Bezinnen op het toeristenpastoraat
Toeristenpastoraat van het IWR: verleden, heden en toekomst
‘Scriptie Master Religiestudies Universiteit van Amsterdam’ Route Religie & Professie
Door: Linda Ottevanger Begeleid door: Dr. Sipco J. Vellenga Datum: donderdag 22 juli 2010 Plaats: Amsterdam
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord………………………………………………………………………………………4 Inleiding………………………………………………………………………………………..5-7 Hoofdstuk 1: Terminologie…………………………………………………………………….8-11 Hoofdstuk 2: De context van het toeristenpastoraat…………………………………………..12-15 Paragraaf 2.1: Het bezinningstoerisme. Toerisme als trend en haar toekomstige ontwikkeling………………………………..12-15 Hoofdstuk 3: Het Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie……………………………16-24 Paragraaf 3.1: De stageverlener: het IWR…………………………………………….16-17 Paragraaf 3.2: Verleden en heden van het IWR en het toeristenpastoraat……………17-24 Hoofdstuk 4: Geloof en geloofsbeleving in Nederland………………………………………25-38 Paragraaf 4.1: Secularisering………………………………………………………….25-26 Paragraaf 4.2: Religieuze transformatie………………………………………………27-38 Hoofdstuk 5: De praktijk van het toeristenpastoraat…………………………………………39-45 Paragraaf 5.1: Analyses van werkverslagen uit het toeristenpastoraat………………39-43 Paragraaf 5.2: Kritische vragen bij werkverslagen uit het toeristenpastoraat………..44-45 Hoofdstuk 6: Conclusie………………………………………………………………………46-51 Hoofdstuk 7: Aanbevelingen voor het IWR…………………………………………………52-56 Hoofdstuk 8: Suggesties voor vervolgonderzoek……………………………………………….57 Slotwoord……………………………………………………………………………………….58 ‐ 2 ‐
Samenvatting…………………………………………………………………………………59-60 Bibliografie…………………………………………………………………………………...61-64 Bijlage………………………………………………………………………………………...65-90 Samenvattingen van toeristenpastoraat verslagen…………………………………….65-87 Rekening van 2006, begroting en rekening van 2007 en begroting van 2008………..….88 Kolommenbalans van 2008………………………………………………...…………89-90
‐ 3 ‐
VOORWOORD
In dit verslag doe ik onderzoek naar en voor het toeristenpastoraat in Nederland, dat wordt vormgegeven door stichting Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie (IWR). Dit verslag vloeit voort uit mijn stage bij het IWR, die ik in de zomer van 2009 liep. Tijdens deze stageperiode mocht ik zelf in de schoenen van de toeristenpastor staan; ik werd toeristenpastor op camping de Flaasbloem in Chaam. Naast dit praktische gedeelte van mijn stage mocht ik ook een blik achter de schermen werpen bij mijn stageverlener, die onder andere deze en meer vormen van toeristenpastoraat faciliteert. Ik liep een week mee bij de stichting, leerde over het wel en wee van de organisatie, de bestuursfuncties en financiën, en ging op veldwerk naar Zeeland met Wil Rombouts, ontwikkelaar van pastoraat en staffunctionaris bij het IWR, om de actuele stand van zaken van het toeristenpastoraat aldaar te ondervinden. Verder verzamelde ik op het kantoor van het IWR verslagen van toeristenpastores, nieuwsbrieven, brochures, folders en literatuur voor het derde onderdeel van mijn stage, waarvan dit verslag het eindproduct zal zijn. In dit derde onderdeel komen de hiervoor genoemde onderdelen, namelijk stichting IWR, de praktijk van het toeristenpastoraat en de door mij bestudeerde literatuur, samen. Ik wil hier tevens van de gelegenheid gebruik maken om een aantal partijen en mensen die op één of andere wijze hebben meegewerkt aan mijn stage(plek), het tot stand komen van mijn onderzoek en bijbehorend verslag, hartelijk te bedanken. Dat is allereerst het IWR zelf, in de naam van pastoraat ontwikkelaar en staffunctionaris Wil Rombouts en secretaresse Gerdien de Zee-Franken. Zij hielpen mij op het kantoor van het IWR om aan alle informatie van het IWR (toeristenpastoraat verslagen, brochures, nieuwsbrieven, hand-outs, enzovoorts) te komen dat ik nodig had. Ook dacht Wil Rombouts met mij mee als het ging om mijn onderzoek en onderzoeksvragen en nam mij mee op veldwerk, hetgeen ik als erg leuk en plezierig heb ervaren. Ook het bestuur van het IWR, met name voorzitter Theo van Driel, wil ik bedanken. Het was fijn dat ik de bestuursvergadering in november 2009 bij mocht wonen en dat Theo van Driel tijd vrijmaakte om verder van mening te wisselen rondom toeristenpastoraat en mijn onderzoek. Mijn begeleider op de camping, Ida Lems, en alle mensen van de werkgroep Kerk & Toerisme in Chaam wil ik ook bedanken. Als toeristenpastor kwam ik in een fijne omgeving terecht en ik heb de bijeenkomsten met mijn begeleider en met de werkgroep altijd als zeer stimulerend ervaren. Ten tweede wil ik de Universiteit van Amsterdam bedanken, in de naam van Sipco Vellenga, mijn begeleider. Hij hielp mij het wetenschappelijke onderzoek goed vorm geven. Ten slotte wil ik mijn vriend Jeroen Kamstra bedanken voor zijn onvoorwaardelijke steun tijdens het schrijven van mijn verslag. ‐ 4 ‐
INLEIDING
Voor mijn caravan: “Kijk Petita, deze mevrouw is van de kerk!”, op de thee bij de buurtjes: “Dus jij wordt later priester?” en op de tennisbaan: “Nou, Bram, wil jij nu een potje tegen onze pastoor?”. Het is slechts een greep van uitspraken waarmee de gesprekken begonnen op camping de Flaasbloem in Chaam, waar ik voor mijn drieledige stage in augustus 2009 twee weken de rol van “campingpastor” vervulde. Mijn taak als campingpastor was vooral hierin weggelegd dat ik beschikbaar was voor de campinggasten en hen een luisterend oor bood. Ook zette ik activiteiten voor hen op touw. In dit verslag wil ik mij verdiepen in de werking van het toeristenpastoraat, zoals dat de afgelopen jaren tot stand komt. Het Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie is nauw verbonden met deze vorm van bezinningstoerisme, daar zij handreikingen doet voor invulling door de pastores, en zorgt voor nieuwe vormen en modellen waarin toeristenpastoraat gegoten kan worden. Ook verschaft zij cursusdagen voor (toekomstige) pastores. 1 Met name in de afgelopen decennia is het religieuze landschap in Nederland ingrijpend veranderd. Ik ben benieuwd wat de oorzaak van deze ontwikkelingen precies is. Verder ben ik benieuwd op welke manier het IWR kan inspelen op deze veranderingen. In dit verslag wil ik beiden onderzoeken. Ik hoop te kunnen bijdragen aan ideeën voor nieuwe manieren waarop het IWR toeristenpastoraat vorm kan geven. De onderzoeksvraag waar ik mij in dit verslag op zal focussen, wordt in dit verband: “Is er met het oog op de nieuwe behoeftes op het gebied van spiritualiteit, religie en zin verbetering van het toeristenpastoraat nodig, zoals dat vanuit het IWR tot stand komt?” De twee deelvragen die ik heb opgesteld om tot deze hoofdvraag te komen, zijn: “Hoe functioneert het toeristenpastoraat dat het IWR aanbiedt en vormgeeft in Nederland?” en “Welke nieuwe behoeftes doen zich voor op het gebied van spiritualiteit, religie en zin? En in welke mate komt het toeristenpastoraat tegemoet aan deze nieuwe behoeftes?” In dit verslag zal ik als volgt te werk gaan. In hoofdstuk 1 geef de terminologie weer, welke de begrippen religie, spiritualiteit, zin, toeristenpastoraat en bezinningstoerisme bevat. Van deze begrippen maak ik in dit onderzoek veelvuldig gebruik en een helderheid rondom hetgeen ik onder deze begrippen versta, is daarom een vereiste om mee te beginnen.
1 Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd. 25 jaar stichting Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie, Zeist: Donath, maart 2001, 9.
‐ 5 ‐
Na de terminologie geef ik in hoofdstuk 2 de context van het toeristenpastoraat – toerisme, en in het bijzonder bezinningstoerisme – weer. Daarna zal ik in hoofdstuk 3 weergeven wat stichting IWR, mijn stageverlener, precies inhoudt en waar het voor staat. Ook zal ik de vroegere en huidige situatie van het toeristenpastoraat weergeven, voornamelijk aan de hand van de brochure Geloven in vrije tijd. 25 jaar stichting Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie door W. Meijnhardt (red.) e.a. Onder andere de organisatorische ontwikkelingen, diverse visies op toeristenpastoraat en op behoeftes van de recreanten komen in dit hoofdstuk voorbij. Het biedt een antwoord op mijn eerste deelvraag: “Hoe functioneert het toeristenpastoraat dat het IWR aanbiedt en vormgeeft in Nederland?”. In hoofdstuk 4 zal ik komen te spreken over de huidige situatie van geloof en geloofsbeleving in Nederland. Ik zal aan de hand van Godsdienst en Samenleving. Een introductie in de godsdienstsociologie door G. Dekker en H.C. Stoffels dit hoofdstuk beginnen met de welbekende secularisatiethese en weergeven waarop de gedachte van secularisatie is gestoeld. Het raamwerk voor de hedendaagse, nieuwe manieren van en visies op geloven, religie, spiritualiteit en zin wordt vervolgens allereerst gevormd door onderzoek van onderzoek- en adviesbureau Motivaction, beschreven in de hoofdstukken 3 en 6 van de bundel Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie door W.B.H.J. van de Donk (red.) e.a., uitgegeven door de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Het tweede onderzoek voor het raamwerk betreft eveneens werk van Motivaction; een rapport waarin zij in opdracht van de Protestantse Gemeente Amstelveen en Buitenveldert mentality-milieus analyseert op basis van hun zingevingsprofielen. In beide studies wordt respectievelijk door Gerrit Kronjee (en Martijn Lampert) en Peter Jobsen en Sander Metaal gesproken over verschillende, in sommige gevallen nieuw opkomende, leefstijlen. Deze leefstijlen houden verband met de verandering van het religieuze landschap in Nederland Zij kunnen uitstekend worden gekoppeld aan mijn onderzoek, omdat bij het zoeken naar mogelijke verbeterpunten op het gebied van toeristenpastoraat er moet worden ingespeeld op de veranderende (religieuze) samenleving en daarbij behorende behoeftes. Dit hoofdstuk zal een antwoord bieden op mijn tweede deelvraag: “Welke nieuwe behoeftes doen zich voor op het gebied van religie, spiritualiteit en zin? En in welke mate komt het toeristenpastoraat tegemoet aan deze nieuwe behoeftes?”. Mede door middel van respectievelijk de leefstijl en zingevingcategorieën en de mentality-milieus die uit de studies naar voren komen, zal ik in de conclusie de huidige staat van het toeristenpastoraat kunnen beoordelen.
‐ 6 ‐
In hoofdstuk 5 zal ik vervolgens op basis van de samenvattingen van 23 verslagen 2 van toeristenpastoraat op de camping “De Braakman” in Terneuzen (jaargangen 2003 (3), 2005 (3), 2006 (3) en 2007 (4)), “De Flaasbloem” in Chaam (jaargangen 2003 (1) en 2009 (1)), “De Meysberg” en “Het Klein Paradijs” in Chaam (jaargang 2003 (1)), en project “Windkracht 8” in de Jacobuskerk in Renesse (jaargang 2000 (1), 2001 (1), 2002 (1), 2003 (1), 2004 (1), 2006 (1) en 2008 (1), bevindingen weergeven en kritiek plaatsen bij hetgeen mij opvalt. Hoofdstuk 6 vormt de conclusie van dit verslag. Hierin zal ik de visie en werkwijze van het IWR, de verwerkte literatuur op het gebied van religieuze ontwikkelingen en nieuwe behoeftes op het gebied van religie, spiritualiteit en zin en de praktijk van het toeristenpastoraat samenbrengen en een antwoord geven op mijn onderzoeksvraag: “Is er met het oog op de nieuwe behoeftes op het gebied van religie, spiritualiteit en zin verbetering van het toeristenpastoraat nodig, zoals dat vanuit het IWR tot stand komt?” In hoofdstuk 7 zal ik dan logischerwijs de verbeterpunten die ik voor ogen zie, welke voortvloeien uit de conclusie, ombuigen tot (beleids)aanbevelingen ten behoeve van het toeristenpastoraat van het IWR. Er zal worden ingegaan op de vraag op welke manier het toeristenpastoraat adequaat tegemoet kan komen aan nieuwe behoeftes op het gebied van religie, spiritualiteit en zin. In hoofdstuk 8 zal ik suggesties geven die bij mogelijk vervolgonderzoek van pas kunnen komen. Daarna volgt het slotwoord, waarin ik diegene bedank die mijn onderzoek mede mogelijk hebben gemaakt. Dit verslag sluit ik af met een samenvatting, bibliografie en de bijlage, waarin de samenvattingen van de toeristenpastoraat verslagen te vinden zijn.
2
Van sommige campings waren slechts één of enkele jaargangen van toeristenpastoraat verslagen beschikbaar vanuit het IWR. Van andere campings en van Windkracht 8 ontbreken een paar jaargangen. Deze konden door het IWR niet worden teruggevonden uit het dossier.
‐ 7 ‐
HOOFDSTUK 1: TERMINOLOGIE
Over de begrippen die ik in dit verslag weergeef, zijn talloze boeken en publicaties verschenen en zijn veel verschillende definities in omloop. Met betrekking tot het begrip ‘religie’ wordt er zelfs gesproken over een ‘definitieproblematiek’. Het is lastig, om niet te zeggen onmogelijk, om één sluitende definitie te vinden waarin álle religies en religieuze fenomenen besloten zitten. 3 Daarom geef ik voor de helderheid in dit hoofdstuk kort weer wat ikzelf in mijn verslag versta onder dit begrip, en onder spiritualiteit, zin, toeristenpastoraat en bezinningstoerisme, de tevens door mij veel gebruikte begrippen in dit onderzoek. Religie Bij het fenomeen religie gaat het erom wat de grote wereldgodsdiensten – Jodendom, Christendom, Islam, Hindoeïsme en Boeddhisme – en de nieuwere vormen van religiositeit zoals New Age, gemeenschappelijk hebben. 4 Ik maak hiervoor gebruik van de substantiële 5 religiedefinitie van godsdienstwetenschapper D.C. Mulder. Hij stelt dat de mens zich in zijn religie betrokken voelt op een transcendente werkelijkheid. Daarom zoekt de mens antwoord op de vraag naar het hoe en wat van die werkelijkheid, op de vraag naar de orde of wet die geldt, naar het onheil dat heerst en naar het heil dat moet worden nagestreefd. Mulder ziet religie als ‘betrokkenheid’ op een andere beslissende werkelijkheid’. Ik sluit mij aan bij de wijziging van deze definitie die de godsdienstsociologen G. Dekker en H.C. Stoffels hanteren: religie is een betrokkenheid op een als transcendent erváren werkelijkheid. De laatste definitie laat namelijk meer vrijheid voor religie-aanhangers om zich al dan niet bepaald en geleid te weten door die andere werkelijkheid, en impliceert tevens dat de transcendente werkelijkheid ervaren wordt door de aanhangers en dus niet per definitie bestaat. 6 Net als Mulder gebruikt godsdienstfilosoof H.M. Vroom de term transcendentie, welke de laatste boven het begrip ‘God’ verkiest, om het verbindende tussen de verschillende religies te verduidelijken. Transcendentie wil zeggen dat men denkt dat er in de religieuze beleving van de werkelijkheid een grond van alle dingen wordt ervaren, die de dingen die we ‘gewoonlijk’ ervaren te buiten gaat. Het begrip laat daarbij oningevuld hoe de verschillende religieuze tradities deze 3 Van de Donk, W., Plum, R., “Begripsverkenning”, in: Donk, van de W.B.H.J., Jonkers, A.P. e.a. (red.), Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006, 39-40. 4 Idem., 37-38. 5 Bij substantiële benadering is men bij de bestudering van een fenomeen onverschillig ten aanzien van de eventueel aanwezige functionaliteit ervan. Zo’n omschrijving bevat vrijwel altijd het element van het bestaan van een andere werkelijkheid. Tegenover de substantiële benadering staat de functionele benadering. Bij deze benadering bestudeert men verschijnselen die bepaalde, van tevoren omschreven functies vervullen. Men houdt zich daarbij afzijdig van de vraag of die verschijnselen door anderen of door betrokkenen zelf al dan niet godsdienst genoemd worden. Dekker, G., Stoffels, H.C., Godsdienst en Samenleving. Een introductie in de godsdienstsociologie, Kampen: Kok, 2001, 31, 33. 6 Dekker, G., Stoffels, H.C., Godsdienst en Samenleving, 31, 33.
‐ 8 ‐
transcendentie zien. Het begrip vormt daarmee een categorie die alle ideeën over de grond van de werkelijkheid, afkomstig uit diverse tradities, omvat. 7 Spiritualiteit Spiritualiteit als term wordt vaak gezamenlijk met religie gebruikt. 8 Men denkt onder andere dat beiden primair uit overtuigingen bestaan. Toch zijn er verschillen; overtuigingen betreffen slechts een deel van hetgeen dat onder de noemer ‘spiritualiteit’ kan worden geschaard. Volgens filosoof Robert C. Solomon omvat spiritualiteit, en ik volg hem hierin, diverse manieren van het ervaren van de wereld, van het leven, van de wisselwerking met andere mensen en de wereld. Spiritualiteit kent een reeks van gebruiken en rituelen, niet noodzakelijk gebed, kerkdiensten, meditatie of voorgeschreven rituelen van zuivering, zoals men die in de religie aantreft, maar met velerlei manieren, hetzij individueel of collectief, van denken, kijken, praten, voelen, optreden en handelen. 9 Spiritualiteit is volgens de Britse godsdienstwetenschappers Linda Woodhead en Paul Heelas nauw verbonden met persoonlijk leven. Zij omschrijven spiritualiteit als het oproepen van het heilige in de cultivering van het unieke, persoonlijke leven. Het begrip staat daarmee tegenover religie, waarbij het persoonlijk leven ondergeschikt wordt gemaakt aan de hogere autoriteit van transcendente betekenis, goedheid en waarheid. 10 Zin Het begrip ‘zin’ heeft van doen met zingeving. Zingeving betekent in de eerste plaats het zoeken naar de zin, de bedoeling of het doel van het leven of van grote gebeurtenissen in het leven. In de tweede plaats kan het begrip ook uitgelegd worden als het trachten het doel van het leven of van grote gebeurtenissen in het leven zélf te scheppen. Er is in beide gevallen sprake van een actief proces. 11 Van de Donk en Plum geven aan dat het bij de uitleg van het begrip zingeving vaak gaat om de betekenis die men aan het woord ‘geven’ toekent. Zij voegen aan bovenstaande definities, waarbij het mens is die zin geeft aan de werkelijkheid, tevens het tegenovergestelde toe: de zin die ons gegeven wordt. 12 Bij de ‘zin van het leven’ gaat men uit van een diepere betekenis waarmee het bestaan beladen zou zijn. Dit concept stelt de waarde van de periode tussen geboorte en dood centraal, vanuit twee posities, die elkaar uitsluiten: het leven heeft
7
Vroom, H.M., Een waaier van visies. Godsdienstfilosofie en pluralisme, Kampen: Agora, 2003, 17-18. Van de Donk, W., Plum, R., “Begripsverkenning”, in: Donk, van de W.B.H.J., Jonkers, A.P. e.a. (red.), Geloven in het publieke domein, 41, Solomon, R.C., Spiritualiteit voor sceptici, Kampen: Ten Have, 2004, 38. 9 Solomon, R.C., Spiritualiteit voor sceptici, 38-39. 10 Van de Donk, W., Plum, R., “Begripsverkenning”, 42. 11 http://nl.wikipedia.org/wiki/Zingeving. 12 Van de Donk, W., Plum, R., “Begripsverkenning”, 42. 8
‐ 9 ‐
een diepere betekenis of het leven heeft geen diepere betekenis. 13 Zeker is dat de zin voor de mens sinds de secularisering, waarover we in hoofdstuk 4 zullen komen te spreken, niet (langer) evident is. 14 Toeristenpastoraat Door middel van het toeristenpastoraat biedt men, zoals de naam al zegt, pastoraat aan toeristen. Dit kunnen toeristen zijn die op campings of bungalows verblijven waar toeristenpastores actief zijn, toeristen die een kerk bezoeken die in de zomermaanden is opengesteld voor bezoekers, en waar tevens toeristenpastores aanwezig zijn, of toeristen die meedoen aan activiteiten en/of evenementen, waar het toeristenpastoraat bij betrokken is. Als toeristenpastor werkt men vanuit de Christelijke inspiratie en wil men beschikbaar zijn voor alle toeristen, zonder onderscheid. 15 Dit doet men door de toeristen een luisterend oor te bieden, een stukje gemeenschap onder de toeristen te bouwen en verschillende activiteiten voor hen op te zetten. En dit alles afgestemd op de wensen en behoeften van de toeristen op het gebied van religie, spiritualiteit en zin. 16 Het Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie zet zich in voor de ontwikkeling van vormen van pastoraat voor toeristen in Nederland. Zij biedt handreikingen op het gebied van toeristenpastoraat aan toekomstige pastores. 17 Meer over het toeristenpastoraat, het IWR en de historische en hedendaagse ontwikkelingen van beiden kunt u vinden in hoofdstuk 3 van dit verslag. Bezinningstoerisme Het bezinningstoerisme is ontstaan vanuit de behoefte die mensen in het drukke, werkende bestaan van tegenwoordig hebben om op vakantie even helemaal, zowel lichamelijk als psychologisch, tot rust te komen. Men wil de geest leegmaken en opnieuw vullen met allerlei niet-alledaagse, culturele indrukken. 18 Men wil tegenwoordig ook in spirituele zin recreëren, zichzelf “her-scheppen”. Er ontstaat tijdens de vakantietijd bij mensen een grotere ontvankelijkheid voor nieuwe mogelijkheden, voor beleving, persoonlijke groei, een openheid en verwondering voor het onverwachte, waarin men zich laat raken.19 Men staat open voor zingeving, op een andere manier dan hoe dit tijdens de verzuilde maatschappij tot stand kwam. Men heeft tegenwoordig behoefte om op eigen wijze ervaringen – los van kerkelijke kaders –
13
http://nl.wikipedia.org/wiki/Zin_van_het_leven. http://nl.wikipedia.org/wiki/Zingeving. 15 http://www.iwr.nl/info.aspx?page=6731, http://www.iwr.nl/, Het alledaagse in het recreatiepastoraat, Utrecht: IWR, april 2005, 12. 16 http://www.iwr.nl/, http://www.iwr.nl/info.aspx?page=6731. 17 http://www.iwr.nl/, http://www.iwr.nl/info.aspx?page=6744, Zoontjens, A., “Present in Action”. Toeristenpastoraat in Context, Eindwerkstuk Bachelor, Theologie Levensbeschouwing, Fontys Hogeschool Tilburg, juni 2004, 11-12, Putman, W., Ik deel niets uit, ik heb alleen mijzelf in de aanbieding. Een onderzoek naar de gesprekken van toeristenpastores, Utrecht: IWR, 2006, 4. 18 http://reizen-en-recreatie.infonu.nl/diversen/1506-vroeger-was-op-vakantie-nog-heel-gewoon.html, http://www.inspirerendleven.nl/artikel/bezinningstoerisme. 19 Het alledaagse in het recreatiepastoraat, 12, 17, Putman, W., Ik deel niets uit, ik heb alleen mijzelf in de aanbieding, 3. 14
‐ 10 ‐
op te doen. 20 De mensen achter het bezinningstoerisme spelen op deze ontwikkelingen in, door ruimte te geven voor bezinning op vakantie. Dit doen zij door activiteiten voor toeristen aan te bieden en hen de mogelijkheid te bieden speciale plaatsen te bezoeken met een al dan niet religieuze betekenis. Het bezoeken van kracht- en inwijdingsplaatsen, prehistorische momenten, kloosters, begraafplaatsen, kapellen; het is slechts een greep uit een reeks aan mogelijkheden. 21 Het toeristenpastoraat speelt ook, op een geheel eigen wijze, in op de trend van het bezinningstoerisme, op de behoefte aan inkeer, openheid en verwondering en spiritualiteit/zingeving, door op plaatsen waar toeristen komen toeristenpastores aanwezig te laten zijn, die zo in behoeftes aan bezinning kunnen voldoen. 22 In hoofdstuk 2 valt meer te lezen over het bezinningstoerisme en over hoe deze trend zich verhoudt tot het toeristenpastoraat.
20
Van Hoogstraten, H.D., Jacobs, C., e.a.(red.), VrijZinning, Ledenblad van de Vereniging van Vrijzinnige Protestanten (VVP). Beweging voor eigentijds geloven in samenwerking met V-LINK, Utrecht: Roto Smeets Grafiservices, 1e jg, nr.2, 4, http://www.inspirerendleven.nl/artikel/bezinningstoerisme. 21 http://www.inspirerendleven.nl/artikel/bezinningstoerisme, http://www.iwr.nl/default.asp?inc=news&rIntId=3141&rIntNavId=3819&rIntNavMotherNavId=0&rIntNavStepMotherNavId=0 22 Van Hoogstraten, H.D., Jacobs, C., e.a.(red.), VrijZinning, 6.
‐ 11 ‐
HOOFDSTUK 2: DE CONTEXT VAN HET TOERISTENPASTORAAT
2.1: Het bezinningstoerisme. Toerisme als trend en haar toekomstige ontwikkeling Achtergrond van toerisme De woorden 'toerist' en 'toerisme' werden door de Volkenbond in 1937 voor het eerst gebruikt om mensen mee aan te duiden die voor meer dan vierentwintig uur naar het buitenland gingen. Het verschijnsel toerisme en de daaraan verbonden bedrijfstak zijn echter veel ouder. De Engelse koning George III wordt vaak gezien als de eerste toerist. Hij maakte regelmatig vakantie-uitstapjes naar de kustplaats Weymouth wanneer zijn gezondheid te wensen over liet. 23 De eerste stap van de ontwikkeling van het reizen begon met ontdekkingsreizen. Men ontdekte steeds meer nieuwe landen en gebieden, waardoor er een wereldkaart ontstond. Mensen hoorden verhalen van elkaar en iedereen werd benieuwd naar het volgende dorp, stad, provincie en vervolgens het volgende land. Door de ontdekkingen van andere specerijen en producten in de ontdekte gebieden, kwam het ruilproces in opgang. Men ging met volgeladen schepen op weg, naar bijvoorbeeld Afrika, waar men vervolgens na een zeer lange reis weer terug kwam met andere specerijen. Mensen werden geïnteresseerd in andere gebieden, culturen en wilden er wel eens tussen uit. In de 19e eeuw werd de trend gezet van het ‘op vakantie gaan’, ook wel gezondheidstoerisme genoemd. Welgestelden (deels aristocratisch, deels industrieel) ontvluchten de door de opkomende industrieën ongezonde steden en zochten herstel in bergen, bij mineraalbronnen of aan zee. 24 Naast alle voorgenoemde motieven, waren er ook economische motieven. In veel landen of streken is toerisme uitgegroeid tot één van de belangrijkste bronnen van inkomsten. Sterker nog: het is één van de meest winstgevende bedrijfstakken ter wereld. 25 Campings, de staplaatsen voor het toeristenpastoraat, werden in de recreatie populair in het begin van de 20e eeuw. Kamperen als recreatieve activiteit vormde toen een reactie op de stijgende urbanisatie en de isolatie van de Westerse maatschappij. Naast beelden van nostalgie en romantiek roept kamperen het beeld op van ‘eenheid met de natuur’. 26 Op het gebied van de perceptie van het ‘op vakantie’ gaan is er ook een ontwikkeling te ontdekken. Toen het gezondheidstoerisme op gang kwam, was het speciaal om op vakantie te gaan. Men keek er jaren naar 23
http://reizen-en-recreatie.infonu.nl/diversen/1506-vroeger-was-op-vakantie-nog-heel-gewoon.html, http://nl.wikipedia.org/wiki/Toerisme. 24 http://reizen-en-recreatie.infonu.nl/diversen/1506-vroeger-was-op-vakantie-nog-heel-gewoon.html. 25 http://nl.wikipedia.org/wiki/Toerisme. 26 http://nl.wikipedia.org/wiki/Kamperen.
‐ 12 ‐
uit, om bijvoorbeeld één keer in de vijf jaar met het hele gezin er een paar dagen op uit te gaan. Doordat de trend zich sterk ontwikkelde veranderde de visie, zo werd het normaal dat men één keer per jaar ging. Tegenwoordig is het de gewoonste zaak om even een weekendje Parijs of Londen te doen op last-minute basis, op zomervakantie te gaan naar een ver land, met gegarandeerd lekker weer en in de winter te gaan skiën. Het welzijn van de mens – de mate waarin deze zich in zijn behoeften bevredigd acht – verschuift steeds. 27 De toename van vrije tijd roept veranderingen op in gedrag van mensen. 28 En het aantal vakanties blíjft nog steeds toenemen, men wil en gaat steeds vaker op vakantie. Een aantal elementen speelt hierbij een belangrijke rol: infrastructuur voor mobiliteit, economische ontwikkeling en psychologische en culturele ontwikkeling 29 Achtergrond van bezinningstoerisme Vooral de derde factor, de psychologische en culturele ontwikkeling, is in het kader van mijn stage en daaraan verbonden onderzoek van belang, en daar zal ik hier dan ook op ingaan. Voor veel mensen is het tegenwoordig belangrijk om er even helemaal tussen uit te gaan, om tot rust te komen in het drukke bestaan. Er is een verlangen naar inkeer. 30 Als men te lang zichzelf voorbij loopt, gaat het lichaam signalen afgeven. Dat men in onze huidige samenleving vaak teveel stress heeft, een burn-out krijgt, overspannen raakt of depressief wordt, is daar een resultaat van. Men wil in zo’n periode psychologisch geheel tot rust en tot zichzelf komen om vervolgens met een schone lei weer aan het werk te kunnen. 31 Het Latijnse “vacare”, waar ons woord vakantie vanaf stamt, betekent ook “leeg zijn”, vrij zijn van. Op vakantie is men doorgaans vrij van verplichtingen en alledaagse bezigheden. 32 Veel mensen zoeken in hun vrije tijd en dus in hun vakantie naar mogelijkheden om zichzelf letterlijk te ‘’ont-moeten’’. Zij willen hun geest leegmaken en vullen met allerlei niet-alledaagse, culturele indrukken. 33 Bovendien heet op vakantie zijn niet voor niets “recreëren”: naast ont-moeten “her-schep” je jezelf ook letterlijk, ook in spirituele zin. Er ontstaat een grotere ontvankelijkheid voor nieuwe mogelijkheden, voor beleving, persoonlijke groei, een openheid en verwondering voor het onverwachte, waarin je je laat raken. 34 Dit element van en deze behoeftes aan toerisme hebben mede voor de opkomst van het bezinningstoerisme gezorgd, waarover onder het kopje ‘bezinningstoerisme in de praktijk’ meer. 27 http://reizen-en-recreatie.infonu.nl/diversen/1506-vroeger-was-op-vakantie-nog-heel-gewoon.html, Putman, W., Ik deel niets uit, ik heb alleen mijzelf in de aanbieding, 3. 28 Zoontjens, A., “Present in Action”, 8. 29 http://reizen-en-recreatie.infonu.nl/diversen/1506-vroeger-was-op-vakantie-nog-heel-gewoon.html. 30 Idem., http://www.inspirerendleven.nl/artikel/bezinningstoerisme, Het alledaagse in het recreatiepastoraat, 12. 31 http://reizen-en-recreatie.infonu.nl/diversen/1506-vroeger-was-op-vakantie-nog-heel-gewoon.html, http://www.inspirerendleven.nl/artikel/bezinningstoerisme. 32 Het alledaagse in het recreatiepastoraat, 12, 17. 33 http://reizen-en-recreatie.infonu.nl/diversen/1506-vroeger-was-op-vakantie-nog-heel-gewoon.html, http://www.inspirerendleven.nl/artikel/bezinningstoerisme. 34 Het alledaagse in het recreatiepastoraat, 12, 17, Putman, W., Ik deel niets uit, ik heb alleen mijzelf in de aanbieding, 3.
‐ 13 ‐
Een andere reden voor de opkomst van deze vorm van toerisme heeft te maken met zingeving. In de verzuilde samenleving had religie nog een duidelijke plaats in ons sociale leven. Onze samenleving verandert echter en religie verandert mee. Zij manifesteert zich in deze tijd op een andere manier in onze sociale handelingen. 35 Door de ontkerkelijking ontbreekt een duidelijke structuur om innerlijke waarden tot uitdrukking te brengen. In 2020 zal naar verwachting van JacquP. Streefkerk, aanbieder van bezinningstoerisme, 72 % van de Nederlandse bevolking niet meer lid zijn van een kerk of andere religieuze gemeenschap. 36 Deze daling wordt vooral in denk- en leefwereld van jongeren duidelijk ‘’zichtbaar’’. Tot en met het jaar 2000 daalde het aantal lidmaatschappen van kerkelijke en religieuze organisaties gestaag. Nu is ongeveer 30 procent van alle jongeren lid van een kerk, tegenover 40 procent van de Nederlandse bevolking. Zij vormen een ‘harde kern’ die redelijk constant zal blijven. Naast deze harde kern is er een grote groep jongeren die ‘iets’ met religie heeft. Zij hebben religieuze vragen of zijn op zoek naar zingeving en betekenis, maar ze sluiten zich niet aan bij bestaande religieuze groeperingen. Een groot deel van hen voelt zich niet thuis bij de meer dogmatische kerken, maar heeft wel behoefte aan diepgang en zingeving, en is nieuwsgierig naar religie. Het aanbod van de kerken en de vraag van deze jongerengroep sluiten dus niet op elkaar aan; het zijn twee verschillende werelden. Uit het rapport dat Putman ten behoeve van het IWR uitbracht, blijkt dat niet alleen de doelgroep jongeren, maar mensen in het algemeen het instituut kerk de rug toekeren, waarin ook bovenstaande punten als redenen worden aangevoerd. 37 In hoofdstuk 4 zullen we dieper op deze ontwikkelingen ingaan. Om de ontstane discrepantie te begrijpen is het nodig om op een geheel andere manier naar religie en haar inbedding in de samenleving te kijken. Het woord religie heeft voor jongeren namelijk een andere inhoud gekregen. Er heeft een verschuiving plaatsgevonden van een maatschappelijke en publieke functie 38 van godsdienst naar een meer individueel en persoonlijk geloof. 39 Bij deze tijd past een meer persoonlijke beleving van spiritualiteit. 40 Religie duikt op in nieuwe vormen, op nieuwe plekken en in nieuwe sociale verbanden, waardoor het nieuwe zin en betekenis krijgt. Internet, films, boeken, kloosterweekenden, meditatiecursussen en zo ook op campings als die van het IWR. De kerk speelt hierin nog wel een rol, maar niet meer op dezelfde manier als in de verzuilde samenleving. Men is op zoek naar flexibele, vloeibare verbanden. Daarvoor is het toeristenpastoraat bij uitstek geschikt, is het IWR van mening. Vloeibaar, omdat de bouwstenen niet een vaste plaats, vaste tijd en vaste mensen zijn, maar omdat het gaat om een netwerk van relaties tussen mensen, welke laatsten elkaar in wisselende samenstellingen 35
Van Hoogstraten, H.D., Jacobs, C., e.a.(red.), VrijZinning, 4. http://www.inspirerendleven.nl/artikel/bezinningstoerisme. 37 Putman, W., Ik deel niets uit, ik heb alleen mijzelf in de aanbieding, 3. 38 Van Hoogstraten, H.D., Jacobs, C., e.a.(red.), VrijZinning, 5. 39 Idem., 6. 40 http://www.inspirerendleven.nl/artikel/bezinningstoerisme. 36
‐ 14 ‐
ontmoeten. 41 De ontmoeting bij toeristenpastoraat is vluchtig, enkel tijdens de vakantie. Zelfs de plaats, de camping, is er een van afwisseling, van komen en gaan van toeristen. De mens van nu komt beter uit de verf als hij de ruimte krijgt op eigen wijze ervaringen op te doen. Die ruimte biedt bezinningstoerisme. 42 Bezinningstoerisme in de praktijk Het bezinnende element van deze vorm van toerisme wordt vormgegeven door het bezoeken van plaatsen die een speciale – al dan niet religieuze – betekenis hebben: kracht- en inwijdingsplaatsen, religieuze plaatsen en plekken, prehistorische monumenten, kloosters, pelgrimsroutes en resten van verloren beschavingen. Plekken die in de oudheid en nu nog een verbinding vormen tussen de aarde en de kosmos. Wezenlijk bij bezinning is dat men niet gaat voor de toeristische plaatjes, maar alle tijd neemt om de sfeer op zich in te laten werken. 43 Provinciale en gemeentelijke overheden richten zich in toenemende mate op het ontwikkelen van het bezinningstoerisme waarin het religieus erfgoed veelal centraal staat. Lokale geloofsgemeenschappen kunnen hierin een uitdaging vinden en een belangrijke rol vervullen. Zij beheren immers in veel gevallen de voor toeristen interessante kerken, begraafplaatsen, kapellen, beeldende kunst en liturgische voorwerpen. Bovendien biedt dit de bijzondere gelegenheid om het "geestelijk erfgoed" onder de aandacht te brengen voor grote groepen mensen. In de provincies Friesland, Gelderland, Overijssel, Zeeland en Noord Brabant zijn door de burgerlijke overheden al initiatieven tot ontwikkeling gebracht. Het IWR wil zich op deze vorm van toerisme toeleggen en wil provincies en gemeentes helpen vorm en inhoud te geven aan een bijdrage aan het bezinningstoerisme. 44 Ook op campings ziet het IWR een rol voor toerusting en bezinning weggelegd, in de vorm van toeristenpastoraat. Het toeristenpastoraat speelt in op de trend van het bezinningstoerisme. Mensen die kamperen, doen dit vaak om van de natuur te genieten, maar bovenal om tot rust te komen. Ook het informele, ‘vrije’ karakter van deze manier van recreëren kan een belangrijke motivatie voor mensen zijn om kamperen te verkiezen boven een ander vakantieverblijf. 45 De combinatie van het ‘tot rust willen komen’ en het ‘vrije’ karakter sluit, zoals we hebben gezien, goed aan bij het bezinningstoerisme. Bezinning wordt in onze maatschappij al gemeengoed, en zo kan het bezoeken van religieus erfgoed en/of campings met toeristenpastoraat ook gemeengoed worden. 46
41
Van Hoogstraten, H.D., Jacobs, C., e.a.(red.), VrijZinning, 6. http://www.inspirerendleven.nl/artikel/bezinningstoerisme. 43 Idem. 44 http://www.iwr.nl/default.asp?inc=news&rIntId=3141&rIntNavId=3819&rIntNavMotherNavId=0&rIntNavStepMotherNavId=0 45 http://nl.wikipedia.org/wiki/Kamperen. 46 http://www.inspirerendleven.nl/artikel/bezinningstoerisme. 42
‐ 15 ‐
HOOFDSTUK 3: HET IWR
3.1: De stageverlener: het IWR De stageverlener betreft het Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie (IWR). Het IWR is een stichting die zich inzet voor de ontwikkeling van vormen van pastoraat voor recreanten en toeristen in Nederland. Zij doet dit onder meer in samenwerking met lokale kerken, ondernemers in de sector recreatie en toerisme, VVV's en burgerlijke overheden zoals provincies en gemeenten. 47 Het toeristenpastoraat zoals het IWR het verschaft kent vele vormen, waaronder: toeristenpastoraat, Open Kerk, pastoraat op bungalowparken, pastoraat bij evenementen en inspelen op het bezinningstoerisme. 48 Kenmerkend voor het toeristenpastoraat is de Christelijke inspiratie. De activiteiten staan open voor iedereen, ongeacht levensbeschouwelijke richting. 49 Zij worden afgestemd op de wensen en behoeften van recreanten en toeristen. De inzet van de pastores, afkomstig uit verschillende kerken, heeft tot doel beschikbaar te zijn voor alle gasten zonder onderscheid 50 , bij te dragen aan het vormen van gemeenschap en handreikingen te bieden op het gebied van spiritualiteit, inspiratie en levensbeschouwing. Pastores zien het als hun taak om bij te dragen aan het tot stand komen van een werkelijke recreatie en het (her)vinden van de levensoriëntatie. 51 Echter, het IWR geeft slechts handreikingen aan de pastores, zij heeft zelf geen pastores in dienst. De verantwoordelijkheid van de daadwerkelijke selectie van pastores, de plaatsing van hen en de manier waarop zij invulling geven aan het toeristenpastoraat, ligt uiteindelijk bij de desbetreffende kerken, commissies en vrijwilligers zelf. 52 Het IWR heeft twee betaalde krachten: staffunctionaris en ontwikkelaar pastoraat Wil Rombouts en secretaresse Gerdien de Zee-Franken. Verder kent de stichting vrijwilligers, die onder andere zitting nemen in het algemeen en dagelijks bestuur. Missie De missie van het Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie (IWR) luidt: “Het met raad en daad bijstaan van mensen die in verbondenheid met de kerken gericht zijn op de recreërende mens en 47
http://www.iwr.nl/, http://www.iwr.nl/info.aspx?page=6744, Zoontjens, A., “Present in Action”, 11-12. http://www.iwr.nl/info.aspx?page=6731. 49 http://www.iwr.nl/, Het alledaagse in het recreatiepastoraat, 12. 50 http://www.iwr.nl/, http://www.iwr.nl/info.aspx?page=6731. 51 http://www.iwr.nl/. 52 Putman, W., Ik deel niets uit, ik heb alleen mijzelf in de aanbieding, 4, Het Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie (IWR), IWR: Leusden, december 1997, 3. 48
‐ 16 ‐
werkzaam zijn in en rond het recreatie milieu.’’ 53 Het IWR omschrijft zichzelf als een landelijk serviceinstituut. 54 “Dat blijkt ook uit de werkwoorden die men kiest om de eigen activiteiten te omschrijven: signaleren, ontwikkelen, initiëren, begeleiden, scholing en training aanbieden.” 55 Met betrekking tot mijn onderzoek is vooral van belang dat het IWR trends en mogelijkheden wil signaleren, met betrokkenen nieuwe vormen wil ontwikkelen en daarbij kan fungeren als vraagbaak en platform voor discussie en uitwisseling. 56 Het werk van het IWR wordt voor een belangrijk deel mogelijk gemaakt door de participanten: de Protestantse Kerk Nederland, de Rooms Katholieke Kerk in Nederland en de Algemene Doopsgezinde Sociëteit. De activiteiten van het IWR worden gefinancierd uit de bijdragen van de participanten, subsidies, vergoedingen van opdrachtgevers en schenkingen. 57
3.2: Verleden en heden van het IWR en het toeristenpastoraat Inmiddels bestaat het IWR 34 jaar. Ter ere van het 25-jarig bestaan heeft het IWR in 2001 een jubileumboek, getiteld “Geloven in vrije tijd. 25 jaar stichting Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie”, uitgebracht. Van deze uitgave maak ik met name gebruik als het gaat om het verleden van de stichting. 58 Organisatorische ontwikkelingen In 1950 verscheen de Nota Boerwinkel. Hierin ontvouwde Feitse Boerwinkel, destijds één van de directeuren van Kerk en Wereld in Driebergen, zijn ideeën voor een modern recreatiecentrum. Boerwinkel was hiermee de eerste die het recreatievraagstuk aan het voetlicht bracht. 59 Het instituut Kerk en Wereld komt voort uit de ‘doorbraakgedachte’: de bestaande verzuiling in de samenleving moest doorbroken worden. De kerk moest zich inzetten voor álle mensen, zich niet slechts focussen op één zuil. 60 Rond 1965 vroeg de Bijbel Kiosk Vereniging (BKV) aan de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Nederlands Hervormde Kerk of zij er iets voor voelden om de secties recreatiewerk over te nemen in een op te richten 53
Het alledaagse in het recreatiepastoraat, 10, Het Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie (IWR), 1. Putman, W., Ik deel niets uit, ik heb alleen mijzelf in de aanbieding, 4, Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 9, Weijden, A. ter, “Ik heb een heel interessante baan gehad”, in: Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 11, Het Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie (IWR), 1-2. 55 Putman, W., Ik deel niets uit, ik heb alleen mijzelf in de aanbieding, 4, Rubrech, A., “We probeerden vooral de ontwikkelingen te volgen”, in: Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 23. 56 Putman, W., Ik deel niets uit, ik heb alleen mijzelf in de aanbieding, 4. 57 http://www.iwr.nl/. 58 Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 1. 59 Idem., 2-3, Het Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie (IWR), 1, Zoontjens, A., “Present in Action”, 6. 60 Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 2-3. 54
‐ 17 ‐
interkerkelijke stichting. Dit werd het in 1968 opgerichte ‘Interkerkelijk Beraad inzake Kerk en Recreatie’. Deze stichting ging uiteindelijk samen met de ‘Stichting ten dienste van het recreatiewerk van kerken’, afgekort STIRK, die op 17 juni 1969 werd opgericht. Bij de oprichting van STIRK waren de Gereformeerde Kerken in Nederland, de Nederlandse Hervormde Kerk, de Unie van Baptistengemeenten in Nederland, de Evangelisch-Lutherse Kerk in Nederland, de Rooms-Katholieke Kerk, het leger des Heils en de Doopsgezinde Broederschap betrokken, evenals verschillende landelijke organen, van zowel kerken als niet-kerkelijke organisaties, en uiteenlopende provinciale en regionale commissies. 61 Toentertijd had stichting STIRK al als uitgangspunt “de overtuiging dat de presentie van het evangelie van Jezus Christus ook voor het terrein van de recreatie een unieke betekenis heeft.” 62 Het doel van de stichting: “Als adviserend, stimulerend en dienstverlenend orgaan, gericht op de locale en regionale projecten op het gebied van de dag-, weekend- en vakantierecreatie, aandacht geven aan de voorbereiding en de uitvoering van recreatiewerk.” 63 Dit doel kwam toen al grotendeels overeen met de huidige missie en identiteit als service-instituut die de stichting IWR nu nog draagt. Het in aanmerking komen voor rijkssubsidies was destijds een van de redenen voor het oprichten van een landelijke stichting ten behoeve van kerk en recreatie. 64 Als gezegd gingen het Interkerkelijk Beraad inzake Kerk en Recreatie en STIRK na verloop van tijd op in een nieuw werkverband, die allereerst de naam ‘Werkverband voor Kerk en Recreatie’ kreeg. Deze naam werd tot en met 1973 geregeld gewijzigd, totdat in augustus van 1973 in de notulen van de vergaderingen enkel nog van ‘Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie’ werd gesproken. 65 Daarmee werd het IWR ‘officieel’ geboren. Financiën De bij het IWR betrokken kerken leverden allen jaarlijks een financiële bijdrage. Op advies van deskundigen hanteerde het IWR de volgende verdeelsleutel voor de participerende kerken: de hervormden en rooms-katholieken betaalden ieder 37,5%, de gereformeerden 20% en de andere kerken namen dan samen de overige 5% voor hun rekening. Het gehele bedrag werd jaarlijks door de Raad van Kerken overgemaakt. Geld was altijd een probleem voor de stichting; de kerken konden maar kleine bedragen missen. Het IWR wilde graag een parttime secretaresse aannemen, maar deze moest wel bekostigd worden. In oktober 1974 werd dit financieel mogelijk. Daarnaast wilde de stichting in de toekomst een fulltime functionaris in dienst nemen. 66 In mei 1977 werd de exploitatierekening van het IWR van 1976 naar tien kerkgenootschappen verzonden. Een begeleidende brief verklaarde dat de financiële situatie niet 61
Idem., 3. Idem., 2. 63 Idem. 64 Idem., 2. 65 Idem., 5. 66 Idem., 8. 62
‐ 18 ‐
rooskleurig was. Slechts de drie grote kerken droegen nog bij in de financiën, en het Leger des Heils gaf een bijdrage. Er was destijds in totaal 18.000 gulden te besteden, waarvan de secretaresse er bijna 15.000 ontving. Er bleef dus weinig geld over om activiteiten op te zetten, laat staan dat de bureaukosten van meer dan 7000 gulden konden worden bekostigd. Het oplopend exploitatietekort kwam onder andere doordat men had begroot dat de kleine kerkgenootschappen ook zouden bijdragen, maar er niets van hen binnenkwam. De situatie werd pas beter in 1978, door een forse verhoging van de bijdrage van de verschillende kerken. Het bestuur had de kerken in oktober 1977 een brief gestuurd waarin zij aangaf dat het werk slechts kon doorgaan met een minimale begroting van 42.000, en een oproep aan de kerken om allen een toegewezen deel voor hun rekening te nemen. De meeste kerken voldeden hieraan. In 1980 ontving het IWR de laatste bijdrage van het Leger des Heils. De andere deelnemende kerken verhoogde hun bijdrage in dit jaar echter licht. 67 Ook de jaren hierna verhoogden de kerken hun bijdragen licht, zodat het leek alsof zij de jaarlijkse inflatie volgden. 68 In 1993 kon het IWR eindelijk een – zij het parttime – functionaris aantrekken. 69 De grootste subsidieverschaffer van het IWR is de Stichting Interkerkelijk Oriëntatiecentrum (SIOC). Deze stichting heeft ten doel om initiatieven in relatie tot de protestantschristelijke kerken te ondersteunen, met name op het gebied van kerk en recreatie. Het IWR houdt zich in opdracht van het SIOC bezig met uitvoerende taken op deze laatste gebieden, zoals het (laten) uitvoeren van onderzoek. In ruil hiervoor ontvangt het IWR van het SIOC een jaarlijkse financiële bijdrage. 70 Sinds 2005 ontvangt het IWR jaarlijks een bedrag van €65.000,- van het SIOC, waarvan er €61.740,- bestemd is voor het werk en €3.260,- voor de nieuwsbrief van het IWR. De bijdragen van de kerken waren in de jaren 2007 en 2008 respectievelijk €18.600,- en €18.000,-. 71 Visies op toeristenpastoraat De drie grootste kerken die in de STIRK, en later in het IWR participeerden – de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland en de Rooms-Katholieke Kerk 72 – hadden allen een andere visie op de recreërende mens en de benadering daarvan 73 . De Nederlands Hervormde Kerk zag het als haar opdracht en verantwoordelijkheid om ‘Gods beloften en geboden voor alle mensen en machten te betuigen’. Dit gold ook tijdens de recreatie. 74 De Gereformeerde Kerken in Nederland legde meer de 67
Idem., 12. Idem., 16. 69 Idem., 17. 70 Idem., 21. 71 Stichting Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie, Rekening 2007 en Begroting 2008. Voor een verder overzicht van de recente financiële situatie van het IWR verwijs ik naar de bijlage, waarin de rekening van 2006, de begroting en rekening van 2007 en de begroting van 2008 zijn opgenomen, evenals de kolommenbalans periode van 2008. 72 Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 3, Weijden, A. Ter, “Ik heb een heel interessante baan gehad”, in: Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 10. 73 Idem., Zoontjens, A., “Present in Action”, 5. 74 Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 3. 68
‐ 19 ‐
nadruk op de taak om mensen te helpen aan echte recreatie toe te komen. Zij zagen recreatie als herscheppen en zagen in de praktijk vooral mogelijkheden op het gebied van evangelisatie, onder andere door middel van recreatieprogramma’s met een kinderbijbeluurtje, film, sport, spel, gesprek en avondsluitingen. De Rooms-Katholieke Kerk als laatste, zag zichzelf als een heilsinstituut. Haar taak was erin weggelegd om de maatschappij waarin ze leeft, met haar verwachtingen en strevingen, te veranderen. Buiten de kerk was volgens deze kerk geen heil te vinden. In de eucharistie vindt men keer op keer genade en ook de vakantieganger moest dus in de gelegenheid zijn dit te vieren. Hiervoor werden zogeheten ‘strandkerken’ in het leven geroepen. 75 Ondanks deze drie visies op de recreërende mens, ontbrak er bij de kerken een echte visie op wat het kerkelijk recreatiewerk in zou kunnen houden. Daardoor was het de STIRK in beginne onduidelijk wat haar taak precies was. Was dit evangeliseren, of toch iets anders? Ook was het hoe en waarom van hun deelname in de STIRK de kerken niet helemaal duidelijk. 76 Het dagelijks bestuur van de STIRK stelde daarom een nota op waarin het belang van interkerkelijk recreatiewerk duidelijker werd. Hieruit kwam destijds naar voren dat ongeveer 70% van de Nederlandse bevolking zich tot een kerk rekent, en dat deze laatste optimaal in staat is om toeristenpastoraat op campings op te zetten en te verschaffen. Om dit goede werk in de toekomst voort te zetten, concludeerde de STIRK, was het belangrijk dat kerk en overheid beide voor financiële middelen zouden zorgen. 77 In de begintijd werd het recreatiewerk voornamelijk getypeerd als evangelisatie. 78 Langzamerhand voegde zich hier het diaconaat – “(…) ongedwongen dienst, waarvoor men beschikbaar wilde zijn” 79 – bij. Men organiseerde activiteiten die in ‘bepaalde behoefte’ voorzagen, waarbij het evangelie de inspiratiebron bleef. 80 Mijns inziens tamelijk vage omschrijvingen van waar men zich toentertijd mee bezig hield. Het woord ‘pastoraat’ kwam op de rand van de jaren tachtig centraal te staan. 81 Jonkers is het met mij eens en geeft aan dat de overgang van evangelisatie naar pastoraat niet erg verhelderend heeft gewerkt. De woorden diaconaat, zending en pastoraat lijken volgens Jonkers alle drie naar hetzelfde te verwijzen en hebben hun onderscheiden betekenissen verloren. 82 “Ze gaan alle drie over zorg, aandacht, dienen, helpen, medemenselijkheid, beschikbaarheid, elkaar serieus nemen, omzien naar elkaar, enz.” 83 De overgang in terminologie was dan ook voornamelijk een stilistische keuze: pastoraat had in vergelijking met het woord
75
Idem., 3-4, Het Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie (IWR), 1. Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 3-4. 77 Idem., 4. 78 Idem., 4, Hengeveld, J., “Een pastor op de camping kan veel goeds doen”, in: Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 19. 79 Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 12. 80 Idem., Hengeveld, J., “Een pastor op de camping kan veel goeds doen”, 19. 81 Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 12. 82 Putman, W., Ik deel niets uit, ik heb alleen mijzelf in de aanbieding, 16. 83 Idem. 76
‐ 20 ‐
evangelisatie, zo werd gedacht, een meer positieve klank. 84 Tijdens de studiedag van oktober 1979 werd er bezonnen op het werk van stichting IWR. De heer Prins, die zitting had in het Dagelijks Bestuur, gaf aanzet om een aantal zaken helder op een rij te krijgen. Volgens hem diende het IWR te werken aan een mentaliteitsverandering. Zij moest een stukje vernieuwing en gemeenschapsvorming in de samenleving brengen. Hij signaleerde de kloof tussen de vragen uit de samenleving en het aanbod en de houding van de kerk. Volgens hem moest het IWR niet vergeten dat zij te doen had met recreanten. In het recreatieve milieu was men volgens hem teveel bezig als kerk. Verder vond Prins dat het IWR een service-instituut diende te zijn: coördineren, stimuleren en adviseren waar dat nodig was. Het IWR diende de eerste aanzet te geven, zodat men zelfstandig verder kon. Verder moest de stichting onderzoek verrichten naar behoeftes en zich bezighouden met actuele onderwerpen, zoals de rol van kerkgebouwen. 85 Het ging bij ‘kerk en recreatie’ volgens Prins om pastoraat en dienstbaarheid ter bevordering van het welzijn van mensen in hun recreatiemilieu. 86 De (vaste) campinggasten nemen immers hun problemen van thuis met zich mee, en spanningen, angsten en zorgen komen tijdens de vakantie naar boven. De pastor kan dan met zijn aanwezigheid en luisterend oor de gast van dienst zijn. 87 Een aanbeveling naar aanleiding van de studiedag ging uit naar de landelijke organen van de kerken. De kerkelijke structuur zou herzien moeten worden als het ging om recreatiegemeenten. 88 Door plaatselijke en regionale commissies van kerken werden toeristenpastors aangesteld, die in het hoogseizoen op kosten van de plaatselijke kerken een aantal weken op recreatieterrein actief werden, om vorm te geven aan het pastorale aspect. Naast deze gerichte pastorale zorg, worden er ook zogenaamde ‘open-kerk activiteiten’ geïnitieerd, waarbij kerkelijke geloofsgemeenschappen hun kerkgebouwen openstellen voor toeristen, en hen ook een luisterend, pastoraal oor bieden. 89 Beide vormen van toeristenpastoraat zullen in hoofdstuk 4 aan de orde komen en geanalyseerd worden. Begin jaren negentig wilde het IWR graag een nieuw beleid voor de komende jaren opstellen. Het nieuwe thema werd ‘gastvrijheid’. Dit was gericht op de dienstbaarheid vanuit de gemeenten en parochies in recreatiegebieden. Men wilde een stukje verdieping en gastvrijheid bieden met betrekking tot mensen in hun woonmilieu en recreatiemilieu, en daarin hun relatie tot de kerkelijke gemeente. 90 De kerk moest volgens het IWR accepteren dat zij is gedegradeerd tot één van de vele instituties waarvan mensen 84
Idem. Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 12. 86 Idem., 13. 87 Idem., 12-13, Het alledaagse in het recreatiepastoraat, 15, Putman, W., Ik deel niets uit, ik heb alleen mijzelf in de aanbieding, 31. 88 Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 13. 89 Het Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie (IWR), 3. 90 Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 13. 85
‐ 21 ‐
eventueel lid kunnen worden. 91 Antoinette Zoontjes sprak in het eindwerkstuk van haar bachelor over de positie van de kerk die veranderd is van een monopolie naar een marktpositie. 92 De kerk dient de secularisatie volgens het IWR aan te nemen als feit en gewoonweg te vertellen ‘wie zij is als kerk’ en ‘wat zij doet’. 93 Conclusie: “(…) het IWR zou in de komende jaren het recreatiepastoraat speciale aandacht geven, omdat daar een wezenlijke bijdrage wordt geleverd aan presentie en presentatie van kerken in de verblijfsrecreatie.” 94 De bezinningsnota van de sectie Studie en bezinning, die tijdens de Algemeen Bestuursvergadering van mei 1996 werd besproken, onderstreepte het belang voor het IWR dat de kerk zich ontwikkelt tot een open gemeenschap van Christenen die zoekt naar (nieuwe) vormen van zingeving en spiritualiteit. 95 Nieuwe visie op behoeftes van de recreanten Het IWR greep het 25-jarige jubileum van 2001 aan om te bezinnen op haar werkwijze, om zo nieuwe wegen in te slaan. 96 Op verschillende plaatsen in de brochure Het alledaagse in het recreatiepastoraat, die uitkwam in april 2005, doet het IWR verslag van hoe zij tegenwoordig haar taak ziet gevestigd en waar volgens haar recreanten in de huidige maatschappij op het gebied van toeristenpastoraat behoefte aan hebben. Zo geeft het IWR te kennen “(…) zich nog duidelijker [te gaan] profileren als een organisatie die in samenwerking met ondernemers een goed aanbod heeft voor recreanten die op vakantie willen stilstaan ‘bij wat er werkelijk toe doet’. 97 Over het aanbod van het IWR, het aanwezig en beschikbaar zijn als pastor en het bieden van een luisterend oor, heb ik hierboven al kort gesproken. In de hand-out die ik kreeg op de voorbereidingsdag van het toeristenpastoraat in Chaam, op 18 april 2009, wordt de driedelige taakomschrijving van de pastor weergegeven. Eerst is er het “beschikbaar zijn voor de gasten”. Men dient open te staan voor de ander, de ander bij te staan en ruimte te geven. Het toeristenpastoraat is een ‘vrijplaats’; gasten krijgen de gelegenheid hun verhaal te doen, de pastor moeilijke onderwerpen toe te vertrouwen en te reflecteren op het eigen bestaan, zonder consequenties. Er wordt geen model aan de gasten opgelegd, zij krijgen alle vrijheid. Het geven van ‘ruimte’, in plaats van duidend, verklarend of oplossingsgericht te werk te gaan, staat centraal. Verder dient de pastor zichtbaar te zijn: zijn poster met foto en verblijfplaats hangt bij de campingreceptie en hij gaat naar campingactiviteiten om zijn gezicht te laten zien. Door de pastor dient een ‘gepaste terughoudendheid’ in acht te worden genomen als het gaat om vervolgcontacten. De pastor mag zelf geen initiatief nemen om door te vragen op eerder vertelde 91
Idem., 16. Zoontjens, A., “Present in Action”, 4. 93 Idem., 12, Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 16. 94 Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 16. 95 Idem., 25, 29, Het Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie (IWR), 3. 96 Het alledaagse in het recreatiepastoraat, 10-11. 97 Idem., 10. 92
‐ 22 ‐
verhalen; men wil hier wellicht niet aan herinnerd worden. De tweede taak is die van het ‘bijdragen aan gemeenschapsvorming’. Dit houdt in dat de pastor het mogelijk maakt dat mensen elkaar ontmoeten en tot uitwisseling kunnen komen, vanuit de gedachte dat dit leidt tot verbondenheid met elkaar. De pastor kan dit faciliteren door bijvoorbeeld samen te wandelen, een excursie te maken of een kopje koffie te drinken met campinggasten. De laatste in het takenpakket van de pastor is het ‘bijdragen aan de mogelijkheid tot bezinning, inspiratie en het ontwikkelen van een persoonlijke spiritualiteit’. Het IWR heeft door ervaring geleerd dat men juist tijdens de vakantie meer open staat voor reflectie en bezinning dan tijdens de hectiek van het dagelijks leven. Toeristenpastores kunnen hierin een bijdrage leveren door activiteiten voor de gasten te organiseren. 98 “Het bezoeken van andere plaatsen zoals steden en dorpen, kloosters, kerken, begraafplaatsen, kapelletjes en het ontmoeten van andere mensen kan het zicht openen op andere waarden en manieren van leven, omgaan met moeilijke dingen en hoe het leven werd geleid door mensen die ons zijn voorgegaan (…)”. 99 Andere mogelijke activiteiten zijn: de natuur ingaan, stiltewandelingen, wandelingen met gedichten of verhalen, galerieën voor beeldende kunst, exposities, muziek uitvoeringen, toneel en zang. Door middel van zulke activiteiten, de ontmoetingen en het kopje koffie of de borrel erna kan volgens de hand-out gemakkelijk de vraag naar de betekenis van wat er in de activiteit werd aangeboden, aan de orde komen. De pastor sluit aan bij de (latente) vraag van de gasten. Hij reikt gelegenheden aan om zich samen met anderen te verwonderen, geïnspireerd te raken en mogelijk voeding te vinden voor vorming van persoonlijke spiritualiteit. 100 Over de vraagzijde, de daadwerkelijke behoefte van de recreant, is nog weinig gesproken. Dat deze behoefte er is, daar bestaat bij het IWR geen twijfel over; de laatste jaren is deze behoefte volgens de stichting zelfs zeer evident aanwezig. En in de vakantie ligt deze behoefte niet stil; integendeel: juist wanneer de mens ontspant, heeft hij behoefte aan dat ‘wat er werkelijk toe doet’. Het IWR zet zich vol overgave in om nieuwe vormen en modellen te zoeken en ontwikkelen, om in deze behoefte te voorzien, want 101 “de behoefte aan aandacht voor spiritualiteit en zingeving/zinvinding laat zien hoeveel behoefte er is aan een goed gesprek, een werkelijke ontmoeting en handvatten om daarmee verder te kunnen.” 102 Verderop in de brochure zegt ook Johannes Wenting, pastoor van Weesp, Muiden en Muiderberg, dat hij merkt dat mensen bij hun recreatie behoefte hebben aan bezinning en verdieping. Hij noemt hierbij een voorbeeld van gezinnen die in bungalowparken deelnemen aan yogaprogramma’s, meditatieoefeningen, ontspanningsoefeningen en stilte-ervaringen. 103 Rombouts, de staffunctionaris van het IWR, stuit echter soms bij samenwerking met de kerken op 98
Rombouts, W., Voorbereidingsdag Toeristenpastoraat Chaam 18 april 2009, hand-out IWR: Utrecht, april 2009, 2-6. Idem., 5. 100 Idem., 6. 101 Het alledaagse in het recreatiepastoraat, 10-11. 102 Idem., 11. 103 Idem., 19. 99
‐ 23 ‐
weerstand. Dit vanuit het idee: men gaat op vakantie voor de rust, waarom zouden we hen dan ‘lastig vallen’ en vanuit de kerken extra aandacht aan hen besteden? Rombouts blijft er echter bij dat vakantiegangers vaak op zoek zijn naar verdieping en nieuwe ervaringen en dat de kerk daar een belangrijke rol in kan spelen. 104 Maar wie zegt dat dat inderdaad heden ten dage nog zo is? Het IWR werkt vanuit de veronderstelling dat mensen in het algemeen open staan, bereid zijn tot nadenken en verwondering, maar daartoe ook een uitnodigende impuls – vanuit het toeristenpastoraat – kunnen gebruiken. 105 Geldt deze veronderstelling, deze door het IWR veronderstelde behoefte, nog steeds? Hoe staat het tegenwoordig met onze maatschappij, kerk en zingeving/spiritualiteit? Wil of kan men hier (nog) iets mee? Putman geeft in het besluit van zijn brochure aan dat het van belang is in onze brede en pluriforme Nederlandse samenleving een vorm van pastoraat aan te bieden die aansluit bij de directe leefwereld van alle betrokkenen. 106 En het is precies déze leefwereld, met de denkbeelden over kerk, zingeving en spiritualiteit, die ik in hoofdstuk 4 van dit onderzoeksverslag aan de orde wil stellen.
104
Idem., 15. Idem., 17, Putman, W., Ik deel niets uit, ik heb alleen mijzelf in de aanbieding, 31. 106 Putman, W., Ik deel niets uit, ik heb alleen mijzelf in de aanbieding, 31. 105
‐ 24 ‐
HOOFDSTUK 4: GELOOF EN GELOOFSBELEVING IN NEDERLAND
4.1: secularisering In hoofdstuk 3 kwam het vermeende secularisatieproces, waarover het IWR en Zoontjes spraken, al aan bod. Het IWR adviseerde de kerk de secularisatie ‘gewoon’ als feit aan te nemen en als het ware ter contrast te vertellen wie zij als kerk is en wat zij te bieden heeft.107 De kerk is verworden tot één der instituties op de institutiemarkt, waar men lid van kan worden. 108 Volgens Zoontjes betreft het secularisatieproces een proces van ontkerkelijking in heel onze cultuur en samenleving. 109 In haar verslag is Zoontjes duidelijk: zij vindt dat het IWR de geseculariseerde maatschappij serieus dient te nemen. Zij pleit voor het bijeenbrengen van recreatie en kerk, waarbij de secularisatie beschouwd dient te worden als een feitelijke werkelijkheid. Zij is het met het IWR eens dat er niet meer gedacht dient te worden vanuit het kerkelijk instituut. 110 Zoontjes maakt in haar verslag gebruik van de werkdefinitie van secularisatie die G. Dekker en H. C. Stoffels gebruiken in hun boek Godsdienst en Samenleving. Een introductie in de godsdienstsociologie 111 : “(…) het verminderen van de betrokkenheid op een als transcendent ervaren werkelijkheid.” 112 Interessant is echter dat Dekker en Stoffels meer nuance aanbrengen als het gaat om het weergeven van hoe secularisatie te verbinden is met onze samenleving. Zij geven aan dat het begrip ‘secularisatie’ zeer verschillend gebruikt wordt en dat het verschijnsel bijgevolg verschillend gewaardeerd wordt. De gangbare gedachtegang bij secularisatie is dat overal waar een samenleving zich moderniseert, de godsdienst – dus de godsdienstige opvattingen, symbolen en instituties – aan betekenis voor het leven en samenleven van mensen verliest of op den duur zelfs geheel zal verdwijnen. In de afgelopen decennia is men echter anders over deze stellinginname gaan denken. Men gaat er in het algemeen niet meer vanuit dat de modernisering van de samenleving onontkoombaar en onomkeerbaar met (opkomende) secularisatie van doen heeft. Er vindt tussen beiden geen rechtlijnige ontwikkeling plaats. Enerzijds werd namelijk ondervonden dat in moderne samenlevingen godsdienst niet altijd verzwakte; integendeel, soms was er zelfs sprake van versterking van bepaalde vormen van godsdienstigheid, zoals in Amerika. Anderzijds had men zich altijd eenzijdig geconcentreerd op de bestaande, kerkelijk georganiseerde godsdienstigheid. Men ontdekte echter dat met een verzwakte of afnemende betekenis van godsdienstigheid nog niet de godsdienstigheid als zodanig behoeft te verzwakken of verdwijnen. Ook deze 107
Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd, 16. Zoontjens, A., “Present in Action”, 4, 18, 21, Dekker, G., Stoffels, H.C., Godsdienst en Samenleving, 121, 123, 126, 135. 109 Zoontjens, A., “Present in Action”, 4. 110 Idem., 12. 111 Idem., 14. 112 Idem., Dekker, G., Stoffels, H.C., Godsdienst en Samenleving, 117. 108
‐ 25 ‐
zijn dus niet onlosmakelijk verbonden. 113 Bij het verminderen van kerkelijkheid en kerkelijke activiteit, afnemende frequentie en betekenis van gebed en het minder waarde hechten aan godsdienstige opvattingen, moet men ook rekening houden met nieuwere vormen van religiositeit. 114 De kerk is tegenwoordig voor veel minder mensen dan vroeger van betekenis. Dit blijkt volgens Dekker en Stoffels uit het feit dat vroeger vrijwel iedereen kerklid was en in het huidige Nederland ongeveer de helft van de bevolking zich niet tot een kerk of godsdienstige groepering rekent. Ook het zondagse kerkbezoek – en dan met name onder jongeren – laat een flinke daling zien. 115 Daarbij veranderen ook de godsdienstige opvattingen. Nederlanders stemmen minder in met de traditionele godsdienstige waarheden, zoals opvattingen over God, Christus, de Bijbel, de zin van het bidden en natuurrampen in de wereld, zo blijkt uit de bekende onderzoeken van God in Nederland van 1966-1996. 116 Deze daling is zowel onder niet-kerkelijken als kerkelijken merkbaar. In dezelfde onderzoeken lieten de ondervraagden weten dat het geloof van minder betekenis was geworden in hun leven. 117 Zo was het percentage dat bij de vraag “Het geloof heeft in het leven:” als antwoord gaf “(zeer) grote betekenis” en “enige betekenis” in de jaren 1979 en 1996 respectievelijk 72 en 63%. En bij de vraag naar de frequentie van het kerkbezoek gaven de antwoorden “Regelmatig (vrijwel iedere week) en “soms” bij de jaren 1966, 1979 en 1996 respectievelijk de volgende percentages weer: 57, 44 en 34%. Echter, bij de vraag “Het geloof is volgens eigen zeggen:” zijn de percentages bij “sterker geworden” en “gelijk gebleven” bij dezelfde jaren respectievelijk 87, 74 en 75%. Tussen 1979 en 1996 is er dus sprake van een lichte stijging. Daarbij is ook de stijgende lijn in percentages bij de vraag “Kan men een gelovig mens zijn zonder ooit naar de kerk te gaan?” opmerkelijk. Hierbij is bij dezelfde jaren een respectievelijke stijging zichtbaar van mensen die hier “ja” op antwoorden: van 90, via 94 naar 96%. 118 Uitgaande van bovenstaande percentages van de vier vragen lijkt het erop dat de geloofsbeleving een eigen leven gaat leiden; men beleeft het geloof nog steeds, alleen los van de kerk. Gerrit Kronjee en Martijn Lampert hebben dit verschijnsel van de laatste decennia verder uitgediept, en hebben hun eigen visie op secularisatie en religieuze geloofsbeleving ontwikkeld. Zij zullen nu aan bod komen.
113
Idem., 113-114. Idem., 117. 115 Idem., 119. 116 Idem., 119, 122. 117 Idem., 119. 118 Idem., 124. 114
‐ 26 ‐
4.2: religieuze transformatie Leefstijl en zingevingcategorieën De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) bundel “Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie” ontstond, zo geeft Kronjee aan, op het moment dat er een kentering kwam in Nederland in de gedachte dat er geen toekomst is voor religie en dat religie zich beperkt tot de privésfeer. Ook keek men met andere ogen naar de manifestatie van religie: zou dit tegenwoordig niet op een andere manier gebeuren dan vroeger? En is het beeld van de voorschrijdende secularisatie nog wel houdbaar? Gingen we daarbij niet te veel uit van een idee over de relatie tussen religie en samenleving dat niet meer van deze tijd is? 119 Onderzoek- en adviesbureau Motivaction deed in oktober en november 2003 onder 2021 Nederlanders een onderzoek naar de zin die men in deze tijd in Nederland aan het leven geeft. 120 Dit onderzoek stond in het licht van een toenemend belang van leefstijlen in het verklaren van gedragingen en voorkeuren van Nederlanders. Nederlandse burgers zijn, onder invloed van de stijging van het gemiddelde opleidingsniveau en de toegenomen welvaart in de afgelopen decennia, kritischer, zelfbewuster en consumptiever geworden. Men leeft meer als individu, maar maakt tegelijkertijd deel uit van een maatschappij, ingedeeld in bevolkingscategorieën met bijbehorende leefstijlen. Men identificeert en onderscheidt zich in de hedendaagse cultuur minder via klasse, familie of afkomst. Onder andere technologische ontwikkelingen en mondialisering van economie en cultuur hebben bijgedragen aan een ‘onttraditionalisering’ van de leefwereld. Dit betekent dat grote groepen meer reflexief en kritisch omgaan met traditionele waarden in een veranderende wereld, waarin nieuwe oriëntaties opkomen. In de postmoderne consumptiecultuur staan beeld (esthetiek) en beleving (hedonisme) centraal. Deze esthetisering van het alledaagse leven voltrekt zich niet meer via hiërarchische sociale klassen, maar is sterk verbonden met leefstijlen. De ontwikkeling naar een leefstijlmaatschappij heeft niet alleen gevolgen voor het domein van consumptie en media, maar ook voor het publieke domein, het terrein van arbeid, het terrein van zingeving en het gebied van burgerschap en politieke en maatschappelijke betrokkenheid. In het onderzoek van Motivaction naar zingeving werden daarom de belevingswereld, leefstijlen en basiswaarden van Nederlanders in kaart gebracht. 121 Aan de geënquêteerden werd gevraagd welke diepere betekenis zij aan hun leven geven en hoe zij dit tot uiting brengen in de keuzes die zij maken. Daarnaast zijn er gegevens verzameld over persoonlijke religieuze opvattingen. De deelnemers konden vrij hun 119
Kronjee, G., “De religieuze transformatie en de sociale cohesie”, in: Donk, van de W.B.H.J., Jonkers, A.P. e.a. (red.), Geloven in het publieke domein, 67. 120 Kronjee, G., Lampert, M., “Leefstijlen en zingeving”, in: Donk, van de W.B.H.J., Jonkers, A.P. e.a. (red.), Geloven in het publieke domein, 171. 121 Idem., 172-173.
‐ 27 ‐
ideeën formuleren, er waren van tevoren geen vastgelegde categorieën. De verschillende opvattingen van de deelnemers werden vervolgens via verschillende dimensies en naar de religieuze en levensbeschouwelijke achtergrond ingedeeld. Religie werd in het onderzoek gezien als één van de vormen van zingeving, naast bijvoorbeeld de humanistische. En binnen de religieuze of transcendente vormen werd onderscheid gemaakt tussen gebonden religieuze en ongebonden spirituele vormen. De verschillende antwoorden tezamen werden geordend tot levensbeschouwelijke profielen die verwijzen naar verschillende leefstijlen. 122 Er konden op basis van de antwoorden zes categorieën onderscheiden worden, te weten: niet-religieus, niet-humanistisch (18%), niet-religieus, gematigd humanistisch (16%), nietreligieus, humanistisch (12%), ongebonden spiritueel (26%), Christenen (25%) en overige gebonden religieuzen (3%). 123 Ik zal nu weergeven wat de uitkomst van elk van de categorieën was bij de dimensie die in dit verslag relevant is: de zingeving. De niet-religieuze, niet-humanistische categorie Deze categorie scoort in vergelijking met de anderen het hoogst op nihilisme 124 , hoog op hedonisme en laag op de dimensie transcendentie. Men geeft aan nergens in te geloven; men staat negatief ten opzichte van transcendente waarden. Deze categorie loopt het risico om in een anomische situatie terecht te komen, waarbij normenovertreding op de loer ligt. Zij kunnen als buitenstaanders, afzijdige burgers worden getypeerd. Vermoedelijk is deze categorie gemakkelijk beïnvloedbaar en kan zij gevoelig zijn voor extreme visies. Zelfbeschikking is belangrijk. Men is intolerant en heeft weinig vertrouwen in de ander. 125 De niet-religieuze, gematigd humanistische categorie Deze categorie scoort in vergelijking met de anderen het hoogst op hedonisme en laag op de dimensie van transcendentie. Ook wordt er hoog gescoord op sociaal/moreel en nihilisme. Familie/gezin/vrienden (de nabije ander) geven bij deze categorie vaker een diepere betekenis aan het leven, evenals plezier/gezelligheid en lol. Verder is men sterk ambitieus ingesteld. Men is weinig tolerant ingesteld en het ervaren van kicks is belangrijk. 126 De niet-religieuze, humanistische categorie Deze categorie scoort van allen het hoogst op de dimensie sociaal/moreel. Men scoort hoger op de dimensie nihilisme en lager op transcendentie dan gemiddeld. Men heeft zich wel eens verdiept in esoterie, maar dit speelt geen rol in het leven. Net als bij de niet-religieuze, gematigd humanistische 122
Idem., 171, Kronjee, G., “De religieuze transformatie en de sociale cohesie”, 69. Kronjee, G., Lampert, M., “Leefstijlen en zingeving”, 176-177. 124 De hoge score op dimensie van nihilisme komt mede tot stand door het relatief grote aantal dat geen antwoord kon geven op de open zingevingsvraag. Kronjee, G., Lampert, M., “Leefstijlen en zingeving”, 181. 125 Idem., 180-183. 126 Idem., 182-183 123
‐ 28 ‐
categorie geeft familie/gezin/vrienden (de nabije ander) een diepere betekenis aan het leven, als ook het hedonisme: plezier/geluk/gezelligheid en lol. Daarnaast geeft deze categorie aan dat vertrouwen hebben, respect, tolerantie en liefde/warmte/aandacht voor anderen hebben een diepere betekenis geeft aan het leven. Men is dan ook open minded ingesteld. 127 De ongebonden spirituele categorie Deze nieuwe categorie scoort in vergelijking met anderen hoger op de dimensie transcendentie. Bij de transcendente, spirituele oriëntatie conformeert men zich echter niet aan doctrines. Men is empathisch ingesteld, richt zich op harmonie met de wereld en vertrouwt op de eigen intuïtie. Voor ongebonden spirituelen speelt religie en het leven naar geloofsregels een minder belangrijke rol; spiritualiteit en een hogere wereld zijn belangrijker. Ook zijn zelfbeschikking en emancipatie belangrijk. Men staat niet negatief tegenover hedonisme. De overgrote meerderheid heeft zich weleens in esoterische zaken verdiept. Verder scoort deze categorie hoog op de dimensie sociaal/moreel. Hij scoort beduidend lager op de dimensie nihilisme. 128 De categorie Christenen Deze categorie scoort hoog op de dimensie transcendentie en lager op sociaal/moreel, hedonisme en nihilisme dan gemiddeld. Religie/geloof in God speelt in het leven een grote rol. Ook het geven van liefde, aardig zijn en klaar staan voor een ander (naastenliefde) speelt een belangrijke rol, net als het leven naar geloofsregels en de kerk bezoeken. Wat dit laatste betreft gaan wel steeds minder Christenen wekelijks naar de kerk en vergrijzen de kerkbezoekers. Voor rituelen rondom geboorte, dood en trouwen zoekt men wel nog steeds de kerk op. Verder kenmerken solidariteit en gemeenschapszin deze levensbeschouwing. Zelfbeschikking is minder belangrijk. De categorie Christenen valt als volgt op te delen: rooms-katholiek (9%), protestant, gereformeerd, hervormd (10%) en de overige Christelijke groepen (algemeen, baptist, evangelisch en apostolisch, 6%). 129 De overige gebonden religieuze categorie Deze categorie scoort net als de categorie Christenen hoog op de dimensie transcendentie, hoger zelfs, en lager op sociaal/moreel, hedonisme en nihilisme. Ook culturele vrijheden zijn minder belangrijk. Religie/geloof in Allah speelt hier een grote rol, evenals leven naar geloofsregels/Koran en Islamitische opvattingen met betrekking tot eer, schaamte en reputatie. Verder scoort de categorie hoger op weloverwogen keuzes maken en bidden/mediteren. De familie(reputatie) is belangrijk. Ook in deze 127
Idem., 182-183. Idem., 184-185. 129 Idem., 186-187, 189. 128
‐ 29 ‐
categorie is zelfbeschikking minder belangrijk. Het overgrote gedeelte van deze categorie is moslim (2,7%) en verder behoren enkele respondenten tot de stromingen Jodendom, Boeddhisme en Hindoeïsme. 130 Een belangrijke uitkomst uit het onderzoek van Kronjee en Lampert is dat er een nieuwe categorie ontstaat: ongebonden spiritualiteit. Deze bestaat naast reeds bestaande niet-religieuze vormen, humanistisch en niet-humanistisch. 131 De kerkgebonden zingeving verdwijnt daarentegen, zoals we hebben gezien in paragraaf 4.1, langzaam. Belangrijk gegeven bij de nieuwe categorie is dat de behoefte aan transcendentie niet meer exclusief verbonden is met geïnstitutionaliseerde religies. 132 De ongebonden spirituele categorie conformeert zich niet aan doctrines. Wat deze nieuwe categorie met de categorieën Christenen en overige gebonden religieuzen gemeen heeft, is een sterkte gerichtheid op spiritualiteit, harmonie en een hogere wereld. Ook zelfbeschikking en emancipatie zijn belangrijk. De spiritualiteit komt tot uiting in een transcendente, intrinsieke motivatie, losstaand van doctrine. Men kent een grote rol toe aan de eigen intuïtie. Ook op hedonisme wordt positief gescoord. 85% van de ondervraagden die onder deze categorie vallen, heeft aangegeven zich in esoterische zaken (astrologie, reïncarnatie, yogaleer, enzovoorts) te hebben verdiept. De niet-gebonden spirituelen behoren eerder tot een wat jongere leeftijdscategorie. Verder is er sprake van een alternatieve, gepersonaliseerde beleving van het transcendente. Het transcendente is praktisch bruikbaar; het is bijvoorbeeld goed voor de gezondheid (massages, healings, acupunctuur, wellness, geneeskrachtige kristallen, enzovoorts) en voor een harmonieus functioneren. Ongebonden spirituelen kunnen gebruikmaken van een divers zingevings- en uitingsaanbod. 133 Er bestaan voor hen talloze functionele equivalenten – waarbij in dezelfde transcendente behoeften wordt voorzien door andere dan kerkelijke instituties 134 – , zoals de spirituele boekenmarkt, centra voor yoga, mediums, praatgroepen, enzovoorts. Er worden wel degelijk nieuwe bindingen aangegaan, echter het aanbod zelf is niet geïnstitutionaliseerd. 135 Met het ontstaan van deze categorie is religie gedeeltelijk onzichtbaar geworden; er is geen duidelijke binding meer met bepaalde instituten. Het is moeilijk om vat te krijgen op deze onzichtbare categorie, zeker in vergelijking met de materiële aanwezigheid van de religie in kerkgebouwen. 136 Uit het onderzoek van Kronjee en Lampert blijkt dat de stellingaanname van de toenemende secularisatie, die uitgaat van kerkgang en aanhang van Christelijke leerstellingen, in onze moderne samenleving geen 130
Idem., 187-189. Idem., 194, Kronjee, G., “De religieuze transformatie en de sociale cohesie”, 69. 132 Kronjee, G., Lampert, M., “Leefstijlen en zingeving”, 194. 133 Idem., 184-186. 134 Idem., 175, Kronjee, G., “De religieuze transformatie en de sociale cohesie”, 68. 135 Kronjee, G., Lampert, M., “Leefstijlen en zingeving”, 185. 136 Kronjee, G., “De religieuze transformatie en de sociale cohesie”, 83. 131
‐ 30 ‐
recht doet aan de blijvende betekenis van religie als zingeving. Nieuwe vormen van zingeving worden bij de stellingaanname van secularisatie buiten beschouwing gelaten. Wanneer men het geloof gelijkstelt aan het Christelijke geloof en daarbij behorende tradities, is er inderdaad sprake van een neergang. Maar wanneer men het godsbegrip ruimer stelt, ligt het anders. “Het begrip secularisatie is dan achterhaald, het gaat sterk uit van christelijke opvattingen die in een kerk worden beleden, terwijl mensen tegenwoordig ook religieus of spiritueel kunnen zijn zonder een band te hebben met een bepaalde kerk of religieuze leerstellingen.” 137 , stellen Kronjee en Lampert. Zij spreken daarom van een religieuze transformatie, in plaats van van een secularisatie. 138 Mentality-milieus In verband met leefstijlen is door Motivaction onlangs ook een ander onderzoek uitgevoerd, in opdracht van de Protestantse Gemeente in Amstelveen-Buitenveldert. In het kader van haar bezinningsproces wilde de gemeente een onderzoek naar de manier waarop verschillende groepen in de Nederlandse bevolking omgaan met geloof, levensvragen en zingeving. Dit algemene onderzoek wordt vervolgens toegepast op de specifieke situatie in de gemeente. Het onderzoek heeft tot doel meer uitwisseling tot stand te brengen tussen de PKN en díe bevolkingsgroepen waar zij op dit moment onvoldoende mee in contact staat. 139 Ondanks dat het onderzoek toegespitst is op de PKN, wordt hier niet louter de focus op gelegd, maar wordt er vooral een algemeen beeld geschetst van het zingevingslandschap in Nederland, dat relevant is voor het toeristenpastoraat. Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van het zogenaamde Mentalitymodel. 140 Mentality is het waarden- en leefstijlmodel dat Motivaction zelf en in samenwerking met buitenlandse partnerbureaus sinds 1997 uitvoert. 141 De afgelopen vijftien jaar heeft Motivaction aan de hand van het Mentality-model onderzoek gedaan naar de wensen en waarden van Nederlanders. 142 Zij heeft dankzij een jaarlijks grootschalig onderzoek (diepte-interviews, schriftelijk en via Internet) een database opgebouwd met meer dan 20.000 respondenten en 10.000 onderzoeksgegevens op uiteenlopende gebieden. 143 Uit deze database is geput voor de zingevinganalyse in het onderzoek van de PKN. 144 Normen en waarden vormen volgens Motivaction tegenwoordig de sleutel die toegang geeft tot de belevingswereld en leefstijl van de Nederlander. 145 De Mentality-milieus zijn bevolkingssegmenten die op een vergelijkbare manier in het leven staan op het gebied van normen en waarden ten aanzien van 137
Kronjee, G., Lampert, M., “Leefstijlen en zingeving”, 174. Idem., 174, 194, Kronjee, G., “De religieuze transformatie en de sociale cohesie”, 69. 139 Jobsen, P., Metaal, S., Analyse Mentality-milieus: zingevingsprofielen en relatie tot de PKN, Motivaction International: 8 januari 2009, 4. 140 Idem. 141 Idem., 8. 142 Idem., 5. 143 Idem., 5, 111. 144 Idem., 5. 145 Idem., 8. 138
‐ 31 ‐
maatschappelijke kwesties, werk, vrije tijd, consumeren, esthetiek en sociale relaties. Verder hebben zij overeenkomstige ambities en aspiraties. Per milieu wordt er aangegeven welke leeftijdsgroepen zijn overen ondervertegenwoordigd. 146 Het Mentality-model onderscheidt acht segmenten, te weten: de traditionele burgerij (16%), de nieuwe conservatieven (8%), de moderne burgerij (22%), de kosmopolieten (10%), de gemaksgeoriënteerden (10%), de opwaarts mobielen (13%), de post-materialisten (10%) en de postmoderne hedonisten (11%). 147 Hieronder zal ik per Mentality-milieu het zingevingsprofiel weergeven. De traditionele burgerij Religie speelt in vergelijking tot de rest bij dit milieu de meest vanzelfsprekende rol. Men is vaker lid van een kerkgemeenschap. Het kerkbezoek ligt hier het hoogst en een groot deel van de traditionele burgerij gaat wekelijks. Ook is er bij hen – praktiserend of niet – veel waardering voor de rol van de kerk in de samenleving. Rooms-katholieken, hervormden en gereformeerden zijn sterk oververtegenwoordigd. Zingeving speelt in het dagelijks leven van dit milieu een belangrijke rol, en vindt plaats binnen de kaders van de traditie. Levensbeschouwing biedt duidelijke ankers en richtlijnen, en de priester of dominee is een gezaghebbend persoon. De traditionele burgerij is bewust bezig met het geestelijk leven, maar is minder geïnteresseerd in nieuwe vormen van spiritualiteit. Traditionele burgers hebben vaak moeite met de manier waarop mensen met elkaar omgaan en de normen en waarden die zij zien in de huidige cultuur. Maatschappelijke veranderingen zijn vaak bedreigend of onwenselijk; ‘de samenleving was vroeger beter’. Dit milieu houdt zich verder ver van hedonisme. Men vindt het belangrijk iets voor een ander te doen en zet zich vaak in als vrijwilliger voor organisaties in de buurt. Ook voelt men zich betrokken bij mensen in nood wereldwijd. 148 De grootste leeftijdsgroep in dit milieu is die van 50 tot 80 jarigen. Er behoren relatief weinig mensen onder de 45 jaar toe. 149 De nieuwe conservatieven Dit milieu is vaker dan gemiddeld lid van een religieuze of levensbeschouwelijke organisatie. Men brengt relatief frequent een bezoek aan de kerk. Gereformeerden zijn oververtegenwoordigd. Vaker dan gemiddeld is het aanhangen van godsdienst voor nieuwe conservatieven een bron van geluk. In tegenstelling tot de traditionele burgerij speelt deze echter geen centrale rol in het dagelijks leven. Carrière, status en familie zijn belangrijker. Wanneer nieuwe conservatieven een familie bezitten met een religieuze geschiedenis, zijn zij sneller geneigd zichzelf als religieus te zien, dan dat religie een prominente rol speelt. De rationele instelling van dit milieu maakt dat transcendente zingeving niet op de 146
Idem., 5. Idem., 16. 148 Idem., 26-28. 149 Idem., 24. 147
‐ 32 ‐
eerste plaats komt. Wel houdt men van tradities in de kerk als trouwen of een dienst bij een uitvaart. Halverwege de vorige eeuw hechtte de nieuwe conservatieven nog aan een zekere status die zij aan het lidmaatschap van de kerk, het behoren tot een zuil en de plaats die men daarbinnen innam, ontleenden. Nu verschaft de kerk deze (maatschappelijke) status, waar dit milieu aan hecht, niet meer vanzelfsprekend. Verder is men niet sterk hedonistisch; men ‘mag’ pas genieten, wanneer men het door hard werken heeft verdiend. Familiebanden, tradities en etiquette worden gekoesterd en in stand gehouden. Hun sterke waardengevoel dragen de nieuwe conservatieven over van generatie op generatie. 150 De leeftijd in dit milieu is hoger dan gemiddeld. 151 De moderne burgerij De moderne burgerij positioneert zich tussen de traditionele en meer moderne milieus en kan daarom gezien worden als ‘de gemiddelde Nederlander’. Zij is niet erg religieus. Het traditionele kader van zingeving van de kerk van hun ouders, is voor hen grotendeels weggevallen. De ontkerkelijking is onder deze groep veelal het grootst geweest. Men heeft minder tolerantie jegens godsdienst, met name ten aanzien van de Islam. Wel heeft men behoefte aan tradities en rituelen, die bijvoorbeeld zichtbaar worden rond het overlijden van een bekend persoon. In rituelen die collectief kunnen worden ervaren zoekt men steun en vindt men een uitlaatklep voor emoties. Ondanks de secularisatie binnen dit milieu, worden moderne burgers nog steeds geconfronteerd met levensvragen, rondom ziekte, dood, geboorte enzovoorts. De antwoorden die de kerk op deze levensvragen kan bieden, bereiken de moderne burgerij niet of spreken onvoldoende aan. Het aanbod uit de seculiere hoek, zoals boeken en cursussen, is niet zo toegankelijk en tv-zenders en tijdschriften bieden op dit gebied onvoldoende diepgang. De opvoeding van kinderen is voor dit milieu een zorg. Wat is goede opvoeding en welke waarden moeten op welke manier worden overgedragen? Normen en waarden en de manier van omgang met mensen wordt belangrijker gevonden dan in de overige milieus. De moderne burgerij ziet graag duidelijke regels in de maatschappij. Zij richten zich meer op het eigen leven en de nabije ander dan op de wereld, ontwikkelingssamenwerking en de samenleving. Zij geven aan goede doelen in de directe omgeving en bij rampen. 152 De leeftijd in dit milieu is gespreid en loopt uiteen van jongeren, middelbare leeftijd tot ouderen. 153 De gemaksgeoriënteerden Gemaksgeoriënteerden zijn als één van de minst religieuze milieus minder met zingeving en levensvragen bezig. Ze zijn op het gebied van godsdienst en religieuze uitingen ook minder tolerant dan andere milieus, 150
Idem., 35-36. Idem., 33. 152 Idem., 43-45. 153 Idem., 41. 151
‐ 33 ‐
met name ten opzichte van de Islam. Er is weinig nieuwsgierigheid naar levensbeschouwelijke zaken, evenals naar (religieuze) tradities. Men staat niet heel beschouwend in het leven en praat hier weinig over. Maar ook dit milieu wordt wél geconfronteerd met levensvragen. Confronterende ervaringen en sociale problematiek (werkloosheid, eenzaamheid, gezondheidsproblemen, schuldenproblematiek of onveiligheid in de buurt), komen in dit milieu veel voor. Gemaksgeoriënteerden vormen hiermee een kwetsbare groep in de samenleving. Gemaksgeoriënteerden gaan zodoende op zoek gaan naar troost en begrip, welke in hun milieu niet vanzelfsprekend voorhanden zijn. Dit milieu heeft een uitgesproken hedonistische leefstijl. Gericht op het hier en nu ervaren zij graag spanning en intensiviteit. Genieten, het leven leven als een feest is belangrijk. Men laat zich niet graag beperken door normen en regels: vrijheid is belangrijk. Gemaksgeoriënteerden willen graag ergens bij horen. De nabije ander is belangrijk; er is een grote behoefte aan het collectief ervaren van grote emoties. Men geeft aan goede doelen dichtbij huis. 154 In dit milieu bevinden zich veel jongeren. Leeftijden tussen de 15 en 45 jaar zijn oververtegenwoordigd. 155 De opwaarts mobielen Dit milieu is minder kerkelijk dan gemiddeld. Het kerkbezoek ligt laag in dit ver geseculariseerde milieu waarin jongere generaties zijn oververtegenwoordigd. Onder de ouders van deze generaties is de ontkerkelijking sterk geweest, zodat de meeste opwaarts mobielen van huis uit geen religieuze opvoeding of – waarden hebben meegekregen. Ook moslims zijn in dit milieu oververtegenwoordigd. Nieuwe Nederlanders – van de tweede en derde generatie – combineren de traditionele religieuze waarden van hun ouders met een moderne waardenoriëntatie. Zo heeft men een relatief uitgesproken opvatting over een leven na de dood. Opwaarts mobielen zijn hedonistisch, maar willen ook moeite doen voor een leuk leven. Ze werken hard en hebben een bewijsdrift tegenover de ander. Deze prestatiedruk brengt een continue spanning met zich mee, die soms resulteert in onzekerheid, machteloosheid en stress. Meer dan bij andere milieus is men op zoek naar erkenning, ontplooiing, ergens bijhoren en talenten inzetten. 156 Deze groep is veelal jong; de groep tot 25 jaar is oververtegenwoordigd. Relatief weinig mensen van 60 jaar en ouder vallen onder deze categorie. 157 Kosmopolieten Deze groep is niet vaker dan andere milieus religieus of kerkelijk, maar wel vaker bewust met zingeving bezig. Status en exclusiviteit spelen een rol bij hun levensbeschouwelijke traditie. Voor een deel van de kosmopolieten is dat de Christelijke, maar het beeld dat men van het Christendom in Nederland heeft, is 154
Idem., 52-53. Idem., 50. 156 Idem., 60-61. 157 Idem., 58. 155
‐ 34 ‐
voor veel kosmopolieten te traditioneel en negatief qua beeldvorming, en biedt daardoor te weinig sociale en culturele status. De kosmopoliet put wel graag uit tradities, maar laat zich niet tot één traditie beperken. Voor dit milieu zijn zingeving, levensbeschouwing en contemplatie slechts een aantal van de vele belangrijke zaken in het leven. Zij concurreren met meer moderne en hedonistische zaken als carrière maken, uitgaan of reizen. Religie is geen vanzelfsprekend uitgangspunt meer. Dit milieu is geïnteresseerd in spiritualiteit, maar beleeft dit niet uitsluitend in religieuze context. De kosmopoliet is nieuwsgierig en stelt hoge eisen aan zichzelf: hij wil álles. De hoge prestatiedruk zorgt voor keuzestress en maakt onzeker. Verder zijn kosmopolieten tolerant en staan open voor andere culturen en nieuwe inzichten. 158 Jongeren – tot 35 jaar – vormen een relatief groot aandeel van deze groep. 159 Postmaterialisten Postmaterialisten hebben een brede blik op levensbeschouwing. Zij laten zich hierbij niet beperken tot een enkele traditie; ze kijken over de grenzen van een religie of denominatie heen. Er wordt uit verschillende bronnen geput en gezocht naar wat zij bij zichzelf vinden passen. Naast hun grote maatschappelijke betrokkenheid zijn postmaterialisten gefocust op zelfontplooiing en spiritualiteit. Zij doen graag meer levenswijsheid op en een deel van de groep richt zich hiervoor op de New Age-literatuur. Een ander aanzienlijk deel voelt zich goed thuis binnen de Christelijke traditie van de Protestantse kerk. En of men nu bewust gelovig is of overtuigd atheïst: men heeft hier een uitgesproken mening over, net als over de meeste maatschappelijke onderwerpen, en ventileert deze ook. Verder zet dit milieu nieuwe spirituele trends in Nederland. Naast de nadruk op zelfreflectie en zelfontplooiing, is er sprake van een grote betrokkenheid op de ander (nabij én ver weg). Men staat open voor andere ideeën, culturen en vreemdelingen. Men heeft een afkeer van hedonisme en staat zeer bewust en kritisch in het leven. 160 Jongeren zijn in dit segment ondervertegenwoordigd, mensen tussen de 45 en 60 jaar zijn oververtegenwoordigd. 161 Postmoderne hedonisten Dit milieu bezit het hoogste percentage aan mensen dat zichzelf niet als religieus of levensbeschouwelijk ziet. Kerklidmaatschap en –bezoek komen nauwelijks voor. Religie is verre van vanzelfsprekend, maar men is wél nieuwsgierig naar levensbeschouwing en zingeving. Vrijheid en autonomie zijn belangrijk. Postmoderne hedonisten hebben een experimentele en vernieuwende houding. Het opdoen van nieuwe ervaringen staat voorop. Bovendien is men op zoek naar zingeving zonder vooraf gedefinieerde of 158
Idem., 68-69. Idem., 66. 160 Idem., 76-77. 161 Idem., 74. 159
‐ 35 ‐
opgelegde kaders. Daardoor sluit traditionele, georganiseerde religie moeilijk aan bij hun waardenoriëntatie. Voor antwoorden op levensvragen hoeft niet per se gezocht te worden in kerkelijke of religieuze context. Ze kunnen uit elke traditie komen of zelf worden geformuleerd. Postmoderne hedonisten zijn zeer tolerant. Ze kunnen met een grote diversiteit aan mensen opschieten. Familiebanden zijn niet vanzelfsprekend, relaties met vrienden nemen een grotere plaats in. Deze groep wijkt graag af van heersende maatschappelijke normen. 162 De leeftijdscategorie bij deze groep is jongvolwassen tot 30/40 jaar. 163 Link tussen leefstijl en zingevingcategorieën en mentality-milieus De leefstijl en zingevingcategorieën en de mentality-milieus, beide afkomstig uit onderzoeken van Motivaction, vertonen evidente raakvlakken met elkaar. Zo passen de niet-religieuze, niet humanistische categorie en de niet-religieuze, gematigd humanistische categorie met hun nadruk op hedonisme, zelfbeschikking, intolerantie, kwetsbaarheid en vatbaarheid voor sociale problemen, hart voor de nabije ander en desinteresse in religie of zingeving bij het milieu van de gemaksgeoriënteerden. De sterke ambitie van de niet-religieuze, gematigd humanistische categorie vindt men echter niet bij de gemaksgeoriënteerden terug. De moderne burgerij past op het gebied van de intolerantie jegens godsdienst (secularisatie) en het geven om de nabije ander ook bij de niet-religieuze, niet humanistische categorie en de niet-religieuze, gematigd humanistische categorie. De niet-religieuze, humanistische categorie past bij de moderne burgerij wat betreft een mindere voorkeur voor religie, maar niet wat betreft de tolerantie. De moderne burgerij is niet erg tolerant, vooral niet jegens de Islam, waar de niet-religieuze, humanistische categorie open minded is, tolerant en vertrouwend. Ook heeft de niet-religieuze, humanistische categorie wel iets weg van de opwaarts mobielen, die zich ook in een geseculariseerd milieu bevinden, maar net als de genoemde categorie niet negatief tegenover religie staan. De ongebonden spirituele categorie kijkt net als de kosmopolieten, postmaterialisten en postmoderne hedonisten over institutionele, religieuze grenzen heen. Men is nieuwsgierig naar zingeving, er wordt gebricoleerd en men combineert dit vaak met hedonisme. Verder vindt men eigen intuïtie en zelfbeschikking belangrijk. De categorie Christenen past het best bij de traditionele burgerij en de nieuwe conservatieven. Geloof in God vindt men belangrijk, evenals de nabije én verre ander. Verder is men solidair en bezit men gemeenschapszin. Men is niet hedonistisch ingesteld. En ook al hechten nieuwe conservatieven minder waarde aan religie in het dagelijks leven; net als de categorie Christenen vindt men (kerkelijke) tradities rondom ijkpunten in het leven erg belangrijk. De laatste categorie, de overige gebonden religieuzen komen overeen met de opwaarts mobielen. Vanwege een groot moslimaandeel wordt geloof in Allah belangrijk gevonden. 162 163
Idem., 84-85. Idem., 82.
‐ 36 ‐
Verder valt de nadruk op reputatie bij beide groepen op. Bij de opwaarts mobielen is er echter wel mogelijkheid tot hedonisme, waar dat bij de overige gebonden religieuzen minder aanwezig is. Verder is het belang van familie bij de opwaarts mobielen minder aanwezig. Link binnen leefstijl en zingevingcategorieën en mentality-milieus zelf Naast het verband dat bestaat tussen de leefstijl en zingevingcategorieën en de mentality-milieus, zijn er ook verbindingen te leggen tussen de groepen binnen de leefstijl en zingevingcategorieën en binnen de mentality-milieus zelf. Zo komen mensen in de niet-religieuze, niet humanistische categorie, de nietreligieuze, gematigd humanistische categorie en de niet-religieuze, humanistische categorie uiteraard overeen in de zin dat zij allen weinig van doen (willen) hebben met transcendentie, en in de meer of mindere mate waarin zij humanistisch zijn ingesteld. Ook zijn deze drie categorieën allen hedonistisch ingesteld, en leggen de laatste twee bovendien de focus op familie, gezin en/of vrienden (de nabije ander). Verder komen de ongebonden spirituele categorie, de categorie Christenen en de overige gebonden religieuze categorie overeen in de zin dat zij geïnteresseerd zijn in het transcendente, het hogere, geloof in God of Allah, evenals in de zin dat zij beiden zelfbeschikking minder van belang achten. De ongebonden spirituele categorie beleeft dit laatste graag, zoals de naam al zegt, op een ongebonden manier, los van doctrines en regels. De categorie Christenen en overige gebonden religieuze categorie komen overeen wat betreft de vaste structuur bij de geloofsbeleving. Verder heeft de niet-religieuze, humanistische categorie zich, evenals de ongebonden spirituele categorie, wel eens in de esoterie verdiept. Ook de verschillende mentality-milieus vertonen overlappingen met elkaar. De traditionele burgerij en de nieuwe conservatieven vertonen op religieus vlak overeenkomsten, hoewel het laatste milieu vrijzinniger van aard is en religie er geen centrale rol in het dagelijks leven speelt. De traditionele burgerij komt met de moderne burgerij overeen als het gaat om het hechten aan normen en waarden. Duidelijke regels in de maatschappij staan bij deze groepen voorop. Echter de moderne burgerij is in tegenstelling tot de traditionele burgerij niet zo religieus, is zelfs minder tolerant jegens godsdienst in het algemeen, en in het bijzonder ten aanzien van de Islam. Hierin komt de moderne burgerij overeen met de gemaksgeoriënteerden, die ook minder tolerant zijn dan andere milieus en negatief tegenover de Islam staan. De moderne burgerij en de opwaarts mobielen betreffen beiden ver geseculariseerde milieus en lijken in dat opzicht op elkaar, met het verschil daarin dat de opwaarts mobielen voornamelijk een jonge Islamitische groep betreft, die weliswaar minder traditioneel is dan de oudere generatie, maar nog wel enigszins hecht aan de traditionele religieuze waarden, terwijl de moderne burgerij zich van de kerk heeft ontketend, weinig meer heeft met traditionele religieuze waarden en een aversie heeft van de Islam. Kosmopolieten, postmaterialisten en postmoderne hedonisten bezitten allen een nieuwsgierigheid naar ongekaderde religie en/of spiritualiteit. Vooral de kosmopolieten en de postmaterialisten lijken qua groep ‐ 37 ‐
op elkaar. De gedeelde interesse in religie/spiritualiteit en zelfontplooiing komt duidelijk naar voren. Het eerste verschilpunt dat eruit springt, is de focus op hedonisme die bij de kosmopolieten aanwezig is en samen met religie/spiritualiteit op een gedeelte plek staat, waar de postmaterialisten een hekel hebben aan hedonisme en dit niet combineren met hun levensbeschouwing. Verder zijn kosmopolieten voornamelijk jong en betreft het milieu postmaterialisten een oudere leeftijdsgroep. De postmoderne hedonisten vormen het milieu met het hoogste percentage dat zichzelf niet als religieus of levensbeschouwelijk ziet. Daarmee heeft het ook raakvlakken met de moderne burgerij en enigszins met de opwaarts mobielen. De postmoderne hedonisten komen ook met de gemaksgeoriënteerden overeen als het gaat om het willen afwijken van de heersende maatschappelijke normen. Het opdoen van ervaringen in het leven is voor beide groepen belangrijk.
‐ 38 ‐
HOOFDSTUK 5: DE PRAKTIJK VAN HET TOERISTENPASTORAAT
5.1: analyses van werkverslagen uit het toeristenpastoraat In deze paragraaf zal ik de opvallende en ter zake doende informatie 164 weergeven en (enigszins) analyseren die in de verslagen van camping “De Braakman”, “De Flaasbloem”, “De Meysberg” en “Het Klein Paradijs” en project “Windkracht 8” in de Jacobuskerk, van de jaargangen 2000 t/m 2009 165 , aan de orde kwam. Het betreffen 23 verslagen van in totaal elf pastores. Een groot aantal pastores doet het toeristenpastoraat van twee weken meerdere seizoenen achter elkaar. Ik heb de toeristenpastoraat verslagen allen doorgenomen met het oog op de behoeftes aan zingeving, geestelijke zorg en/of toeristenpastoraat die de toeristen al dan niet hadden. Van de verslagen maakte ik eerst samenvattingen – te vinden in de bijlage van dit verslag – van de momenten waarop de pastor sprak over deze behoeftes, in mono- of dialoog, of wanneer deze (impliciet of expliciet) ter sprake kwamen in gesprek met de toeristen, het camping personeel, bij activiteiten of op nog andere wijze. Algemene bevindingen In elk verslag is er sprake van contact van de pastor met de toeristen. Elke pastor heeft een andere manier van aanpak en werkwijze, die hij/zij prettig vindt. Ook wisselen de toeristen op de camping en zijn de contacten die in elk verslag worden vastgelegd, steeds weer anders. Sommige pastores benoemen en evalueren in hun verslag elk contact dat zij opdeden, anderen geven slechts een globaal overzicht van hoe zij de contacten in het geheel ervoeren. Vaak wordt aangegeven dat de kwaliteit van de gesprekken boven de kwantiteit staat. De motieven van de pastor om contact te zoeken met de toeristen en omgekeerd, waren steeds verschillend. Op de campings gebeurde het dikwijls dat de campingbeheerder in de beginperiode van de pastor contact met deze zocht, en hem/haar informeerde over mensen die volgens wel een bezoekje van de pastor konden gebruiken. Er werden dan campingplaatsen doorgegeven, en vervolgens kon de pastor op pad gaan. Vaak ging het hierbij om schrijnende situaties, voornamelijk onder de ouderen op de camping. Men had kanker, had net een dierbare/partner verloren, was chronisch of ongeneeslijk ziek, werkeloos, had net een miskraam achter de rug, had iemand verloren die suïcide had gepleegd, had relatieproblemen, had burenruzies op de camping, was eenzaam, enzovoorts. 164
In de bijlage van dit verslag zijn ‘samenvattingen’ te vinden van de verslagen van diverse toeristenpastores, waarin ik de momenten waarop (enigszins) over de behoefte aan zingeving/geestelijke zorg/toeristenpastoraat wordt gesproken, heb weergegeven. 165 Een aantal jaargangen ontbreken, omdat het IWR deze niet in het dossier kon terugvinden. Voor een totaaloverzicht van de jaargangen die ik in dit verslag behandel, verwijs ik u naar de inleiding of de bijlage.
‐ 39 ‐
Een andere manier waarop contact ontstond, was wanneer de pastor rondliep op de camping. Sommigen liepen vaste rondjes, anderen kozen steeds een andere weg en weer anderen begaven zich vaak op het evenementenplein, waar veel activiteiten plaatsvonden en waar jong (kinderen en tieners), maar ook oud (ouders, opa’s en oma’s) op afkwam. Wanneer de pastor rondliep, werd deze vaak, voornamelijk door langverblijvers die de pastor inmiddels al kenden, door buren of door mensen die nieuwsgierig waren naar de pastor, op de koffie of thee gevraagd. Er werd dan over koetjes en kalfjes gepraat en over diverse, reeds beschreven seculiere problemen die bij de bezoekers heersten. Ook de zorgen over de opvoeding van kinderen en het gebrek van normen en waarden in de maatschappij kwamen hierbij vaak voorbij. Mensen die de pastor voor het eerst sprake, waren benieuwd naar zijn functie en naar de betekenis van het begrip ‘pastor’. Naar aanleiding daarvan ontvouwde zich vaak een gesprek over de katholieke en/of protestantse religie, bijbehorende regels en ‘hoe het vroeger (thuis) was’. Soms vertelde iemand de pastor, wanneer deze rondliep, iets over zijn/haar eigen geloof. Dikwijls was dit op initiatief van de pastor, zelden kwam iemand uit zichzelf naar de pastor toe. Voornamelijk de doop, het vormsel en andere rituelen binnen de kerk kwamen dan aan bod. Heel zelden vertelde iemand iets over zijn geloofsbeleving en werd het gesprek op dit vlak persoonlijk. Een heel contrast met de Jacobuskerk, die gedurende de zomermaanden voor het publiek (voornamelijk toeristen) wordt opengesteld en waar één of twee pastores rondlopen om vragen te beantwoorden en mensen geestelijk bij te staan. In de Jacobuskerk liepen de pastores ook op de bezoekers af om een gesprek aan te gaan, hetgeen vaker dan omgekeerd het geval was. Ook in de Jacobuskerk kwam in de gesprekken veel verdriet en pijn naar voren: men was (pas) weduwe/weduwnaar (geworden), vond het jammer dat de kinderen het geloof niet voortzetten, had verdriet omdat het zo achteruit gaat met de kerk, had een kind of ouder verloren, had moeilijkheden in de familie, was ernstig en/of ongeneeslijk ziek of had ernstig zieke familieleden, sprak over een familielid dat suïcide had gepleegd, had een gehandicapt kind, was teleurgesteld in de kerk/het Christelijk geloof, enzovoorts, enzovoorts. De gesprekken in de Jacobuskerk begonnen, net als op de campings, erg breed, maar eindigden vaak persoonlijk, diepgaand en getuigend. Men vertelde, in tegenstelling tot hetgeen op de campings gebeurde, wat de kerk/het geloof met hen deed, op welke manier het hen raakte in de innerlijke geloofsbeleving. De bezoekers spraken onder andere over: de religieuze schilderijen en fototentoonstellingen; men vroeg de pastores om ze toe te lichten, het positieve ‘naar buiten treden’/open zijn van de kerk, hun interesse in de gemeente van de Jacobuskerk, de inrichting van de kerk, waarbij men vroeg naar de betekenis van verschillende aspecten van de kerk, bidden, en dat dat in de kerk beter ging dan elders, hun kinderen, die gelovig waren opgevoed, de mogelijkheid om in de kerk een kaars aan te steken; dit werd erg gewaardeerd, de stiltehoek waarop men positief reageerde, de mooie orgelconcerten, de rust in de kerk, het eindelijk eens rustig en ‐ 40 ‐
leeg kunnen worden, en alle zorgen en pijn van je kunnen laten ‘afzakken’, de warmte die men in de kerk voelde en het kopje koffie dat hen werd aangeboden, de aanwezige pastores in de kerk, aan wie men eindelijk eens zijn/haar verhaal kwijtkon; iemand die naar je luisterde en je begreep, de vriendelijkheid en openheid die men in de kerk aantrof, enzovoorts. Bevindingen bij de verslagen van de diverse campings In de verslagen viel het mij op dat de pastores zelden door toeristen werden aangesproken, maar meestal zélf het initiatief tot contact namen wanneer er zich ziektes, overlijden en allerhande seculiere problemen, moeilijkheden en zorgen voordeden bíj de campinggasten en soms tussen de campinggasten onderling. In andere gevallen was er sprake van meer ‘sociale’ contacten en ‘gezellige’ gesprekken. 166 Slechts een enkele keer kwam het tot een religieus of pastoraal gesprek. 167 Soms was dit ook naar aanleiding van het bordje dat bij de caravan stond, de broche ‘campingpastor’ die de pastores droegen of het voorstellen van zichzelf als ‘de campingpastor’. 168 Eén pastor had op de camping diverse gesprekken met verschillende campinggasten over andere dan Christelijke religies en levensbeschouwingen. De gasten vertelden ieder over hun spirituele zoektocht. Geloof in reïncarnatie, telepathie en energieën kwam voorbij. Ook werd door een gast verteld over een goddelijke ervaring tijdens een zwangerschap en vertelde een ander dat hij, ondanks dat hij atheïst was, een medium had bezocht toen zijn leven een chaos was. Deze ging met hem terug naar een vorig leven, en sindsdien heeft hij zijn leven weer op de rails. Ook had men allerlei vragen die men aan de pastor stelde over Christelijke verhalen, tradities en niet-Christelijke religies en tradities. Het woord ‘pastor’ zelf blijkt bij dertigers en veertigers een figuur uit de oude, katholieke traditie op te roepen. Men vindt de term zwaar klinken en afstand scheppen. 169 De vraag wat het toeristenpastoraat eigenlijk inhoudt, wat een pastor is en wat men van hem mag verwachten, en wat het verschil is tussen een pastor en een pastoor, leeft ook onder de campingbewoners. 170 Maar de taakomschrijving van de pastor is bij de pastors zelf ook niet altijd even duidelijk aanwezig, waar bijvoorbeeld B. naar refereert wanneer hij ‘er zijn’ (soms te vrijblijvend) tegenover ‘evangelisatie’ (soms te opdringerig) zet en zich afvraagt wat de juiste verhouding tussen beide dient te zijn. 171 Of waar ikzelf over sprak tijdens de bestuursvergadering van het IWR, toen ik de ‘ambtelijke binding’ van de pastor ter sprake bracht en mij afvroeg of je als pastor 166
Zie bijlage: alle verslagen van het toeristenpastoraat op de campings. Zie bijlage: A., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 11-26 juli 2005, E., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 23 juli – 6 augustus 2007, F., verslag toeristenpastoraat “De Flaasbloem”, 28 juli – 11 augustus 2003, G., verslag toeristenpastoraat “De Flaasbloem”, 1 – 15 augustus 2009. 168 Zie bijlage: D., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 25 juli – 8 augustus 2005, B., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 9 – 23 juli 2007, F., verslag toeristenpastoraat “De Flaasbloem”, 28 juli – 11 augustus 2003, G., verslag toeristenpastoraat “De Flaasbloem”, 1 – 15 augustus 2009. 169 Zie bijlage: G., verslag toeristenpastoraat “De Flaasbloem”, 1 – 15 augustus 2009. 170 Zie bijlage: Idem., A., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 14-29 juli 2003, D., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 25 juli – 8 augustus 2005. 171 Zie bijlage: B., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 28 juli – 11 augustus 2003. 167
‐ 41 ‐
ook mag meepraten over andere dan Christelijke levensbeschouwingen. 172 Soms ervaart een pastor een negatieve of afwijzende houding ten aanzien van religie, zijn campingtaak of een kerkdienst. 173 Een aantal pastores had moeite met het krijgen van contact met de pubers en jongeren op de camping; dit was duidelijk een knelpunt. Vaak werd er ook weinig voor hen georganiseerd. 174 Soms wordt er een activiteit als zinvol en waardevol bestempeld, die weinig publiek trekt en ten tijde van de uitvoering in die zin niet succesvol was. Er wordt soms desondanks door de betreffende pastor of commissie dan de wil uitgedrukt om de activiteit in de toekomst te continueren. 175 Een aantal keren wordt de nadruk gelegd op ‘vaste kerkstructuur denken’, zoals bij het dilemma rondom het avondmaal/eucharistie vieren in de kerkdiensten. 176 Wat mij als laatste opvalt, is dat de pastores qua hoeveelheden van contact (kwantiteit) soms genoegen nemen met weinig. Een aantal pastores drukt ook in de verslagen uit dat de kwaliteit van contacten en gesprekken boven de kwantiteit is verheven. Al bij eén enkele of een paar contacten die goed zijn, vinden zij hun verblijf de moeite waard. 177 Bevindingen bij de verslagen van de Jacobuskerk Bij de toeristenpastoraat verslagen van de Jacobuskerk viel het mij allereerst op dat de pastores aangeven dat ze het idee hebben dat bij de toeristen nog niet helemaal duidelijk is dat zij als toeristenpastors fungeren in de kerk, aangezien zij zélf meestal het initiatief tot een gesprek moeten nemen. Dat mensen niet uit zichzelf naar hen toekomen, is voor de pastores in de Jacobuskerk een knelpunt. 178 Een verschil met de contacten op de campings is dat men in de Jacobuskerk wél uit zichzelf, in een gesprek, over God, religie, het transcendente, geloof enzovoorts begint. 179 Ook werd er vol lof gesproken over het feit dat de kerk was opengesteld, in het midden van het dorp en dus de samenleving, en werd er gesproken over het contrast dat het initiatief in de kerk vormt met andere kerken. 180 Ook de schilderijen en
172
Zie bijlage: G., verslag toeristenpastoraat “De Flaasbloem”, 1 – 15 augustus 2009. Zie bijlage: B., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 10 – 24 juli 2006, F., verslag toeristenpastoraat “De Flaasbloem”, 28 juli – 11 augustus 2003. 174 Zie bijlage: D., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 25 juli – 8 augustus 2005, G., verslag toeristenpastoraat “De Flaasbloem”, 1 – 15 augustus 2009, H., verslag toeristenpastoraat “De Meysberg” en “Het Klein Paradijs”, 19 juli – 3 augustus 2003. 175 Zie bijlage: B., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 8 – 22 augustus 2005, B., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 10 – 24 juli 2006, Commissie van het toeristenpastoraat van “De Braakman”, verslag toeristenpastoraat, seizoen 2007. 176 Zie bijlage: B., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 9 – 23 juli 2007, Commissie van het toeristenpastoraat van “De Braakman”, verslag toeristenpastoraat, seizoen 2007. 177 Zie bijlage: C., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 11-26 augustus 2003, E., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 7 – 20 augustus 2006, E., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 23 juli – 6 augustus 2007. 178 Zie bijlage: I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2002. 179 Zie bijlage: alle verslagen van het toeristenpastoraat in “De Jacobuskerk”. 180 Zie bijlage: I., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2000, I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2004, J., K., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2006. 173
‐ 42 ‐
fototentoonstellingen werden mooi gevonden en waren aanleiding tot veel gespreksstof. 181 De gesprekken die ontstonden begonnen heel breed en afstandelijk, maar eindigden vaak persoonlijk, diepgaand en getuigend. Er werden veel zorgen uitgesproken: over de beleving binnen hun eigen kerk, over geloofsoverdracht naar kinderen en kleinkinderen en over de maatschappelijke situatie in de samenleving. 182 De voortschrijdende secularisering en de versplintering, veranderingen en fusering van veel kerken was voor velen erg pijnlijk en moeilijk te begrijpen. 183 Ook het feit dat de jeugd van het kerkelijk geloofspad van de ouders of grootouders afwijkt, en het verdriet dat bij hen hiermee gepaard gaat, kwam vaak aan bod. 184 Ook werd er vaak gesproken over verdriet, rouw en problemen. 185 Vaak werden er in gesprekken vergelijkingen gemaakt tussen protestant en katholiek op theologisch vlak, symbolen en gebruiken, hun opvoeding en hoe de voorouders van de bezoekers het beleefden. 186 Tot slot van een gesprek werd alles veelal onbelangrijk geacht omdat we toch allen bij dezelfde God behoren. 187 Een aantal mensen waren duidelijk afwijzend naar de kerk of de pastores toe. Soms was dit omdat men niet instemde met (de inrichting van) de kerk, soms omdat men niets ophad met ‘het geloof’. 188 In één verslag geeft de desbetreffende pastor aan dat men die openheid tot afwijzing heeft, in een ander verslag becommentarieert de pastor duidelijk díe bezoekersreacties die niet samenvallen met de Christelijke religie, gedachtegoed en normen en waarden, en verbindt hier een negatief oordeel aan. 189 Met betrekking tot de behoeftes van de campinggasten aan religie, spiritualiteit en zin, valt het mij allereerst op dat mensen niet uit zichzelf op de pastor afstappen, maar dat het de pastor is die naar de mensen toekomt, en ten tweede dat mensen in gesprekken op de campings vaak niet, of niet uit zichzelf, spreken over God, geloof, religie, spiritualiteit en/of zingeving, maar in de Jacobuskerk wél.
181
Zie bijlage: I., S., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2001, I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2003, I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2004, J., K., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2006, J., K., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2008. 182 Zie bijlage: I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2002. 183 Zie bijlage: Idem., I., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2000, I., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2001, J., K., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2008. 184 Zie bijlage: I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2002, J., K., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2006, J., K., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2008. 185 Zie bijlage: alle verslagen van het toeristenpastoraat in “De Jacobuskerk”. 186 Zie bijlage: I., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2000, I., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2001, I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2002, I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2003, J., K., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2008. 187 Zie bijlage: I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2002. 188 Zie bijlage: Idem., I., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2001. 189 Zie bijlage: I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2002.
‐ 43 ‐
5.2: kritische vragen bij werkverslagen uit het toeristenpastoraat Kritische vragen bij de verslagen van de diverse campings De kritische vraag die, nadat ik alle verslagen heb gelezen, bij mij op komt is enerzijds: “Zouden de campinggasten misschien niet even gebaat zijn bij een sociaal werker of psycholoog, die afgezien van de religieuze opleiding/achtergrond op een zelfde wijze zou kunnen functioneren als de campingpastor, als bijvoorbeeld een ‘campingpsycholoog’?” En wat betreft de keren dat de campingpastor wél wordt aangesproken op zijn specifieke kennis en achtergrond als pastor vraag ik mij anderzijds af: “’triggert’ de term toeristenpastoraat/’de campingpastor’ mensen om over religie/geloof/pastorale zaken te spreken of is er daadwérkelijk een behoefte die langs deze weg – de weg van het aanstellen van een campingpastor op een camping – gekanaliseerd en bevredigd wordt?” Samenvattend: zou het toeristenpastoraat zonder Christelijke traditie/levensbeschouwing kunnen, in verband met levensvragen en problemen van campingbewoners van sociale en psychische aard? Hiermee wil ik overigens niets afdoen aan het feit dat, zoals ook uit de toeristenpastoraat verslagen blijkt, de door de pastores gevoerde gesprekken en opgedane contacten zeker van belang en nuttig zijn (geweest) voor rouwverwerking, het verhaal kwijt kunnen en emotionele verwerking bij de campinggasten. Dit vind ik dan ook positief. Verder heb ik het idee dat de pastores vraag en aanbod niet altijd helemaal op elkaar aan laten sluiten, erg vanuit de aanbodkant werken, ook daar waar een activiteit niet lijkt te ‘werken’. Kritische vragen bij de verslagen van de Jacobuskerk Aan de hand van de verslagen van de Jacobuskerk komt bij mij de vraag naar voren waarom men hier wél uit zichzelf, over God, religie, het transcendente, enzovoorts begint. Misschien heeft dit te maken met de (gekaderde) setting waar de gesprekken plaatsvinden: een kerk. Het zou voor het IWR interessant kunnen zijn hier met betrekking tot de ontwikkeling van het toeristenpastoraat nader onderzoek naar te doen. Verder vind ik het opmerkelijk dat een pastor reacties van toeristen, die niet samenvallen met de Christelijke religie, gedachtegoed en normen en waarden, in zijn verslag voorziet van negatief commentaar. Volgens mij komt deze becommentariëring niet overeen met de missie van het IWR en haar doel om er – middels het inzetten van toeristenpastores – voor een ieder te willen zijn, zonder onderscheid, en mensen in hun waarde te willen laten. Evaluatie verslagen De verslagen van de toeristenpastores zijn stuk voor stuk heldere, makkelijk leesbare verslagen. Het materiaal is toegankelijk en in die zin ook makkelijk te onderzoeken. De verslagen dienen als evaluatie voor het IWR. De pastores geven erin aan hoe het hen is vergaan, welke contacten ze zoal opdeden, wat goed ging, minder goed ging en de dingen waar zij hun vraagtekens bijzetten. Ook verzekeren de pastores ‐ 44 ‐
het IWR met het indienen van hun verslagen, dat hun tijd als toeristenpastor nuttig/van belang is geweest; dat zij daadwerkelijk aan het werk zijn geweest. Dit ook met het oog op de kleine vergoeding, dat de pastores voor hun werk krijgen. Echter, de verslagen zijn er niet op gericht om de wetenschap te dienen, zij zijn geheel niet wetenschappelijk van aard of niveau. Ik signaleer een kloof tussen de wereld van de recreatie, en dan met name die op de campings en de wereld van de wetenschap en het doen van wetenschappelijk onderzoek. Het campingleven gaat er veelal simpel en ongedwongen aan toe, is gericht op (het wederkeren van) rust en ruimte. Men geniet weer van de kleine, simpele en pure dingen in het leven. Het materiaal in de verslagen spreekt daar ook van; men heeft het over simpele, alledaagse dingen. Het was daarom soms lastig om de juiste informatie of feiten uit de soms wollig en simpel geschreven verslagen te filteren, zodat ik het bruikbaar kon maken voor mijn onderzoek. Tegelijkertijd vormt het ook een uitdaging om wetenschappelijk onderzoek los te laten op een fenomeen, het toeristenpastoraat, dat redelijk ver van de wetenschap vandaan staat.
‐ 45 ‐
HOOFDSTUK 6: CONCLUSIE Ieder mens heeft bepaalde levensvragen. Ook heeft ieder mens behoefte aan antwoorden op die vragen. De behoeftes die men heeft op het gebied van religie, spiritualiteit en zin hebben te maken met de mate waarin de Nederlandse bevolking op zoek is naar antwoorden op deze vragen. De bevolking valt in te delen in leefstijl en zingevingcategorieën en mentality-milieus. Elke leefstijl kijkt op een andere manier naar zingeving. De eerste deelvraag in dit onderzoek luidde: “Hoe functioneert het toeristenpastoraat dat het IWR aanbiedt en vormgeeft in Nederland?”. Het IWR zet zich in voor de ontwikkeling van vormen van pastoraat voor recreanten en toeristen in Nederland. De missie van het IWR, die in hoofdstuk 3, paragraaf 3.1 naar voren kwam, luidt: “Het met raad en daad bijstaan van mensen die in verbondenheid met de kerken gericht zijn op de recreërende mens en werkzaam zijn in en rond het recreatie milieu.” En ondanks dat het IWR door de jaren heen verdeeld was op het gebied van de missie en visie, en dezen meer dan eens door de diverse betrokken partijen herzien moesten worden, had het IWR in 2009 een heldere taakomschrijving voor ogen: 1) ‘beschikbaar zijn voor de gasten’, 2) ‘bijdragen aan gemeenschapsvorming’ en 3) ‘bijdragen aan de mogelijkheid tot bezinning, inspiratie en het ontwikkelen van een persoonlijke spiritualiteit’. In hoofdstuk 4, paragraaf 1, kwam echter naar voren dat Nederland zich in een secularisatieproces bevindt; Nederland ontkerkelijkt. Veel burgers nemen afstand of hebben afstand genomen van de kerkelijke traditie, en bezitten een bijbehorende leefstijl, zo valt uit hoofdstuk 4, paragraaf 2, op te maken. De categorie Christenen, overeenkomende met de traditionele burgerij en de nieuwe conservatieven, hebben nog het meest een link met de kerk. De oudere mensen op de campings die tot deze leefstijl behoren, gaan zondags naar de recreatiedienst, praten graag met de pastor, delen problemen met hem op seculier of geloofsgebied en stellen zijn komst op prijs. En in de Jacobuskerk waren dit de oudere mensen die de openstelling van de kerk apprecieerden, het fijn vonden dat zij in het middelpunt van de belangstelling stond, het belang van de gemeenschap benadrukten, er bidden en/of met de pastor spreken vanzelfsprekend vonden, en met verdriet vertelden over de secularisering om ons heen, het belang dat de kerk volgens hen nog steeds heeft en de pijn die het gaf dat de kinderen het geloof niet van hen overnamen. Ook hadden zij moeite met kerkelijke veranderingen en vernieuwingen; kaarsen aansteken in een Protestantse kerk werd soms moeilijk gevonden, en ook de versplintering van de kerken was hen een zorg. Het IWR bereikt hen momenteel en sluit met haar aanpak – het bieden van een luisterend, geestelijk oor en het organiseren van hier en daar een activiteit – goed aan bij de wensen en behoeftes van deze doelgroep. ‐ 46 ‐
De burgers die deze leefstijlen aanhangen vormen echter, de secularisering in achtnemend, een dalende bevolkingsgroep. De categorie Christenen vormt momenteel 25% en de traditionele burgerij en nieuwe conservatieven samen 24%, dus deze komen aardig overeen. Zij zullen in de toekomst een steeds kleinere groep vormen. Vernieuwing door het IWR, werkzaam vanuit de Christelijke traditie en inspiratie, zal dus nodig zijn, wil zij in de toekomst de huidige doelgroep blijven bereiken, maar óók om het overgrote deel van de bevolking, circa 75%, dat zij op dit moment níet bereikt, van dienst te kunnen zijn door in hún wensen en behoeftes te kunnen voorzien. De tweede deelvraag luidde: “Welke nieuwe behoeftes doen zich voor op het gebied van religie, spiritualiteit en zin? En in welke mate komt het toeristenpastoraat tegemoet aan deze nieuwe behoeftes?” Eerst wordt hieronder antwoord gegeven op het eerste deel – welke nieuwe behoeftes doen zich voor op het gebied van religie, spiritualiteit en zin? – van deze deelvraag. Wil het IWR (in de toekomst) succesvol zijn, dan zal zij zichzelf minder als verbonden aan het instituut ‘kerk’ moeten profileren. Daarmee krijgt Prins, in hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 besproken, gelijk in wat hij in 1979 al stelde, namelijk dat het IWR een mentaliteitsverandering moest ondergaan en teveel bezig was als ‘kerk’. Deze verandering zal wellicht ten koste van de aandacht voor de burgers van de hierboven beschreven leefstijlen gaan, maar als gezegd vormt dit slechts een kwart van de gehele bevolkingsgroep en neemt deze in omvang af. De winst voor het IWR kan dus groter zijn, wanneer zij een andere weg inslaat. Rekening houden met de nieuw opgekomen categorie, de ongebonden spirituele categorie, is hierbij belangrijk. Zij vormden in het onderzoek van Motivaction met 26% de grootste categorie. Deze categorie komt overeen met de kosmopolieten, postmaterialisten en postmoderne hedonisten, die in het onderzoek gezamenlijk 31% van de bevolking weergeven. Deze nieuwe bevolkingsgroep kijkt over institutionele, religieuze grenzen heen. Men is nieuwsgierig naar zingeving, probeert van alles uit, bricoleert en combineert dit vaak met hedonisme. Maar met de institutie kerk heeft men weinig meer op. Hiervoor kunnen een drietal redenen worden opgevoerd: Men is (gedeeltelijk) opgegroeid en/of leeft in een geseculariseerde wereld. Men is niet meer vanzelfsprekend Christelijk of kerkelijk. De kerk biedt (blijkbaar) geen antwoord meer op (zingeving)vragen die men wél heeft. Men gaat dan ook op zoek naar andere manieren waarop men die antwoorden kan krijgen. Men heeft een negatief beeld van de kerk ‘van vroeger’. Bij velen ontbreekt de kennis van hoe ‘de kerk’ tegenwoordig in onze samenleving functioneert. ‐ 47 ‐
Deze groepen vinden vrijheid en zelfbeschikking erg belangrijk. Ze zullen zich niet zo snel ergens aan committeren. Men is ‘bang’ om verbonden te worden met ‘de kerk’. De kerk heeft voor deze groepen het imago: je hoort erbij of niet. Men gaat nog teveel uit van een participatieplicht op kerkelijk gebied. De mensen die bij deze groepen horen, zijn diegenen op de campings die met de pastores gesprekken op puur seculier gebied aangingen, over persoonlijke, sociale en maatschappelijke problemen, zonder daarbij te refereren aan geloof, religie en zin. Ook waren het de dertigers en veertigers die over hun spirituele zoektocht vertelden en allerhande religieuze en spirituele praktijken te berde brachten. Het zijn die mensen die vertellen over de ‘oude katholieke kerk’, bijbehorende gewoontes en gebruiken, en de verplichtingen die ze moesten nakomen en de normen waar ze zich aan moesten houden. Zij gaven aan daar niets meer mee te hebben of te doen. Men vroeg de pastor waar hij eigenlijk voor was, en wat zijn takenpakket inhield. Ook het verschil tussen pastor en pastoor kwam vaak voorbij. Ook waren het diegene die lauw reageerden op (de aanwezigheid van) de pastor, of zich afzijdig van hem/haar hielden. Het zijn de mensen die negatieve uitlatingen deden tegen pastores over ‘de kerk’ en teleurgesteld waren over de manier waarop de kerk volgens hen zichzelf profileert. In de Jacobuskerk waren het de mensen die het Christelijk geloof achter zich hadden gelaten, en op zoek waren naar andere manieren om het geloof te beleven. Het waren de mensen die kritiek hadden op de rouwborden in de kerk voor slechts rijke gemeenteleden en vroegen naar de plaats van de armen. Het waren de mensen die teleurgesteld waren door Christenen en hun gedrag afkeuren. Ook was het de enkeling die aangaf dat hij het normaal vond dat de kerken leeglopen, omdat er altijd hetzelfde wordt verteld en er nooit eens iets (nieuws) gebeurd. Tevens waren er mensen die over de ‘zwartekousenkerken’ spraken of die teleurgesteld waren in de kerk in haar geheel. Verder waren het de mensen die in de Jacobuskerk het contact met de aanwezige pastor(es) vermeden, ‘bang’ als ze waren verbonden te worden met ofwel de pastor ofwel de kerk, een kaars aanstaken of gingen bidden en de kerk weer verlieten. Onder de moderne burgerij, die het meest overeenkomt met de niet-religieuze, niet humanistische categorie en de niet-religieuze, gematigd humanistische categorie, was de ontwikkeling van de secularisering het grootst. De godsdienstige tolerantie ligt bijzonder laag, met name ten aanzien van de Islam. Wel wordt men geconfronteerd met levensvragen, rondom ziekte, dood, geboorte, enzovoorts. De opvoeding van kinderen en bijbehorende normen en waardenoverdracht wordt zeer belangrijk gevonden. De mensen op de camping die overeenkomen met deze bevolkingsgroep, vertelden de pastor(es) over persoonlijke, sociale en maatschappelijke problemen. Zij betrokken hier geen godsdienst, religie of zin bij. En op de campings praatten zij, net als in de Jacobuskerk, over de opvoeding van hun kinderen en de waardenoverdacht die men, ondanks dat men zelf niet (meer) gelovig is, wél belangrijk vindt. ‐ 48 ‐
Het mentality-milieu gemaksgeoriënteerden, en de bijbehorende niet-religieuze, niet humanistische en niet-religieuze, gematigd humanistische categorie, heeft weinig oog voor religie of zingeving. Religie legt volgens deze groep normen en regels op, terwijl zij graag vrij en ongedwongen wil zijn. Zij zijn sterk hedonistisch ingesteld, zijn intolerant, scoren hoog op zelfbeschikking en vormen een risicogroep voor sociale problemen. Op de campings vormden dit een kleine groep aanwezigen; jongeren die rondhingen met elkaar op het evenementenplein, die moeilijk benaderbaar waren voor de pastores (en waarbij veel pastores niet wisten hóe deze doelgroep het beste bejegend kon worden), die slechts ‘wilden hangen’ en verder niets en waarvoor weinig werd georganiseerd op de camping. De laatste categorie, de overige gebonden religieuzen komt voor een deel overeen met het mentalitymilieu opwaarts mobielen, vooral waar het de oververtegenwoordiging aan Moslims betreft. Reputatie wordt in beide groepen belangrijk gevonden. Bij de opwaarts mobielen komt hedonisme voor en bij de overige gebonden religieuze wordt de familie belangrijker gevonden. Een klein deel van de overige gebonden religieuzen is Jood, Boeddhist of Hindoe. Deze bevolkingsgroep werd, uitgaande van de toeristenpastoraat verslagen, op de campings en in de Jacobuskerk niet aangetroffen, één uitzondering daargelaten. Van alle zojuist genoemde bevolkingsgroepen, de categorie Christenen, de overige gebonden religieuzen, de traditionele burgerij en de nieuwe conservatieven uitgezonderd, kan in meer of mindere mate gezegd worden dat men de nadruk op zichzelf en de (zeer) nabije ander belangrijker vindt dan de nadruk op (grote) groepen. Met is met name bezig met: hoe kan ik zelf zo veel mogelijk (authentieke) ervaringen of kicks beleven, hoe kan ik van mijn leven één groot feest maken, hoe kan ik succesvol zijn, hoe gaat het met mijn familie en dierbare vrienden en hoe voed ik mijn kinderen op? Het samen een groep vormen met mensen die verder weg staan of een kerkelijke gemeente zijn, ligt voor deze groepen minder voor de hand. Het IWR draagt bij aan het contact maken met onbekenden. Zij zet diverse pastores in, onbekend voor de camping- en kerkgasten, die hun hand naar hen uitstrekken, terwijl de beschreven groepen juist op zichzelf en de nabije ander zijn gericht. Ook legt het IWR voor de pastores de nadruk op gemeenschapszin. Het is zelfs, zo bleek uit hoofdstuk 3, paragraaf 3.2, één van de drie hoofdtaken van de pastor om bij te dragen aan gemeenschapsvorming. De pastor dient volgens het IWR situaties te creëren, waarin mensen elkaar kunnen ontmoeten en uit kunnen wisselen, om zo tot verbondenheid met elkaar te komen. De genoemde groepen, met opnieuw een uitzondering van de categorie Christenen, de overige gebonden religieuzen, de traditionele burgerij, de nieuwe conservatieven en nu ook van de opwaarts mobielen, leggen in meer of mindere mate de nadruk op het hier en nu. Dit betekent dat alles op dít moment gebeurt; hier – in dit leven – wordt het leven geleefd. We moeten het daarom ook nú maken, nu ambitieus zijn, nu ‐ 49 ‐
ten volste van alles genieten en nu liefdevol omspringen met onze nabije ander en familie. De kerk legt meer de nadruk op het hiernamaals, op het omzien naar de ander die ver weg is of minder voor de hand ligt en het geven aan instanties en goede doelen die wereldwijd belangen behartigen. De mensen achter het IWR dragen bij aan deze instelling van de kerk. Als interkerkelijk werkverband vertegenwoordigt het IWR de kerken. In haar missie die te lezen viel in hoofdstuk 3, paragraaf 3.1, stelt zij ook dat zij mensen in verbondenheid met kerken met raad en daad bijstaat. De geloofsdogma’s, waarvan het hiernamaals er één is waar de meeste kerken in overeenstemmen, liggen ten grondslag aan kerken. De gasten weten zodoende dat de pastor een representant is van de kerk en dat deze een levensbeschouwing aanhangt, waarin men niet kan delen. Men is ook geneigd te denken dat de pastor in ‘een andere wereld’ leeft. Het tweede deel van deelvraag twee - in welke mate komt het toeristenpastoraat tegemoet aan deze nieuwe behoeftes? – wordt hieronder beantwoord. Het bereik van het IWR betreffende deze bevolkingsgroepen is momenteel gering en zeker niet optimaal. Van de drievoudige taakomschrijving, in hoofdstuk 3, paragraaf 3.2 omschreven, die pastores van het IWR meekrijgen, mist eigenlijk tweederde bij deze mensen grotendeels zijn doel. Het bijdragen aan gemeenschapsvorming, maar vooral ook het bijdragen aan de mogelijkheid tot bezinning, inspiratie en het ontwikkelen van een persoonlijke spiritualiteit blijkt problematisch. Voor het ‘beschikbaar zijn’, de eerste taak van de pastor, behaald het IWR wél punten. Sommigen stellen de aanwezigheid van de pastor op prijs Mensen worden geholpen; de pastor biedt een luisterend oor, men kan zijn verhaal doen en allerhande zorgen en problemen komen daarbij voorbij. Echter, zoals uit de toeristenpastoraat verslagen in de bijlage en bijbehorende bevindingen in hoofdstuk 5 bleek, waren deze problemen en zorgen voor een groot deel, vooral op de campings, seculier van aard. Slechts zelden werd op campings religie, spiritualiteit of zin betrokken bij een levensverhaal. En zowel op de campings als in de Jacobuskerk gold, dat de pastor er meestal zelf naar moest vragen. En omdat de pastor vanuit het IWR de opdracht krijgt een terughoudende, bescheiden houding op dit gebied aan te nemen, komt het element van zingeving schaars bij de gesprekken te pas. De kritische vraag die ik in dit verband in hoofdstuk 5 stelde, blijft bestaan. Zouden de campinggasten niet even gebaat zijn bij een sociaal werker of psycholoog, die afgezien van de religieuze opleiding en/of achtergrond op een zelfde wijze zou kunnen functioneren als de pastor, bijvoorbeeld als ‘toeristenpsycholoog’? De daadwerkelijke doelstelling die het IWR met het toeristenpastoraat beoogt, wordt namelijk niet (geheel) gehaald; het oorspronkelijke doel wordt, ten minste voor een grote bevolkingsgroep, gemist.
‐ 50 ‐
De conclusie, het antwoord op de onderzoeksvraag “Is er met het oog op de nieuwe behoeftes op het gebied van spiritualiteit, religie en zin verbetering van het toeristenpastoraat nodig, zoals dat vanuit het IWR tot stand komt?”, luidt dus, dat er wel degelijk verbetering nodig is van het toeristenpastoraat dat heden ten dage vanuit het IWR tot stand komt. In hoofdstuk 7 zal ik nu weergeven welke verbetermogelijkheden ik zie om aan te sluiten bij deze (nieuwe) groepen en hun nieuwe behoeftes op het gebied van religie, spiritualiteit en zin. Er zal worden ingegaan op de vraag op welke manier het toeristenpastoraat adequaat tegemoet kan komen aan deze nieuwe behoeftes.
‐ 51 ‐
HOOFDSTUK 7: AANBEVELINGEN VOOR HET IWR
Het IWR staat blijkens mijn verslag voor een grote uitdaging. Namelijk om zichzelf dusdanig te veranderen en te vernieuwen op het gebied van toeristenpastoraat, zodat grotere delen van de bevolking dan nu het geval is worden bereikt. Deze te bereiken groep kan worden ingedeeld in zes leefstijl en zingevingcategorieën en acht mentality-milieus. Hieronder zal ik per categorie/milieu weergeven waar ik verbetermogelijkheden zie voor het aansluiten bij nieuwe behoeftes op het gebied van religie, spiritualiteit, en zin. Reeds succesvol Het bereik van het IWR bij de categorie Christenen, de traditionele burgerij en de nieuwe conservatieven is goed, dus voorziet het IWR reeds in de behoeftes van deze groepen. Echter, deze groepen lieten blijken zich zorgen te maken over de voortgaande secularisering in de Nederlandse maatschappij. Hoe moet het nu in de toekomst met de kerk? Bovendien spraken zij hun zorgen en verdriet uit over het feit dat de jeugd vaak niets meer met religie van doen wil hebben. Blijkens dit verslag is er naast de secularisatie echter sprake van een religieuze transformatie. Aanbeveling Het IWR doet er goed aan de groepen, voornamelijk ouderen, van deze omslag op religieus gebied op de hoogte te stellen. Deze groepen kunnen zo wellicht enigszins gerust worden gesteld en tevens op de hoogte worden gebracht van de omslag in het religieuze landschap in Nederland, waar zij vroeger of later mee te maken zullen krijgen, en de betekenis daarvan. Men gaat wel minder naar de kerk, en de kerk neemt een minder belangrijke plaats in de samenleving in dan vroeger het geval was, maar de religieuze/spirituele beleving die mensen ervaren, hoeft hier niet onlosmakelijk minder door te zijn. Men gaat heden ten dage veelal op zoek naar andere vormen, waarin men antwoord kan krijgen op levens- en zingevingvragen. Beleid voor nieuw opgekomen categorieën uitstippelen Religie en zingeving zijn getransformeerd. De groepen die bij deze transformatie aansluiting vinden, zijn de categorie ongebonden spirituelen, de kosmopolieten, de postmaterialisten en de postmoderne hedonisten. Zij hebben, zoals we hebben gezien, wél behoefte aan transcendentie, spiritualiteit en zingeving, maar niet op een geïnstitutionaliseerde wijze. Doctrines worden niet onderschreven; men vertrouwt op de eigen intuïtie. Men maakt gebruik van een haast onuitputtelijke bron van zingeving- en uitingsaanbod. ‐ 52 ‐
Aanbeveling Het IWR moet nadenken over de vraag óf zij iets mag of kan met de nieuwe behoeftes, zoals ik in mijn samenvatting van mijn eigen toeristenpastoraat verslag, te lezen in de bijlage, stelde. Mag de pastor enkel interesse tonen en een luisterend oor te bieden, wanneer iemand vertelt over interesse in hedendaagse spiritualiteit en niet-Christelijke levensbeschouwingen, of mag men ook kennis over deze andere dan Christelijke levensbeschouwingen verschaffen en handvaten aanreiken? Dien je mensen altijd vanuit je rol als toeristenpastor en je dienstbaarheid aan de kerk – ambtelijke binding – te ‘sturen’ naar de Christelijke religie? Indien het IWR vindt dat zij wél mag aansluiten bij deze nieuwe groepen, moet zij nadenken over de vraag hóe zij kan aansluiten bij deze nieuwe categorieën en bijbehorende nieuwe behoeftes en wensen op het gebied van levensvragen en spiritualiteit, en hoe zij de eigen levensbeschouwing en kerkelijke binding kan verenigen met deze nieuw opgekomen groepen. Suggesties Een goede manier van aansluiten op deze groepen kan het inspelen van het toeristenpastoraat op de trend van het bezinningstoerisme, besproken in hoofdstuk 2, zijn. Het IWR heeft zich hier reeds in verdiept en verdiept zich nog steeds hierin. Het aanbieden van allerhande activiteiten door de pastores op het gebied van religie, spiritualiteit en zin, kenmerkend voor het bezinningstoerisme, past ook bij deze doelgroepen, die een hoog belevenisgehalte appreciëren. De Jacobuskerk levert hierin al goed werk door middel van haar schilderijen en tentoonstellingen. Tevens zou een activiteit als het ‘beleven’ van de godsdienst van de voorouders, waarbij de invulling aan de omstandigheden aangepast kan worden, een goede manier kunnen zijn om het oude, traditioneel Christelijke geloof te kunnen combineren met deze nieuw opgekomen spirituelen. Beleid voor niet/nauwelijks aanwezige categorieën uitstippelen De categorie overige gebonden religieuzen en de opwaarts mobielen kwamen in het toeristenpastoraat nagenoeg niet voor. Zij bevatten voornamelijk Moslims, en een klein aandeel Joden, Boeddhisten en Hindoes. Echter, het is goed mogelijk dat deze groep zich in de toekomst uitbreidt en het is daarom verstandig als het IWR ook op deze groepen een visie ontwikkeld. Aanbeveling Net als bij de hierboven beschreven groepen dient het IWR allereerst na te denken of zij iets mag of kan met deze groepen en zo ja, waarin zij een antwoord kan bieden op levensvragen en zienswijzen op het gebied van religie en spiritualiteit, die bij deze groepen leven. Misschien kan het bezinningstoerisme, zoals het IWR dat reeds toepast, ook bij en voor deze groepen een uitkomst zijn, echter misschien zijn er ‐ 53 ‐
andere, meer diepgaandere en specifieke vormen en manieren nodig om bij de overige gebonden religieuzen en opwaarts mobielen aan te sluiten. Na deze meer categorie specifieke aanbevelingen, zal ik hieronder aanbevelingen doen, per onderwerp, die van toepassing zijn op alle groepen die momenteel door het IWR niet optimaal worden bereikt. Werken aan positieve beeldvorming en duidelijker profiel Het IWR dient iets te doen aan de negatieve beeldvorming die is ontstaan rondom ‘de kerk’ en dus ook rondom de toeristenpastores die zij ‘uitzendt’ (hoewel deze officieel niet bij het IWR in dienst zijn, het IWR verschaft hen slechts informatie over toeristenpastoraat). Het gaat hierbij voornamelijk om het overdragen van kennis. Veel mensen denken bij ‘de kerk’ nog aan de kerk van vroeger en hebben daarbij allerhande negatieve associaties en ervaringen. Zij weten niet waar de kerk en dus ook het IWR heden ten dage voor staat. Aanbeveling Het IWR dient zich te positioneren als één der velen op de zingevingsmarkt. Zij moet zich onderscheidend van het overige aanbod opstellen door middel van een sterke boodschap. Het IWR doet er goed aan om bij het werken aan positieve beeldvorming omtrent haar werk duidelijk te zijn. Waarom het IWR? Wat zijn de voordelen van het IWR? Waar stáát het IWR voor? En waar staat het IWR níet voor? Dit houdt dus ook in dat het IWR intern op zoek gaat naar waar zij voor staat, of voor wil gaan staan in de toekomst. Doordat het IWR jarenlang zelf veel organisatorische ontwikkelingen heeft doorgemaakt en door de jaren heen tevens verschillende visies op toeristenpastoraat heeft ontwikkeld, waarbij fluctueren en onduidelijkheden bij en van verschillende partijen voorkwamen, zoals in hoofdstuk 2, paragraaf 2.2 beschreven, zal het misschien niet makkelijk zijn een eenduidige missie en visie te ontwikkelen. Echter, een positief beeld van het IWR veronderstelt duidelijkheid hieromtrent en bovendien hebben deze groepen hebben dit nodig; zij houden niet van een vage of genuanceerde beschrijving. Een omschrijving van één van de taken van de toeristenpastor als ‘het bieden van een luisterend oor’ is wellicht niet concreet genoeg, het IWR doet er goed aan deze taak praktischer en meer zichtbaar te maken voor de toerist. Wat dóet een toeristenpastor? Suggesties De pastor zou bij de receptie van de camping of de ingang van de kerk een briefje kunnen ophangen met waar hij precies voor te bereiken is, met wat voorbeelden van probleemsituaties waarin hij mensen van dienst was. Ook zou de term ‘camping pastor’ veranderd kunnen worden in een begrip dat dichter bij deze groepen ligt (en dus verder van de (vroegere) kerk) en daardoor meer aanspreekt.
‐ 54 ‐
Vrijblijvendheid benadrukken en losse activiteiten aanbieden Het IWR en het toeristenpastoraat werken in verbondenheid met kerken en met de verre ander. Ook werken zij aan gemeenschapszin; zij proberen groepen aan elkaar te binden. Deze nieuwe groepen willen zich echter nergens aan binden of committeren, vooral niet aan een pastor, werkzaam bij een stichting die in verband staat met het instituut ‘kerk’. Men wil de mogelijkheid behouden om te kunnen switchen tussen allerlei activiteiten of verbanden. Men is mogelijk bang dat men bij een gesprek meteen aan de pastor ‘vastzit, met het idee van ‘je hoort erbij of niet’. Aanbeveling Een aanbeveling aan het IWR kan hierbij zijn om het niet verplichtende aspect van het toeristenpastoraat te benadrukken: alles is geheel vrijblijvend en niemand is de pastor iets schuldig. Suggestie Het IWR kan, aansluitend op het vrijblijvende aspect, de toeristenpastor kleine, afgebakende activiteiten laten ontplooien. Losse activiteiten, bijvoorbeeld cursussen, excursies of dagjes weg, waarbij aanwezigheid niet verplicht is. Het IWR is hierin met haar aansluiting op bezinningstoerisme reeds een goede weg ingeslagen. Nadruk leggen op het individu Ook bij dit kopje geldt dat het IWR en ‘haar’ pastores hun zinnen zetten op gemeenschap en het bevorderen daarvan. Groepsvorming, daar gaat het om. Daarbij is het vaak de pastor die op de toerist afstapt en het initiatief bij hem of haar laat om religie of zin ter sprake te brengen. Echter, hier wordt aan het feit voorbij gegaan dat men hier – en bij de gemaksgeörienteerden, niet-religieuzen, niet humanisten en niet-religieuzen, gematigd humanisten ligt dit het hoogste – te maken heeft met groepen die voornamelijk met zichzelf bezig zijn. In deze nadruk op individualisme ligt het grootste verschil met de vorige aanbeveling, welke gericht was op losse verbanden. Men wil niet bij een groep horen en men stapt niet uit zichzelf op de pastor af, omdat men daar in eerste instantie geen behoefte aan heeft. De eigen persoon en de nabije ander staan centraal. Men heeft niets op met het instituut kerk, en religie en zin, dat lijkt iets dat ver weg is. Men leeft sterk in het hier en nu, hetgeen ook botst met de kerkelijke gedachte aan een hiernamaals. “Wat heb ik nu bij een pastor te zoeken?”, is de gedachte. Aanbeveling Bovenstaande vraag vormt exact de vraag waar het IWR een antwoord op moet geven. What’s in it for me?, willen deze groepen weten. De nadruk moet worden gelegd op het individu: waarom en waarmee kan het IWR/het toeristenpastoraat jóu van dienst zijn? Wat heb jij er zelf aan? Men name bij de ‐ 55 ‐
gemaksgeoriënteerden, niet-religieuze, niet humanistische en niet-religieuze, gematigd humanistische categorie doen zich allerlei persoonlijke, sociale en maatschappelijke problemen voor. Zij vormen een uitermate kwetsbaar segment en zullen daarmee als geen andere behoefte hebben aan een goed gesprek, waarin men het levensverhaal kan vertellen en bijbehorende vragen kan stellen. Het IWR kan inspringen op de persoonlijke, sociale en maatschappelijke problemen die deze mensen hebben, mogelijke antwoorden verschaffen en aangeven wat zij het individu vanuit haar achtergrond te bieden heeft. Suggestie Een idee voor het inhaken op de individuele behoeftes van deze groepen is het opstellen en afnemen van een enquête. Mogelijke vragen waar aan te denken valt, zijn: waar heeft u behoefte aan? Wat vond u van dit gesprek/dat er toeristenpastoraat op de camping/in de kerk is? Acht u dit nuttig en/of van belang?
‐ 56 ‐
HOOFDSTUK 8: SUGGESTIES VOOR VERVOLGONDERZOEK
Dit verslag schreef ik op basis van verslagen van het toeristenpastoraat en van overig IWR materiaal dat mij beschikbaar werd gesteld. Verder koos ik bijpassende literatuur, dat een theoretisch kader bij de toeristenpastoraat verslagen vormde. Bij het verzamelen van toeristenpastoraat verslagen had ik te maken met de medewerkers van het IWR, die de verslagen voor mij opzochten. Helaas bleken niet alle verslagen beschikbaar, en verder kwamen ze slechts uit een aantal plekken in Nederland. Nederland werd dus niet in zijn geheel vertegenwoordigd in de verslagen. Wanneer ik meerdere toeristenpastoraat verslagen tot mijn beschikking had gehad, dan alleen verslagen van slechts een aantal campings en één kerk, afkomstig van een paar plekken in Nederland, had ik wellicht een completer beeld kunnen geven van de nieuwe wensen en behoeftes van toeristen op het gebied van spiritualiteit, religie en zin in Nederland. Wanneer men de tijd en vooral ook de middelen ter beschikking heeft, zou men dit onderzoek verder kunnen uitbreiden, om tot een meer volledige conclusie te komen. Helaas viel verder de daadwerkelijke vormgeving van de nieuwe wensen en behoeftes op het gebied van spiritualiteit, religie en zin, het ‘hóe gaat we dat doen?’, grotendeels buiten het bestek van mijn onderzoek. Ik heb in mijn verslag getracht verbeterpunten aan te geven en handreikingen te bieden voor het IWR, waar zij in haar zoektocht naar nieuwe vormen en manieren van het aanbieden van toeristenpastoraat mee verder kan. Vervolgonderzoek gedaan door het IWR – intern of extern – zal moeten uitwijzen welke beslissingen op basis van de genoemde verbeterpunten en suggesties het beste gemaakt kunnen worden. Verder heb ik nog twee suggesties voor toekomstig onderzoek. Het eerste onderzoek betreft een algemeen interview- en survey-onderzoek naar de behoeftes van de toeristen aan de toeristenpastor. De centrale vragen in dit onderzoek kunnen zijn: wil men contact met de toeristenpastor? Welk contact is wel/niet gewenst en waarom? En welke verwachtingen heeft men ten aanzien van de pastor? Het tweede betreft een meer specifiek onderzoek, waarin er een vergelijking wordt gemaakt met het toeristenpastoraat zoals dat op campings en in kerken, zoals dat bij de openstelling van de Jacobuskerk in de zomermaanden gebeurd, tot stand komt. De focus van het onderzoek zou dan kunnen liggen op het vinden van een verklaring voor het feit dat men op de campings níet en in de (Jacobus)kerk wél geneigd is om uit zichzelf te spreken over God, het goddelijke, religie, spiritualiteit en/of zingeving.
‐ 57 ‐
SLOTWOORD
Ik heb plezier beleefd aan het doen van onderzoek voor het IWR en het schrijven van dit bijbehorende verslag. Vooral het lezen van de toeristenpastoraat verslagen vond ik zeer amusant, te meer omdat ik zelf ook een periode als toeristenpastor heb meegedraaid en de verhalen van de diverse pastores daardoor voor mij meer kleur kregen en gingen leven. Ik heb nog wel een poosje geworsteld met de juiste onderzoeksvraag en bijbehorende deelvragen. Dit hing met name samen met het vinden van een goede aansluiting van de praktijk (het toeristenpastoraat) op de literatuur (Dekker en Stoffels en beide Motivaction onderzoeken). Uiteindelijk heb ik na drie keer switchen de juiste vragen op papier gekregen, hetgeen het schrijfproces versoepelde. Ik hoop dat ik met het door mij verrichtte onderzoek het IWR een stukje verder heb kunnen helpen in hun zoektocht naar de juiste vormen en modellen, waarin het toeristenpastoraat heden ten dage gegoten kan worden. Dan is mijn onderzoek en dit verslag daadwerkelijk van waarde geweest.
‐ 58 ‐
SAMENVATTING
Ieder mens heeft vragen in het leven, en bijbehorende behoeftes op het gebied van religie, spiritualiteit en zin. Het Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie wil mensen bijstaan op het gebied van deze behoeftes en voorzien in de vraag van mensen naar iemand met wie men kan uitwisselen over en delen in deze behoeftes. Daartoe ontplooit zij toeristenpastoraat, waarmee zij inspeelt op de trend van bezinningstoerisme. Het bezinningstoerisme wil mensen ook in spirituele zin laten recreëren. Dit gebeurt via nieuwe vormen en manieren van omgaan met religie, spiritualiteit en zin, passend bij deze tijd. Het IWR is dan ook altijd op zoek naar nieuwe vormen en modellen voor toeristenpastoraat (waarbij zij slechts handreikingen geeft, zij heeft geen pastores in dienst), waarmee zij kan inspringen op de heersende behoeftes. Zij heeft sinds haar oprichting in 1973 veel organisatorische ontwikkelingen doorgemaakt en verschillende visies op toeristenpastoraat ontwikkeld. In 2009 omschreef zij de taak van de toeristenpastor drievoudig; men moest ‘beschikbaar zijn voor de gasten’, ‘bijdragen aan gemeenschapsvorming’ en ‘bijdragen aan de mogelijkheid tot bezinning, inspiratie en het ontwikkelen van een persoonlijke spiritualiteit’. Het IWR stelt dat de behoefte aan spiritualiteit en zingeving, aan ‘wat er werkelijk toe doet’, onder recreanten groot is. Echter, het religieuze landschap is de afgelopen decennia drastisch veranderd, en daarmee ook de behoeftes van mensen aan religie, spiritualiteit en zin. Hierbij rijst de vraag op of het IWR met haar aanbod en vormen van toeristenpastoraat nog steeds aansluit bij de huidige religieuze beleving en leefwereld, met denkbeelden over de kerk, sociale contacten en de maatschappij. Men kan deze ontwikkeling van het religieuze landschap als een secularisatieproces bestempelen, zoals Dekker en Stoffels doen, maar zij constateren gelijktijdig dat deze afname van kerkelijkheid niet onlosmakelijk gepaard gaat met een daling in de religieuze beleving van mensen. Kronjee en Lampert hebben zich hier in hun onderzoek van Motivaction verder in verdiept. Zij stellen dat er in plaats van een secularisatie sprake is van een religieuze transformatie; men kan tegenwoordig religieus of spiritueel zijn, zonder een band te hebben met religieuze instituties als de kerk. Op basis van dit onderzoek en een ander onderzoek van Motivaction, in opdracht van de Protestantse Gemeente in Amstelveen-Buitenveldert, zijn verschillende leefstijl en zingevingcategorieën en mentality-milieus opgesteld. De toeristen, beschreven in de toeristenpastoraat verslagen, zijn gegroepeerd naar deze (nieuw ontstane) leefstijlen. Aan de hand hiervan kon bekeken worden welke groepen het IWR al wél, en welke zij niet of nauwelijks bereikt. Zij bleek de categorie Christenen, overeenkomend met de traditionele burgerij en de nieuwe conservatieven, reeds te bereiken. Moeilijker te bereiken voor het IWR waren de categorie ongebonden spirituelen, overeenkomend met de kosmopolieten, postmaterialisten en postmoderne hedonisten, de categorie overige ‐ 59 ‐
gebonden religieuzen, overeenkomend met de opwaarts mobielen, de niet-religieuze, niet humanistische en niet-religieuze, gematigd humanistische categorie, overeenkomend met de gemaksgeoriënteerden, de moderne burgerij en de niet-religieuze, humanistische categorie. In het ‘bijdragen aan gemeenschapsvorming’ en ‘bijdragen aan de mogelijkheid tot bezinning, inspiratie en het ontwikkelen van een persoonlijke spiritualiteit’ slaagt het IWR niet of nauwelijks bij deze groepen. Wat betreft het ‘beschikbaar zijn voor de gasten’ scoort de stichting wél punten, maar de gesprekken zijn voornamelijk seculier van aard, zodat de daadwerkelijke doelstelling die het IWR met het toeristenpastoraat beoogt, wordt gemist. Elke groep blijkt haar eigen manier van benadering nodig te hebben. Het IWR doet er goed aan om rekening te houden met deze nieuwe behoeftes op het gebied van spiritualiteit, religie en zin bij het uitstippelen van nieuwe wegen, methodes en visies voor het toeristenpastoraat.
‐ 60 ‐
BIBLIOGRAFIE
Literatuur Dekker, G., Stoffels, H.C., Godsdienst en Samenleving. Een introductie in de godsdienstsociologie, Kampen: Kok, 2001. Hengeveld, J., “Een pastor op de camping kan veel goeds doen”, in: Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd. 25 jaar stichting Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie, Zeist: Donath, maart 2001. Het alledaagse in het recreatiepastoraat, Utrecht: IWR, april 2005. Het Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie (IWR), IWR: Leusden, december 1997. Van Hoogstraten, H.D., Jacobs, C., e.a.(red.), VrijZinning, Ledenblad van de Vereniging van Vrijzinnige Protestanten (VVP). Beweging voor eigentijds geloven in samenwerking met VLINK, Utrecht: Roto Smeets Grafiservices, 1e jg, nr.2. Jobsen, P., Metaal, S., Analyse Mentality-milieus: zingevingsprofielen en relatie tot de PKN, Motivaction International: 8 januari 2009. Kronjee, G., “De religieuze transformatie en de sociale cohesie”, in: Donk, van de W.B.H.J., Jonkers, A.P. e.a. (red.), Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006. Kronjee, G., Lampert, M., “Leefstijlen en zingeving”, in: Donk, van de W.B.H.J., Jonkers, A.P. e.a. (red.), Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie, Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Amsterdam: Amsterdam University Press, 2006. Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd. 25 jaar stichting Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie, Zeist: Donath, maart 2001.
‐ 61 ‐
Putman, W., Ik deel niets uit, ik heb alleen mijzelf in de aanbieding. Een onderzoek naar de gesprekken van toeristenpastores, Utrecht: IWR, 2006. Rombouts, W., Voorbereidingsdag Toeristenpastoraat Chaam 18 april 2009, hand-out IWR: Utrecht, april 2009. Rubrech, A., “We probeerden vooral de ontwikkelingen te volgen”, in: Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd. 25 jaar stichting Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie, Zeist: Donath, maart 2001. Solomon, R.C., Spiritualiteit voor sceptici, Kampen: Ten Have, 2004. Vroom, H.M., Een waaier van visies. Godsdienstfilosofie en pluralisme, Kampen: Agora, 2003. Weijden, A. ter, “Ik heb een heel interessante baan gehad”, in: Meijnhardt, W. (e.a., red.), Geloven in vrije tijd. 25 jaar stichting Interkerkelijk Werkverband voor de Recreatie, Zeist: Donath, maart 2001. Zoontjens, A., “Present in Action”. Toeristenpastoraat in Context, Eindwerkstuk Bachelor, Theologie Levensbeschouwing, Fontys Hogeschool Tilburg, juni 2004.
Toeristenpastoraat verslagen A., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 14-29 juli 2003. A., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 11-26 juli 2005. B., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 28 juli – 11 augustus 2003. B., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 8 – 22 augustus 2005. B., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 10 – 24 juli 2006. B., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 9 – 23 juli 2007. C., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 11-26 augustus 2003. ‐ 62 ‐
Commissie van het toeristenpastoraat van “De Braakman”, verslag toeristenpastoraat, seizoen 2007. D., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 25 juli – 8 augustus 2005. D., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 24 juli – 7 augustus 2006. D., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 6 – 25 augustus 2007. E., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 7 – 20 augustus 2006. E., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 23 juli – 6 augustus 2007. F., verslag toeristenpastoraat “De Flaasbloem”, 28 juli – 11 augustus 2003. G., verslag toeristenpastoraat “De Flaasbloem”, 1 – 15 augustus 2009. H., verslag toeristenpastoraat “De Meysberg” en “Het Klein Paradijs”, 19 juli – 3 augustus 2003. I., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2000. I., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2001. I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2002. I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2003. I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2004. J., K., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2006. J., K., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2008.
‐ 63 ‐
Websites http://reizen-en-recreatie.infonu.nl/diversen/1506-vroeger-was-op-vakantie-nog-heelgewoon.html, laatst geraadpleegd op 02/07/2010. http://www.inspirerendleven.nl/artikel/bezinningstoerisme, laatst geraadpleegd op 02/07/2010. http://www.iwr.nl/, laatst geraadpleegd op 02/07/2010. http://www.iwr.nl/default.asp?inc=news&rIntId=3141&rIntNavId=3819&rIntNavMotherNavId= 0&rIntNavStepMotherNavId=0, laatst geraadpleegd op 05/05/2010. http://www.iwr.nl/info.aspx?page=6731, laatst geraadpleegd op 02/07/2010. http://www.iwr.nl/info.aspx?page=6744, laatst geraadpleegd op 02/07/2010. http://nl.wikipedia.org/wiki/Kamperen, laatst geraadpleegd op 13/07/2010. http://nl.wikipedia.org/wiki/Toerisme, laatst geraadpleegd op 13/07/2010. http://nl.wikipedia.org/wiki/Zingeving, laatst geraadpleegd op 18/07/2010. http://nl.wikipedia.org/wiki/Zin_van_het_leven, laatst geraadpleegd op 18/07/2010.
‐ 64 ‐
BIJLAGE
Toeristenpastoraat op camping “De Braakman” in Terneuzen A. – 2003 A. geeft in zijn verslag aan dat hij veel had aan de directrice van De Braakman, mevrouw V., die hem een aantal adressen gaf waarvan zij verwachtte dat een bezoek vanuit het pastoraat op prijs werd gesteld. A. vond dit erg belangrijk en waardevol. Hij kreeg onder andere adressen aangereikt van gezinnen die onlangs met sterfgevallen waren geconfronteerd, waaronder een sterfgeval van een 25-jarige zoon. Bij het bezoeken van dit gezin werd aangegeven dat een vervolggesprek op prijs werd gesteld. Maar ook kreeg A. adressen van bewoners die onderlinge geschillen en fricties hebben. Met een voormalige varkensboer uit Oisterwijk sprak A. over de zorgelijke toestand in de agrarische sector. Ook kon hij de directrice van de camping ondersteunen, wiens moeder onlangs was overleden. A. had ook gesprekken met een vrouw met nierkanker, wiens levenseinde naderde, een vrouw met botkanker en een broer en zus wiens moeder overleden was. Vooral het laatste bezoek vond A. aangrijpend. Ook bij de jongeren vindt A. aansluiting: “Terug bij de caravan komen, terwijl ik buiten zit te schrijven, vier jongeren, op weg naar de douche bij mijn tafel staan. Ik heb ze vorige week uitgedaagd voor een gesprek. We spreken af dat ze morgenavond langs komen.” Hij had verder een gesprek met een ouder echtpaar uit Ekeren in België: “Ze stelden het zeer op prijs dat ik hen zomaar aansprak. Ze praatten ‘honderduit’.” A. sprak ook met een betontimmerman, die de toekomst met zorg tegemoet zag. Ook sprak hij iemand die al enkele jaren zonder werk zit en niet op vakantie kon in verband met het naderende overlijden van een 52-jarige zus. Teruggekomen van een andere familie stelt A.: “Zij stelden het bezoek zeer op prijs.” Ook bezocht A. nog een man die al 11 jaar ziek thuis zat en een vrouw met hyperventilatie, die onlangs een miskraam had gekregen van een tweeling. Bij een bezoek aan ‘de kroeg’ (’t Trefpunt) heeft A. gesprekken en merkt hij op: “Hierbij blijkt dat men wel in de Knijnbode [activiteitenblad van de camping] leest dat er toeristenpastoraat is op de camping, maar dat men niet weet wat men ermee kan of van verwachten kan.” In het laatste gedeelte van zijn verslag schrijft A. dan ook: “Bij de evaluatie heb ik de commissie gevraagd na te denken over de vraag ‘Wat is pastoraat?’ Dit, omdat ik merk dat veel (de meeste) mensen niet weten wat pastoraat betekent c.q. inhoud.” A. geeft aan met plezier terug te kijken op zijn periode als toeristenpastor: “De werkzaamheden zie ik als zeer zinvol en waardevol voor de campinggasten.” 190 B. – 2003 B. geeft aan dat hij als pastor hulp kon bieden aan een familie met betrekking tot hun overleden, 25-jarige zoon. Verder had hij contact met (ongeneeslijk) zieken. Ook bezocht hij enkele kerkgangers: “Ze hadden 190
A., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 14-29 juli 2003.
‐ 65 ‐
veel waardering voor het werk.” “Regelmatig was er contact met V., zij attendeerde ons op gasten met bepaalde problemen. Het blijkt dat het toeristenpastoraat op deze camping na al die jaren nog steeds gewaardeerd wordt.” B. geeft over een intervisiegesprek ter ondersteuning van de pastores het volgende aan: “Eén van de keren spraken we met elkaar over de vraag hoe je een goede verhouding schept in dit werk als het gaat om “er zijn” en “evangelisatie”. Het een kan te vrijblijvend zijn en het andere kan als opdringerig overkomen.” 191 C. – 2003 Als suggestie voor de toekomst geeft toeristenpastor C. aan: “Er lijkt geen behoefte aan het Open Huis te zijn, althans er is niemand geweest. Moet er meer publiciteit aan gegeven worden of is het gewoon niet nodig. (…) Is het misschien onbekend?” Op het gebied van behoefte schrijft C.: “De functie van de toeristenpastor heb ik ervaren en gezien als aanwezig zijn voor die mensen die het nodig hebben. Voor mij was het heel bijzonder en zinvol het [sic] contact met de familie die eind juni een zoon verloren had aan kanker. (…) Alleen om dit contact was voor mij mijn aanwezigheid al zinvol en geslaagd.” 192 A. – 2005 A. vertelt over een uitgebreid gesprek dat hij heeft gehad met een jong echtpaar, “(…) dat langs de pastorale hoek liep op weg naar hun caravan (…). Zij vertelden vol trots dat hun oudste zoon van 11 jaar dit jaar het vormsel heeft ontvangen. In het gesprek bleek dat zij beide tot de katholieke kerk behoren, maar niet vaak naar de kerk gaan. Zij hebben hun twee zonen ook niet laten dopen. De oudste kreeg interesse om zich te laten dopen, zijn Eerste Communie te doen en zich te laten vormen nadat er op school aandacht aan was besteed.” A. krijgt verder te maken met een expliciete hulpvraag: een vrouw belt hem op voor een pastoraal gesprek [via de toeristenpastoraat mobiel] over haar 30-jarige dochter die relatieproblemen heeft. Over de intervisiebijeenkomst met overige pastores spreekt A. als een “zinvolle bijeenkomst”. Met een ouder echtpaar uit Antwerpen spreekt A. over opvoeding en over het gebrek aan waarden en normen in de huidige samenleving. En nadat hij langs een andere caravan liep en kennismaakte, werd hij uitgenodigd te gaan zitten en kreeg hij het levensverhaal van de man en vrouw te horen. Daarna ontmoette hij een 24-jarige kapitein van een binnenvaartschip, die hem vertelde over zijn jeugd en dat hij zeer gelovig was. Ze hadden het onder andere over de evangelielezing van de komende zondag. Bij een ander bezoek, dat mevrouw V. aan A. had doorgegeven, kwam het overlijden van een zoon van een mevrouw ter sprake. De zoon was overboord geslagen van een schip en pas een maand later teruggevonden. Tijdens zijn verblijf kreeg A. te maken met twee sterfgevallen op de camping zelf. Bij 191 192
B., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 28 juli – 11 augustus 2003. C., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 11-26 augustus 2003.
‐ 66 ‐
beide kon hij van dienst zijn om te ondersteunen en de begrafenis/crematie door te spreken. Hij woonde één crematie zelf ook bij. Hij schrijft hierover: “Het was goed dat het toeristenpastoraat aanwezig was.” Verder heeft A. nog een gesprek met een Duitse man die aan kanker lijdt en op dat moment een chemokuur ondergaat. A. heeft een kritische noot bij de twee intervisiebijeenkomsten die voor de pastores worden georganiseerd, in verband met zijn eigen werkzaamheden als pastor: “(…) [Er] komt bij mij de vraag op of één bezoek in een periode van twee weken niet voldoende is, gezien het vele werk op de Braakman zelf.” Ook het volgende ligt in het verlengde daarvan: “Misschien is het goed (…) na te denken over de vraag of de pastor aanwezig moet zijn bij de kinderuurtjes. De dames doen het prima. De pastor zou ook dan nog bezoeken kunnen afleggen.” 193 D. – 2005 Toen pastor D. aan het vergaderen was met commissieleden over een kerkdienst, kwamen er 7 jongeren langs, die een kopje thee wilden. Ze hadden behoefte aan een gesprek, en D. ging hier samen met een commissielid op in. “Voor hun leeftijdsgroep werd niets georganiseerd, zeiden ze. Het was saai. Ik vroeg wat ze dan zouden willen doen: niets, alleen hangen, antwoordde een meisje.” D. raakte ook in gesprek met 2 jongens uit Groningen. Ze vertelde dat ze pastor was, en zij dachten daarbij aan een pastoor. D. heeft daarop aan hen het verschil uitgelegd tussen pastor en pastoor. D. geeft op een gegeven moment aan dat praten met de recreatiemedewerkster van de camping erg zinvol was: “Het was dus heel zinvol om daar te zijn op dat moment.” Ook ging D. op bezoek bij iemand van wie de vader overleden was. Het was een goed gesprek, dat op prijs werd gesteld. Ook D. krijgt, net als A., te maken met een sterfgeval op de camping, en levert daarbij haar ondersteuning. D. eindigt haar verslag met de woorden: “Het kan niet genoeg gezegd worden: samen met de commissieleden die uit verschillende kerken/gemeenten/gezinten komen de zondagse dienst voorbereiden en de andere activiteiten doorpraten op maandag is heel waardevol. Ik voelde me als pastor opgenomen in een geheel. Dit is een goede vorm om Kerk van Jezus te zijn.” 194 B. – 2005 B. geeft aan dat het goed was dat het dagelijkse spreekuur kwam te vervallen, omdat er nooit iemand op afkwam. Verder werden alle activiteiten redelijk goed bezocht, behalve het kantklossen. Naast het voormalige dagelijkse spreekuur vindt ook het open huis op donderdagmorgen nauwelijks aftrek. Toch vindt B. dat de pastores er moeten zijn, ook wanneer de commissieleden allen verhinderd zijn. Dit omdat er doorgaans op donderdagmorgen boeken verkocht worden. De uitleen van boeken trok wél regelmatig 193 194
A., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 11-26 juli 2005. D., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 25 juli – 8 augustus 2005.
‐ 67 ‐
belangstelling. B. geeft aan dat het in zijn periode op de camping erg rustig was. “Het werk bestond voornamelijk uit het bezoeken van vaste gasten, terwijl er ook contacten waren met enkele toeristen (…) die de diensten bezochten. Ook waren er enkele nog niet bezochte adressen die ons waren aangereikt door de directie in verband met ziekte en overlijden.’’ Deze adressen kreeg B. van V. B. geeft aan dat hij de tijd op de camping geheel heeft gevuld met het bezoeken van campinggasten, en daarom een avondje koffiedrinken bij de commissieleden ter discussie stelt. Over de werkgesprekken in Goes is B. van mening dat één keer in de twee weken voldoende is. B. brengt in zijn verslag de directie van Kamperland ter sprake. Deze overweegt namelijk te stoppen met het gelegenheid geven tot toeristenpastoraat. B.’s reactie: “Ik heb toen naar voren gebracht dat het geen gunst is om er te mogen zijn maar een stuk serviceverlening in het belang van de camping. Dit zou van de kant van de commissies, des noods met ondersteuning van het dienstencentrum Zeeland!, [sic] wel (meer) mogen worden benadrukt. Laten we niet te bescheiden zijn!” Het kinderuurtje vindt B. een van de beste activiteiten van het werk. Het poppentheater daarentegen bleek niet zo’n succes. B. leidde de twee kerkdiensten. Er waren niet veel kerkgangers: 20 respectievelijk 25. Verder spreekt B. de wens van enkele vaste gasten uit, om de kerkdiensten niet te lang te laten duren. “Argumenten: de koude in de hal, het koffiedrinken dreigt in het gedrang te komen en soms is er teveel aandacht voor de kinderen, wel twee keer in een dienst.” 195 B. – 2006 B. noemt in zijn verslag bij het kopje ‘pastoraat’: “Allereerst bezocht ik de gasten die het afgelopen jaar te maken hadden met het verlies van een partner.” Ook bezocht hij een aantal met “(…) grote zorgen vanwege ernstige ziekte”. Over het contact met de pastorale begeleiding in een werkgesprek, zegt B.: “Ik praatte hem wat bij en benadrukte nog eens het belang van ons werk. Onbegrijpelijk dat ze op de Kamperlandse camping hier geen oog voor hebben terwijl de Braakman-directie zo achter het werk staat.” Wanneer B. reflecteert op een kerkdienst op de camping, geeft hij aan dat er een echtpaar was die niet meedeed aan de dienst van Schrift en Tafel en “(…) eigenlijk al tijdens de hele dienst afwijzend was door niet eens mee te zingen.” Maar gelukkig waren er volgens hem, buiten de vaste gasten, een aantal toeristen die wél aan de viering deelnamen. Hij sluit zijn verslag af met de woorden: “Gelukkig dat het werk op de Braakman nog steeds doorgaat, hoewel het er niet gemakkelijker op wordt om belangstelling te wekken voor onze activiteiten. Maar er is alle reden tot dankbaarheid omdat we vanuit Gods opdracht aanwezig kunnen zijn op een plek waar zoveel mensen hun vacantie [sic] vieren.” 196 Bij zijn werkverslag heeft B. een artikel toegevoegd, waarin hijzelf wordt geïnterviewd door het wijkblad van de protestantse gemeente Bosbeskapel: ‘Lopend Vuurtje’, elfde jaargang, nummer 11, juli/augustus 2006. Op de vraag “Kun je een 195 196
B., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 8 – 22 augustus 2005. B., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 10 – 24 juli 2006.
‐ 68 ‐
aanduiding geven van de thema’s die in deze gesprekken [van de campingpastor] aan de orde komen?”, antwoordt B. dat de directie, die de gasten goed kent, vaak informatie aan de campingpastores doorgeeft. “Bijvoorbeeld als een vrouw alleen op de camping komt omdat ze korte tijd daarvoor weduwe is geworden. Ons medeleven wordt dan erg op prijs gesteld. Soms moet je bemiddelen bij ruzies. Vaak betreft dit geluidsoverlast van radio’s. Ook is het wel gebeurd dat we in de bijeenkomsten met de kinderen een geval van kindermishandeling signaleerden. Via contacten met andere campingbewoners is deze zaak aangemeld. Een andere aangelegenheid betrof een meisje op de camping dat met een loverboy was meegegaan. Haar ouders hadden sterk behoefte aan een gesprek.” D. – 2006 D. geeft in haar verslag aan dat haar bezoek op prijs werd gesteld bij een familie waarvan het jongetje een haring door zijn voet had gekregen. Zij kwam aan het adres door bij de directrice, mevrouw V., te informeren. Het jongetje hield haar vervolgens op de hoogte van haar herstel, en dat deed haar goed. D. had in haar periode een gesprek met een echtpaar, waarvan de man een week eerder uit het ziekenhuis was gekomen. Beiden waren blij dat ze bij haar hun verhaal konden doen. D. werd uitgenodigd door één van de medewerksters van de camping in hun ruimte, de Pub. De medewerkster vond het fijn om bij D. haar verhaal kwijt te kunnen. De medewerkster had aangegeven dat zij lange dagen maakte op de camping en er veel van haar wordt gevraagd. Over de jongeren schrijft D.: “Het viel op dat er dit jaar veel jongelui die al jaren op de camping komen, ingeschakeld zijn bij activiteiten. Ik raakte gemakkelijk in gesprek.” D. werd gevraagd door de recreatiemedewerker om mee te doen aan ‘Kidzday’, een activiteitendag voor kinderen. Over de opkomst schrijft ze: “Er was een flinke groep mensen, maar toch nog te weinig voor alle activiteiten.” En: “We konden merken dat het door directie en medewerksters erg op prijs gesteld wordt dat we meedoen met deze activiteit.” Over de opkomst van het kinderuurtje schrijft D.: “Het aantal kinderen bij het kinderuurtje was bijzonder laag, misschien was het ook gewoon te warm.” 197 E. – 2006 Volgens E. waren de kerkdiensten op de camping in haar periode, waarin zij zelf voorging, goed van sfeer. Bovendien was er stilte en aandacht tijdens de diensten. De eerste keer was de opkomst niet zo groot. Met de tweede dienst had zijzelf meer contacten gelegd op de camping, waardoor de opkomst volgens haar ook hoger lag. E. geeft aan dat ze het meer dan eens een tijdrovende verplichting vond om aanwezig te zijn bij de diverse activiteiten die op de camping georganiseerd werden. Er was namelijk altijd al iemand van de commissie aanwezig, en bovendien moest zij er ander werk voor laten liggen. E. geeft ook aan dat ze het volle weekrooster aan activiteiten op de camping als belemmerend heeft ervaren voor haar creatieve 197
D., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 24 juli – 7 augustus 2006.
‐ 69 ‐
processen als campingpastor. Op de vorige camping waar zij als campingpastor verbleef, was haar rooster leger en vrijer. E. was blij er te kunnen zijn voor een echtpaar wiens zoon 2 jaar geleden suïcide had gepleegd. De man van het echtpaar kwam overstuur de commissievergadering binnenvallen, en zocht contact. Ook bezocht een man haar koffie-uurtje, wiens zoon door een verkeersongeval enkele jaren geleden om het leven kwam. E. heeft tien dagen lang serieuze gesprekken gevoerd hierover met hem en zijn gezin. Zijn dochter zocht haar bijna dagelijks op. Ook was het gezin bij de kerkdiensten aanwezig. En bij het voorleesuurtje kwam er nog een gezin naar E. toe dat de behoefte had aan serieuze gesprekken. E. over haar gesprekken en ontmoetingen: “Al met al is de lijst misschien niet lang, maar de contacten die er waren, heb ik zelf als zeer zinvol ervaren. Hier telt kwaliteit sterker dan kwantiteit.” De door E. geplande activiteiten (wandeling, fietstocht en muziekochtend) sloegen niet aan: er was geen animo voor. Over de aanwezigheid van commissieleden bij activiteiten zegt E. het volgende: “In het begin vond ik het wel moeilijk dat er zo vaak iemand was: ik heb nogal veel behoefte aan rust en stilte, en dat werd wel verstoord.” E. geeft aan wel te hebben moeten wennen aan de redelijke grote, actieve commissie. “(…) verder heb ik ook zo mijn eigen gewoontes en wensen. Een ervan heb ik duidelijk maar doorgedrukt (dagelijkse voorleesuurtje) dat achteraf goed is ontvangen.” E. kijkt positief terug op haar periode. Hoewel ze in het begin niet goed wist wat ze moest doen en laten, begonnen de dingen naar eigen zeggen in de tweede week te lopen zoals zij het wilde. “Resultaat: ik was helemaal tevreden tijdens de laatste kerkdienst, de kerk was goed gevuld, de mensen bleven na voor de koffie, ik had mijn boekjes uitgedeeld en veel mensen bereikt.” 198 B. – 2007 B. geeft aan dat er voor het ‘kaartenmaken’ een goede belangstelling was, in tegenstelling tot het open huis, waar slechts enkelen voor kwamen. Voor het Kerkenpad waren er 3 deelnemers van de camping. B. schrijft dat de eerste pastor van het campingseizoen altijd een opgave krijgt van degenen die zijn overleden in de winter. In zijn jaar waren het er 3, waarvan er 2 geen nabestaanden meer hadden op de camping. De derde, een weduwnaar, bezocht B.. De man stelde zijn bezoek zeer op prijs. Verder bezocht B. contacten op de camping, die hij in het verleden had opgedaan. Ook had hij een toevallige ontmoeting met mensen die het jaar ervoor goed waren opgevangen door de toen aanwezige pastors. Een ontmoeting met een echtpaar en zoon leidde tot een leuk gesprek. “Ze vonden het leuk om de toeristenpastor te ontmoeten.” De daarop volgende zondagen kwamen ze naar de kerkdienst. Korte ontmoetingen en intensieve gesprekken wisselden elkaar af, volgens B.. Bij het kinderuurtje waren telkens zo’n 10 tot 15 kinderen aanwezig. Wel gaf B. aan dat er maar weinig kinderen in de kerkdiensten kwamen. Er waren ongeveer 10 volwassen campinggasten per dienst. B. heeft in de diensten geen Tafelviering gehouden. B.: 198
E., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 7 – 20 augustus 2006.
‐ 70 ‐
“De ambtskleding had ik wel bij me…. Máár… Mijn ervaring is dat het aantal katholieken op de camping, dat op [sic] zo’n viering op prijs stelt, de laatste jaren is teruggelopen tot nihil. Verder is het zo dat de toeristen die onze diensten bezoeken uit kerken komen, Geref. Vrijgemaakt, Geref. Bond e.d., waar zo’n viering niet op prijs wordt gesteld.. Dus door een Tafelviering kunnen we eigenlijk alleen maar potentiële bezoekers verliezen…”· E. – 2007 E. vertelt dat er in haar eerste week geen animo was voor verhalen vertellen. In de tweede week was deze er juist wel. Ook enkele ouders en grootouders kwamen steeds luisteren, en E. vindt het dan ook voor herhaling vatbaar. Het kinderuurtje is in de twee weken 3 keer doorgegaan. Vooral in de tweede week was het erg leuk met werkvormen die goed aansloegen: “(…) bellen blazen om het kwetsbare van dromen aan te geven, samen een aaneengebonden tak dragen in een ‘treintje’ en een grote wandtekening maken om het samenwerken vorm te geven.” E. had zelfgeschreven verhalen en Bijbelverhalen, meestal aan elkaar gekoppeld. Op de hobbymiddag kwamen steeds dezelfde mensen af. De rommelmarkt was niet drukbezocht. De koffieochtend maakte indruk op E.: hij was verrassend; “Er zaten 4 vrouwen bij elkaar die elkaar niet allemaal kenden. In een openhartige uitwisseling werd duidelijk dat we veel gemeen hebben met elkaar; we staan er niet alleen voor…” Ook door middel van raamspreuken op de caravan trok E. de aandacht, ze had soms gesprekken naar aanleiding van de tekst. Over de kerkdiensten zegt E.: “Ook al gaat het hier om kwaliteit en niet zozeer om kwantiteit, toch zouden we wel meer mensen in de kerkzaal willen hebben… maar de sfeer was goed en inspirerend, met prettige en soms zinvolle contacten naderhand. Bij de tweede dienst was er een muziek/dansgroep uitgenodigd, die na afloop hun eigen geloofsvisie nogal benadrukten. Dit vond E. onwenselijk en ze wijst er in haar verslag op hier in de toekomst beter toezicht op te houden. E. geeft aan dat meewerking aan campingactiviteiten belangrijk is om het toeristenpastoraat op de camping bekendheid te geven. Gesprekken had E. bij de caravan, of bij mensen thuis. Bij één gesprek met een mevrouw bleef deze mevrouw maar ‘doorratelen’, erg chaotisch en een uur lang. Bij het tweede gesprek durfde E. het aan deze eigenschap van de vrouw aan de orde te stellen: “(…) waarom ben je zo chaotisch? Hoe zit dat in je hoofd, wat is daar de achtergrond van? Het werd een verrassend gesprek, wel een beetje spannend, maar redelijk goed gelukt, vanuit wederzijds respect.” Qua overdracht geeft E. aan dat het bij sommige campinggasten nuttig is om over te dragen naar een volgende pastor, omdat er een vervolg nodig is. E. geeft aan dat er een verrassend contact was met een stel puberjongens. Ze waren wat schuchter en stoer, maar kwamen trouw langs. In het begin had ze gesprekken met deze doelgroep, later ging dit over in elkaar gedag zwaaien. Veelvuldige gesprekken voerde E. met een jongetje van 6, zijn vader en oma. “Door elkaar zo vaak te zien en te spreken, gaat het niveau van de ontmoetingen ook omhoog, waardoor er diepgang kan komen in de gesprekken. Ook ‐ 71 ‐
bezocht E. weer de vaste campinggasten. Zij stellen bezoek en aandacht op prijs, en daarom geeft E. in haar verslag aan daar meer tijd voor te willen hebben. E. bezocht dezelfde weduwnaar als waar B. over schreef, hij had dit aan haar overgedragen. Eén keer was hij alleen thuis en één keer met zijn dochter en schoondochter erbij. “Op dit soort momenten in het leven wordt pastorale aandacht zeer gewaardeerd. Hopelijk kan hij ermee verder.” Vooral met kinderen had E. veel spontane contacten. Zij kwamen ook vaak terug en er volgde ook vaak contact met ouders op. Met de kleintjes (6-10 jaar) had ze contact bij de verhaaltjes, met de oudere (12-16 jaar) had ze serieuzere gesprekken. Als laatste werd de overbuurman ziek, hij moest per ambulance naar het ziekenhuis. Zij kon hem en zijn vrouw ondersteunen. 199 D. – 2007 D. geeft aan dat ze het gezamenlijk voorbereiden van de kerkdienst ervaart als de basis van het werk op de camping als pastor. In de diensten werd het lied ‘Samen in de naam van Jezus’ als geloofsbelijdenis gezongen. De kinderuurtjes waren ongedwongen en gastvrij. Kinderen konden op elk moment binnenlopen en nog meedoen. D. kreeg een aantal te bezoeken adressen door van E. en van Z. D. legde een bezoek af bij een mevrouw die meer dan een half jaar geleden haar partner/geliefde verloor. Haar bezoek werd heel erg op prijs gesteld, en ze had intensief contact met haar, schrijft ze. “Na zo’n tijd zijn de praktische dingen geregeld en zitten de mensen midden in hun rouwproces, terwijl ze hun verhaal niet meer zo bij hun directe kennissen kwijt kunnen. (…) Ik heb het gevoel dat ik haar een eindje verder heb kunnen helpen.” Niet iedereen van wie ze het adres in bezit had, heeft D. daadwerkelijk kunnen bezoeken. Sommige mensen waren heel onregelmatig op de camping aanwezig. Wel had ze een heel gesprek met de overbuurman van de man die ze eigenlijk wílde bezoeken, die alleen was. D. sprak ook met mensen van wie de zoon een aantal jaren geleden op dramatische wijze was overleden. In het verleden waren deze mensen bijgestaan door A. en E. D. voelde dat haar bezoek op prijs werd gesteld, “(…) maar ze hadden het geweldig gevonden naar mijn idee als A. er weer geweest was. Die heeft het een en ander zo intens met hen meebeleefd.” Een meisje op het kinderuurtje gaf aanleiding tot contact zoeken met haar gezin. Ook gaf een van de kerkdiensten volgens D. aanleiding tot een diepgaand pastoraal gesprek. Tijdens busreizen raakte D. vaak in gesprek met mensen van de camping, die haar dan hun levensverhaal vertelden. Zo ontmoette ze een vrouw die de volgende dag haar naamdag zou vieren en graag vertelde over haar doop in Griekenland. En voor de caravan raakte D. in gesprek met een vrouw die haar zieke man tijdens haar gehele campingverblijf had verzorgd. Zij was blij haar verhaal kwijt te kunnen bij D. ‘Kaartjesmaken’ is tijdens D.’s verblijf de activiteit die de meeste belangstelling trekt. D. werd tijdens haar verblijf ‘geconfronteerd’ met E.’ dagelijkse verteluurtje om 20:00. Er kwamen kinderen uit zichzelf bij D. vragen om een verhaal. D. heeft een paar keer met de kinderen verteld, geknutseld en getekend. Aan 199
E., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 23 juli – 6 augustus 2007.
‐ 72 ‐
het einde van haar verslag schrijft D.: “Ik had veel bijzondere ontmoetingen. Bij mijn vertrek zeiden X. en Y. [directie van de camping] dat ze het op prijs stelden dat “wij” (het Toeristenpastoraat neem ik aan) dit werk doen, dat ontlast hen ook.” 200 Commissieverslag – 2007 In een brief aan de commissie van het toeristenpastoraat van “De Braakman” van 5 maart 2008, aangaande seizoen 2007, laat het IWR weten: “Uit uw verslag en dat van de drie pastores blijkt dat het toeristenpastoraat nog steeds in een behoefte voorziet. Het valt ons op dat de aanwezigheid en nabijheid van pastores bij de gasten (presentie) als positief wordt ervaren en dat het aantal contacten groeiende is. Anderzijds signaleert u dat de belangstelling voor de “kerkdiensten” enigszins afneemt maar dat het Kerkenpad juist in een groeiende belangstelling voorziet. (…) Een verdergaande samenwerking van de kerken in uw regio maakt het wellicht mogelijk om verdere en meer gedifferentieerde activiteiten te ontwikkelen ten behoeve van de toeristen op en rond “De Braakman”. In het evaluatieverslag van seizoen 2007 staat zelf geschreven dat de kinderuurtjes goed hebben gelopen. Het was volgens de commissie soms verbijsterend hoe weinig sommige kinderen wisten van de Bijbel, vandaar dat er verhalen zijn verteld vanaf de schepping tot het kerstfeest. Wat betreft de kerkdiensten loopt het aantal bezoekers iets terug. “Maar we zijn van mening dat we de kerkdiensten, ondanks alle te verrichten in spanningen, toch moeten blijven continueren. De diensten, samen met de voorbereidingen daarvan, zijn toch zo’n beetje “de spil” van ons werk. Sommige bezoekers hebben aangegeven dat ze het jammer vinden dat er geen avondmaalsdienst/eucharistieviering wordt gehouden. Dit had ds. B. kunnen doen, maar in verband met veel bezoekend publiek, mensen uit de behoudende kerken waar niet iedereen “zomaar” aan het avondmaal mag deelnemen, leek hem dat niet zo gewenst. 201 Toeristenpastoraat op camping “De Flaasbloem” in Chaam F. – 2003 Op zaterdagavond stelde F. zich voor in de viering van de Rooms Katholieke kerk in Chaam. Hij geeft in zijn verslag aan dat het jammer is dat er grote afstand was tussen koor en publiek en dat het niet de gewoonte is dat men elkaar na de dienst spreekt, zodat er geen contacten na de dienst konden worden gelegd. Na de dienst op zondagmorgen was er wél de gelegenheid tot koffiedrinken. Daar maakte F. contact met de bezoekers en ook afspraken. Ook bracht hij de kerk-bloemen weg. F. geeft aan dat hij op twee manieren te werk ging op de camping: hij sprak de mensen aan op hun activiteiten op dat moment of hij bracht een bezoek dat was afgesproken. Door deze constante werkvorm kreeg F. het gevoel met veel 200 201
D., verslag toeristenpastoraat “De Braakman”, 6 – 25 augustus 2007. Commissie van het toeristenpastoraat van “De Braakman”, verslag toeristenpastoraat, seizoen 2007.
‐ 73 ‐
mensen in contact te kunnen komen. Over het nut van zijn aanwezigheid en de behoeftes van de gasten schrijft F.: “Veel intens verdriet was aanwezig, de waterlanders begeleidden de verhalen op veel momenten. Het is bekend dat tegenover vreemden sneller drama verhalen worden overgedragen, maar allen waren er zich min of meer van bewust dat ik daar zat als c.p. [camping pastor]. Mijn badge (..) gaf in die zin ruimte”. Toen F. zich een keer bewust als ‘camping pastor’ voorstelde, werd hij resoluut afgewezen. Een verkeerde aanpak, constateert hij. Over zijn pastorale taak en de kerk als gespreksonderwerp, zegt F.: “Het gesprek over kerk en alles wat daarmee samenhangt was, blijkens mijn opdracht, nooit het uitgangspunt bij de ontmoetingen. Als over kerk gesproken werd dan werd het door de bezochten aangezwengeld. Vele malen heb ik als ‘pastoor’ de wind van voren gekregen over onbegrijpelijke feiten in de RK kerk. (van Vat.II tot en met nu!!) Hoewel mijn ervaring was dat de bezochte personen veelal geen actieve kerkgangers waren, (zowel prot als kath.), waren er maar weinigen die echt antikerk waren.” F. geeft aan dat nazorg voor de door hem bezochte campinggasten zeer – op wat voor een niveau ook – noodzakelijk is. Aandacht geven is volgens hem belangrijk. In zijn afsluitende stuk schrijft F.: “Veel verdriet en eenzaamheid bij de mensen gaf mij de drijfveer bij de volgende langs te gaan.” 202 G. – 2009 G. [ikzelf] had op de camping veel contact met W., een 29-jarige jongen. Hij woonde begeleid, had een Persoons Gebonden Budget (PGB) en had voor een aantal uur per week een persoonlijk begeleider. Onze ontmoeting was toevallig en al op de eerste campingdag. Vanaf dat moment zocht W. mij veel op en praatte we ronduit met elkaar. Hij was gelovig, katholiek en kwam elke week in de kerk. Hij praatte graag over het geloof, en verschillende onderwerpen passeerden de revue: rituelen in de katholieke kerk, de kleur van de avondmaalswijn in de katholieke kerk, de Bijbeltekst ‘de graven zullen opengaan’ en W.’s bijbehorende angst voor de dood, de hel, waar W. niet in geloofde, het doen van belijdenis en (over)dopen, het evangelische geloof, het verschil tussen protestanten en katholieken, seks voor het huwelijk, samenwonen. Ook kwamen niet-religieuze onderwerpen aan bod: zijn leven, persoonlijke problemen, zijn rookverslaving, hobby’s, relaties, huisdecoratie, zijn scooterongeluk en hekel aan ‘buitenlanders’. Na de eerste ontmoeting volgde nog andere ontmoetingen, waaronder die bij het koffiemoment voor mijn caravan. Het koffiemoment stond open voor een ieder, maar alleen W. kwam opdagen. Ik nodigde W. uit een keer een spel met elkaar te spelen en iets te gaan drinken in het restaurant. Hier ging hij graag op in. Na de eerste kerkdienst op zondag, waarin ik mij in de dienst had voorgesteld als camping pastor, mijn caravan plaats had genoemd en wat activiteiten die ik de komende twee weken wilde gaan doen, knoopte ik bij het koffiedrinken wat gesprekjes aan met mensen. Met twee vrouwen had 202
F., verslag toeristenpastoraat “De Flaasbloem”, 28 juli – 11 augustus 2003.
‐ 74 ‐
ik een leuk gesprek, één van hen gaf mij tips hoe ik met kinderen om kon gaan [ik had de kindernevendienst geleid]. Ik nodigde hen beide uit om een keer iets te komen drinken bij mijn caravan. Helaas zijn ze nooit gekomen. W. kwam na de dienst naar het koffiedrinken en vroeg mij wanneer we af konden spreken. We spraken de volgende dag af, om 14:00 in het restaurant. Hoewel in gesprek gaan met W. erg vermoeiend is (hij praat bijzonder veel, en bijna alleen over zichzelf), was ik blij dat ik hem een luisterend oor kon bieden en hem bij bepaalde zaken kon bijstaan en handreikingen kon geven. Na een paar dagen werd ik door W.’s ouders uitgenodigd op de koffie. Hier ging ik op in en het werd een leuk gesprek, hij had aardige ouders. Zij wilden graag over de kerk praten. “Zijn moeder over haar suikerziekte en haar moeilijkheid om niet meer mee te kunnen doen met de kinderdienst. Ze kon dit in het begin nog niet goed verdragen en kwam niet meer op de zondagen waarop dit werd georganiseerd naar de dienst. Later kwam zij toch weer, maar zij vindt het nog altijd jammer. Zijn vader had het over zijn overstap van het protestantisme naar het katholicisme.” Ik merkte dat het woord ‘pastor’ bij hen duidelijk geen belemmering vormde; ze apprecieerden het dat ik als pastor op bezoek kwam. Ik schreef een stukje over mijn ‘camping pastoraatschap’ en het feit dat ik een luisterend oor bood op de camping en activiteiten wilde doen, en liet deze bij de receptie van de camping hangen, met mijn caravan plaats erbij. Zo konden de campinggasten mij vinden. Niemand is uiteindelijk naar aanleiding hiervan speciaal naar mij toegekomen. Ook legde ik een kladblok bij mijn caravan, waar men in mijn afwezigheid in kon schrijven. Zo kon ik tóch bereikbaar zijn in mijn afwezigheid. Alleen Z. – de andere camping pastor op de camping – en W. maakten hier gebruik van. Over het woord ‘pastor’ schreef ik in mijn verslag: “Mensen hebben toch vaak de ‘’verkeerde’’ connotaties bij dit woord, ben ik bang. Bovendien is het erg archaïsch taalgebruik, hier zou best een ander woord voor gebruikt kunnen worden, om de drempel wat te verlagen. Bijvoorbeeld: “praatjesmaker”. Een ludiek lokkertje, dat mensen nieuwsgierig maakt en gesprekken tot stand kan brengen, omdat het woord altijd moet worden uitgelegd.” Campinggasten kijken in het voorbijgaan ook vaak naar mijn campingbordje of broche en kijken mij dan bevreemd aan. Ik kaartte dit aan tijdens het overleg van de werkgroep. Hierop kreeg ik verschillende respons. Sommige mensen zeiden inderdaad dat ik gewoon mijn eigen woord kon gebruiken, omdat ik mij er goed bij met voelen het te gebruiken. Anderen zeiden echter dat ik toch wel écht pastor was, dat ik er misschien zelf nog aan moest wennen, en dat ik het woord wel in eigen taal bij mensen kon toelichten. Ik had tijdens mijn verblijf erg leuk contact met de buren op mijn veldje, en met een ouder echtpaar op het veldje achter de onze. Mijn buren (van alle kanten, 4 gezinnen) waren erg sympathiek, en ze vroegen me vaak om bij hen te komen zitten, voor een wijntje, een barbecue en altijd: een goed gesprek. Er werd gevraagd wat ik nu precies op de camping deed; een jonge meid als ik op de camping als camping pastor, hoe kon dat? Ik legde uit dat ik er was om gesprekken met mensen aan te knopen. Over het begrip camping pastor werd ‐ 75 ‐
ook gesproken: “(…) ze vonden het woord ‘’pastor’’ allemaal ontzettend zwaar klinken, zoals ik ook al zelf vond en bij de werkgroep had aangegeven! Opmerkelijk dat ik hier dus ook door anderen op de camping in werd bevestigd! (…) Ik vroeg wie ze hadden verwacht, toen het bordje voor mijn caravan verscheen. Antwoord: een oude man in een toga met een boek onder zijn arm. En ze verwachtten dat mensen bij deze persoon konden gaan biechten. Precies wat dit woord ook bij mij oproept. Ik vroeg of een ander woord beter zou passen en daar waren ze het helemaal mee eens.” Ook bereikte het gesprek met de ‘buurtjes’ een dieper niveau. Toen ik vertelde dat ik religies studeerde, alle godsdiensten dus, was buurvrouw U. vol lof en vertelde ze me over haar spirituele zoektocht, hoewel ze zelf niet in een god geloofde, dat kon volgens haar niet. De andere buurman, T., geloofde in energieën, waar telepathie ook onder viel. De andere buurvrouw, S., geloofde in reïncarnatie en had een goddelijke ervaring gehad tijdens haar zwangerschap en de geboorte van haar zoon, hoewel ze de hele avond herhaaldelijk aangaf niet te geloven. R., de laatste buurman was ook atheïst, maar had in een chaotische tijd in zijn leven contact gezocht met een medium die met hem terugging naar een vorig leven, en sindsdien had hij zijn leven weer op de rails. Deze ervaring kon hij rationeel niet verklaren, dus dat vond hij wel bijzonder. Verder hadden ze ook allerlei vragen aan mij. Het ging onder andere over vegetarisch zijn, celibaat zijn, moslims, de oude katholieke traditie, het Bijbelverhaal van Abraham en Isaäk en het opofferen van je eigen kind (hoe kún je zoiets doen?). Op een andere dag werd ik bij andere buurtjes gevraagd op de thee. Hier kwam een heel gesprek op gang over godsdienst / pastor. “Leer je voor pastoor? Nee! Kun je wel dominee worden? Ook niet! Het ging opnieuw over het zware woord ‘pastor’. Opmerkelijk, er struikelen dus nog wel meer dertigers en veertigers over dit woord. Ook van hen begreep ik dat een ander woord misschien beter was geweest.” Het was een leuk gesprek over de kerk. “Vooral het verschil tussen protestanten en katholieken kwam voorbij. Het geloof van hun opa en oma werd nagegaan. Buurvrouw Q. bleek van huis uit katholiek. Vroeger moesten ze beiden naar de kerk.” Bij de doelgroep van pubers had ik wat meer moeite met aansluiting. Ik voelde een drempel om op hen af te stappen. Ze scholen als groep samen op het evenementenplein, Q., de vorige pastores, had hier in haar overdrachtstukje ook over geschreven. Ook zij had moeite gehad hen te benaderen, ze vond ze ook niet zo open lijken. Dit kon ik mij goed voorstellen; ze doen zich erg stoer voor en gebruiken ‘stoere taal’. Toen ik tóch een keertje op hen afstapte bij een playbackshow op het evenementenplein, stagneerde het gesprek na een paar vragen waarop ik geen wedervragen ontving. Ik wist mij ook nauwelijks een houding te geven. “Heel ontheemd en doelloos stond ik daar tussen het publiek. Voelde me echt enorm te kijk staan als pastor. Zo van: hier staat de pastor.” Met kinderen heb ik gestoepkrijt op het evenementenplein en voor mijn caravan geschilderd en spelletjes gespeeld. Dit viel erg in de smaak. Het verven bij mijn caravan trok trouwens veel bekijks. Ik ontmoette een oudere man die vertelde dat zijn vrouw kinderen geweldig vond, zelf ook graag lerares was geworden, ‐ 76 ‐
maar dat het leven anders was gelopen, omdat zij hem was tegengekomen en hij een eigen zaak was begonnen. Nu had ze haar hele leven in de zaak moeten werken. Het leek mij dat hier nog wel wat oud zeer moest zitten. Negatieve contacten heb ik niet echt gehad, wel een moeizaam contact tijdens het afwassen met een vrouw die ook geen wedervragen stelde, waarbij ik telkens het initiatief moest nemen bij het stellen van een vraag en die herhaaldelijk op mijn broche van ‘camping pastor’ keek. De activiteiten die ik gepland had, waren niet succesvol. Naar de fietstochten ‘Rondje Open Kerk’ die ik op de woensdag had gepland, kwam beide dagen niemand. Het mandala’s maken dat ik bedacht had te doen met de hobbyclub van dames die borduurden, sloeg niet aan, zij hadden geen zin iets nieuws te proberen. En als gezegd kwam alleen W. naar het koffiemoment bij mijn caravan. Verder vertelde het hoofd recreatiemedewerkster Leonie mij dat de camping wel in handen was van een Christelijk bedrijf, maar dat daarmee ook alles was gezegd. Eigenlijk kwam het Christelijke aspect van de camping vandaag de dag alleen nog maar in de recreatievieringen op zondag naar voren. Ik mocht daarom ook niet een kinderuurtje organiseren, want de kinderen zouden een verhaal over Abraham toch niet begrijpen. Wel mocht ik de kindernevendienst organiseren. Bij een gezin op de camping die later op mijn veldje kwam, stelde ik me voor met: “Hallo, ik ben Linda, ik ben hier de camping pastor van deze camping, ik bied een luisterend oor en doe wat activiteiten met de kinderen”. De vrouw was sympathiek, maar reageerde bij het woord ‘pastor’ wat lauw. “Ik stelde voor met de kinderen wat activiteiten te kunnen doen, kleuren, verven, ik had van alles. De kinderen joelden en waren enthousiast, maar de moeder iets minder. Ze zei tegen de kinderen dat ik ‘iemand van de kerk’ was. Ik was erg benieuwd of ze op mijn aanbod zouden ingaan, maar later werd ik door de buurman toch uitgenodigd om ’s avonds op de thee te komen. De buurvrouw, P., bleek voor een chatprogramma van Diddle te werken. Soms had ze kinderen op de chat die het leven niet meer zagen zitten en suïcide wilden plegen. Erg heftig. P. vertelde nog meer heftige dingen: ze kende haar échte vader niet, haar opvoeder was dit in ieder geval niet en haar moeder wilde niet vertelde wie het wél was. Haar moeder en zus namen het haar kwalijk dat ze het wilde weten. Ook werden van haar 4 kinderen de laatste 2 door opa en oma compleet genegeerd, omdat zij hadden gevonden dat zij en haar man O. bij het tweede kind hadden moeten stoppen. Verder had P.’s ‘adoptievader’ haar nooit helemaal geaccepteerd. Ook gaf P., waar O. zelf bijwas, aan dat zij in haar huwelijk moeite had om met O. te praten. O. vond het niet nodig, nadat hij een verhaal één keer had gehoord, om het daarna nog een keer te horen. O. beaamde dit, hij gaf aan dat hij dan het idee kreeg dat het andere gesprek er helemaal niet toe had gedaan. Ik gaf aan dat dat inderdaad lastig was, maar dat het wel belangrijk is om erover te praten, omdat je op die manier iets verwerkt. P. gaf verder aan dat haar vroeger altijd is geleerd nooit over haar problemen te praten en dat ze – nu ze met mij de hele avond over haar problemen had gepraat – er de hele nacht over zou wakker liggen. Ik heb daarop ‐ 77 ‐
mijn hand op haar schouder gelegd en gezegd dat ze dat écht niet hoefde te doen, dat ik het heel normaal had gevonden wat ze had gezegd en dat ze zich absoluut geen zorgen hoefde te maken. “Dat het juist heel normaal en natuurlijk was om over de moeilijkheden in het leven te praten. Dat je het ook kunt gebruiken als uitlaadklep, dat je zo je frustraties kwijt kunt. (…) God en religie zijn in heel dit gesprek niet ter sprake gekomen, vond het moeilijk hier zelf zo over te beginnen.” Tijdens de algemene bestuursvergadering van het IWR op 5 november 2009, bracht ik een aantal punten aan de orde, die mij tijdens mijn periode als toeristenpastor waren opgevallen, en waarop ik het IWR wilde verzoeken iets mee te doen. Punten die hier relevant zijn, zijn: “Een duidelijkere taakomschrijving verschaffen op de camping. Mensen vroegen mij continu: wát kom je doen/heb je nog iets ‘nuttigs’ gedaan vandaag? Hang bij de receptie naast de foto ook wat informatie op over hetgeen waarvoor men de pastor kan raadplegen/de activiteiten die deze wil ondernemen of het luisterend oor dat deze kan bieden. Dit spreekt meer en maakt de functie van de pastor voor mensen meer concreet.” En verder: “Ik had veel aanknopingspunten bij mensen vanwege 1) mijn leeftijd en 2) mijn studie. Ik ontdekte dat een aantal campinggasten – aansluitend bij hedendaagse interesse in spiritualiteit en niet-Christelijke levensbeschouwingen – interesse hadden in diverse levensbeschouwingen en spiritualiteit. Dit was een mogelijkheid voor gesprekken, een ingang. Mijn vraag is daarbij: wat is het antwoord van het IWR en/of de werkgroep Kerk & Toerisme hierop? Dien je enkel een luisterend oor te hebben, wanneer iemand hierover verteld, of mag je ook op een dieper niveau kennis verschaffen over andere dan de Christelijke religie/spiritualiteit. Mag je handvaten aanreiken of niet? Of dien je mensen altijd vanuit je rol als camping pastor en je dienstbaarheid aan de kerk mensen te ‘’sturen’’ naar de Christelijke religie/spiritualiteit? Je hebt toch te maken met een soort ambtelijke binding als camping pastor.” 203
203
G., verslag toeristenpastoraat “De Flaasbloem”, 1 – 15 augustus 2009.
‐ 78 ‐
Toeristenpastoraat op camping “De Meysberg” en “Het Klein Paradijs” in Chaam H. – 2003 H. maakte met beheerder N. van de camping een afspraak om dagelijks te informeren of er nog bijzonderheden waren, die het toeristenpastoraat moest weten. Over haar werkwijze zegt H.: “Om contact met de campinggasten te krijgen ging ik te voet de ‘veldjes’ af en speelde op de situatie ter plekke in.” En: “Het leggen van kontakten ging over het algemeen vanzelf. Het inspelen op de situatie bij de tent, caravan of een activiteit was een goede binnenkomer. In een open sfeer heb ik veel verhalen van mensen gehoord en gezien hoe zij in het leven staan. Soms lieten mensen zien wat hen raakte of wat hen intens bezighield. (…) Ik vond het een boeiende uitdaging om oppervlakkige en diepgaande gesprekken te mogen voeren met mensen uit verschillende milieus.” Bij H. konden vooral de ‘trekkers’ op de camping, die er voor 3 weken verbleven, hun hard luchtten als het ging om het wennen aan de dorpse sfeer, het roddelen en het er niet bij horen, in vergelijking tot de langverblijvers op de camping. “In de contacten viel mij op, dat mensen over het algemeen snel een praatje maakten met de onbekende campingpastor.” Sommigen hadden bij de campingbeheerder al gevraagd wie er kwam. Ook de badge met nieuwe logo en de naam erop werkte voor H. goed. Over de ‘zin’ van het toeristenpastoraat zegt H.: “(deze) ligt (…) in het oprecht belangstelling hebben voor mensen met wat hen bezig houdt. De dingen van alle dag, hun levensverhaal kunnen vertellen aan een luisterende onbekende, zorgen delen, of zomaar een praatje onderweg. Er zijn zonder vooropgezette bedoelingen.” Wanneer H. boodschappen deed, hield ze haar broche op, omdat ze zo openstond voor praatjes. Zo raakte ze in gesprek met een mevrouw uit Zeeland die graag haar hart wilde luchten. In het gesprek vertelde de vrouw hoe ze voor haar ouders had gezorgd, maar in het ziekenhuis nooit meer afscheid van hen had kunnen nemen. Ook allerlei maatschappelijke vragen kwamen aan bod. H. rondde het gesprek af met de vraag: ‘Waar haalt u uw kracht vandaan?’ “Dit was een nieuw gezichtspunt voor haar. Uiteindelijk bleek muziek veel voor haar te betekenen.” Ook raakte H. in gesprek met een man over zijn werk, de zorg voor zijn kinderen en de operatie van zijn vrouw. Daarna ontstond een bijzondere situatie: “Tijdens het gesprek zei een mevrouw aan de overzijde van de bar: ‘mijn zoon staat daar’. Mijn gast reageerde daarop met de woorden: ‘dan bent u mijn moeder’. Deze spraakverwarring leidde bij mij tot de associatie met het Bijbelverhaal waarin Jezus zegt: ‘Vrouw, zie uw zoon, zoon, zie uw moeder’.” Een aparte ervaring vond H. dit, en zij vroeg zich af wat zij hiervan kon teruggeven aan haar gesprekspartner. Uiteindelijk vertelde zij de man dat in de Bijbel een verhaal staat over Jezus, dat veel weg heeft van wat er net gebeurde. De meneer reageerde hier positief op. “Zo ontstond uiteindelijk de vraag van hemzelf: ‘wat geef je je kinderen mee?’ H. geeft aan dat ze bij zichzelf het verlangen merkte om bij verhaaltjes kinderen iets meer dan het gewone mee te geven. Ze vraagt zich af hoe ze dit moet aanpakken. Ook bij de groep van 17 jaar en ouder had H. had lastig. Ze werk ingeschakeld om te helpen ‐ 79 ‐
bij activiteiten en werd door hen als ‘mevrouw van de kerk’ gezien. Dit leidde wel tot wat praatjes en groeten, maar geen gesprek. “Mijn vraag blijft: wat kan de campingpastor voor deze groep betekenen, naast het individuele contact?” Over haar benadering zegt H. verder: “Ik ben geen type wat direct met de bijbel op tafel komt, maar wil in mijn manier van leven laten zien waar het op aankomt. Mijn motto is geloven is een manier van in het leven staan. (…) Verder was ik benieuwd hoe ‘de methode’ van de werkgroep kerk&toerisme in Chaam zou werken. Het bieden van een luisterend oor en het er zijn voor de gasten, is dat voldoende of is er meer nodig?” H. sluit af met: “Ik vraag mij af, hoe ‘de Meysberg’ zich als camping verder zal ontwikkelen. Zal de leiding van de camping voldoende ruimte bieden aan de wensen van de campinggasten of moet alles in klinkende munt worden betaald?” 204
Toeristenpastoraat in “De Jacobuskerk, Windkracht 8”, in Renesse I. – 2000 In zijn verslag schrijft I. dat ‘het zomerwerk 2000’ is opgezet als proef. “De bedoeling is de mogelijkheid te scheppen om vanuit een christelijke opdracht meer te betekenen voor de toeristen. Daartoe is de kerk van Renesse een gedeelte van de dag open en is in het koor achter de kerk een “inloophuis” gecreëerd. De bedoeling is hiermee een beeld van een kerk op te roepen die midden in de samenleving staat en de toerist wil bereiken vanuit het oogpunt van gastvrijheid, bewogenheid en alle vrijheid, ongeacht de levensvisie.” Er zullen ook mensen aanwezig zijn die ‘tijd’ hebben om te luisteren en “(…) de mogelijkheid te getuigen van de herschepping die God in Jezus Christus de wereld heeft geschonken.” Onder het kopje ‘belangrijkste uitkomsten’ meldt I.: “Velen hebben de kerk en het inloophuis bezocht, hebben hun intenties kwijt gekund en een luisterend oor of een gesprekspartner gevonden. Enkele georganiseerde activiteiten zijn meer of minder mislukt, doch andere zijn juist wel succesvol geweest.” En: “Het project is zeer leerzaam geweest en zeker voor herhaling vatbaar. De mogelijkheid tot het uitbreiden van de activiteiten en verbetering van de kwaliteit is zeker mogelijk.” Uit de reacties van bezoekers blijkt onder andere: “Geweldig wat hier gebeurt: de kerk, die op deze manier naar buiten treedt (theoloog).” “Ik wil zo graag iets tegen u vertellen. We komen al jaren in Renesse, mijn man en ik. Nu ben ik alleen, vorige maand is hij overleden (duitse [sic] mevrouw).” “Wat een durf om als protestantse kerk de mogelijkheid te scheppen een kaars aan te steken (mevrouw, Rooms Katholiek)”. “Wat goed dat een kerk, die temidden [sic] van de drukte staat elke morgen open is. Ik kom regelmatig en vind er de rust en het contact wat ik zoek (mevrouw +/- 40 j.).” 204
H., verslag toeristenpastoraat “De Meysberg” en “Het Klein Paradijs”, 19 juli – 3 augustus 2003.
‐ 80 ‐
“Meneer, ik wil een kaarsje aansteken, zou u me willen helpen? Is het voor jezelf? Nee, voor mijn zusje. Is ze ziek? Nee, ze is pas gestorven. (meisje, 9 jaar).” “In de kermisweek: “Op Renesse staat het evangelie temidden van de wereld (prot. man, +/- 50 jaar).” “Een jonge vrouw die lang in de kerk zit te bidden vraag ik, wat haar intentie is. “Dominee, in de vakantie komt er zo weinig van bidden. Daarom zoek ik hier de stilte, al stoort mij het orgel wel” (prot. vrouw +/25 jaar. (…)” ‘’Meneer, ik wil bidden voor mijn man, die ziek is” (vrouw met kleindochter).” “Heerlijk, die rust en die prachtige muziek op de achtergrond (gezin).” “Dit is het café van de kerk. Koffie en een goed woord. Prachtig initiatief. Ga ermee door (man, 30 jaar).” “Goed dat de kerk open is. Een kerk trekt altijd mensen (…).” “Bij ons is ieder nog aan het afscheid nemen van de kerk. Hier bent u verder. Zie deze kerk. Staat hij niet in het middelpunt van de belangstelling? (Belgisch echtpaar, R.K.).” Over het inloophuis meldt I. nog: “Wat het pastoraat betreft zou het kwalitatief beter kunnen. Bedoeld wordt: meer mogelijkheden tot contact.” 205 I. – 2001 Uit I.’s verslag uit 2001 blijkt uit reacties van bezoekers het volgende: “Algemeen valt op te merken dat er veel open gesprekken zijn gevoerd, zowel met protestantse- als met rooms katholieke mensen, zowel uit Nederland als uit Duitsland. Vooral de laatstgenoemden willen graag praten over hun geloof, over die God, die toch ook de God van de protestanten is, hebben verdriet omdat het met de kerk zo achteruit gaat. Vinden het jammer, dat er zo weinig jonge priesters zijn. Ze zijn belangstellend hoe het hier in de gemeente gaat. Er is grote waardering voor de warmte en de openheid waarmee ze ontvangen worden.” “Vraag: waarom hangen er alleen rouwborden voor rijke heren en dames in de kerk? Waar is de plek voor de armen? Antwoord: dat is geschiedenis, verleden tijd. In de kerk is nu plaats voor iedereen. Voor God zijn alle mensen gelijk.” “Welke kerk is dit? O, protestants! Ik dacht het al. Wat goed dat de kerk open is. Wij komen graag in een kerk. Ik heb altijd moeite met bidden, maar in de kerk gaat dat beter.” “Hoe komt dat?” “Ik denk dat ik dan wat dichter bij God ben.” “Wat een weldadige rust. Fijn om hier te zijn. Goed dat de kerk open is. De schilderijen vind ik erg mooi, ze gaan leven nu u er iets over vertelt.” Ook was er een lang gesprek met een jonge vrouw, wiens broer een einde aan zijn leven maakte. Zij stak een kaars voor hem aan en had moeite met het 205
I., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2000.
‐ 81 ‐
verwerkingsproces. “Een vrouw doet enkele stappen in het middenpad, ziet de stiltehoek en vraagt of dat nu gebruikelijk is in een protestantse kerk: “Waar is dat goed voor?” Voor ik iets kan zeggen loopt ze er naar toe, kijkt aandachtig naar alles wat ze ziet, pakt een kaartje met het voorbedrukte kaarsengebed en loopt dan zonder iets te zeggen de kerk uit.” “Ik wil u iets vertellen over onze zoon die we drie jaar geleden verloren hebben. Een hele mooie jongen, 30 jaar, verkeersongeluk in Frankrijk. Om daarmee te leven is toch zo moeilijk…” “Ik kom al 30 jaar in Renesse en ben nog nooit in de kerk geweest. Dat het er zo zou uitzien had ik niet verwacht. Je zou het aan de buitenkant niet zeggen. Het is net als bij mensen, je zie aan de buitenkant ook niet wat er van binnen leeft.” “Een meneer vertelt over zijn gezin, waarmee hij zegt rijk gezegd te zijn. Door de warmte binnen je gezin valt alle rijkdom in het niet. Hij vertelt over de openheid en de vrijheid waarmee zijn kinderen met geloof omgaan en hoe ze elkaar begeleiden en ondersteunen. Hij was blij met dit gesprek. Ik ook.” “Een jonge Duitse vrouw vertelt over haar moeilijkheden, de reactie van haar zusters/gemeenteleden op haar medewerking aan de bejaardenhulp.” “Een klein Duits meisje komt speciaal terug om mij alles over haar familie te vertellen. Daarna huppelt ze de kerk uit.” “Gesprek bij het schilderij van Hagar in de woestijn. “Het gaat leven voor mij als u erover vertelt. Ik ken dat verdriet in mijn eigen leven. Ik heb veel meegemaakt en zag op een moment geen uitkomst meer maar door verdriet en tranen heen mocht ik toch weer bouwen aan een toekomst.” (…)” “Wat een verschil met buiten. Heerlijk rustig. Echt even tot inkeer komen.” Een gesprek loopt uit op het S.O.W. proces. Dat hoeft voor dit echtpaar niet, want dan gaan er weer allerlei veranderingen komen in de kerk. “Nee hoor, geef ons maar dat gewone, dat is vertrouwd.”” 206 I. en J. – 2002 Volgens het verslag van I. uit 2002 voorziet de stiltehoek in een grote behoefte. Veel katholieke bezoekers zijn gewend om in hun kerk een kaars aan te steken en zijn blij dat ze dit ook in de Jacobuskerk kunnen doen. Ook protestanten die dit normaal gesproken niet gewend zijn te doen, steken kaarsen aan. Er zijn zelfs momenten waarin de ruimte vol is en er mensen staan te wachten. “Een enkeling komt alleen de kerk in om een kaars aan te steken om deze direct daarna weer te verlaten. Van het intentieboek wordt zeer veel gebruik gemaakt.”
206
I., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2001.
‐ 82 ‐
Enkele reacties op de stiltehoek: “Kijk dat mis ik nu in onze protestantse kerken. We zouden eens wat meer naar elkaar moeten kijken. In alle kerken gebeuren toch goede dingen.” “Ooh, dat je een kaars aan kunt steken hier. Dat ben ik niet gewend.” Uit reacties van bezoekers blijkt onder andere: “Een mevrouw komt vertellen dat ze nu na 5 jaar weer in een kerk is. Ze wilde niet naar binnen gaan maar iets in haar zei dat ze moest. Ze vindt dat God hard is, niet van haar houdt. Ze heeft veel verdriet gekend in haar leven. “En nu kom ik hier binnen en dan is er iemand die naar je luistert en je begrijpt. Je wordt warm ontvangen en krijgt koffie. Waarom?” “Mevrouw vraagt om met haar te bidden voor haar ernstig zieke dochter.” “Echtpaar neemt de tijd om alles te bekijken. “Van huis uit zijn we katholiek maar niet zo dat we alles nog weten hoor. Het gaat er meer om hoe je leeft, over barmhartigheid en zo hè.” Bij het afscheid: “Dank u wel hoor.” “Na afloop van het orgelconcert word ik staande gehouden door een echtpaar. “Schitterend, wat een muziek en heerlijk, die rust. Je kan zomaar zitten en alles laten zakken. Er ging van alles door me heen en op het laatst werd alles stil. Ik was helemaal leeg. Eindelijk kan ik eens nadenken en alle pijn van me afzetten.”” “Vroeger kwam ik altijd in de kerk. Ja, voordat ik getrouwd was. Nu ik hier loop voel ik dat van binnen (…).” Na de doelomschrijving van het toeristenpastoraat in 2000 schrijft I. in het verslag van 2002: “Wij denken dat het bij de gasten nog steeds niet duidelijk is dat er recreatiepastores zijn. Dat is voor ons een punt van aandacht en zorg en behoeft verbetering. Mensen komen er genoeg in de kerk. Gesprekken komen altijd wel tot stand, maar vrijwel altijd door benadering van onze kant richting gesprekspartner. Een enkele maal wordt er om een gesprek gevraagd. De gesprekken die ontstaan, beginnen heel breed en afstandelijk, maar eindigen vaak persoonlijk, diepgaand en getuigend. Er is zorg: over de beleving binnen hun eigen kerk, over geloofsoverdracht naar kinderen en kleinkinderen, over de maatschappelijke situatie in de samenleving. Vaak wordt een vergelijk gemaakt tussen protestant en katholiek op theologisch vlak, symbolen en gebruiken, hun opvoeding en hoe hun voorouders het beleefden. Tot slot van een gesprek wordt alles onbelangrijk geacht omdat we toch allen bij dezelfde God behoren. Vele Duitsers willen in het gesprek best meegaan, hoewel er soms toch wel enig taalprobleem is. Vermoedelijk zijn hierdoor de gesprekken wat oppervlakkiger. Duitse gesprekspartners blijven meestal steken bij het benoemen van hun situatie thuis in vergelijking met de Nederlandse. Bezoekers rond de 60-70 jaar zijn blij dat ze hun zorg en ‐ 83 ‐
gedachten eens kunnen delen. Ze hebben iemand gevonden die wil horen naar de zorg over de kinderen, familie, de pijn om de kerk en hun geloof. Daarnaast zijn er natuurlijk een aantal mensen die een toenadering van ons vriendelijk, doch resoluut afwijzen. Die openheid hebben ze natuurlijk.” Verdere noemenswaardige reacties van bezoekers: “Een man van middelbare leeftijd vraagt of hier nog kerkdiensten worden gehouden. Ik antwoord hem dat dat inderdaad het geval is omdat er een gemeente is. Hij vindt het normaal dat de kerken leeglopen. “Ze vertellen er altijd hetzelfde en er gebeurt nooit eens iets bijzonders.” Commentaar van I.: “Ik dacht, als een mens iets “vindt”, dan “is” dat zo en zal het ook nooit veranderen.” “Twee echtparen vertellen vol trots over hun kerkenwerk, dat ze met liefde verrichten. Ze vinden het jammer dat de jeugd het niet van hen overneemt. “Je wilt graag dat je kinderen het net zo doen als jezelf, maar dat gaat niet meer hè.” “(…) Jammer toch dat veel mensen zich niet meer willen vasthouden aan de Heer Jezus, want Hij geeft toch zoveel vreugde, zoveel blijdschap in je bestaan.” “Ouder echtpaar heeft teleurstelling opgedaan met mensen die zeggen christelijk te zijn. Ze spreken hun verbazing hierover uit en keuren hun gedrag af. Ze zeggen afstand van hen te nemen. “Nou, ik heb mijn hart eens kunnen luchten. Je doet het niet zo gauw aan bekenden, maar u bent anoniem, dat praat wat gemakkelijker.” Commentaar van I.: “Dit echtpaar legt ook zodoende hun eigen normen op het gedrag en de levenshouding van anderen.” 207 I. en J. – 2003 Over de stilteplaats schrijft I. in het verslag van 2003: “Meerdere malen hebben we mensen op de knielbank voor het kruis zien zitten waaronder ook een heel gezin, vader, moeder en kinderen, knielend op de grond. Deze stilteplaats is niet meer weg te denken in de kerk.” Enkele reacties van bezoekers zijn: “Mevrouw huilt om het verlies van haar moeder. Ze heeft nog niet kunnen huilen maar nu, tijdens dit gesprek, komt alles los. Ze vertelt veel. Met een glimlach op haar gezicht gaat ze weg.” “Man vertelt dat hij niet in de kerk komt maar wel gelooft. Mijn oma las altijd uit de bijbel aan tafel en bad ook, maar waarschuwde: “Je gaat niet naar de kerk hoor”. Het bleek dat ze in de oorlog tien joden onderdak had verleend en was verraden door iemand die in de kerkenraad zat. “Dat komt nooit meer goed”, zei hij.” 207
I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2002.
‐ 84 ‐
“De foto’s van onze gehouden musicals zijn de aanleiding voor een gesprek over de gemeenschap, de samenbinding van de leden van een gemeente. Zij vinden dat een christelijke gemeente die alleen maar consumeert op zondagmorgen te weinig gemeente van Christus is.” “Twee jonge mensen hebben een erfelijke ongeneeslijke spierziekte. Zij is zoekend: of God, of Allah of iets anders. Mijn leven zal Hij toch niet zo gewild hebben. Ik geloof ook niet dat Hij overal invloed op heeft. Ze vertelt dat ze intussen heel sterk is geworden door al die tegenslagen in haar leven.” “We ontmoeten nogal wat (rooms-katholieke) mensen die zich afzetten tegen de kerkelijke structuur van paus en bisschoppen. Vaak zijn ze blij als ze hier wel meer vrijheid voelen.” “Iemand komt uit de stiltehoek. (…) Ja, ik was even in alle stilte samen met God. Wat een zegen, dat dat hier kan.” “Je hebt bij ons ook van die “zwartekousenbandkerken”.” “(…) Heerlijk om hier even te zitten. Dan komt er zoveel boven, allemaal vragen waar ik geen antwoord op weet. Zorgen om mijn gehandicapte zoon die zelfstandig wil gaan wonen maar dat eigenlijk niet kan. (…) En toch heb ik het gevoel dat er iets is wat ons leidt en stuurt”.” “Zou God dat kunnen zijn?” “Misschien, vaak is het zo onduidelijk.” “Ik wens haar Gods zegen toe als ze weggaat. Ze haalt haar schouders op.” “Duitse vrouw komt naar mij toe en heeft een verzoek van haar schoonouders (…) om [trouwringen] in te zegenen. Mijn advies was om toch maar een priester in hun eigen parochie hiervoor te benaderen, omdat wij dat niet gewoon zijn te doen.” “Wat een mooie kerk is dit. Die teksten op de muur spreken mij aan. Waar vinden jullie die mooie muziek? Er heerst hier een goede sfeer. Wat doen jullie mooi werk!” 208 I. en J. – 2004 I. laat in het verslag van 2004 weten dat bezoekers – als het ging om de fototentoonstelling van Julius! uit de sloppenwijken van Nairobi – in de kerk duidelijk onder de indruk waren. “We hoorden opmerkingen als “ik ben er ontroerd van”, “ik word er stil van”, “ik schaam me zo, als ik dit zie”. Over deze opmerkingen en de gesprekken schrijft I.: “Het werd ons in de loop van de weken steeds meer duidelijk dat de gesprekken niet zo zeer over de bezoekers persoonlijk gingen, maar meer hoe ze met de problematiek van armoede en onrecht omgingen. Dat is misschien wel het grote pluspunt geweest, om mensen aan het denken te zetten, zelfs op hun vakantie.”
208
I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2003.
‐ 85 ‐
Verdere reacties van bezoekers: “Heel fijn dat in vakantietijd allerlei mensen deze plaats bezoeken, de kerk open is en er mensen zijn die op je vragen een antwoord willen geven.” “Indrukwekkend wat hier door de gezamenlijke kerken wordt gedaan.” “Dat je een kerk ook zo kunt gebruiken vind ik bijzonder. De vriendelijkheid, het open zijn ook naar andere gelovigen of ongelovigen toe. Het doet me goed om hier te zijn. Hartelijk dank u en de medewerkers voor dit initiatief (…).” 209 J. en K. – 2006 In het verslag van 2006 schrijven toeristenpastores J. en K.: “Wij willen in dit verslag aandacht geven aan de kwaliteit van de contacten met bezoekers, meer nog dan aan de kwantiteit. Want, hoewel het aantal bezoekers zeker niet onbelangrijk is, willen we uit naam van de zeven kerken in de Westhoek in de eerste plaats een open kerk zijn waar de deuren wagenwijd openstaan.” Over de bezoekers schreven de pastores: “Vooral de foto’s, aangevuld met teksten gaven velen reden tot nadenken. Zo kan een kerkgebouw tot leven komen en blijken de vele Bijbelteksten met verwijzingen naar het gebouw emoties te weeg te brengen (…).” “Door jong en oud werden gedachten verwoord. Over mensen die vermist worden, maar ook over gelukkige momenten, vaak heel eenvoudig.” “Natuurlijk waren er ook de persoonlijke ontmoetingen, reacties, vragen, opmerkingen over wat men zag, hoorde en beleefde, waar we uit overwegingen van terughoudendheid niets meer over kunnen zeggen, dan dat we daar vaak intens geroerd naar hebben geluisterd. (…) We kregen bijvoorbeeld vragen en opmerkingen over kerkverlating en hoe om te gaan met de jeugd van deze tijd, maar mochten ook delen in wat het mensen deed en hoe het hen raakte in de innerlijke geloofsbeleving.” 210 J. en K. – 2008 K. geeft als toeristenpastor in het verslag van 2008 aan dat zij met een echtpaar in gebed was gegaan, na voorzichtig aftasten (want dit is niet bij iedereen vanzelfsprekend, laat ze weten). J. schrijft: “Het is voor ons steeds weer de vraag waarom er mensen de kerk binnen lopen. Is het een opvullen van hun vakantietijd of is er interesse voor dat wat er te zien is, te horen is of te beleven. En dan direct daar achteraan: wat kunnen wij voor hen betekenen, wat is onze plaats binnen de kerk. Moeten we de bezoekers alleen laten of moeten we proberen hun aandacht vast te houden en hen aan het denken zetten.”
209 210
I., J., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2004. J., K., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2006.
‐ 86 ‐
Andere reacties waren: “Zo liepen er twee jongen mensen binnen (…) en wilden de foto’s bekijken (…) en begonnen bij het ‘gedachtenisgedicht’. Tijdens het gesprek hierover kwamen er tranen want ze vertelde dat dit gedicht haar aansprak omdat haar grootvader juist was overleden en ze hem op deze manier helemaal niet kende. (…) Vaak uiten (groot)ouders hun zorg over kinderen omdat die een andere weg inslaan. Het geloof waar zij zoveel waarde aan hechten krijgt in het leven van hun kinderen geen plaats en geen ruimte.” “Zo ontmoette ik een vader die dat heel moeilijk kon begrijpen en accepteren. Hij had het er thuis al zo vaak over gehad. Ook al geef je aan dat God wel met hen meegaat, bleek dat niet genoeg voor hem. Hij sloot het gesprek af met de belofte dat hij voor hen zou blijven bidden.” “Maar het is tegen beter weten in.” “Een zekere teleurstelling bekruipt je dan wel. Voor hem.” “Niet alle gesprekken hoeven over persoonlijke problemen te gaan. Vaak geven bezoekers uiting van hun zorg over de kerk.” “Hoe het nu toch moet met de PKN, met de verschillen die er nog steeds zijn, met het voortbestaan van de kerk nu er geen jongeren meer zijn (“wat doet de kerk er hier nu aan?”). Een vaste gast komt hier regelmatig op terug. Het is hem een zorg.” “Steevast komen er vragen over het verschil tussen katholiek en protestant. Op de meest uiteenlopende manieren komt het gesprek op dit onderwerp. Kennelijk iets waar men al lang mee ‘zit’, want ze hebben zich al zo lang afgevraagd, hoe…” J. sluit in haar verslag af met: “Maar wie of wat bepaalt nu of een gesprek goed was. Eigenlijk is het niet te meten, dat moeten we ook niet proberen. Vaak moet een bezoek of bepaalde woorden nog in iemand neerdalen. Dat heeft tijd nodig. Gods Geest moet zijn werk nog kunnen doen. Geduld.” 211
211
J., K., verslag toeristenpastoraat “De Jacobuskerk”, 26 juni – 1 september 2008.
‐ 87 ‐