Bijlage A. Schriftelijke mededelingen 2013.06.24/02
Mededeling 1: Brief Vakvereniging voor Brandweer Vrijwilligers (VBV) Alle colleges van B&W en alle raadsleden hebben in de week van 8 april 2013 een brief gekregen over opkomsttijden en dekkingsplannen van de Brandweer. De brief is afkomstig van de VBV en is geschreven naar aanleiding van het TNO-rapport „RemBrand Fase 1‟. TNO heeft dit onderzoek uitgevoerd in opdracht van het Veiligheidsberaad, waarin zij ingaat op de relatie tussen opkomsttijden en brandveiligheid. De VBV is het eens met de conclusie dat er meer is dan de opkomsttijden alleen, maar kan zich niet vinden in lagere voertuigbezetting en de minder strikte opkomsttijden. Veiligheidsregio Utrecht sluit zich aan bij de reactie van Brandweer Nederland, Veiligheidsberaad en VNG. Zij herkent zich niet in de brief van de VBV. Flexibiliteit door outcomesturing geeft namelijk meer ruimte voor het leveren van maatwerk en meer mogelijkheden om in te spelen op de dynamiek van de samenleving
Mededeling 2: Auditcommissie Op 29 oktober 2012 heeft een afsluitend overleg plaatsgevonden met de wethouders die betrokken zijn bij de doorontwikkeling van de begroting. Tijdens dit overleg is gesproken hoe de verbinding met de raden beter gelegd kan worden. Daarbij is voorgesteld om een auditcommissie in te stellen. Deze auditcommissie kan jaarlijks adviseren op uitgangspunten die binnen de begroting worden gehanteerd. Hierbij kan gedacht worden aan de wijze van indexering, de risico-inventarisatie, de omvang van de reserves etc. Nadrukkelijk adviseert deze commissie niet over de inhoud of aansturing van de organisatie. Het DB heeft op 30 november 2012 ingestemd met het voornemen om een auditcommissie in te stellen en heeft de financiële commissie gevraagd om een nader voorstel uit te werken hoe deze commissie vorm en inhoud kan krijgen binnen de VRU. De financiële commissie is op 27 maart 2013 bijeen geweest en stelt voor geen auditcommissie in te stellen. Feitelijk vervult de financiële commissie deze rol zelf. De verbinding met gemeenteraden kan beter op andere wijze worden vormgegeven. De betrokkenheid van raden betreft- naast financiële zaken - ook inhoudelijke onderwerpen. Het DB heeft op 5 april jl. hiermee ingestemd. Hiermee vervult de financiële commissie (bestaande uit een aantal leden van het algemeen bestuur en een coördinerend gemeentesecretaris als adviseur) de auditfunctie voor de VRU.
Mededeling 3: Korte samenvatting van het algemeen overleg van de commissie Veiligheid en Justitie over ‘Moerdijk’ zoals gehouden op 4 april 2013 In de commissie wordt geconstateerd dat in de afgelopen twee jaar (na Moerdijk) de samenwerking tussen veiligheidsregio‟s verbeterd is. Er zijn afspraken gemaakt over de coördinerende rol van de bronregio. In de loop van 2013 zijn de resultaten van de volgende landelijke onderzoeken te verwachten: De Staat van de rampenbestrijding; een analyse door Inspectie V en J van de operationele prestaties van de 25 veiligheidsregio‟s (inmiddels bekend, zie separate mededeling) De evaluatie Wet veiligheidsregio‟s; een analyse door het Wetenschappelijk Onderzoeken Documentatiecentrum (Ministerie V en J) in samenwerking met AEF naar de werking van (juridisch/bestuurlijk) en de ervaring van de actoren met betrekking tot de Wvr (evaluatie Wvr). 1
Beide analyses vormen input voor de Evaluatiecommissie (commissie Hoekstra) die moet komen met een integraal advies aan de regering over de Wvr en het stelsel van rampenbestrijding en crisisbeheersing in Nederland. Ook het TNO-rapport over de opkomsttijden zal ter beoordeling aan de commissie Hoekstra worden aangeboden. In de commissie is gesproken over het beeld dat risico‟s (te) laag worden ingeschat, omdat wordt uitgegaan van de situatie dat „alles op orde is‟, wat helaas niet altijd zo is. Ook de beoordeling voor de aanwijzing bedrijfsbrandweer is op deze risico-inschatting gebaseerd, waarbij - naar de mening van de commissie - meer bedrijven de aanwijzing tot bedrijfsbrandweer zouden moeten hebben of dat er meer publiek-private brandweersamenwerking zou kunnen zijn. De vraag is of de samenwerking tussen de RUD‟s en de veiligheidsregio‟s voldoende is ingericht op de benodigde informatie-uitwisseling. In de afgelopen jaren is verder gewerkt aan de implementatie van LCMS/netcentrisch werken ter verbetering van de onderlinge communicatie en informatie-uitwisseling. Daarnaast maakt de commissie zich zorgen over de mate van voorbereid zijn van de crisisorganisatie (frequentie van rampenoefeningen), inclusief de burgemeester. Een heldere en snelle GRIP-opschaling is hierin belangrijk. De minister geeft aan dat de opschalingsafspraken helder zijn; de keuzes moeten achteraf verantwoord kunnen worden. Toezeggingen door minister: staat van de rampenbestrijding voor de zomer beschikbaar brief van de staatssecretaris met motivatie/argumenten inzake het al dan niet meebetalen door bedrijven aan inspecties. Reactie VRU: De VRU neemt het besprokene voor kennisgeving aan en geeft, waar nodig, inhoudelijk invulling hier aan. Ten aanzien van bedrijfsbrandweren in onze regio: Er zijn zes bedrijven onderzocht op de noodzaak van een aanwijzing bedrijfsbrandweer. De uitkomst hiervan is dat voor één bedrijf het aanwijstraject is gestart, dat voor twee bedrijven een bedrijfsbrandweer niet noodzakelijk is en dat voor de overige drie bedrijven nader onderzoek nodig is.
Mededeling 4: Actualiteit Regionaal Risicoprofiel in relatie tot dekkingsplan De burgemeester van de gemeente Woudenberg heeft bij brief van 24 april 2013, gericht aan het algemeen bestuur, haar zorg geuit over de actualiteit van de informatie met behulp waarvan het dekkingsplan binnen het project „Veiligheidszorg op maat‟ (VOM) gerealiseerd wordt. Het gaat met name over gegevens afkomstig uit het regionaal risicoprofiel (RRP). Inmiddels is deze brief beantwoord. Het RRP wordt jaarlijks geactualiseerd. De actualisatie RRP van 2013 komt, net zoals in 2012 is gebeurd, tot stand door het periodiek verwerken van informatie van bestaande en nieuwe risico-objecten. Bij de spreiding van basisbrandweereenheden en specialistische eenheden wordt rekening gehouden met de aanwezigheid van bedrijven en objecten uit het RRP. Deze spreiding vergt uiteraard ook een (bestuurlijke) kosten/baten afweging die integraal onderdeel vormt van het besluitvormingstraject rondom het project VOM (zie agendapunt 07).
Mededeling 5: Korte samenvatting van het algemeen overleg van de commissie Veiligheid en Justitie over ‘Haren’ zoals gehouden op 24 april 2013 In de commissie is gesproken over de GRIP-systematiek: is er een noodzaak GRIP 3 af te kondigen voor het krijgen van hulp (in de vorm van handjes). Daarnaast constateert de commissie dat leiderschap en flexibiliteit ontbrak.
2
Ook is gesproken over congruentie van politie en veiligheidsregio‟s; de minister wacht de evaluatie van de Wet veiligheidsregio‟s af. Andere besproken onderwerpen: - positie van de burgemeesters (Haren en Groningen) - schadeverhaal - jongeren en drank - kosten commissie Cohen (€ 400.000) - rol voorzitter veiligheidsregio De minister geeft aan dat GRIP3 nodig is om de staf (GBT) ter ondersteuning van de burgemeester bijeen te krijgen, maar niet om zaken geregeld te krijgen. Daarnaast vindt de minister dat Rehwinkel binnen de kaders heeft gefunctioneerd: hij heeft hulp aangeboden, formele verantwoordelijkheid lag bij Haren. In zijn opdracht aan de commissie Hoekstra (zie ook samenvatting Moerdijk) zal hij vragen naar advies over eenheid van opvatting in opschaling. Het rapport Cohen is kritisch op het naast elkaar functioneren van GRIP 3 en SGBOstructuur. De minister vindt dit echter een normale situatie, omdat in dergelijke situaties veel gemobiliseerd moet worden. Daarbij moeten teams wel consistent zijn in betoog, communicatie en maatregelen. Dat kan regionaal/lokaal maatwerk zijn, waarbij ook cultuur en tradities een belangrijke rol spelen. Bekendheid met de teams en de mensen in de verschillende teams vindt de minister van belang. Reactie VRU: De VRU neemt het besprokene voor kennisgeving aan. Aandachtspunten, zoals de GRIPsystematiek, zijn zoveel mogelijk meegenomen in de discussie over het nieuwe regionaal crisisplan (agendapunt 8d).
Mededeling 6: Wetteren Kan een treinincident als in Wetteren Belgie ook in onze regio gebeuren? In Wetteren was sprake van een menselijke fout van de machinist waardoor een trein met gevaarlijke stoffen ontspoorde. In de praktijk kan zoiets ook bij ons gebeuren, al dan niet in combinatie met technisch falen. De kans op een dergelijk incident is echter erg klein. Welke maatregelen zijn genomen? Het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor loopt in onze regio door een aantal compact stedelijke gebieden, zoals bijvoorbeeld Amersfoort, Utrecht, Houten en Woerden enzovoorts. Vooruitlopend op de invoering van nieuwe landelijke regelgeving Basisnet is al een aantal voorzieningen getroffen. Denk bijvoorbeeld hierbij aan de extra automatische treinbeveiliging (ATBvv), die in Utrecht en Amersfoort al zijn aangebracht. Dit systeem voorziet erin dat de trein automatisch afremt, wanneer deze door een rood sein rijdt. Dit verkleint de kans op treinbotsingen aanzienlijk. Wat zijn de operationele voorbereidingen binnen de VRU? Voor de stationsgebieden Utrecht en Amersfoort en de spoortrajecten door de gemeenten De Ronde Venen – Stichtse Vecht – Woerden - Oudewater zijn door de gemeenten al ruim vóór de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio‟s (Wvr) rampbestrijdingsplannen opgesteld. Op dit moment wordt het incidentbestrijdingsplan voor het stationsgebied Utrecht geactualiseerd. Voor de incidentbestrijding gevaarlijke stoffen over het spoor bestaat het Trein Incident Managementplan (TIM). Prorail heeft dit samen met de 25 veiligheidsregio‟s opgesteld, zo ook voor onze veiligheidsregio. Per soort treinincident is een operationele inzet bepaald, zogeheten Trein Incident Scenario‟s (TIS). Bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen uit een trein, krijgt de meldkamer brandweer ook direct contact met de backoffice van de calamiteitenorganisatie van ProRail. Zij staan 3
24/7 paraat om mede spoorcalamiteiten af te handelen. Daarnaast beschikt de VRU over speciaal opgeleid personeel voor dit soort incidenten (gaspakkenteams, ontsmettings-eenheden, meetploegen, adviseurs gevaarlijke stoffen etc.). De VRU heeft nauwe werkafspraken met de waterschappen gemaakt. Bij grote incidenten worden zij direct geïnformeerd en kunnen er in samenspraak met de brandweer vroegtijdig maatregelen worden getroffen om verspreiding van gevaarlijke stoffen via het oppervlaktewater en/of het rioolstelsel tegen te gaan.
Actuele ontwikkelingen rondom chloortransport Een gezamenlijke brief van de gemeente Amersfoort, de Provincie Utrecht en de VRU is verzonden aan de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, mevrouw Mansveld. Dit naar aanleiding van onregelmatigheden tijdens de chloortransporten van afgelopen maart en april. Verder heeft de voorzitter van het bestuur van de Veiligheidsregio Utrecht, de heer Wolfsen, op 2 mei jl. aan de ministers van I&M en V&J elk een brief heeft gestuurd waarin de gebrekkige informatiepositie van de veiligheidsregio rondom de chloortransporten wordt aangekaart. Hij heeft verzocht de informatiepositie van de veiligheidsregio in de toekomst te verbeteren.
Mededeling 7: Project evenementenproces In de laatste vergadering van het algemeen bestuur is een mededeling gedaan dat er in het AB van juni het projectvoorstel evenementenproces ter vaststelling zou worden aangeboden. De projectvoortgang heeft echter enige vertraging opgelopen. Dit wordt veroorzaakt door een recente ontwikkeling op het gebied van het landelijk instrument Evenement Assistent. Dit instrument is een van de pijlers waarop het nieuwe evenementenproces volgens de landelijke Handreiking Evenementenveiligheid is gebouwd. De landelijke projectleider heeft aangegeven dat de Evenement Assistent aanmerkelijk duurder zal worden aangeboden dan eerder was aangegeven. Het instrument zelf zal volgens de landelijke projectleider naar verwachting in september 2013 beschikbaar komen. De VRU gaat nu ook andere opties verder uitwerken. De verwachting is dat voor het volgende DB en AB er meer helderheid zal zijn over de kosten en beschikbaarheid van de Evenement Assistent.
Mededeling 8: Samenwerking RUD Onlangs heeft op directieniveau een kennismaking plaatsgevonden tussen VRU en Omgevingsdienst Regio Utrecht (Nienke Hanselaar, kwartiermaker). Een positief gesprek, waarbij de intentie is uitgesproken om zowel inhoudelijk als procesmatig met elkaar samen te werken en op te trekken. Met de wijze waarop de ODRU het accountmanagement heeft georganiseerd, kan de VRU zijn voordeel doen. Onderwerp van gesprek voor de komende periode is de taakverdeling tussen VRU en ODRU waar het gaat om (brand) veiligheidsadviezen. Bijgevoegd is de brief van de commissaris van de Koning(in) van de provincie NoordBrabant (bijvoegsel 1), mede namens de voorzitters van de Brabantse veiligheidsregio‟s, aan de minister van Infrastructuur en Milieu. Hierin wordt de samenhang van de veiligheidsketen onder de aandacht gebracht (preventie/repressie) en wordt gevraagd de adviesrol van de brandweer bij bouwprocessen te waarborgen.
Mededeling 9: Kamerbrieven Brief aan de Tweede Kamer van 4 april 2013 “Rapportage Brandveiligheid Zorginstellingen” In navolging van het onderzoek naar de brandveiligheid van zorginstellingen (rapportage ILT 2011) heeft de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) het gemeentelijke toezicht 4
op de brandveiligheid in deze instellingen onderzocht. Hiertoe zijn in alle gemeenten interviews gehouden en in 41 gemeenten zijn steekproefsgewijs dossiers onderzocht. Binnen de VRU betreft het 3 gemeenten; te weten De Ronde Venen, Soest en Zeist. Op grond van de verschillen tussen de uitkomsten van de interviews en de dossieronderzoeken, concludeert de ILT dat er (in zijn algemeenheid) aanzienlijke afwijkingen bestaan tussen het beeld dat gemeenten zelf hebben over het door hen uitgeoefende toezicht, en de resultaten van de dossieronderzoeken. Hieruit maakt de ILT op dat de gemeenten de ernst van de brandveiligheidsproblematiek bij zorginstellingen onvoldoende onderkennen. Een aantal gemeenten heeft de VRU inmiddels verzocht om het toezicht op de brandveiligheid van zorginstellingen te intensiveren. De inspectie merkt wel op dat veel regionale brandweerkorpsen projecten zijn gestart om de brandveiligheid in zorginstellingen te verbeteren. Ook binnen de VRU worden op dit gebied activiteiten ontplooid: het project „Geen Nood Bij Brand‟ is hiervan een voorbeeld. Ook is er structureel aandacht vanuit de VRU/GHOR voor zorgcontinuïteit bij zorginstellingen. Brief aan de Tweede kamer van 16 mei 2013 “Toezeggingen en moties bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid” Ter voorbereiding van het Algemeen Overleg op 23 mei, heeft het ministerie van BZK de Tweede Kamer geïnformeerd over de onderwerpen bouwregelgeving, energiebesparing en brandveiligheid. Hieronder worden verkort alleen de vier onderdelen op het gebied van brandveiligheid genoemd. Brandveiligheid studentenhuisvesting: Na het zomerreces zal de Minister van BZK de Tweede Kamer informeren over de resultaten van een onderzoek naar de brandveiligheid van studentenhuisvesting door de Inspectie Leefomgeving en Transport. Brandveiligheid van dierstallen: Begin juni 2013 wordt een voorstel naar de Tweede Kamer gezonden om aanvullende voorschriften voor de brandveiligheid van dierstallen in het Bouwbesluit 2012 op te nemen. Verplicht verzekerde rechtsbescherming: Ten behoeve van de voorbereiding van private kwaliteitsborging heeft Brandweer Nederland het verzoek ontvangen om haar visie te geven om privatisering van de Bouwbesluit-toets verder uit te werken. Rookmelders in woningen: Het aantal woningen waarin een rookmelder is geplaatst is tussen 2009 en 2012 landelijk toegenomen van 60% naar 63% van het woningbestand. Voor het eerst is ook onderzocht in hoeveel woningen deze melders niet functioneren. Dit percentage is 8%. Rookmelders zijn een speerpunt in de activiteiten van de VRU op het gebied van Brandveilig Leven. Brief aan de Tweede kamer van 15 mei 2013 “Stand van zaken naleving brandveiligheidseisen bij opslagen van gevaarlijke stoffen” De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft in 2012 een actualisatieonderzoek gedaan naar de borging van de brandveiligheid bij bedrijven met een opslag voor verpakte gevaarlijke stoffen groter dan 10 ton. Het betreft een onderzoek naar 108 bedrijven in Nederland. In de brief van de Minister zijn vier bedrijven genoemd gelegen binnen het verzorgingsgebied van de Veiligheidsregio Utrecht die nog niet geheel voldoen. Deze bedrijven staan op de lijst omdat er opmerkingen zijn geplaatst bij de documentatie van de automatische brandbestrijdingsinstallaties (voornamelijk sprinklerinstallaties). Drie van deze bedrijven vallen onder het Besluit Risico‟s Zware Ongevallen 1999. Bij twee bedrijven heeft een geaccrediteerde inspectie-instelling een zogenaamde “ ja / nee” conclusie gegeven. Dit houdt in dat de installatie de juiste bescherming biedt, maar dat er administratieve gebreken moeten worden hersteld. Het betreft; - S.T.C. Holland B.V te Amersfoort; BRZO bedrijf - Van Vliet Groep Milieudienstverleners B.V. te Nieuwegein; Recycle en afvalverwerking
5
De twee overige bedrijven beschikken niet over een inspectiecertificaat. De oorzaak hiervan is gelegen in het wijzigen van de richtlijnen voor automatische blusinstallaties. Deze gewijzigde richtlijnen werken door in de vergunningen. Dit heeft geleid tot een tijdelijke overgangssituatie bij deze bedrijven. Deze overgangssituaties hebben geen negatieve invloed op de veiligheid. Het betreft; - BASF te Utrecht; Dit bedrijf staat op deze lijst omdat het ten tijde van het actualiseren van de lijst op 25 april 2013 nog niet beschikte over een goedkeurend inspectierapport van de brandbeveiligingsinstallatie. Inmiddels is de inspectie van de brandbeveiligingsinstallatie met goed gevolg afgerond. Het bedrijf verwacht daarom op korte termijn een goedkeurend inspectierapport te ontvangen van de certificerende instantie. - SC Johnson te De Ronde Venen; Bij dit bedrijf heeft de bovengenoemde gewijzigde richtlijn vooral geleid tot een nieuw administratief traject voor de bestaande voorzieningen. De voorzieningen zelf functioneren echter al geruime tijd naar behoren.
Mededeling 10: Niet wettelijk verplichte plannen In de vergadering van het algemeen bestuur d.d. 25 maart jl. is gevraagd naar beleid rond de niet wettelijke verplichte planvorming (ramp- en incidentbestrijdingsplannen). Een beleidskader is in concept gereed en zal ter consultatie, samen met het regionaal crisisplan, worden voorgelegd aan de gemeenten en ter besluitvorming worden geagendeerd voor het algemeen bestuur van 11 november a.s.
6
Bijvoegsel 1 bij Bijlage A. Schriftelijke mededelingen
7
Bijvoegsel 1 bij Bijlage A. Schriftelijke mededelingen
8
Bijvoegsel 1 bij Bijlage A. Schriftelijke mededelingen
9
Bijvoegsel 1 bij Bijlage A. Schriftelijke mededelingen
10