Bijlage: notities Cliëntentenraad en impactanalyse 1.
DE INKOMENSPOSITIE VAN DE ALLEENSTAANDE OUDER
De Cliëntenraad heeft zich verdiept in de inkomenspositie van alleenstaande ouders met een WWB-uitkering, waarvan het jongste kind 18 jaar wordt. Voor deze groep verandert er veel in het inkomen als de jongste meerderjarig wordt. Die verandering leiden ertoe, dat het huishouden van de alleenstaande ouder met een (studerend) meerderjarig kind er in koopkracht fors op achteruitgaat. Deze notitie tracht inzicht te geven in deze problematiek. Deze notitie gaat over een deel van de eenoudergezinnen in de WWB. De door ons gesignaleerde (en hierna nader toegelichte) problemen komen voor bij de groep die aan de volgende kenmerken voldoet: a. het moet gaan om een eenoudergezin dat WWB had naar de eenoudernorm; b. waarvan het jongste kind 18 jaar geworden is; c. en waarbij dat kind een dagopleiding volgt (MBO, HBO of een andere schoolsoort); d. waardoor dit kind niet door arbeid in het eigen levensonderhoud kan voorzien (of wel betaalde arbeid verricht, maar zodanig weinig uren dat het daardoor niet of nauwelijks arbeidsinkomen heeft); e. en tenslotte woont dit kind nog bij vader of moeder. Zodra dit jongste kind 18 jaar wordt veranderen er een aantal dingen in het gezinsinkomen. Allereerst verandert de hoogte van de uitkering van de ouder. Deze gaat van de eenoudernorm over op de alleenstaande norm. Daartegenover staat echter dat het kind WSF krijgt en het huishouden de toeslag voormalige 1-ouder. Deze beide componenten zijn samen €376 per maand. Hierdoor komen alleenstaande ouder en kind samen op een inkomen gelijk aan dat van een (echt)paar zonder kinderen. Tot zover lijkt er geen probleem te bestaan. Er zijn echter een aantal zaken in de sfeer van inkomen en aanvullende maatregelen, waardoor het genoemde huishouden er fors op achteruit gaat. Het gaat om de volgende zaken: a. Het studerende kind moet collegegeld betalen. Voor een HBO opleiding gaat het om €128,17 per maand (?). Bovendien komen daar kosten voor studieboeken en andere uit de opleiding volgende verplichtingen bij. Dit bedrag valt niet vast te stellen, omdat dit per opleiding verschilt, maar redelijk is om aan te nemen dat dit doorgaans om een bedrag van 25 tot 50 euro per maand gaat; b. Het studerende kind moet de volle premie voor ziektekostenverzekering gaan betalen. Dit was voor het achttiende niet het geval. Maar de tegemoetkoming is lager dan die van een echtpaar. Dit is een verschil van €30 per maand; c. De langdurigheidstoeslag van de ouder is lager dan die naar de norm van alleenstaande ouder of echtparen; d. Ook heeft het studerende kind geen recht op de reductieregeling. Ook dat scheelt weer €12,45 per maand; e. Tenslotte vervallen schoolkostenregeling WZI (€10,56 per maand) en IBtegemoetkoming ouders (€55,57 per maand) die het eenoudergezin had toen het kind nog minderjarig was. Vergelijken we vervolgens de 3 groepen (paren, alleenstaande ouders met kinderen onder de 18 en alleenstaande ouders met – uitsluitend – kinderen boven de 18) dan valt met name het verschil tussen alleenstaande ouders met of zonder kind onder de 18 op.
1
Alleen al in de sfeer van de aanvullende voorzieningen gaat de laatste groep er €168,47 per maand op achteruit. Daarbovenop komen de genoemde studiekosten.De conclusie die op basis hiervan getrokken kan worden, is dat het eenoudergezin er – op het moment dat het jongste kind 18 wordt – €318,64 per maand op achteruitgaat. In dit bedrag zitten de aanvullende studiekosten zoals genoemd niet, omdat deze niet voor iedereen gelijk zijn. Voor ouder en kind heeft dit vergaande gevolgen: Volwaardig maatschappelijk functioneren, wordt voor beiden moeilijker: met name kan dit gevolgen hebben voor de studie van het kind. Hard gezegd: minder kinderen zullen in deze omstandigheden kunnen gaan studeren, wat niet alleen slecht is voor dat kind, maar ook voor de hele maatschappij; Gaat het kind dan toch studeren, dan betekent dit de hele studieperiode financieel afzien. Dat komt ondermeer door de afgesproken mechanismen. Met name het feit dat de eerste inkomsten van het kind worden gekort op de toeslag voormalige eenouder bevordert dit systeem. Immers: een kind dat een voltijdse opleiding volgt, kan maar beperkt bijverdienen. De animo om dit te doen zal overigens ook afnemen. Daarom doen wij een dringend beroep op college en gemeenteraad om veranderingen in de situatie te brengen. Het probleem is vooral een probleem van de centrale overheid. Die heeft de belangrijkste problemen, zoals hierboven beschreven, veroorzaakt en zal ze dus ook moeten oplossen. Maar de gemeente kan wel iets doen (naast of tot de maatregelen die uit Den Haag komen): a. Regelingen die openstaan voor kinderen uit deze groep onder de 18 kunnen ook toegankelijk gemaakt worden voor kinderen boven de 18 zolang ze studeren (denk aan reductieregeling en schoolkostenregeling); b. Bedenk andere voorzieningen speciaal voor deze groep, bijvoorbeeld een bonus voor goede studieprestaties voor kinderen uit deze groep. Bedenk: we praten veel over een participatiemaatschappij. Dat is een goede zaak. MEEDOEN is belangrijk. Meedoen doe je het best, als je je kwaliteiten kunt ontwikkelen. En dat kan doorgaans het best als je de optimale studie kunt volgen. Maar dan moeten we dus geen regels hebben die meedoen belemmeren. En helaas is de hier besproken situatie een situatie waarin meedoen soms onmogelijk gemaakt wordt. Hier ligt een kans. Laten we die grijpen. College en Raad zijn aan zet.
2
3
2.
Impactanalyse positie alleenstaande ouder bij normwijziging
1. Inleiding Als bij een alleenstaande ouder met een WWB-uitkering het jongste kind 18 wordt verandert de norm. Over de financiële gevolgen voor die ouder en het kind heeft de Cliëntenraad notitie geschreven en aan het College aangeboden. Naar aanleiding hiervan is deze notitie opgesteld. Het betreft een grondige analyse van het probleem naar aanleiding van de notitie van de Cliëntenraad: “de inkomenspositie van de alleenstaande ouder”. Omdat in de notitie van de Cliëntenraad gerekend wordt met de uitkeringsbedragen van 1 juli 2008, zijn voor een goede vergelijking dezelfde bedragen gehanteerd. Voor de systematiek is dit geen probleem omdat per half jaar de uitkeringen geïndexeerd worden. 2. Toepassing WWB De Wet Werk en Bijstand (WWB) regelt de begripsomschrijvingen voor de verschillende leefsituaties en de daaraan gekoppelde normen (uitkeringen). De gemeente regelt in een verordening in welke situaties de uitkeringen verhoogd dan wel verlaagd worden. De gemeentelijke toeslag bedraagt maximaal 20% van het sociaal minimum. In die verordening is ook geregeld in welke mate rekening gehouden wordt met inkomsten van kinderen. Kinderen vallen tot het 18e jaar onder het begrip gezinsbijstand in de WWB. Als het kind 18 wordt dan behoort het niet langer meer tot de gezinsbijstand, het is een z.g, zelfstandig subject. Andere regelingen zoals de Wet tegemoetkoming studiekosten (WTOS), de Wet studiefinanciering (WSF) en de Kinderbijslag (KB) houden hier rekening mee. De norm voor de ouder verandert dan in die van een alleenstaande. Het jongste kind dat 18 is geworden valt niet langer meer onder de gezinsbijstand. Hij of zij is zelf verantwoordelijk voor een inkomen voor het levensonderhoud, bijvoorbeeld uit studiefinanciering, werk of een combinatie hiervan. In de situatie dat de andere ouder alimentatie voor het kind betaalt, ontvangt het kind vanaf het 18e jaar zelf die alimentatie, deze loopt door tot het 21e jaar. Opgemerkt wordt dat die alimentatie voor 100% in mindering wordt gebracht op de uitkering van de alleenstaande ouder zolang dat kind onder de gezinsbijstand valt. De norm voor de alleenstaande ouder verandert in die van een alleenstaande. Deze is opgebouwd uit de z.g. Rijksnorm plus de maximale gemeentelijke toeslag van 20% tenzij het inkomen van het kind (of een ander inwonend kind ouder dan 18) meer bedraagt dan de norm voor een alleenstaande van 21 jaar, te weten € 641,93. Het WSF-bedrag voor levensonderhoud bedraagt € 305,28. Dit betekent dat daarbovenop het kind nog € 336,75 mag bijverdienen voordat het invloed heeft op de toeslag van de ouder. Die gaat bij overschrijding van 20% naar 14%, in geld € 77,03 per maand. Om een inschatting te kunnen maken welk effect uitgaat van het aantal uren dat men werkt staat hieronder een tabel voor de 18 t/m 20 jarigen op basis van het netto minimumloon. Leeftijd
Minloon per week
Per uur
Urengrens (voor meer dan € 336,75 bijverdienen)
18
€ 134,73
€ 3,36
23
19
€ 151,87
€ 3,79
20
20
€ 174,50
€ 4,30
18
3. De positie van de alleenstaande ouder Tot het 18e jaar is de alleenstaande ouder verantwoordelijk voor het levensonderhoud van het kind, afgezien van een eventuele onderhoudsplicht van de andere ouder. Op basis van de normbedragen per 1 juli 2008 wordt hieronder de inkomenspositie van de alleenstaande ouder vergeleken bij het jongste kind 17 jaar en
4
18 jaar. We gaan er (net zoals de Cliëntenraad) hierbij van uit dat het kind schoolgaand is. Tevens betrekken we hierbij dat de aanvullende inkomenscomponenten. All. Ouder
Alleenstaande
Verschil
Basis Toeslag Totaal
891,36 254,67 1146,03
636,69 254,67 891,36
254,67 0,00 254,67
Toeslag VEO Totaal
nvt 1146,03
84,12 975,48
nvt 170,55
Overige Kinderbijslag Zorgtoeslag Kindertoeslag Reductieregeling Schoolkostenregeling LDT IB Tegemoetkoming
92,25 46,00 82,00 24,83 10,58 36,33 30,26 322,26
0,00 46,00 0,00 12,42 0,00 28,42 0,00 86,83
92,25 0,00 82,00 12,42 10,58 7,92 30,26 235,42
1468,29
1062,31
405,97
LO
Totaal
Toelichting De normbedragen LO (levensonderhoud) zijn inclusief vakantietoeslag. De toeslag VEO (voormalig een ouder gezin) is gelijk aan het verschil tussen het gezamenlijk gezinsinkomen en de gehuwdennorm, in bijlage 3 staan de richtlijnen hiervoor. Bij de IB-tegemoetkoming zijn we uitgegaan van een student in de bovenbouw in het regulier onderwijs (voor de bedragen zie bijlage 4). De vergoeding boekengeld ad € 316,- laten we als inkomen buiten beschouwing omdat deze direct gekoppeld is aan de aanschaf van boeken. Conclusie De ouder ontvangt € 170,45 per maand minder aan periodieke uitkering voor levensonderhoud. Aan aanvullende inkomensondersteuning bedraagt de achteruitgang € 235,42. Totaal per maand een vermindering van inkomen van € 405,97. Daar staat tegenover dat de ouder niet langer meer hoeft te voorzien in het levensonderhoud van het kind en in de school/studiekosten. 4. De positie van het kind Hoewel er vele situaties mogelijk zijn gaan wij uit van de situatie dat het kind studeert en collegegeld moet betalen. Deze situatie is ook opgenomen in de berekening van de Cliëntenraad. Onderstaand een overzicht van de diverse WSF- inkomensmogelijkheden: Basisbeurs Aanvullende beurs Lening LO + studiekosten
91,81 208,63 279,69 580,13
Collegekrediet Totaal
128,17 708,3
5
Wij gaan uit van de feitelijke mogelijkheden van de WSF voor levensonderhoud en studiekosten, i.c. een bedrag van € 580,13 per maand waarover de student kan beschikken. We gaan er hierbij van uit dat van alle WSF-mogelijkheden gebruik wordt gemaakt om de studie te kunnen betalen (levensonderhoud en studiekosten). Het Collegekrediet laten we als inkomen in dit verband buiten beschouwing omdat dit voorziet in de betaling van het collegegeld. De cliëntenraad rekent met een bedrag van € 297,- uit WSF, dit is het bedrag (per 1 januari 2008 € 297, 89) voor levensonderhoud zoals opgenomen in artikel 33 lid 2 van de WWB. Feitelijk kan de student over meer geld beschikken. Zorgtoeslag Vanaf het 18e jaar moet het kind zelf een zorgverzekering afsluiten. Hiertegenover staat dat de mogelijkheid van het krijgen van een zorgtoeslag ad 46,- per maand. Inkomen uit werk Veel studenten hebben een bijbaan. Dit wordt gestimuleerd door de IB-groep omdat de eerste € 12.916,17 niet van invloed is op de WSF. Onderhoudsbijdrage In de situatie dat een van de ouders onderhoudplichtig is krijgt het kind vanaf zijn 18e jaar de beschikking over deze bijdrage. 5. Vergelijking alleenstaande ouder en kind Op basis van de uitkomsten onder punt 3 en 4 hebben we een overzicht gemaakt welke in de volgende tabel is verwerkt. We vergelijken de positie van de alleenstaande ouder en het jongste kind voor het bereiken van de 18e jaar en na het 18e jaar. All. Ouder Alleenstaande
LO
Basis Toeslag/aanvullende beurs Totaal
891,36 254,67 1146,03
Toeslag VEO Rentedragende lening Totaal Overige
Totaal
Kinderbijslag Zorgtoeslag Kindertoeslag Reductieregeling Schoolkostenregeling LDT IB Tegemoetkoming
636,69 254,67 891,36
Kind18+
Totaal
Verschil
91,81 208,63 300,44
728,5 nvt 1191,8
45,77
84,12
129,89
1146,03
975,48
279,69 580,13
92,25 46,00 82,00 24,83 10,58 36,33 30,26 322,26
0,00 46,00 0,00 12,42 0,00 28,42 0,00 86,83
0,00 46,00 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 46,00
0,00 92,00 0,00 12,42 0,00 28,42 0,00 132,83
-92,25 46,00 -82,00 -12,42 -10,58 -7,92 -30,26 -189,42
1468,29
1062,31
626,13
1688,44
220,16
6
1555,61
409,58
Uit bovenstaande vergelijking blijkt dat het totale inkomen van de ouder en het kind in deze situatie toeneemt ten opzichte van de situatie voor het bereiken van de 18 jarige leeftijd van het kind. Vergelijking met de berekening van de Cliëntenraad De Cliëntenraad komt uit op een nadelig saldo van € 318,64. Hierover merken we het volgende op: -
De mogelijkheid van de rentedragende lening ad € 279,64 wordt buiten beschouwing gelaten; De mogelijkheid van een collegekrediet voor de betaling van het collegegeld ad € 128,17 per maand wordt niet meegenomen; Bij de IB-tegemoetkoming gaan wij uit van 30,26 per maand (regulier onderwijs, bovenbouw), de cliëntenraad van € 55,38; De vergelijking wordt gemaakt inclusief vakantiegeld. Verderop in de berekening van de Cliëntenraad wordt nogmaals het verschil in vakantiegeld opgevoerd; Er wordt rekening gehouden met een ziektekostenpremie van € 104,- net zoals die voor bijstandsgerechtigden geldt. Vraag is of studenten geen goedkopere kunnen afsluiten, er zijn namelijk goedkopere (collectieve) verzekeringen voor deze doelgroep. Desalniettemin is het sowieso zuiver om rekening met deze last te houden. Dit betekent dat het verschil dan € 220,16 - € 104 = € 116,16 bedraagt.
6. Overige opmerkingen Bijbaan Zoals al eerder gesteld zijn er vele situaties mogelijk. In de notitie van de Cliëntenraad wordt niet gesproken over de mogelijkheid van een bijbaan naast de studie. Uit de studentenmonitor 2006 (min. Van OCW) blijkt dat 81% van de studenten een betaalde bijbaan heeft met een gemiddelde werkweek van 14,3 uur per week. Gesteld kan worden dat hierdoor in de meeste gevallen de financiële situatie van het kind beter is dan hierboven weergegeven. Alimentatie In het geval de alleenstaande ouder voor het kind alimentatie ontvangt dan wordt deze volledig gekort op de uitkering van de alleenstaande ouder. Op het moment dat het kind 18 wordt vervalt deze korting en komt de alimentatie volledig beschikbaar voor het kind. Opgemerkt wordt dat de alimentatieplicht doorloopt tot het 21e jaar. Inkomensondersteuning (reductieregeling en schoolkosten) De Cliëntenraad stelt voor om de reductieregeling en de bijstand voor schoolkosten ook open te stellen voor studenten. De reductieregeling is destijds bewust niet opengesteld vanwege het gegeven dat studenten voldoende participatiemogelijkheden hebben door of in verband met hun studie en het feit dat ze gebruik kunnen maken van de WSF. Dit los nog van het gegeven dat alle Eindhovens studenten hier dan gebruik van zouden kunnen maken met grote budgettaire consequenties. De WSF voorziet in de studiekosten, extra bijstand voor schoolkosten is daarom niet aan de orde. Andere voorzieningen voor studenten De Cliëntenraad stelt terecht dat de Centrale Overheid de verantwoordelijkheid en zorg heeft voor de groep studenten. Dit betreft het onderwijs, de onderwijsvoorzieningen en de wijze waarop studeren, studieprestaties worden gefaciliteerd, gewaardeerd en gestimuleerd. Hier ligt geen aanvullende rol van de lokale overheid. Daarnaast kleven er praktische (uitvoering) en budgettaire problemen aan, het zou dan ook weer voor alle Eindhovense studenten moeten gelden.
7
7. Motie Tweede kamer Op 30 september 2008 heeft de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin de regering wordt opgeroepen om de WWB zodanig aan te passen dat de inkomensachteruitgang van alleenstaande ouders in de bijstand van wie het inwonende jongste kind achttien jaar wordt en studerend of schoolgaand is, wordt gecompenseerd totdat dit inwonende kind de studie heeft afgerond (zie TK 2008-2009, 30 545, nr. 60). Voor de Kamerleden was daarbij van belang dat thans de compensatie in de vorm van toeslagen die gemeenten voor de inkomensachteruitgang kunnen geven sterk kan verschillen, dat leren beloond zou moeten worden en dat de huidige inkomensachteruitgang voor kinderen van alleenstaanden met WWBuitkering een belemmering zou kunnen zijn om verder te leren of te studeren.
Bij brief van 9 oktober 2008 heeft de toenmalige staatssecretaris Aboutaleb op dit verzoek gereageerd. Naar zijn mening zal uitvoering van de motie de gemeentelijke verantwoordelijkheid en mogelijkheden voor het verlenen van aanvullende bijzondere bijstand aan voormalige eenoudergezinnen in de WWB inperken. De huidige mogelijkheden om de inkomensachteruitgang te compenseren zijn ruimer dan de situatie waar in de motie op wordt gedoeld. Ook in situaties waarin het jongste inwonende kind achttien jaar wordt en niet schoolgaand is of studeert maar wèl een laag inkomen heeft doet zich namelijk een inkomensachteruitgang voor. Omdat er een aantal varianten mogelijk is om de doelstelling van de motie te bereiken wil de staatssecretaris niet alleen de vorm maar ook de inhoud van de mogelijke wetswijziging zo veel mogelijk laten aansluiten bij de reeds op dit punt bestaande gemeentelijke uitvoeringspraktijk. Hiertoe heeft hij de Inspectie Werk en Inkomen verzocht te rapporteren over de gemeentelijke praktijk dienaangaande. In een brief aan de Tweede Kamer van 22 oktober geeft hij aan dat hij de uitkomsten in februari 2009 aan de Tweede Kamer hoopt te presenteren. De nieuwe Staatsecretaris van SZW heeft op 13 maart 2009 de Kamer geïnformeerd over het onderzoek en de maatregelen die zij voorstelt. De relevante passages uit de brief staan hieronder weergegeven. Conclusies onderzoek. Gemeentelijke toeslag (algemene bijstand) Uit het IWI onderzoek blijkt dat 86% van de gemeenten de norm alleenstaande wél verhoogt met de maximale toeslag indien het thuiswonend niet ten laste komende kind enkel een inkomen uit studiefinanciering ontvangt; 14 % van de gemeenten doen dit echter - in strijd met de jurisprudentie van de CRvB op dit punt - niet. 82 % van de gemeenten verhoogt de norm van de alleenstaande (ouder) met de maximale toeslag indien het thuiswonend jongste inwonend kind 18 jaar wordt en enkel een WWB-uitkering (of qua hoogte vergelijkbaar inkomen) voor een thuiswonende van 18- tot 21 jaar ontvangt. Bij herhaling is er in de Verzamelbrieven echter op gewezen dat ook in deze situatie de gemeenten de maximale toeslag zouden moeten toepassen. Toch blijken hier niet alle gemeenten gevolg aan te geven. Compensatie inkomensachteruitgang via de bijzondere bijstand Het betreft hier een compensatie via de bijzondere bijstand voor de inkomensdaling van voormalige eenoudergezinnen. Deze compensatie vindt plaats bovenop de basisnorm algemene bijstand (50 % WML) en de gemeentelijke toeslag (20% WML). Uit het IWI onderzoek blijkt dat 80 % van de gemeenten enigerlei vorm van onderling verschillende compenserende maatregelen via de bijzondere bijstand kent. De groep gemeenten die geen compenserende maatregelen kent, bestrijkt nog geen 3 % van de totale bijstandspopulatie in Nederland. Ons kenmerk IVV/I/09/3767 3
8
Maatregelen Het IWI onderzoek heeft inzicht in de gemeentelijke praktijk opgeleverd op zowel het terrein van de gemeentelijke toeslagen (algemene bijstand) als het terrein van de compensatie inkomensachteruitgang voormalige eenoudergezinnen (bijzondere bijstand). Naar aanleiding hiervan ben ik met het oog op de uitvoering van de motie Karabulut voornemens de volgende maatregelen te nemen. Gemeentelijk toeslag (algemene bijstand) Nu blijkt dat niet alle gemeenten onverkort toepassing geven aan de uitspraak van de CRvB (2007) dat alleenstaande ouders met een inwonend niet ten laste komend kind vanaf 18 jaar met alleen een inkomen uit studiefinanciering recht hebben op een maximale gemeentelijke toeslag ad 20 % WML, ben ik voornemens tot codificatie in de WWB van de betreffende uitspraak over te gaan. Immers de regelgeving betreffende de algemene bijstand moet het bestaansniveau op het sociaalminimum waarborgen. In voorkomende gevallen dient dan ook aan de alleenstaande (ouder) de maximale gemeentelijke toeslag te worden verleend, respectievelijk dient te worden afgezien van een verlaging van de gehuwdennorm, indien het inwonend meerderjarig kind alleen een inkomen uit studiefinanciering heeft (of een daarmee qua hoogte vergelijkbaar netto inkomen). Compensatie inkomensachteruitgang via de bijzondere bijstand Het heeft -gelet op de uitkomsten van het IWI onderzoek - niet mijn voorkeur om centrale voorschriften vast te stellen in plaats van het instrument bijzondere bijstand waar de gemeenten momenteel over beschikken om de inkomensachteruitgang van voormalige eenoudergezinnen te compenseren. Immers in voorkomende gevallen wordt het overgrote deel van de totale bijstandspopulatie (ruim 97%) in Nederland door de gemeenten reeds in enigerlei vorm financieel gecompenseerd voor de in de motie Karabulut bedoelde inkomensachteruitgang. Daarnaast ben ik van mening dat de uiteenlopende situaties van alleenstaande ouders met inwonende meerderjarige kinderen met de daaruit voortvloeiende verschillen in inkomenshoogte en noodzakelijke bestaanskosten, van geval tot geval moeten worden gewogen. Daarbij vormt niet een centraal vastgesteld voorschrift, maar individueel maatwerk op basis van de bijzondere bijstand hét aangewezen kader. Bovendien stroken centrale regels voor wat betreft de compensatie van de inkomensachteruitgang voormalige eenoudergezinnen niet met het decentralisatie- en activeringsbeginsel dat de WWB huldigt en kan zelfs deactiverend voor de betrokken doelgroep uitwerken. Voorts zijn de huidige mogelijkheden om met de verlening van bijzondere bijstand de inkomensachteruitgang van voormalige eenoudergezinnen te compenseren ruimer dan de situatie waarop in de motie wordt gedoeld. Immers ook in situaties waarin het jongste inwonende kind achttien jaar wordt en niet schoolgaand is of studeert, maar wél ook een laag eigen inkomen of uitkering heeft, kan de alleenstaande ouder te maken krijgen met een inkomensachteruitgang die via de bijzondere bijstand compensatie behoeft. Ons kenmerk IVV/I/09/3767 4 Onder handhaving van de huidige systematiek van de inkomensondersteuning via de bijzondere bijstand, ben ik voornemens de gemeenten nog eens expliciet op de problematiek van de voormalige eenoudergezinnen te wijzen. Hiertoe zal ik IWI verzoeken om het onderzoeksrapport, waarin ook rekenvoorbeelden van inkomenscompensatie zijn opgenomen, te verspreiden onder alle gemeenten in Nederland. Voorts zal ik de problematiek in het periodiek Bestuursoverleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aan de orde stellen.
9
Bijlage 3, Toeslag voormalig alleenstaande ouder
3.
Het bereiken van de 18-jarige leeftijd door het jongste ten laste komende kind heeft voor een alleenstaande ouder in ieder geval één en mogelijk zelfs twee financiële gevolgen. •
In de eerste plaats verandert de basisnorm algemene bijstand van die voor een alleenstaande ouder, zijnde 70% van de gehuwdennorm, naar die voor een alleenstaande, zijnde 50% van de gehuwdennorm. Dit betekent een inkomensachteruitgang van € 254,67 netto per maand inclusief vt. Genoemd bedrag geldt per 1 juli 2008. De vt bedraagt 4,6%.
•
In de tweede plaats kan onder omstandigheden de hoogte van de toeslag wijzigen. Dit doet zich voor wanneer het inkomen van het kind hoger is dan de norm voor een alleenstaande is € 636,69..
Vóór de normwijziging, dus als het kind nog geen 18 jaar is, is er sprake van een gezin (artikel 4 onderdeel c aanhef en onder 3 WWB). Op het moment dat het kind 18 jaar wordt, is er wel sprake van een gezamenlijke huishouding (artikel 3 lid 3 WWB). Maar ouder en kind worden op grond van artikel 3 lid 2 onderdeel a WWB niet gelijk gesteld met gehuwden; dus is de gehuwdennorm voor hen niet van toepassing. Indien een alleenstaande ouder te maken heeft men een inkomensterugval naar de norm alleenstaande als gevolg van het feit dat het laatste, in de gezinsbijstand begrepen kind niet meer ten laste van de ouder komt, kan aan de alleenstaande een toeslag worden toegekend. De toeslag garandeert de gehuwdennorm als gezamenlijk gezinsinkomen. Voorwaarde hierbij is dat het kind tot de huishouding van de alleenstaande blijft behoren.
De toeslag De toeslag voormalig alleenstaande ouder wordt toegekend indien: Het inkomen van de alleenstaande en het inkomen van het laatste kind samen lager zijn dan de bijstandsnorm voor gehuwden (artikel 21 onderdeel c WWB). De hoogte van de toeslag is gelijk aan het verschil tussen het gezamenlijk inkomen en bovengenoemde 'norm'.
Beëindigen toeslag De toeslag voormalig alleenstaande ouder eindigt indien: 1. de gezamenlijke inkomsten van de ouder en het kind boven het van toepassing zijnde normbedrag voor gehuwden uitkomen; 2. het kind 21 jaar wordt; 3. het kind niet meer thuis woont.
De doelgroep Uitsluitend alleenstaande ouders die een inkomen op WWB-niveau hadden, kunnen voor de toeslag in aanmerking komen.
10
Let op! Doordat het laatste inwonende kind 18 jaar is geworden verandert voor de ouder de norm alleenstaande ouder in alleenstaande. Dit heeft tot gevolg dat er een lager vrij te laten bescheiden vermogen (zie paragraaf B4.3) van toepassing wordt.
Aandachtspunten 1. Een kind komt niet meer ten laste van de ouder indien: o
het kind 18 jaar wordt; of
o
het kind 16 of 17 is en er geen aanspraak meer op kinderbijslag bestaat; of
o
de ouder niet de volledige zorg heeft over het kind.
2. Vakantiegelduitkeringen dienen bij de berekening te worden betrokken. 3. Indien het laatste kind studiefinanciering ingevolge de Wet studiefinanciering 2000 (WSF) ontvangt, wordt het inkomen van dat kind in de meeste gevallen vastgesteld op het normbedrag ex artikel 33 lid 2 WWB. Indien het kind (daarnaast) eigen inkomsten heeft, dienen deze tevens voor de berekening van de toeslagen als inkomen te worden aangemerkt. 4. De toeslag wordt aan de alleenstaande ouder toegekend. 5. De toeslag moet bij een inkomenswijziging opnieuw bekeken/berekend worden. 6. In de beschikking waarin een toeslag wordt toegekend, dient expliciet de verplichting opgenomen te worden, dat inkomenswijzigingen van het kind direct moeten worden doorgegeven.
Rekenvoorbeelden De rekenvoorbeelden gaan uit van de normen per 1 juli 1996. Uiteraard moet de norm gekozen worden die in de betreffende situatie van toepassing is. Voorbeeld I Alleenstaande 40 jaar, 1 kind 18 jaar inwonend met WSF 2000 Gehuwdennorm Zonder toeslag heeft men nu: Alleenstaande 21+ Toeslag 20% WSF
€ 886,51
€ 443,26 € 177,30 € 229,45 € 850,01 Toeslag voormalig alleenstaande ouder € 36,50 Voorbeeld II Alleenstaande 50 jaar met WWB + part-time arbeid à € 136,13 (inclusief vt), 2 kinderen inwonend: 21 jaar met loon ad € 680,67 en 18 jaar met WWB. Gehuwdennorm Verlaging 15%
€ 886,51 € 132,98 € 753,53
Zonder toeslag heeft men nu: 11
Alleenstaande + 5% toeslag -/- inkomsten uit arbeid € 351,45 (€ 443,26 + € 44,33 - € 136,13) Inkomen uit arbeid € 136,13 WWB 18 jaar € 153,16 € 640,75(A) Toeslag voormalig alleenstaande ouder € 112,79
12
4.
Bijlage 4,
Soort onderwijs Voortgezet onderwijs
Bedragen schooljaar 2008-2009 Tegemoetkoming in de schoolkosten
Tegemoetkoming in het les- of cursusgeld
Onderbouw * € 282,87
€ 0,00
Bovenbouw € 363,07
€ 0,00
Onderbouw € 594,41
€ 993,00 Als de leerling in de periode van 2 juli tot en met 1 augustus 18 jaar wordt. Anders is de tegemoetkoming € 0,00.
Bovenbouw € 674,61
€ 993,00 Als de leerling in de periode van 2 juli tot en met 1 augustus 18 jaar wordt. Anders is de tegemoetkoming € 0,00.
VAVO
Voortgezet speciaal onderwijs
Beroepsonderwijs
€ 0,00
€ 0,00
€ 995,86
€ 993,00 Als de leerling in de periode van 2 juli tot en met 1 augustus 18 jaar wordt. Anders is de tegemoetkoming € 0,00.
13
5.
Aanvullende notitie Cliëntenraad
Aan: Rinie Mees
Eindhoven, 3 september 2009
Beste heer Mees, In september 2008 bracht de Cliëntenraad Sociale Zaken een advies uit over de inkomenspositie van alleenstaande-WWB-gerechtigden met studerende kinderen. De raad heeft hierbij gekeken naar WWB-uitkeringsgerechtigden die: - alleenstaande ouder zijn; - uitsluitend kinderen van 18 jaar of ouder hebben, - die nog thuiswonend zijn en - die nog fulltime studeren. De Raad heeft vastgesteld dat die gezinnen op het moment dat het jongste studerende kind 18 jaar wordt er financieel flink op achteruit gaan. We constateren een achteruitgang (door afnemend inkomen en stijgende kosten) van 318, 64 euro per maand (op basis van de gegevens uit 2008). De adviesnota die als reactie op ons voorstel komt doet het voorstel om de toeslag voormalige alleenstaande ouder onafhankelijk te maken van het inkomen van het studerende kind. Daarnaast wordt vastgesteld, dat Eindhoven in de pas loopt met landelijke ontwikkelingen en dat verdere ingrepen dus niet nodig zijn. Uit de adviesnota blijkt dat er twee principiële verschillen zijn tussen Raad en gemeente: a. De gemeente gaat er vanuit dat studenten ruim kunnen en moeten lenen. De Raad heeft hiertegen grote bezwaren; b. De gemeente gaat er daarnaast vanuit dat studenten even royaal kunnen en (eigenlijk) moeten bijverdienen. Ook dit uitgangspunt wordt niet gedeeld door de Raad. Als we naar de problematiek kijken, constateren we, dat alleen deze groep met een achteruitgang wordt geconfronteerd. Zodra het jongste kind 18 jaar wordt, gaat de uitkering omlaag (van eenoudernorm naar alleenstaandenorm) en vervallen enkele regelingen uit het aanvullend minimabeleid. Daarnaast zijn nog enkele andere inkomenseffecten merkbaar (daarvoor verwijzen we naar onze nota van september 2008). We constateren dat alleen deze groep met de inkomensachteruitgang wordt geconfronteerd: a. Mensen die inkomen ontvangen uit andere bronnen (zoals arbeid) zien hun inkomen niet veranderen als hun jongste kind 18 jaar wordt. b. Paren in de bijstand merken evenmin een verandering. Hun uitkering blijft ook gelijk. Anders is dit bij eenoudergezinnen, daar gaat de norm 243,93 euro achteruit als het jongste kind 18 jaar wordt. Dat zou geen probleem zijn als dit kind (inmiddels immers meerderjarig) ook over een volwaardig eigen inkomen zou kunnen beschikken. Maar dit is niet het geval. Hiervoor is al aangegeven dat de Raad grote bezwaren heeft tegen werken en lenen door de jeugdige studenten. Beide bezwaren komen voort uit het uitgangspunt, dat kinderen de kans moeten krijgen een opleiding naar capaciteiten te kunnen volgen. Het inkomen van de ouder(s) mag dit niet beïnvloeden. Dat is niet alleen een persoonlijk belang, maar ook een
14
maatschappelijk belang. Immers: de samenleving heeft behoefte aan (meer) hoog opgeleiden. Het hier beschreven beleid kan deze maatschappelijke behoefte frustreren. Daarbij speelt mee dat: a. De gezinnen waarin deze groep kinderen opgroeien in het algemeen zeer huiverig zijn om geld te lenen. Men komt al moeilijk rond, aflossen is niet meer mogelijk. Dat beïnvloedt ook de besluitvorming over het lenen van geld voor een studie. Soms spelen daarbij ook eerdere negatieve ervaringen met leningen een rol. Zelfs voor studie zal men niet lenen. De aflossingsregelingen lijken op papier wellicht soepel. Zo worden ze door deze groep niet ervaren. Terzijde zij daarbij opgemerkt, dat ook minister Plasterk enige tijd geleden terughoudendheid vroeg bij het lenen van geld. b. De kinderen uit deze gezinnen zijn doorgaans wel bereid om te gaan werken. Lui is een groot deel van hen immers niet. Maar ook dit is onwenselijk. De dienst WZI (zo heette deze toentertijd nog) heeft uitgezocht, dat studenten gemiddeld 14,3 uur per week betaalde arbeid verrichten. Let wel: gemiddeld, er zijn dus kinderen die veel meer uren betaalde arbeid verrichten. Dat werken lijkt leuk, want met deze omvang begint het iets op te leveren. Maar dat heeft een groot nadeel: veel werken kan niet gecombineerd worden met een fulltime opleiding. Praktisch niet, omdat beide activiteiten veelal op dezelfde tijd moeten worden verricht. En qua belasting van de studenten ook niet: wie veel betaalde arbeid verricht, kan doorgaans niet goed studeren. Een oplossing voor dit probleem dient met deze zaken rekening te houden. Natuurlijk is enige uren werken geen probleem, maar dat lost de financiële problemen niet op. Daarom kiest de Raad voor een andere oplossing. Ons voorstel is de toeslag voormalige alleenstaande ouders te vervangen door een periodieke bijzondere bijstand ter hoogte van de toeslag in de WWB (dus 243,93 euro per maand). Deze toeslag wordt verleend aan alle alleenstaande ouders met inwonende studerende kinderen van 18 t/m 20 jaar. Uitzondering hiervoor wordt gemaakt indien het kind meer verdient dan 609,83 (de hoogte van bijstandsnorm voor een alleenstaande). Juridisch is dit mogelijk, het hoort tot de vrijheid van de gemeente (en dat het kan blijkt ook uit het feit dat de gemeente Heerlen dit al doet). Maatschappelijk is het wenselijk, want het lost grote problemen van deze groep op. Financieel is het eveneens haalbaar, daar het om een groep van circa 120 alleenstaande ouders en hun kinderen gaat. Het gaat dus niet om een vermogen. Het gaat uiteindelijk om de politieke wil om iets te doen aan deze zaak.
De Cliëntenraad Sociale Zaken Eindhoven,
Mr. B. Willemsen, voorzitter.
Tieke Veuskens, secretaris externe adviescommissies
15
6.
Richtlijn gemeente Heerlen
Onderstaande richtlijn (B097) geeft het gemeentelijk beleid ten aanzien van het (al dan niet) verstrekken van bijzondere bijstand voor levensonderhoud als gewenning bij de overgang van de norm voor een alleenstaande ouder naar de norm voor een alleenstaande. 1.1 Garantietoeslag Aan de voormalige alleenstaande ouder kan een garantietoeslag worden verleend. Voorwaarde is dat het laatste niet meer in de gezinsbijstand begrepen kind tot het huishouden blijft behoren. 1.2 Hoogte van de toeslag De garantietoeslag garandeert dat het gezamenlijk inkomen van de voormalige alleenstaande ouder en het betreffende inwonende kind gelijk is aan het normbedrag van een echtpaar in overeenkomstige omstandigheden. De toeslag is het verschil tussen de echtparennorm en de gezamenlijke inkomsten van de alleenstaande en het betreffende kind. De inkomsten van andere inwonende kinderen worden buiten beschouwing gelaten voor het berekenen van de toeslag. 1.3 Ingangsdatum van het recht Zodra het laatste inwonende kind 18 jaar wordt, dient op de datum van de verjaardag van dat kind de norm van alleenstaande ouder gewijzigd te worden in de norm voor een alleenstaande. Per deze datum gaat ook het berekende recht op de toeslag in. Zie ook B6.6.7. 1.4 Einddatum van het recht Het recht op de toeslag eindigt als: •
het betreffende kind 21 jaar wordt, tenzij dit kind WSF of Wtos ontvangt, en/of
•
het betreffende kind gaat uitwonen, en/of
•
het inkomen van het kind zodanig stijgt dat de berekening op nul uitkomt, en/of
•
de algemene bijstand van belanghebbende wordt beëindigd.
1.5 Herleving van het recht Het recht op de toeslag kan herleven als: •
het betreffende kind weer komt inwonen en/of
•
het inkomen van het kind zodanig daalt dat de berekening weer tot uitkering van de toeslag leidt en/of
•
belanghebbende na beëindiging van de algemene bijstand opnieuw een beroep op bijstand doet
1.6 Berekening van de toeslag Het inkomen van de ouder is gelijk aan het bijstandsinkomen conform het toeslagenbeleid. Het inkomen van het kind telt volledig mee met inachtneming van het volgende: •
Als het kind recht heeft op een studietoelage ingevolge de WSF wordt het mee te tellen inkomen beperkt tot het in artikel 33 lid 2 onder a WWB genoemde bedrag.
•
Als het kind recht heeft op een toelage ingevolge de Wtos wordt het mee te tellen inkomen beperkt tot het in artikel 33 lid 3 WWB bedoelde bedrag. Zie voor de hoogte V2.9.2.3.
•
Bijverdiensten van het kind naast de WSF of de Wtos moeten meegeteld worden.
16
•
Niet meegeteld worden de inkomensbestanddelen die conform artikel 31 lid 2 WWB buiten beschouwing kunnen worden gelaten.
•
Als het kind geen inkomen heeft moet als zijn inkomen toch de voor hem geldende WWB norm berekend worden.
1.7 Draagkrachtregels Het drempelbedrag bijzondere bijstand ad € 50,- per kalenderjaar is niet van toepassing. Zie verder B7.2. 1.8 Berekeningsschema bijstandsbedrag echtpaar* vakantietoeslag
€ ........................... € ...........................+ ______________ € ........................... bijstandsbedrag alleenstaande* € .......................... vakantietoeslag € .......................... netto inkomen kind € .......................... vakantietoeslag kind € .......................... _______________ € ..........................-/_______________ Garantietoeslag € ........................... * hier dient het voor belanghebbende geldende bedrag conform het toeslagenbeleid te worden ingevuld.
17