Authenticiteit en geloof Waarom ik mij een christen noem Kristin Vanschoubroek Deze getuigenis werd gegeven op 11 oktober 2012 in het kader van de Maand van de Spiritualiteit. Ze was onderdeel van een tweespraak samen met Frank De Waele, die een getuigenis bracht over ‘waarom ik mij een boeddhist noem'.
Spreken over mijn geloof is spreken over mijn diepste intimiteit. Mijn geloof heeft te maken met mijn diepste kern, met mijn verlangen naar liefde en dus ook met mijn kwetsbaarheid. Het gaat om zoeken naar wat echt is, wat waar is. Geloof, liefde en waarheid zijn begrippen die in nauw verband staan met elkaar. Geloven heeft te maken met het doorgronden van het bestaan. En ook met het delen van verhalen die iets doen oplichten over de gezamenlijke onderstroom in het leven. Geloven is voor mij ook ‘ja' zeggen op wat het leven met mij voorheeft. Veel zaken in ons leven kiezen we niet. Geloven betekent dat ik bereid ben om te aanvaarden wat op mijn pad komt. Geloven heeft voor mij ook te maken met durven leven, met niets uit de weg gaan. Met passie ook, in de twee betekenissen: passie in de zin van lijden en passie in de zin van liefde, en hoe die twee onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Geloven verwijst naar een authentieke innerlijke weg. In die zin past mijn getuigenis helemaal binnen het centraal thema 'Echt' van de Maand van de Spiritualiteit. Authenticiteit en geloof gaan samen. Graag nodig ik jullie uit om eerst te luisteren naar het volgende gedicht van Judith Herzberg. Herman van Veen zette het op muziek. De titel is: ‘Liedje’. Lieg alsjeblieft niet tegen me, niet over iets groots niet over iets anders. Liever hoor ik het vernietigendste dan dat je liegt want dat is nog vernietigender. Lieg niet over liefde, iets dat je voelt of iets dat je zou willen voelen. Liever word ik bedroefd dan dat je liegt want dat is nog bedroevender. Lieg niet tegen me over gevaar want ik voel toch je angst en wat ik gewaar word is waar 1
of ik ken je niet en dat is nog gevaarlijker. Lieg niet tegen me over ziekte, liever kijk ik die diepte in dan dat ik mij verlies in één van jouw lieve verzinsels want daarmee verlies ik mij dieper. Lieg niet tegen mij over sterven want zolang we er nog zijn vind ik dat toegangsloze niet mededelen wat je denkt erger en zoveel doder. De titel van deze getuigenis bevat nog een tweede deel: 'Waarom ik mij een christen noem'. Meteen komt bij mij als antwoord op: omdat lijden en liefde in het christendom samengaan. In het leven van Christus gaan vreugde en pijn hand in hand. Pijn en lijden horen bij het leven. Jezus ziet de pijn van mensen en begrijpt ze. En precies dat begrijpen is genezend en bevrijdend. In heel het Nieuwe Testament gaan lijden, liefde en vreugde samen. Goede Vrijdag en Pasen kunnen niet los van elkaar gezien worden. Pasen komt laatst en is dan ook het visioen, namelijk dat we allen in het licht zullen komen. Maar Pasen komt na Goede Vrijdag en misschien zelfs dankzij Goede Vrijdag. Precies die paradox tussen liefde en lijden doet leven. Onze grootste hartstocht is het verlangen naar liefde en het opheffen van het lijden. En vaak is het zo dat precies wat ons heeft doen lijden, ons in een diepere laag van liefde brengt. Liefde en lijden zijn dus geen tegenstellingen, maar zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Elke tegenslag kan een uitnodiging zijn om dieper af te dalen in de liefde. Ik noem mij een christen. Toch blijft de vraag: hoe verhoud ik mij tot de kerk? Is het niet voldoende dat we ten volle leven in eerlijkheid en verbondenheid met anderen om te kunnen groeien in geloof en vertrouwen? Hebben we daar een kerk voor nodig? Het is een vraag die mij bezighoudt. Twee en een half jaar geleden, toen bisschop Léonard pas was aangesteld als aartsbisschop, heb ik het initiatief genomen om hier in deze ruimte een avond te organiseren onder de titel: ‘Hebben wij de kerk nodig om te geloven of zijn we aan de kerk voorbij?’. De duidelijke standpunten van Mgr. Léonard stonden zo haaks op wat ik als de kern van mijn geloof zie dat ik mij afvroeg of ik nog wel tot zo'n kerk wilde behoren, of ik nog wel deel wou uitmaken van die geloofsgemeenschap.
2
Drie mensen, die elk een geloofsgemeenschap vertegenwoordigden, hebben toen een getuigenis afgelegd: Jan Verachtert voor De Vleugel, Els Goetghebeur voor Dominicus en ikzelf voor La Verna. Er werd een pleidooi gehouden om los van het instituut in kleine gemeenschappen waarachtig geloof te beleven. Inmiddels heeft de kerk zware klappen gekregen. Het zijn bewogen jaren geweest. De vele misbruikschandalen hebben haar op een ingrijpende wijze van haar macht beroofd. Het werd duidelijk dat een aantal mensen binnen de kerk hun eigen idealen niet meer waar konden maken. De misbruiken konden niet langer verborgen blijven en toegedekt worden. De schaduwkant van dit instituut moest tevoorschijn komen. Het was hoog tijd dat de slachtoffers mochten spreken, dat ze werden gehoord. Het verplichtte de kerk om in eigen boezem te kijken en voor haar eigen deur te vegen. Dit proces om werkelijk in de waarheid te komen, is nog niet voltooid. Het hele gebeuren, hoe pijnlijk ook, is echt noodzakelijk. Het is de enige manier om als kerk dichter bij de mensen te komen. Daardoor wordt het duidelijk dat zij een gemeenschap is van mensen die net als iedereen te kampen hebben met onbewuste drijfveren en lagere driften. Het bracht wel een schok mee, een val: de superioriteit van de kerk en zijn bedienaren kon niet langer worden gehandhaafd. Het maakte nederig en die nederigheid heeft de kerk nodig. De weg is nog lang. Het komt eropaan de schaduwkant te integreren. Ook in het gewone leven zijn mensen ermee bezig om in plaats van de volmaaktheid (het perfecte leven) de volledigheid (het leven zoals het is) na te streven. De slachtoffers van seksueel misbruik krijgen stilaan erkenning, hoewel hun verdediging nog steeds belangrijk blijft. Maar er zijn nog zoveel meer mensen waar de kerk meent te moeten over oordelen. Het doet mij pijn als ik zie hoe de kerk omgaat met mensen die een scheiding doormaakten. Ik wil me ook uitdrukkelijk distantiëren van de wijze waarop met holebi’s wordt omgegaan. Het is al een hele opgave voor die mensen om zichzelf te aanvaarden. In mijn aanvoelen zou precies de kerk hen daarin moeten steunen. Ik denk ook aan de afkeuring van euthanasie. Het voorbije jaar was ik een paar mensen die terminaal ziek waren, heel nabij. Ik heb gezien hoe belangrijk het voor hen was om alles in gereedheid te brengen om euthanasie mogelijk te maken. Het gaf hen een grote rust. Ze hadden in hun familie zware aftakeling gezien. Dat wilden zij zichzelf en hun omgeving besparen. Ze wilden waardig sterven. Ook de veroordeling van de abortuswetgeving door de kerk doet mij pijn. Als mensen een abortus laten uitvoeren, is dat bijna altijd vanuit een noodsituatie. De meeste vrouwen lijden er achteraf heel diep onder. Het is alsof ze door die daad zichzelf gekwetst hebben. Een veroordeling door de kerk bemoeilijkt de verwerking van wat ze hebben gedaan. Ik ken mensen die het zichzelf maar niet kunnen vergeven. Het oordeel van de kerk bemoeilijkt in al die situaties de inkeer naar binnen. Vanuit een oordeel ontstaat vaak een verdediging. Als een handeling echt in liefde wordt aanvaard, helpt dat om er zelf eerlijk naar kijken. Als je schaduwkant in liefde wordt opgenomen, is er meer kans dat je mild wordt, dat je werkelijk mededogen kan ontwikkelen, zowel naar jezelf toe als naar anderen. 3
Het handhaven van het verplichte celibaat is volgens mij ook levensvreemd. Er zijn zoveel mensen die geroepen zijn en zich graag ten dienste zouden willen stellen , maar voor wie het celibaat geen optie is omdat het hen afsnijdt van hun verlangen naar een partner, een klankbord, iemand met wie ze het leven kunnen delen. En dan is er nog de houding van de kerk tegenover de vrouw. Ik begrijp niet hoe de kerk zich boven de burgerlijke wetten kan blijven stellen en vrouwen blijft discrimineren. Ze is toch ook een menselijke organisatie? Waarom blijft ze zo vasthouden aan ongelijke kansen ? Zolang de kerk de vrouw niet als gelijkwaardig ziet, kan ze niet geloofwaardig zijn. Nog steeds keren meer en meer mensen de kerk de rug toe en volgen ze hun eigen pad. Gelukkig dat ze hun eigen kompas verkiezen boven de opgelegde wetten van een instantie buiten hen. Maar vele mensen hebben in die mate afgehaakt dat ze nog nauwelijks verontwaardigd zijn. Die onverschilligheid verontrust meer. Als we ons afsnijden van onze spirituele wortels bestaat het gevaar dat het leven wordt herleid tot plat materialisme en hebzucht. Een spirituele tegenbeweging zorgt voor evenwicht in onszelf en in de samenleving. Als ik mij echt een christen wil voelen, dan kan ik mij niet identificeren met het instituut kerk. Het helpt mij als ik dat instituut zie als een tijdelijke vorm en het geen macht geef over mij. Geloven gaat voor mij dan verder en dieper dan elke vorm. In mijn beleving heeft het te maken met het durven leven van je eigen waarheid. De persoon van Jezus inspireert mij daarbij. Ook hij liet zich niet gezeggen door het instituut, de schriftgeleerden, de farizeeën. Hij ging zijn eigen weg. Ook Franciscus van Assisi inspireert mij. In zijn tijd was de clerus vooral uit op wereldse rijkdom en macht. Franciscus kwam daartegen in opstand en hield een pleidooi voor eenvoud en armoede, waarden die haaks stonden op het leven dat machtsbekleders in de kerk leidden. Hij durfde zijn eigen weg te gaan en heeft daarmee vele mensen geïnspireerd, tot op de dag van vandaag. Ook wij mogen onze eigen inspiratie volgen. Naast mijn kritische overwegingen wil ik tegelijk benadrukken welke inspirerende rol de kerk doorheen haar hele geschiedenis heeft gespeeld. Zowel persoonlijk als maatschappelijk en cultureel hebben we heel veel aan de kerk en aan diep gelovige mensen te danken. Zo zijn er bijvoorbeeld de talrijke goede projecten die dankzij de kerkelijke traditie zijn ontstaan: scholen, ziekenhuizen, zorginstellingen. Onlangs nog werd ik geraakt door de getuigenis van zuster Maria in de televisiereeks ‘In Godsnaam’ van Annemie Struyf. Zij leefde vele jaren als missiezuster tussen de indianen in Mexico. Ook de getuigenis die zuster Jeanne Devos tijdens de inspiratiedagen van La Verna bracht heeft mij diep ontroerd. Er zijn ook bekende figuren uit andere culturen en spirituele tradities die zich door het evangelie lieten leiden. Gandhi zegt dat de pacifistische houding van Jezus hem diepgaand heeft geïnspireerd op zijn weg naar geweldloos verzet.
4
Het is zeker niet in de mode om jezelf een christen te noemen. Het vraagt moed. En ik heb het gedurende vele jaren nauwelijks kunnen zeggen. Het voelt een beetje als het verhaal van de verloren zoon die eropuit trekt, de wijde wereld in en ervaringen opdoet, om dan terug te keren naar het huis van zijn vader. Ook ik heb de kerk echt los moeten laten om de essentie te vinden, om te zien wat waardevol is en wat niet dient. Ik besef ook dat mijn uitspraak 'ik ben een christen' volgens de leerstellingen van de kerk betwist kan worden, want veel van wat ik geloof en wat ik niet geloof komt niet overeen met de traditionele uitleg. Toch voel ik in mijn hart dat ik een christen ben. Niet dat ik het christendom als de enig zaligmakende godsdienst zie, of dat ik andere godsdiensten minder waardevol zou vinden. Ik ben zelf een groot pleitbezorgster van religieus pluralisme en openheid. Respect voor elke overtuiging is een heel belangrijke leidraad in mijn leven en ontmoetingen met andersgelovigen of niet-gelovigen verruimen mijn geest. Toch is het christelijk geloof mijn geloof. Het is de taal waarmee ik ben opgegroeid. Ik vergelijk het graag met mijn moedertaal. Ik ben in het Nederlands opgevoed en dat is de taal waarin ik mij het best kan uitdrukken. Zelfs al leerde ik perfect Frans of Engels spreken, dan nog zou het Nederlands de taal zijn waarop ik terugval om mijn meest intieme gevoelens uit te spreken. Precies zo reikt het christelijk verhaal mij een taal aan die mij helpt om mijn weg te omschrijven, om mijn weg naar het hart te gaan. De kennis van andere religies en de inspiratie van mensen uit andere religieuze culturen zijn daarbij verrijkend en zelfs noodzakelijk geweest om de kracht van de christelijke boodschap te ontdekken. In het volgende stuk wil ik vertellen over mijn persoonlijke geloofsgeschiedenis. Als kind ben ik in een christelijk gezin opgegroeid. Mijn vader was een diep religieus man. Elke avond baden we een avondgebed met ons gezin. Het was een gebed dat mijn vader zelf had gemaakt en waarin zijn overleden zus en mijn kleine broertje Jantje, dat aan wiegendood gestorven was, werden opgenomen. Er werd gebeden voor hun zielenrust, maar ook dat ze zouden waken over ons. Zo werd het duidelijk dat er meer was dan dit leven hier op aarde. Er was ook een leven na de dood en de verbinding daarmee werd als een vanzelfsprekendheid meegegeven. Ook de wekelijkse zondagsmis, de klokken die begonnen te luiden, de mensen die op weg gingen naar de kerk, het samenzijn als gemeenschap, het luisteren naar de teksten en de preek, de rituelen die werden voltrokken, dat alles gaf een bedding aan een werkelijkheid die anders was dan het uiterlijke leven. Ik leefde in een religieuze sfeer. God was voor mij een toevlucht als ik mij niet begrepen voelde, een correctie tegen de onrechtvaardigheid die ik als kind al ervaarde, een weg naar liefde ook. We hadden ook een tante nonneke en een nonkel pater en nog andere familieleden in eenzelfde klooster. Wanneer we daar op bezoek gingen, voelde ik de liefde en de gastvrijheid van die gemeenschap. Religie hoorde bij mijn leven. Er is nog een ervaring die mij is bijgebleven. 5
Ik denk dat ik 13, 14 jaar was. Het was op een avond dat mijn zus en ik met mijn moeder spraken over seksualiteit. Dat heette toen: seksuele voorlichting. Het was niet evident dat je wist hoe dat ging, hoe kinderen werden verwekt. Ik was er nieuwsgierig naar, wou het graag weten. Door dat gesprek ontstond er een intieme sfeer. Ik herinner mij dat mijn moeder moeite had om de zaken te benoemen. De voorlichting was eerder suggestief dan dat alles expliciet gezegd werd. Maar ik kreeg die avond wel een heel helder beeld: ik zag een jongen en een meisje hand in hand in de maneschijn en God was bij hen. Er was een diepe verbinding, het vormde een geheel. Ik voelde sterk hoe liefde, intimiteit en seksualiteit verbonden waren met God. Als ik dat nu in de taal van de volwassene zou formuleren ging het om de samenhang tussen erotiek en mystiek die ik aanvoelde. Omdat ik zo'n sterke verbinding voelde met God, met het hogere, was ik bang om 'geroepen' te worden. Ik wilde trouwen en kinderen krijgen. In mijn visioen kwamen die twee dingen wel samen: de verbinding met een partner en de verbinding met God, maar in de realiteit zoals ik die kende, was dat niet te verzoenen. Je moest een keuze maken. Ik koos heel overtuigd voor het huwelijk en voor kinderen. Ik werd ouder en was vooral met leeftijdsgenoten bezig. Hun verhalen interesseerden mij. Maar ik bleef wel religieus gevoelig. Vanaf mijn 16 jaar, als student en als jong gehuwde nam ik deel aan groepen die diepgang zochten: de groepen voor meer christelijk leven. Als jonge moeder gaf ik catechese in een parochie in Gent. Mijn man en ik zaten ook in een gezinsgroep. Eind de jaren 70 kwam er een ommekeer in mij. Het was de tijd van ontkerkelijking. Kritische en progressieve stemmen lieten zich horen. Zelf voelde ik dat mijn weg binnen de kerk, met de catechese, de zondagmis, de gezinsgroep, mij niet langer voldoening gaf. Ik miste iets. En ik ging op zoek. Ik begon gezinswetenschappen te studeren en kwam in contact met vele medestudenten met wie ik mijn ervaringen kon delen. Ook de docenten gaven les vanuit hun ervaring. Spreken over het leven zoals het echt was, vond ik heel verrijkend. Dat had ik nodig. Niet spreken boven de hoofden, vanuit een ideaal, maar vanuit de realiteit. Na die studie besloot ik nog een stap verder te zetten. Ik startte met de opleiding gestalt en psychosynthese. Hier kwam het geloof niet expliciet ter sprake. Ik zat in een groep met mensen van alle slag. Dat vond ik heel boeiend. Wat telde, was het delen van ervaringen en het expliciet vragen naar de persoonlijke beleving. Daardoor kreeg elk verhaal een diepere laag. Er was de onvoorwaardelijke acceptatie van de beleving van de ander. Ik leerde zien dat elke mens de werkelijkheid op een heel eigen wijze ervaart en dat iedereen een eigen pad gaat. Hier was, in tegenstelling tot in de kerk, geen te volgen ideaal, geen model. De verhalen van mensen raakten mij diep, ze ontroerden mij. Ook de wijze waarop met die verhalen werd omgegaan door de begeleiders, beroerde mij. In de onvoorwaardelijke acceptatie voelde ik liefde. En precies dat raakte mijn hart. In de kerk werd over liefde gesproken, hier kon ik ze voelen. Een wereld ging open. 6
Toch had ik ook vragen. Was alles dan aanvaardbaar? Wat was nu mijn houvast? Ik zag geen kader. Ik kon die nieuwe wereld nog niet integreren. Ik stopte met de opleiding en ging terug naar mijn geloof, op zoek naar houvast. In het KUC (de studentenparochie van Gent) was men gestart met zondagsvieringen. Het waren randkerkelijke eucharistievieringen waarin paters dominicanen en geëngageerde leken voorgingen. Daar voelde ik mij op mijn plaats. Na een tijdje werd ik voorganger. Ik verdiepte mij in de Bijbel op de manier die ik in de gestaltopleiding had geleerd. Ik nam mijn ervaringen ernstig. En dus liet ik de teksten echt binnenkomen, ook in mijn lichamelijke beleving. En ik toetste het verhaal aan mijn concrete leven. Wat herken ik? Wat roept weerstand op? Ik proefde de woorden, liet ze bezinken, mediteerde erover en ontdekte de verschillende gelaagdheden in het verhaal. Naarmate ik mij inleefde in de verschillende personages kon ik hun reacties beter plaatsen en wat verteld werd beter begrijpen. Ik voelde ook wat de rol van Jezus was. Ik ontdekte hem, niet zozeer als de zoon van God maar als een mens onder de mensen, iemand waarin ik mij kon herkennen. Hij stond niet boven of buiten ons. Hij was een van ons. God was voor hem de bron waaruit hij leefde en waaruit ook ik kon leven. Ik leerde ook de kracht van Maria kennen. In het Magnificat las ik hoe ze een profetes, een visionaire was. Het beeld van de moeder en de troosteres werd aangevuld door dat van een vrouw die vanuit haar innerlijke kracht leefde en die haar zoon voorging op het spirituele pad. De genezingsverhalen uit het evangelie troffen mij. Als mensen bij Jezus kwamen en vroegen om genezen te worden of om iemand te genezen die hen dierbaar was, dan vroeg hij hen niet of ze de wetten van de schriftgeleerden en farizeeën navolgden, neen hij gaf hun vertrouwen. Hoeveel keer staat er niet in het evangelie: 'vrees niet' en 'je geloof heeft je gered'? Dat geloof had alles te maken met vertrouwen. De mensen kwamen bij Jezus met het verlangen om te genezen. Ze gaven toe dat ze het niet redden, ze gaven zich over. Dat kon ik echt herkennen. Als je je ervan bewust bent dat er iets mis gaat en erop vertrouwt dat je geholpen kan worden, dan ga je de weg naar heelwording. Jezus beantwoordde het vertrouwen van mensen met vertrouwen. Hij sprak woorden als: ‘ga naar huis en je zal zien dat je dochter genezen is’ of 'sta op, neem je bed en ga naar huis'. Hij stelde daarbij geen voorwaarden, hij handelde vanuit liefde. Hij verbond zich met de innerlijke kracht van de mens die zich tot hem richtte. En precies deze verbinding deed genezen. Ik leerde het boekje kennen: 'Hoe Jezus zelf leerde geloven'. Alleen al de titel inspireerde mij. Jezus is ook een innerlijke weg gegaan. We kunnen in de Bijbel lezen hoe hij eerst vanuit woede de koopmannen uit de tempel verjaagt, maar later over de soldaten die hem aan het kruis nagelen, zegt: ‘vader vergeef het hen want ze weten niet wat ze doen'. Jezus ging de weg naar de uiteindelijke intimiteit met God, die hij zijn vader noemde, en van daaruit kon hij zeggen: 'mijn vader en ik zijn één'. Dat herkende ik. Jezus was inspirerend voor mij, niet zozeer als de man die gevolgd moest worden, wel als iemand die trouw was aan zijn innerlijke weg en daarin tot het uiterste ging. Die trouw werd voor mij een ankerpunt. Het hielp mij om te kunnen omgaan met afwijzing. Het hielp mij om in bepaalde periodes van mijn leven door de woestijn te gaan, niet wetend waar ik zou uitkomen, maar wel trouw aan mezelf. Ik ervaarde dat ik eenzaamheid, duisternis en niet 7
weten verkoos boven onwaarachtigheid. Leven in waarheid was noodzakelijk indien ik wou thuiskomen in liefde. Mij inleven in Bijbelverhalen hielp mij om de grond van mijn bestaan te vinden en mijn kwetsbaarheid als deel van het leven te zien. Het was de periode waarin ik thuis was met mijn vier kinderen. Mijn man had als arts in een ziekenhuis een druk en geëngageerd beroepsleven. Mijn leven en zijn leven, het waren werelden van verschil. Toch voelde ik dat het geen enkel belang had wat je deed, maar dat het de innerlijke gesteldheid is die waarde aan iets geeft. Ik schreef in een van mijn teksten: ‘Of ik nu aardappelen sta te schillen of mijn man zit bij een stervende patiënt, het heeft allebei evenveel waarde. Niet wat je doet is van belang, maar hoe je het doet.’ Ik noem die tijd nu mijn zenperiode. Maar alles verandert en het moment was daar om uit mijn eenzaamheid en duisternis te komen. Het was geen bewuste beslissing, het gebeurde gewoon. Vanuit de leegte en het vrij worden van verwachtingen, verlangde ik nu om mij te verbinden met anderen. Ik besloot opnieuw opleidingen te volgen, deze keer met de bedoeling om mensen te begeleiden. Mij vestigen als therapeute was een sprong in het duister. Beangstigend ook. Ik was mij er goed van bewust dat mijn inzet mezelf was, niet de een of andere theorie of het een of ander systeem. Mijn eigen kwetsbaarheid zou oog in oog komen te staan met de kwetsbaarheid van de ander. Deze stap betekende dat ik zou durven leven vanuit mijn ziel, vanuit wie ik ten diepste ben. Ik was toen 40 jaar. Eens ik de stap had gezet, kwam er geleidelijk aan ontspanning. Ik merkte hoe ik meer mens werd door mij te verbinden met het leed en de kwetsbaarheid van een ander. Ik merkte ook dat de mensen die ik begeleidde mijn grote leermeesters werden. Hun kwetsbaarheid of hun gekwetst zijn was telkens opnieuw een uitnodiging om mij te verbinden met de liefde in mijzelf en hen van daaruit nabij te zijn. Soms voelde ik weerstand en moest ik mij zuiveren van mijn eigen oordelen. Enkele jaren later kwam mijn kennismaking met De Harp, een franciscaans centrum in Izegem. Tot dan was ik nogal eenzaam op mijn pad. Ik begeleidde veel mensen met wie ik mij verbonden voelde, maar er was geen gemeenschap waarin ik was opgenomen. In De Harp vond ik zo'n gemeenschap. Ik ontmoette er mensen die gelijkgestemd waren. Ik ervaarde een sfeer waarin ik me thuis voelde. Het deed me heel veel: nu kwam ik werkelijk thuis, zowel daar op die plaats als in mijn eigen hart. Ik vond diepe rust, leerde mij helemaal overgeven aan het leven zoals het is, ervaarde ook hoe ik werd geleid en mocht vertrouwen dat alles in mijn leven betekenis had. Een diepe overgave nam bezit van mij. In de Harp was er bezieling, er waaide een geest. En die nam iedereen mee. Daardoor kreeg elke ontmoeting kleur. Vanuit mijn positieve ervaringen met dit franciscaans centrum ging ik op zoek naar de figuur van Franciscus. Franciscus raakte mij om verschillende redenen. Er was zijn keuze om zijn ziel te volgen tegen de verwachtingen van zijn vader in. Ook de omhelzing van de melaatse raakte mij : de 8
omhelzing van de kwetsbaarheid en hoe die je brengt bij God, bij liefde. Zijn kosmische mystiek trof mij: alles werd in liefde opgenomen, ook de dieren en planten, de aarde, de zon en de maan. Het ging niet alleen om de mens, het ging om de hele schepping. Ik realiseerde mij dat alles is bedoeld om tot zijn bestemming te komen, om tot expressie te komen. En dat alles verbonden is met elkaar. Het was een ingrijpende periode. Ik voelde hoe zowel mijn persoonlijkheid als mijn ziel in een allesomvattende liefde werden opgenomen. Mijn persoonlijkheid met alles wat in mij leefde aan verlangens en ontgoochelingen, aan kansen en beperkingen, aan vreugde en verdriet, aan liefde en angst, ... alles mocht er zijn. Tegelijk werd mijn ziel aangesproken. Ik voelde een liefdeskracht in mij, in alle mensen en in alles wat leeft, een liefdeskracht die heel het universum omspant en waar ik deel van uitmaak. Persoon en ziel: ik zag ze nu als bondgenoten die elkaar nodig hebben om de unieke mens te worden die we potentieel zijn. Toen De Harp sloot, voelde ik de noodzaak om een nieuwe gemeenschap op te richten. La Verna werd geboren, een plaats waar mensen zouden kunnen thuiskomen met alles wat in hen leeft, een plaats waar hun persoon en hun ziel helemaal worden aanvaard en opgenomen in een grote liefdesstroom. Ik ben mij er heel goed van bewust dat het altijd stukwerk is, dat het nooit helemaal kan lukken, maar precies daardoor blijven we alert. We zijn er nooit. Het niet-perfecte houdt ons wakker en doet ons verder gaan. Blijven vertrouwen is voor mij de essentie. Is La Verna dan een franciscaanse beweging? Een christelijke beweging? In mijn beleving is La Verna ruimer dan dat. De openheid voor en de voeling met de mystiek, het universele maakt dat er een fundamenteel respect is voor ieders overtuiging. Ik voel La Verna aan als heel pluralistisch en ik wil ook dat ze dat is. In de periode van De Harp en daarna ging mijn hart open en kwam ik in contact met heel verschillende religieuze stromingen en levensbeschouwingen. Zo kon ik even goed deelnemen aan weekends met de zenleraar Ton Lathouwers als aan samenkomsten met Mansukh Patel, die een hindoe is. Ik ging op retraite bij Thich Nhat Hanh in Plum Village en ervaarde er de kracht van liefde, eenvoud en authenticiteit. Ik verdiepte me in het leven van Rumi, een soefistische mysticus, en ook dat maakte een grote indruk op mij en verruimde mijn geest. Ik volgde ook de kabbala, lessen in joodse mystiek en tegelijk universele levenslessen. Door dat alles besefte ik: het doet er niet toe vanuit welke inspiratie een mens de weg naar liefde vindt. Ik voel me een christen én een universeel gelovige. Als afronding sta ik nog even stil bij de vraag: ‘Voor welke uitdagingen staat de kerk de dag van vandaag?’. Vijf aandachtspunten wil ik daarbij kort schetsen. 1. Het ontdekken van het vrouwelijke en het geloof in de kracht van de vrouw
9
In de eerste christelijke traditie is er aandacht voor de kracht van de vrouw. In het Magnificat ontmoet je Maria als bewogen vrouw, als profetes, als visionaire. Hier spreekt ze vrijuit, tegen de gevestigde machten en tegen de hiërarchie. Maria heeft vele gedaanten: ze is moeder , ze is troosteres, ze is profetes. Als moeder en troosteres leeft ze vooral verder in de volksdevotie. De kerk heeft echter het aspect ‘Maria als profetes’ weinig naar voor geschoven. Alles werd toegespitst op het dogma van haar onbevlekt ontvangenis en haar maagdelijkheid. Je kan die maagdelijkheid nochtans even goed zien als volledige en zuivere dienstbaarheid, een loskomen van begeerte en eigengewin, een krachtige toewijding aan de liefde. 2. Het ontdekken van de vruchtbare verbinding van het mannelijke met het vrouwelijke: het innerlijk huwelijk Maria Magdalena komt nu meer en meer in de belangstelling en dat is een goede zaak. Ook het gegeven dat ze misschien de geliefde en de zusterziel was van Jezus kan tot iets goeds leiden. Eindelijk is er een opening om het huwelijk niet als minderwaardig te zien aan het celibaat en te beseffen dat de verbinding tussen man en vrouw een grondslag kan zijn voor een leven in liefde en verbondenheid met velen. 3. Het ontdekken dat we een rechtstreekse verbinding hebben met God Ieder van ons draagt diep in zijn kern een goddelijke vonk. Wij kunnen allen, elk op onze eigen manier, iets ervaren van verbondenheid met de universele liefde, met het Al, met God. Misschien stelt zich de vraag of we nog priesters nodig hebben op ons pad naar geloof en vertrouwen. We hebben zeker nood aan geïnspireerde mensen, mensen die zich verdiepen in religie, maar dat kunnen even goed gehuwden als ongehuwden zijn, even goed vrouwen als mannen. 4. De noodzaak van het zoeken naar een ander taalgebruik Het taalgebruik in de kerk is achterhaald. God wordt aangesproken als de Heer of als de Vader, dus als een persoon. Maar God is geen persoon. We roepen God zo wel aan omdat dit de intiemste manier is om ons met de goddelijke kracht te verbinden, maar ik zou het woord ‘God’ laten zoals het is en er geen persoon van maken. Ik kan God of het goddelijke niet herkennen in het woord 'Heer' of 'Vader' of een andere persoonlijke aanspreektitel. Laat God God zijn. Jezus als mens is heel inspirerend en ik denk dat het goed is dat we iemand concreet voor ogen hebben, net zoals de boeddhisten Boeddha kennen en de moslims Mohammed. Het kan helpen om het religieuze concreter te maken en het dichterbij het eigen leven te brengen. In deze tijd worden we ons ervan bewust dat Christus staat voor de goddelijke energie die zich in Jezus heeft gemanifesteerd. We worden ons ervan bewust dat wij allen zonen en dochters zijn van God of van het Leven, en dat wij allen de Christusenergie in ons kunnen laten ontwaken. Dit bewustzijn vraagt om een andere en meer herkenbare taal dan die wij nu kennen binnen de kerk. 5. Het loskomen van het dogmatische Ik ben ervan overtuigd dat het een groot goed zou zijn als de kerkleiders zich minder zouden toespitsen op dogma’s, regels en wetten en minder zouden oordelen en veroordelen. De 10
kloof met wat er zich werkelijk afspeelt in de maatschappij waarin wij leven, is nog nooit zo groot geweest. Wij allen hebben nood aan een kerk als bron van inspiratie in plaats van een kerk van de leer. Alleen dan kan de kerk een gemeenschap zijn waarin mensen in liefde kunnen thuiskomen. Geloofsgetuigenis (geschreven in 2004 bij de oprichting van La Verna) Ik geloof dat God oneindige liefde is en zich steeds opnieuw uitdrukt in de schepping, in iedere mens en in al wat leeft. Ik geloof dat wij God steeds opnieuw op het spoor kunnen komen en ons aan hem mogen toevertrouwen, wat er ook in ons leven gebeurt. Ik geloof dat wij mogen thuiskomen in de intimiteit tussen God en de mens en dat het onze uiteindelijke bestemming is daarmee samen te vallen. Ik geloof dat Jezus een mens was die heel goed verstond wat God met hem voorhad en die zijn leven daarnaar heeft gericht. Ik geloof dat hij dit gedaan heeft tot het uiterste toe en dat hij ook in zijn lijden en dood trouw was aan het diepste van zichzelf en aan datgene wat hem met het allerhoogste verbond. Ik geloof dat ik, net als alle anderen, geroepen ben om mijn leven te richten naar wat God met mij voorheeft. Ik geloof dat ik de kracht krijg om dat op mijn eigen wijze te doen. Ik geloof dat ik hiertoe geïnspireerd word door de Geest die in iedere situatie nieuwe kansen biedt en mij ten allen tijden kan verrassen. Ik geloof dat ik mij kan openstellen voor de Geest. Ik geloof ook dat wij de Geest in elkaar kunnen aanspreken, dat wij als mensen elkaar kunnen inspireren, aanmoedigen en helpen. En dat wij zo een gemeenschap kunnen vormen die het goede oproept en zichtbaar maakt. Ik geloof dat wij ons kunnen verbinden met alle mensen en alle gemeenschappen die verlangen te leven vanuit de inspiratie van menswording, waar ook ter wereld en vanuit welke gezindheid ook. Ik geloof dat wij zo, elk apart en allen samen, een steentje kunnen bijdragen aan een menselijke, hartelijke en vredevolle wereld. Kristin Vanschoubroek
11