. Snel (2013) Topsectoren: beeld en ontwikkeling. Zoetermeer: Panteia, 49 p. Rapport schetst een beeld van de structuur en ontwikkeling van de topsectoren in Nederland. Van de negen topsectoren, die centraal staan in het bedrijvenbeleid van het kabinet, zijn zogeheten factsheets gemaakt. Eén van de topsectoren is de creatieve industrie. Cebeon (2013) Uitgaven cultuur door de G35 en de provincies 2011-2013. Amsterdam: Cebeon, 37 p. Onderzoek in opdracht van de Directie Kunsten van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Weten schap (OCW) naar de uitgaven aan cultuur van de G35 en de provincies in de jaren 2011-2013. De G35 zijn de 35 gemeenten die deelnemen aan de Regeling Cultuurparticipatie voor gemeenten en provincies 20092012 en per 2013 aan het programma Cultuureducatie met kwaliteit in het primair onderwijs. Het onderzoek verscheen als bijlage bij Cultuur in Beeld 2013 (zie Monitoren). Douw&Koren (2013) Crowdfunding in Nederland 2012: crowdfunding in 2012: de cijfers. (S.l.): Douw&Koren. In 2012 werd in Nederland voor 14 miljoen euro via crowdfunding gefinancierd. Dat is veel meer dan in 2011 en 2010, toen respectievelijk 2,5 miljoen en 0,5 miljoen euro werd opgehaald. In de creatieve sector is op deze manier 1,9 miljoen euro opgehaald in 2012, een half miljoen meer dan in 2011.
Oers, F. van (2013) Bezuinigingen gemeenten op kunst en cultuur worden zichtbaar. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek, ongepag. In 2013 verwachten de gemeenten gezamenlijk bijna 1,7 miljard euro uit te geven aan kunst en cultuur, 3,7 procent minder dan in 2012. Het bedrag dat besteed wordt per inwoner neemt af van 103 euro tot 98 euro. Berg, E. van den, P. van Houwelingen en J. de Hart (red.) (2011) Informele groepen: verkenningen van eigentijdse bronnen van sociale cohesie. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 307 p. Onderzoek naar informele groepen oftewel kleine groepen mensen die regelmatig samenkomen om een bepaald doel te beijveren of een liefhebberij uit te oefenen. Met onder andere een hoofdstuk over amateur kunst. Circa 16 procent van de kunst beoefenaars van 16 jaar en ouder beoefent zijn of haar hobby in informeel verband. Ook aandacht voor leesgezelschappen. Braams, N. (2011) Onderzoeksrapportage creatieve industrie. Voorburg: Centraal Bureau voor de Statistiek, 29 p. Na een uiteenzetting over het belang van de creatieve industrie en litera tuuronderzoek maakt de auteur een vergelijking van de verschillende definities van creatieve industrie en presenteert een afbakening van het terrein. Braams, N. en N. Urlings (2011) Creatieve industrie in Nederland: creatieve beroepen. Voorburg: Centraal Bureau voor de Statistiek, 16 p.
In het verlengde van het rapport Creatieve industrie in Nederland: creatieve bedrijven (2010) bevat deze publicatie een analyse van personen met een creatief beroep. Conclusies: in Nederland zijn bijna 172 duizend personen werkzaam in een creatief beroep. De grootste groep werkt in het cluster creatieve zakelijke dienstverlening. Kenmerkend voor personen met een creatief beroep is het grote aantal zelfstandigen: bijna de helft. Cloïn, M. (et al.) (2011) Nederland in een dag: tijdsbesteding in Nederland vergeleken met die in vijftien andere Europese landen. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 158 p. Hoe verhoudt de tijdsbesteding van Nederlanders zich tot die van de inwoners van vijftien Europese landen? Nederlanders hebben relatief veel vrije tijd, namelijk bijna een halfuur meer dan het gemid delde in de onderzochte Europese landen (bijna vijf en een half uur versus vijf uur per dag). Een deel van die tijd wordt gebruikt voor televisiekijken, muziek luisteren, lezen, computeren en gamen, sporten en bewegen, hobby’s uit oefenen en spelletjes doen, uit rusten en deelnemen aan cultuur en vermaak. Dam, J. van (et al.) (2011) Nulmeting topfunctionarissen: weergave bezoldigingsniveau van topfunctionarissen in een deel van de culturele sector. (S.l.): Berenschot, 33 p. Onderzoek naar de bezoldiging van topfunctionarissen in de culturele sector wijst uit dat in de onder zochte groep culturele instellingen geen enkele instelling de voor gestelde totale WNT-norm (niveau 2009) overschrijdt.
187
Dossier
Statistisch onderzoek
Verbeek, D. en J. de Haan (2011) Eropuit!: Nederlanders in hun vrije tijd buitenshuis. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 110 p. Dit rapport geeft inzicht in de uithuizige vrijetijdsbesteding van Nederlanders, waaronder museum bezoek. Auteurs onderzoeken de verschillen tussen groepen Neder landers in de frequentie waarmee zij musea bezoeken. Ook is er aan dacht voor de vraag hoe vrijetijds repertoires per levensfase verschil len.Ten slotte brengt het rapport de vrijetijdsmobiliteit in kaart: de afstanden die mensen afleggen ten behoeve van de vrije tijd en de vervoermiddelen die zij gebruiken.
mening dat de overheidsuitgaven aan kunst en cultuur niet te hoog zijn.
Noordman,Th.B.J. (et al.) (2011) Amateurkunst & publiek. Utrecht: Adviesbureau cultuurtoerisme, 85 p. In 2010 gaven amateurs meer dan 134 duizend voorstellingen op 16 duizend verschillende locaties. Dagelijks werden gemiddeld 367 optredens verzorgd die 20 miljoen bezoeken opleverden. In tegen stelling tot wat vaak aangenomen wordt, bestaat maar 40 procent van het publiek uit familie en vrienden.
Braams, N. en N. Urlings (2010) Creatieve industrie in Nederland: creatieve bedrijven. Voorburg: Centraal Bureau voor de Statistiek, 9 p. In Nederland zijn ruim 43 duizend bedrijven actief in de creatieve industrie. Hiermee heeft de creatieve industrie een aandeel van 5 procent in het Nederlandse bedrijfsleven. De groei van de creatieve industrie is ruim 19 procent in de periode 2006-2009. Tepaske, E. (et al.) (2010) Betekenis van kunst en cultuur in het dagelijks leven: definitief rapport. Amsterdam: Cultuur-Ondernemen, 83 p. Uit onderzoek van Motivaction komt naar voren dat het draagvlak voor kunst en cultuur onder het Nederlandse publiek groter is dan algemeen wordt aangenomen. Een overgrote meerderheid van de Nederlanders vindt dat kunst en cultuur voor iedereen van belang is. Bijna iedereen vindt het belangrijk dat kinderen daarmee in aanraking komen. 71 procent is bovendien van
Kunsten Broek, A. van den (2013) Kunstminnend Nederland?: interesse en bezoek, drempels en ervaringen Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 152 p. Signatuur bibliotheek: 13-069 Hoe kunstminnend is de Neder landse bevolking? Hoeveel mensen zijn in kunst geïnteresseerd en welk deel van die geïnteresseerden bezoekt kunstuitingen? Interesse in de diverse kunstvormen kent twee dimensies: interesse in gecanoniseerde kunst, zoals klassieke muziek, en interesse in populaire kunst, zoals popmuziek. Er zijn meer mensen in populaire, dan in gecanoniseerde kunst geïnteres seerd. Circa tweederde van de geïnteresseerden gaat niet over tot bezoek. ‘Het kwam er gewoon niet van’ is de meest genoemde reden. Een sterke interesse vergroot de kans op bezoek en verhoogt de bezoekf requentie. Windhorst, M. en P. van der Zant (2012) Bezoekers van woord en beeld: eindrapport over een onderzoek naar het publieksbereik van amateurkunst uitingen in de disciplines schrijven, beeldende kunst, en fotografie. Gouda: Bureau Advies Research Training, 47 p. Onderzoek naar het publieksbereik van amateurkunstuitingen in de disciplines die niet tot de podium kunsten worden gerekend: beeldende kunst, fotografie en schrijven.
Schilt-Mol,T. van (et al.) (2011) Muziekeducatie in het primair onderwijs: een kwantitatieve en kwalitatieve verkenning van de stand van zaken. Tilburg: IVA Beleidsonderzoek en Advies, 66 p. Het doel van de twee onderzoeken is tweeledig: inzicht verkrijgen in de mate waarin muziekeducatie gegeven wordt op scholen voor primair onderwijs en informatie verzamelen over de wijze waarop muziekeducatie op scholen daad werkelijk vorm krijgt. Schreven, L. en A. de Rijk (2011) Kunstenaars in breder perspectief: kunstenaars, kunstopleiding en arbeidsmarkt. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek, 134 p. Doel van dit onderzoek is om voortbouwend op het onderzoek naar Kunstenaars in Nederland uit 2007 een genuanceerd beeld te schetsen van kunstenaars en personen met een kunstopleiding en hun positie op de arbeidsmarkt in Nederland.
188
Boekman 97
De Staat van Cultuur
Broek, A. van den (red.) (2010) Mogelijkheden tot kunstbeoefening in de vrije tijd. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 377 p. Signatuur bibliotheek: 10-287, 10-288, 10-289 Bijna de helft van de bevolking doet in de vrije tijd iets kunstzinnigs. In drie studies is uitgezocht wie wat doet en hoe, welke mogelijkheden er zijn en hoe de kunstbeoefening in de vrije tijd er in 2030 voor zal staan. In bovengenoemde publicatie wordt beschreven welke mogelijkheden tot kunstbeoefening in de vrije tijd liefhebbers hebben dan wel creëren. Verenigingen, onderwijs, instel lingen, particuliere aanbieders en informele groepen passeren de revue, evenals de rol van de over heden in het ondersteunen van de kunstbeoefening. In FAQs over kunstbeoefening in de vrije tijd is beschreven wie wat doet, hoe vaak, of dat in georganiseerd verband is, of men les heeft of heeft gehad, welke ambities men koestert en motivaties men heeft (SCP, 123 p.). In Toekomstverkenning kunst beoefening: een essay over de mogelijke betekenis van sociaalculturele ontwikkelingen voor volume, voorkeuren en vormgeving van kunstbeoefening in de vrije tijd is nagegaan hoe de kunstbeoefening er over twee decennia uit zou kunnen zien, beredeneerd vanuit het per spect ief van de liefhebber (SCP, 74 p.).
Nederland woont. Eén van de conclusies is dat de meeste acteurs niet kunnen rondkomen en nood gedwongen via ander werk moeten bijverdienen.
andere vragen, samengesteld uit de gegevens die zijn verzameld in Museana, een gegevensbank waarin in 2011 een kleine 250 musea hun kerngegevens hebben opgeslagen. Deze zijn geëxtrapoleerd naar de totale onderzoeksgroep van 422 musea.
Fuhr, S. von der (et al.) (2010) Spelen voor de kost: werk en inkomsten van acteurs in Nederland. Tilburg: IVA Beleidsonderzoek en Advies, 40 p. Resultaten van een enquête onder 670 acteurs, ongeveer eenvijfde van het totaal aantal professionele acteurs dat volgens het rapport in
Valk, W.D.M. van der (2010) Galeries in hedendaagse beeldende kunst 2010. Zoetermeer: EIM, 39 p. Structuuronderzoek naar galeries in hedendaagse beeldende kunst 2010, uitgevoerd in opdracht van de Nederlandse Galerie Associatie (NGA). Zie ook het rapport Herhalings onderzoek vraagzijde beeldende kunst in Nederland, onderzoek onder kunstkopers naar de vraag naar beeldende kunst en de rol van galeries daarin (Amsterdam: Nederlandse Galerie Associatie, 2010). Vessum, I. van (2010) Facts & figures 2005-2008: dans, orkesten, theater. Amsterdam: Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten, 85 p. Signatuur bibliotheek: N12-001 Cijfers over publieksbereik, spreiding en financiën over de periode van de cultuurnota 2005 tot en met 2008 van de sector dans, orkesten en theater.
Erfgoed Berbers,T. en M. Krabshuis (samenst.) (2012) Museumcijfers 2011. Amsterdam: Stichting Museana, 32 p. Hoeveel musea zijn er in Neder land? Hoeveel mensen gaan er naartoe? Hoeveel mensen werken er? Wat doet een museum zoal? Wat voor soorten musea zijn er? En wat kosten ze? Deze publicatie bevat antwoorden op deze en
Nederlandse Museumvereniging (2012) De gevolgen van de bezuinigingen op musea. Amsterdam: Nederlandse Museum vereniging, 26 p. Tussen half juli en 1 september 2011 heeft de Nederlandse Museum vereniging haar leden benaderd met de vraag hoe ze verwachten dat hun diverse financiers de komende tijd zullen omgaan met de financie ring van hun museum. Van de respondenten verwacht 8 procent in de komende jaren te moeten sluiten. De bezuinigingen gaan ten koste van de professionele staf en van de educatieve activiteiten. Marlet, G., J. Poort en C. van Woerkens (2011) De schat van de stad: welvaarts effecten van de Nederlandse musea. Utrecht: Atlas voor Gemeenten, 73 p. Uit onderzoek naar de bijdrage van de Nederlandse musea aan de Nederlandse welvaart blijkt onder andere dat de Nederlandse musea in totaal maximaal 6,4 miljard waard zijn, wat overeenkomt met een jaar lijkse welvaartswinst van ongeveer 370 miljoen.Tegenover die bijdrage aan de welvaart staat op dit moment een jaarlijkse subsidie van ongeveer hetzelfde bedrag. Röst, L. (2010) Onderzoek gemeentelijke bezuinigingen. (S.l.): Vereniging van Openbare Bibliotheken, ongep.
189
Dossier
Statistisch onderzoek
Ruim 93 procent van de bibliotheken kreeg over de periode 2010-2013 met gemeentelijke bezuinigingen te maken. De effecten hiervan zijn op hoofdlijnen: minder personeel in directe dienstverlening en in de ondersteunende taken, kleinere collectie, minder activiteiten, minder openingsuren, minder vestigingen.
media en verspreiden ze langs deze weg bijvoorbeeld zelfgemaakte foto’s, films, muziek en teksten? Zijn er op cultureel gebied verschil len in het gebruik van oude en nieuwe media, en hoe zijn deze te verklaren?
Nederland het mediagebruik, het zoeken naar informatie en de onderlinge communicatie van gedaante veranderd sinds 1975? Uit de studie blijkt onder andere dat Nederlanders van rond de 20 jaar een kwart van de totale tijd die ze besteden aan media, met nieuwe (digitale) media bezig zijn. Voor mensen van boven de 45 is dat een tiende van de totale tijd.
Media Huysmans, F. (2013) Van woordjes naar wereldliteratuur: de leeswereld van kinderen van 7-15 jaar. Amsterdam: Stichting Lezen/KVB/ SIOB, 79 p. Onderzoek door marktonderzoeks bureau Intomart GfK naar het leesgedrag van kinderen van 7-15 jaar met gegevens over het gebruik van gedrukte, audiovisuele en digitale media, het bezoeken van boekhandels en het aanschaffen van boeken, bibliotheekbezoek en het lenen van boeken, lees bevorderingscampagnes en leessocialisatie. Voor deze analyse is gebruikgemaakt van de data verzameling van Stichting Markt onderzoek Boekenvak (SMB). Sonck, N. en J. de Haan (2012) De virtuele kunstkar: cultuur deelname via oude en nieuwe media. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 96 p. Dit rapport geeft inzicht in de cultuurparticipatie via media (gedrukte media, radio, televisie en internet) onder Nederlanders van achttien jaar en ouder, op basis van bevolkingsonderzoek uit 2009. Hoeveel volwassenen raadplegen media om culturele informatie op te zoeken, opnames te bekijken of kaartjes te kopen? In hoeverre communiceren zij over cultuur via
Poort, J. (et al.) (2011) Digitaal gebonden: onderzoek naar de functionaliteit van een vaste prijs voor het e-boek. Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek/IViR Instituut voor Informatierecht, 106 p. Dit rapport onderzoekt de haalbaar heid en handhaafbaarheid van een vaste prijs voor het e-book (vbp-e). Ook is de functionaliteit geanaly seerd ten aanzien van de pluriformi teit en brede beschikbaarheid van het aanbod, de marktstructuur van het boekenvak en de diversiteit en beschikbaarheid van gedrukte boeken. Maas, J.W. en P. Geluk (2011) Efficiëntieonderzoek landelijke publieke omroep: tussenrapportage. Hilversum: Boston Consulting Group, 120 p. Onderzoek naar mogelijke bespa ringen bij de publieke omroep. In het bijzonder gaat het om het potentieel van efficiënter werken, minder bureaucratie bij de Raad van Bestuur (bestuursorganisatie NPO) en fusies van omroepen. Huysmans, F. en J. de Haan (2010) Alle kanalen staan open: de digitalisering van mediagebruik. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 205 p. Onderzoek naar hoe de veranderin gen in aanbod en distributie van informatie hand in hand zijn gegaan met veranderingen aan de gebruikerszijde. Centrale vraag in het onderzoek is: in hoeverre zijn in
Poort, J., E. Scavenius en K. Janssen (2010) De publieke omroep en de creatieve sector. Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek, 21 p. Analyse van vijftig programma begrotingen, verdeeld over verschil lende omroepen, genres en met uiteenlopende productiebudgetten. Welke bijdrage levert de landelijke publieke omroep (LPO) aan de creatieve sector in Nederland en hoe verhoudt die zich tot de inkomsten van de LPO? Het onderzoek richt zich op televisie, radio, en de zogeheten neventaken, te weten internet en themakanalen.
Entertainment Oxford Economics (2013) Economic contribution of the Dutch film and audio-visual industry. Oxford: Oxford Economics, 59 p. De werkgelegenheid in de gehele Nederlandse film- en audiovisuele sector is tussen 1998 en 2011 teruggelopen met 16,7 procent. Dit wijkt af van de Europese trend, waar een groei van 11,5 procent werd gerealiseerd. De afname van overheidsbijdragen en het ontbreken van economische of fiscale regel geving om internationale productie activiteit aan te trekken zijn daar debet aan.
190
Boekman 97
De Staat van Cultuur
Jack van der Leden
is redacteur van Boekman
Scholtens, J. en P. Verstraeten (2013) Het publiek en de Nederlandse speelfilm: een verkenning van de nationale markt. Amsterdam: Stichting Filmonderzoek/Filmtest, 168 p. + bijl. De Nederlandse filmproductie heeft zijn positie op de markt en bij het publiek in de afgelopen jaren versterkt. Desondanks blijft de groei bij bepaalde publieks segmenten achter. De vraag is of de huidige Nederlandse filmproductie de markt voldoende benut en of er kansen zijn om het marktaandeel structureel te consolideren en liever zelfs te verhogen. Het onderzoek geeft onder andere inzicht in de verhouding van die publieks segmenten tot de verschillende typen Nederlandse films. Berden, C., J. Weda en R. van der Noll (2012) Economische kerngegevens Nederlandse film: quick scan. Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek, 44 p. Aandacht voor het economische belang van de Nederlandse filmsector aan de hand van een selectie van relevante kengetallen op het gebied van productie, distributie, capaciteit, publiek, financiering en inkomsten. EVAR Advisory Services (2012) Dance-onomics: the economic significance of EDM for the Netherlands. Hoofddorp: EVAR Advisory Services, 20 p. De grote internationale successen van de Nederlandse dj’s en de dancescene zijn van grote econo mische betekenis voor Nederland. Jaarlijks gaat het in Nederland om ruim een half miljard euro.
Grootjans, J. en D. Lahaut (2012) Filmtheaterbezoekers uitgelicht: een uitgebreide profielbeschrijving van filmtheaterbezoekers in Nederland aan de hand van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Utrecht: Stichting Filmonderzoek, 31 p. In dit onderzoek worden verschil lende achtergrondkenmerken van filmtheaterbezoekers belicht. Dit profiel van de gemiddelde film theaterbezoeker is gebaseerd op twee verschillende enquêtes: het Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek (AVO) van het Centraal Bureau voor de Statistiek en een marktonderzoek van onderzoeks bureau Experian. Stichting Filmonderzoek (2011) Quickscan economische kerncijfers Nederlandse filmsector en film productie. Utrecht/Amsterdam: Stichting Filmonderzoek i.s.m. Paul Verstraeten Communicatie, 17 p. Uit quickscan van het economische belang van de Nederlandse film productie blijkt dat circa 90 procent van de Nederlandse filmproducties tot stand komt met een bijdrage van het Filmfonds. Een filmfonds investering van 1 euro genereert het drievoudige aan productieinvesteringen en levert daarbij tevens 3,20 euro aan inkomsten op.
Creatieve zakelijke dienstverlening Deloitte &Touche (2011) Dutch games industry: ready for growth. (S.l.): Deloitte &Touche, 2 p. De Nederlandse game-industrie kent sinds 2000 een significante groei. Meer dan de helft van de huidige 160 bedrijven ging na 2005 van start.
Eikelenboom,T. en M. Langendijk (2011) Sectoranalyse e-cultuur. Amsterdam: Virtueel platform, 36 p. Sectoranalyse geeft beeld van de omvang en karakteristieken van de relatief jonge maar snelgroeiende e-cultuursector. Aandacht voor ontwikkeling/educatie, productie en afname. De Nederlandse digitale kunstsector (medialabs, kunste naars, gamebedrijven, festivals, presentatieplekken en media- en kunstopleidingen) heeft een jaar omzet van 400 miljoen euro en geeft werk aan ruim 10.000 mensen. Veld onderzoek is verricht door Joep Wils, VeldkampTNS/NIPO. Koops, O., W. Manshanden en F. van der Zee (2011) Vormgeving verder op de kaart: de positie en het economisch belang van de creatieve industrie en vorm geving in Nederland. Amsterdam: Premsela, 68 p. Kwalitatief en kwantitatief onder zoek vanTNO naar de positie en het economisch belang van de creatieve industrie en vormgeving in Neder land.