definitieve versie mei 2004 1
INHOUDSOPGAVE INLEIDING
Gesubsidieerde arbeid Missie gemeente Visie gemeente HOOFDSTUK 1
ALGEMEEN
Algemeen geaccepteerde arbeid HOOFDSTUK 2
DE DOELGROEPEN
Inleiding 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Jongeren , < 23 jaar Personen met een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt > 23 jaar Alleenstaande ouders met kind(eren) Niet uitkeringsgerechtigden en mensen met een ANW-uitkering Arbeidsgehandicapten Allochtonen (1e generatie) Personen van 57,5 jaar en ouder Personen met een (zeer) grote afstand tot de arbeidsmarkt
HOOFDSTUK 3
PRIORITERING DOELGROEPEN
HOOFDSTUK 4
VOORZIENINGEN
Algemeen Voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling 1. Project “Maak werk van uitkeringen” 2. Werk met behoud van uitkering 3. Gesubsidieerde arbeid 4. Scholing 5. Sociale activering 6. Vrijwilligers HOOFDSTUK 5
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
OVERIGE AANGELEGENHEDEN
Inkomensvrijlating Vrijstelling arbeidsplicht Premiebeleid Onkostenvergoeding Aanbesteding Terugvordering Beleidsregels “Niet uitkeringsgerechtigden en mensen met een ANW uitkering”
BIJLAGEN
Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Visie gesubsidieerde arbeid m.i.v. 2004 (Graft-De Rijp en Schermer) Criteria gesubsidieerde arbeid (Graft-De Rijp en Schermer) Project “Maak werk van uitkeringen” Samenvatting beleidsplan reïntegratie en voorzieningen Afkortingen lijst
2
BELEIDSPLAN REINTEGRATIE EN VOORZIENINGEN INLEIDING De invoering van de WWB gaat gepaard met een aanzienlijke wijziging van het lokale besturingssysteem van het beleidsveld Werk en Inkomen. Gemeenten krijgen meer beleidsen bestedingsvrijheid. Het Rijk staat meer op afstand. De gemeenteraad krijgt een nadrukkelijke kaderstellende en controlerende taak die recht doet aan de verhoudingen in het duale stelsel. Relatief kansrijken krijgen prioriteit in de begeleiding naar regulier werk. Jongeren krijgen bijzondere aandacht. Voor personen met grotere afstand tot de arbeidsmarkt geldt: wie kan en wil moet zeker een volwaardig reïntegratieaanbod kunnen krijgen. De mogelijke nieuwe instroom op gesubsidieerde banen zal in het kader van gesubsidieerde arbeid conform de vastgestelde notitie altijd gekoppeld zijn aan reïntegratietrajecten en is daarmee altijd tijdelijk. Minima- en handhavingsbeleid wordt ondersteunend aan de geformuleerde hoofdlijnen ingevuld. gesubsidieerde arbeid Met de invoering van de WWB krijgt gesubsidieerde arbeid een nog zwaarder accent van tijdelijkheid en uitstroomgerichtheid. Hoe om te gaan met de nieuwe invulling van het gesubsidieerde werk vanaf 2004 is de notitie 'visie gesubsidieerde arbeid met ingang van 2004' (zie bijlage). missie gemeente “Het bevorderen van de zelfredzaamheid van al onze cliënten”. Het doel daarbij is: • voorkomen van instroom in de uitkering; • vergroten van de uitstroom uit de uitkering; • benutten van de mogelijkheden van de klanten; • cliënten, daar waar mogelijk en wenselijk, ondersteuning bieden bij het vinden van de kortste weg naar/bij arbeidsinschakeling; visie gemeente “Iedere cliënt kan iets, dus uitgaan van zijn/haar mogelijkheden, zo veel als mogelijk gericht op arbeids(re)integratie”. Dit is mogelijk door: • klantgericht regisseren; Bij de uitvoering van de taken is het van groot belang de klant correct, vriendelijk en met inlevingsvermogen toe te treden. Naast klantvriendelijkheid zal de dienstverlening zich moeten kenmerken door klantgerichtheid en maatwerk. De consulent zal vanuit de regiefunctie de klant moeten aanspreken op zijn of haar eigen verantwoordelijkheid, daarbij inspelend op eigen mogelijkheden van de cliënt en niet op zijn of haar beperkingen •
verantwoordelijkheid nemen voor het resultaat; Het college zal worden afgerekend op werkelijk behaalde resultaten. Dit betekent dat op alle niveaus in de organisatie medewerkers zich niet alleen verantwoordelijk voelen maar ook daadwerkelijk zelf verantwoording afleggen over tevoren helder afgesproken doelen. De eigen verantwoordelijkheid ligt in het verlengde van de gezamenlijke betrokkenheid bij de afdeling.
3
HOOFDSTUK 1
ALGEMEEN
De gemeente is verantwoordelijk voor het aanbieden van voorzieningen voor cliënten die niet op eigen kracht aan de slag komen. De gemeente dient ervoor te zorgen dat verschillende groepen op een evenwichtige manier aan bod komen. De wet gaat uit van een algemene verplichting tot reïntegratie. Iedereen moet gereïntegreerd worden en slechts in individuele gevallen mag daarvan afgeweken worden. Reïntegratie IOAW/IOAZ De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) worden niet ingetrokken. De artikelen uit de Wwb die zien op reïntegratie zijn geïntegreerd in deze regelingen. Het beleidsplan is ook hiervoor van toepassing. aanspraak op voorzieningen Personen die algemene bijstand ontvangen, personen met een uitkering op grond van de Anw en niet-uitkeringsgerechtigden hebben op grond van artikel 10 WWB een aanspraak op: 1. ondersteuning bij het verkrijgen van algemeen geaccepteerde arbeid en; 2. noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling (naar het oordeel van burgemeester en wethouders). Indien burgemeester en wethouders een aanvraag afwijzen zullen zij dit met redenen omkleed moeten doen. Tegen deze beslissing staat bezwaar en beroep open voor de belanghebbende. opmerkingen t.a.v. omschrijving doelgroepen Voor het inzetten van voorzieningen is onderscheid te maken tussen diverse groepen personen: 1. personen die op korte termijn in staat geacht moeten worden arbeid te verrichten; (zij vallen in eerste instantie onder de verantwoordelijkheid van het CWI) 2. personen die op langere termijn in staat geacht moeten worden arbeid te verrichten; 3. personen die hiertoe niet meer in staat geacht kunnen worden. Bij elke doelgroep staat in ieder geval voorop: mensen die kunnen werken, moeten ook aan het werk. Het begrip algemeen geaccepteerde arbeid wordt daarbij gehanteerd. Algemeen geaccepteerde arbeid “Alle arbeid, zonder beperkende voorwaarden qua aard en omvang van het werk en aansluiting op opleiding en ervaring, met uitzondering van illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimum en rekening houdend met gewetensbezwaren zodanig dat deze strikt persoonlijke omstandigheden zwaarwegend zijn en een onvermijdelijk conflict opleveren met het te verrichten werk”. Centraal in de WWB staat het uitgangspunt van werk boven inkomen. Het begrip algemeen geaccepteerde arbeid in plaats van passende arbeid benadrukt dit uitgangspunt. Alle inspanningen van belanghebbende en de gemeente dienen te zijn gericht op arbeidsinschakeling. Hieronder wordt verstaan het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid, zonder dat daarbij gebruik wordt gemaakt van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling (artikel 7 lid 1 sub a WWB). algemene grenzen van wat algemeen geaccepteerde arbeid is Deze grenzen zijn niet primair terug te vinden in de WWB, maar veeleer in aanverwante weten regelgeving, zoals de arbeidswetgeving. Illegale arbeid en arbeid tegen een lager loon dan het wettelijk minimum vallen niet onder algemeen geaccepteerde arbeid. Bij gewetensbezwaren ligt het meer gecompliceerd. Over het algemeen zal gelden dat aan
4
dergelijk strikt persoonlijke omstandigheden slechts betekenis zal worden gehecht voor zover deze zwaarwegend zijn en een onmiddellijk conflict opleveren met het te verrichten werk. Een beroep op dergelijke gronden werd erkend in een zaak waarin een islamitische vrouw niet als enige vrouw werkzaam hoefde te zijn met een of meer mannen (RSV 1988/105) en in een casus waarin een godsdienstige bezwaar bestond tegen werken op zondag (RSV 1988/105). Met de introductie van de term algemeen geaccepteerde arbeid wordt bereikt dat een eventueel beroep op inkomensondersteuning zo kort mogelijk is. Uiteraard moet wel gekeken worden naar de aansluiting bij de individuele mogelijkheden van de persoon in verband met gezondheid en belastbaarheid. voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling Wanneer betaalde arbeid nog niet aan de orde is, dient betrokkene gebruik te maken van door de gemeente aangeboden voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. belangenafweging Tussen algemeen geaccepteerde arbeid en langdurige uitstroom uit de uitkering kan een spanningsveld optreden. Een belangenafweging dient dan ook te worden gemaakt: • werkloosheidsrisico Indien het risico op terugval in de bijstand groot is dient aandacht te worden besteed aan: - oorzaak terugval (individuele omstandigheden, in de persoon gelegen factoren) - al dan niet inzetten van voorzieningen; - kwaliteit van de aangeboden voorzieningen; - kenmerken regionale arbeidsmarkt. Het werkloosheidsrisico is steeds een centraal criterium. Naarmate de vooruitzichten op ander en beter aansluitend werk voor belanghebbende groter zijn, zal eerder en beter rekening kunnen worden gehouden met aspecten als vorig beroep en opleidingsniveau. •
woonsituatie Van belanghebbende kan worden verwacht dat arbeid geaccepteerd wordt ook al betekent dat, dat hij/zij moet verhuizen.
•
de omstandigheden op de regionale arbeidsmarkt
•
persoonlijke omstandigheden (o.a. de gezinssituatie, fysieke beperkingen, spanning tussen de aangeboden arbeid en de geloofsovertuiging).
5
HOOFDSTUK 2
DE DOELGROEPEN
Inleiding Om inzicht te krijgen in het klantenbestand en anderen die tot de gemeentelijke doelgroep worden gerekend, wordt een onderscheid gemaakt in doelgroepen. Dit onderscheidt kan de basis zijn voor een succesvol reïntegratiebeleid. Daarnaast dient ervoor gezorgd te worden dat verschillende groepen op een evenwichtige manier aan bod komen. Zowel het zittende bestand als de nieuwe instroom moeten zo snel mogelijk naar werk worden toegeleid. Het onderscheid in doelgroepen wordt mede ingegeven door de gedachte nog slechts te spreken van 2 categorieën: wel en niet direct bemiddelbaar. De volgende doelgroepen vallen onder de zorgplicht van de gemeente. 1. Jongeren < 23 jaar 2. Personen met een relatief korte afstand tot de arbeidsmarkt > 23 jaar 3. Alleenstaande ouders met kind(eren) 4. Niet uitkeringsgerechtigden en mensen met een ANW-uitkering 5. Arbeidsgehandicapten 6. Allochtonen 7. Ouderen van 57,5 jaar en ouder 8. Personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt 1. Jongeren < 23 jaar De sluitende aanpak wordt in de WWB niet dwingend voorgeschreven. Voor jongeren geldt echter dat het voor gemeenten loont om op korte termijn een aanbod te doen. Jongeren zonder werkervaring zijn een gevoelige groep die in een vroeg stadium een aanbod moet krijgen. Hiermee wordt voorkomen dat zij langdurig in een uitkeringsituatie komen. Een sluitende aanpak voor jongeren dient zich te richten op mogelijkheden om werkervaring op te doen. startkwalificatie Jongeren hebben al dan niet een startkwalificatie. Een startkwalificatie is een diploma waarmee geschoold werk gedaan kan worden (HAVO-, VWO- of MBO diploma). Jongeren met uitsluitend een VMBO diploma hebben in de regel geen startkwalificatie. Het VMBO kent drie niveaus (basis, kader en beroepsgericht/theoretisch). Alleen bij het beroepsgerichte/theoretische niveau kan soms sprake zijn van een kwalificatie. Dit is afhankelijk van de gekozen richting. Jongeren met een VMBO diploma moeten nog één of twee dagen per week naar school om een beroep te leren. De overige dagen werkt men. Schoolverlaters zonder startkwalificatie – de zogenaamde voortijdig schoolverlaters – lopen risico langdurig werkloos te worden. Een startkwalificatie is een vereiste voor duurzame arbeidsinpassing. Voortijdig schoolverlaters moeten juist nu in staat worden gesteld om een startkwalificatie te behalen. Daarbij is het realistisch te erkennen dat voor een deel van deze groep het behalen van een startkwalificatieniveau te hoog gegrepen zal zijn. Begeleiding van jongeren is dan ook een belangrijk instrument om jongeren te betrekken bij de arbeidsmarkt. Beleidsregel: De gemeente legt zichzelf de verplichting op deze doelgroep uiterlijk binnen zes maanden na doorverwijzing naar de gemeente een traject aan te bieden, gericht op werk. Gesubsidieerde arbeid wordt aangeboden na een half jaar.
6
2. Personen met een relatief korte(re) afstand tot de arbeidsmarkt vanaf 23 jaar Deze groep heeft een relatief grote kans op uitstroom, mits zij activiteiten krijgen aangeboden in de vorm van bemiddeling, scholing, een werkstage en eventueel gesubsidieerde arbeid als onderdeel van een reïntegratietraject, gericht op uitstroom naar regulier werk. Onder deze groep vallen alle mensen die niet onder specifieke andere doelgroepen vallen. beleidsregel: De tot deze groep behorende mensen worden zo snel mogelijk een reïntegratietraject aangeboden, zodat, eventueel met gebruikmaking van de aangeboden voorzieningen, de uitstroom naar werk wordt bevorderd. 3. Alleenstaande ouders met kind(eren) Voor de groep alleenstaande ouders is optimaal maatwerk van belang. Daarmee kan immers worden voorkomen dat de afstand tot de arbeidsmarkt toeneemt door een te lange afwezigheid uit het arbeidsproces. Vanuit het perspectief van een verantwoorde zorg voor kinderen moet de gemeente er wel voor zorgdragen dat er adequate voorzieningen worden aangeboden die een combinatie mogelijk maakt van betaalde arbeid en de zorg voor de kinderen. Deze voorzieningen hebben betrekking op toereikende kinderopvang en op de eisen die aan regulier werk worden gesteld, zoals reistijd en werktijden. De verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden geldt voor de alleenstaande ouders met kinderen tot 12 jaar slechts nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van de belanghebbende (artikel 9 lid 4 WWB). Beleidsregels: 1. Van passende kinderopvang is sprake indien aansluiting plaatsvindt tussen de (mogelijke) werk- en / of schooltijden en de voorzieningen en de afstand tot deze voorzieningen binnen redelijke grenzen ligt van de werk- en / of schoolplek. 2. Bij de alleenstaande ouders met kinderen tot 5 jaar en gehandicapte kinderen tot 18 jaar maakt het college van burgemeester en wethouders een afweging tussen het belang van de arbeidsinschakeling en de invulling die de ouder wenst te geven aan de zorgtaken. De gemeente houdt hierbij rekening met een verantwoorde invulling van de combinatie arbeid en zorg en zal ook hier voorzieningen ter beschikking stellen die deze combinatie mogelijk maken. 3. Indien een alleenstaande ouder nog geen startkwalificatie heeft, dan moet de zorgperiode voor de kinderen zo veel mogelijk worden benut voor de benodigde scholing. 4. Niet-uitkeringsgerechtigden en mensen met een ANW-uitkering Wie zijn de niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers)? Niet -uitkeringsgerechtigde werkzoekenden zijn mensen die geheel geen uitkering hebben en niet betaald werken. Indien dus sprake is van een gedeeltelijke uitkering wordt bij de uitkerende instantie de verantwoordelijkheid neergelegd. Het gaat veelal om mensen van wie de partner betaald werkt; voor het merendeel betreft het vrouwen. Ongeveer tweederde van het huidige bestand nuggers heeft een afstand tot de arbeidsmarkt (verouderde opleiding, geen werkervaring etc.).
7
Wie zijn de Anw-gerechtigden? Anw-ers zijn mensen met een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet. Deze uitkering wordt verstrekt door de Sociale Verzekeringsbank. Recht op een ANW-uitkering hebben mensen die een partner hebben verloren en die tevens kinderen onder de 18 jaar verzorgen of die meer dan 40% arbeidsongeschikt zijn. Nabestaanden die hieraan niet voldoen, hebben geen recht op een uitkering, behalve wanneer ze zijn geboren voor 1950. Ongeveer 85% van de Anw-ers is vrouw. overig Nug-gers en Anw-ers hebben geen arbeids- of sollicitatieplicht. Aan deze groep kan ook een duaal traject en/of sociale activering zoals vrijwilligerswerk aangeboden worden. Een persoon wordt alleen aangemerkt als behorend tot de doelgroep nietuitkeringsgerechtigde indien er geheel geen sprake is van een uitkering. Indien er dus sprake is van een gedeeltelijke uitkering wordt bij de uitkerende instantie de verantwoordelijkheid neergelegd. De reïntegratie verantwoordelijkheid gaat alleen over naar de gemeente voor zover de klanten uit de doelgroep Nug en Anw zijn ingedeeld in fase 2, 3 en 4. Voor een persoon uit deze doelgroep geldt niet de voorwaarde dat men een bepaalde tijd werkloos moet zijn geweest om voor een reïntegratietraject in aanmerking te komen. Kenmerkend voor deze doelgroep is verder dat er geen plicht bestaat om deel te nemen aan een reïntegratietraject. Als de bereidheid niet bestaat en er ook geen plicht aanwezig is, heeft het vanzelfsprekend weinig zin om een traject in te zetten. Beleidsregels: De wijze waarop uitvoering van de reïntegratieactiviteiten voor deze doelgroep geschiedt staat beschreven in hoofdstuk 5 “Overige aangelegenheden” onder punt 7. 5. Arbeidsgehandicapten wie is arbeidsgehandicapt? Een arbeidsgehandicapte is een persoon waarvan op grond van onder andere een arbeidsgeschiktheidtoets is vastgesteld dat deze door ziekte of gebrek belemmeringen ondervindt ten aanzien van het verrichten van (betaalde) arbeid. Daarnaast geldt dat de personen met elkaar gemeen hebben dat ze door allerlei lichamelijke, psychische en/of sociale beperkingen in meerdere of mindere mate grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben. nieuwe instroom/bestaande groep waar nog iets mee gedaan kan worden Er is een groep waar met flankerende maatregelen wel degelijk wat bereikt kan worden. Daarvoor is het belangrijk een goed beeld te hebben van de mogelijkheden van zorg en begeleiding vanuit zorginstellingen. Met een passend begeleidings- en zorgarrangement kan een deel van de groep zeker geleid worden richting passende arbeid dan wel zinvolle dagbesteding. Beleidsregels: 1. De tot deze doelgroep behorende cliënten, die al langere tijd in de uitkeringssituatie zitten, worden geacht niet meer deel te nemen aan de arbeidsmarkt, blijkend uit een éénmalige individuele beoordeling, en worden gestimuleerd deel te nemen aan vormen van vrijwilligerswerk en/of mantelzorg en andere vormen van zinvolle dagbesteding. 2. Op basis van maatwerk, op het individu gericht, wordt een frequentie van periodieke herbeoordeling afgesproken voor de onder punt 1 genoemde groep. 3. Nieuwe instroom en personen uit het zittende bestand waarvan is vastgesteld dat er mogelijkheden zijn om deel te nemen aan de arbeidsmarkt worden met een passend begeleidings- en zorgarrangement begeleid richting passende arbeid dan wel zinvolle dagbesteding.
8
6. Allochtonen. Wie zijn allochtoon? Allochtonen zijn mensen die zelf geboren zijn in één van de specifiek aangewezen herkomstlanden of van wie minstens één van de ouders in die landen geboren is. Speciale aandacht binnen deze doelgroep wordt gevraagd voor de 1e generatie allochtonen. Het gaat meestal om immigranten van de eerste generatie, die vaak zeer langdurig werkloos zijn en die door allerlei omstandigheden moeite hebben om zich in onze maatschappij staande te houden. traject Wie aan het werk kan moet aan het werk, geldt ook hier. Eventueel voorafgegaan door een duaal traject. Vaak gaat het om mensen die niet actief zelf de benodigde informatie vergaren over allerlei voorzieningen. Veel behoefte is aan laagdrempelige voorzieningen. allochtonen met onvoldoende kennis van de Nederlandse taal Gebleken is dat allochtonen met een onvoldoende kennis van de Nederlandse taal een grotere kans op werkloosheid hebben, gemiddeld langer werkloos zijn, te maken hebben met discriminatie bij sollicitaties, gemiddeld minder verdienen doordat ze terechtkomen in de secundaire sectoren en de lagere functies, minder kans op vast werk hebben na tijdelijke arbeid en bij bedrijfssluitingen minder snel opnieuw werk vinden. Het is derhalve noodzaak dat voor deze doelgroep een evenwichtig pakket beschikbaar komt in het aanbod van reïntegratiemiddelen. Voor de groep allochtonen wordt de integratie niet alleen bevorderd door deelname aan een reïntegratietraject maar vooral ook door het goed leren beheersen van de Nederlandse taal. Beleidsregels: 1. De 1e generatie allochtonen die langdurig werkloos zijn worden geïnformeerd over en gestimuleerd tot het deelnemen aan laagdrempelige voorzieningen 2. Allochtonen die niet vallen onder de groep genoemd onder 1. maar onvoldoende de Nederlandse taal beheersen, moeten zo snel mogelijk, verplicht, een duaal traject volgen als onderdeel van een traject gericht op werk. 3. Alle allochtonen die niet vallen onder 1. en 2. worden gerekend tot één van de andere benoemde doelgroepen. 7. Ouderen van 57,5 jaar en ouder Speciale aandacht wordt gevraagd voor deze doelgroep. Het gaat daarbij om cliënten van 57,5 jaar en ouder die al langere tijd een bijstandsuitkering hebben. Bij de behandeling van de nieuwe WWB is aangegeven dat deze mensen geen arbeidsplicht opgelegd krijgen, als na een eerste toets is vastgesteld dat ze geen perspectief hebben op de arbeidsmarkt. Zij kunnen zich richten op andere maatschappelijke activiteiten, zoals vrijwilligerswerk. Gelet op de huidige economische en arbeidsmarktsituatie kan voor deze categorie een verdere toetsing op een eventuele toekomstige arbeidsplicht achterwege blijven. Periodiek zal worden bezien of de arbeidsmarkt participatie van ouderen (nieuwe gevallen) mogelijk maakt. Ouderen vanaf 65 jaar hebben geen arbeidsplicht en reïntegratieplicht meer. Het is daarom onwenselijk en niet noodzakelijk dat ouderen die al langer in de bijstand zitten, intensief door gemeenten worden gecontroleerd op het naleven van de arbeidsverplichtingen, als de kansen op een betaalde baan zeer gering of niet aanwezig zijn. De gemeente kan daarom voor het zittende bestand volstaan met een zorgvuldige, éénmalige individuele beoordeling of voor deze persoon perspectief bestaat op betaalde arbeid. Als dit niet het geval is, moet maatschappelijke participatie in de vorm van vrijwilligerswerk en/of mantelzorg zoveel mogelijk worden gestimuleerd.
9
Beleidsregel: cliënten die langer dan een jaar een uitkering hebben De tot deze doelgroep behorende cliënten worden geacht niet meer deel te nemen aan de arbeidsmarkt, blijkend uit een éénmalige individuele beoordeling, en worden gestimuleerd deel te nemen aan vormen van vrijwilligerswerk en/of mantelzorg. nieuwe instroom Zoveel mogelijk afspraken maken over inspanningen van beide partijen om kansen te benutten en uitstroomt te bevorderen. 8. Personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt De WWB vraagt specifiek aandacht voor personen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt. Vaak zijn deze personen aangewezen op sociale activering. In de WWB wordt sociale activering meer dan ooit beschouwd als een integraal onderdeel van een traject richting werk. Ook personen zonder enkel arbeidsmarktperspectief moeten deelnemen aan een traject met als einddoel arbeidsparticipatie. Het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan dus nooit einddoel zijn, maar is altijd een tussenstap. Indien een persoon zonder enkel arbeidsmarktperspectief geen aanspraak wenst te maken op zijn recht op ondersteuning is het mogelijk dat de betrokkene een uitkering ontvangt zonder dat hieraan verplichtingen zijn verbonden gericht op arbeidsinschakeling. Wel moet er dan rekening gehouden worden met het feit dat de gemeente ook een verantwoording heeft in het voorkomen van sociaal isolement. Hiervoor kunnen wellicht mogelijkheden gevonden worden op het gebied van welzijn. Het is niet te ontkennen dat er voor sommigen geen arbeidsmarktperspectief aanwezig is, maar het is niet de bedoeling om hier bij voorbaat al van uit te gaan. Ook deze doelgroep kan geschikt worden bevonden voor ongeschoold werk bij lokale werkgevers. De werkgever geeft aan wat de voorwaarden zijn, de gemeente vindt vervolgens haar taak om in deze voorwaarden te voldoen. Dit is dan ook de ondersteuning die geboden wordt in het kader van arbeidsinschakeling. Beleidsregel: Personen met een zeer grote afstand tot de arbeidsmarkt krijgen een traject aangeboden richting sociale activering, ter voorkoming van sociaal isolement en daar waar mogelijk en wenselijk worden voorwaarden geschapen voor inzet richting ongeschoold werk. HOOFSTUK 3 PRIORITERING DOELGROEPEN individuele beoordeling Het uitgangspunt in de nieuwe Wet werk en bijstand is individueel maatwerk. Individueel maatwerk staat een zekere doelgroepenbenadering in de weg, want alle gevallen zullen individueel beoordeeld worden. Door de keuze voor individuele benadering wordt voorkomen dat personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt te gemakkelijk als niet-bemiddelbaar worden aangemerkt. Tevens wordt voorkomen dat personen die echt niet kunnen werken wel gedwongen worden om te werken. argument om te komen tot prioritering doelgroep Er is maar beperkt budget beschikbaar. Dit is een zwaarwegend argument om toch te kiezen voor een bepaalde prioritering van het gemeentelijk aanbod richting werk. Binnen het individuele maatwerk worden prioriteiten en nuanceringen aangebracht.
10
de kansrijken Relatief kansrijken krijgen prioriteit in de begeleiding naar regulier werk. Jongeren krijgen bijzondere aandacht. Personen met een relatief geringe afstand tot de arbeidsmarkt (fase 2/3) krijgen prioriteit in de begeleiding naar regulier werk. De beschikbare middelen zullen de komende jaren met name worden ingezet voor de arbeidsmarkttoeleiding van deze relatief kansrijken. Het idee is om te voorkomen dat deze groep niet gaat behoren tot de groep langdurige uitkeringsgerechtigden. Door nu met name in te zetten op de relatief kansrijken zal er straks meer budget beschikbaar zijn voor de reïntegratie van personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. De prioritering van de relatief kansrijken is niet alleen zichtbaar in de budgetbestemming maar ook in het aanbod van een traject naar algemeen geaccepteerde arbeid. Dit snelle aanbod naar werk hoeft niet passend te zijn. Het zelf kunnen voorzien in de noodzakelijke kosten van bestaan gaat voor op het principe van het aanbieden van passende arbeid. Het karakter van het reïntegratietraject voor relatief kansrijken is kortdurend. De volgende doelgroepen zijn meer in een rangorde aangegeven dan dat een hogere prioriteit van de ene groep wordt gegeven ten koste van een andere groep. Het betreft: 1. Allochtonen (1e generatie) 2. personen van 57,5 jaar en ouder 3. personen met een (zeer) grote afstand tot de arbeidsmarkt. personen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt De bewuste prioritering van de relatief kansrijken ontslaat de gemeente echter niet van haar verantwoordelijkheid voor personen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. Rekening houdend met de diversiteit van deze groep is het van belang om de kenmerken van het bestand met grote afstand tot de arbeidsmarkt in kaart te brengen. Op basis van de individuele wensen en mogelijkheden zal de gemeente een reïntegratieaanbod moeten doen binnen de beschikbare budgetten. Hier geldt: wie kan en wil moet zeker een volwaardig aanbod kunnen krijgen. De aard van het traject zal echter meer gericht zijn op het wegnemen van - veelal meervoudige - belemmeringen en de bewerkstelliging van maatschappelijke participatie. Een bijzondere groep bijstandsgerechtigden met meervoudige problemen zijn de “overlastveroorzakers”. Het reïntegratie-instrumentarium biedt uitgelezen kansen om deze personen een duwtje in de goede richting mee te geven. Reïntegratie dient hiermee naast het persoonlijke doel ook een breder collectief doel. Beleidsregel: De prioritering van de doelgroepen is als volgt: 1. Jongeren tot 23 jaar; 2. Personen met een relatief korte(re) afstand tot de arbeidsmarkt vanaf 23 jaar; 3. Alleenstaande ouders met kinderen; 4. Niet uitkeringsgerechtigden en mensen met een ANW uitkering 5. Arbeidsgehandicapten; 6. Allochtonen (1e generatie); 7. Personen van 57,5 jaar en ouder; 8. Personen met een (zeer) grote afstand tot de arbeidsmarkt.
11
HOOFSTUK 4 VOORZIENINGEN Algemeen Reïntegratie is het geheel van activiteiten dat leidt tot arbeidsinschakeling. De WWB stelt het college van burgemeester en wethouders daarvoor mede verantwoordelijk door de opdracht de cliënt bij zijn arbeidsinschakeling te ondersteunen. Daarbij wordt een voorziening aangeboden indien dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is. Het primaat van arbeidsinschakeling laat onverlet dat de gemeente de mogelijkheid heeft een voorziening aan te bieden in plaats van arbeid wanneer daarmee voor belanghebbende de kans op duurzame arbeidsinschakeling wordt vergroot. Onder duurzaamheid wordt hierbij verstaan ten minste een half jaar (of langer, daarin kan de gemeente zelf een keus maken) een reguliere baan vervullen en geen uitkering meer ontvangen. doel beleid Doel van het beleid is: daar waar mogelijk mensen die tot de doelgroep behoren te helpen regulier werk te vinden en daar waar dat (nog) niet kan alles in het werk te stellen om belemmeringen weg te nemen, problemen op te lossen, uitstroomkansen te vergroten en (ondertussen) sociaal isolement te voorkomen. aanbieding voorzieningen De gemeente is verantwoordelijk voor het aanbieden van voorzieningen voor cliënten die niet op eigen kracht aan de slag komen. Cliënten hebben aanspraak op ondersteuning door de gemeente bij reïntegratie. Het is aan de gemeente te beoordelen op welke wijze de ondersteuning wordt ingezet. Voor elk onderdeel geldt dat het college van burgemeester en wethouders nadere regels stellen omtrent de uitvoering hiervan. Wie komen in aanmerking voor de voorzieningen De persoon dient te behoren tot de in de verordening opgenomen en beschreven doelgroepen. Voorts dient men als werkloos werkzoekende geregistreerd te zijn bij het CWI. reïntegratieadvies CWI Het CWI stelt in het kader van zijn taak op grond van de wet SUWI een zogenaamd reïntegratieadvies op. Hierin wordt een beeld geschetst van de belanghebbende en wordt de hoofdlijn van dienstverlening aangegeven die nodig is om belanghebbende terug te leiden naar de arbeidsmarkt. Het advies van het CWI wordt gebruikt bij de beoordeling of een voorziening noodzakelijk is om belanghebbende terug te leiden naar de arbeidsmarkt. De beschikbare instrumenten om dit doel te bereiken zijn daarbij de volgende: 1. project “Maak werk van uitkeringen” 2. Werk met behoud van uitkering 3. gesubsidieerde arbeid 4. scholing 5. sociale activering 6. vrijwilligerswerk 1. project “Maak werk van uitkeringen” (zie bijlage) De gemeente sluit een overeenkomst af met uitzendorganisatie Agros voor de uitvoering van dit project. Doel van het project is om mensen die een uitkering van de gemeente ontvangen of werkloos zijn geworden en zich bij het CWI melden direct een baan aan te bieden i.p.v. een uitkering. Het gaat hierbij om klanten die geen of relatief eenvoudig op te lossen beperkingen hebben. Cliënten worden zo snel mogelijk aan het werk geholpen: onder toepassing van de uitzendformule, maar ook direct bij de werkgever. Agros verricht de acquisitieactiviteiten, maar stelt niet als eis dat de geworven vacatures op uitzendbasis worden vervuld.
12
2. Werken met behoud van uitkering Dit instrument kan voor een scala aan doelstellingen worden ingezet: a. Arbeidstraining Voor hen die al langere tijd niet meer aan het arbeidsproces hebben deelgenomen, kan op deze wijze gewerkt worden aan gewenning van het arbeidsritme, gezagsverhouding en een regelmatige dagindeling. Deze vorm kent een beperkte duur en is onderdeel van een langer reïntegratietraject. b. Leer-werktrajecten In deze vorm vindt er een investering plaats via het volgen van een opleiding die leidt tot een beroepskwalificatie en dat in combinatie met werken. Als loonbetaling (nog) niet mogelijk is kan dit gebeuren met behoud van uitkering. c. Proefplaatsing. Als een werkgever twijfelt of een langdurig werkloze de prestatie kan leveren die nodig is, kan een proefplaatsing plaatsvinden voor een beperkte periode. De klant wordt begeleid en het doel is te komen tot een definitieve plaatsing bij de betreffende werkgever. 3. Gesubsidieerde arbeid Werk, waarbij de werknemer over het algemeen wel in staat is om productieve arbeid te verrichten, maar waarbij een verschil bestaat tussen de loonkosten van de werkgever en de mate waarin een gemiddelde werknemer deze productieve arbeid verricht. De gemeente kan dan kiezen voor een (tijdelijke) loonkostensubsidie aan de betreffende werkgever. Onder gesubsidieerd werk wordt mede begrepen het deel van die werknemers die nog een contract hebben vanuit de voormalige Wiw en ID-regeling. De uitgangspunten voor gesubsidieerde arbeid worden door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. De hoogte van de te betalen loonkostensubsidie is onder meer afhankelijk van de kwaliteit van de betreffende werknemer. Iedere werkgever gaat bijdragen in de kosten. De hoogte daarvan hangt af van de kwaliteiten van de werknemer en het doel van de plaatsing in een gesubsidieerde baan. Nieuwe gesubsidieerde werknemers komen zoveel mogelijk in dienst van een reguliere werkgever die voor een deel van de loonkosten (tijdelijk) een subsidie ontvangt. De productie capaciteit van de gesubsidieerde werknemer, gekoppeld aan het doel van de plaatsing op een gesubsidieerde werkplek, bepalen de hoogte van de door de werkgever te ontvangen loonkostensubsidie. Bij toename van de kwaliteiten stapt de werkgever over op een categorie met een hogere bijdrage. Beleidsregel: gemeente Graft-De Rijp en Schermer De beleidsuitgangspunten en uitvoeringsregels zijn uitgewerkt en vastgesteld in de B en W notitie “Visie gesubsidieerde arbeid met ingang van 2004”(zie bijlage). gemeente Beemster en Zeevang In de regio Waterland wordt nog gewerkt aan de beleidsuitgangspunten en uitvoeringsregels voor wat betreft de gesubsidieerde arbeid. De intentie is uitgesproken om ook de komende jaren een volume van 80 "wiw-achtige" banen te behouden om uitkeringsgerechtigden te laten deelnemen aan het arbeidsproces overeenkomstig en naar de analogie van de ingetrokken Wet inschakeling werkzoekenden (WIW). Tevens zal een aantal van de huidige ID-werknemers door moeten stromen naar deze nieuwe vorm van gesubsidieerde arbeid. Van Werkvoorzieningsschap Baanstede is gevraagd het bestuur en de activiteiten van de Stichting Werken voor Werk over te nemen. In de nog op te stellen overeenkomst zullen de nadere details worden uitgewerkt. De beleidsuitgangspunten en uitvoeringsregels zullen in een nadere notitie worden uitgewerkt en deze notitie zal als bijlage worden toegevoegd aan dit beleidsplan.
13
4. Scholing Onder scholing wordt hier verstaan het volgen van een beroepsopleiding, welke de deelnemer, in aansluiting op zijn bestaande kennis en mogelijke werkervaring, in staat stelt de afstand tot de arbeidsmarkt te verkleiner c.q. weg te nemen. Scholing dient gericht te zijn op uitstroom. Afhankelijk van de diagnose van de consulent, kan scholing onderdeel uitmaken van het trajectplan van de klant. Uitgangspunt is dat scholing vooraf gaat aan, of, zo mogelijk, gecombineerd wordt met (gesubsidieerde) arbeid. Voorop staat dat de aansluiting met de wereld van werk niet verloren gaat. In individuele gevallen kan hiervan afgeweken worden, bijvoorbeeld bij alleenstaande ouders met zorgtaken die de zorg voor hun kinderen (nog) niet uit handen willen geven. Zij kunnen wellicht hun zorgtaken combineren met een opleiding. Zodra zij de opleiding afgerond hebben (en de kinderen wat ouder zijn), kunnen zij dan een baan nemen. Beleidsregel: Scholing dient gericht te zijn op uitstroom naar een reguliere baan of gesubsidieerde arbeid, als tussenstap naar een reguliere baan. 5. Sociale Activering Afhankelijk van het referentiekader van waaruit men spreekt en het accent dat men wil leggen, wordt sociale activering ingevuld. Een paar voorbeelden van definities zijn: activiteiten gericht op het doorbreken of voorkomen van een sociaal isolement; activiteiten gericht op het zetten van een eerste voorlopige stap op weg naar de arbeidsmarkt; maatschappelijk zinvolle maar niet beloonde activiteiten; vrijwilligerswerk (zie hierna) met behoud van uitkering Sociale activering is in ieder geval bedoeld voor een groep mensen die zeer ver van de arbeidsmarkt af staat en/of in sociaal isolement is geraakt of dreigt te geraken. Het is een middel om hun kansen op participatie in de samenleving en/of hun perspectief op werk of zinvolle activiteiten te bevorderen. Soms kan door middel van sociale activering een eerste voorzichtige stap richting arbeidsmarkt worden gemaakt. Dat hoeft echter lang niet altijd het primaire doel van sociale activering te zijn. Sociale activeringsactiviteiten zijn er in vele vormen, o.a.: - vrijwilligerswerk - groepsactiviteiten - andere nuttige maatschappelijke activiteiten - cursussen - stageachtige activiteiten - begeleid leren - activiteiten voor specifieke doelgroepen maatschappelijke participatie Maatschappelijke participatie kan een (eerste stap zijn binnen sociale activering. Bij maatschappelijke participatie moet worden gedacht aan deelname voor langere tijd (bijv. minimaal 6 maanden) aan georganiseerde maatschappelijke verbanden zoals: welzijnswerk voor ouderen, jeugd, gehandicapten e.d., kerk of religieuze organisatie, cursus, kunst, muziek of culturele activiteiten, politieke partij of groeperingen, vakbonden, beroepsverenigingen of beroepsorganisatie, buurtvereniging, buurthuis, speeltuinvereniging,
14
-
ontwikkelingshulp, mensenrechten, natuur, milieu of dierenbescherming, vrouwengroep, vredesbeweging, sportvereniging of sportactiviteiten, gezelligheidsvereniging, kaart-, klaverjasclub, vereniging op het gebied van gezondheidszorg, EHBO.
rol gemeente De gemeente dient ook zelf activiteiten aan te bieden in het kader van sociale activering. De gemeente heeft een voorbeeldfunctie. De mogelijkheden zullen worden bekeken om hiervoor projecten op te zetten. Beleidsregel: 1. Sociale activering wordt alleen ingezet voor mensen met een (zeer) grote afstand tot de arbeidsmarkt waaronder in dit kader ook worden gerekend de arbeidsgehandicapten. 2 Sociale activering dient onderdeel uit te maken van een reïntegratietraject 3 Mogelijkheden bekijken voor het opzetten van projecten in het kader van sociale activering 6. Vrijwilligerswerk vrijwilligerssubsidie in het kader van de Abw De Abw kende de vrijwilligerssubsidie (artikel 43 lid 2 onder p Abw). Deze subsidie kon worden verstrekt aan langdurige werklozen en belanghebbenden met een beperkte arbeidsverplichting die vrijwilligerwerk verrichten. De subsidie werd dan verstrekt op grond van een gemeentelijke verordening op grond van artikel 3 Wet Inschakeling Werkzoekenden. vrijlaten kostenvergoeding werkgever Onder de WWB is deze apart aangeduide premievorm verdwenen. Premies aan vrijwilligers worden vrijgelaten op grond van artikel 31 lid 2 onder k Wwb. Voor de duidelijkheid: het gaat hier om een kostenvergoeding door degene bij wie de belanghebbende zijn vrijwilligerswerkzaamheden verricht en niet om een door de gemeente verstrekte premie. Wat wordt verstaan vrijwilligerswerk? Onder vrijwilligerswerk wordt verstaan: onbetaalde, onverplichte, activiteiten voor minimaal 8 uur en maximaal 20 uur per week bij een non profit organisatie als gevolg waarvan de reïntegratie van de deelnemer wordt bevorderd en gericht is op (gesubsidieerde) arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie. Vrijwilligerswerk is een middel voor het opdoen of behouden van werkritme. Voor het verrichten van vrijwilligerswerk kan de gemeente een onkostenvergoeding verstrekken van maximaal het wettelijk toegestane bedrag per jaar, mits dat niet al betaald wordt door de organisatie waar de betreffende vrijwilliger werk voor verricht. De gemeente verstrekt zelf geen premies vrijwilligerswerk. De Invoeringswet Wwb kent geen aparte overgangsregeling ten aanzien van vrijwilligerssubsidies. Vrijwilligerssubsidies op grond van de premieverordening die onder de Abw/Wiw zijn toegekend en als gevolg hiervan doorlopen in 2004, blijven doorlopen totdat het besluit op grond van de premieverordening in overeenstemming is gebracht met de Wwb. Beleidsregel: 1. Vrijwilligerswerk vindt zoveel mogelijk plaats als onderdeel van een traject richting (gesubsidieerde) arbeid; 2. Als dit niet mogelijk blijkt voor bepaalde doelgroepen, dan is vrijwilligerswerk voor die doelgroep het eindstation; 3. De gemeente verstrekt geen vrijwilligerspremies.
15
HOOFDSTUK 5 OVERIGE AANGELEGENHEDEN De volgende aangelegenheden komen aan de orde: 1. Inkomensvrijlating 2. Vrijstelling arbeidsplicht 3. Premiebeleid 4. Onkostenvergoeding 5. Aanbesteding 6. Terugvordering 7. Niet uitkeringsgerechtigden en mensen met een ANW-uitkering. 1. Inkomensvrijlating (art. 31, lid 2, onderdeel O WWB) algemeen De vrijlating van inkomsten is in de WWB beperkt (doel en duur). Het uitgangspunt in de WWB is dat de cliënt zelf verantwoordelijk is om in zijn bestaan te voorzien. Met het beperken van de inkomensvrijlating wordt beoogd de armoedeval te voorkomen. Doel inkomensvrijlating Het doel is om belanghebbende te stimuleren een gehele of gedeeltelijke baan te accepteren. Geen gebruik maken van inkomensvrijlating De gemeente maakt geen gebruik van de mogelijkheid van inkomensvrijlating. Reden is dat bij de toekenning vastgesteld moet worden dat deeltijdwerk bevorderlijk is voor de reïntegratie van cliënt en dat het bijdraagt aan de arbeidsinschakeling. Dit is zeer lastig vast te stellen. Ook speelt hierbij een rol dat de inkomensvrijlating doorwerkt in de inkomensafhankelijke regelingen (v.b. huursubsidie). Reden is dat het totale inkomen door de vrijlating boven het minimum inkomen uitkomt. Dit kan dus betekenen dat een inkomensafhankelijke regeling lager wordt vastgesteld. premie (zie ook punt 4 premiebeleid) Uiteraard moet werken wel gestimuleerd worden. Daarom wordt een uitstroompremie verstrekt voor zowel het aanvaarden van een volledige dienstbetrekking als een betrekking in deeltijd arbeid. Deze premie wordt onbelast verstrekt en werkt dus niet door in inkomensafhankelijke regelingen. Ook wordt de premie vrijgelaten. De overgangsregeling De Invoeringswet WWB kent een overgangsregeling (art. 9 Inv. WWB) voor diegene die op de dag voor inwerkingtreding van de WWB inkomsten uit arbeid hebben gehad waarop de vrijlating is toegepast. De cliënten die hiervoor in aanmerking komen zijn hiervan inmiddels op de hoogte gesteld. Aanvullende alleenstaande ouderkorting en combinatiekorting Deze fiscale heffingskortingen ondervangen deels het wegvallen van de inkomensvrijlating. De gedachte erachter is dat voor alleenstaande ouders volledige uitstroom naar betaalde arbeid soms niet direct mogelijk is, omdat zij arbeid en zorg moeten combineren. Om deeltijdarbeid en met name grotere deeltijdbanen te stimuleren worden de bovengenoemde kortingen buiten beschouwing gelaten totdat het jongste kind de leeftijd van 5 jaar bereikt. De vrijlatingsvorm onder de WWB stimuleert om meer uren te gaan werken.
16
De aanvullende alleenstaande ouderkorting ontvangt de belanghebbende bij een inkomen uit tegenwoordige arbeid ongeacht de hoogte daarvan; er bestaat recht op de combinatiekorting indien het inkomen uit tegenwoordige arbeid op jaarbasis hoger is dan € 4.206 bruto. Samenloop overgangregeling en aanvullende alleenstaande ouderkorting/combinatiekorting Gedurende het jaar 2004 kan een samenloop plaatsvinden. Als gevolg hiervan stijgt het belastbaar inkomen van de desbetreffende alleenstaande ouder, hetgeen gevolgen kan hebben op huursubsidieaanspraken en de kwijtschelding van OZB belasting. In dit geval vindt geen compensatie plaats via de bijzondere bijstand. De samenloop van beide vrijlatingen heeft overigens ook gevolgen voor het inkomensdeel van het gemeentelijk budget. Beleidsregels: 1. Er wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid inkomensvrijlating te verstrekken. 2. Voor personen die vóór 1 januari 2004 recht hebben op de wettelijke vrijlating geldt een overgangsregeling conform artikel 9 van de Invoeringswet Wwb. 3. Bij samenloop van diverse regelingen vindt geen compensatie plaats via de bijzondere bijstand. 2. Vrijstelling arbeidsplicht Voor personen tussen de 18 en 65 jaar worden niet langer groepen per definitie uitgesloten van reïntegratie. Categoriale ontheffingen zijn dan ook niet meer toegestaan; wel kan het college van burgemeester en wethouders in individuele gevallen om dringende reden afzien van het opleggen van arbeidsverplichtingen, voor zover en voor zolang reïntegratie (tijdelijk) niet in redelijkheid mogelijk is (artikel 9 lid 2 WWB). In deze beleidsregels wordt limitatief vastgelegd in welke gevallen en/of onder welke omstandigheden er sprake is van dringende reden. beleidsregels: Op individuele basis wordt in de volgende gevallen om dringende reden afgezien van het opleggen van de arbeidsverplichtingen: a. alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 12 jaar worden geheel of gedeeltelijk vrijgesteld van de arbeidsplicht als er geen of onvoldoende aanbod aanwezig is voor passende kinderopvang in welke vorm dan ook; de reïntegratieplicht blijft bestaan. b. van passende kinderopvang is sprake indien aansluiting plaatsvindt tussen de (mogelijke) werk- en / of schooltijden en de voorzieningen en de afstand tot deze voorzieningen binnen redelijk grenzen liggen van de werkplek en / of schoolplek. c. dezelfde vrijstelling vindt plaats als deze ouder gemotiveerd aangeeft dat het beter voor het kind is dat hij/zij zelf voor de opvoeding zorgdraagt d. alleenstaande ouders met kinderen jonger dan 5 jaar kunnen worden vrijgesteld van de van de arbeidsplicht totdat het jongste kind 5 jaar wordt; de reïntegratieplicht blijft bestaan. e. alleenstaande ouders met een gehandicapt kind tot 18 jaar kunnen worden vrijgesteld van de arbeidsplicht; de reïntegratieplicht blijft bestaan. f. cliënten die aantonen dat zij mantelzorg verrichten aan personen die daar niet zonder kunnen, kunnen geheel of gedeeltelijk vrijgesteld worden van de arbeidsplicht gedurende de periode van mantelzorg. g. personen die een verplicht inburgeringsprogramma volgen op grond van de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) kunnen voor de duur van het programma vrijgesteld worden van de arbeidsplicht. h. personen van wie door een onafhankelijke externe deskundige is vastgesteld dat er sprake is van medische belemmeringen of voor wie een sociale indicatie wordt afgegeven kunnen worden vrijgesteld van de arbeidsplicht voor de duur van de periode zoals aangegeven in het advies.
17
In de gevallen genoemd onder a t/m e wordt de duur van de vrijstelling bepaald op maximaal een jaar, waarna herbeoordeling plaatsvindt. Nadere uitwerking vrijstelling dringende redenen Zorg Er moet altijd een afweging worden gemaakt tussen de arbeidsplicht en de wens van de ouder om te zorgen. Een individuele afweging moet plaatsvinden op grond waarvan arbeid die in beginsel geaccepteerd zou moeten worden niet geaccepteerd hoeft te worden omdat bijvoorbeeld werktijden en reistijden niet te combineren zijn met de zorg voor kinderen en het niet mogelijk is dit probleem te ondervangen door het aanbieden van een voorziening. Met name bij jonge kinderen tot 5 jaar of gehandicapte kinderen tot 18 jaar dient de invulling van de zorgplicht zwaar te wegen. De beschikbaarstelling voor de arbeidsmarkt van alleenstaande ouders in de bijstand dient aan een aantal voorwaarden te voldoen (artikel 9 lid 4 WWB). • Het gaat hierbij om passende kinderopvang, tussenschoolse opvang en buitenschoolse opvang en de aansluiting op schooltijden. De kinderopvang is passend wanneer binnen de gemeentegrenzen of de plaats waar de arbeid wordt verricht door de alleenstaande ouder, kinderopvang aanwezig is. • Het gaat om het aanbod van voldoende scholing. Uitgangspunt hierbij is dat er, gelet op de belastbaarheid van betrokkene, een zodanig scholingsniveau wordt gerealiseerd dat op termijn in eigen inkomen kan worden voorzien. Er kan een ontheffing van maximaal één jaar worden verleend waarna herbeoordeling plaatsvindt. Inburgeringsprogramma Voor de duur van het inburgeringsprogramma (maximaal 1 1/8 jaar) kan een ontheffing worden verleend. Via individuele maatwerkafspraken met de cliënt moet bij voorkeur bewerkstelligd worden dat een combinatie van werk en inburgering mogelijk wordt. Medische en sociale belemmeringen Medische belemmeringen zijn als zodanig geen aanleiding voor een ontheffing. Om een juiste, individuele beoordeling te garanderen, moet zoveel mogelijk gebruik worden gemaakt van adviezen van onafhankelijke, externe deskundigen (reïntegratiebedrijf). Maar ook moet gedacht worden aan een indicatie voor de Wsw. Er wordt rekening gehouden met individuele mogelijkheden in verband met gezondheid en belastbaarheid. De duur van de ontheffing is gelijk aan de periode die is aangegeven in het medisch advies. Na afloop van de bedoelde periode vindt herbeoordeling plaats. Arbeidsplicht 57 ½ jarigen en ouder Gezien de huidige economische situatie zullen de kansen op de arbeidsmarkt voor deze groep momenteel nog niet groot zijn. Het is daarom onwenselijk en niet noodzakelijk dat ouderen die al langer in de bijstand zitten, intensief door gemeenten worden gecontroleerd op het naleven van de arbeidsverplichtingen, als de kansen op een betaalde baan zeer gering of niet aanwezig zijn. De gemeente kan daarom voor het zittende bestand volstaan met een zorgvuldige, eenmalige individuele beoordeling of voor deze persoon perspectief bestaat op betaalde arbeid. Als vastgesteld wordt dat er kansen aanwezig zijn ligt het voor de hand met deze persoon afspraken te maken over de inspanningen van beide partijen om deze kansen te benutten en de uitstroom te bevorderen. Indien echter al tijdens deze eerste beoordeling geconcludeerd wordt dat de afstand tot de arbeidsmarkt nauwelijks meer valt te
18
overbruggen heeft de gemeente de bevoegdheid om te volstaan met een ontheffing van de arbeidsverplichtingen voor de resterende periode dat de oudere bijstand ontvangt. Maatschappelijke participatie in de vorm van vrijwilligerswerk en/of mantelzorg zijn dan alternatieven. (Verzamelbrief ministerie SZW december 2003 Intercom/2003/93509. Voorzieningen Eventueel aanwezige belemmeringen om deelname aan arbeid te realiseren, kunnen worden weggenomen door het aanbieden van voorzieningen. Toch kunnen zich bij uitzondering tijdelijk situaties voordoen dat ook voorzieningen niet toereikend zijn of ontbreken, om de aanwezige belemmeringen geheel of gedeeltelijk op te heffen (ontbreken van een aanbod van kinderopvang of schuldhulpverlening). In deze situaties dienen burgemeester en wethouders de op te leggen verplichtingen aan te passen aan de mogelijkheden die de betrokkene nog wel heeft (art. 9 lid 2 WWB). 3. Premiebeleid De Wwb biedt de gemeente de mogelijkheid om klanten een (jaarlijkse onbelaste) premie te verstrekken van maximaal € 1.944,- per jaar met het oog op het bevorderen van positief gedrag gericht op uitstroom naar betaalde arbeid. De premie moet in één bedrag worden uitgekeerd en mag niet in termijnen worden verstrekt. Het is ook niet de bedoeling dat de premie een structureel karakter krijgt. Voor elke nieuwe premie moet een nieuw besluit genomen worden op basis van nieuwe omstandigheden in het reïntegratietraject van de klant. De gemeente maakt alleen gebruik van het verstrekken van premies voor het aanvaarden van (deeltijd) arbeid. Er worden geen scholingspremies verstrekt. Reden is het niet nodig is om normaal te achten prestaties als het voltooien van een noodzakelijke opleiding afzonderlijk te premiëren. Voorts dient te worden opgemerkt dat reeds alle kosten voor de cliënt worden betaald. Beleidsregels: Premies worden, in voorkomende gevallen, met terugwerkende kracht verleend tot 1 januari 2004. 1. Het college kan uitstroompremies beschikbaar stellen: a. Premie voltijd De uitkeringsgerechtigde die arbeid in dienstbetrekking aanvaardt waarmee volledig in de kosten van bestaan kan worden voorzien en die onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding tenminste 12 maanden ononderbroken uitkering voor levensonderhoud heeft ontvangen op grond van de Wwb, Abw, de Ioaw of Ioaz ontvangt een éénmalige premie van € 500,-. De eenmalige premie van € 500,- wordt eveneens verstrekt aan degene die gesubsidieerde arbeid verricht in het kader van de Wiw of het besluit ID zoals deze regelingen van toepassing waren voor 1 januari 2004 en die aansluitend arbeid in dienstbetrekking aanvaardt, waarmee volledig in de kosten van bestaan kan worden voorzien. b. Premie deeltijdarbeid De uitkeringsgerechtigde die arbeid in dienstbetrekking aanvaardt waarmee niet volledig in de kosten van bestaan kan worden voorzien en onmiddellijk voorafgaand aan zijn
19
indiensttreding tenminste 12 maanden ononderbroken uitkering voor levensonderhoud heeft ontvangen op grond van de Wwb, Abw, de Ioaw of Ioaz ontvangt een eenmalige premie van € 250,--. Voorwaarde hierbij is dat de inkomsten per maand minimaal 50% van de bijstandsnorm bedragen. Indien de inkomsten lager zijn dan wordt de premie naar rato vastgesteld. Voorwaarden premies De hiervoor genoemde premies worden slechts éénmaal gedurende of na afloop van een uitkeringsperiode toegekend en wel bij aanvang van de dienstbetrekking, onder overlegging van een afschrift van de arbeidsovereenkomst waaruit dient te blijken dat deze tenminste voor 6 maanden is aangegaan. De toekenning van de premie geschiedt ambtshalve. De premie wordt slechts éénmaal gedurende een uitkeringsperiode verstrekt, ook wanneer de uitkeringsgerechtigde langer dan een jaar inkomsten uit deeltijdarbeid ontvangt. 2. Premies voor vrijwilligerswerk Premies voor vrijwilligerswerk worden niet verstrekt. reden Vanaf 1 januari 2004 is de mogelijkheid vervallen om een maandelijkse subsidie te verstrekken voor vrijwilligerswerk. Er kan alleen nog een eenmalige jaarlijkse premie worden verstrekt voor het verrichten van vrijwilligerswerk. Het uitgangspunt van de WWB is Werk boven uitkering. Alleen als er echt geen mogelijkheden zijn dan heeft men recht op een uitkering. Gelet op deze visie is het niet reeël een premie te verstrekken. Het is niet meer dan redelijk dat zij nog enige werkzaamheden verrichten. Bovendien krijgen inwoners die geen uitkering hebben maar wel vrijwilligerswerk doen ook niet betaald voor dit werk. Dus waarom cliënten met een uitkering wel? kostenvergoeding vrijwilligerswerk Een kostenvergoeding kan nog wel worden verstrekt voor het verrichten vrijwilligerswerk (€ 20,-- per week, max € 700,--). De kostenvergoeding is nadrukkelijk bedoeld als vergoeding voor uitgaven welke de vrijwilliger doet in verband met het verrichten van de werkzaamheden. De uitgaven dienen dan ook te worden aangetoond. Indien echter de instelling waar cliënt werkt ook een dergelijke vergoeding verstrekt, kan de gemeente dit niet meer doen. 4. Onkostenvergoeding Het college kan een vergoeding verstrekken voor de kosten die de belanghebbende moet maken in het kader van het volgen van een arbeidsmarktgerichte reïntegratieactiviteit. Het gaat hierbij om de directe en indirecte kosten, die noodzakelijk en aantoonbaar zijn, en die in redelijkheid niet ten laste van de belanghebbende kunnen komen. Er moet voor deze kosten geen andere voorliggende voorziening zijn. Voorts moet sprake zijn van de goedkoopste adequate oplossing. Voorbeelden van mogelijke onkostenvergoedingen zijn reiskosten, kosten voor kinderopvang, kosten voor het aanschaffen van representatieve kleding voor een sollicitatiegesprek, kosten van een PC. beleidsregel: 1.
Het college verstrekt een vergoeding voor werkelijk gemaakte en aantoonbare kosten, zoals hiervoor is beschreven, onder de volgende voorwaarden:
2.
Computer Een computer kan worden vergoed tot maximaal € 455,-- als: - de school een eigen computer voorschrijft of - de school geen mogelijkheden biedt om daar te oefenen of - het bereiken van de school extra reiskosten met zich meebrengt of - een alleenstaande ouder kinderopvang moet inhuren om op school te oefenen.
20
3.
Reiskosten Reiskosten worden vergoed. Het reiskostenbeleid is conform aan dat van de beleidsregels bijzondere bijstand op dit punt:
4.
Kinderopvang Deze kosten worden vergoed via de subsidieregeling kinderopvang en indien dit niet mogelijk is via de bijzondere bijstand.
5.
Overblijfkosten. Overblijfkosten worden vergoed. Deze kosten vallen niet onder de subsidieregeling kinderopvang, maar moeten wel gemaakt worden als het kind vanwege de scholing van de ouder moet overblijven.
6.
Kosten (vrijwilligers)werk, stage De algemene regel luidt, dat er een vergoeding verleend kan worden als er sprake is van aantoonbare kosten die gemaakt moeten worden om het werk uit te voeren. Als tijdens het reïntegratietraject blijkt dat er kosten gemaakt moeten worden die een obstakel vormen voor de arbeidsinpassing en die niet gedekt kunnen worden uit de uitstroompremie kan voor deze kosten max. € 230,-- worden vergoed. Gedacht kan o.a. worden aan: - gereedschap (voor zover de werkgever dat niet verstrekt) volgens feitelijke kosten - speciale representatieve kleding (max. € 230,--)
7.
Sollicitatiekosten Noodzakelijke sollicitatiekosten worden vergoed voor zover de werkgever de kosten niet betaalt (b.v. reiskosten).
5. Aanbesteding aanbestedingsprocedure regio Noord-Kennemerland In 2003 is gestart met de uitbesteding van reïntegratietrajecten. De uitbesteding heeft vorm gekregen door het (regionaal) opstellen van een Bidbook. Hierin is aangegeven hoe de uitvoering van de inkoop van de reïntegratietaak bij private marktpartijen is geregeld. De gemeenten hebben hiervoor een aanbestedingsprocedure gehanteerd volgens de Europese richtlijnen voor overheidsopdrachten, met beperkt regime. Onder invloed van het grote aantal marktpartijen is gekozen voor een onderhandse aanbestedingsprocedure. De aanbesteding heeft als doel het op een transparante wijze afsluiten van overeenkomsten tussen de opdrachtgever (gemeente) en opdrachtnemers. In de WWB (artikel 7, vierde lid) geldt het uitbestedingsvereiste voor het totale vrij besteedbare reïntegratiebudget. Er geldt een algemene vrijlating van € 100.000,-. De uitbestedingsvereiste gaat ook gelden voor de werkzaamheden rondom de uitvoering van gesubsidieerd werk. Voor dit laatste onderdeel is echter een overgangsperiode van drie jaar van kracht. contracten Als uitkomst van de aanbestedingsprocedure heeft de gemeente met vijf marktpartijen een contract afgesloten, waarin is geregeld de uitvoering van reïntegratietrajecten voor uitkeringsgerechtigde inwoners van de gemeente. De overeenkomsten zijn zodanig afgesloten dat zij optimaal voldoen aan de eis om maatwerk voor onze cliënten te leveren bij de ondersteuning naar toetreding tot de arbeidsmarkt, maatschappelijke participatie en zorg. Voor 2004 is gekozen voor het voortzetten van de bestaande contracten op basis van dezelfde condities: een inspannings- en resultaatverplichting, tot uitdrukking komend in het no-cure less pay principe. De in een trajectplan opgenomen doelstelling is daarbij het
21
meetpunt. Op basis van een in oktober 2003 gehouden evaluatie zijn er wel nadere uitvoeringsafspraken gemaakt. Deze afspraken moeten leiden tot een nog betere uitvoering van het principe van uit- en aanbesteding. Na twee jaar wordt geëvalueerd en mag worden verwacht dat de reïntegratiemarkt zich goed heeft ontwikkeld (transparant en eerlijke concurrentie tussen private en gemeentelijke reïntegratiepartijen). Als uit de evaluatie blikt dat dit het geval is, vervalt voor de gemeenten de verplichting tot uitbesteding. De eisen die aan de aanbestedingsprocedures in het Besluit SUWI en in de Europese aanbestedingsregels gesteld worden, blijven van kracht. Beleidsvoorstellen: 1. De bestaande contracten met reïntegratiebedrijven voor uitvoering van reïntegratietrajecten worden met 1 jaar verlengd (is reeds geëffectueerd); 2. Voor 2005 wordt in de loop van 2004 een nieuwe aanbestedingsronde voorbereid. Aanbesteding Gemeente Beemster en Zeevang De aanbesteding is onlangs afgerond. Hierbij is aangehaakt bij de gemeente Purmerend. Er is een overeenkomst afgesloten met een vijftal reïntegratie bedrijven. De overeenkomsten zijn aangegaan voor een periode van 3 jaar (2004, 2005 en 2006). 6. Terugvordering ten onrechte verstrekte trajectkosten en kosten van reintegratie. Aanleiding De gemeente wordt voor 100% verantwoordelijk voor de besteding van de kosten van het inkomendeel en het werkdeel van de Wwb. Het financiële risico ligt dus volledig bij de gemeente. Het is daarom van groot belang dat de kosten van reïntegratietrajecten rechtmatig worden verstrekt en doelmatig worden besteed. De gemeente moet daarom beleid ontwikkelen hoe om te gaan met terugvordering van gemaakte kosten als cliënten en andere belanghebbenden zoals niet-uitkeringsgerechtigden en mensen met een ANW uitkering niet voldoen aan de overeengekomen afspraken rondom reïntegratie. In artikel 18 van de Reïntegratieverordening wordt de terugvordering geregeld. Algemeen Reïntegratie- dan wel trajectkosten zijn geen kosten van bijstand zoals bedoeld in de Wet Werk en Bijstand, waardoor terugvordering van deze kosten niet kan plaatsvinden op grond van de terugvorderingbepalingen zoals omschreven in paragraaf 6.4 WWB. Deze terugvordering is derhalve civielrechtelijk en dient te geschieden op grond van artikel 203 Burgerlijk Wetboek, boek 6. Beleidsregel: Er wordt teruggevorderd bij een minimumbedrag bij cliënten van € 100,-- bedraagt en bij derden bij een minimumbedrag van € 200,00. Terugvordering van trajectkosten van betrokkene In artikel 9 WWB is bepaald dat de bijstandscliënt verplicht is gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling dan wel sociale activering. a. bijstandscliënten Indien een bijstandcliënt verwijtbaar niet of onvolledig voldoet aan de hem opgelegde verplichting tot gebruik van een bepaalde voorziening gericht op arbeidsinschakeling dan wordt enerzijds een maatregel conform de afstemmingsverordening opgelegd en anderzijds de inmiddels gemaakte trajectkosten teruggevorderd.
22
b. niet bijstandscliënten Indien een niet-bijstandscliënt verwijtbaar niet of onvolledig voldoet aan de met hem gemaakte afspraken tot gebruik van een bepaalde voorziening gericht op arbeidsinschakeling dan worden ik de inmiddels gemaakte trajectkosten teruggevorderd. Beleidsregels: 1. In het besluit aan de cliënt wordt opgenomen dat bij niet-nakoming van de verplichting dit leidt tot een tijdelijke verlaging van de uitkering, alsmede tot terugvordering van de reeds door de gemeente gemaakte kosten in de meest brede zin van het woord (dit kan nl ook een vergoeding voor de kosten van kinderopvang inhouden of reiskosten bij vrijwilligerswerk etc); 2. In de overeenkomst met de niet uitkeringsgerechtigden en Anw-ers vastleggen dat bij niet-nakoming van de (vrijwillig) aangegane verplichting tot gebruik van de door gemeente geboden voorziening dit leidt tot terugvordering van de reeds door de gemeente gemaakte kosten in de meest brede zin van het woord (zie hiervoor omschreven). Betrokkene dient deze overeenkomst te ondertekenen. 3. In het besluit dan wel in de overeenkomst opnemen dat de kosten van bijv. een REAkeuring dan wel van een reïntegratiebureau worden teruggevorderd indien men niet verschijnt op een afspraak zonder (tijdig) afbericht dan wel met een afbericht echter zonder een aantoonbare en aanvaardbare reden, dit ter beoordeling van de consulent. 4. In het cliëntsysteem een mogelijkheid opnemen om te registreren wie er uit het traject valt en wat de reden daarvan is 7.
Niet-uitkeringsgerechtigden en mensen met een ANW-uitkering
Wie zijn de niet-uitkeringsgerechtigden (nuggers)? Niet -uitkeringsgerechtigde werkzoekenden zijn mensen die geheel geen uitkering hebben en niet betaald werken. Indien dus sprake is van een gedeeltelijke uitkering wordt bij de uitkerende instantie de verantwoordelijkheid neergelegd. Het gaat veelal om mensen van wie de partner betaald werkt; voor het merendeel betreft het vrouwen. Ongeveer tweederde van het huidige bestand nuggers heeft een afstand tot de arbeidsmarkt (verouderde opleiding, geen werkervaring etc.). Wie zijn de Anw-gerechtigden? Anw-ers zijn mensen met een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet. Deze uitkering wordt verstrekt door de Sociale Verzekeringsbank. Recht op een ANW-uitkering hebben mensen die een partner hebben verloren en die tevens kinderen onder de 18 jaar verzorgen of die meer dan 40% arbeidsongeschikt zijn. Nabestaanden die hieraan niet voldoen, hebben geen recht op een uitkering, behalve wanneer ze zijn geboren voor 1950. Ongeveer 85% van de Anw-ers is vrouw. overig Nug-gers en Anw-ers hebben geen arbeids- of sollicitatieplicht. Aan deze groep kan ook een duaal traject en/of sociale activering zoals vrijwilligerswerk aangeboden worden. Een persoon wordt alleen aangemerkt als behorend tot de doelgroep nietuitkeringsgerechtigde indien er geheel geen sprake is van een uitkering. Indien er dus sprake is van een gedeeltelijke uitkering wordt bij de uitkerende instantie de verantwoordelijkheid neergelegd. De reïntegratie verantwoordelijkheid gaat alleen over naar de gemeente voor zover de klanten uit de doelgroep Nug en Anw zijn ingedeeld in fase 2, 3 en 4. Voor een persoon uit deze doelgroep geldt niet de voorwaarde dat men een bepaalde
23
tijd werkloos moet zijn geweest om voor een reïntegratietraject in aanmerking te komen. Kenmerkend voor deze doelgroep is verder dat er geen plicht bestaat om deel te nemen aan een reïntegratietraject. Als de bereidheid niet bestaat en er ook geen plicht aanwezig is, heeft het vanzelfsprekend weinig zin om een traject in te zetten. De doelgroep en de aanspraak Bij iedere aanvraag wordt gekeken naar het inkomen waarover de klant kan beschikken. Indien dit meer dan 130% van het minimum bedraagt, komt de klant niet in aanmerking voor een reïntegratietraject. Voor de groep klanten beneden de 130% wordt de draagkracht berekend (conform de bijzondere bijstand). Deze mensen betalen derhalve een geringe eigen bijdrage. De reïntegratie verantwoordelijkheid gaat alleen over naar de gemeente voor zover de klanten zijn ingedeeld in fase 2, 3 en 4. Kenmerkend voor deze doelgroep is verder dat er geen plicht bestaat om deel te nemen aan een reïntegratietraject. Als de bereidheid niet bestaat en er ook geen plicht aanwezig is, heeft het vanzelfsprekend weinig zin om een traject in te zetten. Iedere niet-uitkeringsgerechtigde die zich meldt bij het CWI en niet direct kan worden bemiddeld naar werk, dient binnen uiterlijk 6 maanden een reïntegratie-aanbod te krijgen. Reïntegratie Uitgangspunt is dat arbeidsinschakeling, activering en arbeidsbemiddeling voorop staat. Als het vinden van passende arbeid niet lukt komt scholing of een andere reïntegratievoorziening aan de orde. scholing Bij de beoordeling van de scholing staat arbeidsrelevantie voorop. Scholing moet immers kansen op de arbeidsmarkt vergroten. Het voorstel voor scholing komt van het reïntegratiebedrijf waaraan de cliënt is toegewezen en is opgenomen in het reïntegratieplan. Voor scholing geldt dat deze gericht moet zijn op werk en maximaal één jaar mag duren. Het is niet de bedoeling om het algemeen scholingsniveau te verhogen. Iedere opleiding die na afsluiting niet leidt tot een concreet uitzicht op de arbeidsmarkt wordt niet toegestaan. Van scholing die langer dan één jaar duurt kan in beginsel niet worden vastgesteld dat deze concreet aansluit bij de behoefte op de arbeidsmarkt. Bovendien moet overwogen worden dat scholing moet leiden tot een snelle terugkeer tot de arbeidsmarkt. Het is niet de bedoeling dat reguliere opleidingen, na beëindiging van de studiefinanciering, worden afgerond. Het mag uitsluitend gaan om het opfrissen van een eerder afgeronde opleiding, om de erkenning van een elders behaald diploma of om zij-instromers die in korte tijd kunnen worden omgeschoold tot een ander beroep, bijvoorbeeld leraar of een beroep in de verzorging/verpleging. Zorgtraject Belanghebbende, die nog niet toe is aan een “arbeidsgericht” traject, kan in aanmerking komen voor een traject dat op langere termijn gericht is op betaald werk. Dus de personen die in eerste instantie zijn aangewezen op een zogenaamd zorgtraject kunnen ook gebruik maken van de regeling. Het reïntegratieplan moet echter altijd leiden naar een traject gericht op werk. Als bijvoorbeeld eerst een problematische schuldensituatie moet worden opgelost, moet duidelijk worden afgesproken binnen welke termijn (bijvoorbeeld drie maanden) een volgende stap moet worden gemaakt. Als de volgende stap dan bijvoorbeeld werkgewenning is of op een andere manier “weer actief” worden (bijvoorbeeld d.m.v. korte cursussen) moet ook duidelijk worden afgesproken binnen welke termijn de volgende stap moet worden gezet. Trajectplan De afspraken die met de belanghebbenden worden gemaakt over het te volgen traject worden vastgelegd in een trajectplan. In dit trajectplan wordt vastgelegd:
24
-
-
het reïntegratie aanbod van de gemeente, welke kosten worden vergoed en op welke wijze, het gaat hierbij bijvoorbeeld om de volgende kosten; • scholingskosten • reiskosten • kosten van het traject • kosten van kinderopvang de wederzijds rechten en plichten, de inspanning van beide partijen om het traject tot een “goed” einde te brengen, als het traject door toedoen van de deelnemer niet wordt afgemaakt een (gedeelte) van de trajectkosten moet worden terugbetaald en er geen nieuw traject gevolgd kan worden de toewijzing aan een benoemd reïntegratiebedrijf tot slot wordt het trajectplan door beide partijen ondertekend.
Indien belanghebbende niet voldoet aan de gemaakte afspraken wordt overgegaan tot geheel of gedeeltelijke terugvordering van de door de gemeente aan een reïntegratiebedrijf vergoede trajectkosten overgegaan. Hierover dienen met cliënt vooraf heldere afspraken te worden gemaakt. Deze dienen op schrift gesteld te worden alvorens wordt overgegaan tot uitvoering van een dan opgesteld reïntegratieplan. kosten voorziening De voorziening mag een bedrag van € 1.000,-- niet te boven gaan. Proces De klant moet zich in ieder geval laten inschrijven op het CWI. Het CWI doet de werkintake en de kwalitatieve intake. Uit de rapportages van het CWI moet blijken dat er een afstand tot de arbeidsmarkt bestaat. Vervolgens wordt het dossier overgedragen aan de gemeente. De gemeente stuurt de klant een brief waarin wordt aangegeven dat, indien betrokkene een traject wenst, hij een afspraak dient te maken met de verantwoordelijke consulent. Hiermee wordt een kleine drempel ingebouwd die tot doel heeft de motivatie van de cliënt te peilen. De consulent van de gemeente roept de klant op en stelt samen met de klant het trajectplan op. Het trajectplan wordt door beide partijen ondertekend en eventueel wordt een en ander vastgelegd in een beschikking. Van dit alles wordt een dossier aangemaakt. De uitvoering van het traject door een reïntegratiebedrijf wordt vervolgens gevolgd door de consulent. Terugvordering Indien een Nugger of Anw’er niet of onvoldoende meewerkt aan de met hem gemaakte afspraken over de inzet van een bepaalde voorziening gericht op arbeidsinschakeling, dan worden de inmiddels gemaakte trajectkosten teruggevorderd, waarbij een minimumbedrag gehanteerd wordt van € 200,-In de ondertekende overeenkomst is vastgelegd dat niet-nakoming van de vrijwillig aangegane verplichting leidt tot terugvordering van de door de gemeente gemaakte kosten in de meest brede zin van het woord. Als tot terugvordering van gemaakte kosten wordt overgegaan, kan op een later moment door belanghebbende niet opnieuw een beroep op een voorziening in het kader van deze regeling worden gedaan. Reïntegratiekosten, dan wel trajectkosten, zijn geen kosten van bijstand zoals bedoeld in de Wet werk en bijstand, waardoor terugvordering van deze kosten niet kan plaatsvinden op grond van de terugvorderingsbepalingen zoals omschreven in paragraaf 6.4 van de wet. De terugvordering is derhalve gebaseerd op het civiele recht en dient te geschieden op grond van artikel 203 BW, boek 6.
25
Beleidsregels 1. Zowel een nug-er als een anw-er moet, om voor de voorzieningen als bedoeld in de WWB in aanmerking te komen, als werkzoekende ingeschreven staan bij het CWI. 2. Men moet ingedeeld zijn in fase 2, 3, of 4. 3. Een voorziening kan worden aangeboden, waaronder mede begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling. Aan deze voorziening is een maximum bedrag verbonden van € 1.000,--. 4. Voor deelname voor deze doelgroep aan aangeboden voorzieningen in het kader van de reïntegratie vindt een inkomenstoets plaats. a. Indien betrokkene, deel uitmakend van een leefeenheid, kan beschikken over een gezamenlijk inkomen van 130% of hoger van het wettelijk minimum loon, zijn de kosten van de voorziening volledig voor rekening van betrokkene. b. Indien betrokkene, deel uitmakend van een leefeenheid, beschikt over een gezamenlijk inkomen van minder dan 130% van het wettelijk minimum loon wordt een eigen bijdrage berekend, conform de gemeentelijke draagkrachtberekening. 5. Indien cliënt niet of onvoldoende meewerkt aan de met hem/haar gemaakte afspraken is het college bevoegd de door haar gemaakte kosten terug te vorderen waarbij uitgegaan wordt van een minimum bedrag van € 200,--. Beemster, mei 2004
26