Bidden, een ontmoeting met je ziel Anne Hendrickx en Kristin Vanschoubroek Viering 15 december 2013 Voor zover ik me kan herinneren heeft bidden deel uitgemaakt van mijn leven. Voor mijn ouders was de boodschap van het evangelie iets essentieels en zij leefden er ook naar. Regelmatig baden wij samen en als kind vond ik dat fijn, net als de zondagsmissen in de parochie, die toen voor mij nog iets magisch hadden. Ik ging helemaal op in de geuren en klanken die daar hingen. Ook de viering op kerstnacht, toen ik als engeltje mocht zingen dat het kindje Jezus geboren was, en de processie in de meimaand, toen het beeld van Maria werd rondgedragen in de kerk, waren religieuze hoogtepunten waar ik lang vooraf naar uitkeek. Onze pastoor was een mystieke man. Hij was zwijgzaam, luisterend, biddend in alles wat hij deed, of hij nu met mensen omging of met de bijen die hij hield. Ik dronk zijn woorden als honing en hoewel ik nog een kind was, begreep ik wat hij ons wilde zeggen of woordeloos duidelijk maken. Deze priester, waar ik nog steeds een diepe genegenheid voor voel, heeft een grote invloed op me gehad. Hij voedde mijn geestelijke honger. Rond mijn zestiende begon ik me te verdiepen in levensverhalen van heiligen. Door mijn grote gevoeligheid begon ik hier al snel in te overdrijven en wou ik zelf ook heilig worden. Daar had ik me een heel romantisch beeld van gevormd: ik wilde lijden voor de verlossing van de wereld en mijn persoonlijk lijden aanbieden aan God en aan Jezus. Hoe dat concreet in zijn werk zou gaan, daar had ik niet het minste benul van. Het was gewoon een gedachte die me gelukkig maakte, zoals andere mensen geluk vinden in het denken aan hun gezin of aan andere dingen die hen voldoening schenken. Theresia van Lisieux was een van mijn favoriete heiligen en ik had haar geschriften meerdere keren gelezen. Zij was op vijftienjarige leeftijd ingetreden in een klooster en ik begon ook te verlangen naar een leven als religieuze. Via een nonkel die er als gast had verbleven, kwam ik in contact met een slotklooster van benedictinessen. Ik mocht er een week doorbrengen om kennis te maken met dit leven en daarna was ik helemaal verkocht: dat was het! Op mijn twintigste ben ik er binnengegaan en ik heb er ongeveer een jaar verbleven, eerst als postulante en daarna als novice. Ik was ervan overtuigd dat ik de rest van mijn leven zou doorbrengen op deze plek van stilte, gebed en arbeid. De eerste weken heb ik daar op wolkjes gelopen, als iemand die dronken was van geluk. Maar na een drietal maanden werd het me duidelijk dat deze manier van leven niet voor mij bestemd was. Ik voelde wel een grote genegenheid voor de zusters, maar het lukte me niet om het aardse op te geven en me enkel te focussen op het geestelijke. Tijdens de gebedsmomenten was ik vaak verstrooid. Het viel me moeilijk om me aan te passen aan regels waar ik het nut niet van inzag. Ook de veertigdagentijd was een beproeving voor me. Terwijl het een periode was van vasten, inkeer en soberheid, kon ik alleen maar denken aan lekkere gerechten en heerlijke dessertjes; het werd bijna een obsessie. Deze en andere obstakels besprak ik met de priorin en ik heb haar meerdere keren gevraagd of ik alstublieft weer naar huis mocht gaan. Maar voor haar waren al mijn twijfels en 1
bedenkingen ‘verleidingen van de duivel’. Die zouden zeker voorbijgaan als ik maar standvastig bleef in mijn geloof. Standvastig wilde ik zeker zijn, maar niet in dat klooster, want ik was niet geroepen om te leven als een moniale. Toen het me duidelijk werd dat de priorin me geen toelating zou geven om weg te gaan, heb ik aan God om hulp gevraagd. Op een mooie lentemorgen heb ik al mijn moed verzameld en ben ik stiekem vertrokken. Op een manier die goed zou passen in een leuk stripverhaal! Om zes uur stonden we op en ik had me van tevoren al aangekleed. Nadat een zuster op onze deur had geklopt en daarna weer naar haar kamer was gegaan, ben ik stilletjes naar beneden geslopen. Ik nam een oude anorak die we droegen om in de tuin te werken, deed mijn witte sluier af en ging via de achterdeur naar buiten. Een man die naar zijn werk vertrok, nam me mee in zijn auto tot aan het station. Omdat ik geen geld had, sprak ik een ouder echtpaar aan en vroeg hen wat geld te leen om naar huis te kunnen. Het waren lieve mensen. Ze vonden het een amusant gegeven en gaven me voldoende geld voor de reis; ik hoefde het niet terug te geven. Ik zal hen nooit vergeten. Mijn thuiskomst is een van de mooiste ervaringen in mijn leven geweest. Op de trein had ik alles wat ik waarnam al omhelsd en in mijn hart gesloten. Ik had me vergaapt aan de waslijnen in de achtertuintjes van de mensen en aan de reclameborden voor koekjes en andere geneugten. Ik herinner me nog dat ik vanachter het treinraampje voortdurend in mezelf herhaalde: “Oh, de wereld, de wereld…” Tijdens het laatste stukje te voet kwam er zoveel blijdschap in me op dat ik niet meer gewoon kon stappen; ik huppelde naar huis en bij ieder huppeltje jubelde het in mij: “Dank u, dank u, dank u goede God!” Het klooster had mijn ouders intussen al verwittigd dat ik daar weg was. Toen mijn vader me zag binnenkomen, deed hij een poging om een beetje kwaad te lijken: “Maar Anneke, wat heb je nu gedaan?! Dat is toch geen manier om ergens te vertrekken!” Maar ik nam hem in mijn armen, kuste hem en zei: “Trek het u niet aan vake, ik ben weer thuis!” Daarna zijn mijn ouders en ik in elkaars armen gevallen en hebben we gelachen en geweend van pure vreugde. Ik heb aan mijn tijd in dat klooster nooit een bitter gevoel overgehouden. In mijn herinnering zijn de zusters die daar verbleven ook nooit minder mooi geworden en enkele van hen heb ik de eerste weken erg gemist. Maar ik besefte dat ik te jong was ingetreden en dat mijn keuze een foute inschatting was geweest. Mijn verlangen naar verdieping en verinnerlijking was echter niet verdwenen. Ik ben daar op verscheidene manieren mee omgegaan. Er is een periode geweest waarin ik dat verlangen diep heb weggestopt onder allerlei bezigheden en activiteiten. Druk druk, het voelde toen zo fijn en het gaf me een illusie van veiligheid, omdat ik deed zoals iedereen en dus zou het wel in orde zijn. Daarna zijn er jaren gevolgd waarin ik er nauwelijks nog in slaagde enige vorm van verbinding met een transcendente werkelijkheid tot stand te brengen. Op een bepaald moment vond ik mezelf eigenlijk niet meer gelovig. Dat heb ik ook gedeeld in een vriendengroep: “Waarom hebben wij die hogere dingen nodig? Het gaat toch om ons leven hier in de wereld, de rest is voor mij bijzaak geworden.” Achteraf heeft een vrouw uit de 2
groep me erover aangesproken. Ze zei dat het haar zo verbaasd had dat ik die woorden had uitgesproken en ze vroeg me of ik die ook echt meende. Zij had me immers altijd ervaren als een diep religieus iemand. Die vrouw voelde heel veel aan zonder woorden en je moest haar niets op de mouw spelden; zij was een van die mensen die los door je heen kunnen kijken. Haar woorden staan nog altijd in mijn geheugen gegrift en ik besefte op slag dat ik mezelf die hele tijd voor de gek had gehouden. Vanaf dat moment heb ik me voorgenomen om eerlijk te zijn ten opzichte van mezelf en van de mensen om me heen. Ik wilde opnieuw voeling krijgen met het liefdevolle wezen dat me als kind zo dikwijls had doen stralen van geluk. Omdat ik niet goed wist hoe het verder moest, begon ik opnieuw te bidden en ook daarin heb ik een hele weg afgelegd. Eerst greep ik terug naar de gebeden uit mijn kinderjaren: het Onze Vader, het Weesgegroet en een gebed tot de Heilige Geest dat mijn ouders me hadden geleerd. Die gebeden herhaalde ik vaak in stilte, tussen mijn dagelijkse bezigheden door. Ze stelden me op een bepaalde manier gerust en het herhalen van die eeuwenoude woorden gaf me een houvast en een vorm van troost in lastige momenten. Maar ik had vlug door dat ze ook niet meer dan dat waren en ik verlangde naar meer. Ik had sterk het gevoel dat mijn geloof weinig verinnerlijkt en doorleefd was en ik wist er eigenlijk geen weg mee. Wat me ook erg hinderde, was dat ik bij mezelf merkte dat ik goed deed om daardoor graag gezien en gewaardeerd te worden. Ik wilde dat anderen die goede daden opmerkten, terwijl ik ze zo graag zou hebben gedaan vanuit mijn hart en zonder dat ze hoefden gezien te worden, maar het was sterker dan mezelf. Met dat gegeven heb ik heel lang geworsteld. Toch bleef ik bidden en hulp vragen, vaak in diepe vertwijfeling. In al die jaren ervaarde ik nauwelijks iets dat leek op een kracht die bij of in me was en die me hielp om mijn roeping te ontdekken en te beleven. Er was in die periode van mijn leven ook niet zoveel dat me vreugde en vervulling kon geven. Mijn vader was aan het aftakelen door longkanker en tijdens de nachtelijke uren viel hij ten prooi aan hevige angsten. Hij kon gelukkig thuis sterven, maar het vele waken bij hem putte me uit. Na zijn overlijden begon er voor mijn moeder een lijdensweg van zeven jaar, waarin ze zwaar dement is geworden. Ik kon haar niet bij mij in huis nemen omdat ze dwaalde en wegliep en niet meer voldoende besefte wat ze deed. Zeven lange jaren heb ik haar bezocht in de instelling waar ze was opgenomen. Ze verbleef er tussen andere mensen die op drift waren, die riepen op iemand die niet kwam of omdat ze iets wilden zeggen, terwijl de woorden hen ontbraken. Mijn moeder verloor er net als vele andere bewoners haar identiteit en haar waardigheid; zij beleefde daar haar donkere nacht. Toch heb ik tijdens mijn bezoeken aan de instelling op sommige momenten het gevoel gehad dat er ‘iets’ of ‘iemand’ aanwezig was, te midden van de mensen die daar ronddoolden en dingen zeiden die niemand begreep. Ik heb dat nooit hardop durven uitspreken, maar die ‘aanwezigheid’ heeft me op een bepaalde manier geholpen om het vol te houden. Het overlijden van mijn moeder heb ik ervaren als louter bevrijding en ik kon alleen maar vreugde voelen toen er eindelijk een einde aan haar lijden was gekomen. Ik heb haar nog één keer gezien na haar dood en ook dat moment heeft mijn leven diepgaand beïnvloed. Haar lichaam, dat was opgezwollen van de vele medicatie, had een totale verandering ondergaan. De zwelling was verdwenen en ze was bijzonder mooi geworden. Ze leek intens 3
gelukkig, gelukkiger dan ik haar ooit tijdens haar leven had gezien. Voor mij is dat een echte paaservaring geweest, iets dat ik nog steeds heel moeilijk in woorden kan vatten. In het aanschouwen van mijn moeder na haar sterven heb ik een glimp opgevangen van een werkelijkheid die oneindig veel groter is dan wat wij met onze zintuigen kunnen bevatten. Het heeft me enorm geholpen om contact te maken met de diepere lagen in mezelf en om me bewust te worden van mijn persoonlijke weg. Nu ervaar ik dat mijn leven is gegrond en ingebed in het grote geheel van alles wat bestaat. Ik heb een groot vertrouwen dat uiteindelijk alles goed komt en ook wanneer het donker is in mijn eigen leven of in dat van anderen, voel ik het licht dat daarachter aanwezig is. Bidden doe ik nu steeds minder met woorden. Het is een levenshouding geworden, een vorm van aandacht en verbinding met het mooie en het kwetsbare in mezelf, in mensen om me heen, in dieren, in de natuur, in alles wat is. Deze verbondenheid geeft me moed en kracht om telkens opnieuw te beginnen als het me niet is gelukt om te leven vanuit het diepe vertrouwen dat ik ben gedragen en om mezelf graag te zien in al mijn schoonheid en al mijn zwakheid, want die horen samen. Terwijl ik vroeger een hekel had aan de kerstperiode, is Kerstmis nu voor mij een feest van hoop en licht geworden. Een kind is geboren in omstandigheden die verre van rooskleurig waren. En zie hoeveel liefde en hoop dat kind in de wereld heeft gebracht! Het is één voorbeeld van die wonderlijke paradox die zovelen onder ons al ervaren hebben in hun eigen levensgeschiedenis: uit vertwijfeling, angst, onmacht en wanhoop wordt iets nieuws geboren – welke vorm dat ook mag hebben tijdens of na dit leven op aarde – dat zonder die immense pijn misschien niet mogelijk zou zijn geweest. De mislukking draagt de voltooiing in zich, ook wanneer ze onzichtbaar blijft. Die transformatie gebeurt overal en altijd opnieuw en ze voltrekt zich het duidelijkst in mensen die gevoelig en kwetsbaar in het leven staan en die niet altijd de indruk geven dat ze een wezenlijke bijdrage leveren aan deze wereld, terwijl de wereld zonder hen veel minder liefdevol zou zijn. Mijn eigen ‘menswording’ en de vermenselijking van de wereld ervaar ik als een gebeuren dat onophoudelijk plaatsheeft. Het reikt steeds nieuwe kansen en mogelijkheden aan tot een liefdevol aanwezig zijn bij mezelf en bij anderen, bij de hele schepping en bij het oneindige mysterie van liefde en wijsheid dat zich daarin openbaart. Anne Hendrickx Ik ben opgegroeid in een omgeving waarin het gebed bij het leven hoorde. Toen ik kind was, zaten we met ons gezin elke avond samen voor het avondgebed. Mijn vader leidde het. Behalve de klassieke gebeden, het onzevader en meerdere weesgegroetjes, baden we ook een gebed dat mijn vader had gemaakt. Daarin werd zijn overleden zus en ons overleden broertje herdacht en werd hen gevraagd voor ons te zorgen. De geestelijke wereld, de wereld waarin mensen die gestorven zijn thuiskomen, kreeg als vanzelfsprekend een plaats in ons dagelijks leven. Ikzelf was een religieus kind, met een spontaan geloof in een God die mij begreep. Ik maakte ook altijd goede voornemens. Niet dat het mij lukte om ze allemaal uit te voeren, maar de intentie om het goede te doen, was er altijd. 4
Als ik aan later dacht, zag ik mij getrouwd en met kinderen. Ik zag mij in een gezin. Op mijn 23ste trouwde ik met een man die gelovig was en ook verlangde naar verdieping. Dat was heel belangrijk voor mij, ik kon mijn hunker, mijn heimwee, met hem delen. Soms had ik melancholische buien. Hij stond daarvoor open. En de intimiteit die daardoor ontstond, opende een deur naar een werkelijkheid die ik niet kon bevatten, maar waar ik wel een glimp kon van opvangen. Ons huwelijk in de kerk, voor God en de gemeenschap, had voor mij heel veel waarde. We kregen kinderen. De zorg voor hen en het uitgenodigd worden om te leven in het nu gaven mij een diepe vervulling. De eenvoud van het leven, het vaste ritme in de dagen, de repetitieve handelingen zorgden voor een innerlijk leven dat mij zuiverde. Ook de intimiteit met onze kinderen, het lichamelijk contact met hen, brachten mij dicht bij mezelf. Na verloop van tijd, ik was toen 35, kwam ik echter in een crisis terecht. Mijn man was helemaal opgeslorpt door zijn werk als dokter en mijn rol als partner was niet te onderschatten. Ik droeg de zwaarte van zijn engagement mee. Ook mijn taak als moeder van vier kinderen nam veel ruimte in. Daarnaast had ik mij in verschillende organisaties geëngageerd: ik was lid van het oudercomité op de school van onze kinderen en voorganger in het KUC. Ik zette mij in voor veel mensen en bood een luisterend oor aan familie en vrienden. Hoe zinvol dit alles ook was, toch verloor ik de voeling met mijzelf. In die periode schreef ik een tekst over bidden. Daarin drukte ik mijn verlangen uit om weer voeling te krijgen met mijn ziel. Bidden Wat kan ik bidden? Kan ik vertellen hoe moeilijk ik het vind om te bidden nu ik zo in de wereld sta? De wereld van de actie, van de organisatie, van de bedrijvigheid, de wereld van het zorgen voor elkaar, van het betrokken en verbonden zijn met het leed van anderen, en steeds opnieuw nog mensen zien die ik tekort doe, die ik niet voldoende aandacht geef. Kan ik vertellen hoe ik soms verlang eenzaam te worden, hoe ik verlang dieper, bewuster in de wereld te zijn en wat meer teruggetrokken te leven? De eenzaamheid als een geliefd oord dat ik kan bewonen, waar ik op adem kan komen, waar ik ten volle mijzelf kan worden en zo mijn plaats kan vinden in deze wereld, deze tijd. Misschien kan ik dan ook weer de bron vinden, mijn leven weer wat beter richting geven en mij minder laten leiden door oppervlakkige impulsen 5
of door al wat mij versnippert. Of kan ik vertellen hoe ik soms verlang naar echt contact, naar mensen die kunnen stilstaan en in mij een kracht doen ontvlammen waardoor ik in staat ben de werkelijkheid vol lief en leed toe te laten en er vruchtbaar mee om te gaan? Kan ik vertellen hoe ik bij de hand genomen wil worden door mensen die mij terugbrengen bij de bron van het leven, die mij telkens weer openmaken als ik dreig dicht te slibben, die mij opnieuw leren luisteren naar de stroom van het leven, die mij opnieuw God openbaren? Het was een tijd waarin ik vaak ziek was, ik had vele klachten: keelontstekingen, neuralgische pijnen. Ik leed ook aan slapeloosheid en ik was vaak moe. Ik deed wat ik moest doen voor het gezin en zorgde ervoor dat ik het kon volhouden door bijvoorbeeld een middagdutje te doen terwijl de kinderen op school waren. Maar binnenin was het grijs en was de vreugde uit mij weggeëbd. Het heeft ertoe geleid dat ik mijn engagementen buitenshuis heb afgebouwd en de betrokkenheid op familie en vrienden heb verminderd. Ik ben in de eenzaamheid gegaan. Het toelaten van die eenzaamheid nodigde mij uit om te luisteren naar wat ik ten diepste nodig had. Zo werd ik naar mijn zielenopdracht geleid: op mijn 39 ben ik begonnen met mijn praktijk als therapeute. Het luisteren naar mensen, de verbinding voelen met hen, bracht mij weer in voeling met de levensstroom en met een kracht waaruit ik kan putten. Geleidelijk kwam er een ervaring van vertrouwen, die steeds dieper en dieper ging. Bij mensen blijven, aanwezig zijn in aandacht en liefde, ook als hun problemen niet opgelost raken, het gaf betekenis aan mijn leven. Ik ervaarde het als een sacrament van aanwezigheid. Ik voelde ook dat er een kracht was die mij inspireerde. En ik leerde dat ik hulp mocht vragen aan de geesteswereld. Zo kwam ik terug, maar nu op een veel bewustere wijze, bij het gebed dat ik kende van thuis. Ik mocht erop vertrouwen dat ik geholpen werd en ik mocht die hulp vragen. Door bewust hulp te vragen werd dit nog versterkt. Het basisvertrouwen dat ik als kind had, was er terug. Maar veel dieper geïncarneerd. De melancholie van het meisje en de jonge vrouw werd ingevuld door een concrete en vervullende werkelijkheid. Ik voel dat nog steeds zo aan. Dat neemt niet weg dat er moeilijke momenten kunnen zijn waarin twijfel of angst de kop op steken, of schuldgevoel of onmacht. Het gaat er dan telkens om deze gevoelens helemaal te accepteren. Want als ik ze biddend kan aanvaarden, verandert er iets: het bidden brengt mij in een andere dimensie. Ik geef een voorbeeld. 6
Vier jaar geleden, op de eerste zondag van de kerstvakantie, deed ik een ongelukkige val en brak een ruggenwervel. Ik had veel pijn en wist dat ik de kerstvakantie al liggend zou moeten doorbrengen. Na een eerste reactie vanuit opstandigheid en schuldgevoelens – hoe kon ik zo onvoorzichtig zijn? – probeerde ik het echt te aanvaarden. Het was nu zo. Ik kon en moest er niets aan veranderen. En die aanvaarding veranderde iets in mij. Ze gaf mij rust en vertrouwen. Ik besloot ook om te bidden en mij te verbinden met de grote universele liefdeskracht. Ik vroeg om genezing. Er kwam meer rust en vertrouwen. Na een tijdje kreeg ik voeling met de vele mensen die bedlegerig zijn of chronische pijn hebben. Ik heb mij met hen verbonden en voor hen gebeden. Er ontstond dankbaarheid diep in mij omdat ik wist dat ik zou genezen. Wat zou ik klagen? De verbinding met het leed van anderen bracht mijn pijn in een ander perspectief, ik kon het in een groter geheel plaatsen waarin de pijn en het lijden van de wereld opgenomen is. Bidden geeft mij de kracht om dieper te aanvaarden en te doorleven. Voor ik eraan denk te bidden heb ik meestal al een tijdje innerlijk gevochten met mijzelf of anderen. Als ik erin slaag te besluiten ‘nu bid ik ervoor’ erken ik mijn moeilijkheid en dat is al heel wat. Soms bid ik ook uit dankbaarheid. Ik herinner mij een moment aan zee waarop ik zo’n diepe dankbaarheid in mij voelde opwellen dat ik dit al biddend moest uitdrukken. Het samenkomen tijdens deze vieringen is voor mij ook een vorm van gebed. Deze vieringen helpen mij om de voeling met mijn ziel te bewaren, met de ziel van anderen ook, en met de grote wereldziel, de kracht die liefde en bewustzijn in de wereld brengt. Misschien is bidden niets anders dan mijn verlangen een te worden met mezelf, met de anderen, en met de grote liefdeskracht die allen en alles bezielt en begeestert. Bidden is de weg naar mijn diepste intimiteit. Kristin Vanschoubroek
7