1 VCL- Pestprotocol Het VCL wil een veilige plek zijn voor alle leerlingen. De school stimuleert de leerlingen zich positief ten opzichte van elkaar t...
VCL- Pestprotocol Het VCL wil een veilige plek zijn voor alle leerlingen. De school stimuleert de leerlingen zich positief ten opzichte van elkaar te gedragen. Voor ongewenst gedrag zoals pesten is een protocol opgesteld. Voor het volledige protocol, klik hier. Bij onderstaande fasen van pesten wordt steeds aangegeven om welke ernst het gaat, en welke actie zal ondernomen door medewerkers van de school.
Fase van pesten:
Actie:
FASE 1 Kleine incidenten, waarbij de grens tussen plagen en pesten maar net overschreden wordt Pesters en gepesten hebben geen pestgeschiedenis.
Medewerker VCL: Gedrag direct positief bijsturen Mentor inlichten Mentor: Melding(-en) van collega's analyseren Gesprek voeren met / begeleiden van de klas
FASE 2 Een reeks kleine incidenten, waarbij het pesten niet ophoudt na het bijsturen door docenten en de mentor. Of, een groter incident dat door het slachtoffer als bedreigend wordt ervaren.
FASE 3 Het pesten duurt voort. De pester houdt zich niet aan de gemaakte afspraken uit fase 2.
FASE 4 De aanpak in fase 3 leidt niet tot het gewenste resultaat. Of, als sprake is van intimidatie, lichamelijk letsel en/of vernieling van eigendommen.
Mentor (eventueel samen met vertrouwenspersoon): Gesprek met gepeste en pester(-s) Leerlingen reflecteren op de situatie, er worden afspraken gemaakt Gespreksverslag naar ouders.
Mentor samen met afdelingsleider: Gesprek met ouders van de pester op school. Passende straf voor de pester. Inzet extra hulp aan gepeste en pester, eventueel doorverwijzen naar zorgcoorindator, schoolmaatschappelijk werker of jeugdpsycholoog. Schoolleiding: Gesprek met ouders van de pester op school. Passende disciplinaire maatregelen met betrekking tot de pester of dader.
Medewerkers van het VCL, leerlingen en ouders dienen continu alert te zijn op signalen van pesten. Signalen van pesten of klachten over pesten: melden bij de mentor, of (eventueel anoniem) bij de vertrouwenspersoon De zorgcoördinator ondersteunt mentoren en ouders bij het analyseren van pesten en bij het zoeken naar passende hulp door externe instanties.
Pestprotocol VCL Het VCL wil een veilige plek zijn voor alle leerlingen. De school stimuleert de leerlingen zich positief ten opzichte van elkaar te gedragen. Voor ongewenst gedrag zoals pesten is een protocol opgesteld. Het protocol is bedoeld voor alle medewerkers, ouders en leerlingen van de school. Het VCL hanteert een pestprotocol om pesten te voorkomen en aan te pakken. De uitgangspunten van ons protocol zijn: 1. Preventief optreden door aandacht voor goede sfeer en samenwerking in de klas, en het doen van scholingsprojecten voor leerlingen 2. Aandacht voor tijdige signalering en het tijdig bewustmaken en bijsturen van leerlingen en door leerlingen onderling afspraken te laten maken 3. Het aanpakken van pesten door het stellen van grenzen door de school, maar ook het zorgen voor hulp aan de gepeste leerling en de pester op de langere termijn In het pestprotocol van het VCL bevat de volgende zaken: 1. Uitleg: hoe zit pesten in elkaar? 2. Actieplan: welke preventieve maatregelen neemt de school? 3. Stappenplan: welke acties worden ondernomen, bij welke vormen van pesten?
1) Wat is pesten? Pesten (op school) is het langdurig of herhaaldelijk uitoefenen van geestelijk en of lichamelijk geweld door een groep of persoon tegen één of meer medeleerlingen, die niet (meer) in staat is of zijn zichzelf te verdedigen. Het verschil tussen plagen en pesten Vaak, als leerlingen worden aangesproken op hun gedrag naar anderen, komen zij met het excuus dat het een grapje was. Hetzelfde gedrag, bijvoorbeeld spullen afpakken, of een duw geven, kan voor de ene persoon inderdaad een grapje zijn, maar voor de andere persoon kan er sprake zijn van pesten. De vraag is in hoeverre het gedrag plaatsvindt op basis van gelijkwaardigheid. Als beide leerlingen even weerbaar en zeker van hun zaak zijn, is er sprake van plagen. Als één van de leerlingen zich minder goed kan verweren, is er sprake van pesten. Als pesten langer aanhoudt, vermindert het zelfvertrouwen van de gepeste leerling. De weerbaarheid van de gepeste leerling neemt af, en het plagen krijgt steeds meer het karakter van pesten. Er is dus sprake van een glijdende schaal. Vormen van pesten Hieronder staan een aantal voorbeelden van pesten: kapotmaken, afpakken of verstoppen van eigendommen naroepen, uitlachen of belachelijk maken schelden of scheldnamen geven, dreigen het overdreven nadoen, imiteren van een ander iemand steeds uitsluiten van een groepsspel of sportactiviteit, doodzwijgen fysiek geweld afpersing: dwingen om geld of spullen te geven of iets voor de pester te doen digitaal pesten, via e-mail, chats, social media, sms, of telefoontjes (zie het mediaprotocol van het VCL).
De betrokkenen Bij pestgedrag zijn een of meer pesters, de gepeste en de omstanders de belangrijkste betrokkenen. De gepeste wordt steeds onzekerder en trekt zich steeds verder terug. Voor de gepeste is het belangrijk om te praten over wat hem/haar overkomt, maar schaamte vormt een grote belemmering om het geheim te delen met ouders of vrienden. Ook is de gepeste bang dat het pesten erger wordt wanneer anderen proberen iets aan de situatie te veranderen. Bij de pester komt het gedrag in eerste instantie ook voort uit onzekerheid. Kinderen die op de lagere school gepest zijn, proberen dit op de middelbare school te veranderen, door zich hard ten opzichte van anderen op te stellen. Pesten geeft een machtsgevoel dat moeilijk op te geven is. Goedkeuring, of in ieder geval een gebrek aan afkeuring, bevestigen de pester in zijn/haar gedrag. Omstanders houden zich afzijdig uit angst om ook gepest te worden. Soms sluiten zij zich zelfs bij de pester aan, om ervoor te zorgen dat zij zelf buiten schot blijven. Door het gedrag van de omstanders wordt de pester niet geremd in zijn/haar gedrag. Signaleren Volwassenen moeten voortdurend alert zijn op pestgedrag. Het alert zijn vergt een inspanning van alle docenten en mentoren, die voortdurend ongewenst gedrag moeten afkeuren en gewenst gedrag moeten belonen. Toch kan het zijn dat pestgedrag een tijd lang niet wordt opgemerkt, doordat het achter de rug van volwassenen om, of via de sociale media gebeurt. Het is belangrijk dat er met regelmaat thuis en op school over pestgedrag gesproken wordt, zodat slachtoffers, daders en omstanders het leren herkennen en om hulp leren vragen. Als klasgenoten, docenten of ouders het vermoeden hebben dat een kind gepest wordt, moeten zij in eerste instantie contact opnemen met de mentor. Deze kan in gesprek gaan met de klas en proberen het probleem boven tafel te krijgen. De mentor heeft vaak een vertrouwensband met alle betrokkenen, waardoor hij/zij het gedrag van de groep goed kan analyseren en bijsturen. Leerlingen en ouders kunnen terecht bij de vertrouwenspersoon van de school. Dat is op dit moment mevrouw Hage. De vertrouwenspersoon kan als onafhankelijke persoon aanhoren wat er speelt, en advies geven aan de leerling of ouder over hoe te handelen. Bijlage: signalen om op te letten
2) Welke preventieve maatregelen neemt de school? Werken aan een goede basis: samen afspraken maken Tijdens de eerste lesweken wordt in de brugklas aandacht besteed aan een positieve benadering door leerlingen naar elkaar toe, en leerlingen maken met elkaar afspraken over de omgangsvormen in de klas. Docenten wijzen leerlingen en leerlingen wijzen elkaar onderling, als nodig, op de gemaakte afspraken. We stimuleren leerlingen zelf verantwoordelijk te zijn voor de sfeer in de groep. Ervaring leert dat leerlingen die, begeleid door volwassenen, zelf in een vroeg stadium onderling problemen oplossen, zich eerder bewust worden van de consequenties van hun gedrag. Pestproject brugklas Tijdens het pestproject in de brugklas worden de leerlingen bekend gemaakt met de verschillende rollen die schoolgenoten in een klas of op een school kunnen innemen als het pesten plaatsvindt. Leerlingen leren herkennen wanneer de grens tussen plagen en pesten wordt overschreden. Gepoogd wordt alle leerlingen betrokken te maken bij de sociale
interacties die er in de klas plaatsvinden. Ook probeert de mentor de vertrouwensband met de leerlingen zodanig te versterken, dat de omstanders eventuele misstanden in de klas durven melden aan de mentor. Vervolg Vooral aan het begin van de tweede klas, maar ook later in de schoolloopbaan van een kind, kan de groepssamenstelling ingrijpend veranderen. Dit betekent dat het op dit moment weer heel belangrijk is dat er een vertrouwensband ontstaat tussen de kinderen in de klas en de mentor. De signalerende functie van de omstanders moet door de mentor zo veel mogelijk versterkt worden. Dit gebeurt op de volgende manieren: a) Herhaling van uitleg over pesten en de rollen die jongeren in een groep bij pesten kunnen innemen b) De verwachting moet duidelijk worden uitgesproken, dat leerlingen melding maken van situaties die door henzelf of anderen als onprettig of onveilig ervaren worden. c) Rollenspelen kunnen helpen om pesters bewust te maken van hun gedrag en om de rol van omstanders te versterken. Contact met ouders Ouders hebben een signalerende functie. Zij worden op een centrale ouderavond in het begin van het schooljaar op de hoogte gesteld van het protocol met betrekking tot pesten en van de rol die zij zelf spelen bij het signaleren en het voorkomen van pestgedrag. Grenzen aan de verantwoordelijkheid van de school. In principe is het zo dat elke vorm van pesten tussen leerlingen van de school, de positieve verhoudingen op school kan verstoren. Wanneer het pesten buiten de school om plaatsvindt, maar op negatieve wijze doorwerkt in het schoolklimaat, kan de school een rol spelen in het vinden van een oplossing voor het pestprobleem. Om bij te kunnen dragen aan het vinden van oplossingen voor pestproblemen die zich buiten school afspelen, zoals bijvoorbeeld pesten via de sociale media, is de school afhankelijk van het signalerend vermogen van de ouders en van klasgenoten die omstander zijn.
3) Het stappenplan in geval van pesten Bij pesten wordt onderscheid gemaakt in opeenvolgende fasen. Iedere fase vraagt om een bepaalde aanpak. Pesten begint bij plagen, na aanhoudend plagen kan gesproken worden van pesten, en bij aanhouden kan pesten ernstige consequenties hebben voor de gepeste leerling en voor betrokkenen. Ook kan een pestincident zonder aanleiding of voorgeschiedenis een bepaalde ernst hebben, en om een aanpak vragen die overeenkomt met een van de fasen. In alle gevallen is het signaleren en melden van pestgedrag van belang, zodat tijdig kan worden ingegrepen.
Medewerkers van het VCL, leerlingen en ouders dienen continu alert te zijn op signalen van pesten. Signalen van pesten of klachten over pesten: melden bij de mentor, of (eventueel anoniem) bij de vertrouwenspersoon van het VCL: . De zorgcoordinator ondersteunt mentoren en ouders bij het analyseren van pesten en bij het zoeken naar passende hulp door externe instanties.
Fase 1 Van toepassing op: Kleine incidenten, waarbij de grens tussen plagen en pesten maar net overschreden wordt en waar pesters en gepesten geen pestgeschiedenis hebben. Handelen (door docent en mentor): Het gedrag van de leerlingen wordt door docenten of mentoren positief bijgestuurd. Docenten geven aan welk gedrag niet acceptabel is en waarom. Deze incidenten worden vervolgens doorgegeven aan de mentor van de groep, zodat die binnengekomen signalen kan analyseren en er klassikaal aandacht aan kan geven. Fase 2 Van toepassing op: Een reeks kleine incidenten, waarbij het pesten niet ophoudt na het positief bijsturen door docenten en de mentor. Of, een groter incident dat door het slachtoffer als bedreigend wordt ervaren. Handelen (door mentor / vertrouwenspersoon): Een gesprek op school waarbij zowel de pesters, de gepesten en eventueel een selectie van omstanders aanwezig zijn. Tijdens dit gesprek wordt gezamenlijk geprobeerd het probleem helder te krijgen. Getoetst wordt of de betrokken leerlingen, inclusief de pester, begrijpen dat er een onwenselijke situatie is ontstaan. De gepeste leerling krijgt de gelegenheid uit te leggen hoe hij/zij de gebeurtenissen ervaart. De pester krijgt de gelegenheid om uit te leggen hoe hij of zij tot dergelijk gedrag is gekomen. De pester krijgt de gelegenheid een oplossing aan te dragen en excuses aan te bieden. Er worden duidelijke afspraken gemaakt om de situatie te veranderen en er wordt een afspraak gemaakt voor een vervolggesprek. In het vervolggesprek wordt nagegaan met de betrokken leerlingen in hoeverre de afspraken effectief waren. Van alle gesprekken wordt een verslag gemaakt in het leerlingvolgsysteem (LVS) van de betreffende leerlingen. Na afloop van het eerste gesprek worden de ouders van alle betrokken leerlingen ingelicht. De gesprekken kunnen plaatsvinden 1. onder leiding van de mentor als het pesten zich binnen een klas voordoet 2. of door iemand van de schoolleiding als het pesten klas of jaarlaag overschrijdend is 3. door een vertrouwenspersoon Fase 3 Van toepassing op: De situatie waarin de pester zich niet aan de gemaakte afspraken uit fase 2 houdt. Handelen (door mentor en afdelingsleider): Er volgt een gesprek met de pester en met zijn/haar ouders op school. De pester krijgt een passende straf. Met de ouders wordt besproken hoe het gedrag van de leerling verbeterd kan worden. Eventueel worden ouders verwezen naar interne of externe kanalen voor passende hulp (zorgcoördinator van de school, schoolmaatschappelijk werker of door de jeugdpsycholoog). Er volgt ook een gesprek met de gepeste en zijn/haar ouders, waarin wordt gekeken welke hulp de gepeste nodig heeft om weer verder te kunnen op school. Verslagen van de gesprekken worden gemaakt in het LVS van de betreffende leerlingen. Fase 4 Van toepassing op: De situatie waarin de aanpak in fase 3 niet tot het gewenste resultaat leidt. Of, als sprake is van intimidatie, lichamelijk letsel en/of vernieling van eigendommen. Handelen (schoolleiding):
De ouders van de pester worden op school uitgenodigd voor een gesprek. Er volgen passende disciplinaire maatregelen voor de pester of dader.