Bezinningsbijeenkomst H.A. d.d. 11 september 2014. We zingen: Ps. 16 : 3; Ps. 40 : 8 We lezen: Efeze 3 : 14 - 21 Beste gemeente, hier en thuis, De vorige keer hebben wij het tweede gedeelte van de opwekking tot dankzegging besproken. Vanavond richten we ons op het dankgebed, waarmee het formulier afsluit. In vroegere tijden werd de Avondmaalsbediening wel afgesloten met de opwekking, ook wel lofprijzing genoemd, of met het dankgebed hetgeen we vanavond willen bespreken. De predikant was vrij in zijn keus. Hij kon danken met de woorden van de lofprijzing, maar ook wel met de woorden van het dankgebed zelf. Het is niet te achterhalen wanneer die scheiding is aangebracht. Zo rondom de Dordtse synode van 1618-1619 is die keuzemogelijkheid vervallen en zijn de woorden ‘of aldus’ vervangen door: zo spreke een ieder met aandachtige harten, of zoals het hertaalde formulier verwoordt: een ieder spreke in zijn hart. De lofprijzing werd van toen af meer gezien als een geestelijke voorbereiding of opwekking, die aan de dankzegging voorafging. Het dankgebed bestaat uit een vrij geformuleerd gedeelte en het Onze Vader. Het eerste deel is een dankzegging aan God vanwege drie grote gaven, nl.: 1. dat Hij Zijn eniggeboren Zoon tot een Middelaar en Offer geschonken heeft. 2. dat Hij aan ons het waarachtig geloof geschonken heeft; 3. dat Hij door Christus het sacrament van het Heilig Avondmaal tot sterking van het geloof geschonken heeft. Het tweede deel van het vrij geformuleerde gebed, voordat met het Onze Vader wordt afgesloten, is het gebed om een toenemen in het rechte geloof en in de zalige gemeenschap met Christus.
Je zou kunnen zeggen: Het gebed om de zegen op het gebruik van het Heilig Avondmaal, tot uiting komend in, dat wij: 1. ons hoe langer en meer met een vast vertrouwen aan Christus gaan overgeven, en 2. meer en meer in Zijn gemeenschap mogen leven. We gaan terug naar de aanhef van het dankgebed: o, almachtige, barmhartig God en Vader. Dat is een tere en kinderlijke aanspraak. De HEERE God wordt in Zijn drie wezenskenmerken aangesproken: In Zijn almacht, barmhartigheid en in Zijn Vaderschap. We zullen met de laatste ‘deugd’ beginnen, want om in de eerste twee wezenskenmerken te roemen, t.w. in Zijn almacht en barmhartigheid, zal voor niemand onder ons een probleem zijn. Met het Vaderschap ligt het vermoedelijk moeilijker. Waarschijnlijk zijn er onder ons die om verschillende redenen niet zo maar een, twee, drie, de Vadernaam op de lippen nemen. Wie ben ik, dat Ik God, mijn Vader noem? Dat gaat zo maar niet! Daar moet wel wat aan voorafgaan! Op zich kunnen en mogen we daar niets tegen inbrengen. Eerst in de weg van de wedergeboorte wordt God onze Vader. Het is eerst de Geest van God, Die de Vadernaam op ons lippen legt en deze Naam doet spellen. Dat is het werk van de Geest der aanneming tot kinderen. En toch wordt in de eeuwenoude formuliergebeden meermalen God als Vader aan geroepen. En wat te zeggen van de aanhef van het allervolmaaktste gebed: Onze Vader, Die in de hemelen zijt! Is dat om goedkoop gebruik van de Vadernaam te bevorderen? Integendeel! Veel meer om met de Heidelbergse Catechismus te spreken: Opdat Hij van stonde aan in het begin van ons gebed, in ons de kinderlijke vrees en vertrouwen in God verwekke…! Laten we ons er toch van bewust zijn, dat er niets, maar dan ook niets in onszelf is, en geen enkele geestelijke kwaliteit in ons is, waardoor wij God als onze Vader kunnen aanroepen. Het is alleen door Gods genade. We ontlenen onze vrijmoedigheid, als het goed is, alleen aan de grondeloze barmhartigheid van God.
De Heere wil met het aanroepen van Zijn Vadernaam het vertrouwen in ons, hoe wij ook in het geloof staan, of dat nu groot of klein is, aangevochten en bestreden, verwekken en versterken. Er is dus wel geloof vereist. Zonder geloof is bidden een slag in de lucht. Zonder levende band met Christus is God onze Vader niet. Maar nogmaals, hoe klein en aangevochten het geloof ook kan zijn, de Heilige Geest doet niets liever dan de Vadernaam op onze lippen te leggen om de kinderlijke vreze en het vertrouwen in ons te verwekken. Na de aanhef komen we bij de inhoud van het gebed. De gemeente van de Heere dankt God, de Vader van ganser harte, omdat Hij het is, Die het hart vervult met Zijn genade, vanwege Zijn grondeloze barmhartigheid. Een barmhartigheid, die niet te peilen is. Zoals gezegd, bestaat de dankzegging uit drie punten, waarin God de Vader geheel centraal staat. Wij danken de Heere: 1. dat Hij Zijn eniggeboren Zoon tot een Middelaar en Offer geschonken heeft. 2. dat Hij aan ons het waarachtig geloof geschonken heeft; 3. dat Hij door Christus het sacrament van het Heilig Avondmaal tot sterking van het geloof geschonken heeft. Bij al de drie punten een korte opmerking: Ad. 1. : dat Hij Zijn eniggeboren Zoon tot een Middelaar en Offer geschonken heeft. God schenkt Zijn Zoon als Middelaar en Offer. In het Evangelie wordt Christus hoorbaar aangeprezen. In de Sacramenten zichtbaar en bij het H.A. zelfs tastbaar. Hij is tot een spijs en drank voor het eeuwige leven. Aan de Dis wordt de gemeenschap met Hem ervaren, het leven versterkt en bemoedigt en het eeuwige leven in beginsel gesmaakt. Wat willen we meer? Ad. 2. : dat Hij aan ons het waarachtig geloof geschonken heeft; Het geloof is een gave van God, dat de Heilige Geest in ons hart werkt. Het geloof, waardoor wij Gods weldaden deelachtig worden. Het geloof geeft ons een hart en handen om te ontvangen, om aan te nemen en vast te grijpen.
Zijn we het ons bewust? De Heere geeft ons een dubbel gave: De Heere schenkt ons Zijn Zoon, maar ook het geloof. En tot het wezen van het geloof behoort niet alleen het kennen en vertrouwen, maar ook het deelachtig worden aan Christus’ gaven. Die twee mogen wij niet scheiden. Ook hier geldt: wat God samengevoegd heeft, scheide de mens niet. Ad. 3. : dat Hij door Christus het sacrament van het Heilig Avondmaal tot sterking van het geloof geschonken heeft. God heeft Zelf het H.A. voor ons ten goede gedacht: tot versterking van het geloof. Een teken van Zijn liefde en genade en grondeloze barmhartigheid. Is er groter liefde denkbaar? Zijn er betere tekenen en zegelen te bedenken, dan Zijn eigen gebroken Lichaam en vergoten Bloed, die ons kunnen vertroosten en bemoedigen, ja, die ons geloof versterken? Aan de Dis wordt het goede van Gods huis gesmaakt. Het tweede deel van het vrij geformuleerde gebed, voordat met het Onze Vader wordt afgesloten – zo zeiden we al - is het gebed om een toenemen in het rechte geloof en in de zalige gemeenschap met Christus. Het gebed om de zegen op het gebruik van het Heilig Avondmaal, tot uiting komend in, dat wij: 1. ons hoe langer en meer met een vast vertrouwen aan Christus gaan overgeven, en 2. meer en meer in Zijn gemeenschap mogen leven. Ons in vast vertrouwen aan Christus overgeven. We bidden er om, omdat we wel aanvoelen dat onze voornemens op dit punt stranden. Onze trouw is zo zwak, zo gevoelig voor onze gemoedsstemmingen, beproevingen en aanvechtingen van de Boze. Heere, schenk Gij Uw trouw, opdat wij U vast vertrouwen en met onverbrekelijke banden aan U verbonden zijn. En tot slot bidden wij, dat wij meer en meer in Zijn gemeenschap mogen leven. Dagelijks toenemen in de gemeenschap met Christus. Dat we groeien in het geloof. Niet alleen op de dag van de Avondmaalsbediening, maar ook alle dagen erna. Waar en oprecht geestelijk leven kenmerkt zich door groei. Stilstand is immers achteruitgang.
De Heere wil de banden met ons aanhalen en wij met Hem. Met de woorden van 2 Petr. 3:18 bidden we: doe ons opwassen in de genade en kennis van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus, opdat we tot Uw eer leven, totdat U komt. Amen. Discussievragen: 1. Hoe is de aanhef van uw en jouw gebed? M.a.w.: hoe spreekt u/jij de Heere aan? Wat is de ‘meerwaarde’ van het gebruik van de Vadernaam met het oog op het Heilig Avondmaal? 2. In het dankgebed wordt God voor Zijn drie grote gaven gedankt: a. dat Hij Zijn eniggeboren Zoon tot een Middelaar en Offer geschonken heeft. b. dat Hij aan ons het waarachtig geloof geschonken heeft; c. dat Hij door Christus het sacrament van het Heilig Avondmaal tot sterking van het geloof geschonken heeft. Bespreek deze grote gaven eens met elkaar. Welke gave spreekt u/jou het meest aan? Is in het in ons leven(swijze) altijd zichtbaar dat we uit deze grote gaven leven? 3. Met het slot van het dankgebed bidden we dat wij: a. ons hoe langer en meer met een vast vertrouwen aan Christus gaan overgeven, en b. meer en meer in Zijn gemeenschap mogen leven. Bespreek ook deze twee gebedspunten met elkaar en maak ze eens heel concreet.