Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Eefje van der Werf
2
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Naam Studienummer
Eefje van der Werf
Hoofdmentor
Anke van Hal
Tweede mentor
Eric van den Ham
Stagebegeleider
Jan Willem van de Groep
Gecommitteerde
Karel Vollers
Afstudeerlab
Sustainable Housing Transformation
Master
Real Estate & Housing
Universiteit
TUDelft
Datum
27 juni 2011
1212354
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat 3
4
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Voorwoord Voor u ligt mijn afstudeerscriptie waarmee mijn studie bouwkunde aan de TU Delft afgerond wordt. Op mijn vijftiende had ik bedacht dat ik misschien wel architect wilde worden omdat dit me wel een mooie combinatie leek tussen toepassing van exacte vakken waar ik goed in was, iets creatiefs en sociaals en mijn interesse voor woningbouw, die er door mijn vader al van kleins af aan heb meegekregen. Op het moment dat ik mijn studie bouwkunde begon in 2004 dacht ik al niet meer dat ik architect wilde worden, maar dat mijn interesse zou liggen bij het meest technische deel, de bouwtechniek. Eenmaal aan de studie begonnen bleek deze anders te zijn dan ik verwachtte. Ik vond het niet technisch genoeg en te veel zweverig. Vooral het ontwerponderwijs had prioriteit waarbij er vanuit werd gegaan dat iedereen architect wilde worden. Bij het ontwerpen lag het zwaartepunt op hoe een gebouw eruit zag, terwijl ik juist de functionaliteit het belangrijkst vond. Hierdoor twijfelde ik in mijn eerste twee jaar van mijn studie erg of dit de juiste studie was. Toch bleef ik overtuigd dat bouwkunde het best bij mijn interesses past. Aan het eind van mijn tweede jaar werden door mijn ontwerpdocent Fokke Wind thema’s aan de orde gebracht die voor mijn gevoel wél belang hechten aan functionaliteit. Door hem ben ik na gaan denken over sociale veiligheid in de gebouwde omgeving (geen dode plinten ontwerpen), overgang tussen openbaar en privé (tot waar komt de postbode), relaties van ruimte (je wil toch niet als tiener de woonkamer door langs je ouders als je te laat thuiskomt en stiekem naar je kamer wilt glippen) en gebruik van ruimte (balkons waar je de saté over je schouder moet doorgeven omdat je niet in een kring kunt zitten). Dit waren thema’s waar ik iets mee kon en mee door wilde. Ook heb ik in die periode mijn eerste lezing van Anke van Hal gehad over het Wallisblok. Door deze lezing werd op twee punten mijn interesse aangewakkerd, enerzijds die van renovatie en herstructurering, dat er vele mogelijkheden liggen in de bestaande bouw en anderzijds het punt van woningen ontwerpen totaal naar de wensen van de bewoner. Door deze invloeden begon mijn interesse uit te gaan naar de masterrichting Real Estate & Housing, waarnaar ik eerst helemaal niet neigde. Al vroeg in mijn studie heb ik besloten om in het derde jaar een pauze in te lassen. In dit jaar heb ik bestuur gedaan van open jongerenvereniging De Koornbeurs, wat op vele punten erg leerzaam was. Ook was dit jaar goed om me te bezinnen en te besluiten dat ik toch echt wel door wilde gaan met mijn studie bouwkunde. Na mijn bestuursjaar ben ik weer met volle moed begonnen aan mijn studie. Voor de keuze van mijn master was ik nog wel aan het twijfelen tussen RMIT (Renovatie, Modificatie, Interventie en Transformatie) vanuit de interesse voor renovatie en het meer technische, Dwelling, omdat mijn voorkeur voor het ontwerpen van gebouwen uitgaat naar woningen, en Housing, waarvan ik bang was dat het teveel managementachtig zou zijn. Mijn uiteindelijke voorkeur ging uit naar Housing terwijl ik mijn bacheloreindwerkstuk nog wel bij RMIT heb gedaan. In september 2009 ben ik begonnen met het eerste semester van de master RE&H die ik wel interessant vond, maar nog niet wild enthousiast van werd. Dit kwam gelukkig wel in het tweede semester. Een plan van aanpak maken voor een transformatie van een woningblok sloot helemaal aan bij mijn interessegebied. In eerste instantie dacht ik dat ik het tweede kwartaal, over Housing Policy minder interessant zou vinden, maar ook hierin raakte ik erg geïnteresseerd. Bij de afdeling Housing voelde ik me dan ook eindelijk helemaal op mijn plek binnen de opleiding bouwkunde. Voor mijn afstuderen wilde ik een onderwerp kiezen dat een zo goed mogelijke combinatie zou zijn van mijn interesses: gebruik van de bestaande woningvoorraad, renovatiemogelijkheden en ontwerpen voor de gebruiker. Aangezien deze interesses deels zijn ontstaan door de lezing van Anke van Hal ben ik dan ook blij dat zij mij wilde begeleiden met mijn afstudeeronderzoek. Met mijn tweede begeleider, Eric van den Ham van de afdeling bouwfysica, kwam ik toch weer enigszins terug bij de technische aspecten van gebouwen. Voor mij leek dit dus de beste combinatie die ik zou kunnen wensen. Anke en Eric, hierbij wil ik jullie hartelijk bedanken voor jullie grote enthousiasme voor het onderwerp, de vele input en het vertrouwen dat jullie in me hadden dat het allemaal ging lukken. Na begeleidingen kwam ik altijd blij en vol goede ideeën thuis, maar een paar uur later wel beseffend dat ik hiervoor wel weer veel moest doen. Het grootste deel van mijn onderzoek heb ik uitgevoerd bij de Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting. Hierdoor bevond in me in het hart van het Energiesprong programma en het Sim&Snel project, waarbinnen ik mijn onderzoek heb uitgevoerd. Dit Voorwoord
5
gaf mij de mogelijkheid om de verschillende case studies die ik wilde doen, uit te kunnen voeren. Daarnaast heb ik bij de SEV vele input gekregen door gesprekken met medewerkers die me hebben geholpen in mijn denkwijze en zienswijze over renovatie. Hierbij wil ik Jan Willem bedanken voor de begeleiding en algemene input die je hebt gegeven, Annoesjka voor de hulp het contact leggen van de projecten, het gehele Energiesprongteam: Ivo, Jasper, Claudia, Sanne, Marrit en daarnaast ook Hanneke en Karien voor de algemene ondersteuning en gesprekken. Van jullie allemaal is wel iets in dit afstudeerwerk verwerkt. Naast dat ik mijn afstuderen heb uitgevoerd bij de SEV behoorde ik ook tot het netwerk Slim&Snel. Hierdoor heb ik de kans gekregen te praten en input te krijgen van vele verschillende professionals uit verschillende branches die allemaal bezig zijn met de verduurzaming van de woningvoorraad. Door mijn afstuderen niet enkel op de TU uit te voeren maar bij de SEV en te behoren tot dit netwerk had ik tijdens het afstuderen niet het gevoel dat ik slechts door twee mensen begeleid werd, maar door tientallen. Voor mijn onderzoek heb ik medewerking gekregen van veel verschillende mensen, zoals bewoners van projecten, geënquêteerde woningeigenaren, medewerkers van woningbouwcorporaties, Vereniging Eigen Huis, de Woonbond, Bouwbedrijven, participatiebureau’s en nog meer. Totaal opgeteld kom ik boven de 1700 man. Allemaal heel erg bedankt, zonder jullie had ik nooit tot dit resultaat kunnen komen. Tot slot wil ik mijn vrienden bedanken die me ondersteund hebben door gesprekken. Daarnaast wil ik specifiek Wytske bedanken voor het uitlenen van haar laptop toen die van mij er in de laatste maand ermee opgehouden was, Helmer voor de hulp bij de statistiek, Sarah voor het nakijken van het gehele rapport en uiteraard mijn vriend Eelse-jan voor elke avond het aanhoren van mijn belevenissen en bevindingen uit mijn onderzoek van die dag. Ik wens u veel leesplezier, Eefje van der Werf
6
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Summery The interest of residents when renovating dwellings which are in use Introduction The largest part of the Dutch housing stock is built after World War II. A third of the current dwellings are still from the sixties and seventies (VROM, 2009b). The calculated economical lifespan of dwellings in the Netherlands is fifty years, however in practice the houses should stand much longer (Thomsen, 2002). Not only the calculated economical lifespan, but also the functional and technical lifespans come to their end. The quality of these dwellings is very low as a result of the shortage of both building materials and experienced constructors in the years of their construction (Andeweg, 2009). Furthermore the use of dwellings and the wishes regarding living quality have changed a lot due to the increase of welfare of the population and many technical developments (Vreeze, 2001). A turning point has come to do something with these dwellings from the sixties and seventies. Aside from these reasons to renovate these dwellings, it is important to focus on energy reduction by improving them as the energy costs are rising fast; they have doubled since 2000 (Luijten, 2010). A large part of these house belong to the social rental sector and have poor insulation, which can make these cheap dwellings expensive to live in. Aim of the research To renovate the dwellings a housing association needs agreement of 70% of the tenants of the estate and house-owners must take the initiative to renovate their own dwellings. Both tenants and owner-occupiers are sometimes averse to renovation or other bottlenecks prevent making this choice. Regarding this problem the following main question is researched: How can the process, the technical solution and the realisation of a renovation be adapted so hindrances for residents to choose for a renovation will be reduced? This graduation research has been done as part of the larger project ‘Smart and Speedy’ which has the aim to improve the larger part of the housing stock built in series. The aim is to obtain concepts for serially built housing of the sixties and the seventies that may reduce energy use by at least 45% at an affordable rate and without much hindrance for the residents. One of the conditions is that the residents will not need to leave their house for longer than five days, whilst the preference goes to avoiding necessary vacation entirely (Van Hal, 2011). Research design The research is divided in to three parts. The first part starts by answering the research question with knowledge from existing literature. Consecutively seven renovation projects are evaluated. The last part of the research consists of a survey held by an association for house owners. The results of these three parts lead to the recommendations and an approach for high level renovation where residents do not need to leave their dwellings. Characteristics of the dwellings A large part of the dwellings from the sixties and seventies has been built in series, which gives the opportunity to renovate these dwellings also in a standard serial way. Because the dwellings have been built before energy regulation was implemented, the dwellings have a very low energy label. The housing stock from the sixties and seventies can be divided into three main house types; the rowhouses, the portico dwellings and the gallery flats. The dwellings are relatively small, especially the bathrooms do no longer comply to today’s standards. The main focus of the technical improvements should be on the reduction of the heat loss. This can be managed by insulation, installations with a better return and mechanical ventilation with heat recovery installations. Furthermore installations for generation of energy can be applied. Measures should be taken to reduce the noise between the dwellings. In gallery flats the capacity of the elevators should be improved. It is highly advisable to add elevators to portico dwellings. In all cases the general appearance should be improved to reduce the degeneration.
Research questions Theory Interviews
Study of literature
Summery
Study of literature residents
Temporary answering research questions Evaluation renovation projects interview housing associations
interview residents
interview constructor
interview other experts in process
Experians of project in initial phase
Experians of otherwise interesting projects
Accentuating answering research questions Refining and generalizing for owner-occupiers survey at the association for house-owners
Several innovative technical concepts have been developed for fast and high level renovation. For instance, techniques to combine rooms, insulation on the inside with box-in-box systems and 3-D elements which can be hung on the outside of an apartment to replace the old facade and create more living space. Interest of residents The residents of the dwellings care less about the technical characteristics of a dwelling, but more about the use and the perception. Their interests in a renovation can be keeping living expenses low, living comfortably, a healthier indoor climate,
technique
Recommendations
Research design
7
redivision of the dwelling, expanding living space, a safer neighbourhood, an improvement living environment, a rise in value of the dwelling and making the dwelling suitable for the elderly. Residents that are averse to a renovation are sometimes not interested in renovating and decreasing their energy use or lack knowledge about it. Also, they can find the plans too complex and do not have an overview of the possibilities and consequences. Some people think the investment costs too high or the payback time too long. The renovation itself can give too much work, or too much inconvenience during construction. The result can have unwanted side-effects, give new technical inadequacy or be unsightly. Finally, the residents can be negatively influenced through bad experiences. Resident take more of an interest in a renovation when looking after their interests is taken as a starting point or if they recognize the problems in their dwellings and the need of energy reduction. Residents are more likely to be in favour of a renovation when they are given options, certainty, a chance to experience the improvements in advance and if other residents are already participating. For tenants the trust in the housing association is important. The following aspects influence the choice for a renovation: • • • • • • • • •
situation and characteristics of the dwelling situation and characteristics of the resident change for the dwelling fulfilment of living wishes influence in the process social influence how much work how much inconvenience financial aspects
Currently, most home-owners only make small improvements on their dwellings. Renovations by housing associations are missing an integral approach. The improvements mostly consist of separate measures. Usually, the improvement in energy performance is at most to energy label B. The currently known problems are the starting point for the solution. Residents are involved through small resident committee, which represents all people from an estate. Experience from case studies For the research seven projects are evaluated. The experience of all these project will be discussed succinctly. In the neighbourhood the Kroeven in Roosendaal rowhouses from the sixties have been renovated according the ‘passive house’ principle. To this end, the total outer wall and the roof of the dwellings have been removed and replaced with prefabricated elements in one day. For the residents the renovation meant that they had to leave their dwelling for one day and there had be worked inside the dwelling for fifteen days. After the renovation the tenants are satisfied with the end result, but there are complaints about the high temperature inside. Also, they find it a pity that nothing has been done about the noise between the dwellings. The Prinses Beatrixlaan is a complex in Voorburg with portico dwellings, which are turned into gallery apartments during the renovation. This renovation gave a lot of inconvenience for the residents as one in two dwellings had to sacrifice one bedroom for the new entrance and got a new bedroom in another place in return. The renovation had a realization period of one and a half year and much of the planning went wrong. The residents are dissatisfied about the bad workmanship in the dwelling. Also, not everybody is satisfied with the new gallery, mainly because of long walking distances and the new side-stairs that cannot be used due to the noise. In the renovation of the rowhouses in the centre of Biddinghuizen not much could be changed on the outside, because there were also owner-occupied dwellings in some blocks. To get the energy reduction extra emphasis was put on trying out new installations. To prevent overheating of the dwellings constructional awnings have been placed. The tenants think these awnings ugly and find them ineffective. The dwellings for the elderly had their first floor enlarged using a dormer. Some of the residents think it unnecessary and only more cleaning work. The small rowhouses could probably better use an enlargement, but here it was not considered. The improvements of the dwellings did not come with an increase in the rent. The tenants have the feeling that the project was done for the benefit of the housing association and not to benefit them.
8
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
In the renovation of the Rembrandtflat, a gallery flat in Zwolle, a large investment has been made in installations for energy generation. Aside from the renovation an energy campaign has been held to decrease the use-bound energy use. This project shows that the largest inconvenience for a resident in a gallery flat is the work on the concrete construction. This gives noise, which can be heard in the whole flat. The flat is close to a highway. The renovation lessened the noise from the highway, but as a result the residents hear their neighbours now, which is more annoying. The Blue Print dwellings in Heerhugowaard are an example that a good implementation of the facade is very important. Ten years after these dwellings were built it was already necessary to replace the facade. Despite that most of these dwellings were owner occupied, it was not difficult to get everybody to agree with a renovation. The renovation of this project shows that it is easy to replace a whole facade in one day, but that it is important that prefab elements are flexible enough to be adaptable to a different situation. The situation always differs from the drawings. The renovation of the Koningsvrouwen van Landlust in Amsterdam could not be realized without the people moving out, but in the residents were involved as much as possible. The wishes of the tenants were combined with energy ambitions. This project shows that technical objectives and the way the residents want to use the dwelling do not need to work against each other but can reinforce each other. The last project the Wandelmeent in Hilversum is not renovated yet. The plan is to renovate the roof. The tenants see this as a moment to make their whole complex more sustainable. However, the housing association wants only to do the normal work and is not interested in investigating other possibilities. When asking for advise at a tenants interest association the tenants get stuck in a conservative approach where only the current problems are addressed instead of looking at the possibilities. Quantitative information home-owners To get extra information on how important the different factors are when considering a renovation or energy saving measures a survey is held under home-owners. This survey showed that many people deem a renovation or energy saving measurements unnecessary. Other obstacles were mainly the long pay back times, the high investment costs and the ineffectiveness of the measures. The people who had implemented energy-saving measures indicated that the influence on the comfort and indoor climate was their most important motive. Positive influences to implement energy-saving measures are, in order of importance: direct compensation of the investment costs through the decrease of the energy bill, a collective initiative of the neighbourhood, a heat picture of the dwelling, getting subsidy, an offer from the municipality with different options for energysaving measures have been taken, good experiences of others, an energy performance advice for free, a visit to a dwelling were energy-saving measurements and a rise of the energy prices. Offers from a builder or a housing association, general information leaflets and an offer of a vacation during the working period have little effect on the decision. An acceptable payback time for energy-saving measures seems to be between the five and ten years. More than ten years is only acceptable for few people. Notable is that in the group of people who have already taken some energy-saving measure or have short-term plans a payback time of ten years is the most common answer. People who have no plans generally choose shorter pay back times. This is also holds for the acceptability of the renovation time. Here the acceptance is spread between a week and a month. A large group of the people without plans hold to a maximum of two weeks. The work in de house which gives the most inconvenience is having no gas, water or electricity. A significant group find it completely unacceptable and most people can only accept it for just one day. Also, people have a low acceptance for having no normal use of the toilet. Conclusions and recommendations an approach for taking interest of residents with renovation Technical innovations are important for better integration of the interests of the residents in a renovation, but with more focus on the process big improvements can be made. Residents are less interested in the technical improvements themselves than in their living experience. For this reason, it is important that the work is executed with good workmanship, especially on the inside of the dwelling. Wherever possible prefabrication should be used to minimize the inconvenience to the residents. The largest improvement opportunity for tackling renovation appears to be other ways of thinking on how to approach to project. When renovating the current problems of the housing are adhered to. Solving these is important, but to achieve better solutions the current and future needs of all parties should be taken in to account. The main focus should not be on the objective energy-saving, but energy-saving should be used as a way to achieve other interests. Housing associations should not be afraid to involve tenants and ask for a rent increase. If no rent increase is requested it is easier to get their agreement with the renovation, but it seems that residents feel less involved and are also less satisfied with the final result. Lastly, Summery
9
housing associations should not only strive for the minimum of 70% approval for a renovation, but take 100% agreement as a starting point. It seems this way both the housing association and the tenants will strive to have all interests addressed in the renovation. During the process it is important for the residents that they know what can be done, and when what will happen. The success of a renovation depends mostly on good communication, good planning and timely service. For home-owners default renovation solutions should be offered which fulfil their wishes and have an integrated energy use reduction. There should be multiple options and the technical solutions should be easy to compare. Clarity is very important. If there is an initiative to collectively take energy saving measures, much more home-owners are likely to do so.
10
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Inhoudsopgave Voorwoord�������������������������������������������������������������������������������������������� 5 Summery���������������������������������������������������������������������������������������������� 7 1 Inleiding������������������������������������������������������������������������������������ 13
Deel I - Het onderzoek
14
2 Introductie��������������������������������������������������������������������������������� 16 2.1 Aanleiding�������������������������������������������������������������������������������� 16 2.2 Probleemgebied������������������������������������������������������������������������ 16 2.3 Onderzoeksgebied��������������������������������������������������������������������� 17 2.4 Afstudeerorganisatie SEV����������������������������������������������������������� 18 2.5 Relevantie�������������������������������������������������������������������������������� 18 2.6 Leerdoelen������������������������������������������������������������������������������� 19 3 Onderzoeksopzet����������������������������������������������������������������������� 20 3.1 Probleemstelling������������������������������������������������������������������������ 20 3.2 Doelstelling������������������������������������������������������������������������������ 20 3.3 Onderzoeksvragen��������������������������������������������������������������������� 20 3.4 Onderzoeksopzet����������������������������������������������������������������������� 20
Deel II - De theorie
24
4 Literatuurstudie techniek����������������������������������������������������������� 26 4.1 Inleiding���������������������������������������������������������������������������������� 26 4.2 Kenmerken woningen���������������������������������������������������������������� 26 4.3 Renovatiemogelijkheden������������������������������������������������������������� 28 4.4 Conclusies�������������������������������������������������������������������������������� 31 5 Literatuurstudie bewonersbelangen������������������������������������������� 33 5.1 Inleiding���������������������������������������������������������������������������������� 33 5.2 De bewoners van jaren ’60 en ’70 woningen��������������������������������� 33 5.3 Participatie & Voorbereiding�������������������������������������������������������� 34 5.4 Houding van bewoners��������������������������������������������������������������� 36 5.5 Uitvoerbaar in bewoonde staat?�������������������������������������������������� 40 5.6 Financiële belangen������������������������������������������������������������������� 43 5.7 Factoren voor instemming bewoners�������������������������������������������� 45 6 Conclusies theorie���������������������������������������������������������������������� 49 6.1 Renovatiebehoefte��������������������������������������������������������������������� 49 6.2 Huidige aanpakken�������������������������������������������������������������������� 49 6.3 Belangen bewoners bij een renovatie������������������������������������������� 49 6.4 Factoren bij keuze van bewoners voor renovatie���������������������������� 50
Inhoudsopgave
6.5 6.6
Uitvoerbaar in bewoonde staat���������������������������������������������������� 50 Meenemen van bewonersbelangen in proces, oplossing en uitvoer��� 51
Deel III - De praktijk
52
7 Renovatieprojecten�������������������������������������������������������������������� 54 7.1 Project selectie������������������������������������������������������������������������� 54 7.2 Onderzoeksaanpak�������������������������������������������������������������������� 55 7.3 De Kroeven - Roosendaal����������������������������������������������������������� 56 7.4 Prinses Beatrixlaan - Voorburg���������������������������������������������������� 58 7.5 Centrum Biddinghuizen�������������������������������������������������������������� 60 7.6 Rembrandtflat - Zwolle��������������������������������������������������������������� 62 7.7 Blue Print woningen - Heerhugowaard������������������������������������������ 64 7.8 De Koningsvrouwen van Landlust - Amsterdam����������������������������� 66 7.9 Wandelmeent - Hilversum���������������������������������������������������������� 68 7.10 Vergelijking projecten���������������������������������������������������������������� 70 8 Landelijke enquête woningeigenaren����������������������������������������� 71 8.1 Inleiding���������������������������������������������������������������������������������� 71 8.2 Tevredenheid over woningen������������������������������������������������������� 71 8.3 Uitgevoerde en geplande woningverbeteringen������������������������������ 71 8.4 Belemmeringen voor energiebesparende maatregelen�������������������� 73 8.5 Kansrijke mogelijkheden������������������������������������������������������������ 74 8.6 Acceptatie van renovatie en energiebesparingsmaatregelen������������ 74 9 Bevindingen praktijk������������������������������������������������������������������ 76 9.1 Renovatiebehoefte��������������������������������������������������������������������� 76 9.2 Huidige aanpakken�������������������������������������������������������������������� 76 9.3 Belangen bewoners bij een renovatie������������������������������������������� 77 9.4 Factoren bij keuze van bewoners voor renovatie���������������������������� 78 9.5 Uitvoerbaar in bewoonde staat���������������������������������������������������� 78 9.6 Meenemen van bewonersbelangen in proces, oplossing en uitvoer��� 79
Deel IV - Conclusies en aanbevelingen
80
10 Toepassing theorie in praktijk���������������������������������������������������� 82 10.1 Mogelijkheid toepassing renovatieconcepten��������������������������������� 82 10.2 Aanbevelingen per project���������������������������������������������������������� 83 10.3 Conclusie��������������������������������������������������������������������������������� 84 11 Aanpak hoog niveau renovatie in bewoonde staat��������������������� 85 11.1 Verbeterde aanpak renovatieproject de Kroeven���������������������������� 85 11.2 Algemene aanpak hoog niveau renovatie�������������������������������������� 87 12 Conclusies���������������������������������������������������������������������������������� 91
11
12.1 Focusverschuiving in onderzoek�������������������������������������������������� 91 12.2 Technische renovatiebehoefte����������������������������������������������������� 91 12.3 Huidige aanpakken�������������������������������������������������������������������� 92 12.4 Belangen bewoners bij een renovatie������������������������������������������� 92 12.5 Factoren bij keuze van bewoners voor renovatie���������������������������� 93 12.6 Uitvoerbaar in bewoonde staat���������������������������������������������������� 93 12.7 Meenemen van bewonersbelangen in proces, oplossing en uitvoering94 12.8 Eindconclusie���������������������������������������������������������������������������� 94 13 Aanbevelingen��������������������������������������������������������������������������� 96 14 Reflectie������������������������������������������������������������������������������������� 97 14.1 Gebruikte methoden en technieken���������������������������������������������� 97 14.2 Persoonlijke nabeschouwing�������������������������������������������������������� 98 Literatuur����������������������������������������������������������������������������������������� 100 Bijlage A - Achtergrond�������������������������������������������������������������������� 103 Bijlage B1 B2 B3
B - Interviews algemeen������������������������������������������������������� 106 Haico van Nunen van BouwhulpGroep – 5 januari 2011���������������� 106 Ton van Langen van Mulder Obdam – 12 januari 2011������������������ 107 Henk Lalji en Christien Kop van ASW - 2 mei 2011����������������������� 109
Bijlage C1 C2 C3 C4 C5 C6
C - Projectverslagen������������������������������������������������������������� 111 De Kroeven���������������������������������������������������������������������������� 111 Prinses Beatrixlaan������������������������������������������������������������������ 114 Biddinghuizen������������������������������������������������������������������������� 119 De Rembrandtflat�������������������������������������������������������������������� 121 Blue Print woningen����������������������������������������������������������������� 123 Koningsvrouwen van Landlust��������������������������������������������������� 127
Bijlage D - Enquêtevragenlijst���������������������������������������������������������� 130 Enquete Vereniging Eigen Huis������������������������������������������������������������ 130
12
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
1
Inleiding
In dit afstudeeronderzoek is onderzoek gedaan naar bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat. Dit onderzoek maakte deel uit van het Slim&Snel project - Duurzaam renoveren van seriematig ontwikkelde woningvoorraad in bewoonde staat en is uitgevoerd bij de SEV binnen het programma Energiesprong, dat samen met Nyenrode Business Universiteit de initiatiefnemer en uitvoerder van dit project is. Het eerste deel van dit rapport gaat in op de algemene vormgeving van het onderzoek, hieronder valt de aanleiding van het onderzoek, de onderzoeksvragen die beantwoord dienen te worden, de opzet van het onderzoek om tot beantwoording te komen, de relevantie van het gehele onderzoek en de doelen die met dit afstudeerwerk behaald dienden te worden. In het tweede deel van het rapport worden aan de hand van kennis bij al bestaande literatuur de onderzoeksvragen zover mogelijk beantwoord. Het derde deel gaat in op de vraag welke lessen er kunnen worden getrokken uit de praktijk. Hiervoor zijn verschillende renovatieprojecten geanalyseerd en is een landelijke enquête gehouden onder woningeigenaren. Met deze kennis wordt de beantwoording van de onderzoeksvragen aangescherpt. Tot slot wordt in het laatste deel van het rapport de link gelegd tussen de mogelijkheden uit de literatuur en de praktijk. Er wordt hiermee een aanpak gegeven voor hoog niveau renovatie in bewoonde staat. Daarmee kan gekomen worden tot de definitieve beantwoording van de gestelde onderzoeksvragen. Als laatste worden nog aanbevelingen gedaan en wordt een reflectie gegeven op het gehouden onderzoek.
Inleiding
13
Deel I
Het onderzoek
14
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
In dit eerste deel van het rapport wordt de aanleiding geven voor het uitvoeren van het onderzoek naar bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat. Welke problematiek er speelt en wat het veld is van dit onderzoek. Hierbij zal ook ingegaan worden wat de relevantie is van dit onderzoek voor zowel maatschappelijk als wetenschappelijk gebied. In hoofdstuk 3 is de probleemstelling, de doelstelling en worden de onderzoekvragen weergegeven. Daarna zal uitgeweid worden hoe het onderzoek ingericht en welke methoden worden gebruikt voor beantwoording van de onderzoekvragen en behalen van de doelstelling.
Deel I Het onderzoek
15
2
Introductie
2.1
Aanleiding
Het grootste deel van de Nederlandse woningvoorraad is gebouwd na de Tweede Wereldoorlog, met de grootste piek tussen de jaren 1960-1980. Een derde van de huidige voorraad stamt uit deze periode (VROM, 2009b). Echter, we zijn op het punt gekomen dat er nagedacht moet worden wat er de komende jaren met deze woningen gedaan moet worden. Een groot deel van deze naoorlogse woningvoorraad is aan het eind gekomen of begint aan het eind te komen van haar geplande levensduur van vijftig jaar, maar als er gekeken wordt naar het aantal onttrekkingen en de nieuwbouwproductie zullen woningen veel langer mee moeten gaan en is het niet mogelijk al deze woningen te slopen en vervangen door nieuwbouw (Thomsen, 2002). Niet alleen de economische, maar ook de functionele en bouwtechnische levensduur van deze woningen begint af te lopen. De woningen hebben vaak een matige kwaliteit aangezien na de oorlog een tekort was aan bouwmaterialen en geschoolde werknemers (Andeweg, 2009). Door stijgende welvaartsniveau en technische ontwikkelingen is het woongebruik en de wensen daaraan aanzienlijk veranderd (Vreeze, 2001). Naast de noodzaak om woningen uit de jaren ’60 en ’70 te renoveren uit het oogpunt van levensduurverlenging en aanpassing aan de huidige woonbehoeften, is het vanuit woonlastenoogpunt ook belangrijk dat de energieprestatie van deze woningen verbeterd wordt. De woningen zijn niet tot matig geïsoleerd en hebben veelal een energielabel E, F of G (SenterNovem, 2007 en VROM, 2009a). Door de stijgende energieprijzen worden de energielasten voor deze woningen steeds groter en zijn zij, zoals in Figuur 2 te zien is, in de afgelopen tien jaar al verdubbeld. Een groot deel van deze woningen valt binnen de sociale huursector en huisvest de lagere inkomensgroepen. De energielasten hebben een steeds groter aandeel in de woonlasten voor deze woningen, waardoor de betaalbaarheid van deze ‘goedkope’ woningen minder wordt.
Figuur 1: Samenstelling woningvoorraad (Blijie, 2009)
Grootschalige woningverbeteringen en energiebesparingen komen nog onvoldoende van de grond (Straub, 2001, Thomsen, 2002 en Van de Groep, 2010). Er vindt al wel op verschillende plekken in Nederland herstructurering van wijken plaats met op kleine en projectmatige schaal renovatie of transformatie van de bestaande woningen. Bij deze huidige renovaties moeten de bewoners hun woningen vaak voor langere tijd verlaten waardoor ze vaak niet meer teug komen. Hierdoor worden sociale verbanden in de wijk worden verbroken. Bij de renovatie of transformatie van het woningblok gaat eerst een periode van weinig of geen onderhoud en hoge leegstand vooraf en ook gedurende de renovatie is er overlast voor de buurt wat een negatief effect kan hebben voor de leefbaarheid. Vanuit dit oogpunt kan renovatie in bewoonde staat een goede oplossing zijn om de woningen te verbeteren zonder extra negatieve sociale effecten voor de wijk. Er zijn al verschillende slimme oplossingen bedacht en uitgevoerd voor renovatie in bewoonde staat, maar dit blijft bij experimentele projecten. Omdat renovaties nu projectmatig worden aangepakt, wordt het wiel steeds opnieuw uitgevonden, waardoor het als duur en complex wordt bestempeld (Thomsen, 2002 en Van de Groep, 2010).
2.2
Probleemgebied
Ondanks het feit dat de jaren ‘60 en ‘70 woningvoorraad steeds slechter voldoet en de huidige en toekomstige woonbehoefte en de energierekening een steeds groter aandeel uitmaakt van bewoners hun woonlasten is er nog vaak sprake van weerstand van huurders tegen hoog niveau renovatieplannen van de woningbouwcorporatie en brengen woningeigenaren nog niet massaal grote woningverbeteringen aan. Het ontwikkelen van renovatieoplossingen, maar ook de insteek van het gehele voorbereidings- en renovatieproces en de uitvoering, wordt slecht gedaan vanuit technisch en financieel oogpunt. Hierdoor blijft een deel van de belangen van bewoners en factoren die meespelen in de keuze voor een renovatie buiten beschouwing.
Figuur 2: Ontwikkelingen in energielasten voor huishoudens sinds 2000 (Luijten, 2010) 16
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
2.3
Onderzoeksgebied
Om te komen tot een soepeler verloop van het verkrijgen van instemming van huurders, een groter aantal woningeigenaren die voor renovatie kiezen en renovatieoplossingen die beter aansluiten op de wensen van bewoners zal in dit onderzoek een combinatie gemaakt worden van enerzijds de technische verbeteringen die noodzakelijk zijn en gedaan kunnen worden om de levensduur en de energieprestatie van de woning te verbeteren en anderzijds hoe bewoners voor een renovatie geënthousiasmeerd kunnen worden en welke belangen zij behartigd willen zien met een renovatie. Daarnaast moet de renovatieoplossing aansluiten bij het bewonersgedrag en vise versa. Door deze technische belangen en woonbelangen samen te nemen kan er gekomen worden tot succesvolle renovaties. De overlap van deze belangen zullen voornamelijk voortkomen uit de verbeterde bouwfysische kenmerken waarmee het comfort, de gezondheid van het binnenklimaat en het energiegebruik verbeterd kan worden. Hoog niveau woningrenovatie wordt veelal geïnitieerd door woningbouwcorporaties. Deze renovaties worden daardoor gestructreerde georganiseerd, maar het houdt ook in dat er meer partijen betrokken zijn met verschillende belangen. In Figuur 4 zijn van de belangrijkste partijen de belangen weergegeven ten opzichte van de woningrenovatie, maar ook de onderlinge belangen. Om de belangen van de verschillende partijen samen te brengen is voor een hoog niveau renovatie in bewoonde staat niet alleen meer een technische integrale benadering nodig, maar ook een integrale procesaanpak met een goede bewonersbenadering. Voor de bewoners is het proces voor, tijdens en na de renovatie vaak belangrijker dan de renovatieoplossing zelf. Deze moet niet alleen voor de huidige situatie geschikt en betaalbaar zijn, maar moet ook een levensduurverlenging van vijftig jaar met zich meebrengen, waardoor hij problemen in de toekomst moet voorkomen en voor deze gehele periode economische modelering nodig is.
Bewonersbelangen
Comfort Energiebesparing Gezond binnenklimaat
Technische oplossingen
Figuur 3: Onderzoeksgebied combinatie van bewonersbelangen en technische oplossingen
Past oplossing bij budget en tijdsplanning
(standaard) technische oplossingsconcepten Lost het alle technische problemen op Belemmeringen tussen oplossing en woning
Financiële haalbaarheid Levensduurverlenging Waardeontwikkeling Energiebesparing
woningbouwcorporatie
woningrenovatie
Overlast bewoner Uitvoerbaar in bewoonde staat Sluit het aan bij bewonerswensen
Verbetering wooncomfort Gelijk blijven woonlasten
Bewoners enthousiasmeren Omgaan met verkochte woningen
Sluit het aan bij bewonersgedrag Uitvoerbaar als niet alle woningen meedoen
bewoners Figuur 4: Onderzoeksgebied samenspel tussen bewoners, woningbouwcorporatie en technische oplossing voor de beste woningrenovatie Deel I Het onderzoek - Introductie
17
2.4
Afstudeerorganisatie SEV
Dit afstudeeronderzoek is uitgevoerd binnen het programma Slim&Snel dat een gezamenlijk initiatief is van de SEV (Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting) en de Business Universiteit Nyenrode. Slim&Snel valt onder de Energiesprong, een programma van de SEV, waarbinnen in de periode februari 2011 tot en met juni 2011 het onderzoek is uitgevoerd. Energiesprong Het SEV-programma Energiesprong is een innovatieprogramma dat gericht is op het tot stand laten komen van een energietransitie in de gebouwde omgeving. Hierbij gaat het om het wezenlijk anders gaan denken en handelen in relatie tot het energiegebruik in en rond woningen, gebouwen en gebieden. Het gaat bij Energiesprong, zoals de naam al zegt, om een grote sprong in energiebesparing (minimaal 45% reductie van energie uit fossiele bronnen) en om de mogelijkheid om die sprong op te schalen naar heel Nederland. Om dit te verwezenlijken worden er zowel aan de vraag- als aan de aanbodzijde samen met marktpartijen experimenten uitgevoerd. Energiesprong is het programma dat de SEV, de Rotterdamse organisatie die innovatieve antwoorden ontwikkelt voor maatschappelijke vraagstukken op het gebied van wonen, uitvoert in opdracht van het ministerie van BZK naar het idee van het Platform voor Energie in het Gebouwde Omgeving (PEGO). Energiesprong ondersteunt concrete bouwprojecten, zowel financieel als procesmatig. Die ondersteuning betreft niet zozeer de technische aspecten, maar vooral de innovatie in het proces, omdat we daar de grootste sprong verwachten. De ervaringen uit deze projecten brengen we naar bestaande en nieuwe netwerken. Het einddoel is de toepassing van marktrijpe concepten die op landelijk niveau in 2030 een halvering van het energiegebruik in de gebouwde omgeving ten opzichte van 1990 bewerkstelligen (SEV, 2011). Slim&Snel Het programma Slim&Snel wil er voor zorgen dat de ontwikkeling van slimme, duurzame en betaalbare renovatieoplossingen sneller van de grond komt. Hiervoor moet de noodzaak van verbetering en verduurzaming van de woningvoorraad hoger op de agenda komen en wil het programma aantonen dat er slimme en betaalbare oplossingen zijn voor een groot deel van de woningmarkt. Doordat in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw grote hoeveelheden (standaard)woningen seriematig zijn neergezet moet het nu ook mogelijk zijn deze woningen seriematige te renoveren met standaard oplossingen. Het project Slim&Snel bestaat uit twee sporen. Het eerste spoor bestaan uit onderzoek en analyse van uitgevoerde systeemrenovaties waaruit kansen en belemmeringen afgeleid worden. Van hieruit zal een regelpaneel ontwikkeld worden waarin de factoren opgenomen zijn die van invloed zijn op de renovaties. Het tweede spoor bestaat uit grootschalige renovatieprojecten waarbij marktpartijen de kans krijgen concepten voor systematisch renoveren te ontwikkelen. Met deze concepten wordt geprobeerd de wensen van de gebruiker (gezondheid, comfort, energieverbruik, woontechnische factoren) en de eigenaar (financieel haalbare investering) te combineren. Een voorwaarde voor de renovatie is dat deze uitgevoerd wordt in bewoonde staat, maar dat de bewoner tijdens de renovatie wanneer dat nodig is maximaal vijf dagen uit de woning moet.
2.5
Relevantie
Maatschappelijke relevantie Zoals voorafgaand beschreven is helpt dit onderzoek mee aan een versnelde verduurzaming van de woningvoorraad uit de jaren ’60 en ’70. Hierdoor werkt dit onderzoek mee aan de oplossing voor het toekomstige huisvestingsvraagstuk van de veroudering en betaalbaarheid van de voorraad. Doordat woningen langer mee kunnen gaan is er geen waarde vernietiging en komt er minder afval vrij. Daarnaast dient er bij de woningen een CO2-reductie van 45% gerealiseerd te worden. Hierdoor is er een minder grote milieubelasting. Voor de bewoners is dit echter vooral een bijeffect. Door de renovatie kunnen zij in de woning blijven wonen, wordt het comfort en binnenklimaat verbeterd en wordt er bespaard op hun energielasten. Met dit onderzoek wordt er specifiek ingegaan op welke factoren voor bewoners van belang zijn bij een renovatie. Door deze kennis kan er bij renovatie beter afgestemd worden op hun belangen waardoor ze eerder zullen instemmen met een renovatie, er een minder lang en moeizaam proces aan de renovatie voorafgaat en de renovatie voor zowel woningbouwcorporatie als bewoners succesvol kan uitpakken. Figuur 5: Programma Slim&Snel heeft twee sporen 18
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Wetenschappelijke relevantie Er is al veel onderzoek gedaan naar woningverbetering en energiebesparing. Wat uniek is aan het Slim&Snel project is dat het ingaat op hoog niveau renovatie in bewoonde staat. Dit afstudeeronderzoek behandelt de bewonersbelangen bij de renovaties. Ook zijn op dit gebied al verschillende onderzoeken gedaan zoals de vele woonwensenonderzoeken, onderzoeken naar antwoord op de vraag wanneer mensen willen betalen voor energiebesparende maatregelen aan hun woningen en hoe er met bewoners gecommuniceerd kan worden bij woningverbetering. Waar dit onderzoek probeert bij de dragen aan wetenschappelijke kennis is door een koppeling te maken tussen de kennis uit de techniek en de gedragswetenschappen. Hierdoor wordt er niet alleen naar de zakelijk of rationele factoren gekeken die voor de bewoner van invloed zou moeten zijn op zijn keus voor renovatie, maar ook naar sociale factoren en gedragsfactoren. Een groot deel van de factoren en de conclusies die uit dit onderzoek komen zullen logisch en normaal lijken, maar zijn nog nooit goed in kaart gebracht en er is, belangrijker nog, nooit rekening mee gehouden bij het ontwikkelen van renovatieoplossingen en het inrichten van renovatieprocessen.
2.6
Leerdoelen
Met dit afstudeeronderzoek wilde ik een aantal doelen behalen: • • • • • •
het kundig worden in het uitvoeren van een wetenschappelijk onderzoek kennis vergaren over de problematiek van de Nederlandse woningvoorraad kennis vergaren over integrale renovatiemogelijkheden kennis vergaren over woninggebonden en gebruiksgebonden energiebesparingsmogelijkheden kennis vergaren over bewonersbelangen bij renovatie het ontwikkelen van nieuwe aanpakken voor renovatie
Deel I Het onderzoek - Introductie
19
3
Onderzoeksopzet
3.1
Probleemstelling
Voor het uitvoeren van hoog niveau renovatie is bij huurwoningen instemming nodig van 70% van de huurders en bij koopwoningen moeten de bewoners de renovatie zelf wensen en hiervoor het initiatief nemen om deze uit (te laten) voeren. Bij zowel huurders als woningeigenaren bestaat niet altijd de wens om te renoveren of zijn er belemmeringen om voor een renovatie te kiezen. Dit leidt tot de volgende probleemstelling: Voor hoog niveau renovatie met een grote energieambitie is het moeilijk om de benodigde 70% instemming van huurders te krijgen en eventueel verkochte huurwoningen uit het te renoveren complex mee te nemen.
3.2
Doelstelling
In dit onderzoek wordt ervan uitgegaan dat een deel van de belemmering van de bewoners voortkomt uit de technische benadering van het proces en de renovatiemogelijkheden, waarbij de belangen van bewoner te weinig zijn meegenomen. Dit onderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in enerzijds de kwaliteit van de woning en de renovatiemogelijkheden en anderzijds de belangen van bewoners omtrent een mogelijke renovatie van hun woning, zodat het renovatieproces, het ontwerp en de uitvoering beter op de belangen van de bewoner afgestemd kunnen worden en uiteindelijk het proces om bewoners mee te krijgen voor een hoog niveau renovatie met een grote energieambitie versoepeld wordt.
3.3
Onderzoeksvragen
Voor het behalen van boven gestelde doelstelling is de volgende centrale onderzoeksvraag geformuleerd: Hoe kan het proces, de technische oplossing en de uitvoering van de renovatie aangepast worden zodat belemmeringen om te kiezen voor een renovatie voor bewoners worden verminderd? Voor het beantwoorden van de centrale onderzoeksvraag zijn de volgende (deel)onderzoeksvragen gesteld: • • • • • •
3.4
Welke punten van seriematig gebouwde woningen uit de jaren ‘60 en ‘70 dienen verbeterd te worden om deze te laten voldoen aan de huidige woonwensen, minimaal 45% energiebesparing en een levensduurverlenging? Welke aanpakken worden nu gehanteerd om jaren ’60 en ’70 woningen te verbeteren? Welke belangen hebben de bewoners bij een renovatie? Welke factoren, en in welke mate, zijn van invloed op de keuze van bewoners voor een renovatie? Onder welke omstandigheden wil en kan een bewoner in de woning blijven wonen en wanneer gaat de voorkeur uit naar (tijdelijk) verhuizen? Hoe kunnen belangen van bewoners in het renovatieproces, de oplossing en de uitvoering worden meegenomen zodat bewoners eerder instemmen met een renovatie?
Onderzoeksopzet
Voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen worden verschillende aanpakken gehanteerd die schematisch zijn weergegeven in Figuur 6. Voor het onderzoek is gestart met het beantwoorden van de onderzoeksvragen aan de hand van bestaande literatuur. Hierbij is een tweedeling gemaakt, één naar de functionele, bouwtechnische en woontechnische tekortkomingen van de jaren ’60 en ’70 woningen en welke innovatieve renovatieconcepten er al voor zijn om deze op te lossen en een tweede literatuurstudie naar welke factoren voor bewoners van belang zijn bij een renovatie. Voor het literatuuronderzoek naar de technische staat en mogelijke renovatiesystemen is naast literatuur ook gebruik gemaakt van input uit interviews met experts op het gebied van renovatiesystemen. Uit deze literatuuronderzoeken zijn de eerste voorlopige antwoorden op de onderzoeksvragen gekomen. In de volgende fasen van het onderzoek is deze beantwoording verder uitgediept en aangescherpt.
20
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Onderzoeksvragen
Theorie Interviews experts renovatiesystemen
Literatuurstudie
technische aspecten woningen en renovatie oplossingen
Literatuurstudie
bewonerswensen, belangen en gedrag
Voorlopige beantwoording onderzoeksvragen
Evaluatie uitgevoerde renovatieprojecten interview woningbouwcorporatie
interview bewoners
interview uitvoerer
interview andere experts in proces
Bevindingen uit projecten in voorfase renovatie
Bevindingen uit anderzins interessante projecten
Aanscherping beantwoording onderzoeksvragen
Verfijnen en generaliseren bij woningeigenaren Vereniging Eigen Huis landelijke enquête woningeigenaren
Aanpak hoog niveau renovatie in bewoonde staat
Hoe bewonersbelangen in het renovatieproces, het ontwerp en de uitvoering meegenomen kunnen worden zodat er minder belemmeringen zijn voor bewoners en ze eerder kiezen voor een renovatie
Figuur 6: Onderzoekopzet Deel I Het onderzoek - Onderzoeksopzet
21
In de tweede fase van het onderzoek zijn de onderzoeksvragen beantwoord aan de hand van casussen uit de praktijk. Hierbij zijn verschillende uitgevoerde renovatieprojecten geëvalueerd waarbij de opdrachtgever, veelal de woningbouwcorporatie, en bewoners zijn geïnterviewd. Aanvullend zijn indien het mogelijk was ook de uitvoerder of eventueel andere experts die belangrijk waren in het proces geïnterviewd. Naast de evaluatie van uitgevoerde projecten, is gekeken naar renovatieprojecten die in de initiatieffase zitten en projecten die niet direct gaan om een renovatie in bewoonde staat van jaren ’60 of ’70 woningen, maar wel bruikbaar en interessant zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen. Met de bevindingen uit de verschillende projecten kan de beantwoording van de onderzoeksvragen verder aangevuld en aangescherpt worden. Waar van fase één naar fase twee in het onderzoek de stap van algemene theorie naar specifieke praktijksituaties is gemaakt, wordt in de derde fase weer uitgezoomd naar de algemene Nederlandse situatie. In deze fase is door middel van een landelijke enquête gekeken of de bevinden uit de literatuur en de specifieke casussen te generaliseren zijn en is de beantwoording van de onderzoeksvragen nog verder verfijnd. Met de bevindingen uit de drie fasen van het onderzoek is er gekomen tot aanbevelingen als het gaat om hoe bewonersbelangen in het renovatieproces, het ontwerp en de uitvoering meegenomen kunnen worden zodat er minder belemmeringen zijn voor bewoners en ze eerder kiezen voor een renovatie. Door het onderzoek naar bewonersbelangen in bewoonde staat op verschillende manieren aan te pakken zal de betrouwbaarheid vergroot worden. Zoals de onderzoeksopzet hier vooraf is geschetst lijkt het of de verschillende fasen afgebakende gebieden zijn, waarbij pas aan de volgende begonnen is als de voorgaande geheel is afgerond. Dit was echter niet het geval. Wel is deze volgorde voor een groot gedeelte aangehouden en is fase één wel voor het grootste gedeelte uitgevoerd zijn voordat aan fase twee werd begonnen enzovoort. Hiervoor is gekozen omdat elke fase wel voortbouwt op de kennis van de vorige fase, zodat de beantwoording steeds aangescherpt kon worden en om uiteindelijk tot een zo volledig en generaliseerbaar mogelijk antwoord te komen.
22
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Deel I Het onderzoek - Onderzoeksopzet
23
Deel II
De theorie
24
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Deel II gaat in op de bevindingen uit de literatuur waarmee voor zover mogelijk een voorlopig antwoord wordt gegeven op de onderzoeksvragen. In Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de kenmerken op de jaren ‘60 en ‘70 woningen en vooral aan welke eisen ze niet meer voldoen om zo te voorzien in de huidige en toekomstige woonbehoefte. Ook worden in dit hoofdstuk integrale renovatieconcepten gegeven waarmee deze voorraad ingrijpend verbeterd kan worden. Aangezien dit onderzoek een fusie is van techniek en bewonersbelangen zal in Hoofdstuk 5 vooral uitgeweid worden over wat deze belangen zijn. Wat zijn hun kenmerken? Wat willen ze graag? Waarom vertonen ze weerstand? Waardoor zullen ze wel gaan instemmen met een renovatie? Hoe gaat dit proces in zijn werk? Welke overlast is acceptabel? Tot slot zijn alle factoren in kaart gebracht die van invloed kunnen zijn op de keus van een bewoner voor of tegen een renovatie. Vanuit de literatuur zal aan het eind van dit deel van het verslag een eerste aanzet worden gegeven voor beantwoording van de onderzoeksvragen.
Deel II De theorie
25
4
Literatuurstudie techniek
4.1
Inleiding
In dit hoofdstuk worden de bevindingen uit de literatuurstudie naar de technische kwaliteit van jaren ‘60 en ‘70 woningen en renovatiemogelijkheden gegeven. Hierbij zullen de verschillende veel voorkomende woningtypen beschreven worden en op welke punten deze woningen verbeterd kunnen worden. Daarna worden verschillende integrale renovatieconcepten behandeld die wellicht een oplossing kunnen bieden om deze woningvoorraad weer aantrekkelijk te maken voor de komende 50 jaar.
4.2
Figuur 7: Vierkamer doorzonwoning
Kenmerken woningen
Binnen het Slim&Snel programma is er voor gekozen om de woningen uit de industriële bouwgolf aan te pakken, oftewel de seriematig gebouwde woningen uit de jaren ‘60 en ‘70. Deze woningen zijn voor een groot deel toe aan renovatie. De grootschalige bouwproductie uit deze periode, met vaak veroordeelde seriematig geproduceerde woningen met weinig differentiatie, biedt nu de mogelijkheid van het seriematig renoveren. Doordat veel van het zelfde is gebouwd, kunnen er standaard renovatieoplossingen bedacht worden, waardoor deze voorraad, die een derde is van de gehele Nederlandse woningvoorraad, als een geheel benaderd en aangepakt kan worden. Hierdoor kan veel geld en tijd bespaard worden en kan in één keer een grote sprong gemaakt worden in de verbetering van de Nederlandse woningvoorraad (Van de Groep, 2010). Functionele kwaliteit Binnen de jaren ‘60 en ‘70 woningvoorraad zijn drie hoofdtypen te onderscheiden: de rijtjeswoning, de portiekwoning en de galerijwoning. Na de tweede wereldoorlog werd er zo efficiënt mogelijk gebouwd, wat zich uitte in plattegronden met minimale afmetingen voor vertrekken. De eengezinswoningen die in de jaren ’60 en ’70 zijn gebouwd vallen meestal binnen het type doorzonwoning. De woningen bestaan uit een smalle en brede beuk. Op de begane grond is in de smalle beuk de entree, toilet en keuken gesitueerd en de woonkamer in de brede beuk. Op de verdieping zijn drie, wat vaak in de jaren ’60 voorkomt, of vier slaapkamers gesitueerd. Tot 1970 is de zolderetage uitsluitend te bereiken met een vlizotrap, daarna wordt een vaste trap naar zolder meer gebruikelijk. De portiekwoningen stammen veelal uit het begin van de jaren ‘60. Deze woningblokken zijn drie of vier verdiepingen hoog met voor de ontsluiting trappenhuizen waar per verdieping twee woningen worden ontsloten. De woningen zijn meestal opgebouwd uit een brede beuk, waarin de woonkamer en de hoofdslaapkamer zich bevinden, een smalle beuk, waarin een slaapkamer, de keuken en het sanitair is gesitueerd en één van de twee woningen heeft een derde slaapkamer achter het trappenhuis.
Figuur 8: Vijfkamer doorzonwoning
De galerijflats zijn vaak een slag groter dan portiekwoningen. Een galerijwoning bestaat meestal uit twee beuken, één voor de woonkamer en hoofdslaapkamer en een tweede voor de entree, keuken, sanitair en twee kleinere slaapkamers. In de galerijflat komt een grotere variatie in plattegronden voor dan bij portiekflats. Er bestaan bijvoorbeeld ook varianten, zoals ERA, waar de gehele woning maar één beuk inneemt. Deze hebben gehele vrijheid met (her)indeling van de woningplattegrond. Galerijflats hebben over het algemeen een woningbreed balkon. De diepte van het balkon laat echter vaak te wensen over, waardoor de functionele kwaliteit ervan laag is. Alle drie de woningtypen zijn in het geheel genomen relatief klein voor de huidige maatstaven, specifiek de badkamer, die vaak enkel plaats bood aan een wastafel en een lavet, die later vaak vervangen is door een douche. Daarnaast is de keuken krap, vooral de breedte van 1,80m en het oppervlakte van gemiddeld 6 à 7 m2. Van de meergezinswoningen is de buitenruimte voor huidige maatstaven klein en ondiep. Technische kwaliteit Naast de functionele kwaliteit laat ook de technische kwaliteit te wensen over naar huidige maatstaven. De vloeren zijn meestal van beton, maar tot 1970 komen ook nog houten vloeren voor. Voor de woningscheidende wanden is de geluidsisolatie vaak niet voldoende. Ook is er geluidshinder tussen slaapkamers als de scheidingswand uitgevoerd is als kastenwand. Al begin jaren ’60 ontstaat het begrip ‘flatneurose’ als gevolg van geluidshinder (Thijssen, 1990).
Figuur 9: Portiekwoning 26
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Het overgrote deel van de eengezinswoningen is nog traditioneel gebouwd, maar in de hoogbouw is veelvuldig gebruik gemaakt van nieuwe bouwmethoden die onder te verdelen zijn in niet-traditionele stapelbouwmethode, gietbouw en grote elementenmethode. De nieuwe bouwmethoden en woninggebouwen zoals hoogbouwflats leverden echter systeemgebreken op, die voortkomen uit het gebruik van materialen en arbeidsmethoden waarmee nog niet eerder ervaring was opgedaan, of waarvoor de vereiste theoretische kennis nog ontbrak (Thijssen, 1990). Doordat isolatie en de regelgeving eromheen pas na de oliecrisissen op de agenda kwam te staan zijn de woningen tot 1975 niet, tot zeer matig geïsoleerd. De ‘60 en ‘70er-jaren woningvoorraad heeft dan ook een energielabel variërend tussen E en G label. Naast de gebrekkige thermische isolatie van de woning moet er aandacht besteed worden aan koudebruggen. Deze kunnen voorkomen bij lateien en gevelbanden, op plaatsen waar vloeren zonder gevelband aan de gevel grenzen, doorgestorte balkons of consoles voor galerijen. Koudebruggen kunnen ook voor komen bij geprefabriceerde gevels. Vanaf halverwege de jaren ’60 werden bijna alle nieuwbouwwoningen in Nederland aangesloten op centrale verwarming. Dit kon collectief zijn of individueel, waarbij de ketel vaak op zolder of in de keuken geplaatst werd. Vóór die tijd werd uitsluitend verwarmd door kachels in de woonkamer. Voor warmwaterverwarming wordt meestal gebruik gemaakt van een geiser of boiler. Vanaf 1972 kwam een combiketel voor. Mechanische ventilatie wordt pas eind jaren ’60 voor het eerst toegepast, voornamelijk in flats, en dan blijft dit soms beperkt tot de keuken en de badkamer. Woontechnische kwaliteit Naast de functionele en technische kwaliteit is een woning te beoordelen op woontechnische kwaliteit. Hierin komen alle factoren samen waarmee het gebruik van een woning te bepalen is. Door Straub (2001) is een lijst samengesteld waarop de prestaties van woningen beoordeeld kunnen worden (zie kader). De prestaties met betrekking tot veiligheid, gezondheid en bruikbaarheid zijn in principe door het bouwbesluit geregeld. Toch zal hier nog enige aandacht aan besteed moeten worden. Houten vloeren, voornamelijk in meergezinswoningen, zorgen voor een slechte brandveiligheid. Een koudebrug kan leiden tot betonschade (constructieve veiligheid) en condensatie en schimmel in de woning (gezondheid en binnenmilieu). Ook slechte ventilatie en open verbrandingsketels in de woning kunnen een negatieve invloed hebben op de gezondheid en het binnenmilieu. Zoals al eerder is opgemerkt zijn de woningen slecht geïsoleerd. Dit heeft een negatief effect op het thermisch comfort, maar er kan hierdoor ook tocht en koudeval optreden. De bewoners krijgen hierdoor te maken met een steeds hogere energierekening, waardoor de betaalbaarheid van gebruik van de woning in het geding komt. Naast het thermisch comfort is veelal het akoestisch comfort van de woning matig. Vooral in meergezinswoningen is dit een probleem. Door leidingdoorvoeren en onvoldoende massa van de verdiepingsvloeren is de geluidsisolatie tussen de woningen geregeld onvoldoende. De bruikbaarheid van een woning is veelal gerelateerd aan de afmetingen van ruimten en hun onderlinge relatie. Zoals al is aangegeven bij de functionele kwaliteit verdienen de woningen hier enige aandacht. Aangezien jaren ‘60 en ‘70 rijtjeswoningen een breedte hebben van zes meter of meer en op relatief diepe percelen met een voor- en achtertuin staan is er een grote potentie voor uitbreiding van deze woningen. Ook heeft bruikbaarheid te maken met toegankelijkheid. Eengezinswoningen zijn minder geschikt voor minder validen. Bij portiekwoningen is er veelal geen lift aanwezig en zijn van oorsprong de portieken niet afsluitbaar. Galerijwoningen zijn met een kleine ingreep wel geschikt te maken voor minder validen. Hier speelt echter een probleem met de capaciteit van de liften. Door de seriematige productie zijn vaak monotone wijken ontstaan wat een negatief effect heeft op de belevingswaarde van de woningen. Daarnaast speelt bij meergezinswoningen de sociale veiligheid vaak een grote rol, door de blinde plinten van de bouwblokken en de grote hoeveelheid publieke ruimte.
Deel II De theorie - Literatuurstudie techniek
Figuur 10: Galerijflat
Woontechnische kwaliteitsfactoren • • • • • • • • • • • • • • • • • • •
constructieve veiligheid gebruiksveiligheid brandveiligheid sociale veiligheid gezondheid (en binnenmilieu) bruikbaarheid bedieningsgemak (en regelbaarheid) toekomstwaarde flexibiliteit en veranderbaarheid uitbreidbaarheid toegankelijkheid energiebesparing thermisch comfort waterbesparing akoestisch comfort inbraakpreventie wooncomfort belevingswaarde onderhoudbaarheid
27
4.3
Renovatiemogelijkheden
Voor het verbeteren en renoveren van woningen zijn al vele verschillende technieken en methoden. Bij Slim&Snel worden echter integrale hoog niveau renovatieconcepten gevraagd om in één keer de grote sprong te maken om de woningen weer aantrekkelijk te laten zijn voor de komende vijftig jaar en daarbij een hoge energiereductie te bewerkstelligen. Voor het integraal aanpakken van woningen zijn vele experimenten en studies gedaan en verschillende renovatieconcepten ontwikkeld. Hieronder zullen er een aantal worden besproken die als uitgangspunt gebruikt worden voor wat er zoal mogelijk is voor snelle hoogwaardige renovatie. Per concept zal kort een beschrijving gegeven worden van wat deze inhoud. Daarna wordt bekeken welke verbetering ze opleveren en of ze uitvoerbaar zijn in bewoonde staat. Er zal hierbij ook worden aangegeven of deze concepten toepasbaar zijn met de eisen die het Slim&Snel project stelt aan haar experimenten, dus een energiereductie van minimaal 45%, uitvoerbaarheid in bewoonde staat en een levensduurverlenging van vijftig jaar. Woninggerichte aanpak Bij deze aanpak wordt gericht op het individueel aanpassen van woningen en met name de indeling, in een beperkte tijd (2-3 weken) en met een beperkt budget (tussen € 10.000 - € 13.000,-; doorbraak kost € 14.000,- meer) en weinig overlast voor de buren (SenterNovem, 2008). Hierbij worden de volgende maatregelen genomen: Figuur 11: Flexibele doorbraak
• • • • •
doorbraak in dragende wand om betere indelingsmogelijkheden te creëren sloopfase door gespecialiseerd bedrijf zaagtechnieken in plaats van breken IFD-techniek nauwkeurige planning
De woninggerichte aanpak is eigenlijk niet gericht op renovatie in bewoonde staat maar op renovatie tussen mutatie. Wel zou door de renovatietijd nog verder in te perken of door deels de renovatie uit te voeren tijdens bewoning deze uitgevoerd kunnen worden in bewoonde staat waarbij bewoners maximaal vijf dagen uit de woning gaan. Daarnaast wordt met dit concept enkel de woning intern aangepakt en eigenlijk alleen de indeling. Een hoog niveau renovatie met een grote energiebesparing waarnaar bij dit onderzoek gestreefd wordt niet bewerkstelligd. Ook wordt het comfort en geluidsisolatie niet aangepakt. Hierdoor is enkel en alleen dit concept niet voldoende voor de ambities die zijn gesteld in dit onderzoek. Om dit wel te bewerkstelligen zou dit concept wel als onderdeel van een renovatie toegepast kunnen worden. Er zal bijvoorbeeld een combinatie gemaakt kunnen worden met een schilrenovatie. Hierbij kan gedacht worden aan een gevelrenovatie die aan het woningblok als geheel wordt uitgevoerd en waarbij de overlast voor de bewoners in de woning zoveel mogelijk beperkt wordt en daarnaast aan een interne renovatie volgens dit concept waarbij de woningen één voor één worden aangepakt en bewoners voor een paar dagen naar een wisselwoning gaan die bij voorkeur in hetzelfde complex is gelegen. Dit concept is opgezet voor portiekwoningen met een betonskelet. Aangezien deze woningen tegenwoordig vaak als hokkerig worden beschouwd is dit wel een goede oplossing om meer ruimtelijkheid in de woning te krijgen en ruimten samen te voegen. Ook kan dit concept toegepast worden bij andere typen woningen waarbij samenvoeging van ruimten gewenst is, bijvoorbeeld bij een doorzonwoning tussen de woonkamer en de keuken. Flexibele doorbraak De flexibele doorbraak maakt het mogelijk ruimten samen te voegen waartussen een dragende wand staat, wat vaak voorkomt in portiekwoningen. Bij deze methode wordt een dragende wand vervangen door een stalen portaal waarin ook nieuwe installaties zijn geïntegreerd, zoals leiding- en afvoerwerk. Dit concept lijkt op de woninggerichte aanpak, maar is meer een totaalconcept. Waar bij het woninggerichte concept enkel de woningindeling werd aangepakt, wordt hierbij ook de geluidsisolatie en het leidingwerk aangepakt. Doordat het portaal hoger is dan de bestaande vloer, wordt deze in combinatie met een zwevende dekvloer toegepast. Hierin kan vloerverwarming worden verwerkt en al het leidingwerk kan opgenomen worden in het portaal en loopt niet meer door de benedenwoning.
Figuur 12: Flexibele doorbraak
28
Deze renovatie is erg ingrijpend. Voor het verwijderen van de oude dragende muur en plaatsen van het portaal dient het gehele dak verwijderd te worden zodat de muur en het portaal uit dan wel in de woning gehesen kan worden. Dit biedt wel de mogelijkheid om direct een nieuw, beter geïsoleerd, dak te plaatsen, want het verbeteren van de energieprestatie komt bij dit concept niet voor en verdient dan zeker ook nog aandacht.
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Een ander punt waardoor dit concept moeizaam kan voldoen aan de eisen gesteld in dit onderzoek aan renovatie is dat van uitvoerbaarheid in bewoonde staat. Er zal niet aan de eis van maximaal vijf dagen uit de woning voldaan kunnen worden. Plug & Play 2D-gevel Dit is een renovatieconcept dat toegepast kan worden op woningen met gevelvullende elementen, welke vaak voorkomen in de jaren ’60 en ’70. Naast een gehele nieuwe geprefabriceerde gevelpui kan hierin ventilatierooster, regeling voor ventilatie, domotica en verlichting verwerkt worden (van Nunen, 2006). Dit concept is erg geschikt voor de specifieke woningvoorraad waarbij in dit onderzoek gedoeld wordt aangezien bij de seriematig geproduceerde woningen vaak gevelvullende elementen voorkomen. Dit concept is echter niet genoeg om de ambities voor renovaties uit dit onderzoek te behalen. De gevelvullende elementen beslaan dan wel een groot deel van de gevel, maar niet geheel, waardoor er na uitvoeren veelal nog steeds koudebruggen zijn. Daarnaast dient om de beoogde energiereductie van 45% te verwijzelijken, veelal ook de energieprestatie van het dak, de vloer en de installaties verbeterd te worden. In bewoonde staat kan dit concept wel uitgevoerd worden aangezien het hier gaat om een geprefabriceerd element dat vrij snel gemonteerd kan worden. Innovatieve schilverbetering: 3D-gevel Dit zijn driedimensionale modules die op een eigen nieuwe fundering aan één of beide zijden aan de woning aangebracht kunnen worden. Hiermee wordt de woning vergroot en kan deze beter geïsoleerd worden en kunnen koudebruggen opgelost worden. Daarnaast krijgt de woning een geheel vernieuwd uiterlijk (SenterNovem, 2008). Dit concept is niet enkel een 3D variant van de Plug & Play 2D-gevel. Waar bij de Plug & Play 2D-gevel enkel de oude gevelopening vervangen wordt door een nieuwe gevelvullend element, komt de 3D-gevel voor de gehele oude gevel waardoor koudebruggen beter opgelost kunnen worden. Dit concept lijkt dan ook meer op de uitbuikmodule van Reflex, al is daar veelal geen extra fundering nodig en zijn daar ook nog verwarmingsinstallaties in opgenomen. Dit concept is echter beter toepasbaar voor rijtjeswoningen, maar kan ook gebruikt worden voor uitbreiding van galerij en portiekwoningen of voor toevoeging van liften bij portiekwoningen. Voordelen van dit concept zijn een verbeterde thermische isolatie, comfort, uitstraling en een vergroot woonoppervlak. Ook is het bij dit concept mogelijk de renovatie uit te voeren in bewoonde staat. Reflex Uitbuikmodule Reflex is een consortium van kennisinstituten, woningcorporaties en industriële partijen (SenterNovem, 2008). Binnen Reflex wordt gezocht naar integrale renovatieoplossingen, die een hoge mate van comfort kunnen bieden. Hierbij proberen ze complete bouwdelen te ontwikkelen waarmee op verschillende punten de kwaliteit van een woning verbeterd kan worden (van Nunen, 2006).
Figuur 13: Mogelijkheid 2D-gevelelementen
Zo is binnen het project Reflex de uitbuikmodule ontwikkeld. Dit is een driedimensionale module welke aan de bestaande constructie van (met name meergezins-) woning bevestigd kan worden. Door deze module kan de woon- en buitenruimte van de woning vergroot worden. Daarnaast zijn in de module installaties en leidingkoker voor verwarming, warm tapwater, ventilatie, elektra en domotica opgenomen (Bouma, 2007). De uitbuikmodule voorziet in een groot deel in de ambities van de renovaties waarop dit onderzoek ingaat. Door (een deel van) de gevel te vervangen door deze module zal de thermische isolatie van de woning verbeteren. Daarnaast vervangt het ook de installaties voor verwarming en warm tapwater. Dit samen kan een grote energiereductie betekenen. Daarnaast wordt hierdoor ook het comfort in de woning verbeterd. Deze module is voornamelijk ontwikkeld voor portiekwoningen en kan het gebruiksoppervlak van deze woning vergroten, wat vaak zeer gewenst is bij dit woningtype (en voldoet daarmee aan bewonerswensen). Ook kan dit concept uitgevoerd worden in bewoonde staat. De module wordt voor een groot deel geprefabriceerd en de gehele renovatie geeft vaak maar enkele dagen direct overlast voor de bewoners. Bij dit concept worden echter niet alle klachten bij deze woningen opgelost. Zo zijn er intern in de woningen geen verbeteringen en wordt de veel voorkomende klacht van bewoners over geluidsoverlast tussen en in de woning niet opgelost. Figuur 14: 3D-gevel
Deel II De theorie - Literatuurstudie techniek
29
Box-in-box systemen Bij dit concept wordt de woning beter geïsoleerd door een doos-in-doos constructie te realiseren door middel van voorzetwanden, -plafonds en –vloeren. Doordat ruimten omsloten zijn door thermische en akoestische isolatie is de woning energiezuiniger en heeft deze betere geluidswering (SenterNovem, 2008). Met dit concept wordt zeker wel een grote stap in de energieverbetering van de woning gedaan. Om dit nog verder te verbeteren kan er nog gekeken worden naar vernieuwing van de installaties. In tegenstelling met andere schilverbeteringsconcepten levert dit concept niet een nieuw gevelbeeld op wat vaak wel zeer op prijs wordt gesteld bij standaard jaren ’60 en ’70 woningen. Wel is dit concept een goede oplossing voor isolatie als er sprake is van een karakteristieke gevel. Een ander nadeel van dit concept is dat de isolatie ten koste gaat van woonoppervlak. Ook al gaat er maar een paar cm af van de ruimtes, voor veel niet al te ruime woningen, waar het hier geregeld gaat, kan dit wel een groot punt zijn. Ook is het box-in-box systeem moeilijk toepasbaar in bewoonde staat. Er zou wel overwogen kunnen worden elke ruimte afzonderlijk en na elkaar uit te voeren en bijvoorbeeld een container naast de woning te plaatsen die als vervangende kamer gebruikt kan worden. Ook kan overwogen worden dit systeem enkel uit te voeren voor één ruimte zoals bij de rugzakbadkamer van Heijmans wordt gedaan (www.heijmans.nl). Comfort+ Het Comfort+ concept is een uitbreiding op het box-in-box systeem. Bij dit concept wordt de gehele binnenbouw van de woning gestript. Daarna wordt een box-in-box constructie gerealiseerd met in de voorzetwanden wandverwarming en koeling. Ook kunnen andere installaties in de voorzetwanden aangebracht worden waarna de woning flexibel indeelbaar is (SenterNovem, 2008). Doordat dit concept een uitbreiding is van het box-in-box systeem wordt het hierbij nog moeilijker deze uit te voeren in bewoonde staat. Wel kan overwogen worden dit systeem toe te passen in éénbeukige woningen met zeer dunne scheidingswanden, zoals voorkomt bij het ERA bouwsysteem. Ook met prefabricage van alle elementen blijft het waarschijnlijk lastig dit uit te voeren binnen vijf dagen.
Figuur 15: Uitbuikmodule
Componentenrenovatie De componentenmethode gaat uit van verschillende componenten waarmee eenvoudig, goed en goedkoop een woning verbeterd kan worden. Bij dit concept wordt uitgegaan van het feit dat een steeds groter deel van de woningvoorraad in particulier bezit is. Hierdoor mist er bij renovatie vaak de schaal van een grote serie woningen en het overzicht tussen alle partijen die bij een renovatie betrokken zijn, waardoor het voor de eigenaar duur en complex wordt. Daarnaast laat een bewoner zich bij de keus voor een renovatie meer leiden door smaak en comfort dan de noodzaak voor technische verbeteringen. Door de verschillende onderdelen van de woning als standaard component aan te bieden kan het aantal partijen dat bij een renovatie betrokken is gereduceerd worden. Daarnaast kan op productniveau het serie-effect gerealiseerd worden, waardoor het goedkoper wordt, en kan op klantniveau de component op smaak worden afgesteld. Er wordt op dit moment uitgegaan van zeven onderdelen of componenten (Liebregts, 2010): • • • • • • •
dak gevel casco (uitbouw) woninginstallaties uitrusting keuken, douche en toilet woning intern buitenruimte
Door uit te gaan van verschillende onderdelen van de woning waarvoor een standaard component wordt aangeboden welke zoveel mogelijk geprefabriceerd is en enkel gemonteerd dient te worden kan er binnen dit concept tot snelle en relatief goedkope renovaties gekomen worden die uitgevoerd kunnen worden in bewoonde staat. Om tot een echte hoog niveau renovatie te komen dient er wel op gelet te worden dat (bijna) alle componenten aan bod komen en ook zo uitgevoerd worden dat een grote energiebesparing behaald wordt. Door van elke component verschillende modules aan te bieden kan de renovatie beter aansluiten bij de verschillende woonwensen. Figuur 16: Componentenrenovatie
30
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
De componentenrenovatie gaat uit van de standaard Nederlandse rijtjeswoning, zoals deze eerder ook in het literatuuronderzoek is beschreven, maar men kan ook denken aan aanpassingen aan de standaard portiek of galerijwoning. Inschuifwoning De Inschuifwoning is een concept waarbij de gehele inbouw, het dak en de voor- en achtergevel van een woning gestript wordt en voorzien van nieuwe (goed geïsoleerde) demontabele elementen. Dit concept is vooral geschikt voor eengezinswoningen met houten vloeren. Met deze methode kunnen woningen binnen 22 werkdagen van energielabel E naar A getild worden (Fraanje, 2010). Met dit concept kan wel gemakkelijk de gevraagde energiebesparing gerealiseerd worden, aangezien de gehele woning op de fundering en woningscheidende wanden na vervangen wordt. Ook is dit systeem goed toepasbaar als verkochte woningen uit het blok niet meedoen. Het verhuizen van de bewoners voor een aantal dagen naar een wisselwoning is echter wel een heikel punt, waardoor dit concept niet is zijn geheel toepasbaar is voor de gestelde eisen aan renovatie voor dit onderzoek. Wel zou er gedacht kunnen worden aan een minder ingrijpende renovatie, waarbij vloeren en scheidingswanden niet worden vervangen zodat de renovatie verkort kan worden.
Figuur 17: Inschuifwoning
Vergelijking concepten Op de volgende pagina is de vergelijking van de verschillende concepten weergegeven. Er is gekeken voor welk woningtype ze gebruikt kunnen worden, of ze een energiebesparing en levensduurverlenging zoals bedoeld in dit onderzoek zouden kunnen bewerkstelligen en of ze uitvoerbaar zijn in bewoonde staat. Tot slot is gekeken wat voor aanpassingen nodig zijn om deze concepten wel aan de drie voorgenoemde doelen te laten voldoen.
4.4
Conclusies
De woningen uit de jaren ‘60 en ‘70 voldoen op vele punten niet meer. De woningen zijn relatief klein, voornamelijk de badkamer en in mindere mate de keuken zijn als krap te bestempelen. Technisch gezien scoren de woningen met gemiddeld een energielabel van E tot G slecht op thermische kwaliteit. Geen tot matige isolatie, de aanwezigheid van vele koudebruggen bij deze woningen en kieren en naden leidt tot een matig wooncomfort, last van koudeval en tocht, vocht en schimmeloverlast in combinatie met slechte ventilatie en een hoge energierekening voor deze vaak ‘goedkope’ woningen. Naast de slechte warmte-isolatie scoren de woningen ook laag op geluidsisolatie, wat voornamelijk bij meergezinswoningen tot problemen kan leiden. Door het gebruik van nieuwe woningtypen en bouwmethoden is er bij de meergezinswoningen geregeld sprake van systeemgebreken. Naast de technische problemen bij de meergezinswoningen spelen hier ook problemen omtrent toegankelijkheid en sociale veiligheid. Voor het up-to-date maken van deze woningvoorraad zijn al verschillende innovatieve integrale oplossingen bedacht. Voor de randvoorwaarden die bij het Slim&Snel project zijn gesteld, een energiereductie van 45%, een levensduurverlenging van vijftig jaar en uitvoering in bewoonde staat, voldoet geen van deze concepten echter totaal. Wel hebben een aantal oplossingen potentie om deze deels, of in combinatie binnen een totaal aanpak te gebruiken om de gehele jaren ‘60 en ‘70 woningvoorraad slim en snel aan te pakken.
Deel II De theorie - Literatuurstudie techniek
31
Woningtype
Energiebesparing
Levensduurverlenging
Uitvoerbaar in bewoonde staat
Nodige aanpassingen voor concept
Nu niet, maar mogelijk
Energieprestatie en comfort van de woning dienen ook nog aangepakt te worden
Woninggericht aanpak
Bedoeld voor portiekwonin- Geen gen, maar kan ook op andere typen worden toegepast
Deels door aanpassing indeelbaarheid
Flexibele doorbraak
Bedoeld voor portiekwonin- Geen gen, maar kan ook op andere typen worden toegepast
Ja deels, doordat indeelbaar- Nee heid en bij toepassing op de woning-scheidende wand ook de grootte van de woning verbeterd wordt
In combinatie uitvoeren met een schilverbetering
Plug & Play 2D-gevel
Alle woningen met gevelvullende puien
Ja, maar levert nog niet genoeg op
Klein beetje door comfortverbetering, maar nog niet genoeg
Er is een totaal aanpak nodig voor de woning, dit is enkel (deels) voor de gevel
3D-gevel
Alle woningen
Ja
Ja, het vergroot de woning en Ja, maar kan veel overlast Naast aanpak voor gevel ook verbeterd comfort en energie- veroorzaken dak en vloer isoleren en inprestatie stallaties verbeteren
Uitbuikmodule
Bedoeld voor portiekwoningen maar kan ook op galerijwoning worden toegepast
Ja, kan groot zijn door nieuwe thermische schil aan voor en achterzijde van de woning en vernieuwde installaties
Ja, door vergroting van het Ja, maar kan veel overlast Nog akoestische isolatie tuswoonoppervlak, comfort en veroorzaken sen woningen vergroot de energieprestatie zijn verschilkwaliteit van de woning nog lende kwaliteiten van de womeer ning verbeterd
Box-in-box systemen
Alle
Ja
Ja deels, door energieprestatie en comfortverbetering
Comfort+
Alle
Ja, groot
Ja, door energieprestatie en Nee, en zal heel moeilijk zijn Uitvoeren in combinatie met comfort-verbetering en ver- om concept aan te passen om woning-uitbreiding beterde indeelbaarheid dat wel te doen
Componentenrenovatie
Bedoeld voor rijtjeswoningen, maar kan ook op andere typen worden toegepast
Ja, maar alleen bij toepassing Ja, maar alleen bij toepassing Ja op bijna alle onderdelen van op bijna alle onderdelen van de woning de woning
Inschuifwoning
Nu voor rijtjeswoningen met Ja, groot houten vloeren, maar kan ook voor andere typen
32
Ja, alleen veranderd het woonoppervlak niet maar is wel mogelijk
Ja
Nee, en zal moeilijk zijn om concept aan te passen om dat wel te doen
Concept uitvoeren met een woning-uitbreiding
Om doelen te halen zijn op bijna alle onderdelen renovatie nodig, waardoor betaalbaarheid wel in geding kan komen
Nee, maar door minder in- Iets minder grote ingreep zogrijpend (geen vloeren) zit er dat meer van de oude woning misschien wel potentie in gebruikt wordt en de renovatietijd verkort kan worden
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
5
Literatuurstudie bewonersbelangen
5.1
Inleiding
In dit hoofdstuk zal vanuit bestaande literatuur gezocht worden naar de verschillende belangen die bewoners hebben bij een renovatie. Om een renovatie zo goed mogelijk op de bewoners af te stemmen zal eerst een beeld worden geschetst van de type bewoners die in de jaren ’60 en ’70 woningen wonen. Voor op welke punten van seriematig gebouwde woningen verbeterd zouden moeten worden zal ingegaan worden op de vraag wat de belangen van de bewoners zijn bij de renovatie. Daarna wordt ingegaan op het huidige renovatieproces en wanneer, hoe en in welke mate bewoners tijdens het proces invloed kunnen uitoefenen op het ontwerp en de uitvoering van de renovatie. Het beantwoorden van de vraag welke factoren van invloed zijn op de keuze van bewoners voor een renovatie is echter niet in één paragraaf te beschrijven. Hiervoor zal er eerst ingegaan wordt op de houding van bewoners tegenover renovatie en hoe deze beïnvloed kan worden. Hierbij zal eerst worden nagegaan waaruit de weerstand van bewoners tegen een renovatie voortkomt. Daarna wordt ingegaan op hoe bewoners overtuigd, verleid en zelfs geënthousiasmeerd kunnen worden voor een renovatie, maar ook welke belemmeringen zich hierbij nog zullen voordoen waarmee rekening gehouden moet worden. Aangezien een groot deel van de houding van bewoners ook bepaald wordt door hoeveel overlast ze te verduren zullen krijgen, wordt hier een afzonderlijk deel aan gewijd waarin wordt behandeld wat overlast is en welke maatregelen zoal genomen kunnen worden om de overlast te beperken. Hiermee wordt al geprobeerd een antwoord te geven op de vraag onder welke omstandigheden bewoners in hun woning kunnen blijven wonen. Aangezien de financiële gevolgen grote invloed op de keus van bewoners hebben, zal er in een aparte paragraaf ingegaan worden op welke financiële aspecten er voor huurders en woningeigenaren meespelen. Hierna wordt tot slot teruggekomen op de vraag welke factoren invloed hebben op de houding van bewoners wat leidt tot een overzicht van alle factoren die voortkomen uit de literatuur.
5.2
De bewoners van jaren ’60 en ’70 woningen
De seriematig geproduceerde woningen uit de jaren ’60 en ‘70 zijn gebouwd om aan de grote woningbehoefte te voldoen. Hierbij was voornamelijk vraag naar ruime lichte woningen voor de middenklas gezinnen. In die tijd was een koopwoning nog lang niet voor iedereen weggelegd, waardoor gemeentelijke woningbedrijven en woningbouwcorporaties het grootste deel van de productie voor hun rekening namen. Ruim vijftig procent van de gebouwde woningen in de jaren ‘60 waren sociale huurwoningen en nog vijftien procent viel onder de particuliere huur (Den Otter, 2009). Door de stijgende welvaart is in de loop der jaren de kwalitatieve woningbehoefte toegenomen en is een groot deel van de oorspronkelijke doelgroep (middenklas gezinnen) doorgestroomd naar grotere eengezinswoningen in nieuwe wijken. Degenen die deze stap niet konden of noodzakelijk vonden om te maken zijn de ouderen van nu. Daarnaast is er een instroom gekomen van etnische minderheden (veelal grote gezinnen) en jonge starters (veelal tweeverdieners zonder kinderen) die beide afkwamen op de goedkope, veelal sociale huurwoningen. Deze transformatie van een middenstandswijk met een vrij eenzijdige bevolkingssamenstelling naar een meer gemêleerde doorstroomwijk met vele verschillende groepen bewoners is het beste te zien bij wijken met meergezinswoningen. Wijken met voornamelijk eengezinswoningen hebben deze transformatie ook wel ondergaan, maar in mindere mate aangezien deze woningen beter bleven voldoen aan de woonbehoefte van gezinnen (Marissing, 2008). Voor het verbeteren van woningen stellen bewoners maatregelen die ze zien het meest op prijs. Zo investeren ze liever in een nieuwe keuken of badkamer, dan in isolatie (Dijkstra, 2010). Ook denken bewoners bij energiebesparingsmaatregelen niet in termen van techniek (HR++ glas, HR-ketel, EPC, R-waarden), maar in termen van comfort (het tocht in de gang, de badkamer is altijd vochtig, ’s avonds last van koude voeten), gebruiksgemak (zo’n moderne cv-thermostaat is zo ingewikkeld) en proces (wat nog kunnen doen tijdens de renovatie). Als de renovatie aansluit bij de woonwensen en behoeften van de bewoners, zullen ze bij de renovatie ook meer belang hebben. Door de belangen als uitgangspunt te nemen gaan bewoners hun eigen doelen nastreven en kan dit gehaald worden door middel van een renovatie met een hoge energieambitie. Om beter bij de verschillende belangen van bewoners aan te kunnen sluiten is voor dit onderzoek gebruik gemaakt van verschillende doelgroepen. Voor typering van verschillende doelgroepen is het segmentatiemodel MOSAIC van Experian gebruikt (Experian, 2004). Het model onderscheid tien verschillende groepen huishoudens, die weer onderverdeeld zijn in verschillende typen zoals te zien is in Figuur 18. Hierna volgt kort een beschrijving van de groepen die vooral in seriematig gebouwde jaren ’60 en ’70 woningen wonen. In de rest van het onderzoek zal van deze vijf doelgroepen worden uitgegaan.
Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen
Figuur 18: MOSAIC Huishoudensgroepen (Experian, 2004)
33
De Vrije Geesten hebben over het algemeen geen vaste baan. Deze groep bestaat voor een groot deel uit studenten, maar ook uit mensen die startend zijn op de arbeidsmarkt of minder geslaagd ondanks hun opleidingsniveau. De Vrije Geesten hebben (nog) een laag inkomen, maar wel een hoog opleidingsniveau. Ze hebben veel vrije tijd die ze zelf graag invullen. Een groot deel van de groep is jonger dan 25 jaar, maar kan ook variëren tot 45 jaar. Ze zijn over het algemeen alleenstaand. De Vrije Geesten wonen vooral in grote steden. De keus voor een jaren ’60-’70 flat is puur functioneel en financieel, ze hebben een goedkoop dak boven hun hoofd nodig. Ze voelen zich dan ook weinig betrokken met de buurt en hebben een individualistische levenshouding. De Knokkers hebben geen hoge opleiding en vaak een beneden modaal inkomen. De Knokkers zijn over het algemeen jonger dan 35 jaar, maar ook een deel van deze groep is rond de 50 jaar. Over het algemeen zijn de Knokkers eenpersoonshuishoudens maar het kunnen ook gezinnen zijn. Deze groep bestaat uit zowel autochtonen als allochtonen. De Knokkers wonen voornamelijk in het westen van Nederland in naoorlogse hoogbouwwijken, vanwege de lage woonlasten. De Modale Burgers zijn gezinnen van middelbare leeftijd met kinderen. Ze hebben een laag tot middelbaar opleidingsniveau en beneden modaal tot modaal inkomen. De Modale Burgers wonen in het westen van het land. Aangezien de woningen daar duur zijn, zijn ze aangewezen op de sociale woningbouw. Ze wonen dan ook vooral in rijtjeswoningen in uitbreidingswijken uit de jaren ’60 en ’70 van de stad of naastgelegen plaatsen. Deze wijken zijn erg uniform, maar door de diversiteit aan bewoners, de vele kinderen en de weinige waarde die de bewoners hechten aan de verzorging van hun huizen kan het er soms rommelig uitzien.
De Knokkers
De Modale Burgers
De Traditionalisten
De pensioengenieters
Lage woonlasten
De Vrije Geesten
De Traditionalisten bestaan voornamelijk uit gezinnen met kinderen van allerlei leeftijden. Ze zijn laag tot middelbaar opgeleid en behoren tot de middelklasse. Ze wonen over het algemeen buiten de Randstad in grotere rijtjeswoningen of twee onder een kap woningen in buurten uit de jaren ’60 en ’70. Het grootste deel van deze groep heeft zijn huis gekocht. De jonge Traditionalisten hebben hier net een huis gekocht om een gezin te starten. De oudere Traditionalisten wonen al jaren in hun woning en willen dat zo houden. In de wijken is weinig doorstroming. De huizen en tuinen zien er netjes onderhouden uit en de bewoners zijn vooral gesteld op de veilige en rustige buurt. Hierin zien ze het liefst zo weinig mogelijk verandering.
x
x
x
x
x
Hoger comfort Gezonder binnenmilieu
x
x
x
x
x
Herindeling woning
x
x
Uitbreiding woonoppervlak
x
x
x
Grotere Veiligheid Betere leefomgeving
x x
Waardevermeerdering Levensloopbestendig Figuur 19: Belangen bij renovatie naar doelgroep
34
x
x
x x
De Pensioengenieters hebben voornamelijk een laag opleidingsniveau, zijn inmiddels niet meer actief op de arbeidsmarkt en genieten nu met een AOW en een klein pensioen van hun welverdiende rustige leventje. De pensioengenieters zijn overal in Nederland te vinden en wonen voornamelijk in een sociale woningbouw appartement uit de jaren ’60 en ’70, maar het kan ook een rijtjeswoning zijn. Vaak wonen ze al jaren in hun huidige woning en komen ze niet veel buiten hun eigen buurt. Ze zijn erop gesteld dat hun buurt net, rustig en veilig is, maar dit is niet altijd het geval. Bij de afstemming op bewonersbelangen bij renovatie van seriematig geproduceerde woningen moet er rekening mee gehouden worden dat de bewoners grotendeels tot de lagere sociale klassen behoren. Door hun vaak geringe financiële middelen zijn ze beperkt in hun keus voor een woning en aangewezen op de goedkope (sociale huur-) woningen. Hierdoor zullen niet al de woonwensen vervuld zijn met hun woning, maar zullen ook hun woonwensen aangepast zijn aan de mogelijkheden. Voor al de bewoners zal het van belang zijn dat de woonlasten na de renovatie laag blijven. Daarnaast zullen de bewoners belangen hebben bij een renovatie zoals verbetering van het comfort van de woning, een gezonder binnenmilieu, herindeling van de woning, vergroting van het woonoppervlak, verbetering van de veiligheid, verbetering leefomgeving, waardevermeerdering van de woning en de woning levensloopbestendig maken. De belangen voor verbetering zullen per huishoudenstype verschillen en zijn weergegeven in Figuur 19.
5.3
Participatie & Voorbereiding
Om de belangen van bewoners op te nemen in de planvorming is het van belang dat tijdens de voorbereidingen de bewoners gehoord worden, kunnen meedenken en invloed kunnen uitoefenen. In deze paragraaf zal ingegaan worden op wat bewonersparticipatie in theorie inhoudt en welke aanpak hierbij gehanteerd wordt bij grootschalige woningverbeteringen. Participatie in theorie Om belangen van bewoners mee te kunnen nemen bij de renovatie is het belangrijk dat de bewoners participeren, wat inhoudt: “allerlei vormen van deelname van de burger aan de besluitvorming, variërend van een geringe tot een zeer grote deelname aan en invloed op de besluitvorming” (Nelissen, 1980). Bewoners kunnen beschouwd worden als deskundigen die over waardevolle informatie beschikken, maar ze kunnen ook worden gezien als noodzakelijke partner om het draagvlak voor een plan te vergroten. Daarnaast kan door deelname aan en invloed op de besluitvorming het gevoel van de bewoner dat het Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
besluit van boven opgelegd wordt, wat zich kan uiten in weerstand, weggenomen worden. In welke mate bewoners invloed kunnen uitoefenen is afhankelijk van de gradatie van participatie, het moment van participatie en de manier van participatie in het besluitvormingsproces. Arnstein (1969) heeft in ‘A Ladder of Citizen Participation’ de verschillende niveaus van participatie beschreven. Deze gaan van manipuleren naar informeren tot samenwerken. Hofman (2000) bepleit dat aan de verschillende niveaus van zeggenschap bij participatie ook verschillende niveaus van verantwoordelijkheid voor de bewoners hoort zoals te zien is in Figuur 20. Hoe hoger de bewoner op de ladder staat, hoe grotere de invloed van de bewoner is op het plan. Dit zorgt ervoor dat er onder bewoners meer draagkracht is voor het plan en de kans van slagen hierdoor ook vergroot wordt. Toch heeft participatie naast voordelen ook nadelen, zowel voor bewoners als voor professionals (Van Marissing, 2008). Zoals door Hofman (2000) wordt opgemerkt komt bij meer zeggenschap voor de bewoners ook meer verantwoordelijkheid. Daarnaast kost participatie voor alle partijen, zowel bewoners als professionals, veel tijd. Tegenstanders van participatie beweren dat het proces onnodig wordt vertraagd en op kosten wordt gejaagd, wanneer bewoners uitvoerig worden geraadpleegd. Daarnaast hebben de bewoners niet altijd genoeg kennis om mee te kunnen praten, met name wanneer het problemen betreft die op hoger ruimtelijk schaalniveau spelen of een lang tijdsbestek kennen, anders gezegd, processen die hun dagelijkse ervaringen overstijgen (Van Marissing, 2008). Hierbij is ook de gevleugelde uitspraak van Henry Ford van toepassing: “If I had asked people what they wanted, they would have said faster horses”. Zo wordt bij de hoog niveau renovaties waar dit onderzoek over gaat gestreefd naar een levensduurverlenging van de woningen van minimaal vijftig jaar. De ambities van de professionals zijn hierop afgestemd, terwijl bewoners enkel een kortetermijnvisie hebben. Hierdoor kan het niet altijd wenselijk zijn voor het hoge ambitieniveau en de lange termijn om de bewoners volledig mee te laten beslissen. De mate waarin bewoners invloed uit kunnen oefenen is ook afhankelijk van het moment van participatie. Als bewoners al van het begin betrokken worden bij het ontwikkelen van de plannen hebben ze doorgaans meer invloed, dan als ze pas aan het eind van het traject participeren. Doorgaans worden er vier fasen onderscheiden: de formatiefase, de verkenningsfase, de visie- of planfase en de uitvoeringsfase (Van Marissing, 2008). Zo blijkt uit onderzoek van Bexkens (2010) dat het niet betrekken van bewoners in de voorfase kan leiden tot verharding van standpunten en machteloosheid onder bewoners. Daarentegen kan een lange doorlooptijd weer tot onbegrip leiden (Bexkens, 2010). Daarnaast is bij een zeer vroege betrokkenheid de kans dat het project toch niet doorgaat of dat de oplevering te lang op zich laat wachten ook groter. De bewoners kunnen hierdoor voortijdig afhaken (Crone, 2004). Aan te raden is om daarom al een haalbaarheidsstudie te hebben uitgevoerd voor de bewoners bij de planvorming worden betrokken. Crone raadt ook aan de procestijd kort te houden, waarbij een streeftijd van twee jaar van initiatief (punt van betrekken bewoners) tot realisatie gebruikt zou kunnen worden. Participatie bij renovatieprojecten van woningbouwcorporaties Door woningbouwcorporaties wordt vaak op drie lagen gebruik gemaakt van bewonersparticipatie voor de planvorming. Voor het huurbeleid en het strategisch voorraadbeleid is het verplicht, volgens de Overlegwet, de huurders hierbij te betrekken (www.woonbond.nl). Hierbij kunnen bewoners al invloed uitoefenen op het energie- of duurzaamheidsbeleid voor de algehele, of een deel van de, voorraad van de woningbouwcorporatie. De woningbouwcorporatie kan het algemeen belang van ambitieuze energiebesparingen en de voordelen voor bewoners hierbij uitdragen, waardoor er al meer draagvlak kan ontstaan voor woningverbeteringen met een grote energiebesparing. Als bij concrete renovatieprojecten de steun van bewoners moet worden verkregen, is steun van de centrale belangenorganisatie zeer waardevol (Weevers, 2010). Deze participatie vindt enkel plaats op een formele manier door een kleine, selecte groep bewoners in de vorm van vergaderingen door een centrale belangenorganisatie van bewoners of door de verschillende bewonerscommissies. In theorie zouden deze bewonerscommissies een representatieve afspiegeling moeten vormen van alle bewoners, maar in de praktijk blijkt dit niet het geval te zijn. In het onderzoek van Bexkens (2010) wordt aangegeven dat doorgaans de (hoger opgeleide) blanke, oudere Nederlander participeren en dat het lastig is om niet westerse allochtonen en jongeren te bereiken. De tweede laag die veelal gebruikt wordt, is participatie bij de planvorming van het specifieke renovatieproject. Ook hiervoor wordt vaak enkel overleg met de bewonerscommissie gebruikt (Van Nunen, 2011). Om inzicht te krijgen in de wensen van de bewoners wordt daarnaast vaak door de woningbouwcorporatie een enquête onder de bewoners gehouden. Op dit niveau is participatie van groot belang om de belangen van de bewoners in het plan te verwerken en om draagkracht te krijgen voor het belang van de renovatie. Draagkracht kan vergroot worden door een grotere en meer representatieve groep bewoners bij de planvorming te betrekken. Dit kan gedaan worden door meer informele activiteiten onder verschillende groepen bewoners. Iets doen spreek meer bewoners aan dan vergaderen (Bexkens, 2010) en bewoners zijn eerder overtuigd als ze het met eigen ogen kunnen zien dan wanneer het ze wordt verteld. Bij het renovatieproject ‘De Koningsvrouwen van Landlust’ in Amsterdam zijn bewoners zelf onder begeleiding van een bouwfysicus op ‘ontdekkingsreis’ gegaan door een demontage van de proefwo-
Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen
Figuur 20: Tweezijdige participatieladder (Hofman, 2000)
35
ning, waarbij ze er zelf achter kwamen wat er met de woning mis was, zoals de asbestgolfplaten onder de douchevloer. In dit zelfde project werd voor het ontwerp van de nieuwe plattegronden de input gebruikt van een workshop en plattegrondwedstrijd met kinderen van de basisschool waarbij de kinderen zelf aangaven hoe hun woning gebruikt werd en wat zij zagen als ideale indeling (De Groene Speld, 2009). Op het derde niveau van participatie die bij renovatieprojecten te onderscheiden is moet gezorgd worden dat al de bewoners geïnformeerd worden over de renovatieplannen voor hun woning en dat minimaal 70% hiermee instemt om het te kunnen uitvoeren. De plannen voor de renovatie zijn (grotendeels) klaar en worden door de woningbouwcorporatie op informatiebijeenkomsten en huis-aan-huis bezoeken aan de bewoners voorgelegd. Al de bewoner participeren (als het goed is) nu in de planvorming, maar kunnen geen invloed meer uitoefenen op de plannen zelf. De bewoners wordt informatie voorgelegd waarop ze moeten reageren (de eerste stap op de participatieladder): wel of niet instemmen met de renovatie. Enkel op heel gedetailleerd of persoonlijk niveau kunnen ze nog invloed uitoefenen op de uitvoering. Uit deze paragraaf blijkt dat goede participatie tot een soepeler proces en betere resultaten voor alle partijen kan leiden. Als er wederzijds begrip is voor elkaars belangen zal dit bij bewoners tot minder weerstand leiden dan wanner de renovatie van boven opgelegd is en kunnen de belangen van bewoners beter worden meegenomen in de planvorming. Op de vraag hoe de verschillende bewoners overtuigd kunnen worden van het algemene belang van de renovatie met een hoge energieambitie zal in de volgende paragraaf verder worden ingegaan.
5.4
Houding van bewoners
Ondanks dat de noodzaak er is dat woningen gerenoveerd moeten worden en veel mensen dit ook inzien, staan veel bewoners negatief tegenover een renovatie als hun woning aangepakt moet worden. Bij de huidige aanpak van ingrijpende woningverbetering moeten bewoners vaak geheel of voor langere tijd hun woning verlaten. Een enkeling ziet dit als kans om zonder jarenlang op een wachtlijst te staan een andere woning te krijgen, maar het grootste deel van bewoners staat niet positief tegenover een verplichte verhuizing. Verhuizen wordt als één van meest stressvolste momenten in iemands leven beschouwd, zeker voor ouderen. Het brengt voor de bewoners een hoop geregel en werk met zich mee met daarnaast de onzekerheid of ze wel een nieuwe woning kunnen vinden voor dezelfde huurprijs, onzekerheid over de nieuwe buurt en buren. Renovatie in bewoonde staat lijkt dus positiever voor bewoners. Toch blijkt dat bewoners hier ook niet altijd positief tegenover staan. “Huurders komen zelf al helemaal niet naar de woningcorporatie met de vraag hun woning ingrijpend te laten verbeteren” (Jacobs, 2010). Hierbij moet opgemerkt worden dat dit waarschijnlijk niet alleen met willen te maken heeft, maar ook dat de stap te groot lijkt voor bewoners om deze vraag te stellen. Daarnaast is het moeilijk om particulieren mee te krijgen als delen van een woonblok door een woningcorporatie zijn verkocht. Particulieren komen zelf ook niet vaak met het initiatief voor een ingrijpende renovatie om de energieprestatie van hun woning te verbeteren. Zoals uit de voorgaande paragraaf naar voren komt zijn de bewoners uit jaren ’60 en ’70 wijken die hun woning hebben gekocht in te delen in twee groepen die vallen onder de Modale Burgers en de Traditionalisten. De eerste groep zit niet heel ruim bij kas. Ze hebben maar net een hypotheek kunnen afsluiten, maar houden niet meer genoeg geld over om extra grote investeringen aan hun woning te doen. De andere groep die wat ruimer bij kas zit, woont al jaren naar tevredenheid in hun huidige woning en heeft er niet echt behoefte aan deze aan te passen. Grote ingrepen aan een woning worden voornamelijk net na de aankoop gedaan. Een ander moment kan zijn als mensen wel in hun woning willen blijven wonen, maar deze hiervoor aangepast moet worden aan hun huidige woonbehoefte, bijvoorbeeld een uitbouw of opbouw als er behoefte is aan meer ruimte door een wijziging in de gezinssituatie. Kleinere ingrepen worden voornamelijk gedaan als iets aan vervanging toe is, bijvoorbeeld het vervangen van de verwarmingsketel en het plaatsen van dubbelglas als de kozijnen geschilderd of vervangen moeten worden. Hieronder zal verder ingegaan worden op de vraag waarom bewoners negatief staan tegenover een renovatie. Weerstand van bewoners tegenover een renovatie Bij de eerste aankondiging van een woningbouwcorporatie voor renovatie van woningen kunnen bewoners direct al negatief reageren. Vaak is weerstand tegen renovatie niet direct gericht op de renovatie zelf, maar tegen de verandering. Verandering leidt tot gevoelens van onzekerheid waar de meeste bewoners niet van houden (Dijkstra, 2010). Daarnaast vergt een renovatie veel tijd en energie van alle partijen. Voor de woningbouwcorporatie en aannemer is dit hun werk en krijgen ze daarvoor betaald, maar voor bewoners gaat het van hun vrije tijd af en ze hebben hier helemaal geen behoefte aan. Vooral als bewoners vinden dat ze al een druk bestaan leiden, zoals bijvoorbeeld de Modale Burgers, of denken niet lang meer in hun woning te blijven wonen, wat bij de Vrije Geesten vaak het geval is, kan dit een grote rol spelen.
36
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Naast de weerstand an sich tegen elke verandering kunnen bewoners tegen de renovatieoplossing zelf weerstand bieden. Dijkstra (2010) onderscheidt vijf punten waardoor weerstand kan komen tegen het beleid: • • • • •
De bewoner kan twijfelen aan de ernst van het probleem, hij vindt niet dat er een verbetering hoeft plaats te vinden De bewoner kan moeite hebben met het accepteren van de noodzaak van de gekozen oplossing, hij ziet het probleem in maar denkt dat het gemakkelijker opgelost kan worden De bewoner vindt de gekozen maatregel of oplossing niet effectief, hij denkt niet dat dit de beste oplossing is om de woning te verbeteren De bewoner vindt de gekozen maatregel niet realistisch en niet inpasbaar, hij vindt bijvoorbeeld de kosten en overlast te groot in verhouding tot de baten De bewoner vindt het beleid niet rechtvaardig, hij vindt het bijvoorbeeld niet eerlijk dat er huurverhoging tegenover staat
Middelen om te verleiden, overtuigen en enthousiasmeren Zoals is paragraaf 5.3 beschreven is kan weerstand voorkomen worden door bewoners te betrekken bij de planvorming van de renovatie. Hierdoor kunnen en zullen bewonersbelangen meer worden meegenomen in het renovatieproces, waardoor de kans wordt vergroot dat bewoners instemmen met een renovatie. Toch zal voor een deel de bewoners ook overtuigd moeten worden van de renovatie met de hoge ambities qua energiebesparing. Voor het overtuigen van bewoners kan kennis gebruikt worden uit gedragswetenschappen en met name wat betreft gedragsbeïnvloeding en gedragsverandering. Voor het veranderen van gedrag worden door Green en Kreuter (1999) drie hoofdgroepen factoren of stappen genoemd: motiverende factoren (gericht op het ‘willen’), in staat stellende factoren (gericht op het ‘kunnen’) en versterkende factoren (gericht op het ‘doen en volhouden’). Als dit vertaald wordt naar de bewoners bij hoog niveau renovaties zou hun ‘gedrag’ veranderd moeten worden zodat ze zelf graag een gerenoveerde energiezuinige woning willen, meewerken aan de realisatie van de renovatie en tot slot de woning zo bewonen dat er zo weinig mogelijk energie verloren gaat. De gedragsbeïnvloedende factoren van Green en Kreuter (1999) worden hiernaast in meer detail beschreven en wordt nagegaan op de de vraag hoe dit van toepassing kan zijn op de bewoners. Motiverende factoren hebben betrekking op weten, voelen, vinden, waarderen en zelfvertrouwen. Ze moeten er toe leiden dat de bewoner een hoog niveau renovatie met een grote energieambitie wil. Nadat een bewoner de renovatie graag wil, zal er ook voor gezorgd moeten worden dat de bewoner kan meewerken met de renovatie. Ten slotte dient er voor gezorgd te worden dat bewoners nadat ze de renovatie willen en in staat zijn tot de renovatie en energiebesparing, niet voortijdig afhaken door lange procestijd, te veel overlast of te veel moeite. Als er aan al deze punten voldaan is, zuller er desondanks voor bewoners nog belemmeringen zijn om in te stemmen met een renovatie. Door Schillemans (2006) worden er enkele belemmeringen voor bewoners genoemd binnen dit model van Green en Kreuter om niet over te gaan op energiebesparingsmaatregelen aan hun woning: Belemmeringen Willen • basale desinteresse doordat energieprijs als ‘niet hoog’ wordt gepercipieerd, relatieve welvaart bij woningbezitters • desinteresse door geringe aandacht voor het milieu • onwil door verwachte overlast als stof en/of tijdelijk andere woning • ontsierende effecten (o.a. dubbel glas en ventilatiekasten) • vrees voor onvolkomenheden ventilatievoorzieningen (met gevolgen voor het binnenmilieu) • ongewenste effecten ventilatie (lawaai) • investering voor woningeigenaar is onrendabel of heeft een te lange terugverdientijd Belemmeringen Kunnen • ontbreken kennis over het milieuprobleem • onbekendheid eigen energiegebruik • onbekendheid met duurzame en energiebesparende oplossingen • ontbreken van voldoende financiële middelen voor woningeigenaren
Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen
Motiverende factoren (willen) • Awareness (bewustzijn) en kennis: als eerste moet de bewoner op de hoogte zijn dat er een hoogniveau renovatie met een grote energiebesparing gewenst is. Daarna heeft de bewoner kennis nodig waarom een renovatie en energiebesparing noodzakelijk zijn, wat de achterliggende belangen zijn en welke belangen de bewoner zou hebben bij een renovatie en energiebesparing • Sociale invloed: de bewoner kan beïnvloed worden door sociale normen en opvattingen van andere personen • Attitude (houding): een inschatting van de bewoner wat de voor- en nadelen voor hem zullen zijn bij een renovatie • Ingeschatte bekwaamheid: de opvatting van de bewoner over zijn vermogen om mee te werken met een renovatie en te leven in een energiezuinige gerenoveerde woning
In staat stellende factoren (kunnen) • Financieel: de bewoner moet de investering of huurverhoging kunnen betalen. Hierbij kunnen subsidies, woonlastenwaarborg, dalende energielasten meespelen • Technisch: de renovatie moet technisch uitvoerbaar zijn, maar ook gebruiks- en bedieningsgemak bieden waardoor energiezuinig gedrag uitgevoerd kan worden • Organisatorisch: het renovatieproces moet zo ingericht worden dat bewoners er kunnen blijven wonen en het minste overlast hebben
Versterkende factoren (bevorderen) • Sociale ondersteuning: begeleiding tijdens het renovatieproces • Advies: hoe bewoners zelf ook bij kunnen dragen tot energiebesparing • Feedback: wat er door de renovatie en aanpassing van gedrag bereikt is (aan energiebesparing)
37
Belemmeringen Versterken • traagheid en onduidelijkheid van subsidieverstrekkers • traagheid en onduidelijkheid van gemeentelijke regelgeving (aanvraag vergunningen) Het model van Green en Kreuter gaat er echter vanuit dat als mensen voldoende kennis hebben, in staat zijn en bevorderd worden ook hun gedrag hierop aanpassen. Het overgrote deel van het menselijk handelen bestaat echter uit automatische handelingen die plaatsvinden door imitatie en routine (Schillemans, 2006). Mensen proberen complexiteit, zoals het beslissen over een renovatieoplossing, beheersbaar te maken door het te simplificeren wat resulteert in gedrag met een begrensde rationaliteit (Schillemans, 2006). Dit resulteert meestal niet in een eenvoudige kosten/baten-afweging, maar in gewoonte- of overname gedrag. Door dit niet-rationeel denken blijken financiën van minder grote invloed dan vaak wordt gedacht (Tiemeijer, 2009). Een groot deel van de keuzes die mensen maken worden bepaald door emoties, mensen kunnen bijvoorbeeld het gevoel hebben dat de renovatie wordt opgelegd en dat zij geen invloed en controle hebben op wat er gaat gebeuren. Het wordt daarom erg op prijs gesteld dat er opties zijn waartussen bewoners kunnen kiezen. De keuzemogelijkheid moet echter wel inzichtelijk blijven. Zo blijkt ook uit het onderzoek van Tiemeijer (2009) dat mensen graag willen kiezen, maar uiteindelijk niet noodzakelijk blijer zijn als ze meer keuze hebben. Het blijkt zelfs dat meer keuze wel leidt tot grotere aandacht, maar dat mensen minder snel overgaan tot het kiezen van een product. Bewoners nemen niet altijd de moeite om systematisch uit te zoeken wat de beste optie is. Mensen nemen vaak genoegen met een voldoende resultaat, ook al is dit niet het beste resultaat, aangezien komen tot het beste resultaat teveel moeite is (Tiemeijer, 2009). Dit kan er toeleiden dat bewoners bij veel keuze eerder in hun oude situatie willen blijven. Ook kunnen bewoners door te grote keus het overzicht kwijtraken, waardoor ze onzeker worden en eerder neigen tot hun oude en zekere situatie. Financiën hebben daarnaast een veel minder grote rol dan vaak wordt gedacht doordat de meeste mensen financiële analfabeten zijn (Boerbooms, 2010). Dit blijkt ook uit ervaringen van professionals met het overhalen van bewoners. In een bijeenkomst voor de programma-aanpak Slim&Snel (2011) werden onder andere de volgende dingen gesteld: Huurders zijn vaak totaal niet geïnteresseerd in energierenovaties. Ze geloven er niks van dat ze in een gerenoveerde of nieuwe ‘duurdere’ woning goedkoper af zijn dan in hun huidige situatie. Met mooie cijfertjes en tabelletjes gaan ze dat ook echt niet geloven. Ze kijken enkel naar de lage huur. Er moet hierbij een omslag gemaakt worden van denken in huurlasten naar denken in woonlasten. Daarnaast worden de gekste redeneringen gemaakt zoals: als we minder energie gaan gebruiken hebben energiebedrijven en overheid minder inkomsten, waardoor ze de prijs gaan verhogen om dit te compenseren. Hierdoor gebruiken we straks wel minder energie, maar betalen we straks nog steeds hetzelfde als nu, terwijl we ondertussen wel een huurverhoging door onze maag gesplitst hebben gekregen. Het denken in woonlasten wordt vaak moeilijk gevonden. Hiervoor moet een optelling gemaakt worden van verschillende rekeningen. Sommige rekeningen zijn maandelijks, andere per kwartaal. Daarbij gaat het ook niet om wat er echt is gebruikt, maar om een voorschot. Als mensen bij de jaarrekening geld terugkrijgen of moeten bijbetalen betekent dat niet dat ze het goed of slecht hebben gedaan, enkel dat het voorschot te hoog of laag was. Door deze constructie raken mensen het inzicht kwijt wat ze nu werkelijk verbruiken en betalen aan energielasten en dus totale woonlasten. Daarnaast hebben mensen ook geen zicht in waar energie en dus geld naar verdwijnt, oftewel, welk deel van de rekening gebouwgebonden is en welk deel gebruiksgebonden. Door het bieden van een woonlastengarantie kan aan de bewoner zekerheid geboden worden dat de woonlasten niet omhooggaan. In deze overeenkomst wordt gegarandeerd dat de energiebesparing door de renovatie groter is dan de huurverhoging. Als dit achteraf niet het geval blijkt te zijn, zal de woningbouwcorporatie een deel van de (hogere) huur terug moeten betalen. Dit middel kan gebruikt worden om meer mensen over de streep te halen bij een renovatie aangezien de huurder hierdoor zekerheid heeft. Er dienen echter wel heldere afspraken gemaakt te worden over verschillende risico’s zoals stijgende energieprijzen, het tegenvallen van energiebesparing door een koude winter of door verandering in woongedrag (Weevers, 2010). Er worden echter ook argumenten tegen een woonlastengarantie genoemd. Door een woonlastengarantie aan te gaan wordt enkel een huurverhoging gevraagd voor de energiebesparende maatregelen. Hierdoor wordt de renovatie een zakelijk contract over de financiële voordelen, waardoor blijven andere waarden zoals comfortverbetering en een gezonder binnenmilieu buiten beschouwing (COP-bijeenkomst, 2010). Ook Boerbooms (2010) geeft aan dat veel kansen onbenut worden gelaten als ervan uitgegaan wordt dat geld de doorslaggevende factor is.
38
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Meerdere studies erkennen dat duurzaamheidsmaatregelen de grootste kans van slagen hebben als de belangen van alle betrokken partijen als uitgangspunt wordt genomen (Boerbooms, 2010). De betrokken partijen en daarmee ook bewoners streven daarom niet een algemeen (voor hen minder belangrijk) doel na, maar hun eigen belangen, waardoor de betrokkenheid en enthousiasme voor de plannen vergroot wordt. Zo wordt er bij de People, Planet, Profit benadering ook deze volgorde nagestreefd. Door te beginnen bij de belangen van de mensen en hier de term duurzaamheid aan te koppelen worden mensen enthousiaster over duurzaamheid en zijn daarna ook meer bereid hiervoor te betalen. Naast het gevoel van invloed en controle te hebben over wat er tijdens renovatie met hun woning gaat gebeuren, hechten bewoners ook veel belang aan rechtvaardigheid bij het maken van hun keuze (Tiemeijer, 2009). Als bewoners het gevoel hebben dat ze in het verleden niet rechtvaardig zijn behandeld door de woningbouwcorporatie zal de kans kleiner zijn dat ze willen meewerken met een renovatie. Het is daarom van groot belang dat de woningcorporatie een goede band heeft met haar huurders en als een betrouwbare partner en adviseur overkomt. Als dit minder het geval is kan er een onafhankelijke partij ingeschakeld worden, die wel als een betrouwbare partner en adviseur gezien zal worden (Dijkstra, 2010). Voor een betrouwbare partner kunnen ook andere bewoners als ambassadeurs functioneren. Zoals al eerder is gesteld wordt het gedrag en de keuzes van bewoners ook grotendeels bepaald door overname. Hiervoor kunnen mensen die snel een positieve stelling nemen over renovatie, of daar ervaring mee hebben gebruikt worden als trekker om de rest mee te nemen. Hierbij kan gebruikt gemaakt worden van het feit dat keuzes en gedrag van mensen sterk worden beïnvloed door het gedrag van de groep. Zo blijkt de belangrijkste voorspeller van iemands energiegebruik niet zijn overwegingen rond milieu of kostprijs, maar het energiegebruik in de buurt (Tiemeijer, 2009). Acceptatiegraad De tijd dat het duurt totdat bewoners overtuigd zijn over de noodzaak van een renovatie en hiermee instemmen verschilt van bewoner tot bewoner. Rogers (1962) heeft hiervoor een verdeling gemaakt waarbij vijf groepen mensen onderscheiden worden die beschreven zijn in het kader. Voor grootschalige renovatieprojecten wordt aangeraden de communicatie te richten op de Zeer snelle overnemers en de Vroege overnemers. Zij zijn welwillend en maken gemiddeld bijna 50% van de bewoners uit. Vernieuwers lopen vaak te ver voor de andere bewoners uit en worden daarom niet serieus genomen. De Trage overnemers en de Achterblijvers bieden vaak een langdurig weerstand tegen verandering, maar toch zal ook een groot deel van deze groep overtuigd moeten worden om de 70% benodigde instemming te behalen. Voor deze overtuiging kunnen de zeer snelle overnemers en wellicht de vroege overnemers meehelpen (Dijkstra, 2010). Conclusie Aankondiging van renovatie kan weerstand bij bewoners opleveren doordat het zorgt tot verandering, wat tot onzekerheid kan leiden. Daarnaast kan de bewoner het niet nodig vinden dat de woning (ingrijpend) verbeterd wordt, het een te grote impact hebben en niet realistisch vinden, niet effectief vinden of de verdeling van lasten niet rechtvaardig vinden. Om bewoners te overtuigen om in te stemmen met een renovatie kan het model van Green en Kreuter (1999) gebruikt worden. In dit model wordt er vanuit gegaan dat als bewoners bewust zijn van het probleem, de kennis hebben van de oplossing en er goede sociale invloed is, de bewoners zelf de afweging maken van de voor- en nadelen en bij zichzelf geen belemmeringen zien, ze tot de conclusie kunnen komen dat ze deze renovatie willen. Als er daarnaast gezorgd wordt dat de renovatie voor de bewoner technisch, organisatorisch en financieel mogelijk is en er sociale ondersteuning, advies en feedback wordt geleverd zal de bewoner instemmen met de renovatie. Er zijn echter een aantal belemmeringen waardoor bij toepassing van dit model bewoners niet tot de instemming met de renovatie zullen komen. Ten eerste zal door desinteresse de bewoner zich niet altijd bewust zijn van het probleem en de voordelen van de renovatie. Om bewoners wel bewust te laten worden is het aan te raden bewoners fysiek het probleem (energetisch slechte woning en stijgende energielasten) te laten ervaren. Daarnaast kan desinteresse weggenomen worden door niet de energetische verbetering als doel te stellen, maar belangen van bewoners als startpunt te nemen en de energetische verbetering als middel te gebruiken om deze belangen te behartigen. Als tweede belemmering in het model kan aangemerkt worden dat de voordelen, een betere woning, niet altijd zullen opwegen tegen de nadelen zoals overlast, hogere huur en lange procestijd. Daarbij komt dat verlies zwaarder weegt dan winst (Boerbooms, 2010), de nadelen eerder komen dan de voordelen en de bewoners zekerheid hebben over nadelen, maar onzeker zijn over de voordelen. Een andere belemmering is dat bewoners niet een rationele kosten en baten analyse voor zichzelf maken voor hun afweging over de renovatie. Het geheel is vaak te complex om dit te doen, en daarnaast wordt een groot deel van het besluit bepaald door emoties. Degene die bewoners wil overtuigen om mee te gaan met een renovatie moet betrouwbaar overkomen.
Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen
Acceptatiegroepen Vernieuwers (innovators): willen als eerste zijn, zijn altijd op zoek naar het nieuwste van het nieuwste. Het zijn trendzetters, maar haken af als het gemeengoed is geworden Zeer snelle overnemers (early adopters): zijn snel overtuigd door initiatiefnemers en werken graag mee. Ze kunnen fungeren als opinieleiders voor een project. Ze kijken naar de strategische voordelen en zijn visiegedreven. Ze worden gemotiveerd door kansen in de toekomst, nemen risico’s, zijn intuïtief en kijken vooral naar zichzelf. Tot slot zijn ze op zoek naar de beste technologie Vroege overnemers (early majority): wachten even af en maar zijn daarna vrij snel overtuigd. Ze worden vooral gedreven door pragmatisme, zijn in voor innovaties en nieuw gedrag voor zover zij bijdragen aan de oplossing van problemen. Ze gaan pas mee als opinieleiders dat ook gedaan hebben en vergelijken zich met anderen Trage overnemers (late majority): staan sceptisch tegenover verandering, eerst zien dan geloven, maar werken uiteindelijk wel mee. Stemmen pas in als de meeste anderen dat ook gedaan hebben en vermijden risico’s Achterblijvers (laggards): zijn tegen elke verandering en veranderen pas als ze gedwongen worden of wanneer het handhaven van de oude situatie onmogelijk lijkt
Figuur 21: Acceptatiecurve (Rogers, 1962)
39
Definitie overlast • inperking van de bewoonbaarheid en bruikbaarheid van de woning voor de bewoner door: ◦◦ geen of beperkt gebruik van ruimten ◦◦ geen of beperkt gebruik van gas, water of elektriciteit ◦◦ geen of beperkt gebruik van woninggebonden installaties ◦◦ beperkt of hinder in gebruik door vuil ◦◦ beperkt of hinder in gebruik door geluid ◦◦ beperkt of hinder in gebruik door in de weg staand materieel • inperking van eigen tijdsindeling ◦◦ beperkt door op gezette tijden thuis zijn of iemand regelen om toegang te verschaffen tot woning ◦◦ beperkt door tijd die nodig is om ruimte vrij te maken en weer terug te brengen in gebruiksstaat • inbreuk in de privacy van de bewoner ◦◦ onbekenden toelaten tot privéterrein • inperking veiligheid ◦◦ beperkt in veiligheid doordat onbekenden in zekere zin vrij toegang hebben tot persoonlijke eigendommen
Sociale invloed is van groot belang. Volgens Rogers (1962) kan er een klokvorm worden onderscheiden in de snelheid waarmee mensen vernieuwing overnemen. Vroege overnemers kunnen dus gebruikt worden om het grote deel de bewoners mee te nemen in de beslissing voor renovatie.
5.5
Uitvoerbaar in bewoonde staat?
Een grote beperking voor het kiezen van de technische oplossing en de uitvoering van de renovatie is de eis om de renovatie in bewoonde staat uit te voeren. De vraag die hierbij oprijst is: wat kan nog in bewoonde staat uitgevoerd worden? Welke belemmeringen geeft het voor bewoners, welke zijn nog overkomelijk en wanneer is het teveel. Voor de bewoner zal dit ook zwaar meewegen in zijn keus voor of tegen een renovatie. In deze paragraaf zal ingegaan worden op de onderzoeksvraag ‘Onder welke omstandigheden wil en kan een bewoner in de woning blijven wonen en wanneer gaat de voorkeur uit naar (tijdelijk) verhuizen?’ Overlast Aangezien de omstandigheden waaronder een bewoner in zijn woning wil en kan blijven wonen tijdens de renovatie grotendeels bepaald worden door de hoeveelheid overlast, zal hier ingegaan worden op de vraag wanneer overlast ervaren wordt en wat overlast dan precies inhoudt. Wanneer en in welke mate iets overlast is verschilt van bewoner tot bewoner. Desalniettemin hebben vele woningbouwcorporaties definities voor overlast proberen te geven door maatregelen te beschrijven waar volgens hen een ongemakkenvergoeding tegenover staat. Hieronder vallen onder andere de volgende werkzaamheden: • • • • • • •
vernieuwing van de complete inrichting van de badkamer vernieuwing van de complete inrichting van het toilet vernieuwing van de complete inrichting van de keuken vervanging van complete puien of gevel(s) plaatsing van een aanbouw aan de woning of een extra verdieping op de woning vervanging van de complete dakconstructie van de woning asbestsanering waardoor de woning of een deel ervan afgesloten wordt gedurende uitvoering
Ongemakkenvergoedingen worden meestal per dag, en vaak pas na een paar dagen gegeven. Hieruit blijkt dat de mate van overlast afhankelijk is van de tijd. Daarnaast wordt er ook onderscheid gemaakt tussen bewoners. Vaak wordt er bij grote mate van overlast voor specifieke groepen, zoals ouderen, chronisch zieken of mensen met nachtdienst, vervangende woonruimte aangeboden in de vorm van wisselwoningen om hier gebruik te maken van sanitaire voorzieningen en rustruimte. Deze groepen bewoners ervaren dus meer overlast bij een renovatie. Ten slotte lijken alle werkzaamheden of een deel hiervan in de woning plaats te vinden. Hieruit kan afgeleid worden dat overlast pas ervaren wordt als iets in de woning gebeurt. Dit komt ook naar voren uit het interview met Haico van Nunen (januari 2011). Hij onderscheidt overlast in twee soorten overlast, rommel en last. Als er werkzaamheden aan de buitenzijde van de woning plaatsvinden ondervinden bewoners enkel rommel. Zodra de gevel open is of er werkzaamheden in de woning plaatsvinden hebben bewoners direct last. “Rommel mag en kan de bewoner in principe tijden aan, maar last moet zoveel mogelijk beperkt worden” (Van Nunen, 2011). Uit deze maatregelen waar ongemakkenvergoeding voor gegeven wordt kan worden afgeleid dat overlast bij renovatie kan bestaan uit verschillende aspecten die te zien zijn in het kader hiernaast. In het empirisch deel van dit onderzoek zal worden ingegaan op de vraag of deze punten inderdaad de overlast beschrijven die zij ervaren bij een hoog niveau renovatie. Hierbij zal verder worden ingegaan op de vraag in welke mate bewoners de verschillende onderdelen als overlast aanduiden en wanneer het niet meer aanvaardbaar is. Extra voorzieningen en maatregelen tegen overlast Om de overlast voor de bewoners te beperken kunnen extra maatregelen of voorzieningen getroffen worden. Hieronder zullen de punten, die hier voorafgaan zijn vastgesteld als overlast, worden besproken, hoe de overlast beperkt kan worden en welke extra maatregelen of voorziening getroffen kunnen worden zodat de bewoners minder last hebben van de overlast. Geen of beperkt gebruik van ruimten Doordat er werkzaamheden in de woning plaats vinden zullen één of meerdere ruimten niet of beperkt bruikbaar zijn. Afhan-
40
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
kelijk van de tijdsduur, welke ruimte, de mate waarin de ruimte minder gebruikt kan worden en de gebruiksbehoefte van de bewoner kan het noodzakelijk zijn om extra maatregelen te nemen zodat de bewoner minder beperkt wordt in zijn normale woongebruik. Hieronder zullen enkele voorbeelden van maatregelen of voorzieningen worden genoemd die hiervoor genomen kunnen worden. Door KAW architecten en adviseurs is voor werkzaamheden in de keuken en badkamer de woonbox ontwikkeld. De woonbox bestaat uit een mobiele keuken en badkamer, die door de geringe grootte en installatietijd, gemakkelijk voor tijdelijk gebruik in elke woning te plaatsen is (www.kaw.nl). Bij renovatie in de wijk Noordveen in Zutphen is een leegstaande woning ingericht als ‘toevluchtsoord’. Bewoners gebruikten deze woning als gezamenlijke huiskamer om onder de overlast in hun eigen woning uit te komen en konden hier hun verhaal kwijt. Ook konden de bewoners van de douchegelegenheid van deze woning gebruik maken, als aan hun eigen badkamer gewerkt werd (Dijkstra, 2010). Bij de renovatie van drie flats in de wijk Palenstein in Zoetermeer is in vier containers, genoemd de eetkeet, een rust- en ontmoetingsruimte voor de bewoners gecreëerd. In deze ruimte werden ’s avonds warme maaltijden geserveerd. Bewoners konden hier als compensatie voor beperkt gebruik van hun keuken hier twee maal gratis komen eten. Buiten de gratis maaltijden konden de bewoners ook tegen betaling van de kostprijs van circa vijf euro in het ‘containerrestaurant’ komen eten. De eetkeet werd ook gebruikt als maatschappelijk project, doordat de werkzaamheden in het ‘restaurant’ werden vervult door stagiairs van een nabijgelegen middelbare school. De eetkeet bleek zo’n succes dat hij na de renovatie nog een tijd is blijven staan, waarbij hij naast ontmoetingspunt voor de wijk ook gebruikt is voor andere activiteiten zoals workshops, kunstateliers en activiteiten van de brede school (www.palensteinvernieuwt.nl). Bouwbedrijf EBU gaat verder in het aanbieden van service. Tijdens de renovatie biedt het bouwbedrijf een verblijf in een vakantiewoning aan. De bewoners hebben hierdoor geen overlast en doordat tijdens de renovatie niet meer rekening gehouden hoeft te worden met het bewoonbaar houden van de woning kan er efficiënter gewerkt worden, waardoor kosten en tijd bespaard worden (Van Dijck, 2010). Geen of beperkt gebruik van gas, water of elektriciteit Om de overlast te beperken van het niet hebben van gas, water of elektriciteit kunnen er met de bewoners afspraken gemaakt worden over tijden wanneer de bewoners hier het minst last van hebben, zodat de werkzaamheden hieraan indien mogelijk aangepast kunnen worden. Als de werkzaamheden aan gas, water of elektra langer dan een dag duren kan overlast voor bewoners beperkt worden door deze aan het eind van de dag weer tijdelijk aan te sluiten.
Figuur 22: Woonbox (www.kaw.nl)
Geen of beperkt gebruik van woninggebonden installaties Voor geen of beperkt gebruik van verwarming kunnen afhankelijk van het seizoen en de behoefte extra maatregelen genomen worden door het verstrekken van mobiele verwarmingsunits. Voor warmwater voorziening kunnen zoals hierboven is beschreven afspraken gemaakt worden over tijden zodat het voor bewoners ’s ochtends of ’s avonds nog wel mogelijk is om te douchen. Als er meerdere dagen geen gebruik gemaakt kan worden van warm water kunnen er vervangende sanitaire voorzieningen aangeboden worden. Overige installaties zoals mechanische ventilatie, ruimtekoeling, duurzame energieopwekking zullen vaak enkel in een woning aanwezig zijn voor meer woongerief en energiebesparing. Hier zouden bewoners tijdelijk zonder kunnen zonder grote overlast te hebben door gebruik te maken van natuurlijke of traditionele toepassing. In jaren ’60 en ’70 woningen zullen deze installaties vaak niet eens aanwezig zijn en zullen hiervoor ook geen extra maatregelen getroffen hoeven te worden. Beperkt of hinder in gebruik door vuil Renovatiewerkzaamheden brengt in en om de woning rommel en vuil met zich mee. Overlast kan beperkt worden door enerzijds de plaats van werkzaamheid zoveel mogelijk af te schermen van de rest van de woning en anderzijds door de goederen die wel op de plaats van werkzaamheid plaats vinden te beschermen. Voor overlastbeperking zal er aan de bewoner informatie moeten worden gegeven wanneer in welke ruimte hoeveel vuil en rommel ze kunnen verwachten. Hierbij is aan te raden nog wel een ‘schone zone’ in de woning te behouden waar de bewoner zelf kan verblijven en spullen heen verplaatst kunnen worden die niet vies mogen worden. Ook kan buiten de woning voor deze spullen extra opslagruimte worden aangeboden. Voor afscherming en bescherming kunnen afdekzeilen worden gebruikt. Hierbij dienen duidelijke afspraken te worden gemaakt welke delen door de uitvoerder worden afgeschermd en waarvoor de bewoner zelf voor afdekking of bescherming dient te zorgen. Hiervoor kunnen als extra maatregel wel beschermingsmiddelen als afdekzeilen worden uitgedeeld. Voor het opruimen
Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen
Figuur 23: Eetkeet Palenstein
41
van vuil kunnen er afspraken gemaakt worden over de vraag hoe schoon de uitvoerder aan het eind van iedere werkdag de woning oplevert. Tot slot kan er (om overlast van vuil te beperken) een schoonmaakservice ingesteld worden. Beperkt of hinder in gebruik door geluid Voor het beperken van geluidshinder kunnen er ook afspraken gemaakt worden over de vraag op welke tijden er werkzaamheden met grote geluidsoverlast mogen plaatsvinden. Daarnaast kunnen er om de hinder te beperken oordoppen uitgedeeld worden of rustruimte buiten de woning worden aangeboden. Beperkt of hinder in gebruik door in de weg staand materieel Materieel is nu eenmaal nodig om werkzaamheden bij renovatie uit te voeren. Om overlast hiervan te beperken dienen afspraken gemaakt te worden zodat dat materieel direct weer opgeruimd wordt als het niet meer nodig is en dat de uitvoerder aan het eind van elke werkdag rommel opruimt en gereedschap bij elkaar gezet wordt waar het zo weinig mogelijk in de weg staat. Inperking van eigen tijdsindeling Tijdens de renovatie dient de bewoner toegang te verschaffen tot de woning. Door geruime tijd van de voren afspraken met de bewoner te maken wanneer dit plaats kan en zal vinden kan de bewoner hier zijn activiteiten en periodes van afwezigheid zoals vakantie op afstemmen. Als er sprake is van zeer groot vertrouwen kan het mogelijk zijn dat de bewoner zijn huissleutel afgeeft zodat hij minder beperkt is in zijn tijdsindeling (door toegang verschaffen tot de woning). De activiteiten en het tijdstip ervan die de bewoner in de woning kan doen worden beperkt door de renovatie. Door de werkzaamheden in de woning zoveel mogelijk af te stemmen met het standaard woongebruik van de bewoner en de werkzaamheden zo kort mogelijk te houden kan overlast beperkt worden. Tot slot dient de bewoner zelf tijd vrij te maken zodat de werkzaamheden plaats kunnen vinden, door benodigde ruimte vrij te maken. Om te zorgen dat bewoners dit efficiënt kunnen doen kunnen hiervoor extra middelen uitgedeeld worden zoals opbergboxen en zakken voor afval. Daarnaast kan extra bergruimte aangeboden worden buiten de woning. Ook kan er bij het vrij maken van ruimte extra hulp worden geboden bij het verplaatsen van (zware) spullen.
Overlast beperken Pensioengenieters Knokkers
Traditionalisten
Modale Burgers
Vrije Geesten
Inbreuk privacy Inbreuk op de privacy van de bewoner kan bij de renovatie zoals in dit onderzoek wordt nagestreefd niet worden voorkomen. Voor schending van privacy zit er wel vaak een duidelijke scheiding tussen werkzaamheden die buiten en binnen de woning plaats vinden. In de woning is duidelijk privé, waar onbekenden normaal gesproken niet kunnen komen, terwijl de buitenkant van de woning in zekere mate wel toegankelijk is voor buitenstaanders. Voor een deel van de uitvoering van de renovatie zal toegang verschaft moeten worden tot de woning (en plaats vinden in de woning). Om overlast te beperken zal daarom de tijd dat werkzaamheden in de woning plaats vinden zo kort mogelijk gehouden moeten worden. Dit kan gedaan worden door gebruik te maken van een strakke planning waarbij de verschillende werkzaamheden zoveel mogelijk op elkaar aansluiten (Dijkstra, 2010), gebruik te maken van zoveel mogelijk prefabricage waardoor er minder werkzaamheden en werktijd in de woning plaats hoeft te vinden, en tot slot waar mogelijk de werkzaamheden zoveel mogelijk aan de buitenzijde van de woning te laten plaats vinden. Inperking veiligheid De inbreuk op de privacy van de bewoner kan ook verband houden met het gevoel van veiligheid die de bewoner normaal gesproken in zijn woning heeft. Om veiligheid van persoonlijke bezittingen te waarborgen kunnen er afspraken gemaakt worden in welke ruimten geen werkmannen zullen komen, zodat deze afgesloten kunnen worden en als extra maatregel kunnen bijvoorbeeld kluisjes worden aangeboden om waardevolle bezittingen in de bewaren. Van doe-het-zelven tot ontzorgen Zoals hiervoor al is aangegeven zal het van bewoner tot bewoner verschillen wat en hoeveel hij als overlast ervaart en welke maatregel daartegen gewenst is. Voor de een zal het puur overlast zijn, maar voor de ander kan het ook het moment zijn om zijn woning eens mooier te maken en te voorzien van een nieuw likje verf. Hierboven is ingegaan op wat als overlast ervaren kan worden en hoe dit zoveel mogelijk ingeperkt kan worden. Hier zal ingegaan worden op het onderscheid tussen de verschillende huishoudenstypen, wat zij waarschijnlijk het meest ervaren als overlast en hoe hiermee omgegaan kan worden.
Doe-het-zelven Ontzorgen Figuur 24: Overlastbeperkende strategie per huishouden 42
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Conclusie Onder welke omstandigheden een bewoner in zijn woning kan en wil blijven wonen wordt voornamelijk bepaald door de hoeveelheid overlast die hij zal ervaren bij de renovatie. De mate waarin iemand overlast ervaart is grotendeels afhankelijk van de tijdsduur. De hoeveelheid overlast kan dus beperkt worden door de tijdsduur van de werkzaamheden in de woning te verkorten. Daarnaast kunnen vele overlast beperkende maatregelen genomen worden. De mate waarin overlast wordt ervaren verschilt per bewoner. In Figuur 24 zijn de verschillende huishoudensgroepen in schema gezet. Voor Pensioengenieters zal de overlast door een renovatie het grootst zijn gevolgd door de Knokkers. De Vrije Geesten zullen het minste overlast ervaren. Bij Modale Burgers kan op hun handigheid ingespeeld worden. Ze kunnen de overlast en de renovatie aangrijpen om zelf ook veranderingen aan de woning uit te voeren of zelf een deel van de werkzaamheden voor de renovatie uitvoeren om kosten te besparen. Bij de Pensioengenieters is er daarentegen juist extra hulp gewenst om hen te ontzorgen bij de renovatie. Bij Traditionalisten kan het ontzorgen nog verder gaan door ze hiermee te verleiden als een extra luxe. Hierbij kan gedacht worden om tijdens de renovatie ook de service aan te bieden de woning intern opnieuw te verven en behangen of een vakantie aan te bieden tijdens de renovatieperiode.
5.6
Financiële belangen
Een belangrijk overwegingspunt voor bewoners om te kiezen of in te stemmen met een renovatie zijn de financiële gevolgen. Tussen huurders en woningeigenaren ligt een groot verschil in welke aspecten hierbij meespelen. Aangezien bij een renovatie van huurwoningen de woningbouwcorporatie de investering doet, maar de bewoners hiervan profiteren door een betere woning en lagere energielasten, zal de woningbouwcorporatie de bewoners mee willen laten betalen aan de investeringslasten door een hogere huur. Een huurverhoging levert vaak grote weerstand op bij huurders. In deze paragraaf zal ingegaan worden hoe de huur opgebouwd is, hoeveel en voor welke maatregelen huurverhoging gevraagd mag worden, en wat dit tot voor gevolgen zal hebben voor de woonlasten van de huurder. Bij eigenaar-bewoners speelt dit split incentive probleem niet, zij hebben direct te maken met de financiële lusten als de lasten. Hierdoor zal na de financiële gevolgen die een renovatie voor huurders heeft de financiële factoren besproken worden die voor eigenaar-bewoners meespelen. Woningwaarderingstelsel Om de betaalbaarheid en kwaliteit van sociale huurwoningen te garanderen wordt er in Nederland gebruik gemaakt van het Woningwaarderingstelsel (WWS). Het doel van het WWS is om op objectieve wijze de maximaal vraagbare huur voor een woning te berekenen op basis van de kwaliteit van de woning en de woonomgeving (Weevers, 2010). Er worden onder andere punten toegekend voor het gebruiksoppervlak, type woning, technische aspecten van de woning, voorzieningen in de woning en voorzieningen in de omgeving. Ieder punt staat voor ongeveer €4,50 aan huur. De energetische kwaliteit van de woning komt nu in het WWS alleen tot uiting in de warmte-isolatie waar maximaal vijftien punten voor te krijgen zijn en de verwarmingsinstallatie, maximaal vijf punten. In het nieuwe WWS, die per 1 juli 2011 ingevoerd zal worden, zullen deze punten vervangen worden door punten voor het energielabel van de woning zoals te zien is in tabel in Figuur 25. Huurverhoging Nadat voor een huurder een huur is vastgesteld mag een woningbouwcorporatie deze alleen verhogen bij de jaarlijkse huurverhoging, die gemaximeerd is door het BBSH en de laatste jaren gelijk aan de inflatie, en bij een woningverbetering die bijdraagt aan een verhoogd woongerief. Een huurverhoging voor woningverbetering moet ‘redelijk’ zijn, waarbij op twee punten een maxima wordt gesteld (Weevers, 2010): • •
De huurverhoging mag niet hoger zijn dan wat volgens een financiering met annuïteitenhypotheek en een redelijk afschrijvingstermijn benodigd is voor de investering De eindhuur mag niet boven de maximale huur conform WWS uitkomen
Aangezien de landelijke vraaghuur gemiddeld maar rond de 70% van maximaal op basis van WWS ligt (Weevers, 2010), hebben woningbouwcorporaties gemiddeld nog een wettelijke ruimte om de huur met 40% te verhogen, buiten wat ze voor de verbetering kunnen vragen. Voor het berekenen van de huurverhoging bij renovatie worden verschillende methoden gebruikt, waarvan op de volgende bladzijde een aantal benaderingen worden beschreven (Weevers, 2010).
Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen
Energielabel
Eengezinswoning
Meergezinswoning
A++
44
40
A+
40
36
A
36
32
B
32
28
C
22
15
D
14
11
E
8
5
F
4
1
G
0
0
Figuur 25: Punten voor energielabel in het nieuwe woningwaarderingstelsel
43
1 persoon €652,52
€554,76
50% HT
3 en meer personen
2 personen
50% HT voor 65+ en gehandicapten geen extra HT voor 65-
50% HT voor 65+ en gehandicapten geen extra HT voor 65-
€517,64
75% HT 75% HT
75% HT
max huurgrens 23 jaar en ouder
aftoppingsgrens 3 en meerpersoonshuishoudens aftoppingsgrens 1 en 2 persoonshuishoudens kwaliteitskortingsgrens
€361,66 100% HT
100% HT
100 HT
basishuur
baishuur geen HT
geen HT
geen HT
Figuur 26: Huurtoeslag (Weevers, 2010)
Rekenvoorbeeld woonlasten Een renovatie met een grote energetische verbetering aan de woning kan leiden tot een lastenverlichting voor de bewoner.
Oude huur
€400,-
Energiebesparing
- €50,-
Huurverhoging (80% van energiebesparing)
44
• • • •
De huurverhoging is gerelateerd aan de investering voor de verbetering De huurverhoging is een percentage van de energielastenverlaging De huurverhoging is het aantal punten voor verbetering volgens het WWS vermenigvuldigd met de puntprijs en het streefhuurpercentage De huurverhoging is een vast normbedrag per maatregel
Bij de eerste benadering wordt uitgegaan van het belang van de woningbouwcorporatie en sluit aan op de eerste leidraad van de huurcommissie, maar kan niet altijd op begrip rekenen van de huurder. De tweede benadering is meer vanuit de huurder geredeneerd, om de woonlasten voor hem niet te laten stijgen. Hiervoor kan dan ook de woonlastenwaarborg van de woonbond gebruikt worden om dit te garanderen. Een nadeel hiervan is echter dat er alleen vanuit gegaan wordt dat de bewoner er niet financieel slechter van moet worden, terwijl de bewoner naast de lagere energielasten ook een betere woning krijgt. Deze krijgt hij dan als het ware gratis. De derde benadering gaat uit van de formele WWS regelgeving. Op het moment zijn door de opstelling van de WWS niet voor alle energetische verbeteringen aan de woning direct punten te geven. Met invoering van de nieuwe WWS met daarin het energielabel van de woning, zal dit wellicht beter worden. De laatste benadering wordt nu vaak toegepast, waarbij het vaste normbedrag per maatregel meestal gebaseerd is op (oude) berekeningen gerelateerd aan de gemiddelde investering per maatregel. Huurtoeslag De huurverhoging is niet één op één te vertalen met een lastenstijging voor de bewoner. Als eerste moet een renovatie zoals in dit onderzoek bedoeld een energielastenverlaging met zich meebrengen. Daarnaast kunnen huurders huurtoeslag krijgen. Hoeveel huurtoeslag een huurder krijgt is afhankelijk van zijn inkomen, zijn eigen vermogen, de gezinssamenstelling en de hoogte van de huur. Een hogere huur kan dus leiden tot meer huurtoeslag. Voor het bepalen van de huurtoeslag geldt het volgende: de huurder betaalt tenminste een basishuur, die afhankelijk is van zijn inkomen, gezinsgrootte en leeftijd. Voor een huurder met voldoende inkomen of eigen vermogen zal de basishuur gelijk zijn aan de gevraagde huur en zal hij geen huurtoeslag krijgen. Als de huur hoger is dan de basishuur, maar lager dan de kwaliteitskortingsgrens (€361,66 prijspeil 2011) zal de huurder voor het verschil totaal huurtoeslag krijgen. Voor het deel huur tussen de kwaliteitskortingsgrens en de aftoppingsgrens (€517,64 voor één- en tweepersoonshuishoudens en €554,76 voor drie en meerpersoonshuishoudens) wordt 75% huurtoeslag gegeven. Voor het deel tussen de aftoppingsgrens en de maximum huurgrens (€652,52) wordt voor éénpersoonshuishoudens en huurders boven de 65 nog 50% huurtoeslag gegeven, maar voor andere huishoudens wordt er geen extra huurtoeslag meer gegeven. Als de huur boven de maximum huurgrens is kan er helemaal geen huurtoeslag gekregen worden. Een overzicht hiervan is te zien op de volgende pagina. Voor verhuurders is het raadzaam om de huur onder de maximum huurgrens te houden, aangezien de kans klein is dat huurders nog instemmen als deze er boven komt. Vaak wordt door de verhuurders ook de aftoppingsgrens als maximum voor de huur gebruikt. Eigenaar-bewoners Voor bewoners van koopwoningen spelen andere financiële factoren mee dan bij huurders. Hieronder zijn de verschillende financiële factoren genoemd die meespelen: • • • • • • •
de de de de de de de
invloed op de energierekening hoogte van de investering lengte van de terugverdientijd invloed op de waarde van de woning invloed op de maandelijkse lasten huidige subsidies en regelgeving mogelijkheid van financieringsconstructies
+ €40,-
Door stijgende energieprijzen denkt iets minder dan de helft van de eigenaar-bewoners iets aan energiebesparing te willen gaan doen om de energierekening te verlagen (Meijer, 2009).
Extra huurtoeslag
- €30,-
Verandering woonlasten
- €40,-
Volgens Bogerd (2009) zijn eigenaar-bewoners meer gevoelig voor kostenbesparing dan huurders, maar schrikken ze terug door de hoogte van de investering. Bijna de helft van de woningeigenaren wil de komende vijf jaar investeren in energiebesparende maatregelen aan zijn woning (Bogerd, 2009). Echter blijft het bij relatief lage investeringen. Slecht 7% denkt meer dan €10.000 te willen investeren, terwijl voor een renovatie met een grote energieambitie een grote investering nodig is. Echter blijkt uit onderzoek naar gevelisolatie dat woningeigenaren slecht zijn in het inschatten van de investeringskosten. Gemiddeld gezien overschatten de respondenten de investeringskosten voor gevelisolatie.
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
De terugverdientijd van een investering dient echter niet te lang te zijn. In het onderzoek van Bogerd (2009) geeft 92% van de respondenten aan een terugverdientijd van maximaal zeven jaar te willen, 6% vindt het nog acceptabel tot veertien jaar, maar een langere periode lijkt onacceptabel. Subsidieregelingen kunnen invloed hebben op de bereidheid van eigenaren om te investeren in een renovatie van de woning, doordat hiermee de lasten verlaagd worden. Echter blijkt uit onderzoek van Schalwijk (2009) dat huiseigenaren vaak niet bekend zijn met de vele verschillende vormen van subsidie en regelgeving. De energiesubsidiewijzer kan hierbij uitkomst bieden (www.energiesubsidiewijzer.nl). Conclusie Een woningbouwcorporatie mag een huurverhoging vragen voor een woningverbetering. Hoe deze huurverhoging berekend wordt mag de corporatie zelf bepalen, maar deze moet redelijk zijn in verhouding met de investering en de eindhuur mag niet boven de maximum huur conform de WWS komen. Voor lagere inkomens kan de lastenverzwaring beperkt blijven door huurtoeslag. De totale woonlasten van bewoners kunnen zelfs dalen door energiebesparing gerelateerde verbeteringen aan de woning. Voor woningeigenaren spelen andere financiële factoren mee wat er voor zorgt dat voor hen de lange termijn van groter belang is. Financiële voordelen zijn een belangrijk motief voor renovatie, echter kan een te lage inschatting van de energiebesparing, te hoge (inschatting van) investeringskosten, te lange terugverdientijd en te weinig inzicht in de waardestijging, de maandelijkse lasten, huidige subsidies, regelgeving, leningsmogelijkheden en financieringsconstructies belemmerend werken.
5.7
Factoren voor instemming bewoners
Na het beschrijven van de type bewoners van jaren ’60 en ’70 woningen, hun wensen en belangen, hun houding ten opzichte van renovatie en hoe deze houding beïnvloed kan worden, wat bewoners als overlast ervaren en welke middelen gebruikt kunnen worden om deze overlast te beperken en tot slot welke financiële belangen bewoners hebben kan gestart worden met de volledige beantwoording van de onderzoeksvraag “Welke factoren, en in welke mate, zijn van invloed op de keuze van bewoners voor een renovatie?”. Aspecten voor beoordeling renovatie-ingreep Voor de keuze tot een ingreep in de woning spelen verschillende aspecten mee voor bewoners. Door Schalkwijk (2009) zijn er voor de keuze voor gevelisolatie verschillende aspecten geformuleerd die ook voor andere energiebesparende ingrepen kunnen gelden. In het kader hiernaast zijn de verschillende aspecten van Schalkwijk geformuleerd waarbij een onderverdeling is gemaakt in vier groepen. Deze lijst is opgesteld voor huiseigenaren, maar zal voor een groot deel ook van toepassing zijn op huurders. Uit de vorige paragraaf 5.6 bleek al dat de financiële factoren verschillen tussen huurders en woningeigenaren. De aspecten voor wooncomfort zullen hetzelfde zijn en de uitvoeringsaspecten spelen ook voor beide mee op de “waar en hoe moet ik beginnen met de aanleg” na. Uit het onderzoek van Schalkwijk (2009) blijkt dat financiële aspecten en comfort belangrijke punten zijn voor de afweging voor gevelisolatie. De invloed op de energierekening heeft grote invloed op de houding van mensen te opzichte van gevelisolatie, daarna worden de invloed op de maandelijkse lasten en de lengte van de terugverdientijd genoemd als belangrijke aspecten. Voor wooncomfort zijn de invloed die de maatregel heeft op het comfort van de woning en de invloed op het binnenklimaat van de woning motieven voor gevelisolatie. Over het risico met vochtproblemen zijn de meningen verdeeld. 30% vindt dit een reden om voor isolatie te zijn, terwijl 44% dit juist een tegenargument vindt. Dit komt voornamelijk doordat in de jaren ’80 toepassing van gevelisolatie wel eens leidde tot extra of nieuwe vochtproblemen in de woning. Men vindt uitvoering minder van belang bij de keuze voor de maatregel. Daarnaast heeft de effectiviteit van de maatregel ook grote invloed op de keuze van de bewoners en heeft de mate waarin het goed is voor het milieu ook een relatief grote invloed in de afweging. De tijd die bewoners van plan zijn in hun woning te blijven wonen lijkt nauwelijks van belang. Alleen voor bewoners die zeker weten dat ze binnenkort gaan verhuizen is dit een aspect dat van belang is. Dit zou anders kunnen zijn voor huurders. Hier zal dan ook in het vervolg van dit onderzoek op in worden gegaan. Ook uit onderzoek van Meer Met Minder (Boerbooms, 2010) blijkt dat de meerderheid van bewoners energiebesparing (zeer) belangrijk vindt, met geldbesparing als belangrijkste motief, gevolgd door milieubesparing en comfort.
Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen
Aspecten bij keuze energiebesparende maatregelen (Schalwijk, 2009) • financiële aspecten ◦◦ de invloed op de energierekening ◦◦ de invloed op uw maandelijkse lasten ◦◦ de hoogte van de investering ◦◦ de lengte van de terugverdientijd ◦◦ de invloed op de waarde van de woning ◦◦ de huidige subsidie voor gevelisolatie • wooncomfort ◦◦ de invloed op het comfort van uw woning ◦◦ het risico van vochtproblemen ◦◦ de invloed op het binnenklimaat van uw woning • uitvoeringsaspecten ◦◦ de hoeveelheid moeite qua tijd en inspanning ◦◦ de hoeveelheid overlast en rommel bij aanleg ◦◦ waar en hoe ik moet beginnen met de aanleg • overige aspecten ◦◦ de invloed op geluidsoverlast ◦◦ de mate waarin het goed is voor het milieu ◦◦ de invloed op het uiterlijk aan de buitenkant van uw woning ◦◦ de mate waarin uw woning al geïsoleerd is ◦◦ de effectiviteit van de maatregel ◦◦ de tijd die u van plan bent in uw woning te blijven wonen
45
Overzicht factoren die van invloed zijn op de keuze van bewoners De factoren die door Schalwijk (2009) worden beschreven gaan enkel in op de gevolgen van een renovatie. Deze zullen hier aangevuld worden met degene die uit voorgaand literatuuronderzoek voortkomen, waarbij ook de factoren worden meegenomen die niet direct van invloed zijn op de beoordeling van de renovatieoplossing, maar wel meespelen in de keus van de bewoner. Er zullen hier eerst vanuit de voorgaande kennis hoofdfactoren beschreven worden, welke in de tabel op blz. 47 en 48 zijn uitgewerkt met hun verschillende deelfactoren. Uitgangsituatie woning De verwachting is dat bewoners eerder zouden instemmen met een woningverbetering als hun woning in een slechte staat is dan wanneer deze in een goede staat is en ze geheel tevreden zijn over de woning. De uitgangsituatie zal daarom van invloed zijn op de keuze van bewoners. In het vorige hoofdstuk zijn de factoren gegeven waardoor de woontechnische kwaliteit van de woning bepaald wordt. Uitgangsituatie bewoner Naast de huidige staat van de woning, is de bewoner zelf een uitgangsituatie, met zijn specifieke kenmerken, gebruiken, houding en waarden, die invloed hebben op zijn keus. De bewonerskenmerken zijn opgenomen in de vijf huishoudenstypen. De factoren die de houding van bewoners bepalen komen voort uit paragraaf 5.4 Houding van bewoners. Verandering aan woning Welke invloed de renovatie op de woning heeft zal invloed hebben op de houding van bewoners. Dit kan zowel positieve als negatieve invloed hebben, afhankelijk van hoe effectief de bewoners de maatregelen vinden, de maatregelen daadwerkelijke verbeteringen opleveren voor de bewoners en of ze ook negatieve effecten met zich meebrengen. Vervulling woonwensen Of bewoners een maatregel als positief beschouwen hangt ook af van in hoeverre hun woonwensen met de renovatie in vervulling gaan. Invloed van bewoner in proces Door grotere betrokkenheid van bewoners in het proces kunnen bewonersbelangen beter worden meegenomen en is er minder weerstand, waardoor bewoners eerder zullen instemmen met een renovatie. Sociale invloed Uit literatuur blijkt dat gedrag en keuzes van bewoners ook grotendeels bepaald wordt door sociale invloed. Zo kan een goede band tussen woningbouwcorporatie en bewoner ervoor zorgen dat huurders eerder instemmen met een renovatie, maar het kan ook de andere kant opwerken. Uitvoering en regelwerk Bewoners kunnen beperkt worden doordat ze moeite hebben het gehele proces en de gevolgen te overzien. Ze kunnen geen gedoe willen, en er geen of geringe moeite en tijd in stoppen. Daarnaast kunnen ze beperkt worden door zelf niet te weten hoe het aan te pakken. Of ze weten niet op welke subsidies woningeigenaren aanspraak kunnen maken, of worden beperkt door de snelheid waarmee subsidies of vergunningen verstrekt worden. Overlast en overlastbeperking De hoeveelheid verwachte overlast kan er voor zorgen dat bewoners niet voor een renovatie kiezen. Extra maatregelen of voorzieningen kunnen dit negatieve effect deels beperken of compenseren. heel grote belemmering om te kiezen voor renovatie negatieve invloed op keuze kleine negatieve invloed op keuze geen invloed op keuze of kan zowel negatieve als positieve invloed hebben kleine positieve invloed op keuze positieve invloed op keuze van groot belang om te kiezen voor renovatie 46
Financiële factoren De financiële gevolgen van de renovatie hebben invloed op de vraag of bewoners deze kunnen of willen dragen. Hierbij kunnen ze echter ook beperkt worden door een totaal inzicht in de gevolgen. Verwachte mate van invloed Voor de verschillende huishoudenstypen zullen verschillende aspecten van belang zijn. Om dit inzichtelijk te maken is in de tabel hiernaast, naast de weergave van alle factoren die meespelen in de keus van bewoners voor een renovatie, de verwachting weergegeven in welke mate ze meespelen voor de vijf type huishoudens. Voor de Modale Burgers en de Traditionalisten is er ook onderscheid gemaakt tussen bewoners van koopwoningen en huurwoningen. De mate van invloed is aangegeven op een 7 puntsschaal. Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
aantal uren thuis
huidige gebruiksveiligheid
activiteiten in huis
huidige brandveiligheid
binding met de buurt
huidige sociale veiligheid
in voor verandering
huidige gezondheid (en binnenmilieu)
bekendheid eigen energiegebruik
huidige bruikbaarheid
bekendheid duurzame en energiebesparende oplossingen
huidige bedieningsgemak (en regelbaarheid)
invloed op het binnenklimaat invloed op ruimtegebruik
huidige thermisch comfort
huidige belevingswaarde huidige onderhoudbaarheid leeftijd gezinssamenstelling opleidingsniveau Uitgangsitu- inkomen atie bewoner etniciteit gezondheid huidige woonduur verwacht woonduur
Deel II De theorie - Literatuurstudie bewonersbelangen
Pensioengenieters
invloed op het comfort
huidige energiegebruik
huidige wooncomfort
Traditionalisten (huur)
zelf klussen
Uitgangsituahuidige uitbreidbaarheid ties woning huidige toegankelijkheid
huidige inbraakpreventie
Traditionalisten (huur)
ontzorging
huidige flexibiliteit en veranderbaarheid
huidige akoestisch comfort
Modale Burgers (koop)
milieubewustzijn
huidige toekomstwaarde
huidige watergebruik
Modale Burgers (huur)
Vrije Geesten
huidige constructieve veiligheid
Knokkers
deelfactoren
Pensioengenieters
Traditionalisten (huur)
Traditionalisten (huur)
Modale Burgers (koop)
Modale Burgers (huur)
Factoren
Knokkers
deelfactoren
Vrije Geesten
Factoren
invloed op geluidsoverlast Verandering aan woning
invloed op het uiterlijk vrees voor nieuwe onvolkomenheden ongewenste bijeffecten ontsierende effecten effectiviteit van de maatregel hoger wooncomfort gezonder binnenmilieu herindeling woning
uitbreiding woonoppervlak Vervulling woonwensen grotere veiligheid betere leefomgeving waardevermeerdering levensloopbestendig
47
bewust van problemen
Overlast en overlastbeperking
beperkt door op gezette tijden thuis zijn beperkt door tijd/moeite die nodig is om ruimte vrij te maken onbekenden toelaten tot privéterrein
andere bewoners die het ook doen
beperkt in veiligheid
invloed voorbeeldprojecten verbetering van tevoren kunnen ervaren
inperking van overlast door beschermende maatregelen
zekerheid over verloop en reslutaat
invloed op tijdsindeling uitvoer werkzaamheden
hoeveelheid moeite qua tijd en inspanning
vervangende woonruimte of faciliteiten
hoeveelheid zelf te doen
invloed op de energierekening
ontzorging
huurverhoging
bekendheid hoe aan te pakken
mogelijke huurtoeslag invloed op uw maandelijkse lasten
overzicht mogelijkheden en gevolgen Uitvoering en regelwerk bekendheid met uitvoerder snelheid verstrekking van subsidies
Pensioengenieters
beperkt of hinder in gebruik door materieel
oordeel andere bewoners in de buurt
bekendheid subsidies
Traditionalisten (huur)
beperkt of hinder in gebruik door geluid
publieke opinie
Sociale invloed
Traditionalisten (huur)
beperkt of hinder in gebruik door vuil
keuzemogelijkheid
hoeveelheid en wijze van voorlichting
Modale Burgers (koop)
geen of beperkt gebruik van woninggebonden installaties
workshops ed
goede band met woningbouwcorporatie
Modale Burgers (huur)
geen of beperkt gebruik van gas, water of elektriciteit
mate van zeggenschap
betrouwbare partner als zender
Knokkers
Vrije Geesten
betrokkenheid vanaf voorfase Invloed van bewoner in proces
deelfactoren
Pensioengenieters
Traditionalisten (huur)
Traditionalisten (huur)
Modale Burgers (koop)
Modale Burgers (huur)
Factoren
Knokkers
deelfactoren
Vrije Geesten
Factoren
hoogte van de investering Financiële factoren
lengte van de terugverdientijd invloed op de waarde van de woning
bekendheid regelgeving
subsidies
snelheid verstrekking vergunningen
financieringsmogelijkheden
tijdsduur uitvoering
woonlastengarantie
geen of beperkt gebruik van ruimten
financiële vergoedingen verwachte energieprijsstijging
48
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
6
Conclusies theorie
In dit hoofdstuk zullen de gestelde onderzoeksvragen uit Hoofdstuk 3 aan de hand van de bevindingen uit de literatuur die beschreven is in de twee voorafgaande hoofstukken zo veel mogelijk beantwoord worden.
6.1
Renovatiebehoefte
De kwaliteit van de jaren ‘60 en ‘70 woningvoorraad is over het algemeen laag door het tekort aan bouwmaterialen en geschoolde werknemers ten tijde van de bouw. Daarnaast zijn door de stijgende welvaart en technische ontwikkelingen de levensstandaarden toegenomen. Met de stijgende energieprijzen is ten slotte de behoefte van energiebesparende maatregelen voor deze woningen steeds groter. Hierdoor is er grote behoefte de thermische schil van de woning te verbeteren om het comfort te verhogen en het energiegebruik te verlagen, huidige installaties te vervangen en aan te vullen met energiebesparende of opwekkende installaties om het energiegebruik te verlagen en daarnaast het binnenklimaat te verbeteren. Koudebruggen dienen te worden opgelost om warmtelekken, problemen in de constructie en schimmel en vocht in de woning weg te nemen. Vooral in de meergezinswoningen verdient geluidsoverlast tussen woningen aandacht. Bij gelijk blijvende doelgroep is algehele vergroting van het woonoppervlak gewenst en specifiek vergroting van de badkamer en in mindere mate verbreding van de keuken.
6.2
Huidige aanpakken
Voor het renoveren van koopwoningen moet de eigenaar-bewoner zelf het initiatief nemen. Bij de aanpak van huurwoningen ligt het initiatief bij de woningbouwcorporatie, die de plannen maakt. Een bewonerscommissie die alle bewoners zou moeten vertegenwoordigen heeft meestal inspraak bij het vormen van de plannen. De huidige formele vorm van het raadplegen van een bewonerscommissie leidt voor huurders vaak onvoldoende tot het hebben van invloed op de plannen en het meenemen van bewonersbelangen bij de renovatie. Wanneer de plannen definitief zijn worden deze gepresenteerd aan alle bewoners waarvan 70% moet instemmen om het door te kunnen laten gaan. Na de renovatie kan huurverhoging worden gevraagd welke redelijk is in verhouding met de investering en waarmee de eindhuur niet boven de maximale huur conform het WWS uitkomt. Bij het ontwikkelen van renovatieoplossingen worden vanuit technische oogpunt zo goed mogelijk de huidige (technische) problemen van de woning opgelost binnen een zo laag mogelijk budget. Ook voor de uitvoer wordt gezocht naar techisch en financieel de meest gunstige situatie. Integrale aanpakken waarmee 45% energiereductie en een levenduurverlening wordt behaald en die daarnaast ook uitvoerbaar zijn in bewoonde staat zijn nog niet aanwezig om standaard uit te voeren.
6.3
Belangen bewoners bij een renovatie
Bewoners hebben geen direct belang bij technische verbeteringen van hun woning, maar wel bij verbeteringen die ze zien of anderszins direct merkbaar zijn. Er zijn de volgende belangen van bewoners bij een renovatie te onderscheiden: • • • • • • • • •
behouden lage woonlasten hoger wooncomfort gezonder binnenmilieu herindeling woning uitbreiding woonoppervlak vergroting veiligheid verbetering leefomgeving waardevermeerdering woning levensloopbestendig maken woning
De belangen van bewoners verschillen per doelgroep, waarbij een onderscheid is gemaakt in de vijf doelgroepen Vrije Geesten, Knokkers, Modale Burgers, Traditionalisten en Pensioengenieters.
Deel II De theorie - Conclusies theorie
49
6.4
Factoren bij keuze van bewoners voor renovatie
Financiële aspecten zijn erg belangrijk voor bewoners, toch spelen ze vaak een minder grote rol in de besluitvorming van mensen dan vaak wordt aangenomen. Mensen zijn namelijk geen rationele denkers. Voor een besluit zoals de keus voor een renovatie worden de voors en tegens niet rationeel afgewogen. Daarnaast spelen sociale of gewoontegedragsaspecten ook een rol. Voor alle factoren die bij de keus van bewoners meespelen is een onderscheid gemaakt in de volgende groepen: • • • • • • • • •
uitgangsituatie woning uitgangsituatie bewoner verandering aan de woning vervulling woonwensen invloed van bewoner in het proces sociale invloed uitvoering en regelwerk overlast en overlastbeperking financiële factoren
Het gehele overzicht van alle factoren die mogelijk in de keus van bewoners meespelen en de verwachte invloed ervan zijn in het schema op pagina 47 en 48 weergegeven. Over het algemeen kan wel geconcludeerd worden dat bewoners eerder tot een renovatie besluiten als: • • • • • • • •
het behartigen van hun belangen als uitgangspunt wordt genomen ze de technische problemen en noodzaak van energiebesparing inzien ze zekerheid hebben ze keuzemogelijkheid hebben de keuzemogelijkheid inzichtelijk (en niet te uitgebreid) is er een goede band is met de woningbouwcorporatie (als die de initiatiefnemer is) er andere bewoners zijn die het ook doen ze de verbeteringen van tevoren kunnen ervaren
Bewoners kunnen belemmerd worden om te besluiten tot renovatie door: • • • • • • • • • • •
6.5
desinteresse en het ontbreken van kennis over de noodzaak en voordelen van renoveren complexiteit en ontbreken van overzicht en de gevolgen te grote hoeveelheid overlast teveel moeite en tijd die ze verwachten dat het kost het niet financieel kunnen of willen dragen te lange terugverdientijd nieuwe ongewenste bijeffecten vrees voor nieuwe technische onvolkomenheden ontsierende effecten traagheid en onduidelijkheid regelgeving en subsidies slechte ervaringen (met woningbouwcorporatie, renovatie bij anderen etc.)
Uitvoerbaar in bewoonde staat
Of een project uitvoerbaar is hangt voornamelijk af met hoeveel overlast een bewoner te maken zal krijgen. Onder overlast kan het volgende worden verstaan: •
50
inperking van de bewoonbaarheid en bruikbaarheid van de woning voor de bewoner door: ◦◦ geen of beperkt gebruik van ruimten ◦◦ geen of beperkt gebruik van gas, water of elektriciteit ◦◦ geen of beperkt gebruik van woninggebonden installaties ◦◦ beperkt of hinder in gebruik door vuil ◦◦ beperkt of hinder in gebruik door geluid Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
• • •
◦◦ beperkt of hinder in gebruik door in de weg staand materieel inperking van eigen tijdsindeling ◦◦ beperkt door op gezette tijden thuis zijn of iemand regelen om toegang te verschaffen tot woning ◦◦ beperkt door tijd die nodig is om ruimte vrij te maken en weer terug te brengen in gebruiksstaat inbreuk in de privacy van de bewoner ◦◦ onbekenden toelaten tot privéterrein inperking veiligheid ◦◦ beperkt in veiligheid doordat onbekenden in zekere zin vrij toegang hebben tot persoonlijke eigendommen
Onder welke omstandigheden een bewoner nog in een woning kan blijven wonen kan vanuit de literatuur nog niet beantwoord worden. Hierop zal in het volgende deel van het onderzoek daarom verder worden ingegaan. Over het algemeen kan wel geconcludeerd worden dat hoeveel overlast iemand aanvaardbaar vindt afhankelijk is van de persoon. De verwachting is dat de doelgroep Pensioengenieters de grootste voorkeur heeft voor (tijdelijk) verhuizen in plaats van een renovatie ondergaan, gevolgd door de Knokkers. De Vrije Geesten zullen naar verwachting het snelst overlast aanvaarden. Uit de theorie volgen wel vier strategieën om de overlast voor bewoners te verminderen: • • • •
6.6
de tijdsduur van de werkzaamheden in de woning in te korten de overlast zelf zoveel mogelijk in te perken, door bijvoorbeeld afscherming de werkzaamheden op tijden uit te voeren wanneer er zo weinig mogelijk last is zorgen dat bewoners hun woonactiviteiten elders kunnen uitvoeren
Meenemen van bewonersbelangen in proces, oplossing en uitvoer
Door bewoners eerder te betrekken in het renovatieproces, en ze niet alleen te raadplegen, maar ook te laten meedenken en beslissen, kunnen hun belangen beter worden meegenomen. Enkel een (bestaande) bewonerscommissie te betrekken vormt vaak niet een voldoende en representatieve afspiegeling van alle bewoners belangen. Door meer informele bijeenkomsten kan een grotere groep bewoners bereikt worden en kunnen bewoners beter zicht krijgen in het belang van een renovatie en de mogelijke oplossingen en gevolgen. Activiteiten waardoor bewoners dit echt kunnen ervaren werken hierbij beter dan alleen schriftelijke of verbale overdracht. Bij het ontwikkelen van een renovatieoplossing moet niet alleen ingezet worden op een oplossing waarmee de technische problemen opgelost worden binnen een zo laag mogelijk budget. De renovatieoplossing moet ook kansen bieden voor het vervullen van woonwensen van bewoners en aansluiten op hun leefgedrag. Ook moet de renovatieoplossing zo ontwikkeld zijn dat het zo weinig mogelijk overlast geeft voor de bewoner tijdens de uitvoering. Daarom is het aan te raden zoveel mogelijk met prefab onderdelen te werken, waardoor de werkzaamheden in de woning zoveel mogelijk beperkt kunnen worden en de uitvoeringstijd voor de bewoner kort blijft.
Deel II De theorie - Conclusies theorie
51
Deel III
De praktijk
52
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
In Deel III zullen de bevindingen van zeven verschillende renovatieprojecten gegeven worden die beschreven zijn in Hoofdstuk 7. Hoofdstuk 8 gaat in op de uitkomsten uit de landelijk gehouden enquête onder woningeigenaren. Hierbij is vooral ingegaan op de vraag wat belemmeringen zijn om te gaan renoveren, door welke aanbiedingen of veranderingen bewoner wel geneigd zijn hun woning energiezuinig te maken en hoeveel overlast ze acceptabel zouden vinden. Met deze bevindingen uit de praktijk wordt in Hoofdstuk 9 de beantwoording van de onderzoeksvragen aangescherpt.
Deel III De praktijk
53
7
Renovatieprojecten
7.1
Project selectie
Voor de evaluatie zijn projecten geselecteerd die zoveel mogelijk voldoen aan de volgende criteria of er bij enkele er uitspringen: • • • • • •
bouwjaar 1960-1980 grote energiebesparing door renovatie verbetering voor huidige woonwensen uitvoer in bewoonde staat verschil in initiatiefnemer intensieve bewonersbegeleiding
Vanuit de SEV was voor evaluatie het mogelijk gebruik te maken van de UKR NEW renovatieprojecten (Unieke Kansenregeling ‘Naar energieneutraal wonen’) die grotendeels aan de criteria voldeden omdat het om projecten gaat met een grote energiebesparing en een vernieuwende manier van aanpak. Tot de overige projecten is gekomen door het bijwonen van een inspiratielezing voor het Slim&Snel netwerk, een tip vanuit de SEV en door een dag mee te gaan met de Woonbond. Dit heeft geresulteerd in de volgende projecten. Onderzoeksvragen Theorie Literatuurstudie
Interviews
techniek
Literatuurstudie bewoners
Voorlopige beantwoording onderzoeksvragen Evaluatie uitgevoerde renovatieprojecten interview woningbouwcorporatie
interview bewoners
interview uitvoerer
interview andere experts in proces
Bevindingen uit projecten in voorfase renovatie Bevindingen uit anderzins interessante projecten
Aanscherping beantwoording onderzoeksvragen Verfijnen en generaliseren bij woningeigenaren Vereniging Eigen Huis
Aanbevelingen
Figuur 27: Fase binnen het onderzoek
54
De Kroeven in Roosendaal is één van de UKR NEW projecten en komt het dichtst in de buurt van de Slim&Snel ambities. Jaren ‘60 rijtjeswoningen zijn in bewoonde staat in drie weken tijd gerenoveerd, waarbij de woning slechts één dag geheel open was. De renovatie zorgt voor een CO2-reductie van 60%. De uitvoer lijkt voor de bewoners op het toelaatbare te zitten wat mogelijk is te doen in bewoonde staat. De uitvoer van de renovatiewerkzaamheden zijn in april 2011 afgerond. Prinses Beatrixlaan in Voorburg zijn portiekwoningen die gerenoveerd zijn om een grote energiebesparing te halen en te voldoen aan de huidige woonwensen door liften toe te voegen. Ook dit project leek op de rand te zitten op van uitvoerbaarheid in bewoonde staat, mede vanwege een ingrijpende plattegrondswijziging en de lange uitvoeringstijd van anderhalf jaar. Het project is al in 2008 opgeleverd. Centrum Biddinghuizen gaat ook over jaren ‘60 rijtjeswoningen waarbij energiebesparing centraal stond en gerenoveerd is in bewoonde staat. Bij de renovatie zijn verschillende wijze van uitvoer en installaties uitgeprobeerd. Hierdoor heeft iedere straat zijn eigen uitstraling gekregen en kan na evaluatie tot de beste oplossing voor zowel de corporatie als de bewoners gekomen worden voor volgende projecten. Dit project viel ook binnen de UKR NEW regeling en is in 2009 opgeleverd. De Rembrandtflat in Zwolle is een galerijflat uit de jaren ‘60 waarbij zowel geprobeerd is de flat als de bewoners energiezuinig te maken. Het is ook één van de UKR NEW projecten en is in 2009 opgeleverd. De Blue Print woningen in Heerhugowaard vallen buiten de bouwperiode 1960-1980 en zijn nog maar tien jaar oud. Door slechte uitvoer van deze rijtjeswoningen en portiekappartementen was het nu al nodig de gehele gevel te vervangen. Ze zijn meegenomen in dit onderzoek omdat ze als voorbeeld kunnen dienen voor de mogelijkheden van snel renoveren, maar ook als voorbeeld van wat een slechte uitvoer voor gevolg kan hebben. Daarnaast is het project bijzonder omdat het hier grotendeels om koopwoningen gaat waarbij iedereen met de renovatie meedoet. De renovatie is in mei 2011 klaar. De Koningsvrouwen van Landlust in Amsterdam is geselecteerd omdat dit project eruit springt door de intensieve bewonersbegelijding en dient als voorbeeld wanneer het niet meer mogelijk is om in bewoonde staat te renoveren. Deze vooroorlogse woningen zijn in een te slechte bouwtechnische en woontechnische staat om de woningen ingrijpend in bewoonde staat te renoveren. Ondanks de renovatie blijven de sociale banden toch behouden en worden erdoor zelf verbeterd, waardoor 50% van de bewoners terugkeert. Dit project valt ook binnen de UKR NEW en is op het moment in uitvoering. Wandelmeent in Hilversum is een buitenbeentje in de lijst van bezochte projecten aangezien hier (nog) niet gerenoveerd gaat worden Toch is dit project meegenomen aangezien hier de huurders zelf graag willen dat deze jaren ‘70 rijtjeswoningen duurzaam gerenoveerd worden met een grote energiereductie. Ze lopen echter aan tegen de standaard, niet ingrijpende aanpak.
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Wandelmeent
Koningsvrouwen
Blue Print Woningen
Rembrandtflat
Biddinghuizen
Prinses Beatrixlaan
De Kroeven Bouwjaar 1960-1980 Rijtjeswoningen Portiekwoningen Galerijflat Grote energiebesparing Verbetering woonwensen Uitvoering in bewoonde staat Woningbouwcorporatie opdrachtgever Initiatief bewoner Intensieve bewonersbegeleiding Korte uitvoeringstijd Huur Huur en een klein deel koop Voornamelijk koop
7.2
Onderzoeksaanpak
De projectevaluatie moet zorgen voor verdiepende en aanvullende informatie op de literatuur voor het beantwoorden van de algemene onderzoeksvragen. Voor de evaluatie van de projecten zijn verschillende interviews gehouden, waarbij is geprobeerd bij ieder project te spreken met de opdrachtgever, in de meeste gevallen de woningbouwcorporatie, en enkele bewoners. Daarnaast is afhankelijk van het project en de mogelijkheden gesproken met de uitvoerder of anderzins betrokken professionals zoals de architect, installatiespecialisten en een onafhankelijke woonkwaliteitadviseur. Voor het interview met de woningbouwcorporatie was vooraf besloten om dit enkel te houden met de projectleider van het renovatieproject. Bij de uitvoering is hier echter meer variatie in gekomen. De sociale projectleider wist vaak meer te vertellen over hoe de bewoners en hun belangen betrokken waren bij de renovatie, de projectleider had het meeste zicht op de technische uitvoering en uit de projectmanager of directeur was de meeste kennis te halen over de voorfase van het renovatieproject en de algemene doelstelling. Voor de meest volledige informatie zou het optimaal zijn geweest al deze mensen gesproken te hebben, maar dit was gezien de tijd en op organisatorisch gebied niet mogelijk. Voor het interviewen van bewoners zijn ook meerdere aanpakken gehanteerd: • • • •
aanbellen bij mensen voor een gestructureerd interview het stellen van een paar korte vragen op straat gesprek met de voorzitter van de bewonerscommissie/VVE meelopen met energiebusbezoek van de Woonbond
De interviewvragen zijn gerelateerd aan de algemene onderzoeksvragen en komen voort uit de bevindingen of ontbrekende kennis van uit het literatuuronderzoek.
Deel III De praktijk - Renovatieprojecten
55
7.3
De Kroeven - Roosendaal
De renovatie van De Kroeven bestaat uit twee complexen met in totaal 264 rijtjeswoningen uit het begin van de jaren ‘60. De woningen zijn volgens het passiefhuis-concept gerenoveerd. Hierbij is voor de twee complexen een verschillende aanpak gehanteerd. Complex 506 is volgens een traditionele aanpak gerenoveerd en bij complex 505 is gebruik gemaakt van zoveel mogelijk geprefabriceerde onderdelen met daarbij integratie van de installaties. Samenvatting case studie (gehele verslag in Bijlage C1) Voor evaluatie van de renovatie van de Kroeven is met de projectleiders van de woningbouwcorporatie en de hoofduitvoerder geproken. Daarna is nog een interview gehouden met de projectmanager en de projectleider van de woningbouwcorporatie. Tot slot zijn acht bewoners geïnterviewd.
Figuur 28: De Kroeven - oude situatie
Voorlopige conclusies De eerste plannen die door de woningbouwcorporatie waren gemaakt moesten zorgen voor een kleine verbetering van de woningen zodat ze weer voor tien jaar doorgeëxploiteerd konden worden. Bij presentatie leverde dit echter grote weerstand op onder bewoners, ze wilden voor langere tijd zekerheid en dat het hoge energiegebruik van de woningen aangepakt zou worden. Vanuit de fascinatie van de projectmanager van de woningbouwcorporatie is toen besloten tot een renovatie op passiefhuisniveau. Om bewoners te overtuigen is een excursie geörganiseerd naar een project in Duitsland. De woningbouwcorporatie geeft aan bij dit soort projecten de begeleiding van bewoners hoog in het vaandel te hebben staan, niet alleen voor en tijdens de renovatie, maar ook erna. Zo had bij dit project vooraf een sociale kaart gemaakt moeten worden. Bij het project is een woonlastengarantie ingezet om alsnog de instemming van minimaal 70% van de bewoners te behalen. De Woonbond had hiertoe ook een rekenmodel ontwikkeld zodat iedereen de gevolgen voor zijn individuele woonlasten kon berekenen. Hier werd echter weinig gebruik van gemaakt. Bij de uitvoer van complex 506 zijn de woningen op een traditionele wijze aan de buitenzijde geheel ingepakt, wat vier tot vijf weken aan werkzaamheden en directe overlast in de woning opleverde. Bij complex 505 is het buitenspouwblad verwijderd en is in één dag een geheel nieuwe prefab-gevel en dak geplaatst inclusief installaties. Deze ene dag was de woning compleet onbewoonbaar. In totaal duurden hier de werkzaamheden in de woning drie weken. Bij complex 506 waren er beduidend meer klachten over overlast. Hier was ook vaker sprake van uitloop op de planning.
Figuur 29: De Kroeven - buitenspouwblad verwijderd
Na de renovatie zijn de bewoners van complex 506 tevreden over het eindresultaat, maar niet over het verloop. Volgens hen had de begeleiding vanuit de woningbouwcorporatie en de planning beter gemoeten. Bewoners vinden het onrechtvaardig dat er geen gelijke behandeling is geweest in het krijgen van een nieuwe keuken, badkamer of gebruik van een wisselwoning. Onder de bewoners van complex 505 is een hogere tevredenheid onder de bewoners over de uitvoer en de begeleiding. Hier werd naast de kortere bouwtijd ook beter aan de planning gehouden en had de woningbouwcorporatie meer wisselwoningen beschikbaar gesteld. De bewoners van 505 zijn over het algemeen tevreden over het eindresultaat, maar er zijn wel klachten dat het binnen nu te warm is. Daarnaast vinden de bewoners het jammer dat nu de woningen van buiten geheel als nieuw zijn, terwijl het intern nog steeds de oude gehorige woning is. De keuken, badkamer en toilet is, indien oud genoeg, naar keuze van de bewoner vervangen. De bewoners hadden ook graag gezien dat de binnendeuren van de woningen vervangen werden. De voortuinen zijn allemaal opnieuw aangelegd, wat voor een net straatbeeld zorgt. De bewoners vinden het echter jammer dat de achtertuinen niet ook weer in orde zijn gemaakt of dat er iets is gedaan aan de erfafscheidingen tussen de woningen. Het renoveren tot passiefhuis leek voor alles te gaan. Het vergroten van de woning door bijvoorbeeld een dakkapel was niet mogelijk, aangezien dit moeilijk inpasbaar was binnen het passiefhuisniveau. Dit was waarschijnlijk wel wenselijk geweest voor de vierkamerwoningen, aangezien er veel grote gezinnen wonen en wel 60% tegen een huurverhoging van €15 per maand een vaste trap heeft laten plaatsen naar zolder. Op het gebied de installaties zijn de bewoners nog wantrouwig. Ze missen de stralingswarmte aangezien gebruik is gemaakt van lage temperatuur verwarming en bovendien vertrouwen ze de binnenluchtkwaliteit niet.
Figuur 30: De Kroeven - woning geheel open
56
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
(Mis)matches tussen techniek en bewonersbelangen Hieronder een overzicht waarin de renovatie voorziet in de bewonersbelangen en punten waar de renovatie niet in voorziet en die juist negatieve effecten met zich meebrengen. match tussen renovatie en bewonersbelangen
mismatch tussen renovatie en bewonersbelangen
verbetering uitstraling
geen oplossing voor gehorigheid
verlaging energiegebruik
te warm binnenklimaat
verlenging exploitatieduur van minimaal 25 jaar
intern nog oude woning
nieuwe keuken en badkamer
geen vergroting woonoppervlak missen stralingswarmte verwarming niet een wisselwoning voor iedereen beschikbaar gevoel van onrechtvaardigheid over wat bij wie is gedaan
Aanbevelingen uit dit project Naar aanleiding van De Kroeven is het aan te bevelen bewoners eerst te betrekken bij de planvorming voordat de plannen worden gepresenteerd. Bij een vergaande renovatie met grote overlast voor bewoners is goede begeleiding van de bewoners van groot belang. Goede communicatie, duidelijkheid wat wanneer gaat gebeuren en een gevoel van gelijke behandeling tussen bewoners zijn basisvoorwaarden voor een goed verloop van het proces.
Figuur 31: De Kroeven - complex 506
Bij een vergaande hoog niveau renovatie zoals De Kroeven zou niet alleen aandacht besteed moeten worden aan thermische isolatie, de warmtevraag en het energiegebruik, maar ook aan gehorigheid, de gewenste woonbehoefte en sociale veiligheid van de leefomgeving. Bij toepassing van passiefhuis dient er extra gelet te worden op oververhitting van de woningen. Een aanpak met zoveel mogelijk geprefabriceerde onderdelen leidt niet alleen tot een kortere uitvoertijd, wat vooral in het belang is van bewoners, maar ook tot minder uitloop, lagere kosten en een hogere kwaliteit. Nog verdere prefabricage kan het aantal werkzaamheden en de uitvoertijd in de woning nog verder verkleinen en daarmee de overlast voor bewoners. Drie weken lang zowel zonder keuken als badkamer leven vonden bewoners niet acceptabel. Bewoners wilden dit liever opgesplitst hebben en als het mogelijk is een kortere uitvoertijd. Verdere overlast vinden bewoners vooral de vele werkmensen die overal in de woning rondlopen en het stof en vuil.
Figuur 32: De Kroeven - complex 505
Deel III De praktijk - Renovatieprojecten
57
7.4
Prinses Beatrixlaan - Voorburg
Het complex aan de Prinses Beatrixlaan is gebouwd in 1962 en bestaat uit 104 portiekwoningen, die bij de renovatie in 2008 in bewoonde staat zijn omgevormd tot galerijwoningen. De renovatie had tot doel de bewoners in hun sociale structuur te laten, de woningen geschikt te maken voor ouderen zodat deze langer in de woning kunnen blijven wonen en de energielasten voor de bewoners omlaag te brengen door de toepassing van duurzame energieopwekking en hoogwaardige isolatiemaatregelen. Om dit te realiseren is de gehele buitenschil van het complex ingepakt. De oude doorgestorte balkons zijn afgezaagd en vervangen door een nieuwe apart gefundeerde stalen constructie, waardoor ze ook groter konden worden. Aan de achterzijde zijn galerijen toegevoegd die ontsloten worden door een centrale entree met liften. Door de entreewijziging vond er een plattegrondswijziging plaats waarbij in één van de bestaande slaapkamers een nieuwe entree is gemaakt en na verwijdering van de oude portiek op deze plaats een nieuwe slaapkamer is gerealiseerd. Voor verwarming en warm water is over gegaan van individuele ketels naar een collectief systeem, waarbij één eenkamerwoning is opgeofferd voor het realiseren van een ketelhuis. Voor verbetering van het binnenmilieu is een mechanisch ventilatiesysteem toegevoegd en in de woningen is het reguliere groot onderhoud uitgevoerd waarbij de bewoners ervoor konden kiezen om de badkamer te vergroten door verwijdering van inbouwkasten. Figuur 33: Prinses Beatrixlaan - oude situatie voorgevel
Samenvatting case studie (gehele verslag in Bijlage C2) Voor het verkrijgen van de informatie zijn drie bewoners in hun woning geïnterviewd, is de projectleider van de woningbouwcorporatie geïnterviewd en is de uitslag van de door de woningbouwcorporatie gehouden, evaluatie-enquête gebruikt. Conclusies De bewoners wilden graag dat er gerenoveerd ging worden omdat het complex er verpauperd uitzag en ze graag liften toegevoegd zagen. Dit is bij de renovatie ook aangepakt en hierover zijn ze erg tevreden. Tijdens de planvorming hebben de bewoners weinig tot geen inspraak gehad. Voor het behalen van voldoende instemming voor de renovatie zijn bewoners die zelf graag wilden dat er gerenoveerd ging worden, voornamelijk vanuit de bewonerscommissie, actief bezig geweest overige bewoners over te halen. Over de uitvoer van de renovatie zijn de bewoners niet tevreden. Bij de instemming met de plannen hadden de bewoners geen idee hoe dit uitgevoerd ging worden en wat dit in zou houden. De renovatie had een lange uitvoeringstijd van anderhalf jaar. Doordat het complex als één geheel is aangepakt en de uitvoering was verdeeld in drie fasen, buitenrenovatie, portiekwisseling, binnenrenovatie, waren de werkzaamheden per woning ook verspreid over de anderhalf jaar. Hierdoor hebben de bewoners het gevoel dat ze anderhalf jaar in de rommel hebben gezeten, terwijl er soms tussentijden van enkele maanden waren waarbij niks aan hun woning werd gedaan.
Figuur 34: Prinses Beatrixlaan - nieuwe situatie straatzijde
Doordat er geen goede woningopnamen waren gedaan, ervan uitgegaan was dat alle woningen gelijk zouden zijn, sommige uitvoeringstijden te kort waren ingeschat, er problemen waren met levering van materiaal en er een personeelstekort was kon er niet goed gehouden worden aan de planning, waardoor de bewoners niet goed meer wisten waaraan ze toe waren. Uitvoeringsvolgorde was bij dit project erg belangrijk om de woningen bewoonbaar te kunnen houden tijdens de uitvoering. Zo beseften ze tijdens de uitvoering dat ze de nieuwe voordeuren nog niet tegelijk konden plaatsen met de andere kozijnen, aangezien deze ruimte nog drie maanden in gebruik zou zijn als slaapkamer. Overlast was vooral het vele stof en vuil in de woning, het lawaai, het gebrek aan sanitair en dat ze overal in de woning tegelijk bezig waren, zodat geen enkele of weinig ruimten gewoon gebruikt kon worden. Dit was vooral voor gezinnen met (kleine) kinderen een probleem. De noodvoorzieningen voor koken, het toilet en douches werden wel gewaardeerd, al werd het vaker opgelost door naar vrienden of familie elders in het complex of de buurt te gaan doordat het behelpen bleef en gemeenschappelijke voorzieningen als douches niet schoongehouden werden.
Figuur 35: Prinses Beatrixlaan - nieuwe situatie achterzijde
58
Over het eindresultaat zijn de bewoners tevreden, waarbij de uitstraling van het gebouw het belangrijkst is. Daarnaast vinden de bewoners de toevoeging van de liften en het vergroten van de badkamer een grote verbetering. Een enkeling noemt de energiebesparing of plaatsing van dubbelglas, maar voor een groot aantal speelt dit geen rol. Als negatief gevolg wordt genoemd de lange loopafstand over de galerijen, geen gebruik kunnen maken van de noodtrappen door geluidsoverlast, leidingen voor de verwarming die in het zicht lopen en minder privacy al is dit geprobeerd te beperken door de galerijen van de gevel af te plaatsen. De afwerking in de woning is vaak snel en slordig gedaan, wat nu nog steeds tot onvrede leidt. De nieuwe verwarmingsinstallatie wordt niet als een verbetering gezien, omdat deze niet goed ingesteld is en de bewoners voor
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
hun gevoel zelf minder kunnen regelen. De mechanische ventilatie vinden ze geen toegevoegde waarde hebben, maar wordt ook niet negatief beschouwd. (Mis)matches tussen techniek en bewonersbelangen Hieronder een overzicht waarin de renovatie voorziet in de bewonersbelangen en punten waar de renovatie niet in voorziet en die juist negatieve effecten met zich meebrengen. match tussen renovatie en bewonersbelangen
mismatch tussen renovatie en bewonersbelangen
uitstraling
langere looproutes door galerijen
toevoeging lift
minder privacy door galerijen
vergroten badkamer
geluidsoverlast van nieuwe noodtrappen
vergroten balkon
leidingen van verwarming in het zicht
vermindering energieverbruik
minder licht in de hal door afdichten bovenlichten voor verlaagd plafond
Aanbevelingen uit dit project Naar aanleiding van dit project is vooral aan te bevelen een heel goede planning te maken en daar ook aan vast te houden zodat bewoners zekerheid hebben. Dit kan gedaan worden door van tevoren de woningen en haar bewoners goed in kaart te brengen. Aan te bevelen is eerst een proefwoning of portiek te doen, zodat er beter zicht is op de huidige situatie van de woning, wat er mogelijk met de uitvoering en of het het gewenste resultaat oplevert. Het zorgt naast de kans om uit te proberen wat de beste werkwijze is voor de uitvoering, ook voor meer inzicht voor de bewoners wat hen te wachten staat, wat de mogelijkheden zijn en wat het op zal leveren. Voor de uitvoering is het aan te raden de fasering niet in te delen op werkzaamheden, maar per woning of groep woningen. Hierdoor is de uitvoeringsduur per woning korter, waardoor de renovatie voor minder lange tijd directe impact heeft op de bewoners.
Figuur 36: Prinses Beatrixlaan - oude plattegrond
Tijdens de uitvoering werd er nu geregeld op verschillende plekken tegelijk in de woning iets gedaan. Hierdoor hadden de bewoners het gevoel dat ze geen plek meer hadden om te leven. Het is daarom aan te bevelen of de werkzaamheden steeds te beperken tot één ruimte, of alle werkzaamheden tegelijk in de woning in zeer korte tijd uit te voeren zodat bewoners maar voor even een ‘vluchtplek’ hoeven te zoeken. Doordat er uitloop was in planning en men overlast in de woning probeerde de beperken werden de werkzaamheden in de woning vaak snel en daarom vaak niet netjes uitgevoerd of afgewerkt. Ook al wordt het erg op prijs gesteld dat er maar voor korte tijd in de woning wordt gewerkt, bewoners stellen het meer op prijs dat het goed en netjes wordt uitgevoerd en ze wat persoonlijke aandacht krijgen. Als dit niet gebeurt blijven dit elke dag kleine ergenissen. Geef de bewoners ook de keus en mogelijkheid om voor een kleine vergoeding een deel van de afwerkingswerkzaamheden in de woning zelf uit te voeren. Een deel van de bewoners zal dit zeer op prijs stellen en krijgen zo de kans om er meer van zijn eigen woning van te maken. Hierdoor kunnen voor beide partijen kosten uitgespaard worden.
Figuur 37: Prinses Beatrixlaan - nieuwe plattegrond
Deel III De praktijk - Renovatieprojecten
59
7.5
Centrum Biddinghuizen
Het renovatieproject Centrum Biddinghuizen bestaat uit 85 rijtjeshuizen, waarvan twaalf seniorenwoningen, die de derde en laatste fase is van de herstructurering van Centrum Biddinghuizen. Dit project had, met het streven naar minimaal een label A, voor de woningbouwcorporatie OFW een hogere duurzaamheidsambitie. Het project is onderverdeeld in zeven woningtypes, welke allemaal een eigen uitstraling hebben. De woningen zijn allemaal voorzien van vloer-, gevel- en dakisolatie, hebben een nieuwe HR-ketel gekregen en de badkamer, keuken en het toilet zijn gerenoveerd. Daarnaast zijn verschillende installatiesystemen toegepast zoals vraaggestuurd ventilatiesysteem met ventilatieroosters of WTW-installatie, een ClimaRad (een radiator gecombineerd met intelligente gebalanceerde ventilatie), een zonneboiler met dakcollector of een Ecoplay (hergebruik douchewater voor toilet). Deze systemen zijn verdeeld toegepast over de verschillende woningtypen en zullen de komende tien jaar gemonitord worden om het rendement in beeld te krijgen. Samenvatting case studie (gehele verslag in Bijlage C3) Voor de evaluatie is gesproken met de woonconsulent van woningbouwcorporatie OFW, zijn drie bewoners op straat voor hun huis aangesproken en is gebruik gemaakt van de gehouden evaluatie-enquête van OFW.
Figuur 38: Biddinghuizen - seniorenwoningen
Conclusies OFW had voor de renovatie met een grote kwaliteitsverbetering en energielastenverlaging voor de woningen gekozen om geen huurverhoging te vragen om zo weinig problemen te krijgen met instemming van de bewoners en vooral omdat de bewoners al te maken kregen met grote overlast. Dit heeft echter tot gevolg dat bewoners ook minder betrokken zijn met de renovatie en of dit voor hun ook de beste oplossing is. Ze hebben het gevoel dat de renovatie ze opgelegd is en zien niet direct de grote voordelen, maar ook niet grote nadelen aangezien ze geen huurverhoging hoefden te betalen. OFW heeft wel geprobeerd de bewoners te betrekken door gebruik te maken van een wijkpanel voor de algehele herstructureringsplannen en door een bewonerscommissie op te laten richten om mee te beslissen tijdens de definitieve ontwerpfase. Bij het vormen van de bewonerscommissie is geprobeerd een goede afspiegeling te maken van de bewoners door tenminste uit iedere straat en woningtype een bewoner zitting te laten nemen. Dit leidde tot zes bewoners die samen alle huishoudens vertegenwoordigden. Zij konden invloed uitoefenen op detailniveau zoals de raamindeling en kleurstelling. Daarnaast kon iedere bewoner kiezen voor een verplaatsing of vergroting van de badkamer en een nieuwe badkamer en keuken uit het assortiment van de woningbouwcorporatie.
Figuur 39: Biddinghuizen - geroveerde huur naast koop
Door zowel OFW als enkele bewoners is aangegeven dat het niet gaat om hele grote eengezinswoningen. Er is door de woningbouwcorporatie echter nooit de mogelijkheid overwogen de woningen bij renovatie te vergroten, terwijl ze de komende veertig jaar wel geschikt moeten blijven voor gezinnen. De enige normering die ze hiervoor hanteren is grondgebonden woning met minimaal drie slaapkamers. Uitbreiding van het woonoppervlak zou volgens de woningbouwcorporatie te ingrijpend zijn. Ook gaf de woningbouwcorporatie aan dat bewoners nooit met deze vraag naar ze toe zijn gekomen. Het blijft echter in het midden wanneer dat had gekund. Tijdens de beheerfase kunnen bewoners enkel een reparatieverzoek indienen. Bij de planvorming werd de bewonerscommissie alleen betrokken op detailniveau en individuele huurders konden hun wensen kenbaar maken tijdens de warme opname van hun woning die na de presentatie van het definitief ontwerp plaats vond. De badkamer werd wel te klein gevonden voor de eisen van deze tijd. Voor vijfkamerwoningen kon deze verplaatst wordennaar een kleine slaapkamer. Voor de vierkamerwoningen was dit niet mogelijk aangezien het dan volgens de normen geen gezinswoning meer is. Wel kon de badkamer vergroot worden door het bijtrekken van vaste kasten. Voor de seniorenwoningen is wel de keus gemaakt deze te vergroten op de verdieping, zodat de woningen in de toekomst ook geschikt zijn voor starters. Door een deel van de bewoners is dit gewaardeerd verwege de extra hobby of logeerruimte die ze nu hebben. Anderen vonden het niet nodig, aangezien ze al geheel op de begane grond leven en het alleen maar extra schoonmaakwerk met zich meebrengt. Voor een deel van de woningen is vanuit het duurzaam bouwen principe bouwkundige zonwering toegepast. In de informatiebrochure voor de bewoners en tijdens de informatieavond kregen de bewoners een artist impression en een maquette te zien. Tijdens de uitvoer bleken de bewoners het toch niet te waarderen qua uitstraling en werkt het volgens hen niet of onvoldoende.
Figuur 40: Biddinghuizen - koopwoning niet gerenoveerd
60
Op proef is bij vijf woningen het buitenspouwblad geheel vervangen in plaats van de spouw enkel na te isoleren. Dit leverde wel meer geluidshinder op voor de bewoners, maar hierdoor kan wel een betere kwaliteit behaald worden die langer behouden
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
bijft. Om deze reden wordt dit door OFW in het vervolg waar mogelijk bij alle renovaties toegepast. Voor de uitvoer is bewust gekozen voor spreiding van de werkzaamheden, zodat de bewoners niet teveel overlast tegelijk hebben, bewoners tussen de werkzaamheden weer even op adem kunnen komen en als er door weersomstandigheden geen werkzaamheden buiten plaats kunnen vinden er nog voldoende werk is in de woning. De woningbouwcorporatie gaf aan dat bewoners dit over het algemeen het prettigst vinden. Enkele bewoners gaven echter aan dat ze soms niet begrepen dat er niet direct doorgegaan werd met de werkzaamheden. Over de verschillende installaties hebben de bewoners tijdens een informatieavond uitleg gekregen. Hierbij was echter niet iedereen aanwezig en bewoners gaven aan dat er teveel installaties in een te grote groep werden besproken. Over de installaties is niet iedereen tevreden. Sommige systemen werkten in het begin niet goed of het nut ervan wordt in twijfel getrokken. Andere klachten zijn er over de lange tijdsduur voor afhandelen van schade en het niet krijgen van vergoedingen. De lange tijdsduur kwam voort uit de tijd om na te gaan of de schademelding terecht was. (Mis)matches tussen techniek en bewonersbelangen Hieronder een overzicht waarin de renovatie voorziet in de bewonersbelangen en punten waar de renovatie niet in voorziet en die juist negatieve effecten met zich meebrengen. match tussen renovatie en bewonersbelangen
mismatch tussen renovatie en bewonersbelangen
uitstraling wijk
uitstraling bouwkundige zonwering
geen tocht
geen vergroting eengezinswoningen
geen huurverhoging
extra schoonmaakwerk seniorenwoningen
Figuur 41: Biddinghuizen - bouwkundige zonwering
verlaging energielasten extra hobby/logeerruimte seniorenwoningen vergroting badkamer eengezinswoningen Aanbevelingen uit dit project Door geen huurverhoging te vragen kan eerder instemming worden gekregen van de bewoners. Het gevolg is echter, in combinatie met bewoners alleen mee te laten beslissen op detailniveau, dat ze zich minder bij de renovatie betrokken voelen en er een grotere mismatch is tussen de renovatieoplossing en de belangen van bewoners. Een artist impression en een maquette blijkt voor bewoners onvoldoende om een beeld te krijgen van de nieuwe situatie. Het zou daarom aan te raden zijn hierin bewoners beter te voorzien of een proefwoning te maken.
Figuur 42: Biddinghuizen - voordeurkleur naar keuze
Als er te maken is met een lange bouwperiode is het aan te raden de werkzaamheden te spreiden. Als de verschillende werkzaamheden niet tegelijk worden uitgevoerd blijft bijna altijd de woning continu bruikbaar voor de bewoner en hebben ze een adempauze tussen de werkzaamheden. Het vervangen van het buitenspouwblad in plaats van het naïsoleren van de spouw zal, ook voor de bewoner ondanks de extra geluidshinder, zwaarder wegen doordat er betere kwaliteit geleverd kan worden, er niet na een aantal jaar weer naïsolatie plaats hoeft te vinden en de uitstraling van de gevel ook aangepakt kan worden. Het is aan te bevelen het verwijderen van het buitenspouwblad niet in de winter plaats te laten vinden doordat er grotere kans is dat de bouw stilvalt en de bewoners tijdens de vervanging meer moeite en kosten hebben hun woning warm te houden.
Figuur 43: Biddinghuizen - nieuwe buitenspouwblad
Deel III De praktijk - Renovatieprojecten
61
7.6
Rembrandtflat - Zwolle
De Rembrandtflat is een galerijflat uit 1968 met 99 vierkamerwoningen. Bij de renovatie van de flat is gebruik gemaakt van de liggende groot onderhoudsplannen waaraan later duurzaamheidsambities zijn toegevoegd. Deze zijn voornamelijk in uitdrukking gekomen in de extra investeringen in de installaties voor centrale energieopwekking en een campagne om het gebruiksgebonden energiegebruik van bewoners te verlagen. Samenvatting case studie (gehele verslag in Bijlage C4) Voor de evaluatie is de directeur van woningbouwcorporatie Openbaar Belang geïnterviewd en is een bezoek gebracht aan de flat.
Figuur 44: Rembrandtflat - oude situatie aan snelweg
Conclusies De renovatie van de Rembrandtflat maakt onderdeel uit van het groot onderhoud van drie dezelfde flats. Bij de eerste flat zijn alleen de standaard groot onderhoudwerkzaamheden uitgevoerd. Bij de Rembrandtflat, die als tweede aan de beurt was, is extra ingezet op duurzaamheid en energiebesparing, waar de grootste verbeterslag is gemaakt in de toegepaste installaties voor verwarming en warm tapwater. Bij de derde flat is nog verder gegaan. Hier is ook een WTW installatie toegepast, krijgen de bewoners centrale feedback van de opgewekte energie en zijn de woningen aangepast aan de bewonersbelangen door deze levensloopbestendig te maken. Bij de Rembrandtflat is naast de renovatie waardoor het gebouwgebonden energiegebruik omlaag gaat ook ingezet op een campagne ‘Gebruik je energie’ om het gebruiksgebonden energiegebruik van de bewoners te verlagen. Hieruit kwamen drie succesfactoren: • • •
startpunt goed definiëren door middel van een bewonersfeest, wat leidt tot positieve adaptatie zorgen dat het gesprek met bewoners niet te technisch wordt bewoners niet onderschatten en gebruik maken van initiatieven vanuit de bewoners
Door de campagne kwamen bewoners zelf met het idee de gasaansluiting in de woning weg te laten halen, aangezien deze enkel nog noodzakelijk was voor koken. Ook leidde de actie tot het wegdoen van een waterbed bij een bewoner. Aangezien de Rembrandtflat naast een drukke snelweg ligt, vinden de bewoners de grootste verbetering aan de flat dat ze in de woning niet meer last hebben van het verkeerslawaai. Daarnaast vinden ze de isolatie zorgen voor extra comfort in de woning. Een negatief effect is echter dat er nu vaker klachten zijn van geluidsoverlast tussen de woningen.
Figuur 45: Rembrandtflat - nieuwe situatie
Naast het wegnemen van het verkeerslawaai waren de grootste verbeteringen gewenst buiten de woning in de centrale ruimten. Voor de bewoners was het belangrijk dat de sociale veiligheid en uitstraling van de entree en de capaciteit van de liften werd verbeterd. Eén van de bestaande liften is vervangen en er is een lift aan de buitenzijde bijgeplaatst. De centrale hal is lichter gemaakt en voorzien van een kunstwerk waaraan bewoners samen met een kunstenaar hebben gewerkt om de hal meer persoonlijk te maken. Ook de eigen voordeur is verpersoonlijkt door bewoners zelf te laten kiezen welke kleur ze wilden. In en direct aan de woning zijn de standaard groot onderhoudwerkzaamheden uitgevoerd zoals plaatsing van dubbel glas, nieuwe keuken, badkamer en toilet. Bewoners konden er ook voor kiezen een kleine slaapkamer bij de keuken te laten trekken. Aangezien indivivuele installaties te duur waren en ruimte innemen in de woning is er gekozen voor centrale installaties die tevens een hoger rendement kunnen halen. Het leidingwerk voor de verwarming is vervangen en de geisers in de woningen zijn verwijderd. Door toepassing van een dubbelpijpssysteem is er naast minder warmteverlies ook minder geluidsoverlast van de leidingen. Door vervanging van de geisers is de waterdruk hoger, wat vooral tot meer comfort bij het douchen leidt. De renovatiewerkzaamheden in de woning duurden twee weken per woning, waarbij de bewoners geen gebruik van keuken en badkamer konden maken. Dit werd echter niet als de grootste overlast ervaren, dit was het geluidsoverlast. De gehele renovatie duurde een jaar, wat een jaar lang lawaai opleverde. Daarnaast leverde ook het vervangen van de lift veel overlast op. Tijdens de renovatie van de Rembrandtflat was één woning in de flat beschikbaar gesteld als huiskamer en rustwoning. Bij de derde flat is vanwege het renovatielawaai gekozen voor een rustwoning in een gebouw buiten de flat. Aangezien in de derde flat veel ouderen woning is de bewoners hier ook de keus gegeven gebruik te maken van een wisselwoning. Hiervan mochten alle bewoners gebruik maken, wat dan ook 38 van de 99 huishoudens hebben gedaan.
Figuur 46: Rembrandtflat - zonnecollectoren op het dak
62
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
(Mis)matches tussen techniek en bewonersbelangen Hieronder een overzicht waarin de renovatie voorziet in de bewonersbelangen en punten waar de renovatie niet in voorziet en die juist negatieve effecten met zich meebrengen. match tussen renovatie en bewonersbelangen
mismatch tussen renovatie en bewonersbelangen
verhoogd comfort
geluidsoverlast tussen woningen
geen geluidsoverlast snelweg
1 jaar lang veel geluidsoverlast
snellere liften verbeterde uitstaling en sociale veiligheid verpersoonlijking entree (hal + voordeur) lagere energierekening hogere waterdruk douche minder geluidsoverlast leidingen bijtrekken kleine slaapkamer
Figuur 47: Rembrandtflat - nieuwe lichte entreehal
Aanbevelingen uit dit project Bij galerijflats lijken algehele verbeteringen aan de flat zoals verbeteringen omtrend sociale veiligheid, vuil en rommel, uitstraling entree en capaciteit liften belangrijker dan verbeteringen in de woningen zelf. Voor hogere energieambities bij flats is grotere winst te behalen in installaties dan in isolerende verbeteringen. De stap erna zijn maatregelen om het gebruiksgebonden energiegebruik te verlagen en aanpassingen aan de woonbehoeften van mensen. Voor woningen in rumoerige omgevingen, zoals naast een snelweg, wordt het zeer op prijs gesteld dat er maatregelen worden ondernomen qua geluidsisolatie. Hierbij moet echter ook gelet worden op de geluidsisolatie tussen de woningen. Doordat het omgevingsgeluid weggenomen is, overstemt dit niet meer de geluidsoverdracht tussen de woningen. Bij flats is de overlasttijd niet de tijd van werkzaamheden in de woning, maar de gehele tijdsduur van de renovatie. Werkzaamheden aan de betonconstuctie leveren de grootste overlast door lawaai die de gehele flat doorklinkt. Aan te bevelen is deze overlast te beperken. Voor gebruik van wisselwoningen of rustwoning is het bij een renovatie van een galerijflat aan te raden deze buiten de flat ter beschikking te stellen, zodat ook geluidsoverlast en werkzaamheden aan algemene ruimten gemeden kunnen worden. Indien mogelijk dienen wisselwoningen niet alleen aan ouderen of mensen met een doktersverklaring aangeboden te worden, maar aan iedereen. Er kunnen ook andere goede redenen zijn en dit voorkomt gevoel van oneerlijkheid.
Figuur 48: Rembrandtflat - kunstwerk van bewoners
Figuur 49: Rembrandtflat - uitstraling galerij
Deel III De praktijk - Renovatieprojecten
63
7.7
Blue Print woningen - Heerhugowaard
De Blue Print woningen zijn in 2001 gebouwd voor starters. Het project bestaat uit 22 eengezinswoningen en 24 appartementen. Twaalf woningen worden verhuurd en de overige woningen zijn in particulier bezit. Doordat bij de bouw de gevelconstructie en met name de dampdichte laag niet goed is uitgevoerd zijn er vochtproblemen in de woningen ontstaan met als gevolg de onverkoopbaarheid van de woningen. Bij de renovatie is de gehele gevel van de woningen vervangen. Door deze vervanging te beperken tot één dag kon er bespaard worden in herhuisvestings- en herinrichtingskosten. Met de nieuwe gevel is ook de isolatiewaarde en de uitstraling van de woningen verbeterd waardoor er een waardestijging van de woningen is ontstaan. Samenvatting case studie (gehele verslag in Bijlage C5) Voor de evaluatie van dit renovatieproject is gesproken met de uitvoerder, de voorzitter van de VVE die tevens de projectleider is bij de uitvoering en twee bewoners.
Figuur 50: Blue Print - oude situatie appartementen
Conclusies De bewoners waren al georganiseerd in een VVE. Hierdoor kon één bewoner die voldoende kennis had en tijd wilde stoppen in het regelen dit voor de rest doen. Ondanks dat de problemen zich niet in alle woningen voordeden, maar hiervoor wel de angst bestond en de verkoopbaarheid van alle woningen was verslechterd, waren alle bewoners direct overtuigd van de plannen. Na jaren van problemen wilden ze dit zo snel mogelijk opgelost hebben. Met de bewoners zijn niet de technische details en de precieze financieringsconstructie besproken. Wel is er over het uiterlijk beslist en is met iedereen persoonlijk de wensen over de afwerking aan de binnenzijde besproken en wat de bewoners zelf moesten doen zodat de uitvoering plaats kon vinden. Weerstand tijdens het proces was er van de woningbouwcorporatie en gemeente. De woningbouwcorporatie wilde zo weining mogelijk risico nemen en daarom liever een traditionele aanpak met hun vaste uitvoerder, maar heeft zich uiteindelijk moeten schikken in de wens van de VVE. De bouwtoezicht van de gemeente moet de plannen goedkeuren, maar doordat het niet gaat over standaard dingen kost dit veel tijd en hebben ze sneller de neiging het af te keuren. Omdat de VVE de opdrachtgever was en de voorzitter ook de projectleider die tijdens de uitvoering aanwezig was konden problemen van bewoners direct gesignaleerd worden en door huisbezoeken worden opgelost. Ook bood de VVE hulp bij het verplaatsen van spullen in de woning. Tijdens de uitvoering werd er naar gestreefd de werkzaamheden per woning zo snel mogelijk voltooid te hebben. Doordat maar één dag de gehele woning open was, konden de bewoners alleen die dag overdag geen normaal gebruik maken van hun woning. In de dag ervoor en erna waren er nog wel werkzaamheden aan de woning, maar dit werd niet direct als overlast ervaren.
Figuur 51: Blue Print - oude situatie appartementen
Tijdens de uitvoer bleek de fundering op een andere plek te zitten dan volgens de bestektekeningen was aangegeven. Dit was ook niet bij alle woningen gelijk. De nieuwe gevelelementen waren wel zo gemaakt dat ze ook opgehangen konden worden aan de woningscheidende muren in plaats van te staan op de fundering. Hiervoor moesten er voor de vergunning van de gemeente wel nieuwe berekeningen gedaan worden voor de constructie. Over de snelle uitvoer met prefab elementen is onderschat dat de werkmensen hierin eerst routine moeten krijgen. Voor de keuze van de renovatie was voor de bewoners het belangrijkst dat binnen hun financiële middelen de vochtproblemen in de gevel werden opgelost en de woningen weer verkoopbaar zouden zijn. Hiervoor wilden zij graag de kleurstelling afstemmen op de rest van de wijk, zodat het hierin op zou gaan en zijn slechte naam kwijt zou raken. De welstandscommissie wilde het wel een opvallend project houden, maar heeft uiteindelijk de wens van de bewoners gevolgd. De keuze voor extra isolatie kwam niet vanuit de bewoners, maar de voorkeur van voorzitter van de VVE ging wel uit naar een milieuvriendelijke oplossing met weinig afval. De bewoners zijn wel blij met een daling van de energierekening. De uiteindelijke keuze voor het systeem en isolatiemateriaal komt vanuit de uitvoerder. Hij is ervan overtuigd dat dit op dit moment het beste materiaal is en denkt dat door de hogere energetische waarde de verkoopwaarde van de woningen ook hoger is, waarmee deze renovatie gefinancierd wordt.
Figuur 52: Blue Print - nieuwe gevelelementen
64
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
(Mis)matches tussen techniek en bewonersbelangen Hieronder een overzicht waarin de renovatie voorziet in de bewonersbelangen en punten waar de renovatie niet in voorziet en die juist negatieve effecten met zich meebrengen. match tussen renovatie en bewonersbelangen
mismatch tussen renovatie en bewonersbelangen
oplossen vocht en schimmelproblemen
uitloop werkzaamheden (bij één bewoner)
verbeteren verkoopbaarheid en ontdoen slechte naam
(lichte) waterschade (bij enkele bewoners)
verbeteren uitstraling geen directe investeringslasten daling energielasten Aanbevelingen uit dit project Als de staat van een woning zo slecht is dat de bewoners hier direct last door ondervinden blijkt dat ze erg graag een renovatie willen. Voor een totale aanpak van een blok koopwoningen werkt het goed als de bewoners verenigd zijn in een VVE. Voor woningeigenaren is het aantrekkelijk als (een deel van) de investeringskosten gefinancieerd kunnen worden door een toekomstige waardestijging van de woningen en de verlaging van de energielasten.
Figuur 53: Blue Print - woningen geheel open
Voor de informatievoorziening naar de bewoners toe is het niet belangrijk dat ze alle technische details weten. Waar ze wel over willen beslissen zijn de uiterlijke en gebruikskenmerken, zoals de kleurstelling, grootte en draairichting van ramen. Over de uitvoering is belangrijk wat het voor hun inhoud. Wat kan vies worden of beschadigen, wat moeten ze aan de kant zetten of afdekken en welke ruimten kunnen ze wanneer niet gebruiken. Bewoners moeten goed geïnformeerd worden dat de werkzaamheden uit kunnen lopen, vooral bij de eerste woningen of niet door kunnen gaan bij bepaalde weersomstandigheden. Daarnaast moeten ze beseffen dan aansluitingen van bijvoorbeeld een nieuwe gevel op de bestaande muur nooit precies en netjes is en hiervoor afwerkingslatten nodig zijn. Raadzaam voor de informatievoorziening naar en begeleiding van de bewoners is om (ook) enkele deskundige bewoners in te zetten. Deze bewoners kunnen als betrouwbare partner gezien worden doordat ze vertrouwd zijn en met de zelfde belangen te maken hebben. Daarnaast kunnen deze bewoners eerder problemen signaleren en direct op een meer informele wijze de problemen oplossen. Eén dag de gehele woning open wordt niet als zeer grote overlast beschouwd, aangezien mensen voor één dag overdag wel een ander heen komen willen zoeken. Meer dagen zou wel grote overlast opleveren. Belangrijk is wel dat mensen ‘s nachts hun woning weer normaal kunnen gebruiken.
Figuur 54: Blue Print - nieuwe gevel
Het gebruik van prefeb-elementen zorgt naast een hogere kwaliteit en kortere bouwtijd ook voor minder overlast voor de bewoners door het verminderen van de werkzaamheden in en aan hun woning en een kostenreductie, aangezien er bespaard kan worden op herhuisvestings en herinrichtingskosten van de woningen. Prefab-elementen moeten wel flexibel zijn om ook te kunnen gebruiken als de situatie net iets anders is dan gedacht, wat niet alleen bij oude, maar ook standaard of nieuwbouwwoningen. Zo is aan te raden dat de elementen op meerdere mogelijkheden gemonteerd kunnen worden. Bij de bouwaanvraag moeten de verschillende optie ook aangegeven en doorberekend zijn.
Figuur 55: Blue Print - nieuwe situatie voorzijde
Deel III De praktijk - Renovatieprojecten
65
7.8
De Koningsvrouwen van Landlust - Amsterdam
Het complex De Koningsvrouwen van Landlust waren twee blokken met 243 portiekwoningen uit 1938 die indertijd gebouwd zijn als experiment en voorbeeld voor veel portiekwoningen in de jaren ‘60. Tijdens de renovatie, die nu in uitvoering is, wordt er gestreeft naar een grote betrokkenheid van bewoners, duurzame energievoorziening, respect voor de monumentale status, kwalitatief goede sociale huurwoningen en een vitale wijk. Doordat het complex een monument is en de stalen constructie door de gevel steekt is er gekozen voor isolatie met een box-in-box systeem. Mede hierdoor, de noodzaak de badkamervloeren te verwijderen wegens asbest en de wens woningen te vergroten door samenvoegen, was het bij dit project niet mogelijk in bewoonde staat te renoveren. Samenvatting case studie (gehele verslag in Bijlage C6) Voor de evaluatie van deze renovatie is een projectbezoek bezocht die gehouden was door de projectleider van de woningbouwcorporatie waarbij onder andere de verschillende partijen aanwezig waren die zich bezig hebben gehouden met de technische aspecten van deze renovatie. Daarnaast is de sociaal projectleider geïnterviewd en is de oplevering van de eerste vier woningen bijgewoond waarbij verschillende bewoners kort zijn gesproken.
Figuur 56: KvL - voorzijde met gerenoveerde proefportiek
Conclusies Om weerstand onder bewoners te voorkomen is bij dit project geprobeerd 100% participatie te krijgen. Hierdoor is volgens de bewoners ook hun gevoel van wantrouwen naar de woningbouwcorporatie overgegaan naar vertrouwen. Dit is gedaan door in de voorfase enkel een paar ruime kaders te stellen zoals het gebruik van duurzame energieopwekking en terugbrengen energiegebruik, het maken van dertig ruime woningen en door de buitenzijde terugbrengen naar de oorspronkelijke uitstraling. Voor de planvorming binnen deze kaders zijn de bewoners zoveel mogelijk betrokken in het ontwerp en de besluiten. Om verschillende doelgroepen te betrekken is er ingezet op verschillende werkgroepen, zoals een aparte groep voor (veelal moslim-)vrouwen en is de buurtschool betrokken. Om bewoners op verschillende punten beter inzicht te geven zijn er verschillende excursies georganiseerd. Er is een proefportiek gemaakt waarin de bewoners eerst zelf de problemen van de woning konden zien, zoals de aanwezigheid van asbest, en later de nieuwe gerenoveerde woningtypen. Het grootste probleem met de woningen vonden de bewoners de gehorigheid en ze waren het meest ontevreden over de doucheruimte. Aangezien de woningen geheel gestript zijn was het mogelijk een geheel nieuwe indeling te maken. De bewoners vonden het hierbij belangrijk dat er een ruimere badkamer kwam, er ruimte was voor een (kleine) zitplek in de keuken, de keuken kan worden afgesloten wegens kookgeuren en zodat (moslim)vrouwen zich vrij in de woning kunnen bewegen, er meer slaapkamers kwamen voor grote gezinnen en het schoenenprobleem in de portiek werd opgelost. De kleine woonkamer werd niet als negatief beschouwd. Naast de dertig samenvoegingen van twee naar één woning, wilden de bewoners ook heel graag dat er een aantal samenvoegingen van drie naar twee woningen kwamen.
Figuur 57: KvL - achterzijde oude en nieuwe situatie
Tijdens de planvorming is er direct al gewerkt aan kleine klachten en leefbaarheid, zoals het oplossen van de muizenoverlast en het schoonmaken van de portieken. De uitvoering is gefaseerd per portiek. Hierdoor hoeven niet alle bewoners tegelijk uit hun woning en kunnen bewoners doorstromen van hun huidige woning naar een nieuwe woning elders in het complex. Doordat er woningen zijn samengevoegd was het niet mogelijk dat iedereen een nieuwe woning in het complex kon krijgen. Een deel van de bewoners zag dit ook als kans om met urgentie door te stromen naar veelal een eengezinswoning. Voor de bewoners uit woningen die als eerste zijn aangepakt of die terug wilden keren naar hun oude woning zijn wisselwoningen gezocht in de wijk. Uiteindelijk komt 50% van de oude bewoners terug in het complex. De renovatieoplossing met een box-in-box systeem moet er niet alleen voor zorgen dat het energieverbruik van de woningen omlaag gaat, maar dat hierdoor ook de akoestische isolatie en de brandwerendheid tussen de woningen wordt verbeterd. De woningen worden collectief verwarmd door middel van een WKO systeem, waardoor de woningen ook gekoeld kunnen worden. Eerst zou hiervoor gebruik worden gemaakt van vloerverwarming, maar omdat veel bewoners vloerkleden hebben is er gekozen voor plafondverwarming en -koeling.
Figuur 58: KvL opbouw box-in-box systeem
66
Voor de aanvullende warmtevraag en het tapwater zou gebruik worden gemaakt van een collectieve pelletketel op de plaats van de oude kolengestookte installatie en opslagruimte. Uiteindelijk is deze komen te vervallen omdat hij nog niet gelabeld kon worden in een computermodel, en niet geldde als duurzaam.
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
(Mis)matches tussen techniek en bewonersbelangen Hieronder een overzicht waarin de renovatie voorziet in de bewonersbelangen en punten waar de renovatie niet in voorziet en die juist negatieve effecten met zich meebrengen. match tussen renovatie en bewonersbelangen
mismatch tussen renovatie en bewonersbelangen
grote woningen voor gezinnen
twee keer verhuizen en naar wisselwoning (voor deel van de bewoners)
grote badkamer
hoge huren voor middeninkomens
grote afsluitbare keuken bergruimte voor schoenen buiten de voordeur plafondverwarming wegens vloerkleden WTW-installatie buiten woning: geen geluid, schoonmaken filters en onderhoudsoverlast koeling van de woning
Figuur 59: KvL - kinderen maken nieuwe plattegronden
beperking energielasten Aanbevelingen uit dit project Door brede kaders te stellen met daarin wat financieel mogelijk, wat minimaal te behalen en algemene regelgeving, en daarbinnen bewoners te laten meedenken en beslissen over de oplossing kan er zonder weerstand gekomen worden tot een zo goed mogelijke vervulling van de woonwensen en hoge energiebesparingseisen bij een renovatie. Bewoners moeten wel duidelijk hebben wat kan en wat niet, en wat hun beslissingen voor gevolg hebben waarbij huurverhoging een belangrijk onderwerp is. Door de participatie sociaal breder te trekken kan er een groter draagvlak ontstaan met meer betrokken bewoners en uiteindelijk lagere beheerkosten. Hierbij zijn verschillende aanpakken per doelgroep aan te raden en blijft persoonlijke benadering en maatwerk belangrijk. Om bewoners inzicht te geven in wat een renovatie inhoudt is het raadzaam excursies te organiseren zodat bewoners het zelf kunnen zien en ervaren en daarnaast proefwoningen te maken zodat ze zien wat het eindresultaat gaat worden. Bij een renovatie waarbij uitvoering in bewoonde staat niet mogelijk is, is het raadzaam de uitvoering te faseren in kleine groepen woningen, zodat mensen ook door kunnen verhuizen naar een nieuwe woning elders in het complex en er niet veel wisselwoningen tegelijk nodig zijn. Er is zelfs geopperd iedereen één portiek te laten opschuiven en de huisnummers mee te verschuiven zodat bewoners nog minder overlast en regelwerk hebben.
Figuur 60: KvL - vrouwen maken nieuwe plattegronden
Voor nieuwe indelingen voor woningen is het belangrijk goed inzicht te krijgen in het woongebruik en de wensen van de bewoners. Hierbij moet ook rekening gehouden worden met verschillende gebruiken van verschillende culturen. Raadzaam is het juist vrouwen die veel thuis zijn bij het ontwerpen van de plattegronden te betrekken. Opvallende wensen uit dit project waren bijvoorbeeld de extra gewenste ruimte voor ritueel wassen, een afgesloten keuken met hierin een (kleine) zitplek en bergruimte voor schoenen buiten de woning.
Figuur 61: KvL - uitreiking eerste sleutel
Deel III De praktijk - Renovatieprojecten
67
7.9
Wandelmeent - Hilversum
De Wandelmeent in Hilversum bestaat uit vijftig eengezinswoningen (huur) uit 1978, die variëren in grootte van tweekamertot vijfkamerwoningen met een gemiddeld oppervlakte van 75m2. Het gaat om een centraal wonen project waarbij de bewoners zelf de nieuwe huurders uitzoeken. Alle woningen zijn iets kleiner uitgevoerd dan normaal, maar hebben dan wel per vijf woningen een gemeenschappelijk eetkeuken en wasgelegenheid. Per tien woningen is er een stookhuis voor verwarming en warm tapwater. Voor de woningen staat een dakrenovatie gepland. De bewoners wilden deze gelegenheid graag aangrijpen om duurzaamheidsmaatregelen te laten toepassen bij hun woningen. Met het klimaatstraatfeest hadden de bewoners een bezoek van de Energiebus van de Woonbond gewonnen. Ze wilden dit bezoek aangrijpen om de mogelijkheden van duurzaamheidsmaatregelen te bespreken en dit bij de woningbouwcorporatie voorleggen. Samenvatting case studie De dag van het bezoek van de Energiebus is er meegelopen met een adviseur woningkwaliteit van de Woonbond. Hierbij is met verschillende bewoners gesproken en zijn enkele woningen bezocht. Conclusies Door deze bijzondere woonvorm zijn de bewoners erg betrokken en trots op hun leefgemeenschap en omgeving. Vanuit hun over het algemeen wat meer idealistische instelling willen ze hun woningen duurzamer en energiezuiniger maken. Met de aanstaande dakrenovatie, waarbij de schimmel en vochtproblemen opgelost zouden moeten worden door het aanpakken van de koudebruggen, willen ze kansen benutten om hun complex duurzamer te maken. Daarnaast willen ze graag de energiekosten voor het warm water verlaagd zien. Ze zien een woonlastenwaarborg juist als een financieringsmiddel om vanuit hun eigen energiebesparing bij te kunnen dragen aan de investeringskosten die de woningbouwcorporatie zou moeten doen voor de extra duurzaamheidsmaatregelen. De bewoners zien het aankomend noodzakelijk onderhoud als kans om ook hun duurzaamheidswensen te realiseren. Met het Energiebus advies hoopten de bewoners deskundig advies te krijgen voor energiebesparingsmaatregelen en duurzame mogelijkheden voor de dakrenovatie. De Energiebus werkt echter niet vanuit de mogelijke (niet standaard) kansen, maar vanuit de bestaande problemen. Zo zijn een aantal woningen niet goed warm te stoken, zijn er vocht- en schimmelproblemen, en werkt de mechanische ventilatie niet altijd naar behoren. Uit het Energiebus bezoek komen de volgende aanbevelingen: Figuur 62: Wandelmeent - vijfkamerwoning
• • • • • • •
collectieve verwarmingsysteem beter instellen individuele bemetering warm tapwater spouw naïsoleren op plekken met een spouw van meer dan 4 cm (enkel bij de borstwering van voor en achtergevel) bij vervanging van ruiten HR++ glas toepassen over het dak wordt geen advies gegeven, want er liggen al plannen betere leidingisolatie als kruipruimte in de winter warm blijkt te zijn ventilatie beter afstellen
De woningen zouden na vergelijking met refentiewoningen een energielabel van C of D hebben. Na aanbevolen verbeteringen zouden de woningen op energielabel C uitkomen. Natuurlijk wilden de bewoners heel graag dat de problemen opgelost worden, met name de vocht- en schimmelklachten en het warm stoken van de woning, maar ze wilden met dit advies juist inzicht in extra mogelijkheden, voornamelijk over het dak om een betere onderhandelingspositie met de woningbouwcorporatie te hebben. Hierop is totaal niet ingegaan. Ook de woningbouwcorporatie gaf geen reactie en wil waarschijnlijk alleen de standaard onderhoudsplannen uitvoeren. Uit dit bezoek blijkt dat wanneer bewoners zelf ambities hebben voor innovatieve duurzaamheidsmaatregelen zij moeilijk hun ideeëen verwezelijkt kunnen krijgen. Zelfs bij vraag naar hulp van bewonersbelangenorganisaties stranden ze in een conservatieve denkwereld met standaard, niet ingrijpende oplossingen.
Figuur 63: Wandelmeent - twee- en vierkamerwoningen
68
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
(Mis)matches tussen techniek en bewonersbelangen Hieronder een overzicht waarin de renovatieaanbevelingen en plannen voorzien in de bewonersbelangen en punten waar de voorgenomen renovatieaanpak niet voorziet in bewonersbelangen. match tussen renovatieplannen en bewonersbelangen
mismatch tussen renovatieplannen en bewonersbelangen
aanpak schimmel en vochtproblemen
geen (extra) duurzaamheidsambities
zorgen dat woningen beter warm te stoken zijn
probleemaanpak in plaats van kansenaanpak
individuele afrekening warm water
verzanden in standaard en conservatief denkwereld professionals
Aanbevelingen uit dit project Waar de woningbouwcorporatie op de ene plaats tegen weerstand van bewoners aanloopt, kan op een andere plek juist een wens voor renovatie zijn vanuit bewoners. Een woningbouwcorporatie moet deze wensen aangrijpen. Dit zijn juist de plekken waar innovatief en vooruitstrevend gewerkt kan worden met hogere ambities. Daarvoor moet wel de denkwijze binnen de organisatie, maar ook over het algemeen bij ‘standaard’ professionals, aangepast worden en minder gewerkt worden binnen de vaste structuur en meerjarenonderhoudsplanningen. Er zou flexibeler omgegaan moeten worden met initiatieven vanuit de bewoners.
Figuur 64: Dakrand vormt een koudebrug
Bij de ontwikkeling van de renovatieoplossing zouden niet de huidige problemen als uitgangspunt genomen moeten worden, maar de behoeften en kansen zodat er gewerkt kan worden naar een oplossing waarmee de belangen van nu en van die in de toekomst van zowel de bewoners als de woningbouwcorporatie behartigd kunnen worden.
Figuur 65: Met als gevolg schimmel aan de binnenzijde
Figuur 66: Isolatie vloer en verwarmingsbuizen
Deel III De praktijk - Renovatieprojecten
69
7.10
Vergelijking projecten
Hieronder een vergelijkingsoverzicht van de verschillende bezochte projecten. De Kroeven
Prinses Beatrixlaan
Biddinghuizen
Rembrandtflat
Blue Print Woningen
Koningsvrouwen
Wandelmeent
Type woning
rijtjes
portiek
rijtjes
galerij
rijtjes/portiek
portiek
rijtjes
Bouwjaar
1958-1966
1962
1960-1970
1968
2001
1938
1977
Oude energielabel
F/G
E/F label
E/F/G label
E/F label
F/G label
C/D label
Nieuw energielabel
A++ label
A label
A label
A label
A/A+ label
-
Investeringskosten
€125.000
€85.900
€70.000
€110.000
€35.000
€122.000
-
Uitvoeringstijd per woning
15 dagen
1 jaar
13-14 weken
10 dagen
3 dagen
Uitvoeringstijd project
1 jaar
1½ jaar
1 jaar
1 jaar
Huurverhoging
€65,-
€50,-
geen
geen
Energiebesparing bewoner
€65,-
€30,-/€40,-
Grootste ver- goede isolabetering voor tie, uitstrabewoners ling
70
Liften, straling
uit-
€50,-
Comfort en Ve r k e e r s l a energielasten waai, entree
-
-
€185,-
-
€90,-
-
Vocht en Grootte schimmel en indeling verkoopbaar- ning heid
en wo-
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
8
Landelijke enquête woningeigenaren
8.1
Inleiding
Door middel van een landelijke enquête onder woningeigenaren is informatie vergaard over de vraag waarom bewoners wel of niet hun woning renoveren met daarbij toepassing van energiebesparende maatregelen. Daarnaast is achterhaald welke uitvoeringstijd en welke terugverdientijd mensen acceptabel vinden. Tot slot is gemeten wat mensen overlast vinden. De vragenlijst met daarbij behorende gegeven antwoorden is te zien in Bijlage D. Aangezien een groot deel van de vragen relevant is voor alle woningeigenaren is er voor gekozen om de enquête niet alleen te houden onder de doelgroep seriematig gebouwde woningen uit de jaren ‘60 en ‘70. Hierdoor kon een groter aantal respondenten gehaald worden, waardoor de betrouwbaarheid van de uitkomsten vergroot werd. De enquête is ingevuld door 1581 respondenten. De doelgroep is echter jammergenoeg ondervertegenwoordigd zoals te zien is in Figuur 67. Naast afbakening bij bouwjaar is de doelgroep afgebakend door woningtype. Voor seriematig gebouwde woningen zijn alleen de appartementen, tussenwoningen en hoekwoningen meegenomen. Dit leidde tot 183 respondenten die tot de doelgroep voor Slim&Snel behoorden.
8.2
Tevredenheid over woningen
Alle woningeigenaren zijn bevraagd over hun huidige tevredenheid over verschillende aspecten van hun woning, die te zien zijn in Figuur 68, gesorteerd naar ontevredenheid. De respondenten blijken het meest ontevreden over de toegankelijkheid van hun woning, gevolgd door de gehorigheid en de mogelijkheid dat ze er kunnen blijven wonen bij verandering van (gezins) situatie. Bij de doelgroepwoningen blijken ook toegankelijkheid en gehorigheid bovenaan te staan, maar wordt het aansluitend gevolgd door schimmel- en vochtoverlast en de hoeveelheid onderhoud dat de woning nodig heeft. Tussen tevredenheid over de toegankelijkheid van de woning blijkt een significant verschil te zitten tussen verschillende woningtypen. Respondenten uit rijtjeswoningen bleken het minst tevreden (21,1% zeer ontevreden of ontevreden) gevolgd door respondenten uit appartementen. Hoe ouder een woning is, hoe minder tevreden de respondenten blijken te zijn over de gehorigheid. Dit probleem blijkt zich ook significant vaker voor te doen bij rijtjeswoningen (17,0% ontevreden) dan bij appartementen (14,0% ontevreden). Over de toekomstwaarde en de verkoopbaarheid zijn mensen uit appartementen het minst tevreden (23,9%). Opvallend daarentegen is dat respondenten uit woningen uit de ‘60er en ‘70er jaren hier significant minder een probleem in zien dan de andere respondenten (5,7% is er ontevreden over, tegen 9,1% uit woningen voor 1960 en 15,0% uit woningen na 1980). Over tevredenheid naar het energiegebruik is zoals te verwachten een correlatie met de leeftijd van de woning. Hoe groter de woning, hoe vaker respondenten hier ook minder tevreden over zijn. Over de uitbreidbaarheid van de woning is gemiddeld maar 6,0% ontevreden, maar hier is wel een groot verschil in woningtype. 35,3% van de mensen uit een appartement zien dit wel als een probleem. Tot slot zijn respondenten uit jaren ‘60 en ‘70 woningen vaker ontevreden over schimmel en vocht dan gemiddeld. De tevredenheid over de mogelijkheid om de woning uit te kunnen breiden en over schimmel en vocht springen eruit aangezien een deel van de respondenten dit niet van toepassing vindt. Bij uitbreidbaarheid kan dit erop duiden dat het niet mogelijk is bij de woning, maar de respondent er ook niet over nagedacht heeft of hij of zij het wenst. De tevredenheid die respondenten niet van toepassing vonden over schimmel en vocht duidt er waarschijnlijk op dat er geen schimmel en vochtklachten bestaan in de woning. Logischerwijs zullen mensen hierover niet ontevreden zijn waardoor dit antwoord opgevat kan worden als tevreden.
8.3
30% 25% 20% 15%
Respondenten
10%
Nederland
5% 0%
Figuur 67: Verdeling bouwjaar woningen respondenen en Nederland in totaal 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Toegankelijkheid Gehorigheid Flexibiliteit en veranderbaarheid Verkoopbaarheid Energiegebruik Hoeveelheid onderhoud Uitbreidbaarheid Schimmel en vocht Grootte van de kamers Behaaglijkheid Bouwkundige staat Inbraakpreventie Aantal kamer Indeling woning Uiterlijk Watergebruik niet van toepassing zeer ontevreden niet tevreden, niet ontevreden zeer tevreden
weet ik niet ontevreden tevreden
Figuur 68: Tevredenheid over eigen woning 50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
totaal jaren '60/'70
Uitgevoerde en geplande woningverbeteringen
Ruim de helft van de respondenten heeft afgelopen jaar verbeteringswerkzaamheden aan zijn woning uitgevoerd en/of is dit van plan het komende jaar dit te doen. Een groot deel van de werkzaamheden bestaat uit regulier onderhoud of kleine verbeteringen (weergegeven als Anders in Figuur 69). Eigenaren van seriematig gebouwde jaren ‘60 en ‘70 woningen voeren relatief vaker isolatiewerkzaamheden uit, maar verder zijn er geen significante verschillen. Een derde van de respondenten die werkzaamheden aan zijn woning heeft uitgevoerd of dit van plan is, voert energiebesparende maatregelen uit, zoals isoleren
Deel III De praktijk - Landelijke enquête woningeigenaren
Figuur 69: Uitgevoerde en geplande woningverbeteringen
71
of het plaatsen van energiebesparende of -opwekkende installaties. De voornaamste reden voor uitvoer van energiebesparende maatregelen is het comfort, gevold door de energielasten. Bij de doelgroepwoningen blijkt comfort nog belangrijker te zijn zoals te zien is in Figuur 70. Bij Anders hadden de meeste respondenten ingevuld dat het een combinatie was van voorgenoemde redenen. Ander genoemde redenen waren dat het mee was genomen in algemene verbeteringen, tegen gehorigheid, wegens subsidies en het verkrijgen van een beter energielabel.
60% 50% 40% 30%
totaal
20%
jaren '60/'70
10% 0% Energielasten
Comfort
Milieu
Anders
Figuur 70: Reden voor energiebesparende maatregelen 0%
20%
40%
60%
80%
100%
Invloed op comfort Invloed op binnenklimaat Invloed op energierekening Effectieviteit maatregel Hoogte investering Invloed op maandelijkse lasten Verwachte woonduur Waardeontwikkeling woning Terugverdientijd Energiecampagne Invloed uit geluidsoverlast Financieringsconstructie Ervaringen kennissen/buren Invloed op uiterlijk Verwachte energieprijsstijging EPA advies Subsidie Invloed op ruimtegebruik Bezoek voorbeeldwoningen Warmtefoto Woonlastengarantie totaal
jaren '60/'70
Figuur 71: Aspecten die een rol hebben gespeeld in de keuze van respondenten voor energiebesparende maatregelen
De respondenten die energiebesparende maatregelen hebben uitgevoerd of dit van plan zijn, 273 in totaal, is ook gevraagd of verschillende aspecten een rol hebben gespeeld in hun keuze. Bij verbeteringen aan de Slim&Snel doelgroep woningen heeft voor meer dan 90% de invloed die de energiebesparingsmaatregel heeft op het comfort en binnenklimaat meegespeelt. Opvallend is dat binnen de jaren ‘60 en ‘70 woningen het comfort en binnenklimaat vaker een rol heeft gespeeld dan totaal onder de respondenten. De rol die comfort heeft in de keuze verschilt significant naar leeftijd van de woning. Dit geldt voor het binnenmilieu, maar ook voor huishoudens zonder kinderen en voor respondenten met een appartement speelt dit vaker een rol. Mensen met een grotere woning of van middelbare leeftijd geven minder vaak het binnenmilieu als factor aan in hun keuze voor energiebesparende maatregelen. Opvallend is dat uit de tevredenheid van de respondenten bleek dat mensen met een nieuwere woning tevredener zijn over het energiegebruik, maar dit wel vaker als aspect aangeven om energiebesparende maatregelen te nemen. Bij 92,4% van de respondenten uit woningen na 1980 heeft dit een rol gespeeld tegen 77,8% bij jaren ‘60 en ‘70 woningen. De effectiviteit van de maatregel is over het algemeen het vaakst aangeven als een rol die meespeelt. Het blijkt ook hoe ouder de respondent is, des te vaker het aangeven wordt als factor die meespeelt in de keuze. Dit geldt ook voor de hoogte van de investering. De maandelijkse lasten blijken significant vaker mee te spelen bij jongere respondenen en voor gezinnen met kinderen. Dit geldt ook voor de verwachte woonduur. De waardestijging speelt vaker een rol voor oudere woningen. De terugverdientijd speelt vaker een rol voor mensen met een nieuwere woning. 80% Van de mensen met woningen van na 1980 heeft dit aangegeven tegen 52,5% voor jaren ‘60 en ‘70 woningen en 40,5% voor woningen van voor 1960. Ook speelt de terugverdientijd vaker een rol voor gezinnen met kinderen en mensen met een twee onder één kap of vrijstaande woning. Voor respondenten boven de 65 jaar is de terugverdientijd minder belangrijk. Algemene energiecampagnes blijken nog wel degelijk een rol te hebben gespeeld bij een deel van de respondenten. Hierbij kan geconcludeerd worden dat ze vaker een rol spelen als iemand ouder is. 50% Van de respondenten boven de 65 jaar geeft dit aspect aan. Ook heeft het vaker meegespeeld voor mensen met een jaren ‘60 of ‘70 woning (39,0%) en voor gezinnen met kinderen (41,2%). Ook al zijn mensen met een rijtjeswoning het meest ontevreden over geluidsoverlast, voor respondenten met een appartement heeft dit vaker een rol gespeeld (45,5% voor appartementen en 33,8% voor mensen met een rijtjeswoning). Voor mensen met een jaren ‘60 of ‘70 woning speelde geluidsoverlast vaker een rol (bij 43,8%) dan voor mensen met een oudere of jongere woning. Tot slot geven mensen zonder kinderen significant vaker aan dat invloed op geluidsoverlast een rol heeft gespeeld. Financieringsconstructies speelden vaker een rol bij oudere mensen. Ervaring van anderen speelde vaker bij mensen met een woning uit de jaren ‘60 of ‘70 een rol. Ook de invloed op het uiterlijk werd het vaakst aangegeven bij jaren ‘60 en ‘70 woningen. Een verwachte energieprijsstijging speelt minder vaak een rol bij de seriematig gebouwde jaren ‘60 en ‘70 woningen, hoe jonger een woning, hoe vaker een het een rol speelt. Een EPA advies werd daarentegen weer vaker meegenomen door mensen met een woning uit de jaren ‘60 of ‘70 en speelde ook vaker een rol voor oudere mensen. Subsidies blijken dan weer belangrijker voor respondenten met een nieuwe woning. 25,6% Geeft dit aan bij een woning voor 1960, 35,3% bij een woning tussen 1960 en 1980 en 55,2% bij woningen na 1980. Tot slot heeft een warmefoto significant vaker een rol gespeeld bij appartementen, 25,6% gaf hierbij aan dat het meespeelde tegen gemiddeld 3,6%. Bij de vraag wat de grootste rol heeft gespeeld zijn er grote verschillen te zien tussen de seriematig gebouwde jaren ‘60 en ‘70 woningen en totaal (Figuur 72). De invloed op het binnenklimaat blijkt veel vaker de belangrijkste rol te hebben gespeeld dan gemiddeld voor de respondenten. De effectiviteit van de maatregel, de invloed op de energierekening, een verwachte energieprijsstijging, de hoogte van de investering en subsidies bleken voor de doelgroepwoningen veel minder vaak of niet als belangrijkste geeft aangemerkt te worden. Voor het energiezuinig maken van de woning heeft het grootste deel van de respondenten minder dan €5000,- uitgegeven of denk dit uit te gaan geven. Een overzicht van de uitgaven of verwachte uitgaven aan energiebesparende maatregelen is te zien in Figuur 73.
72
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
8.4
Belemmeringen voor energiebesparende maatregelen
Aan de respondenten die niet hebben aangegeven energiebesparende maatregelen te hebben getroffen en dit ook niet op korte termijn van plan te zijn is gevraagd wat de redenen en belemmeringen zijn dit niet te doen. Het overgrote deel, ruim 70%, blijkt het niet noodzakelijk te vinden. Er blijkt geen significant verschil te bestaan tussen de doelgroepwoningen en de totale respons. Wel is er een significant verschil te vinden tussen het bouwjaar van de woningen. Bij woningen na 1980 wordt deze reden het vaakst aangedragen (73,9%), gevolgd door jaren ‘60 en ‘70 woningen (68,8%) en minder vaak door woningen van voor 1960 (53,8%). Een aantal respondenten merkt op dat hun woning al goed geïsoleerd is. Naast het niet noodzakelijk vinden, vinden veel respondenten de lange terugverdientijden een grote belemmering. Deze reden geldt vaker voor mensen in rijtjeswoningen (57,5%) en minder vaak voor mensen uit woningen na 1980 (46,2%). De hoogte van de investering blijkt voor 42,9% van de respondenten een belemmering te zijn. Ook hier vinden mensen uit een rijtjeswoning dit vaker een belemmering met 47,2% tegen 26,7% voor mensen met een appartement. Respondenten uit rijtjeswoningen vinden met 38,1% de maatregelen nog niet effectief genoeg. De verwachte woonduur speelt zoals te verwachten significant vaker een rol voor mensen boven de 65 jaar met 36,0% tegen 24,5% gemiddeld. De hoeveelheid moeite blijkt voor 24,4% van de respondenten een belemmering te zijn. Hoe ouder een woning is, hoe meer mensen dit aangeven als reden. Ook bewoners van rijtjeswoningen geven dit vaker op. Het ontbreken van kennis van woningverbeteringsmogelijkheden blijkt vaker voor de doelgroepwoningen een belemmering te zijn met 23,7% tegen 15% gemiddeld. Het regelwerk blijkt vooral voor oudere mensen een belemmering te zijn (26,9%), maar speelt ook significant vaker een rol voor rijtjeswoningen of oudere woningen. De verwachte hoeveelheid overlast speelt voor mensen uit de doelgroepwoningen vaker een rol dan gemiddeld met 22,7% tegen 13,8% gemiddeld. De aanvraagprocedures blijken significant vaker een belemmering te vormen als de woning ouder is dan vijftig jaar (31,5%), als het gaat om rijtjeswoningen (28,8%), hoe oud de respondent is en of ze kinderen hebben. Het aanvragen van vergunningen blijkt iets minder vaak een belemmering te zijn. De vrees voor nieuwe onvolkomenheden blijkt vooral voor oudere woningen een belemmering te vormen (21,6% voor woning van voor 1960 tegen 16,7% voor jaren ‘60 en ‘70 woningen en 11,9% voor woningen na 1980). Het hebben van onvoldoende kennis over energiebesparingsmaatregelen blijkt voor 14,7% van de respondenten een belemmering te zijn. Hier zijn geen significante verschillen tussen verschillende doelgroepen geconstateerd. De verwachte uitvoertijd wordt het vaakst als belemmerend gezien voor mensen boven de 65 jaar (21,5%) en door mensen uit jaren ‘60 en ‘70 woningen (18,1%). Ongewenste bijeffecten zien voornamelijk respondenten met een appartement als een belemmering (28,1%). Daarnaast blijkt hoe ouder iemand is, hoe vaker deze reden is genoemd (5,6% van respondenten onder de 45 jaar, 13,9% van de respondenten tussen de 45 en 65 jaar en voor 21,9% van de respondenten boven de 65 jaar). Het niet weten hoe het aan te pakken blijkt vooral een probleem voor mensen met een woning voor 1960 (19,0%). Ook zijn ontsierende effecten vaker een belemmering voor mensen met een oude woning. Tot slot noemt nog een klein deel het hebben of kennen van slechte ervaringen als reden, waarbij oudere mensen dit vaker aankaarten. Als extra opmerking gaven nog een aantal respondenten met een appartement aan dat ze de VVE als belemmerend ervaren. Naast de vraag wat de respondenten als belemmering ervaren om energiebesparende maatregelen uit te voeren is ook gevraagd wat voor hen de belangrijkste reden is. Voor ruim een derde bleek dit het niet noodzakelijk vinden van de maatregelen de reden, gevolgd door de lengte van de terugverdientijd die als belangrijkste aangemerkt werd door een vijfde van de mensen. De hoogte van de investering geldt voor ruim 15%. Ook de verwachte woonduur en het niet effectief vinden van de maatregel werden nog relatief vaak als belangrijkst aangegeven. De respondenten die wonen in een seriematig gebouwde woning uit de jaren ‘60 of ‘70 geven vaker de hoogte van de investering op (26,2%). Ook de lengte van de terugverdientijd is vaker aangegeven met 24,7%. Het niet noodzakelijk vinden is echter minder vaak de belangrijkste reden (25,5%).
0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
Invloed op binnenklimaat Invloed op comfort Effectieviteit maatregel Verwachte woonduur EPA advies Invloed op energierekening Invloed op maandelijkse lasten Financieringsconstructie Terugverdientijd Invloed uit geluidsoverlast Verwachte energieprijsstijging Hoogte investering Subsidie Warmtefoto totaal
jaren '60/'70
Figuur 72: Belangrijkste rol in keuze voor energiebesparingsmaatregel 50% 40% 30% 20% 10% 0% < €5000
€5000 €10.000
€10.000 €25.000
€25.000 €50.000
€50.000 - > €100.000 €100.000
Figuur 73: (verwachte) uitgaven aan energiebesparende maatregelen 0%
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80%
Niet noodzakelijk Lengte terugverdientijd Hoogte investering Maatregelen niet effectief Verwachte woonduur Teveel moeite qua tijd/inspanning Kennis woningverbeteringen Teveel regelwerk Verwachte overlast Aanvraagprocedure subsidies Aanvraagprocedure vergunningen Vrees nieuwe onvolkomenheden Kennis energiebesparingen Verwachte uitvoeringstijd Ongewenste bijeffecten Niet weten hoe aan te pakken Ontsierende effecten Slechte ervaringen totaal
jaren '60/'70
Figuur 74: Belemmeringen energiebesparingsmaatregelen
Deel III De praktijk - Landelijke enquête woningeigenaren
73
8.5
directe compensatie investering collectief initiatief buurt warmtefoto subsidie aanbod gemeente goede ervaringen anderen gratis EPA advies bezoek voorbeeldwoning stijging energieprijzen aanbod aannemer aanbod woco informatiebrochures aanbod vakantie 0% ja
misschien
20%
40%
60%
nee
weet ik niet
80%
100%
Figuur 75: Kansrijke aanpakken 30,0% 25,0% 20,0% 15,0%
Kansrijke mogelijkheden
Na het vragen naar belemmeringen voor mensen voor het nemen van energiebesparende maatregelen is gevraagd waardoor ze wel maatregelen gaan overwegen. De respondenten lijken het meest enthousiast te worden als de investering direct gecompenseerd wordt door een verlaging van de energierekening. Mensen met een appartement zeggen het vaakst hiertegen ja (37,1%), mensen met een rijtjeswoning overwegen het, het vaakst (90,7%). Oudere mensen zijn er wat negatiever over (33,3%). Ruim 70% van de mensen zegt geen nee tegen een collectief initiatief vanuit de buurt. Mensen met een appartement en gezinnen met kinderen zijn het positiefst. Mensen uit jaren ‘60 en ‘70 woning zeggen er het minst vaak nee tegen (17,5%). 65+ers zijn ook hier weer negatiever (38,8%). Het nemen van een maatregel na een warmtefoto wordt door 70% (misschien) overwogen. Hier blijken jonge mensen positiever (35,8% ja), maar maakt het minder uit voor mensen met een appartement (42,9% nee). Ook als het om subsidie gaat lijkt er op dat het hoe jonger iemand is, hoe eerder hij het zou overwegen. Over een aanbod van de gemeente zijn mensen uit woningen voor 1960 het positiefst. Respondenten met een rijtjeswoning zeggen vaker ja (28,8%). Onder een leeftijd van 45 jaar overweegt slechts 16,4% het niet. Na het horen van goede ervaringen van kennissen of buurtbewoners denkt een groot deel van eigenaren van jaren ‘60 of ‘70 woningen het toch niet te gaan overwegen (47,8% nee). Ook huishoudens zonder kinderen of mensen met een appartement denken minder beïnvloed te zullen worden door anderen. Ook hier geldt weer hoe jonger iemand is, hoe opener hij staat voor de optie (tot 45 jaar zegt slechts 10,9% nee, van 45-65 jaar 34,1% nee en boven de 65 jaar zegt 51,7% nee). Een EPA advies blijkt minder interessant te zijn voor mensen met een oudere woning, een appartement of oudere mensen. Door bezoek aan een voorbeeld woning zullen 65-plussers het snelst geneigd zijn om energiebesparende maatregelen te overwegen. Mensen met een woning van voor 1960 zijn het positiefst (42,9% ja). Een stijging in de energieprijs zal vooral invloed hebben op mensen met een oudere woning, een rijtjeswoning en gezinnen met kinderen. Een aanbod van een aannemer is voor jongere mensen interessanter. Mensen met een appartement zijn hier ook negatiever (65,5%), zo ook huishoudens zonder kinderen (50,8% nee) en mensen met een woning uit de jaren ‘60 of ‘70 (59,6%). Echter zeggen ze wel vaker direct ja (11,5%). Over het aanbod van een woningbouwcorporatie zijn respondenten met een jaren ‘60 of ‘70 woning het positiefst (slechts 28,9% nee). Informatiebrochures blijken het meeste invloed te hebben op jongere mensen en eigenaren van een rijtjeswoning. Tot slot wordt een aanbod van een week vakantie waar binnen de woning wordt gerenoveerd nog door 28,1% van de respondenten (misschien) overwogen. Respondenten met een woning van voor 1960, een rijtjeswoning of een gezin met kinderen zijn het positiefst over dit voorstel. De meeste ouderen zien het niet zitten (89,8% nee).
10,0% 5,0%
8.6 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar 5 jaar 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar 24 jaar 25 jaar weet ik niet
0,0%
al plannen
geen plannen
Figuur 76: Acceptabele terugverdientijd 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
Acceptatie van renovatie en energiebesparingsmaatregelen
Aan het eind van de enquête zijn een aantal vragen gesteld over de acceptatie omtrend energiebesparingsmaatregelen en renovatie. Hierbij is ingegaan op de terugverdientijd, de uitvoeringstijd en overlast. Terugverdientijd Aan de respondenten is gevraagd welke terugverdientijd ze acceptabel vinden voor energiebesparende maatregelen. Het grootste deel van de respondenten (57,2%) vindt een terugverdientijd tussen de vijf en tien jaar acceptabel. Langer dan tien jaar vindt nog maar een klein deel van de respondenten acceptabel (11,8%). Opvallend is dat mensen die net energiebesparingsmaatregelen hebben uitgevoerd of het binnenkort van plan zijn een hogere acceptatie hebben. Van deze groep vindt 29,0% een terugverdientijd van tien jaar acceptabel. Voor mensen die nog geen plannen hebben liggen ligt de acceptatie veel meer verspreid tussen de vijf en tien jaar zoals te zien is in Figuur 76. Uitvoeringstijd Na de vraag over terugverdientijd is aan de geënquêteerden gevraagd welke tijdsduur ze voor een verbouwing van hun woning acceptabel vinden. Hieruit blijkt dat ruim 80% van de respondenten een verbouwing maximaal in een maand tijd uitgevoerd zou willen zien. Ook hier blijkt weer een verschil te zitten in respondenten die al net verbeteringen aan hun woning hebben uitgevoerd of het binnenkort van plan zijn en mensen die nog geen plannen hebben. Voor mensen die nog geen plannen hebben mag het grotendeels maximaal twee weken duren. Voor mensen die wel al wel plannen of ervaring hebben zit er een grotere spreiding van maximaal een week tot maximaal een maand.
Al plannen
Geen plannen
Figuur 77: Acceptabele uitvoeringstijd
74
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Overlast Als laatste is de geënquêteerden situaties voorgelegd die eerder in dit onderzoek als overlast gedefinieerd zijn. Hierbij is gevraagd hoe lang men de situatie dan acceptabel vindt. De respondenten blijken het geen gebruik hebben van gas, water of elektriciteit het minst acceptabel te vinden. 20,1% Vindt het helemaal niet acceptabel en 56,0% vindt het slechts voor één dag acceptabel. Woningeigenaren van een jaren ’60 of ‘70 woning blijken wel een iets grotere acceptatie te hebben over geen gas, water of elektriciteit. Daarnaast blijkt hoe ouder iemand is, hoe minder acceptabel deze overlast is. Geen toilet te hebben en gebruik te moeten maken van een chemisch toilet of een gedeelde voorziening blijkt voor een kwart van de respondenten geheel niet acceptabel. Over het algemeen blijkt het minder acceptabel voor gezinnen met kinderen en voor mensen boven de 65 jaar. Geen gebruik kunnen maken van de badkamer lijkt of voor oudere mensen meer een probleem, maar voor jaren ‘60 en ‘70 woning weer meer geaccepteerd. Het geen gebruik kunnen maken van de keuken is het meest acceptabel voor mensen met een rijtjeswoning. Gezinnen met kinderen vinden het grotendeels (81,5%) acceptabel om één tot twee weken geen gebruik te kunnen maken van hun keuken. Thuis moeten blijven voor de werkzaamheden of iemand regelen om toegang tot de woning verschaffen blijkt voor 5% van de respondenten zelfs geheel niet acceptabel, terwijl dit bij renovatie van huurwoning vaak wel gevraagd wordt. De groep tussen de 18 en 45 jaar oud wil grotendeels één tot twee weken ervoor vrij nemen. 50% van de 65+ers vindt het acceptabel voor een maand of langer. Mensen met kinderen vinden het over het algemeen minder acceptabel. Geen gebruik kunnen maken van twee en of meer kamers in de woning vinden mensen onder de 45 jaar minder acceptabel. Ook voor rijtjeswoningen en jaren ‘60 en ‘70 woningen is het minder geaccepteerd. Het last hebben van lawaai van de werkzaamheden vindt ruim tweederde van de respondenten acceptabel voor één tot twee weken. Respondenten met een woning van voor 1960 hebben gemiddeld een grotere acceptatie. Voor respondenten uit jaren ‘60 en ‘70 woningen hebben daarentegen de grootste problemen met geluidsoverlast. Dat overal werkmensen in de woning rondlopen is minder geaccepteerd in appartementen. Ook is dit minder acceptabel bij gezinnen zonder kinderen en in de leeftijdsgroep van 45 tot 65 jaar. In de groep mensen boven de 65 jaar blijkt de grootste acceptatie te zijn voor werkmensen in de woning. Deze groep vindt het daarentegen wel een groter probleem dan gemiddeld dat er vuil en rommel in de woning is door de werkzaamheden. Ook is dit minder acceptabel voor huishoudens zonder kinderen. Hoe groter de woning is, hoe meer het geaccepteerd wordt. Tot slot vinden de respondenten het geen gebruik kunnen maken van één kamer het minste overlast geven. Hierin zitten ook geen significante verschillen tussen de verschillende groepen respondenten.
Deel III De praktijk - Landelijke enquête woningeigenaren
0%
20%
40%
60%
80%
100%
gas/water/elektriciteit toilet (wel chemisch/gedeeld) badkamer keuken op gezette tijden thuis zijn 2 of meerdere kamers geluidsoverlast overal werkmensen in woning vuil en rommel 1 kamer niet acceptabel
1 dag
1 week
1 maand
maakt niet uit
weet ik niet
2 weken
Figuur 78: Acceptabele overlast
75
9
Bevindingen praktijk
In dit hoofdstuk worden aan de hand van de bevindingen uit de praktijk conclusies getrokken waarmee de onderzoeksvragen verder beantwoord kunnen worden. Hierbij is voornamelijk gekeken naar bevindingen die afwijken met de bevindingen uit de literatuur.
9.1
Renovatiebehoefte
Om de woningen weer jaren door te kunnen exploiteren is naast het groot onderhoud, zoals vervangen van keuken, badkamer en toilet, ingezet op verbeteringen aan de woning waarbij voornamelijk is gewerkt aan punten waardoor het gebouwgebonden energiegebuik omlaag gaat. Om een grote energiebesparing te behalen is alleen isoleren door middel van spouwmuurisolatie, HR++ glas, vloer en dakisolatie en kierdichting vaak onvoldoende voor de 45% energiereductie. Hiervoor dient er ook geïnvesteerd te worden in installaties voor verwarming, mechanische ventilatie met warmteterugwinning en anderzins energieopwekkende of besparende installaties. Huuders hebben vaak geen (grote) vraag naar technische verbeteringen. Zij hebben wel de wens dat de uitstraling van de woningen verbeterd wordt. Hierbij gaat het vaak niet alleen om de woning zelf, maar om de gehele leefomgeving rond de woning. Bij meergezinswoningen ligt vooral de wens bij het verbeteren van de uitstraling van de algemene ruimten en de toegankelijkheid van het gebouw en naar de woning en hiermee de sociale veiligheid rondom de entree. In de woning is door de bewoners een vernieuwing en vergroting van de badkamer gewenst. Om het comfort te verhogen is er de wens om tocht en koudeval bij de ramen tegen te gaan, schimmel, vocht en condensatieproblemen op te lossen en te zorgen dat de woningen beter te verwarmen zijn. Voor gezinnen met kinderen in portiekwoningen of eengezinswoningen uit begin jaren ‘60 is vaak extra woonruimte gewenst, voornamelijk in het aantal en de grootte van de slaapkamers. De keuken van jaren ‘60 en ‘70 woningen wordt geregeld als smal beschouwd en hier bestaat de wens voor een kleine zitplek. Gehorigheid tussen de woningen blijkt niet alleen een groot probleem bij meergezinswoningen, maar komt nog vaker voor bij eengezinswoningen door de slechtere kwaliteit van de woningscheidende muren. Woningeigenaren zijn het meest ontevreden over de toegankelijkheid en gehorigheid van hun woning. Bij jaren ‘60 en ‘70 woningen spelen daarnaast veel klachten over schimmel en vocht. De werkzaamheden die woningeigenaren uitvoeren zijn naast de normale onderhoudwerkzaamheden voornamelijk het isoleren van de woning en het plaatsen van een nieuwe badkamer of keuken.
9.2
Huidige aanpakken
Voor hoog niveau renovatie van woningen kunnen verschillende aanpakken gehanteerd worden. In de case studies in voornamelijk gekeken naar vernieuwende aanpakken. Bij de huidige standaardaanpak van woningbouwcorporaties worden plannen gemaakt die gebaseerd zijn op bestaande binnengekomen klachten en die volgens de woningbouwcorporatie zo goed mogelijk aansluiten op de wensen van de bewoners zodat woningen weer voor vijftien jaar doorgeëxploiteerd kunnen worden. Een bewonerscommissie wordt gebruikt als inventarisatie voor draagkracht en mag meebesluiten op detailniveau. Veelal wordt er aan de huurders geen huurverhoging gevraagd zodat er weinig moeite nodig is om 70% instemming van de bewoners te krijgen. Alle bewoners worden geïnformeerd door een brief en informatieavond waarbij definitieve plannen gepresenteerd worden. De renovatieplannen bestaan voornamelijk uit: • • • • • •
vernieuwen keuken, badkamer en toilet plaatsen dubbel glas nieuwe (individuele) HR-ketel naïsoleren spouw of inpakken gevel aanbrengen vloerisolatie aanbrengen dakisolatie
De verschillende werkzaamheden aan de woning worden verspreid uitgevoerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van veel verschillende onderaannemers. De gehele renovatieduur van de woningen en het totale complex of buurt neemt vaak ongeveer een jaar in beslag.
76
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Met deze huidige aanpak worden de hoge doelstellingen van 45% energiereductie, vijftig jaar levensduurverlenging en meename van bewonersbelangen niet behaald. Vernieuwende aanpakken welke toegepast zijn in de geëvalueerde projecten die wel lijken te werken zijn onder meer: • • • • • • • • • • •
•
•
9.3
verlenging exploitatieduur met veertig tot vijftig jaar bewoners grotere invloed geven over plannen en besluitvorming niet alleen gebruik maken van bewonerscommissie, maar zoveel mogelijk bewoners proberen te betrekken informele informatievoorziening voor bewoners naar gelang hun behoefte, zoals excursies, workshop e.d. betrokkenheid van bewoners afstemmen op verschillende doelgroepen participatie niet alleen gebruiken voor renovatie, maar ook om sociale banden te versterken in de wijk en sociale problemen op te lossen wel huurverhoging vragen, hierdoor moet de renovatie voor bewoners ook wel degelijk van belang zijn en kan hun betrokkenheid ook vergroot worden alle werkzaamheden tegelijk zo snel mogelijk per woning uitgevoerd hebben gebruik prefab-elementen voor korte bouwtijd vervangen buitenspouwblad of gehele gevel voor betere kwaliteit thermische schil energiebesparende installaties zoals: ◦◦ zonnepanelen met zonneboiler ◦◦ warmtepomp ◦◦ wko-installatie ◦◦ pellet-ketel ◦◦ lage temperatuurverwarming ◦◦ pv panelen ◦◦ mechanische (gebalanseerde) ventilatie met WTW-installatie ◦◦ vraaggestuurde ventilatiesystemen ◦◦ hergebruik douchewater voor toilet collectieve verwarmingsinstallaties voor portiek of galerijwoningen met voordelen ◦◦ grotere mogelijkheden en rendement ◦◦ geen ruimteinname in de woning ◦◦ schoonmaak filters hoeft niet door bewoners ◦◦ bewoners geen overlast bij onderhoud consortium van enkele uitvoerders in plaats van hoofdaannemer met veel verschillende onderaannemers
Belangen bewoners bij een renovatie
Bewoners van huurwoningen hebben er belang bij dat de problemen in, maar vooral ook rondom hun woning opgelost worden. Hierbij gaat het om de sociale veiligheid en de verloedering in het algemeen. In de woning willen de bewoners gewoon een fijn huis. Hieronder valt het niet continu horen van de buren, geen last van tocht, vocht en schimmel. Daarnaast zit het in kleine dingen zoals het het krijgen van brede vensterbanken. Ergernissen zitten vooral in slechte communicatie voor en tijdens de renovatie en slechte afwerking in de woning. Het verlagen van de energierekening is wel in belang van de bewoner, maar speelt een veel minder grote rol. Voor en tijdens de renovatie is het voor de huurder van belang dat er duidelijkheid is in wat wel en niet uitgevoerd kan worden, waarop ze invloed kunnen uitoefenen, wat het voor invloed heeft op de huur, wanneer wat gaat gebeuren, wat ze nog wel en wat niet meer kunnen doen in de woning tijdens de renovatie en wat ze vooraf moeten afdekken of weghalen zodat de werkzaamheden plaats kunnen vinden. Als alles voor de bewoner duidelijk is, heeft hij meer zekerheid wat tot groter vertrouwen en acceptatie leidt. Hiervoor is zowel vooraf als tijdens de uitvoering persoonlijke aandacht nodig. Tijdens de renovatie is het voor de bewoner van belang dat de afwerking in de woning na werkzaamheden zo snel mogelijk wordt uitgevoerd, zodat hij weer in een normale situatie kan leven. Daarnaast is het van belang dat schadegevallen snel worden afgehandeld.
Deel III De praktijk - Bevindingen praktijk
77
9.4
Factoren bij keuze van bewoners voor renovatie
Huurders blijken bij instemming met een renovatie voornamelijk de volgende punten te hebben overwogen: • • • • • • •
vinden de renovatie nodig hoogte van huurverhoging gevoel dat ze wel moeten opzien tegen renovatie, of ze het wel aan kunnen en wat ze zelf moeten doen verwachte invloed op maandlasten (huurverhoging - verwachte energiebesparing - extra huurtoeslag) woonlastengarantie overgehaald door andere bewoners(commissie)
Bij woningeigenaren spelen voornamelijk de volgende punten een rol bij de overweging voor een renovatie of energiebesparende maatregelen: • • • • • • • •
9.5
huidige slechte staat woningen de invloed op het comfort en binnenklimaat de invloed op de energierekening de effectiviteit van de maatregel de hoogte van de investering en invloed op de maandelijkse lasten de verwachte woonduur de verwachte waardeontwikkeling van de woning de terugverdientijd
Uitvoerbaar in bewoonde staat
Bewoners lijken veel aan te kunnen, ze ervaren een renovatie als zwaar, maar eigenlijk altijd vinden ze het de moeite waard geweest. Alle renovatie die met dit onderzoek zijn bekeken die in bewoonde staat uitgevoerd zijn door woningbouwcorporaties, worden door de woningbouwcorporatie beschouwd als het uiterste wat je van bewoners kunt vragen. Echter zit er veel verschil tussen de uitvoer van deze renovaties. Opvallend is ook het verschil in antwoord tussen woningbouwcorporatie en bewoner op de vraag wat overlast voor de bewoner is tijdens de renovatie. De woningbouwcorporatie noemt veelal de inbreuk op de privacy van bewoners en de schade die kan ontstaan. Voor bewoners in portiek- en galerijwoningen is het lawaai de grootste overlast. Bij werkzaamheden aan de betonconstructie klinkt dit in het gehele blok door. Daarna wordt door alle bewoners genoemd het niet normaal kunnen gebruiken van de woning, overal stof en vuil, geen gebruik van keuken en badkamer en tot slot het feit dat de werkzaamheden al vroeg beginnen. Er zijn twee aanpakken te onderscheiden om bewoners zo weinig mogelijk last te laten ondervinden van de renovatie. Traditionele aanpak: De werkzaamheden aan de woning vinden zoveel mogelijk verspreid over de gehele renovatietijd plaats, zodat zo weinig mogelijk tegelijk in de woning gebeurt en de bewoners zoveel mogelijk normaal kunnen doorleven. Snelle aanpak per woning: De werkzaamheden worden zo snel mogelijk per woning afgerond. De bewoners hebben hierdoor veel meer overlast, maar wel voor een veel kortere tijd. Het lijkt acceptabel om één dag te gebruiken voor alle grote werkzaamheden aan de woning plaatsvinden, waardoor deze dag de woning overdag totaal onleefbaar is. Enkele dagen ervoor en erna kunnen voorbereidings- en afwerkingswerkzaamheden plaats vinden in de woning. Voor beide situaties geldt dat de woning ‘s avonds en ‘s nachts weer bruikbaar moet zijn voor de bewoner, wat inhoudt dat ze gebruik kunnen maken van een toilet in de woning en er normaal kunnen slapen. Een rustruimte waar mensen zich even terug kunnen trekken als de werkzaamheden teveel worden in hun eigen woning wordt erg gewaardeerd. Al is de sociale functie hiervan het meest belangrijk. Om overlast aanvaardbaar te laten zijn helpt het voor bewoners veel om er over te kunnen praten op elk moment dat er behoefte aan is.
78
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Tijdelijke voorzieningen voor koken en douchen worden door bewoners wel gewaardeerd, maar er wordt niet heel veel gebruik van gemaakt. Vaak wordt dit wel opgelost met buren, kennissen of familie. Door ouderen en gezinnen met jonge kinderen kan een hoog niveau renovatie als te zwaar worden beschouwd. Voor ouderen geldt voornamelijk dat ze opzien tegen de werkzaamheden en onzeker zijn of ze het wel aankunnen en wel zelf de gevraagde voorbereidingen kunnen treffen. Voor gezinnen met jonge kinderen geldt voornamelijk een te grote inperking op hun leefruimte, leefgewoonten en leefritme. Het zijn voornamelijk de standaard groot onderhoudwerkzaamheden in de woning, zoals vernieuwing van badkamer en keuken, die voor veel overlast zorgen voor de bewoner. Dit zijn vaak ook de werkzaamheden die de bewoners het liefts willen, waardoor de acceptatie van de overlast hiervan groter is. Daarnaast kan voor een deel van deze werkzaamheden de keuze aan de bewoners overgelaten worden of ze het uitgevoerd willen hebben. De acceptatie van overlast verschilt tussen woningeigenaren en huurders. De acceptatie is bij woningeigenaren veelal groter doordat ze er zelf voor hebben gekozen en het ze niet is opgelegd. Daarnaast gaat het om hun eigendom, waar ze trots op zijn. Hierdoor accepteren ze ook meer qua overlast voor verbeteringen eraan. Onder huurders bleek dat mensen het drie weken achter elkaar zowel geen badkamer als keuken hebben niet meer acceptabel vinden. Uit de enquête voor woningeigenaren bleek dat voor zowel keuken als badkamer de meeste mensen één week acceptabel vinden. Uit de enquête bleek verder dat het geen gebruik hebben van gas, water of elekriciteit en geen normaal gebruik van toilet als minst acceptabel beschouwd wordt. Dit wordt veelal niet of voor slechts één dag als acceptabel beschouwd. Renovatie in bewoonde staat lijkt niet meer mogelijk als vloeren vervangen dienen te worden, er gebruik gemaakt wordt van box-in-box isolatiesystemen of er meerdere weken verschillende ruimten tegelijkertijd van de woning (beperkt) onbruikbaar zijn door werkzaamheden. Om de huidige bewoners wel in het complex te houden kan gebruik gemaakt worden van wisselwoningen of kunnen steeds enkele woningen gerenoveerd worden, waarna bewoners kunnen verhuizen van een oude woning naar een gerenoveerde woning elders in het complex.
9.6
Meenemen van bewonersbelangen in proces, oplossing en uitvoer
Om de belangen van bewoners beter mee te nemen dienen bewoners, zoals al geconcludeerd was na de literatuurstudie, eerder en meer betrokken worden tijdens de planvorming en dienen hier ook meer invloed op uit te kunnen oefenen. Bewoners dienen vooral betrokken te worden en mee te kunnen beslissen over het gebruik van de woning, de uitstraling en de afwerking. Hier zijn zij de experts in en zij zijn degenen die dit dagelijks zullen ervaren. Over de techniek en installaties hebben de bewoners veelal te weinig kennis en belang. Op deze punten dienen ze voornamelijk enkel geïnformeerd te worden. Om beter te kunnen aansluiten op de woonbehoefte van de bewoners dienen de verschillende doelgroepen beter in kaart gebracht te worden en ook de vraag hoe ze hun woning gebruiken. Enkel werken vanuit bestaande klachten geeft te weinig informatie. Dit zijn vaak klachten van enkele bewoners en geeft geen representatieve afspiegeling. Daarnaast gaat het hier om (kleine) reparatieverzoeken. Huurders bellen als er iest stuk is gegaan, bijvoorbeeld als het dak lekt, maar niet om structurele problemen zoals de gehorigheid van de woningen. Tot slot is uit de klachten niet de wensen en behoeften van bewoners te halen zoals de wens voor vergroting van de badkamer. Bewoners lijken meer betrokken te zijn met de renovatie als er wel huurverhoging is gevraagd. Als ze meer moeten betalen willen ze dat het ook een echte verbetering voor hun is. Hierdoor lijken ze er meer naar te streven dat er wat wordt gedaan met hun belangen. Als een woningbouwcorporatie vraagt om 70% instemming zien veel bewoners dat het een algehele verbetering is voor alle woningen, maar voelen ze zichzelf vaak de specifieke situatie waarvoor het niet geldt. Pas als de woningbouwcorporatie streeft naar 100% instemming lijkt het dat wordt ingezien dat het voor iedereen een verbetering moet zijn. Sterk verondersteld wordt dan dat zowel de bewoner als de woningbouwcorporatie meer gaat streven naar het mee laten nemen van alle belangen van de bewoners.
Deel III De praktijk - Bevindingen praktijk
79
Deel IV
Conclusies en aanbevelingen
80
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
In het laatste deel van dit rapport wordt vanuit de kennis uit Deel II en Deel III een aanpakbeschrijving gegeven voor de uitvoer van hoog niveau renovaties in bewoonde staat. Hiervoor wordt in Hoofdstuk 10 gekeken of de renovatieconcepten uit de literatuur toepasbaar zouden zijn geweest voor de onderzochte projecten. Aansluitend wordt een korte aanbeveling per project gegeven hoe deze beter uitgevoerd had kunnen worden. In Hoofdstuk 11 wordt voor één van de onderzochte renovatieprojecten een uitgebreide verbeterde aanpak gegeven hoe de belangen van de bewoners beter vertaald hadden kunnen worden in het proces, het renovatieconcept en de uitvoer. Daarna wordt een algehele aanpak gegeven. In Hoofdstuk 12 worden de algehele conclusies van het onderzoek gegeven waarmee de onderzoeksvragen beantwoord worden. In Hoofdstuk 13 worden nog aanbevelingen gegeven voor gebruik van dit onderzoek en waarvoor nog vervolgonderzoek mogelijk is. In Hoofdstuk 14 wordt een algehele reflectie en een persoonlijke nabeschouwing gegeven. Helemaal achteraan zijn de bijlagen te vinden met achtergrondinformatie, verslagen van gehouden interviews en de vragenlijst voor de landelijke enquête.
Deel IV Conclusies en aanbevelingen
81
10 Toepassing theorie in praktijk In dit hoofdstuk wordt gekeken of de innovatieve renovatieconcepten uit de theorie ook toepasbaar zouden zijn geweest in de bekeken projecten en of dit toegevoegde waarde had gegeven. Daarna worden er kort per project aanbevelingen gedaan hoe het beter uitgevoerd had kunnen worden.
woninggerichte aanpak flexibele doorbraak plug & play 2Dgevel 3D-gevel Uitbuikmodule Box-in-box systeem Comfort+ Componentenrenovatie Inschuifwoning toegepast gedeeltelijk toegepast had toegepast kunnen worden had gedeeltelijk toegepast kunnen worden had niet toegepast kunnen worden
Figuur 79: Renovatieconcepten versus projecten
82
Mogelijkheid toepassing renovatieconcepten
Woninggerichte aanpak De woninggerichte aanpak, die voornamelijk bestaat uit het aanpassen van de indeling van de woning door doorbraken te maken in dragende muren is in geen van de projecten op een vergelijkbare manier toegepast. Wel was dit, vooral vanuit bewonerswensen, waardevol geweest bij een aantal projecten. Doordat alle woningen niet heel groot zijn, bestaat er wel geregeld de wens van bewoners om de ruimten samen te voegen zodat ruimte flexibeler indeelbaar zijn en ruimten vergroot worden. Bij De Kroeven en Biddinghuizen had deze aanpak gebruikt kunnen worden om de keuken en kamer samen te voegen, waardoor er geen smalle keuken meer is. Wandelmeent
Koningsvrouwen
Blue Print Woningen
Rembrandtflat
Biddinghuizen
Prinses Beatrixlaan
De Kroeven
10.1
Bij de Prinses Beatrixlaan, portiekwoningen waarvoor dit concept in oorsprong was bedacht, zou het voor een aantal bewoners heel aantrekkelijk zijn geweest als tijdens de renovatie ook de kleine slaapkamer bij de woonkamer was getrokken. De technieken van de woninggerichte aanpak hadden hier niet geheel toegepast hoeven te worden, aangezien de scheidingsmuren hier niet als dragende muren waren uitgevoerd. Dit maakt het gemakkelijker om kamers samen te voegen naar wens van de bewoners, wat zelfs al in de loop van de jaren gedaan is bij enkele woningen in dit complex. Bij de Koningsvrouwen van Landlust zijn wel alle scheidingswanden verwijderd. Dit was mogelijk omdat het niet in bewoonde staat werd uitgevoerd en dit complex een staalskelet had. Doorbraken in dragende wanden waren hier daarom niet nodig. Wel lag hier inderdaad de wens van de bewoners om de keuken te verbreden en ruimere slaapkamers te maken. De Blue Print woningen en Wandelmeent bestaan beide uit éénbeukige woningen waardoor hier geen wens bestaat voor doorbraken in dragende muren. Daarnaast was bij beide projecten vanuit de bewoners geen wens voor verandering van de woningindeling. Flexibele doorbraak De flexibele doorbraak is zoals ook al eerder was gemeld geen optie voor uitvoering in bewoonde staat. Deze techniek is wel bruikbaar voor samenvoegen van portiekwoningen. Bij de uitvoer van de Koningsvrouwen van Landlust, waar sprake was van samenvoeging en verandering van plattegrond was deze techniek van flexibele doorbraak echter niet nodig of van toegevoegde waarde aangezien hier sprake was van een staalskelet in plaats van dragende wanden. Plug & Play 2D en 3D-gevel Bij een aantal projecten is een tussenvariant van de Play & Play 2D en 3D-gevel uitgevoerd. Waar het 2D-gevel concept alleen de gevelvullende pui vervangt, is bij de Kroeven de gevelvullende pui samen met de nieuwe isolatielaag en het buitenspouwblad als één prefab-onderdeel aan de bestaande woning bevestigd. Daarnaast is ook het dak ‘geplay&played’ met prefab dakdelen waarin al de installatie van de zonnepanelen was opgenomen. Als vervolg stap wil de uitvoerder VDM onderzoeken of in deze prefab geveldelen ook de installaties voor de ventilatie zijn op te nemen, zodat deze niet door de bestaand woning aangelegd hoeft te worden, wat uitvoeringstijd en een hoop overlast voor de bewoners scheelt. Een 3D-gevel is nu niet toegepast, maar had bij deze woningen een grote toegevoegde waarde kunnen hebben, vooral voor de extra ruimtevraag van grotere gezinnen. Hiervoor zou echter wel het binnenspouwblad ook verwijderd moeten worden. Bij de Prinses Beatrixlaan is de oude gevelvullende pui van de entreepartij vervangen voor een Plug & Play 2D-gevel voor de nieuwe slaapkamer. De rest van de gevel is aan de buitenzijde geïsoleerd. Aan de voor- en achterzijde is een nieuwe constructie op een eigen fundering gemaakt voor toevoeging van galerijen en nieuwe balkons. Dit had ook gebruikt kunnen worden om de woningen te vergroten met een 3D-gevel. Vooral voor gezinnen zou de vergroting van de woningen erg wenselijk zijn. Bij de Blue print woningen is nu de gehele gevel vervangen door nieuwe prefab-gevels. Aangezien het starterswoningen zijn, met niet al te grote afmetingen en waarbij de renovatie jaren op zich heeft laten wachten waardoor de woningen niet verkoopbaar waren, zullen nu veel gezinnen vertrekken naar een ruimere woning. Het zou daarom zeker de moeite waard geweest
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
zijn de bewoners ook het aanbod te doen om met deze renovatie in plaats van de achtergevel te vervangen, een uitbouw te plaatsen. Zeker ook met de kennis die De Verbouwshop op dit gebied heeft is dit een gemiste kans geweest. Uitbuikmodule De uitbuikmodule is zeer geschikt voor meergezinswoningen. Hij had dan ook bij de Prinses Beatrixlaan toegepast kunnen worden aan de voorzijde, in plaats van de stalen balkonnen. Dit had zeker meerwaarde opgeleverd, aangezien het naast een groter balkon ook had kunnen resulteren in een groter woonoppervlak. Hierin hadden ook de verwarming en buizen weggewerkt kunnen worden, die nu in the zicht zijn en slecht afgewerkt zijn waardoor ze een ergenis zijn voor de bewoners. De uitbuikmodule zou bij de Rembrandtflat niet mogelijk zijn geweest, aangezien er aan de voor- en achtergevel al de galerij en het balkon ‘hangen’. Ook bij de Koningsvrouwen van Landlust was het niet mogelijk aangezien dit complex een momument is en de buitenzijde niet van uitstraling mocht veranderen. Box-in-box systeem en Comfort+ Bij de Koningsvrouwen van Landlust is een box-in-box systeem toegepast. Hierdoor kon er goed geïsoleerd worden zonder het aanzicht van de buitengevel te veranderen en was het geen probleem meer dat de stalen balken door de gevel naar buiten steken, aangezien de ‘box’ hier onder zit. In het box-in-box systeem zijn ook nieuwe installaties opgenomen zoals de plafondverwarming. Dit renovatieproject laat wel duidelijk zien dat bij het toepassen van een box-in-box systeem het niet meer mogelijk is in bewoonde staat te renoveren. Componentenrenovatie De componentenmethode gaat uit van meerdere onderdelen van de woning met elk een eigen levensduur en waar aan bewoners binnen een standaardaanbod, hun eigen invulling kunnen geven. Dit had toegepast kunnen worden bij de Blue Print woningen. Nu is alleen de gevel vervangen aangezien die hieraan toe was. In de toekomst kan er gezamenlijk een andere component worden vervangen. Zo zijn er nu al plannen voor vervanging van het dak en de installaties. Er is echter nu niet van de kans gebruik gemaakt, zoals de componentenrenovatie die wel biedt, om variatie in het gevelbeeld aan te brengen al naar gelang de wens van de bewoner. Inschuifwoning De inschuifwoning heeft te grote impact om in bewoonde staat uit te laten voeren. Bij het niet aanpakken van de vloeren en scheidingsmuren, zou alleen het plug & play van de gevel overblijven.
10.2
Aanbevelingen per project
Prinses Beatrixlaan - Voorburg In de voorbereidingsfase van de renovatie van de Prinses Beatrixlaan hadden de bewoners beter betrokken kunnen worden. Een groot deel van de bewoners wilde graag dat het complex opgeknapt werd om de verloedering tegen te gaan en dat er liften bijgeplaatst zouden worden om de toegankelijkheid van de woningen te verbeteren. Over de gekozen techniek met toevoeging van galerijen en de uitvoering zijn ze niet geheel tevreden. Door de bewoners mee te laten denken over mogelijke oplossingen voor toevoeging van liften en wat de gevolgen daarvan zouden zijn, had weerstand tegen de galerijen voorkomen kunnen worden of zou tot een andere, betere oplossing voor de bewoners gekomen kunnen worden.
Figuur 80: Biddinghuizen - impressie bouwkundige zonwering
Voor de uitvoering van de renovatie had een veel betere planning gemaakt moeten worden. Dit had gekund door eerst een proefportiek uit te voeren naast het nieuw uit te voeren trappenhuis. Hiermee hadden ze beter inzicht kunnen krijgen over de situatie en uitvoer, waardoor uitloop tijdens de gehele renovatie grotendeels voorkomen had kunnen worden. Centrum Biddinghuizen Bij de renovatie van het centrum van Biddinghuizen had een grotere betrokkenheid en tevredenheid onder bewoners gerealiseerd kunnen worden door wel huurverhoging te vragen en de bewoners niet alleen mee te laten beslissen op detailniveau. Om de bewoners een goed beeld vooraf te kunnen geven over de bouwkundige zonwering, had beter gebruik gemaakt kunnen worden van een fotorealistisch impressie of beeld van projecten waar het al toegepast is. Wat ook tot veel weerstand leidde tegen de bouwkundige zonwering is dat het er uitziet als iets dat voor de oude gevel is geplaatst. Als de gehele uitstraling van de gevel was aangepast, werd het veel minder als ‘lelijk’ bestempeld. Figuur 81: Biddinghuizen - resultaat
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Toepassing theorie in praktijk
83
Bij een deel van de woningen is het gehele buitenspouwblad vervangen. Dit leidde tot betere resultaten. Als er ook nog gebruik gemaakt was van een geprefabriceerd buitenspouwblad had de kwaliteit nog hoger kunnen zijn en de overlast voor de bewoners minder. Bij de vierkamerwoningen zou het aan te bevelen zijn geweest de badkamer wel te verplaatsen naar één van de slaapkamers. De grootte van de badkamer en het ontbreken van een toilet boven voldoet nu al niet meer aan de meeste woonwensen, laat staan bij die van de komende decennia. Om de woningen wel voor de doelgroep gezinnen geschikt te houden had de zolderruimte vergroot kunnen worden zodat hier een extra slaapkamer gerealiseerd kon worden. Dit had net als bij de seniorenwoningen gedaan kunnen worden door een dakkapel, of door het dak te verhogen. Bij deze woningen had er ook voor gekozen kunnen worden het woonoppervlak niet te vergroten, waardoor er een andere doelgroep zou ontstaan. Door de steeds verdere daling in gezinsgrote en het stijgende aantal één- en tweepersoonshuishoudens hadden de woningen ook geschikt kunnen zijn voor deze doelgroep. Rembrandtflat - Zwolle Na de renovatie van de Rembrandtflat is al een verbeterde aanpak gehanteerd bij de Wanningflat. Bij de renovatie van deze flat zijn betere installaties toegepast, werd er feedback aan de bewoners gegeven over de opgewekte energie, werden de woningen aangepast aan de woonbehoefte door ze levensloopbestendig te maken en werd er beter geprobeerd overlast te voorkomen door rustruimte buiten de flat en voor iedereen wisselwoningen aan te bieden. Naast deze verbeteringen was het bij de Rembrandtflat ook aan te bevelen de gehorigheid in de woningen aan te pakken. Blue Print woningen - Heerhugowaard Bij de renovatie van de Blue Print woningen is nu enkel de gehele gevel vervangen. Doordat het gaat om starterwoningen, wat inhoud dat het relatief kleine eengezinswoningen zijn, en door de renovatie de woningen weer verkoopbaar zijn zullen veel bewoners na de renovatie de woning verkopen en vertrekken naar een grotere woning. Bij het vervangen van de gehele gevel had daarom ook gebruik gemaakt kunnen worden van de mogelijkheid om niet enkel een nieuwe gevel te plaatsen, maar een gehele aanbouw zodat de vraag naar meer woonruimte al bij deze woning vervuld kon worden. Koningsvrouwen van Landlust - Amsterdam Bij de renovatie van de Koningsvrouwen van Landlust is ingezet op maximale bewonersparticipatie en begeleiding. Het probleem bij deze renovatie is voor de bewoners dat ze hun woning (tijdelijk) moeten verlaten. Aangezien uitvoering in bewoonde staat echt niet mogelijk was en er al is ingezet op maximale persoonlijke begeleiding van de bewoners zijn bij dit project geen aanbevelingen meer te doen voor een betere aanpak. Wandelmeent - Hilversum Voor een mogelijke renovatie is het aan te bevelen gebruik te maken van het bestaande initiatief en betrokkenheid van de bewoners bij de ontwikkeling van oplossingen. De acceptatie van overlast zal voor het Wandelmeent complex groter zijn dan gemiddeld, aangezien de bewoners het zelf al willen en er al extra voorzieningen aanwezig zijn zoals logeerkamers, gedeelde keukens en dergelijke. Voor de renovatieoplossing zou gelet moeten worden op verbeteringen van de thermische schil en de installaties. Het buitenspouwblad zou vervangen kunnen worden en het dak dient geïsoleerd te worden waarbij vooral gelet moet worden op het oplossen van koudebruggen. Voor de ventilatie zou ingezet moeten worden op een systeem met warmte terugwinning. Voor verwarming wordt nu gebruik gemaakt van collectieve VR ketels. Deze kunnen vergangen worden door installaties met een hoger rendement. De Kroeven - Roosendaal De renovatie van de Kroeven lijkt qua techniek het beste te voldoen aan de Slim&Snel doelstellingen van 45% energiebesparing en maximaal vijf dagen uit de woning. In het volgende hoofdstuk zal voor dit project een uitgebreide verbeterde aanpak worden beschreven hoe dit project ook qua bewonersbelangen aan de Slim&Snel doelstellingen had kunnen voldoen.
10.3
Conclusie
Geen van de technieken noch de geëvalueerde projecten uit de praktijk lijken geheel te voldoen aan alle doelstellingen van Slim&Snel en dit afstudeeronderzoek. Om te laten zien dat het wel zou kunnen wordt in het volgende hoofdstuk een verbeterde aanpak van het project de Kroeven gegeven en een algemene aanpak voor hoog niveau renovatie in bewoonde staat.
84
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
11 Aanpak hoog niveau renovatie in bewoonde staat In dit hoofdstuk zal een verbeterde aanpak worden gegeven voor één van de onderzochte projecten, te weten de renovatie van De Kroeven. Hierbij zal beschreven worden hoe bewoners beter betrokken hadden kunnen worden en de techniek aangepast had kunnen worden om ook beter de belangen van de bewoners in te willigen en er voor minder overlast tijdens de uitvoering had kunnen worden gezorgd. Daarna wordt een algemene aanpak beschreven waarmee de seriematig gebouwde jaren ‘60 en ‘70 woningvoorraad op een slimme en snelle wijze in het belang van de bewoner verduurzaamd kan worden.
11.1
Verbeterde aanpak renovatieproject De Kroeven
Voor de verbeterde aanpak wordt uitgegaan van de aanpak welke gehanteerd is bij complex 505 met de geprefabriceerde gevelelementen, aangezien deze aanpak al leidde tot minder overlast voor de bewoners, hogere kwaliteit en lagere kosten ten aanzien van de uitvoering van complex 506. Betrekken bewoners in voorfase Voor aan de planvorming begonnen was had al gewerkt kunnen worden aan de betrokkenheid van de bewoners. Hierbij had naast een aanstaande renovatie vooral gewerkt moeten worden aan het oplossen van de sociale problematiek welke in de wijk heerst. Voor het betrekken van bewoners had dezelfde strategie als het project de Koningsvrouwen van Landlust gebruikt kunnen worden. Door het beter betrekken van bewoners hadden beter de structurele problemen van de woning en de behoeften van de bewoners achterhaald kunnen worden. Bewoners hadden door het nastreven van hun eigen belangen eerder kunnen instemmen met de renovatie en waarschijnlijk de overlast meer geaccepteerd. In de wijk zijn voor complex 506 twee proefwoningen gemaakt en voor complex 505 één proefwoning om de twee systemen voor uitvoering van renovatie tot passiefhuis ‘uit te proberen’. Deze woningen werden ook gebruikt om de bewoners te laten zien wat het eindresultaat zou worden. Om dit beter te gebruiken hadden de woningen ook intern verbeterd moeten worden, zodat de bewoners hier al de verbeteringen en extra opties konden ervaren. Oplossing structurele problemen woning Vooral de hoge energielasten zijn aangepakt met de renovatie. Alhoewel dit probleem wel bestond, leefde het niet heel erg onder de bewoners. Een structureel probleem van de woningen waar de bewoners wel last van hebben is de gehorigheid van de woningen. Dit is echter niet aangepakt met de renovatie. De grootste bron van overlast is van het geluid van gebruik van de trap en de wasmachine die vaak in de keuken staat. De gehorigheid had relatief eenvoudig aangepakt kunnen worden door het plaatsen van voorzetwanden in de woonkamer en in de twee grote slaapkamers voor de woningscheidende wand. De werkzaamheden hiervoor zouden wel voor extra overlast zorgen tijdens de uitvoering en een klein deel van het woonoppervlak wordt ervoor opgeofferd. De keuze voor toepassing had daarom, het beste aan de bewoner zelf overgelaten kunnen worden. Voorkomen overlast Tijdens de renovatie was de woning één dag overdag onbewoonbaar. Tijdens deze dag werden oude kozijnen verwijderd en werd het dak van de woning gehaald. Volgens Rob van der Hoek van de uitvoerder VDM had het verwijderen van het dak emotioneel gezien grote impact op de bewoners. VDM had daarom dan ook voorgesteld het dakbeschot te laten zitten zodat de bewoners minder overlast zouden ondervinden. Hierdoor kon wel minder goed de aansluiting gemaakt worden op de woningscheidende muur, wat invloed had op de luchtdichtheid van de woning. Echter is de woningscheidende wand zelf ook geheel niet luchtdicht en is de aansluiting op de bestaande muur rafelig. Als het dak er toch af ging had beter voor de woningscheidende wand een voorzetwand geplaatst kunnen worden. Hiermee had zowel de thermische als de akoestische isolatie naar de naastgelegen woning verbeterd kunnen worden en zou er een recht vlak zijn waarop de dakelementen konden aansluiten. In de woning waren, naast de groot onderhoudwerkzaamheden zoals vernieuwing van keuken, badkamer en toilet waarvoor de bewoners konden kiezen, vooral werkzaamheden voor de aanleg van het mechanische ventilatiesysteem. Dit gaf veel overlast omdat er door meerdere mensen aan gewerkt werd en op verschillende plaatsen in de woning. De werkzaamheden zorgden voor stof en geluidsoverlast in de woning en uiteindelijk voor minder woongenot in woonruimte, aangezien er ruimte voornamelijk in vaste kasten van de slaapkamer voor opgeofferd werd. Om al deze problemen te voorkomen zouden de buizen van het ventilatiesysteem ook in de geprefabiceerde gevelelementen verwerkt kunnen worden. VDM is al samen met de andere partijen uit het consortium bezig om dit te ontwikkelen. Voor de nieuwe schil wordt een isolatiepakket van 400 mm gebruikt. Hier kunnen op verschillende plaatsen buizen voor de ventilatie doorlopen van 90 mm. Doordat er geen werkzaamheden meer
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Aanpak hoog niveau renovatie in bewoonde staat
85
in de woning worden uitgevoerd wordt het goedkoper en zorgt het voor minder overlast voor de bewoner. De installateur hoeft alleen op zolder de installatie aan te koppelen en in de ruimten waarop de buizen uitmonden een rooster te plaaten.
Ronde dakvorm
voorzetwand oude woningscheidende muur
Figuur 82: Meest ideale dakvorm voor passiefhuisrenovatie?
Voorzien in woonbehoefte De vijfkamerwoningen worden door de bewoners als ruim beschouwd, maar bij de vierkamerwoningen is dit niet altijd het geval. De bewoners kregen al de keuze om een vaste trap naar zolder te laten plaatsen zodat ze deze ruimte ook als gebruiksruimte konden gaan gebruiken. Een mogelijkheid voor vergroting van de woning is om deze zolderruimte te vergroten. Dit zou naar keus van de bewoner gedaan worden door het plaatsen van een dakkapel. Dit zorgt echter wel voor een groter schiloppervlak van de woning, wat tot meer warmteverlies kan leiden. Voor het passiefhuisconcept is dit niet optimaal, maar het kan wel. Een andere mogelijkheid voor vergroting van de zolder is om het dak te verhogen. Als er, zoals hiervoor beschreven, gebruik wordt gemaakt van voorzetwanden waarop de dakelementen kunnen rusten is het relatief eenvoudig deze hoger uit te voeren. De meest ideale vorm voor een passiefhuis zou een bolvorm zijn, aangezien daarbij de oppervlakte-inhoud verhouding het gunstigst is. Hierdoor zou zelfs overwogen kunnen worden het dak niet schuin, maar als een halve cilinder uit te voeren. Waardoor er onder het dak meer gebruiksruimte ontstaat en is er in verhouding minder verliesoppervlak is. Of dit technisch, praktisch en economisch eenvoudig uitvoerbaar is, is nog niet naar gekeken. Er is niet bekend of dit eenvoudig te maken is, goed te vervoeren en of hierop ook simpel de zonnecollectoren te bevestigen zijn. Net als in veel andere woningen uit deze tijd is in de woningen slechts een kleine badkamer aanwezig. Voor verbetering konden de bewoners kiezen uit drie opties: de badkamer verbeteren, de badkamer verbeteren en de douchehoek vergroten te koste van naastgelegen slaapkamer of naast de badkamer een toilet laten aanleggen te koste van de slaapkamer. De derde optie was enkel mogelijk voor de vierkamerwoningen. Voor een echte vergroting naar een badkamerformaat naar huidige maatstaven had de bewoners ook de optie gegeven kunnen worden om de badkamer te laten verplaatsen naar een kleine slaapkamer. Voor de vijfkamerwoningen was het dan ook mogelijk geweest om een toilet boven te creëren. De opgeofferde slaapkamer zou dan gecompenseerd kunnen worden door de extra gebruiksruimte die op zolder is gekomen. Hier kunnen één of twee slaapkamers gecreëerd worden vooral als deze ruimte ook vergroot wordt. In de woonkamer zijn de bewoners zeer tevreden over de nieuwe brede vensterbanken. Veel bewoners vinden het jammer dat er geen nieuwe binnendeuren zijn geplaatst aangezien deze al er veelal vanaf de bouw in zitten en door de renovatie vaak ook extra beschadigingen hebben opgelopen. Algemene verbeteringen in techniek, uitvoering en proces VDM gaf aan dat ze pas na een aantal woningen goed in de vingers hadden hoe ze de woningen het best luchtdicht konden maken. Dit zat vooral in de detaillering en het juiste materiaal. Door betere logistiek en verdere prefabricage kunnen faalkosten voorkomen worden. Voor bewoners zorgt dit voor minder overlast tijdens de uitvoeren, minder uitloop en dat er beter aan afspraken voldaan wordt wat weer leidt tot een grotere tevredenheid van bewoners over de uitvoering. Door gebruik te maken van een consortium van een beperkt aantal partijen is voor de bewoner duidelijker wie wat doet en waarvoor verantwoordelijk is dan wanneer er gebruik gemaakt wordt van een hoofdaannemer met vele verschillende onderaannemers.
86
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
11.2
Algemene aanpak hoog niveau renovatie
Hieronder zal een aanpak worden beschreven waarvan verondersteld wordt, naar aanleiding van de geëvalueerde projecten en verschillende gesprekken met professionals, dat het beter zal werken om bewoners mee te krijgen voor een renovatie en de oplossing aan te laten sluiten op de belangen van bewoners. Voorbereidingsproces huurwoningen Door de behoeften van de bewoner als uitgangspunt te nemen en daaraan de energiebeparings- en woningverbeteringsmaatregelen te laten aansluiten zullen niet alleen de bewoners eerder instemmen met een renovatie, maar ook de trots op de renovatie en zal het gevoel dat het iets van hen zelf is vergroot worden, wat in de beheerfase kan leiden tot lagere onderhouds- en aanpassingskosten. Als de bewoners de renovatie zelf wensen omdat het voorziet in hun belangen, zal ook de acceptatie van de overlast groter zijn, waardoor er weer bespaard kan worden op herhuisvestingskosten.
Voorbereidingsproces huurwoningen • • • • •
Voor de aanpak van huurwoningen zal een woningcorporatie eerst de algemene doelen en mogelijkheden vast moeten stellen. Hieronder vallen de volgende vragen: voor wie de woningen de komende vijftig jaar geschikt moeten blijven, wat de financiële mogelijkheden zijn en wat er mogelijk is binnen de huidige regelgeving omtrend de woningen? Bij een voorgenomen renovatie van huurwoningen waarmee een levensduurverlenging van vijftig jaar wordt nagestreeft is het logisch dat deze gepaard gaat met een forse energiereductie om de woonlasten in de toekomst betaalbaar te houden. Daarnaast zal de renovatie een grote kwaliteitsverbetering van de woning met zich meebrengen. Hierdoor is het mogelijk huurverhoging aan de bewoners te vragen. De woningbouwcorporatie moet hiervoor dan ook niet bang zijn. Door dit juist te vragen moet de renovatie ook van direct belang zijn voor de bewoner en zal hij ook meer moeite doen om zijn belangen gerealiseerd te zien worden. Als er geen huurverhoging gevraagd wordt blijft de renovatie voor het gevoel van de bewoner vaak alleen iets van de woningbouwcorporatie, waarmee alleen de doelen van de laatste worden nagestreeft.
•
Wettelijk gezien moet de corporatie 70% instemming hebben voor uitvoer van de renovatie. Maar door niet de 70% als uitgangspunt te nemen voor instemming, maar 100% is er opeens een heel andere instelling. Bij deze situatie ga je ervan uit dat alle partijen er beter van worden. Hierdoor zal er ook veel beter omgegaan moeten worden met alle belangen van alle bewoners.
•
Om de belangen van al de bewoners goed mee te nemen zal al in een zeer vroeg stadium van de planvorming begonnen moeten worden met het betrekken van de bewoners. Aan de ene kant zullen de behoeften van de bewoners achterhaald moeten worden en aan de andere kant zullen de bewoners zelf moeten (gaan) wensen dat hun woning gerenoveerd wordt. Werken vanuit de bestaande klachten is slechts de eerste stap, maar laat te veel kansen liggen. Op een formele wijze vragen naar tevredenheid en wensen levert al meer informatie, maar voor een bewoners is het moeilijk een vraag te beantwoorden als je niet weet wat er allemaal mogelijk is. Hierdoor zal er ook is kaart gebracht moeten worden hoe de bewoners hun woningen gebruiken en wat hun achterliggende behoeften zijn, waarbij informele aanpakken het beste werken om dit te achterhalen. Naast de behoeften in kaart brengen, zullen de bewoners ook de renovatie zelf moeten gaan wensen zodat ze er mee in zullen stemmen. Hiervoor zullen ze eerst inzicht moeten krijgen in wat er mis is met hun woning. Zelf zullen ze vaak al klachten hebben, maar daarnaast kunnen warmtefoto’s, inzicht in de stijging van hun energierekening over de afgelopen jaren en het openbreken van een proefwoning om te laten zien hoe slecht de isolatie is helpen dit inzicht te vergroten. Om alle belangen te betrekken en 100% instemming te halen is werken met alleen een (bestaande) bewonerscommissie onvoldoende. Deze is vaak maar beperkt in omvang en geen goede afspiegeling van alle bewoners. Om een grote groep bewoners en verschillende doelgroepen te bereiken is het raadzaam verschillende aanpakken te gebruiken. Hierbij kan de volgende structuur worden gebruikt: • • • •
één kleine vaste groep, die een representatieve afspiegeling is en die meebeslist in de planvorming verschillende meedenkgroepen, waaruit alle input moet komen, zoals de behoeften en mogelijke oplossingen workshops en projectbezoeken voor generen van oplossingen en inzicht voor bewoners in mogelijke oplossingen informatiebijeenkomsten om alle bewoners op de hoogte te houden
Belangrijk bij het betrekken van bewoners is dat dit op een informele manier gebeurt, op tijdstippen die passen bij de leefritme van bewoners en dat rekening wordt gehouden met ouders van kinderen. Het ontwikkelen van de renovatieoplossing moet een combinatie zijn van het behartigen van de belangen en behoeften van bewoners nu, die in de toekomst en de algemene doelen en mogelijkheden, zoals financiële en regelgevingstechnische. BewoDeel IV Conclusies en aanbevelingen - Aanpak hoog niveau renovatie in bewoonde staat
• •
• • •
• • • •
stel algemene doelen en kaders vast vraag huurverhoging vraag 100% instemming betrek bewoners vanaf initiatieffase achterhaal behoeften aan de hand van: ◦◦ bestaande klachten ◦◦ huidige woongebruik ◦◦ wensen bewoners het inzicht laten krijgen dat renovatie gewenst is door het te laten zien door bijvoorbeeld: ◦◦ warmtefoto’s ◦◦ stijgende energierekening van afgelopen jaren ◦◦ het openbreken van een proefwoning werk niet alleen met (bestaande) bewonerscommissie betrek bewoners op informele wijze en stem dit af op hun leefritme gebruik meerdere aanpakken en projectgroepen om verschillende (moeilijk te bereiken) doelgroepen te bereiken werk samen met bewoners aan oplossingen laat bewoners vooral meedenken over uitstraling en gebruik (door workshops) informeer bewoners over technische oplossingen door het te laten zien en ervaren ◦◦ hoe het eruit ziet ◦◦ hoeveel ruimte het inneemt ◦◦ hoeveel geluid het maak (bij installaties) ◦◦ effect op comfort ◦◦ effect op binnenluchtkwaliteit ◦◦ effect op energierekening gebruik andere bewoners die al een HNR hebben ondergaan als betrouwbare bron bied persoonlijke keuzemogelijkheden op het gebied van uitstraling en aanpassingen in de woning wees helder in wat wel en niet kan en wat voor gevolgen dit heeft (in huurverhoging) geef bij bewoners duidelijk aan wat wanneer gaat gebeuren ◦◦ wat voor voorbereidingen ze hiervoor moeten treffen ◦◦ hoe lang het duurt ◦◦ wat ze nog wel en niet meer in de wo-
87
•
• • •
ning kunnen laat bewoners samen een overlevingsplan maken ◦◦ wat houden werkzaamheden in voor dagelijks leven ◦◦ wie heeft hulp nodig ◦◦ wie kan hulp bieden ◦◦ zijn er extra voorzieningen nodig/gewenst ◦◦ kan dit onderling geregeld worden woonkamer rustruimte wisselwoningen
Aanpak koopwoningen • • • •
financieringsmodellen zonder directe investeringskosten en terugverdientijd, maar met verrekening in energielasten opname van energiebesparingsmaatregelen in andere woningverbeteringen collectieve initiatieven in de buurt standaardoplossingen met keuzemogelijkheid
ners hebben vaak het grootste belang bij de uitstraling en hoe de woning straks gebruikt kan worden. Laat ze vooral hier in meedenken en beslissen. Wat betreft de technische mogelijkheden en oplossingen hebben de bewoners geen direct belang bij wat het technisch in houdt en doet. Hierover zullen ze voornamelijk geïnformeerd moeten worden wat het voor ze betekent. Alleen woordelijk of schriftelijk overbrengen is vaak onvoldoende. Het werkt beter als bewoners daadwerkelijk kunnen zien en ervaren hoe het eruit ziet, hoeveel ruimte het inneemt, of installaties geluid maken, wat het effect is op comfort, de energierekening en de kwaliteit van het binnenmilieu. Hiervoor kunnen bewoners meegenomen naar voorbeeld projecten, kan een proefwoning in het complex gemaakt worden of kunnen andere bewoners, waarvan de woningen al gerenoveerd zijn, vertellen over hun bevindingen en ervaringen. Naast het kunnen meedenken en meebeslissen over de algehele renovatieoplossing wordt het door bewoners zeer op prijs gesteld dat ze ook keuzemogelijkheden op individueel woningniveau hebben wat betreft aanpassingen in de woning en de kleurstelling en de uitstraling daarvan. Tijdens de gehele renovatie is voor bewoners het meest belangrijk dat er helder en duidelijk is wat allemaal kan en wat niet en wat dat voor gevolgen voor hen heeft. Dit houdt in dat er goede comminicatie vooraf is, geen verwachtingen geschapen worden die niet waargemaakt kunnen worden, aangegeven wordt waar ruimte is voor invulling van bewoners, wat de huurverhoging wordt en wat het voor gevolgen heeft voor de totale woonlasten. Tijdens de renovatie moet er duidelijk zijn wat wanneer bij wie gebeurt, wat de bewoner zelf voor voorbereidingen moet treffen, hoe lang het duurt en wat hij gedurende deze tijd nog wel en niet meer kan. Na communicatie van de geplande werkzaamheden en wat dit inhoudt voor de bewoners kunnen bewoners samen een ‘overlevingsplan’ opstellen. Vooral oudere bewoners kunnen opzien tegen een renovatie. Dit kan hierbij geïnventariseerd worden waarbij afspraken gemaakt worden wie wie helpt met bijvoorbeeld het verplaatsen en afdekken van spullen. Ook kan hierbij geïnventariseerd worden welke extra voorzieningen mensen wenselijk vinden. Een belangrijke component om de acceptatie van overlast te vergroten is de mogelijk voor mensen om hun verhaal kwijt kunnen. Het is daarom raadzaam dat bewoners dit tijdens de uitvoering altijd kunnen als het ze even teveel wordt. Hiervoor kan een professional worden ingezet, maar kunnen ook andere bewoners ingezet worden. Zo kan er een ‘woonkamer’ ingericht worden waar mensen er over kunnen praten met anderen. Daarnaast wordt het erg op prijs gesteld als er een rustruimte is, voor als de drukte of het lawaai teveel wordt. Als de overlast heel ingrijpend is, is het aan te raden een aantal wisselwoningen beschikbaar te stellen voor wie denkt dat ze het niet aan kunnen. Hierbij moet geen onderscheid gemaakt worden tussen bewoners, bijvoorbeeld alleen op medisch advies. Voor iedereen is wel een goede reden te bedenken om het niet aan te kunnen. Aanpak koopwoningen Voor eigenaarbewoners is de hoogte van de investering voor energiebesparende maatregelen en de lange terugverdientijd een grote belemmering. Door gebruik van financieringsmodellen waarbij de eigenaar veel lagere of geen investeringskosten heeft, maar de kosten voor de maatregelen betaald worden uit de maandelijkse besparing op de energierekening worden deze belemmeringen verholpen. Een andere belemmering voor toepassing is dat veel woningeigenaren geen energiebesparende maatregelen nodig vinden. Door ze te integreren met andere maatregelen die bewoners wel wensen waarbij de energiebesparende maatregel een extra voordeel geeft zal het wel afgenomen worden. Een voorbeeld hiervan is het integreren van een warmtepomp in een standaard uitbouw van de woning zoals de verbouwshop toepast in de hybride aanbouw. De extra kosten van de warmtepomp kunnen gefinancierd worden uit de energiebesparing, waardoor het geen nadelen heeft voor de bewoner. Op de lange termijn zal het zelfs extra voordelen voor de bewoners opleveren. Collectieve initiatieven uit de buurt hebben grote potentie voor woningeigenaren, aangezien ze zelf geen uitzoek- en regelwerk hoeven te doen. Bovendien zorgen de collectieve initiatieven er voor dat de sociale druk hoger is om het ook te doen. Om dit te bewerkstelligen zou gewerkt kunnen worden met standaardoplossingen met wellicht een beperkt aantal opties waarbij de bewoners deze op afwerkingsniveau uit kunnen laten voeren naar hun eigen smaak.
Technische oplossing
88
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Voor het beheersbaar houden van de woonlasten en een minimale energiebesparing van 45% dienen de woningen geheel geïsoleerd te worden door te streven naar totale kierdichting en daarnaast te worden voorzien van energiebesparende en wellicht opwekkende installaties.
Renovatieoplossing
Zoals hiervoor al is vermeld zal de technische oplossing afgestemd moeten worden op de behoeften van de gebruikers. Dit gaat veelal om aspecten die ervaren worden, zoals ruimtegebruik, behaaglijkheid en uitstraling. Dit moet afgesteld zijn op verschillende doelgroepen. Zo kan in moslimculturen er een grotere behoefte zijn aan een afgesloten keuken, uitgebreidere wasruimte bij het toilet en schoenenopbergruimte bij de entree. Ook is vloerverwarming niet aan te raden als de bewoners graag vloerkleden hebben.
•
Aangezien de woningen uit de jaren ‘60 en ‘70 relatief klein zijn, is het zeker aan te raden onderzoek te doen naar vergrotingsmogelijkheden van de woning. Dit kan zowel in de woning door samenvoeging of ander ruimtegebruik als door uitbreiding buiten het huidige woonoppervlak. Een groot knelpunt is vaak de kleine badkamer. Dit kan veelal intern opgelost worden, door vergroting ten koste van vaste kasten, een deel van een andere kamer of door verplaatsing naar een andere kamer. De grootste ruimtevraag ligt bij gezinnen in portiekwoningen. Deze zouden aan de buitenzijde uitgebreidt kunnen worden door een uitbuikmodule of 3D-gevel. Bij galerijwoningen is uitbreiding aan de buitenzijde zeer lastig. Balkons zouden bij de woning worden getrokken, maar dan is er geheel geen privé buitenruimte meer. En dat terwijl deze nu als klein ervaren wordt. Bij eengezinswoningen zijn de mogelijkheden echter een stuk groter. Zo kan er een vaste trap naar zolder geplaatst worden, het dak verhoogd worden, een dakkapel geplaatst worden of een aan/uitbouw gerealiseerd worden aan zowel de voor- als de achterzijde. Door de vaak diepe percelen zijn hier vaak genoeg mogelijkheden voor.
•
Door oplossingen te ontwikkelen die grotendeels te prefabriceren zijn kan een hogere kwaliteit gehaald worden, wordt het aantal werkzaamheden in en om de woning beperkt, de uitvoeringsduur verkort en faalkosten voorkomen, wat tot minder overlast leidt voor de bewoner en voor lagere kosten voor de uitvoerder. Ook kan hiermee beter volgens planning gewerkt worden. Bij het ontwikkelen van de renovatieoplossing moet er wel vanuit gegaan worden dat de situatie vaak niet precies zo is als op tekening staat, ook kan het per woning verschillen. Prefab-elementen zullen dus flexibel genoeg ontworpen moeten worden om afwijkingen te kunnen opvangen. Zo is het raadzaam dat ze op verschillende wijzen gemonteerd kunnen worden. Dit heeft als voordeel dat het ontwerp ook voor een grotere groep woningen geschikt blijft. Als de verschillende montagewijzen invloed op de constructieberekeningen hebben, zullen deze allemaal doorgerekend moeten worden en bij de bouwvergunning goedgekeurd moeten worden zodat stilvallen tijdens de werkzaamheden voorkomen kan worden.
• •
• • • • •
goede totale isolatie en energiebesparende en/of energieopwekkende installaties stem renovatieoplossing zoveel mogelijk af op behoeften en gebruik van bewoners zoek naar vergrotingsmogelijkheden badkamer zoek vergrotingsmogelijkheden gehele woonoppervlak prefabriceer zoveel mogelijk ga er niet vanuit dat de situatie precies zo is als op tekening en bij iedere woning gelijk zorg voor flexibele en/of meerdere montagemogelijkheden en reken deze allemaal door en in bouwvergunning voorkomen ongewenste bijeffecten zorg bij woningen in rumoerige omgeving voor extra geluidsisolatie tussen de woningen
Naast het feit dat de renovatieoplossing moet voorzien in de behoefte van de bewoner en hiermee minimaal 45% energie bespaard moet worden, dient het ook een comfort-, geluid- en binnenklimaatverbetering op te leveren. Er zal zeker voorkomen moeten worden dat de renovatie ongewenste bijeffecten oplevert. Zo kunnen bewoners na isoleren van de woning meer last krijgen van geluidsoverlast tussen de woningen doordat het niet meer overstemd wordt door omgevingsgeluid, vooral op rumoerige lokaties zoals in de buurt van een snelweg. Bovendien kan een nieuw ventilatiesysteem een hinderlijk geluid maken.
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Aanpak hoog niveau renovatie in bewoonde staat
89
Uitvoering • • • • • • • • • • • • •
proefwoning óf de werkzaamheden verspreiden, maar dan nooit meerdere werkzaamheden tegelijk en in tussentijd normale woonsituatie óf in korte tijd (1 week) alle werkzaamheden in de woning één dag woning onbruikbaar is acceptabel werkzaamheden in woning in de dagen hierom heen woning ‘s nachts leefbaar geen werkzaamheden over weekend of vakantie hevelen direct met afwerking in woning beginnen na werkzaamheden afwerking zorgvuldig en goed uitvoeren bij schade direct repareren bewoners zelf ook kans geven een deel van de afwerking te doen beperken lawaaimakende werkzaamheden aan betonconstructie in meergezinswoningen beperking stof
Uitvoering Voor de uitvoering is het zeker aan te raden eerst een proefwoning te doen. Hiermee kan een groot deel van de onverwachte situaties opgevangen worden, kan geprobeerd worden of de bedachte oplossing en uitvoering inderdaad goed toepasbaar is en kunnen bewoners alvast zien en ervaren wat de renovatie inhoudt. Voor de uitvoering van de renovatie van een complex kunnen twee strategieën gehanteerd worden: Ten eerste kunnen de werkzaamheden in of aan de woning kunnen zoveel mogelijk gespreid worden over de gehele uitvoeringtijd van het complex. De bewoners hebben nooit heel veel overlast, kunnen tussen de werkzaamheden ‘op adem komen’, kunnen bijna continue hun normale ‘woonbezigheden’ blijven uitvoeren, maar hebben vaak en voor langere tijd werkmensen over de vloer. Ten tweede, de werkzaamheden worden zo snel mogelijk per woning afgerond. De bewoners hebben hierdoor veel meer overlast, maar wel voor een veel kortere tijd. Het lijkt acceptabel om één dag te gebruiken waarin alle grote werkzaamheden aan de woning plaatsvinden, waardoor deze dag de woning overdag totaal onleefbaar is. In de dagen er voor en er na kunnen voorbereidings- en afwerkingswerkzaamheden plaats vinden in de woning. Een woning moet ‘s nachts normaal bruikbaar zijn. Bij de planning moet er rekening worden gehouden dat werkzaamheden die nodig zijn voor een normale leefsituatie niet halverwege blijven liggen tot na het weekend, en zeker niet tot na een vakantie. Bij de aanpak van één woning per dag is het raadzaam vier woningen per week te doen. Hierdoor is er één dag speling, waarbinnen ook afwerkings- en voorbereidingswerkzaamheden gedaan kunnen worden. Een groot deel van de overlast kan beperkt worden door het aantal en de tijdsduur van de werkzaamheden in de woning zo kort mogelijk te houden. De afwerking moet zo snel mogelijk volgen op de werkzaamheden, zodat mensen weer vrij direct hun woning normaal kunnen inrichten en gebruiken. Bij de afwerking moet er op gelet worden dat dit goed en zorgvuldig wordt uitgevoerd. Dit zijn dingen die bewoners elke dag zien en zich aan kunnen ergeren. Als er schade is ontstaan door werkzaamheden in de woning moet dit direct worden opgelost of verholpen. Om geen lange procedures te krijgen over de vraag of de schademelding terecht was, dient de woning van tevoren goed opgenomen te worden. Een aantal bewoners zal de renovatie ook aangrijpen om zelf de woning op te knappen. Hierbij zou het ook mogelijk moeten zijn voor bewoners die daar behoefte aan hebben de bewoner zelf een deel van de afwerking in de woning te laten doen. In flats wordt de grootste overlast veroorzaakt door lawaai als gevolg van werkzaamheden aan de betonconstructie. Ook al zijn de werkzaamheden aan de woning zelf beperkt tot enkele dagen, als gedurende de hele uitvoeringstijd aan de flat werkzaamheden zijn in of aan de betonconstructie duurt de overlast hiervan de gehele uitvoeringstijd. Een aanpak waarbij geluidsof stofoverlast bij werkzaamheden verminderd of voorkomen kan worden is aan te raden.
90
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
12 Conclusies Dit afstudeeronderzoek is gestart uit de noodzaak om de grote woningvoorraad welke gebouwd is tussen 1960 en 1980 te verbeteren. Hiervoor is renovatie op hoog niveau nodig om de woningen voor lange tijd te kunnen blijven behouden. Het probleem dat hierbij komt kijken is dat het voor woningbouwcorporaties moeilijk is om de benodigde 70% instemming van huurders te krijgen om een renovatie uit te kunnen voeren en woningeigenaren er nog niet massaal voor kiezen om hun woning verregaand te verbeteren. Bij dit onderzoek werd ervan uitgegaan dat een deel van de belemmeringen voor bewoners om te kiezen voor een renovatie voortkomt uit de technische benadering van het proces en de renovatiemogelijkheden. Vanuit deze aanname is de centrale onderzoeksvraag gesteld: Hoe kan het proces, de technische oplossing en de uitvoering van de renovatie aangepast worden zodat belemmeringen om te kiezen voor een renovatie voor bewoners worden verminderd? In dit hoofdstuk zal deze onderzoeksvraag en daarbij de onderliggende deelvragen definitief beantwoord worden en worden de belangrijkste conclusies die uit het onderzoek getrokken kunnen worden besproken.
12.1
Focusverschuiving in onderzoek
De insteek van het onderzoek was vanuit de technische hoek. Hierbij werd gedacht dat voornamelijk de techniek verbeterd diende te worden om tot een seriematige renovatie van de jaren ‘60 en ‘70 woningen met gestelde doelen van 45% energiebesparing, vijftig jaar levensduurverlenging en meename van bewonersbelangen te komen. Tijdens het onderzoek bleken de mogelijke verbeteringen om te komen tot de doelstellingen minder bij de techniek te liggen, maar meer bij het proces. Technisch is het wel mogelijk om de woningen zo te verbeteren dat het energiegebruik met minimaal 45% verminderd en de levensduur van woning met vijftig jaar verlengd wordt. Voor bewoners is het wel belangrijk dat het technisch goed uitgevoerd wordt, maar is veel minder van belang wat er gedaan wordt. Woningverbeteringen om de energielasten van de bewoner te verlagen is wel in belang van de huurder, maar de hoge energierekening leeft (nog) niet als groot probleem onder de mensen. Om bewoners wel mee te krijgen is daarom vooral een andere benadering naar de bewoner toe van belang om een grote verbetering van de seriematig gebouwde woningvoorraad op grote schaal teweeg te brengen.
12.2
Technische renovatiebehoefte
Om de seriematig gebouwde woningen uit de jaren ‘60 en ‘70 te laten voldoen aan de huidige woonwensen en een energiebesparing van minimaal 45% en levensduurverlenging tot stand te brengen dienen de woningen technisch gezien verbeterd te worden om het warmteverlies zoveel mogelijk te verkleinen. Hiervoor dienen de vloer, de gevels en het dak geïsoleerd te worden, koudebruggen opgeheven te worden, warmtelekken, kieren en naden gedicht te worden. Vanwege de gezondheid dienen open verbrandingsinstallaties verwijderd te worden. Voor een beter binnenklimaat en minder warmteverlies zal er een mechanisch ventilatiesysteem met een warmte-terug-win installatie geplaatst moeten worden. Om het minimum van 45% energiereductie te behalen dienen daarnaast nog vaak extra energiebesparende en/of energieopwekkende installaties te worden aangelegd. Met deze aanpak kunnen tegelijkertijd vocht, schimmel en comfortproblemen aangepakt worden. In de woningen, voornamelijk bij slechte kwaliteit van woningscheidende muren en in gehorige omgeving, zullen maatregelen genomen moeten worden om geluidsoverdracht tussen woning te verkleinen. Voor een levensduurverlenging van vijftig jaar en daarmee het laten voldoen van de woningen aan de huidige en toekomstige woonbehoefte zullen de woningen geschikt gemaakt moeten worden voor kleinere huishoudenstypen of het algehele woonoppervlakte vergroot worden. Specifiek gezien dient in de woning de badkamer vergroot te worden en iets minder van belang, de keuken verbreed te worden. Bij galerijflats dient de capaciteit van de liften vergroot te worden, door vervanging voor snellere en grotere liften of toevoeging van liften. Bij portiekwoningen is het zeer gewenst, maar dit is afhankelijk van locatie en doelgroep, om liften toe te voegen. Met een renovatie dient de algehele uitstraling van de woningen verbeterd te worden om de verloedering tegen te gaan en voornamelijk bij meergezinswoningen dient de sociale veiligheid vergroot te worden.
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Conclusies
91
12.3
Huidige aanpakken
Bij de huidige aanpak van woningverbetering voor huurwoningen maakt de woningbouwcorporatie plannen voor groot onderhoud of renovatie met veelal maar een verbetering naar label B, waarmee de woningen veelal weer vijftien jaar doorgeëxploiteerd kunnen worden. Deze aanpak is niet voldoende voor minimaal 45% energiereductie en vijftig jaar levenduurverlenging. Voor inspraak van bewoners wordt gebruik gemaakt van een bewonerscommissie, die mee kan besluiten op detailniveau. Plannen zijn gebaseerd op de bestaande klachten van bewoners. Om weerstand van bewoners te vermijden en snel 70% instemming te behalen wordt er veelal geen huurverhoging gevraagd. De woningverbetering bestaat meestal uit: • • • • • •
vernieuwen keuken, badkamer en toilet plaatsen dubbel glas (waar mogelijk in oude kozijnen) nieuwe (individuele) HR-ketel naïsoleren spouw of inpakken gevel aanbrengen vloerisolatie aanbrengen dakisolatie
De verschillende werkzaamheden in en aan de woning worden verspreid uitgevoerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van één hoofdaannemer en vele verschillende onderaannemers. De planning van de werkzaamheden lopen vaak uit. De gehele uitvoering van een renovatie van de woningen en het gehele complex neemt vaak ongeveer een jaar in beslag. Voor de aanpak van koopwoningen dient de eigenaar zelf het initiatief te nemen. Als het gaat om verkochte huurwoningen en de woningbouwcorporatie heeft nog woningen in hetzelfde blok in zijn bezit die ze gaan verbeteren, doet de woningbouwcorporatie de woningeigenaren een aanbod om hun woningen ook mee te laten doen met de renovatieplannen. De kosten hiervoor worden door de woningeigenaren veelal als te hoog gewaardeerd, maar ook wantrouwen naar de woningbouwcorporatie kan een reden zijn om niet mee te doen.
Effectieve renovatie
Als woningeigenaren zelf een ingrijpende verbetering aan hun woning laten doen bestaat deze vaak uit enkele losstaande verbeteringen. Hier is nog geen sprake van een integrale aanpak met grote sprongen in energiereductie en levensduurverlening.
Procesverbeteringen en meename woonbehoeften
Bij het ontwikkelen van het woningverbeteringsproduct is vanaf de energiecrisissen in de jaren ‘70 ingezet op het isoleren van de woning en te voorkomen dat warmte kan ontsnappen. Bouwtechnische ontwikkeling om de thermische schil van de woning te verbeteren is onderhand bijna op het hoogst mogelijke niveau uitgekomen, waarbij bijna geheel geen warmteverlies door de schil van de woning plaatsvindt. Naast de bouwtechnische kenmerken te verbeteren wordt steeds meer ingezet op installatietechnische verbeteringen bij een renovatie om efficiënter van de benodigde energie gebruik te maken, maar daarnaast ook om gebruik te maken van al aanwezige energie. Na deze technische ontwikkelingen om de woning te kunnen verbeteren zijn verbeteringen nodig zodat organisatorisch de uitvoering kan en meer geaccepteerd wordt en daarnaast dat bewoners naast het te kunnen ook daadwerkelijk willen. Voor deze, voornamelijk procesmatige aanpak, is nog een grote verbetering nodig.
12.4
Belangen bewoners bij een renovatie
Voor bewoners is het dagelijks gebruik en de beleving van de woning, maar ook van de buurt, van het grootste belang. Een hoge energierekening behoort hier niet onder en leeft nog niet heel erg onder bewoners. Voor huurder zijn comfort, uitstraling en sociale veiligheid van de woning, het complex en de gehele buurt de thema’s waar het voor bewoners om draait. Voor bewoners van meergezinswoningen zijn verbeteringen aan de algemene ruimten vaak belangrijker dan verbeteringen aan de woning zelf.
Installatietechnische verbeteringen
Eigenaarbewoners hebben belang bij een renovatie ter verbetering van comfort en binnenklimaat, vernieuwing van badkamer en keuken, vergroting woonoppervlak, verlaging energierekening, waardestijging van woning en verbetering verkoopbaarheid. Bouwtechnische verbeteringen
Tijd
Figuur 83: Focusverschuiving bij renovatie
92
Alle bewoners hebben er groot belang bij dat bij renovatiewerkzaamheden de afwerking in de woning goed en zorgvuldig wordt uitgevoerd en dat schadegevallen snel worden afgehandeld. Zeer belangrijk voor bewoners is dat ze duidelijkheid hebben over wat de mogelijkheden zijn en wat het voor gevolgen heeft. Als er met de renovatie wordt voldaan aan de verwachting of deze zelfs overtreft, afspraken zijn nagekomen en er duidelijk gecommuniceerd is, heeft dit grote invloed op de tevredenheid van de bewoners over de renovatie. Bij huurders is dit soms zelf belangrijker dan het eindresultaat zelf.
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
12.5
Factoren bij keuze van bewoners voor renovatie
De keus van de bewoner wordt maar deels, en niet geheel zoals rationeel gedacht wel zo zou moeten zijn, bepaald door wat het voor de bewoner in zijn geheel oplevert. Een groot deel van de keuze van de bewoner wordt bepaald door sociale factoren. Huurders stemmen voornamelijk in met een renovatie omdat ze vinden dat de woningen opgeknapt dienen te worden. Daarnaast bestaat nog vaak het gevoel dat ze wel moeten. Ze willen graag dat verschillende problemen worden aangepakt en als ze niet instemmen zijn ze bang dat er niks wordt gedaan. Hierdoor stemmen ze in ook al zijn ze het niet eens met de voorgestelde aanpak. Belemmerend voor huurders is voornamelijk de voorgestelde huurverhoging. Oudere bewoners kunnen zich vaak belemmerd voelen doordat ze opzien tegen de renovatie en niet weten of ze het wel aankunnen. Bij woningeigenaren spelen vooral de vraag hoeveel invloed een maatregel heeft op het comfort en binnenklimaat en financiële factoren een grote rol in de keuze voor een renovatie. De grootste belemmering voor woningeigenaren is dat ze de noodzaak van aanpassingen niet zien. Daarnaast hebben de hoogte van de investering, de lange terugverdientijd en het niet effectief vinden een grote negatieve invloed. Woningeigenaren zullen zeker geïntereseerd zijn als er financieringsconstructies zijn waarbij de investering direct gecompenseerd wordt en als er collectieve initiatieven vanuit de buurt worden georganiseerd.
12.6
Uitvoerbaar in bewoonde staat
Onder welke omstandigheden wil en kan een bewoner in de woning blijven wonen en wanneer gaat de voorkeur uit naar (tijdelijk) verhuizen? Onder welke omstandigheden een bewoner in zijn woning wil en kan blijven wonen hangt voor een groot deel van de hoeveelheid overlast af. In welke mate dit mag voorkomen om de renovatie nog in bewoonde staat uit te voeren hangt heel erg af van de persoon en de omstandigheden. Hoe meer men de renovatie wenst, hoe grotere overlast men accepteert. Hierdoor zullen woningeigenaren vaak grotere overlast accepteren dan huurders aangezien een renovatie geheel hun eigen keuze was. Daarentegen zijn woningeigenaren steeds meer te verleiden door aanbiedingen van service waardoor de overlast tot het minimum beperkt wordt zoals uitvoering in één dag, afwerking tot en met stoffering, schoonmaakservice, een week vakantie etc. Naast de splitsing in huurders en woningeigenaren kan er een splitsing gemaakt worden in huishoudenstype. Pensioengenieters zien over het algemeen het meest op tegen overlast en of vragen zich af of ze het wel aan kunnen. Knokkers laten het over zich heen komen, maar naast de problemen van alle dag kan het voor deze groep huishoudens het al snel teveel worden. De Modale Burgers en de Vrije Geesten kunnen waarschijnlijk het meeste overlast hebben, zij zullen ook van de gelegenheid gebruik maken om zelf klussen aan de woning te doen. Gezinnen met kleine kinderen, dus zowel bij de Knokker, de Modale Burgers en de Traditionalisten, zullen over het algemeen overlast minder acceptabel vinden, aangezien het gevaarlijke of tot onleefbare situaties voor kleine kinderen kan opleveren. Opvallend is dat bewoners en woningbouwcorporaties allebei iets anders verstaan onder overlast. Naast rommel, vuil en lawaai ziet een woningbouwcorporatie overlast voornamelijk iets als inbreuk in de privacy van bewoners en schade die ze kunnen ondervinden. Bewoners meten het vooral af aan hoe leefbaar ze de woonsituatie nog vinden. Voor bewoners wordt overlast veel meer acceptabel als ze er over kunnen praten als het ze even teveel wordt en als ze nog wel een plek hebben waar ze kunnen zijn zonder last te hebben van overlast. Over het algemeen kan gesteld worden dat: • • • • •
één dag overdag de woning onleefbaar acceptabel is werkzaamheden in de woning die direct van invloed zijn op het leefbaar zijn van de woning beperkt moeten worden tot enkele dagen de woning ‘s avonds en ‘s nachts gewoon bruikbaar moet zijn voor de bewoner er geen werkzaamheden die de leefbaarheid van de woning zeer beperken half afgerond mogen zijn voor het weekend of een vakantie werkzaamheden aan de buitenzijde van de woning wel lang mogen duren
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Conclusies
93
Het minst acceptabel vinden bewoners werkzaamheden waardoor ze geen gebruik meer hebben van een toilet of gas, water of elektriciteit. Deze overlast moet zeker zoveel mogelijk beperkt worden, het liefst tot maximaal één dag. Ook vrij moeten nemen voor werkzaamheden wordt soms als onacceptabele overlast beschouwd. Rommel en stof wordt wel als grote overlast beschouwd, maar vinden mensen vaak wel gedurende lange tijd acceptabel. In meergezinswoningen wordt geluidsoverlast vaak als de grootste overlast beschouwd. Renovatie is bewoonde staat is geheel niet meer mogelijk als de bewoners zeer grote weerstand vertonen die niet op te lossen lijkt, er vloeren in de woning vervangen moeten worden, er een box-in-box systeem toegepast wordt of er gedurende meerdere weken werkzaamheden die het woongebruik verstoren plaats vinden in verschillende ruimten tegelijk.
12.7
Meenemen van bewonersbelangen in proces, oplossing en uitvoering
Bewonersbelangen kunnen beter meegenomen worden als bewoners meer betrokken zijn bij de renovatie. Uit het onderzoek komen sterke aanwijzingen naar voren dat er een grotere betrokkenheid van bewoners ontstaat als er wel huurverhoging wordt gevraagd en als de insteek 100% instemming is, in plaats van minimaal 70%. De belangen van bewoners kunnen in een renovatie beter meegenomen worden als het behartigen van de belangen als uitgangspunt wordt genomen. Als daarbij de hoge algemene ambities en energieambities worden aangesloten, zullen ze eerder instemmen met een renovatie, meer overlast accepteren, meedenken over creatieve oplossingen zowel technisch, financieel als sociaal en tot slot trotser en zuiniger zijn op hun woning en woonomgeving. Bij renovatie van huurwoningen kunnen belangen van bewoners beter meegenomen worden als de bewoners al in een zeer vroeg stadium betrokken worden. Hierbij moet niet alleen gebruik gemaakt worden van de bewonerscommissie, maar ook van een grotere en diversere groep bewoners. Om goed de behoeften van de bewoners te achterhalen zal men zich moeten verdiepen in hun woongebruik. Bij het ontwerp zouden de bewoners vooral een grote invloed moeten hebben op de uitstraling en hoe het gebruikt moet of kan worden. Om bewoners beter inzicht te geven zou vooral ingezet moeten worden op een informele aanpak waarmee bewoners het zelf kunnen zien en ervaren. De technische oplossing moet niet beperkt worden door het woongebruik. Deze zal hierop aangepast moeten worden en daarnaast kan het woongebruik van de bewoner beïnvloed worden. Voor de technische oplossing en de uitvoering zou zoveel mogelijk gekozen moeten worden voor prefacricage, zodat de werkzaamheden in de woning, en daarmee overlast, tot een minimum beperkt blijven.
12.8
Eindconclusie
Het verminderen van belemmeringen van bewoners om te kiezen voor een renovatie zit voornamelijk in veranderingen van het proces en de wijze van aanpak. Om dit te realiseren zal voornamelijk een verandering van denken voor plaats moeten vinden. Om belemmeringen voor huurders weg te nemen dient in de eerste plaats de aanpak van het voorbereidingsproces van de woningbouwcorporatie te veranderen. De angst bij woningbouwcorporaties voor weerstand van bewoners moet verdwijnen. Ook kunnen er wel degelijk hoge ambities worden gehaald als de bewoners veel invloed hebben. Door de woningbouwcorporatie huurverhoging te laten vragen moet de bewoner inzien dat het ook een kwaliteitsverbetering oplevert en zal hijdaardoor harder ‘vechten’ voor het behartigen van zijn belangen. De instelling van de woningbouwcorporatie van minimaal 70% instemming behalen moet veranderen naar het behalen van 100% instemming. Om dit te bereiken zullen ze veel beter met alle belangen van alle bewoners moeten omgaan. De energiebesparing moet niet als middel gebruikt worden om de huurverhoging recht te praten, maar als middel om andere doelen en kwaliteitsverbetering te behalen. Bij het ontwikkelen van de oplossing moeten niet (alleen maar) de huidige klachten als uitgangspunt genomen worden maar de mogelijkheden om de behoeften van alle partijen nu en in de toekomst te behartigen. Voor de renovatie zullen integrale oplossingen bedacht moeten worden waarmee zowel in de behoeften van de bewoners voorzien wordt, als de algemene doelen behaald worden. Techniek en woongebruik moeten niet in conflict met elkaar zijn, maar elkaar aanvullen. Voor woningeigenaren moeten er standaardoplossingen zijn die overzichtelijk worden aangeboden waarbij integraal hun wensen worden vervuld als het energiegebruik kan worden verlaagd. Hierbij moet keuzemogelijkheid worden geboden en technische oplossingen moeten te vergelijken zijn. Zeer kansrijk voor woningeigenaren zijn initiatieven waarbij buurtbewoners kunnen aansluiten.
94
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
De technische oplossing zelf moet zoveel mogelijk prefabriceerbaar zijn. Hierdoor kunnen de werkzaamheden in de woning en de uitvoeringstijd beperkt worden, en daarmee de overlast. Afwerking in de woning moet zo snel mogelijk gebeuren, zodat de woning weer normaal gebruikt kan worden. De afwerking in de woning is zeer belangrijk voor bewoners. Hieraan moet meer aandacht worden besteed zodat dit goed en zorgvuldig wordt uitgevoerd. Tot slot om een renovatie aan te passen aan de belangen van bewoners moet niet alle aandacht worden besteed aan de vraag hoe het technisch werkt en wat het technisch inhoudt, maar hoe het eruit ziet en wat het betekent voor het dagelijks gebruik.
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Conclusies
95
13 Aanbevelingen Dit onderzoek heeft zich gericht op een groot spectrum van bewonersbelangen bij renovatie, waardoor al tot nieuwe inzichten is gekomen. Ook toont het onderzoek juist aan dat er nog een groot deel van het rekening houden met belangen van bewoners voortkomt vanuit intuïtie en gewoonte. Het zou zeker aan te bevelen zijn verder onderzoek naar te doen naar de vraag welke aanpakken wel en niet goed werken. Ook zijn er tijdens het onderzoek een aantal sterke vermoedens ontstaan dat ander wijze van instelling kan leiden tot een hogere instemming en grotere tevredenheid van bewoners. Te onderzoeken hypothesen voor vervolgonderzoek kunnen zijn: • • • •
Als er bij een renovatie huurverhoging aan de bewoners wordt gevraagd zullen ze zich meer betrokken voelen bij de renovatie, wat kan leiden tot een grotere meename van bewonersbelangen en een hogere tevredenheid en acceptatie van de renovatie Als niet de huidige klachten, maar de wensen en behoeften van bewoners als uitgangspunt worden genomen kan de renovatie beter aansluiten bij de belangen van bewoners waardoor eerder instemming wordt bereikt. Als vanaf het begin 100% instemming van de bewoners wordt gevraagd in plaats van 70%, kan er beter alle belangen van alle bewoners worden meegenomen en kunnen hogere ambities verwezelijkt worden. Als bewoners zich meer betrokken voelen met een renovatie met een hoge energieambitie zullen hierna zelf ook energiezuinig gedrag vertonen.
Daarnaast zou het zeer interessant zijn om de enquête die nu is uitgevoerd onder woningeigenaren in een soortgelijke vorm ook uit te voeren onder huurders.
96
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
14 Reflectie Tot slot van dit afstudeerwerk is dit laatste hoofdstuk gewijd aan een reflectie. Hierbij wordt ingegaan op de vraag of de gebruikte aanpak van onderzoek ook heeft geleid tot de gewenste resultaten. Hierbij wordt gekeken of de gebruikte methoden voldoende informatie hebben opgeleverd. Daarnaast wordt nog een persoonlijke terugblik op het verloop van het proces van het onderzoek gegeven.
14.1
Gebruikte methoden en technieken
Voor het onderzoek naar bewonerslangen bij renovatie in bewoonde staat zijn verschillende aanpakken gebruikt om tot de doelstelling en het beantwoorden van de onderzoeksvragen te komen. In de beginfase van het onderzoek is een onderzoeksopzet gemaakt die het gehele onderzoek vrijwel hetzelfde is gebleven. De drie hoofddelen van dit onderzoek: de literatuurstudie, de projectevaluaties en de landelijke enquête zullen hier kort geëvalueerd worden in hoeverre ze goed toepasbaar waren voor het onderzoek. Literatuurstudies Bij het onderzoek is gestart met een literatuurstudie om voor mezelf algemene informatie te vergaren over de technische kwaliteit van jaren ‘60 en ‘70 woningen en wat voor mogelijkheden er zijn voor renovatie. In het begin van het onderzoek, waarbij vooral vanuit de technische hoek is ingeschoten en verondersteld werd dat voornamelijk de techniek aangepast diende te worden om beter aan belangen van bewoners te voldoen, stond alleen deze literatuur studie in de planning. Naar mate de focus van het onderzoek meer verschoof naar de bewoner is besloten ook een literatuurstudie te verrichten naar bewonersbelangen. Dit was geheel logisch omdat zo de bewonersbelangen en de techniek samen te kunnen smelten. De literatuurstudie naar bewonersbelangen duurde langer dan verwacht. Dit kwam onder andere door de grote hoeveelheid literatuur, het feit dat ik voor mezelf slecht had afgebakend wat ik ermee wilde bereiken en ik op dit gebied als bouwkundige nog een leek was. Projectevaluaties De projectevaluatie is een tijd uitgesteld aangezien ik de vragen voor de interviews bij de projecten wilde laten voortvloeien uit de literatuurstudies. Hiervoor dienden deze eerst zoveel mogelijk afgerond te zijn. De evaluatie van de projecten waren in eerste instantie namelijk voornamelijk bedoeld als bevestiging van de literatuur, maar zijn uiteindelijk meer gebruikt als aanvulling en verfijning voor de beantwoording van de onderzoeksvragen. Hierdoor kon beter het verschil tussen de praktijk en de standaardaanpak onderzocht worden zodat gekomen kon worden tot een vernieuwde aanpakbeschrijving. Tijdens het onderzoek waren negen projecten geselecteerd welke ik wilde gebruiken voor evaluatie. Hierbij was ervan uitgegaan dat het niet bij alle projecten mogelijk was. Uiteindelijk hebben zeven projecten meegewerkt, wat achteraf gezien misschien een te groot aantal is geweest om me helemaal goed te verdiepen in alle projecten. Wel waren er grote verschillen tussen de projecten en leken er geen twee op elkaar, waardoor er wel een breed beeld is ontstaan voor een totale aanpak en deze toepasbaar is voor verschillende situaties. Ook leverde elk project weer nieuwe nuttige informatie op en is het hierdoor geen verspilling geweest al deze projecten te evalueren. Het project De Kroeven stond al vanaf de beginfase van het onderzoek op de planning om te evalueren aangezien dit project het dichtst in de buurt komt van de Slim&Snel doelstellingen. Ook was vanuit de SEV aangegeven dat dit project gemakkelijk gebruikt kon worden, omdat ze er zelf ook een learning history van lieten maken. De woningbouwcorporatie hield echter in het begin de boot af aangezien ze zelf wilden kijken wat ze wilden evalueren over de renovatie. Ook zagen ze eerst een korte ondervraging van verschillende bewoners niet zitten aangezien na de klachten van bewoners over de renovatie er ook klachten binnenkwamen dat het project teveel aandacht kreeg en de bewoners zich een toeristische atractie voelden. Na een paar gesprekken met de woningbouwcorporatie was afgesproken dat zij contactgegevens van een aantal bewoners zouden geven die geïnterviewd konden worden. Na verschillende malen van het kastje naar de muur te zijn gestuurd zijn nooit de contactgegevens gekregen, maar werd het goed gevonden dat ik bewoners zou ondervragen. Dit is gedaan door bij verschillende woningen aan te bellen met een kort lijstje met vragen. Het regelen van de andere projecten ging een stuk soepeler. Hier hebben zich geen moeilijkheden met het ondervragen van bewoners voorgedaan. Bij de eerste evaluatie, die uitgevoerd was over het project Prinses Beatrixlaan, kostte het interviewen
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Reflectie
97
van de bewoners vrij veel tijd, aangezien ik door de bewoners binnen werd gelaten en ze graag alles over de renovatie wilden vertellen en laten zien. Daarom was besloten bij de andere projecten bewoners enkel kort te ondervragen op straat. Voor de ondervraging van de bewoners van De Kroeven, die als laatste was uitgevoerd, is er toch wel weer gekozen om bij mensen aan te bellen. Ik had bij de andere projecten achteraf het gevoel dat ik toch te weinig uit de bewoners had gekregen, en juist bij De Kroeven vond ik dit extra van belang. Hier is echter wel beter voorbereid op korte interviews, door middel van een kortere vragenlijst en de wens te temperen om alles van de bewoners te willen weten over de renovatie. Enquête woningeigenaren De enquête bij Vereniging Eigen Huis was als laatste deel van het onderzoek ingepland. Door gebruik te maken van het ledenpanel van Vereniging Eigen Huis konden veel mensen bereikt worden. Hiermee kon goed inzicht verkregen worden waardoor de doorsnee woningeigenaar (nog) geen renovatie en energiebesparende maatregelen uitvoerd, waardoor hij eerder geneigd is dit wel zou doen en wat er meespeelt in zijn keus als hij wel kies voor energiebesparende maatregelen. Ook kon door de antwoorden uit de enquête verfijnd worden wat acceptabel is qua overlast. Onderschat is echter de moeilijkheid om de juiste informatie uit de juiste mensen te halen. De enquête was eerst enkel gericht op bewoners van jaren ‘60 en ‘70 woningen. Later is besloten om wel de enquête voor te leggen aan alle leden, aangezien een groot deel van de vragen niet afhankelijk is van het bouwjaar van de woning. Een deel van de vragen was wel minder relevant voor nieuwe woningen. Er was vanuit gegaan dat deze groep niet heel groot zou zijn, maar het bleek dat een kwart van de respondenten juist een woning bezat van na 2000. De doelgroep was jammergenoeg ondervertegenwoordigd. Ook had in de enquête naast de vraag over de tevredenheid over hun woning ook de in welke staat de woning is moeten worden opgenomen. Gedeeltelijk is dit af te leiden uit het bouwjaar en woningtype, maar lang niet helemaal. Ook had naar de respondenten gecommuniceerd kunnen worden dat deze informatie over hun woning al wel bekend was. Met de gegevens uit de enquête is nog wel gekeken naar significante verschillen tussen antwoorden. Hier had nog wel meer uitgehaald kunnen worden, maar hier was jammergenoeg te weinig tijd voor ingepland om dit goed en volledig te doen. Conclusie gebruikte methoden en technieken Over het geheel gezien was de onderzoeksopzet en methode adequaat om tot beantwoording van de onderzoeksvragen te komen. Door gebruik te maken van verschillende methoden is inzicht verkrijgen vanuit verschillende invalshoeken, waardoor het eindresultaat betrouwbaarder is.
14.2
Persoonlijke nabeschouwing
Als vervolg op mijn zeer persoonlijk voorwoord hoe ik tot dit onderzoek ben gekomen, hier nog een korte nabeschouwing van mijn persoonlijke beleving van het afstudeerproces. Waar ik mijn studie begonnen ben vanuit een technische insteek en langzaam steeds meer naar de sociale hoek van bouwkunde opgegaan ben, is deze kanteling ook tijdens mijn afstudeeronderzoek gemaakt. Ook hier ben ik begonnen vanuit de fascinatie om woningen op een technische en innovatieve manier te verbeteren, maar ben geëindigd bij meer sociale en procesmatige oplossingen. Bij de start van het afstuderen was het de bedoeling dat we zelf twee onderzoeksonderwerpen bedachten. Hiervoor had ik de onderwerpen ‘leefbaarheid tijdens het proces van herstructurering’ en ‘hoog niveau renovatie in bewoonde staat’ voorgesteld. Aangezien het tweede onderwerp erg aansloot bij het Slim&Snel project van Anke van Hal, welke ze net had opgestart, was door de afstudeercoördinator van Housing, Kees van der Flier, voorgesteld met haar te praten. Uiteindelijk heeft dit geleidt tot mijn afstudeeronderzoek ‘bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat’, wat eigenlijk een combinatie is van beide voorgestelde onderwerpen. Met dit onderzoek binnen het Slim&Snel project heb ik de kans gekregen gebruik te maken van een groot netwerk van professionals en mijn onderzoek uit te voeren bij de SEV. Dit is zeker een zeer grote verrijking geweest voor het onderzoek. Aangezien het onderzoek binnen het Slim&Snel project is uitgevoerd leek het erop dat het hierdoor zeer afgebakend zou worden. Ik heb achteraf juist het gevoel van het tegenovergestelde. Ik voelde me volledig vrij gelaten in wat ik zelf wilde onderzoeken. Ook is het onderwerp vrij breed gebleven. Dit zorgde er voor mij voor dat het onderzoek gedurende de gehele periode interessant bleef.
98
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Het breed houden van het onderzoek had wel als nadeel dat ik het soms moeilijk vond mijn focus te vinden en houden. Lange tijd had ik voor mezelf niet geheel het eindproduct helder. Er werd me vanuit de begeleiding daarom aangeraden om al in een vroeg stadium van het onderzoek te beginnen met het schrijven van mijn laatste hoofdstuk, zodat ik daar naar toe kom werken. Ik bleef hier echter tegen aan hikken. Aan de ene kant was dit een belemmering in mijn onderzoek, maar het is achteraf eigenlijk juist een heel sterk punt geweest. Hierdoor werkte ik niet naar een bevestiging van iets bestaan, maar naar de ontwikkeling van nieuwe inzichten. In het ‘anders denken’ bleek de sleuteloplossing te zitten. Dit had tijd nodig om zich langzaam te ontwikkelen zodat ik het concreet vorm kon geven. Uiteindelijk is het denk ik wel gelukt. Waar ik net als sprak dat het breed houden van mijn onderzoek ervoor gezorgd heeft dat ik het continu leuk bleef vinden heeft het er ook voor gezorgd dat ik het gevoel het dat ik nog lang niet klaar ben met dit onderwerp. Ook omdat ik met dit onderzoek andere terreinen van kennis buiten de bouwkunde heb aangeraakt zie ik nog zoveel mogelijkheden om mijn kennis op dit gebied te kunnen uitbreiden dat ik dit graag wil doorzetten in een promotie onderzoek.
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Reflectie
99
Literatuur Andeweg, M. T. (2009). State of the arts in the Netherlands, in: Reader Housing Management, TUDelft, Delft Arkel, W.G. van, Jeeninga, H., Menkveld, M. en Ruig, G.J. (1999). Energieverbruik van gebouwgebonden energiefuncties in woningen en utiliteitsgebouwen, ECN Arnstein, S.R. (1969). A Ladder of Citizen Participation, Journal of the American Planning Association Blijie, B., Hulle, R. van, Poulus, C. en Hooimeijer, P. (2009). Het wonen overwogen – De resultaten van het WoonOnderzoek Nederland 2009, Ministerie van VROM/WWI en CBS, Den Haag Boermans, M., Diepenmaat, H. en Hal, A. van (2010). Kansrijke aanpakken in gebouwgebonden energiebesparing – De particuliere eigenaar, Meer met Minder, Zoetermeer Bogerd, A. (2009). Energiebesparing in bestaande woningvoorraad, TUDelft, Delft Bouma, P., Donkervoort, R., Geurts, G. en Luiten, B. (2007). Uitbuiken als nieuwe manier van renoveren, in: Renovatie – vakblad voor bestaande bouw, nr 1 2007 COP-bijeenkomst (2010). Discussie Woonlastenwaarborg Woonbond, 20 januari, Atrivé, Houten Crone, J. en Noorman, A.W. (2004). Woningcorporaties en zeggenschap – ruimte voor bewoners als opdrachtgever, ICEB Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting, Rotterdam Dijck, F. van (2010). Als de bewoners op vakantie zijn is het lekker verbouwen, De Pers, 29 juli 2010 Dijkstra, A. en Brouwer, J. (2010). Bewonerscommunicatie bij duurzame woningverbetering – Praktisch handboek voor projectleiders en hun medespelers, Æneas, uitgeverij van vakinformatie BV, Boxtel Dongen, J. en Vos, H. (2007). Gezondheidsaspecten van woningen in Nederland, TNO, Delft Egmond, C. (2009). De kunst van het veranderen – Gedrag van doelgroepen, SenterNovem, Utrecht Elk, R.S.F.J. van en Priemus, H. (1971). Niet-traditionele woningbouwmethoden in Nederland, Stichting Bouwresearch, Samsom uitgeverij nv, Alphen aan den Rijn Experian (2004). MOSAIC Huishoudens, Experian Nederland B.V., Den Haag Fraanje, P. (2010). Het Nieuwe Renoveren, In: Stedenbouw & Architectuur – 6 oktober 2010 Green, L.W. en Kreuter, M.W. (1999). Health Promotion Planning, Mayfield, Mountain View, California Groene Speld, de (2009). De Koningsvrouwen van Landlust: Integratie door renovatie, De Groene Speld Bijlage oktober 2009 Groep, J.W. van de (2010). Programmaplan Slim&Snel, Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting en Nyenrode Business University Hal, J.D.M. van (2008). Uitdagend en waardevol – Intreerede, Publikatieburo Bouwkunde, Delft Hal, J.D.M. van, Steen, L. van der, Werf, E.M.N. van der (2011). Approaches towards a Smart & Speedy improvement of the in series developed post war housing stock, MISBE2011, Amsterdam Hofman, J. (2000). De autocipatieladder en de achterkant van de participatieladder. www.kei-centrum.nl Jacobs, D. (2010). Presentatie Ymere tijdens Workshop Slim en Snel van 26 november 2010, Nyenrode
100
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Liebregts, M. (2009). Ruimer denken over portiekflats, in: Renovatie – vakblad voor bestaande bouw, nr 2 2009 Liebregts, M. en Bergen, Y. van (2010). Op zoek naar nieuwe vormen van onderhoud en renovatie, in: Renovatie – vakblad voor bestaande bouw, special maart 2010 Luijten, A., Griendt, B. van de, Estrik G. van, Bontkes, I. (2010). Onderzoek ‘Baat het niet, dan gaat het niet’, Bouwfonds ontwikkeling Lysen, E.H. (1996). The Trias Energica: Solar Energy Strategies for Developing Countries, Eurosun Conference, Freiburg Nunen, H. van (2006). Serie bouwlokalen – Sneller renoveren, BouwhulpGroep BV Otter, H.J. den (2009). Woningvoorraadgegevens Syswov 2008, ABF RESEARCH, Delft Ouwehand, A., Adriaanse, C. en Doff, W. (2010). Leefstijlen en woonvoorkeur, Onderzoeksinstituut OTB, Delft PeGO werkgroep innovatie (2007). EnergieTransitie-Plan PeGO – Een innovatieplan energie-efficiency nieuwbouw en renovatie, Æneas, uitgeverij van vakinformatie BV, Boxtel Marissing, E. van (2008). Buurten bij beleidsmakers – Stedelijke beleidsprocessen, bewonersparticipatie en sociale cohesie in vroeg-naoorlogse stadswijken in Nederland, Utrecht: A-D Druk b.v., Zeist Meijer, F., Visscher, H., Kloosterman, W. en Guerra Santin, O. (2009). Perspectieven voor energiebesparing in de particuliere woningvoorraad, onderzoeksinstituut OTB/TUDelft, Delft Nelissen, N.J.M. (1980). Geïnstitutionaliseerde beweging: De verstening van de participatie op het terrein van de ruimtelijke ordening. In: E. Marissing, 2008, Buurten bij beleidsmakers, Utrecht: A-D Druk b.v., Zeist Nunen, H. van (2011). Interview Haico van Nunen – Bouwhulp, Interviewer E.N.M. van der Werf, 5 januari 2011 Rogers, E.M. (1962). Diffusion of innovations, Simon & Schuster Inc. Schalkwijk, M. en Mulder, S. (2009). Gevelisolatie in Nederland – Kansen en barrières voor gevelisolatie in oudere woningen, TNS NIPO, Amsterdam Schillemans, R., Rooijers, F. en Benner, J. (2006). Belemmeringen binnen en buiten de muren – Inventarisatie knelpunten en belemmeringen energiebesparingsmaatregelen Gebouwde omgeving, CE, Delft Scholte, W. en Damen, T. (1998). Kleine woning meest kwetsbare catergorie – Nadere analyse van de aandachtsvoorraad, in: Renovatie en onderhoud, juni 1998 SenterNovem (2007). Voorbeelwoningen bestaande bouw 2007, SenterNovem, Sittard SenterNovem (2008), Renovatie: duurzaam omgaan met de bestaande bouw, SenterNovem, Sittard SEV (2011). Meerjarenplan Energiesprong - Update 2011, SEV, Rotterdam Straub, A. en Vijverberg, G. (2001). Verbeteren van de woontechnische kwaliteit van de sociale huurwoningvoorraad, DGW/ Nether Partnership, Utrecht Thijssen, C.C.F. (1990). Technische kwaliteit van etagewoningen. Dl. B. Bouwconstructieve analyse van naoorlogse meergezinshuizen in de non-profit huursector 1946-1980; bijzonderheden en gegevens uit openbare bronnen, Delft University Press, Delft Thijssen, C.C.F. (1999). Bouwconstructieve analyse van naoorlogse eensgezinshuizen in de non-profit huursector 1946-1980; bijzonderheden en gegevens uit openbare bronnen, Delft University Press, Delft
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Literatuur
101
Thomsen, A. (2002). De waarde van het bestaande, 10 redenen voor renovatie, Toedracht gehouden op VIBA Jubileum Symposium 28 februari 2002, Utrecht Thomsen, A. en Flier, K. van der (2006). Life Cycle of Dwellings; a Conceptual Model based on Dutch Practice, TUDelft, Delft Tiemeijer, W.L., Thomas, C.A. en Prast, H.M. (2009). De menselijke beslisser – over de psychologie van keuze en gedrag, Amsterdam university press, Amsterdam Vreeze, A.S.G. (1993). Woningbouw, inspiratie & ambities: kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland, Nationale Woningraad, Almere Vreeze, A.S.G. (2001). 6,5 Miljoen woningen – 100 jaar woningwet en wooncultuur in Nederland, Uitgeverij 010, Rotterdam VROM (2003). De kwaliteit van de Nederlandse woning en woonomgeving rond de millenniumwisseling, Ministerie van VROM, Den Haag VROM (2007). Duurzaamheidsakkoord, Ministerie van VROM, Den Haag VROM (2008). Convenant energiebesparing bestaande gebouwen – meer met minder, Ministerie van VROM, Den Haag VROM, Aedes en Woonbond (2008). Convenant Energiebesparing corporatiesector, Ministerie van Vrom, Aedes vereniging van woningcorporaties en Vereniging Nederlandse Woonbond, Ede VROM (2009a). Kernpublicatie WoON Energie 2006, Ministerie van VROM, Den Haag VROM (2009b). Cijfers over wonen, wijken en integratie 2009, Ministerie van VROM, Den Haag VROM (2010). Strategieën voor duurzaam bouwen, In: Dossier Duurzaam Bouwen en Verbouwen, Ministerie van VROM, Den Haag Weevers, L. en Go, S.T.K. (2010). Energiebesparing en huurverhoging – De barrières voorbij, BuildDesk, Arnhem Internetpagina’s http://www.cradletocradle.nl geraadpleegd 6 januari 2011 http://energiesprong.nl geraadpleegd 18 november 2010 www.energiesubsidiewijzer.nl geraadpleegd 22 maart 2011 www.heijmans.nl geraadpleegd 4 januari 2011 www.kaw.nl/projecten/Woonbox.html geraadpleegd 8 maart 2011 www.palensteinvernieuwt.nl geraadpleegd 8 maart 2011 http://statline.cbs.nl geraadpleegd 17 november 2010 www.woonbond.nl geraadpleegd 3 maart 2011
102
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Bijlage A - Achtergrond Noodzaak renovatie De nut en noodzaak van verbeteringen aan de woningvoorraad zijn meestal wel bekend. Hierbij zijn volgens Thomsen (2002) drie punten van belang: de voorraad verouderd, de kwaliteitsbehoefte neemt toe en het milieubelang neemt toe. Renovatie van woningen is noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de huisvestingsvraag van de komende eeuwen. De levensduur van woningen moet drastisch worden verlengd. Door renovatie kunnen woningen en gebouwen een bijdrage blijven leveren aan de huisvestingscapaciteit van dat moment. Renovatie is minder schadelijk voor het milieu en goedkoper dan sloop gevolgd door nieuwbouw. De winst is vooral gelegen in enorme besparingen op het materiaalgebruik, de hoeveelheid sloopafval, grondverwerving en de aanleg van nieuwe infrastructuur (SenterNovem, 2008). Sloop van grote delen van de woningvoorraad brengt een maatschappelijk ongewenste milieubelasting met zich mee. “Woningverbetering leidt tot gedifferentieerdere woningvoorraad in kwaliteit en prijs, draagt bij aan het compacte stad beleid, zorgt voor instandhouding en versterking van stedenbouwkundige structuur en architectuur en met instandhouding sociale structuur van buurten en wijken” (Straub, 2001).
Figuur 84: Toevoegingen en onttrekkingen aan de woningvoorraad (CBS, 2010)
Met der tijd gaat de kwaliteit van woningen achteruit en verdienen ze grootonderhoud, een renovatie, een upgrading of worden ze gesloopt en vervangen door nieuwbouw. Naast het op peil houden van de voorraad zal er ook steeds meer voor gezorgd moeten worden dat woningen langer meegaan. In Nederland is de geplande levensduur van de meeste woningen 50 jaar (Thomsen et al., 2006), maar als er gekeken wordt naar het aantal onttrekkingen en de nieuwbouwproductie (Figuur 84) zullen woningen veel langer mee moeten gaan. Zoals Thomsen (2002) ook opmerkt: “Als de gehele nieuwbouwproductie vanaf nu zou worden ingezet om de bestaande voorraad te vervangen, zou daar minstens 100 jaar voor nodig zou zijn en moeten we dus uit gaan van een gemiddelde benodigde levensduur van een woning van veel meer dan 100 jaar. In werkelijkheid ligt het vervangingsvolume echter al jaren op 12000 woningen per jaar, minder dan 2 promille van de voorraad en minder dan een zesde van de nieuwbouwproductie van de laatste jaren.” Dit zou betekenen dat woningen meerdere eeuwen mee zouden moeten gaan. Het grootste deel van de Nederlandse woningvoorraad is gebouwd na de Tweede Wereldoorlog, met de grootste piek tussen de jaren 1960-1980. Een groot deel van deze naoorlogse woningvoorraad is of begint aan haar eind te komen van haar geplande levensduur van 50 jaar, waardoor het nu noodzakelijk is een grote verbeterslag te maken. Deze verbeterslag is ook noodzakelijk omdat deze woningen vaak een matige kwaliteit hebben aangezien na de oorlog een tekort was aan bouwmateriaal en geschoolde werknemers (Andeweg, 2009). Door de grote woningnood moest het bouwtempo omhoog en de bouwkosten omlaag, wat leidde tot sobere ontwerpen en minimale plattegronden (Vreeze, 2001).
Figuur 85: Samenstelling woningvoorraad (Blijie, 2009)
Naast het in stand houden is verbetering en renovatie aan de woningvoorraad ook nodig om deze te laten voldoen aan de veranderende behoefte van mensen aan wonen. Door de stijgende welvaartsniveau en technische ontwikkelingen is het woongebruik en de wensen daaraan aanzienlijk veranderd in de afgelopen honderd jaar. Het ruimtegebruik per persoon is sterk toegenomen van 30m2 voor zes personen naar 40m2 voor één persoon (Vreeze, 2001), maar daar staat tegenover dat de huishoudensgrootte is afgenomen. Sinds de jaren ’50 zijn er (steeds meer) apparaten in de woning gekomen en de functionele eisen zijn het sterkst veranderd wat betreft de badkamer en de keuken. Met de eisen van de bewoners aan woningen is ook de wet en regelgeving om woningen veranderd. Een begin hieraan is gemaakt met de woningwet van 1901 welke ook een basis was voor de Voorschriften en Wenken voor gesubsidieerde bouw welke voor het eerst in 1946 uitkwam en het Bouwbesluit, welke eisen stelt aan veiligheid, gezondheid en bruikbaarheid, waar nieuwe en bestaande woningen en woongebouwen aan moeten voldoen sinds 1992 (Straub, 2001). In de loop der tijd zijn de eisen in de wet en regelgeving sterk veranderd. Er kwamen nieuwe eisen bij en oude werden continu aangescherpt. Zo werd er in 1965 voor het eerst eisen gesteld aan isolatie van het dak. Ondertussen is duurzaamheid een hot item geworden en wordt geprobeerd het klimaatprobleem en de uitputting van fossiele brandstoffen mondiaal op te lossen. “De Europese lidstaten hebben geconcludeerd dat geïndustrialiseerde landen zich gezamenlijk moeten verbinden aan het reduceren van hun broeikasgasemissies met 30% in 2020 ten opzichte van 1990, in het kader van een betekenisvolle mondiale klimaatafspraak. Zolang dat niet tot stand komt verbindt de EU zich unilateraal aan een reductie van tenminste 20% in 2020 ten opzichte van 1990” (VROM, 2007). In 2008 is in Nederland het Convenant Energiebesparing bestaande gebouwen (“Meer met Minder”) ondertekend waarin onder andere tot doel is gesteld “in 2020 een additionele gebouw- en installatiegebonden energiebesparing in bestaande woningen en andere gebouwen te realiseren van ten minste 100 PJ ten opzichte van de Referentieraming 2005” (VROM, 2008). Grootschalige woningverbeteringen en energiebesparingen komen nog onvoldoende van de grond. “Woningcorporaties lijken steeds meer te kiezen voor de twee uitersten, namelijk voor instandhouding met kleine ingrepen om de woningen een beperkte tijd te kunnen verhuren of sloop gevolgd door vervangende nieuwbouw” (Straub, 2001). In de commerciële sector gaat Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage A - Achtergrond
103
het vaak maar om enkele en kleinschalige projecten die het nog niet voor elkaar hebben gekregen een grootschalige woningverbetering op nationaal niveau te bewerkstelligen. Er worden door verschillende bronnen redenen aangekaart waarom er nog niet op grote schaal hoogwaardige renovatie wordt toegepast in Nederland (Thomsen, 2002 en Groep, 2010): • • • • •
Er bestaan vooroordelen dat renovatie te weinig kwaliteit toevoegt, duur is en veel risico met zich mee brengt Slechts een klein aantal professionele partijen heeft zich gespecialiseerd in renovatie van de bestaande voorraad Doordat renovatieoplossingen niet op grote schaal worden toegepast wordt bij elk project ‘het wiel opnieuw uitgevonden’ is renovatie vaak complex en duur Bij projecten die zijn gericht op vergaande verduurzaming moeten bewoners vaak voor langere termijn hun woning verlaten. Dit heeft vaak een grote (negatieve) sociale impact Er wordt onvoldoende kennis gedeeld tussen ‘vragers’ en ‘makers’
Het Slim&Snel project zal door onderzoek, verschillende experimenten met seriematige renovatieoplossingen en kennisdeling deze voorgenoemde redenen proberen weg te nemen zodat wel gekomen kan worden grootschalige woningverbetering op nationaal niveau. Met dit afstudeeronderzoek wordt specifiek ingegaan op bewonersbelangen bij renovatie. Hiermee zal voor een deel van de laatste reden weggenomen worden dat er te weinig kennis gedeeld wordt tussen vragers en makers. Enerzijds worden de verschillende belangen van bewoners (de vragers) bij renovatie in kaart gebracht waarna deze kennis gedeeld kan worden met woningbouwcorporaties (de makers) en anderzijds wordt er kennis gedeeld tussen de ontwikkelaar van standaard renovatieoplossingen (de maker) en de bewoners (de vragers) waarbij ingegaan wordt hoe renovatieoplossingen en processen beter aan kunnen sluiten op de specifieke woning en op de belangen van bewoners. De woningvoorraad en haar kenmerken Om een grote verbetering aan de Nederlandse woningvoorraad te realiseren is het belangrijk om te weten hoe deze voorraad is opgebouwd, welke karakteristieken verschillende groepen woningen (bouwperiode, woningtype) hebben, welke woningen niet meer goed voldoen aan de huidige behoefte, op welke onderdelen ze verbeterd dienen te worden en waar de meeste winst valt te behalen qua verbetering. De Nederlandse woningvoorraad van ruim 7 miljoen woningen is relatief jong met bij 80% gebouwd na de tweede wereldoorlog (VROM, 2009b). Zoals ook al eerder is aangegeven en te zien is in Tabel 2 is het grootste deel van de huidige voorraad gebouwd in de periode 1960-1980. Met 71% is de eengezinswoning de meest voorkomende type woning in Nederland (VROM, 2009b). Voor de opdeling van de Nederlandse woningvoorraad zal in deze studie uitgegaan worden van vier perioden.
Opbouw woningvoorraad naar Bouwjaar Bouwjaar
(%)
Voor 1945
20,8
1945-1959
10,7
1960-1970
16,3
1971-1980
17,0
1981-1990
15,5
1991-2000
12,0
Vanaf 2001
7,9
Figuur 86: (VROM, 2009b)
104
Vooroorlogs De vooroorlogse woningen staan bekend als gemiddeld grote woningen (VROM, 2003), doordat voornamelijk woningen uit hogere klassen bewaard zijn gebleven zoals de grachtenpanden en de villa’s uit de jaren dertig. Toch zijn er ook veel kleine woningen die de arbeiders moesten opvangen die door de industrialisatie naar de steden waren getrokken. In de steden komen dan ook veel gestapelde woningen, in drie tot vier lagen in dichtbebouwde wijken voor. De woningen worden veelal gekenmerkt door een smalle en diepe plattegrond van twee beuken, krappe trappenhuizen, kleine kamertjes, slechte geluidsisolatie en een klein balkon. Daarnaast zijn er ook veel eengezinswoningen en beneden- en bovenwoningen gerealiseerd. Deze woningen waren veelal klein en sober. Ook ontbreekt in deze periode vaak de badkamer, maar is deze later wel in de woning opgenomen (Straub, 2001). Woningen uit deze periode zijn traditioneel gebouwd. De dragende wanden zijn opgebouwd uit baksteen. De gevels zijn niet dragend. Voor 1930 werden er nog geen spouwmuren toegepast. De huizen zijn gefundeerd op houten palen en ook de vloeren in deze woningen zijn van hout. Voor de ramen worden stalen of houten kozijnen gebruikt met enkel glas (Andeweg, 2009 en SenterNovem, 2007). Verwarming vond plaats door kachels, vaak enkel in de woonkamer en er was alleen sprake van natuurlijke ventilatie. Tijdens de stadsvernieuwing van na 1970 zijn veel woningen uit deze periode verbeterd. De woningen zijn in het algemeen veelal van binnenuit geïsoleerd, (deels) voorzien van dubbel glas, nieuwe houten vloeren en daken en is de lokale verwarming vervangen door individuele centrale verwarming. Woningen met bouwtechnische en ernstige funderingstechnische problemen zijn veelal gesloopt (Straub, 2001). Toch had 70% van de vooroorlogse woningen in 2006 nog energielabel F of G (VROM, 2009a). Vroeg naoorlogs (1945-1960) De periode na de tweede wereldoorlog wordt gekenmerkt door grote woningnood, schaarste aan bouwmaterialen, hoge bouwkosten en een tekort aan geschoolde werknemers (Thijssen, 1990). Een veel voorkomend woningtype is de portiekwoning,
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
welke een minimale plattegrond en woningtechnische voorzieningen hebben (Andeweg, 2009 en Straub, 2001). Naast de portiekwoningen zijn in deze periode veel rijtjeswoningen met twee verdiepingen en een kap, welke onbegaanbaar is, gebouwd. In de jaren na de tweede wereldoorlog werd er nog voornamelijk gebouwd volgens de traditionele bouwmethode (Andeweg, 2009 en Thijssen, 1990) al werd er voor funderingspalen beton gebruikt en werd beton ook steeds meer vanzelfsprekend voor (woningscheidende) vloeren (Andeweg, 2009 en Thijssen, 1990). Doordat er in deze periode grote tekorten waren en er wel een grote vraag was, werd er volop geëxperimenteerd met nieuwe bouwmethoden zoals niet-traditionele stapelbouwmethode, grote-elementen methode en gietbouw. De nieuwe bouwmethoden zorgen echter wel geregeld voor onvolkomenheden en ook mede door het zo goedkoop mogelijk bouwen en tekorten of slechte kwaliteit van materiaal en werknemers leidt tot vaak kwalitatief mindere woningen (Thijssen, 1990). In 1959 blijken er al onvervulde wensen en klachten te bestaan over gehorigheid, vocht, het ontbreken van een efficiënt verwarmingssysteem en het traplopen. Aan isolatie is in deze tijd totaal nog geen aandacht geschonken, waardoor er isolatietechnische weinig verschil is tussen woningen uit deze periode en de vooroorlogse woningen (VROM, 2009a). Industriële bouwgolf (1960-1980) Na de volkstelling in 1960 blijkt de woningnood nog groter dan berekend en wordt de productie verder opgeschroefd. De nadruk in deze periode ligt op schaalvergroting, arbeidsvermindering en minder differentiatie, wat leidt tot hoge woongebouwen en steeds minder middelhoogbouw (Thijssen, 1990). De opkomst van de hoogbouw is ook mede mogelijk gemaakt door de komst van aardgas in 1964, waardoor centrale verwarming aangelegd kan worden en nieuwe technieken waardoor grotere overspanningen gemaakt kunnen worden (Andeweg, 2009). In 1965 verschijnt de nieuwe Voorschriften en Wenken welke zorgen voor een kwaliteitsverbetering bij nieuwbouwwoningen. Voor meergezinswoningen wordt meer en meer gebruikt gemaakt van niet-traditionele bouwmethoden. Het aandeel gietbouw is tussen 1966 en 1980 al 69% en 19% is gerealiseerd volgens de grote-elementenmethode. Na 1970 komt de traditionele bouwmethode in etagebouw nauwelijks meer voor (Thijssen, 1990). Voor eengezinswoningen wordt de traditionele bouwmethode nog wel op grote schaal toegepast. Pas vanaf 1970 krijgen niet-traditionele bouwmethoden een omvang van betekenis (Thijssen, 1999). In 1973 begint de hoogbouwgolf weg te ebben (Thijssen, 1990) en wordt er overgegaan naar kleinschalig en meer diverse woongebouwen. Na de eerste energiecrisis van 1973 wordt er ook (meer) aandacht besteed aan isolatie. Zo wordt dakisolatie verplicht vanaf 1975, gevelisolatie vanaf 1979 en vloerisolatie vanaf 1983 (VROM, 2009a). Hedendaags (vanaf 1980) Na 1980 gaat de ontwikkeling door van kwantitatief naar kwalitatief. In de sociale huursector wordt vooral een mix gemaakt van eengezins- en meergezinswoningen in verschillende typologieën (Straub, 2001). Woningen worden voornamelijk gebouwd aan de rand van steden in uitbreidingswijken of op stadsvernieuwingslocaties. De vraag naar meer kwaliteit van woning en woonomgeving en meer eengezinswoningen moet opgelost worden door woningbouw op VINEX-locaties (Straub, 2001). Doordat de eisen wat betreft isolatiewaarde steeds omhoog gaan zijn de woningen uit deze periode redelijk tot goed geïsoleerd (SenterNovem, 2007). Verdieping periode jaren ’60 en ’70 Zoals in het voorgaande hoofdstuk is aangegeven is het noodzakelijk dat er een versnelde verbetering van de huidige woningvoorraad tot stand komt om enerzijds de woningvoorraad langer te laten meegaan en aan te passen aan onze huidige eisen en anderzijds een grotere energiebesparing te realiseren om de klimaatdoelen te behalen voor 2020. Binnen het project Slim&Snel is ervoor gekozen de woningen uit de industriële bouwgolf, dus van de jaren ’60 en ’70, aan te pakken. Deze woningen zijn voor een groot deel toe aan renovatie. De grootschalige bouwproductie uit deze periode, met vaak veroordeelde seriematig geproduceerde woningen met weinig differentiatie, biedt nu de mogelijkheid van het seriematig renoveren. Doordat veel van het zelfde is gebouwd, kunnen er standaard renovatieoplossingen bedacht worden, waardoor deze voorraad, die een derde is van de gehele Nederlandse woningvoorraad, als een geheel benaderd en aangepakt worden. Hierdoor kan veel geld en tijd bespaard worden en kan in één keer een grote sprong gemaakt worden in de verbetering van de Nederlandse woningvoorraad (Van de Groep, 2010).
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage A - Achtergrond
105
Bijlage B - Interviews algemeen B1
Haico van Nunen van BouwhulpGroep – 5 januari 2011
Bouwhulp is een advies en architectenorganisatie die zich bezighoudt met de bestaande bouw. Bouwhulp is in de jaren ’70 opgezet voor bewonersondersteuning. In deze tijd werd er veel gesloopt en ging dit tevens gepaard met de opkomst van bewonersparticipatie. Bouwhulp heeft drie takken waarmee ze zich bezighouden: architectenwerk, onderzoek en toekomstvisie. Haico van Nunen is ervan overtuigd dat een renovatie meer is dan alleen een technische oplossing. Het gehele proces is veel groter. De kwaliteit en grote van woningen is steeds toegenomen en zal dit ook blijven doen. Ook al weten we dat een woning ongeveer 120 jaar mee zou moeten gaan, toch blijft het bij elke renovatie is het een afweging of de woning nog genoeg kwaliteit heeft of na renovatie kan bieden om op de markt te blijven. Zo zijn er in Nederland veel portiekwoningen die eens gebouw zijn voor gezinnen, maar voor huidige maatstaven bijna enkel nog voldoende kwaliteit hebben voor starters. Als deze woningen een hoog niveau renovatie ondergaan, maar het woonoppervlak niet wordt uitgebreid willen straks alleen nog maar eenpersoonshuishoudens en studenten erin wonen en ook hiervoor is de markt niet onverzadigbaar. Voor renovatieconcepten is bouwhulp met verschillende concepten bezig of bezig geweest. Zo wordt met de componentenmethode ingespeeld op keuzemogelijkheid geven voor de bewoner en meer variatie aanbrengen tussen de woningen. Zo is er bijvoorbeeld een project gedaan waarbij bewoners konden kiezen tussen drie soorten afwerking voor hun geven, hout, stucwerk of glasplaten. De opties zijn natuurlijk wel op elkaar afgestemd om het geheelbeeld wel te behouden. Voor opdrachtgevers was dit vaak wel moeilijk om overtuigd te raken van deze methode, omdat ze op voorhand niet exact wisten wat het gevelbeeld zou worden en of er niet teveel variatie zou ontstaan. Het andere zou ook kunnen gebeuren, dat alle bewoners dezelfde optie zouden kiezen en er geen variatie zou komen. Ook is de elementenmethode gebruikt om maar een onderdeel van de woning te vervangen. Zou is er niet een hele grote investering in één keer voor de eigenaar en de levensduur van verschillende onderdelen van de woning verschillen, waardoor dit gesplitst kan worden in moment van renovatie. Er zou hiermee een project uitgevoerd worden waarbij het dak vernieuwd zou worden en de bewoners zelf voor de nieuwe vorm konden kiezen. Een nadeel hiervan is dat bewoners van nu kiezen voor hoe de woning er over tientallen jaren uit ziet, maar zij hebben maar een visie voor enkele jaren. Voor een echt lange termijnvisie is misschien een meer rigoureuze optie nodig. Andere concepten waar bouwhulp aan heeft mee gewerkt zijn bijvoorbeeld 2D en 3D gevels, maar dit is echter bij onderzoek gebleven maar niet uitgevoerd. Ook is meegewerkt met de flexibele doorbraak. Er is één experiment uitgevoerd. Om te kijken of de techniek haalbaar was is alleen binnen de woning de dragende wand verwijderd, maar het eigenlijke idee was dit met woningscheidende wanden te doen, zodat woningen samengevoegd kunnen worden en ruimere woningen ontstaan. Het concept is na het experiment niet meer toegepast, waarschijnlijk omdat het zo rigoureus leek en ze zeiden dat het te duur was. Maar dit viel eigenlijk wel mee en na evaluatie van het experiment zouden we het ook nog beter kunnen doen. Er zijn veel van dit soort renovatie-experimenten gedaan, alleen wordt er daarna nooit doorgezet om het op grote schaal uit te voeren terwijl er wel een hele grote markt voor is. Het probleem is echter wie het initiatief hiervoor zou moeten nemen. De opdrachtgever wil eigenlijk alleen dat er vierkante meters gemaakt worden en zo weinig mogelijk risico lopen. De uitvoerbaar heeft al jaren expertise met de traditionele manier van renoveren en wil eigenlijk ook alleen maar vierkante meters maken en geen risico lopen. Ook ziet Haico van Nunen niet voor hun als adviesorgaan deze rol als initiatiefnemer weggelegd. Zei hebben er ook weinig belang bij. Het is niet zo dat door grootschalige toepassing van een concept dat zij hier meer werk door krijgen. De enige belanghebbenden zijn eigenlijk de woningcorporaties en bewoners, maar zei vragen er (nog) niet echt om. Technisch is eigenlijk alles mogelijk om de problemen die er nu bij de woningen zijn op te lossen, zoals vocht, tocht en thermisch in orde maken. Belemmeringen zitten is naar welk kwaliteitsniveau je de woning wilt tillen, dus eigenlijk kan je nog steeds een woning maken die ook over tientallen jaren nog kwalitatief goed is. Bij bewoonde staat renovaties is de grootste belemmering de overlast. Je hebt eigenlijk twee soorten overlast, rommel en last. Rommel mag en kan de bewoner in principe we tijden aan, maar last moet zoveel mogelijk beperkt worden. Zo kan voor hoog niveau renovatie de hele schil van de woning aangepakt worden zonder dat de bewoner last ondervindt in de woning, wel rommel. Als de gevel open is, is er wel direct last voor de bewoner. Dit zou je moeten beperken tot één dag. Voor de nacht dien je hem toch weer de sluiten. Daarnaast kan er bijvoorbeeld door de bewoner zelf voor worden gekozen of de woning ook intern aangepakt moet worden, zoals de keuken en badkamer. Hierdoor kan de bewoner zelf kiezen voor overlast. Verwarmingsinstallaties worden altijd wel vervangen als deze hieraan toe zijn en bewoners ondervinden dit ook niet echt als overlast, maar keukens en badkamers worden niet
106
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
altijd gedaan. Voor isoleren van vloeren is het wel afhankelijk van de soort vloer. Bij betonvloeren dient er isolatie toegevoegd worden onder de vloer en hoeft de bewoner alleen toegang te verschaffen tot het kruipluik, wat niet echt last is. Als er geen kruipruimte aanwezig is moet er onder de fundering door gegraven worden. Dit is wel meer moeite, maar er is dan helemaal geen last voor de bewoner in de woning, enkel rommel in de tuin. Bij houten vloeren moet door ouderdom en vaak matige kwaliteit wel delen vervangen worden. Dit geeft wel directe last voor bewoners in de woning en kan eigenlijk niet in bewoonde staat. Direct vervanging door een betonnen vloer is wel beter, maar wordt nog niet altijd gedaan. Hier ligt wel een belangrijk punt voornamelijk voor woningbouwcorporaties van de bewustwording van het belang voor lange termijn. Er wordt nog te vaak gekozen voor een oplossing voor vijftien jaar. Hierbij wordt alleen de kwaliteit die de woning heeft behouden, maar de kwaliteitsvraag neemt alleen maar toe waardoor deze woning als ware alleen maar achteruit gaan. Bij Bouwhulp werken we met drie niveaus: conserveren, renoveren en transformeren, aanpassingen voor respectievelijk 15, 30 en 45 jaar. Voor het derde niveau is het eigenlijk onmogelijk in bewoonde staat te doen. Wij vinden dat al heel moeilijk om bij het tweede niveau te doen. Als je dat wel wilt moet je proberen zo weinig mogelijk veranderingen in de plattegrond maken. Voor niveau drie is wel vaak een uitbreiding gewenst. Zo zijn de badkamers erg klein en zou deze bijvoorbeeld verplaatst kunnen worden naar een slaapkamer. Voor een uitbouw is het gemakkelijker deze aan de achterzijde te doen dan aan de voorzijde. De voorzijde wordt meer beperkt door rooilijnen en aansluitingen van bijvoorbeeld riolering die zich meestal bevindt op de grens van de fundering. Een uitbouw kan voor het grootste gedeelte prefab worden gemaakt. De belemmering zit echter in de aansluitingen van bijvoorbeeld leidingen. Naast de oplossing zelf is afwerking en service voor de bewoner van belang. Je ziet bijvoorbeeld bij aanbieders van dakkapellen uitvoerder die enkel een dakkapel plaatsen en de bewoner zelf moet deze nog zelf aan de binnenkant verven en andere afwerkingen aan de kamer doen. Daarnaast zijn er ook aanbieders die niet enkel een dakkapel aanbieden, maar een gehele zolderruimte. Zij plaatsen niet alleen meer een dakkapel, maar werken de gehele ruimte af tot aan de gordijnen aan toe zeg maar. Hier gaat het steeds meer naartoe. In de sociale huursector blijft er natuurlijk wel vaak de belemmering van geld, maar er kan bijvoorbeeld wel voor meerwaarde extra service worden aangeboden. Alleen al het feit dat bewoners gebruik zouden kunnen maken van service verlaagd vaak al de drempel om toe te zeggen, ook al gebruiken ze het niet eens. Dit punt van enthousiast maken van bewoners is erg van belang voor het slagen van een renovatie. Een belangrijk punt is ook wanneer bewoners worden ingelicht over een renovatie. Helemaal aan het begin van het proces is niet handig. Er is dan nog niet bekend wat in grote lijnen met de woning zal gebeuren en of dit wel financieel haalbaar zou zijn. Door ze nu al te betrekken biedt je alleen maar onzekerheid, wat hun standpunt ten opzichte van de renovatie helemaal niet ten goede zou komen. Daarnaast duurt het dan vaak ook nog te lang voor de bewoners totdat er echt iets gedaan wordt. Als ze eenmaal overtuigd zijn willen ze het ook zo snel mogelijk. Als ze te laat betrokken worden kan of wordt hun inspraak helemaal niet meer meegenomen wat ook weer weerstand oplevert. Het proces van bewoners overtuigen duurt minimaal wel een half jaar. Vaak wordt er met een kleine groep bewoners verenigd in een bewonerscommissie de beslissingen genomen welke aan de rest van de bewoners bekend wordt gemaakt door deze commissieleden en tijdens buurtbijeenkomsten. Later in het proces wordt met alle bewoners persoonlijk gepraat om elke specifieke situatie in kaart te krijgen.
B2
Ton van Langen van Mulder Obdam – 12 januari 2011
Ton van Langen is technisch directeur bij Mulder Obdam en bedenker van de inschuifwoning, waarover in het gesprek vooral wordt ingegaan. Bouwbedrijf Mulder Obdam is met ruim 200 medewerkers voornamelijk werkzaam in de westelijke Randstad. Ton van Langen komt uit het veldwerk en heeft zich in de jaren opgewerkt tot de technisch directeur, maar weet dus nog goed hoe het er op de bouwplaats aan toe gaat. Door zijn ervaring ziet hij dat er technisch nog veel te verbeteren is en heeft hij de drijf om het anders te doen. De inschuifwoning is een renovatieconcept voor rijtjeswoningen uit de jaren ’50 en ’60 welke nog houten vloeren hebben. Bij de ‘renovatie’ wordt bijna de gehele woning gesloopt, enkel de fundering, de dragende wanden en de nutsaansluitingen blijven behouden. Daarna wordt de gehele woning weer opnieuw opgebouwd met grotendeels prefab-elementen en kan alles wat nog goed was aan de woning terugkomen. Hierdoor kan een woning met energielabel E naar label A getild worden. Voor bedenker Ton van Langen waren er meerdere beweegredenen om tot dit concept te komen. Het begon al tien jaar geleden, toen hij de opdracht had een beloopbaar plafond voor een nieuwe bakkerij te maken. Een houten constructie was hiervoor niet geschikt omdat er tijdens gebruikt van de zolder er vuil uit de vloer in het brood terecht kon komen. Er is daarom bij dit project een vloer van staalplaten gebruikt, omdat deze ook licht uitgevoerd kan worden. Na dit project is Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage B - Interviews algemeen
107
het idee ontstaan deze vloeren vaker toe te passen, door de lichte constructie zijn minder betonpalen en een lichtere fundering nodig. Naast de wens deze staalplaatvloer vaker te gebruiken kijkt Ton van Langen vanuit zijn kantoor uit op standaard jaren ’50-’60 rijtjeswoningen. Hierbij was het noodzakelijk de gevel te vernieuwen doordat deze nu geen isolerende werking hebben. Dit is echter vaak moeilijk doordat er vaak woningen verkocht zijn en dus niet het blok als één geheel aangepakt kan worden. Hieruit is het idee ontstaan de hele woning te ‘vernieuwen’, maar dat deze er wel weer uitziet zoals de naastgelegen woningen. De oorspronkelijke gevel is ongeveer 25 cm dik en bestaan uit een binnen- en buitenblad van baksteen met daartussen 5 cm spouw. De bakstenen hebben geen dragende werking en de spouw is voornamelijk bedoeld om de stenen te drogen. Aan de binnenzijde is de radiator tegen de gevel geplaatst en verwarmt de koude ongeïsoleerde muur, waardoor veel energie verloren gaat. Door gebruik te maken van dubbel gebakken tegels kan het uiterlijk van de bakstenen gevel nagemaakt worden, zelfs met nette hoeken bij openingen, maar kan er winst behaald worden in de dikte. Doordat de tegels maar 2 cm dik zijn is er meer dan 20 cm over voor de isolatie. Het proces voor een inschuifwoning begint bij een corporatie die de vraag ervoor neerlegt. Daarna gaat Ton van Langen nu zelf nog kijken of de woning ervoor geschikt is. Hierbij wordt voornamelijk gekeken of de woning nog recht staat, waaruit blijkt of de fundering nog goed is. Als dit niet zo is wordt de renovatie niet uitgevoerd. Hierna komt de constructeur die de afwijkingen van standaard opneemt en komt de inmeetploeg. Hiermee kunnen berekeningen gedaan worden en kan de prijs bepaald worden. Daarna wordt er bij de gemeente ontheffingen aangevraagd voor als bijvoorbeeld de plafondhoogte lager is dan de huidige norm. Voor de renovatie zelf wordt in de eerst acht dagen het slopen en bouwen gedaan, zodat de woning weer helemaal dicht is. Op dag zeven worden de staalplaatvloerelementen en de prefab binnenwanden gemonteerd. Op dag acht wordt de gevel als geheel prefab-element gemonteerd en ook het dak en de berging, welke ook in zijn geheel geprefabriceerd is. Om de aansluiting zo net mogelijk te maken wordt eerst het prefab-element gemaakt en precies ingemeten. Deze maatvoering word gebruikt om de juiste zaagsnede te maken in de gevel. De naad tussen de bestaande buurgevel en het nieuwe gevelelement valt aan de ene zijde precies achter de hemelwaterafvoer en aan de andere zijde is hier een extra regenpijp toegevoegd om de naad weg te werken. Voor het dak waren de panlatten ook al uitgemeten zodat alleen de dakpannen nog geplaatst hoefden te worden. Na het dichtmaken van de gevel en het dak is het tijd van de afbouw en afwerking, welke langere tijd in beslag nemen dan de sloop en de bouw zelf. De oude dakpannen worden teruggeplaatst, aangezien deze bijna altijd nog goed zijn en hierdoor er geen verschil optreedt in het gevelbeeld. Als er een nieuwe ketel of keuken in de oorspronkelijke woning aanwezig was kunnen deze ook terug geplaatst worden. Na oplevering is de woning het zelfde als een normale nieuwbouwwoning, de plafonds gespoten, behangklaar, badkamer en toilet betegeld, maar zonder keuken. Tegenwoordig is men niet meer tevreden met enkel een standaard keuken, maar wil men keus. Ook bij nieuwbouwwoningen zie je dat deze opgeleverd worden zonder keuken. De badkamer en toilet worden met sanitair opgeleverd. Voor de badkamer is er nog wel over nagedacht deze geprefabriceerd uit te voeren, maar hierdoor gaat er teveel ruimte verloren. De badkamers in deze woningen zijn al heel klein en bij een prefab badkamer nemen de wanden extra ruimte in. Ook is het duur, aangezien je dubbel werk doet. Je hebt al wanden en vloeren en dan wordt er een element ingeschoven dat van zichzelf ook wanden en een vloer heeft. Daarnaast is het in deze tijd van weinig werk voor een bouwbedrijf als Mulder Obdam niet aantrekkelijk omdat het werk wegneemt. Voor de badkamer is er wel voor gekozen deze enigszins uit te breiden te koste van een stukje slaapkamer zodat er ook een toilet in geplaatst kon worden. De bewoonster, maar ook het Gemeentelijk Woningbedrijf Koggenland had hier inspraak in. Voor hun moet de woning weer voor langere tijd verhuurbaar blijven, en enkel een toilet op de begane grond is niet meer van deze tijd. De bewoonster van de woning ging tijdelijk naar een wisselwoning en had dus geen overlast van de renovatie zelf. Met het concept deed ook een verhuizer mee zodat alles voor haar was geregeld. Aangezien het om een pilotproject ging stond er ook (nog) geen grote huurverhoging voor tegenover. Op de overlast voor de buurt hebben we ons bij dit project wel verkeken en dienen bij volgende projecten buurtbewoners wel beter ingelicht te worden. Op dag één tot en met dag vier wordt er echt gesloopt wat herrie oplevert en dit begint om 7 uur ’s ochtends. Vooral het verwijderen van de schoorsteen leverde veel overlast op. De woningscheidende muur was wel als spouwmuur uitgevoerd en deze werden aan elkaar verankerd. Toch vond de bewoner het van de naastgelegen tussenwoning eng dat ze tegen een muur aansliep waarnaast geen woning meer stond.
108
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Voor de inschuifwoning is er samengewerkt met tien partijen waarbij de gehele renovatie als team neergezet is. Er is wel gekozen voor een duidelijk scheiding tussen het gemeentelijk woningbedrijf die al de communicatie met de bewoner(s) doet en de bouwer. Voor volgende projecten zal weer zoveel mogelijk met dezelfde partijen gewerkt worden, zodat routine binnen de samenwerking en het product ontstaat. Ton van Langen wil het product van de inschuifwoning nog verder innoveren. Eerst wil hij het concept zoals het nu is uitgevoerd nog beter op de markt zetten, zodat het als standaardproduct uitgevoerd kan worden en hij zijn handen er wat af kan halen. Daarna kan verdere innovatie beginnen. Zo is extra energiebesparing al mogelijk door toepassing van een warmtepomp. Deze is uitermate geschikt voor de staalplaatvloeren. Doordat de vloeren geïsoleerd zijn kan beter de temperatuur in verschillende ruimten geregeld worden. Indien gewenst kan er in de woonkamer verwarmt worden en in de slaapkamer gekoeld en gaat er geen warmte uit de woonkamer naar de slaapkamer verloren. Hierdoor kan door toepassing van deze vloer nog binnen ruimten van één huis energie bespaard worden. Naast de eengezinswoning met houten vloeren willen ze het concept ook nog uitbreiden naar andere woningtypen. Een grote uitdaging ligt in de portiekwoningen. Waar nu nog alle nutsaansluitingen en de meterkast behouden blijven zullen deze dan ook meegenomen moeten worden. Nutsbedrijven zijn nu nog niet meedenkend, maar misschien in de toekomst kunnen zij ook meedoen. Ook zal bij portiekwoningen meerdere woningen die boven elkaar liggen tegelijk aangepakt moeten worden. Daarnaast kan ook gekeken worden naar iets jongere rijtjeswoningen die wel betonnen vloeren hebben. Hierbij zou de gehele binnenboel gehandhaafd kunnen worden en enkel de schil gedaan worden. Ton van Langen schat dat dit in één week gedaan kan worden. In één dag kan de gevel gesloopt worden en vervangen worden voor een nieuwe. In verdere innovatie en tot toepassing van het een standaardproduct maken is nog wel werk te doen. Om af te sluiten, de kracht van de inschuifwoning ligt in het niemand tekort willen doen. De gehele woning wordt vernieuwd en heeft nu een zeer laag energieverbruik, maar van buiten ziet hij er nog identiek uit. Zo hoeft niet het gehele blok mee te doen en gaat de waarde van het naastgelegen huis er ook niet op achteruit. Met dit concept kan zowel corporatie als particulier bezit bedient worden.
B3
Henk Lalji en Christien Kop van ASW - 2 mei 2011
Henk Lalji en Christien Kop zijn werkzaam bij ASW (Amsterdams Steunpunt Wonen) welke zich als onafhankelijke partij inzet voor bewonersparticipatie. Henk Lalji is participatieadviseur en houdt zich bezig met het energiebewust maken van bewoners. Christien Kop is meer op bouwtechnisch vlak bezig om bewoners te begeleiden bij renovatie of nieuwbouwprojecten. ASW is in 2007 begonnen met energieprojecten. Hiervoor zijn in het stadsdeel Zuidoost eerst alle maarschappelijke organisaties welke werkzaam zijn in het stadsdeel uitgenodigd om in het hele stadsdeel draagvlak te krijgen voor energiebesparing. Als tweede weg werd de lokale media gebruikt en posters. Daarna is een training gehouden voor organisatiemensen. Dit bleek echter te hoog gegrepen. Met twee trainingen wilden we zowel inhoudelijke energiebesparingmogelijkheden als sociale vaardigheden om het over te brengen bij brengen. Het tupperware project is hieruit voortgekomen. Mensen konden bij hen thuis een energiebijeenkomst houden waar onder leiding van een deskundige (van de training) gepraat werd over energiebesparing en energieboxen werden uitgedeeld. Op basisscholen is er een traject gehouden om kinderen mee te laten denken over het klimaat. Ook is er gebruik gemaakt van bijeenkomsten met workshops, cabaretiers en een energiecafé. Uiteindelijk van duizend bewoners in Zuidoost bereikt, waarvan 50% door de thuisbijeenkomsten. Daarna is het project ook uitgevoerd in Noord en West. Totaal zijn 3500 energieboxen uitgedeeld met daarbij verteld een besparingsverhaal. Het werkte erg goed door het interactief werken. In een flat wordt ook gebruik gemaakt van liftkranten, waarop elke twee maanden een ander thema verschijnt. In de flat zijn twee gastgezinnen en elke maand is er een bijeenkomst met de naam. Het project besparen met de buren is voor woningen die op nominatie sloop of renovatie stonden maar waarvan deze is uitgesteld door het stilvallen van de bouw. Bij dit project worden bewoners zelf in de wijk opgeleid om eenvoudige klussen uit te kunnen voeren. Bij scholen in west zijn watchers aan kinderen uitgedeeld met de opdracht het verbruik van verschillende apparaten te meten en daarna proberen dit zoveel mogelijk te verlagen door aanpassing van gedrag. Hierdoor ontstaat common ground, dit is gedrag dat het langs stand houd. Voor de woningbouwcorporatie Rochdale zijn 180 bewoners huis-aan-huis bezocht voor besparingsvoorlichting in verband met een naheffing op de servicekosten welke tussen de €300 tot €2000 hoger was uitgevallen. In Amsterdam zijn ze voor bewonersparticipatie voor renovatie of nieuwbouwprojecten afgestapt van het werken met alleen een bewonerscommissie. Er wordt gebruik gemaakt van verschillende projectgroepen. Hierbinnen krijgen bewoners een cursus hoe te vergaderen en hoe ze hun wensen van een corporatie gedaan krijgen. Belangrijk is dat de sfeer binnen een groep Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage B - Interviews algemeen
109
gemoedelijk moet zijn. Mensen houden niet van alleen vergaderen, en dat geldt voor alle culturen, ook oudere blanke mensen. Er moet de ruimte gegeven worden dat ze zichzelf kunnen zijn. Mensen stellen het op prijs dat ze iets kunnen eten en dit maakt het informeler, afhankelijk welke cultuur worden er broodjes kaas of bami geserveerd. Als participatieondersteuner moet je de grote lijnen in de gaten houden, maar voor de rest moeten de mensen het zelf doen. Begin goed met mooi weer met activiteiten in een tent en dergelijke. Een zo hoog mogelijke participatiegraad klinkt mooi, maar werken in grote groepen is vaak moeilijk. Daarom is het toch eerder raadzaam te werken met een kleine groep en goed terug te koppelen op gezette tijden. Bij bijeenkomsten moet er de ruimte gegeven worden om kinderen mee te nemen of dat er opvang is geregeld. Vergaderingen om half 8 ’s avonds komt voor veel mensen niet goed uit. Vrouwen spreken het liefst om half 10 ’s ochtends af als de kinderen naar school zijn. Maar in buurten waar veel mensen verschillende baantjes hebben komen mensen voor half 9 ’s avonds niet opdagen. Overleggen moeten dus afgesteld worden op hun leefritme. Bewoners wel het gevoel nodig dat ze invloed kunnen uitoefenen, anders komen ze zeker niet. Bewoners zijn vaak ontevreden maar zien normaal gesproken geen nut om hiervoor op te komen. Participatiemogelijkheden voor een renovatie worden daarom vaak benut om de jarenlange onvrede te spuien en dat al hun problemen in een keer opgelost kunnen worden. Het belangrijkst wat bewoners wensen bij een renovatie of nieuwbouw is het realiseren van een leefbare, sociale wijk welke schoon is met laagbouw. Ook wil bijna iedereen een dichte keuken, al wordt er wel vaak op teruggekomen vanwege licht en ruimte-ervaring, maar dan moet er wel goede ventilatie zijn. In de Bijlmer is een CPO project gehouden. Hierbij zijn zoveel mogelijk mensen benaderd uit het stadsdeel om del te nemen. Hierop kwamen 500 reactie, waaruit 40 mensen zijn geselecteerd, wat een totale mix was van alle culturen en leeftijden. Binnen 2/3 maanden moesten ze een stedenbouwkundig plan maken. De bijeenkomsten waren doordeweeks om 6 uur, waarbij samen gegeten werd. Door ze alles zelf te laten doen ontstaat er een band en kunnen ze letterlijk proeven aan elkaars culturen. De groep stond onder leiding van verschillende deskundigen. Ondertussen is het gebouwd en wonen er nu mensen die elkaar kunnen aanspreken op elkaars gedrag, doordat er een band is en bewoners trots zijn op het project en het mooi en schoon willen houden. Uiteindelijk zijn er 80 woningen gebouwd, is er een combi van huur en koop. Uiteindelijk zijn ze zeven jaar intensief bezig geweest voor realisatie, maar zijn er weinig mensen afgevallen. De architect hebben ze zelf uitgezocht en gedacht werd dat mensen ontwerpen wilden die verwezen naar hun eigen cultuur, maar eigenlijk wilden ze vooraf standaard bakstenen woningen en is het op dat vlak niet heel vernieuwend geworden, maar wel volgens hun wensen. Voor een renovatie zijn er vaak een paar bewoners gefrustreerd en hebben dit motief om te participeren. De rest heeft vaak de houding van eerst zien dan geloven. De stukken die bewoners krijgen begrijpen ze vaak niet. Voor behalen van 70% instemming wordt vaak de brief geformuleerd als dat u niet reageert ze er vanuit gaan dat u akkoord gaat. Voor bewoners is helderheid van belang, wat houdt het in, moeten ze dingen verschuiven, kunnen ze blijven koken en dergelijke. Bij het tupperware project waren mensen zelf gastheer/vrouw waardoor ze het gevoel hebben dat ze iets zijn en medeverantwoordelijk zijn. Ook krijgen ze een kleine onkostenvergoeding van €20,- voor catering. Ook al is dit een laag bedrag, voor deze doelgroep is dat wel belangrijk en motiverend om mee te doen. Belangrijk is dat veel tijd ingezet wordt voor het creëren van draagvlak. Door besturen van andere maatschappelijke organisaties ook medeverantwoordelijk te maken kan er een win-win situatie ontstaan. Wensen van bewoners bij renovatie zijn vooral dat de klachten worden opgelost en zo min mogelijk huurverhoging. Van tevoren duidelijke afspraken maken wat kan en wat dat kost. Iedereen moet de informatie in zijn eigen taal krijgen en op zijn eigen niveau. Nu wordt er teveel wollig taalgebruik gebruik. In een bewonerscommissie is het raadzaam altijd iedereen een taak te geven. Bewoners moeten oefening krijgen is hoe er wordt gereageerd op hun vragen en hoe hiermee om te gaan en hoe ze kunnen bereiken wat ze willen.
110
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Bijlage C - Projectverslagen C1
De Kroeven
Robert van Rede en Ad van Reekum - 5 april 2011 Het interview is gehouden met de opdrachtgever van de renovatie van de Kroeven in Roosendaal, welke vertegenwoordigd wordt door Ad van Reekum de projectmanager en Robert van Rede de projectleider van AlleeWonen. Het interview is afgenomen door Dirk Dicke en Eefje van der Werf met daarnaast Annoesjka Nienhuis van Energiesprong als tussenpersoon. Het interview heeft tot doel zoveel mogelijk informatie over het proces van de renovatie van de Kroeven in Roosendaal boven water te krijgen. Bij de renovatie van de Kroeven is gestart met het maken van proefwoningen met buitengevelisolatie. Hierbij is het eerste ontwerp ontstaan voor passiefhuisniveau. Een dergelijke renovatie zorgde echter voor veel arbeidsgangen. De woningbouwcorporatie vond dat dit beter kon en legde deze vraag in de markt. Daarna is een proefwoning gemaakt waarbij het buitenspouwblad eraf werd gehaald en vervangen door een nieuwe houtskeletbouwgevel rondom. Bij de aanbesteding voor deze renovatie waren vier inschrijvingen, twee Duitse aannemers en twee Nederlandse. Hierbij heeft VDM dit project gekregen. Met VDM waren al eens drie proefwoningen op passiefhuisniveau gemaakt, maar dan nieuwbouw. Hier is dampdicht gebouwd. In Duitsland, waar meer ervaring is met passiefhuizen, is het meer gebruikelijk dampopen te bouwen. De woningbouwcorporatie heeft daarom VDM geadviseerd een dampopen systeem te gebruiken. Daarnaast had Ad van Reekum de eis dat er voor isolatie gebruikt werd gemaakt van cellulose. Om dit te kunnen uitvoeren is er door VDM een volledig nieuwe productielijn opgezet. In 2004 in er begonnen met plannen maken zodat de woningen weer voor tien jaar mee zouden kunnen. Bij het bekend maken van de plannen zorgde dit voor onrust onder de bewoners. Ze wilden zekerheid met een minimale nieuwe exploitatieduur van 25 jaar. Daarnaast vonden ze het belangrijk dat er aandacht werd besteed aan energiebesparing. In 2005 zijn nieuwe plannen gemaakt vanuit het passiefhuisidee. De bewoners waren eerst niet helemaal overtuigd van passiefhuizen. Daarom is er met de bewonersgroep een bezoek gebracht aan een project in Duitsland. Daarna is er met de bewoners het concept voor de renovatie uitgewerkt. Hierbij was de aandacht gericht op woonlasten in plaats van huurlasten. Gaandeweg, voornamelijk door het verhaal over Vathorst, zijn binnenmilieu en comfort ook van belang geworden. Voor de WTW installatie zijn er door de TU Eindhoven meting verricht. Hierbij zijn ook de bewoners aanwezig geweest om de angst weg te halen. De TU Eindhoven doet ook de nametingen van dit project. De woningen vragen nu na de renovatie weinig warmte. Met de WTW wordt de lucht verwarmd tot 16/17°C. Hierna kunnen de bewoners nog zelf de inblaas naverwarmen om tochtgevoel te voorkomen. Bij deze installaties zijn ook metingen verricht dat de luchtsnelheid laag genoeg is en geluidsstil is. Juist doordat woningen goed geïsoleerd zijn is er minder last van omgevingsgeluid en kan het geluid van installaties meer een issue worden. Bij dit project is er één moment geweest dat het proces stilstond en als ware er weer opnieuw begonnen moest worden. Doordat er eerst is begonnen met plannen maken en deze als ware over de schutting zijn gegooid was er veel weerstand van de bewoners. Het heeft een jaar geduurd om het proces weer op de rails te krijgen. Daarna is permanent overleg geweest met de bewonerscommissie, maar ook met alle bewoners uit de wijk door open huis, inloopavonden en informatiebijeenkomsten. De bewonerscommissie is ondersteund door de Woonbond. Dit heeft veel geholpen doordat die echt een goede tussenpersoon zijn. De Woonbond is voor de bewoners een betrouwbaar persoon, maar kan beter reëel kijken naar de plannen. Daarnaast stonden zij ook achter de plannen voor passiefhuisrenovatie en woonlastdenken. Vaak kan de Woonbond ook het gat overbruggen in kennisachterstand van bewoners over wat er mogelijk is met renoveren, maar doordat iedereen in dit proces onbekend was met passiefhuis was er geen kennisverschil. De bewoners weten er wellicht nu zelfs meer van doordat zij er ook gebruikservaring mee hebben. De eerste woningen zijn in 2010 na de bouwvak opgeleverd. 90-95% van de bewoners is tevreden. Zelfs hebben we deze winter een flinke koude periode gehad, maar dit heeft niet tot klachten geleid. Een groot deel van de bewoners is echter enkel bezig met overleven. In de bewonerscommissie zitten de bewoners die veel verstand van de renovatie hebben. Voor het project komt nog een totale monitoring welke CEE uitvoert in Europees verband. Dit kijken op Europees niveau had namelijk ook geleid tot het idee van passiefhuis. Ad van Reekum participeerde namelijk ook in Treco, een Europees clubje. Hiermee is een bezoek gebracht aan Zweden waar op passiefhuisidee is gekomen door de renovatie van een appartementen-
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage C - Projectverslagen
111
gebouw waarvan de gevel is afgehaald en vervangen door HSB eromheen. De ambities van de renovatie van de Kroeven waren hoog, maar dit is tijdens het project zo gegroeid. Voor de bewoners is een garantie afgegeven over de energiebesparing, waar een huurverhoging van €65,- tegenover stond. Deze garantie is afgegeven op woningniveau voor vijf jaar, maar gaat over de woonlasten. De huurtoeslag gaat er dus ook af. De Woonbond had een rekenmodel gemaakt waarin de bewoners tijdens een voorlichtingavond hun gegevens konden invullen, zodat ze direct konden zien wat het zou betekenen voor hun persoonlijke maandelijkse lasten. Hier werd echter niet veel gebruik van gemaakt. Bewoners namen geen gegevens mee van hun eigen energieverbruik. Deze gegevens zijn moeilijk van bewoners te krijgen, vooral van allochtone bewoners. Het energieverbruik kan wel opgevraagd worden, maar hiervoor is wel een minimum van zeventien woningen voor vereist wegens privacy. Een leermoment uit het voortraject is vooral dat er geen duidelijk inzicht in het soort bewoners was. Bij zo’n project is een goede sociale kaart nodig om hier het proces en communicatie op af te stemmen. Nu was er veel weerstand en zijn er veel onderhandelingen geweest, wat veel tijd koste. Het gehele proces was een zoektocht. Er is hierbij ook veel contact geweest met producenten of ze deze renovatie konden realiseren. Er is op dit gebied nog onvoldoende kennis en ervaring in Nederland. Het was een avontuur maar waar je wel van weet dat als je het goed doet het wel slaagt. Energiekosten heb je niet in de hand, maar de huur wel, dus de opgave is wat te doen aan de energielast, vooral voor de bewoners. Deze woningen zijn gerenoveerd voor 25 jaar, maar eigenlijk kunnen ze weer 40 jaar mee. Tijdens het renovatieproces wilden ze eigenlijk de installaties nog verder doorontwikkelen, maar er moest op een gegeven moment over gegaan worden op uitvoering. Dit project zal op het randje wat je kan doen in bewoonde staat, en ging er soms overheen. We hadden meer moeten inzetten op noodvoorzieningen. Er zijn tijdens de renovatie meer wisselwoningen beschikbaar gesteld en er is een rustwoning ingericht. De afstemming van de verschillende aannemers bij de renovatie van 505 was goed. Iedereen werkte samen op tot de beste kwaliteit te komen. Bij 506 waren er meer strubbelingen, twee aannemers hadden er moeite mee. De ene was vooral eigenwijs, maar de tweede vond het vooral moeilijk overzicht te houden. De keuze voor de projectpartners is gemaakt op basis van het kunnen. Partijen zeggen op voorhand dat ze het wel kunnen, maar bij het samen ontwikkelen en daarbij de kosten delen, hield het snel op. Daarnaast blijkt ook dat niet iedereen het kan ontwikkelen. Bij grote bedrijven is vaak één iemand enthousiast, maar het loopt vast bij het meekrijgen van de grote massa. De leiding van het bedrijf moet ervoor staan en hierop sturen. De werkzaamheden in de woning bestonden uit twee dagen voorbereiding, één dag het plaatsen van de nieuwe schil en dan nog twaalf dagen het binnenwerk. Van tevoren zijn er bij iedere woning warme opnamen gedaan. Tijdens de renovatie werd ook het vaste onderhoud uitgevoerd en kon daarnaast nog gekozen worden voor een geriefverbetering. Bij de inloopbijeenkomsten hadden de bewoners vooral interesse voor vernieuwing van de keuken en dergelijke, maar niet voor de isolatie. Het plaatsen van een vaste trap naar zolder was populair vanwege het creëren van extra slaapruimte. Hiervoor is dan ook aandacht aan besteed qua investering. Uiteindelijk hebben 60% van de bewoners dit laten uitvoeren. Het plaatsen van de trap was ook gemakkelijk uit te voeren als het dak eraf was. Het uitbreiden van de zolderruimte was niet mogelijk. Het dak verhogen zou te grote impact hebben gehad om moeite, tijd en geld. Het maken van een dakkapel is heel moeilijk voor passiefhuis. Bij passiefhuisrenovatie is kierdichting van groot belang, maar aangezien met verschillende producenten gewerkt en verschillende producten bij elkaar komen moet duidelijk zijn wie verantwoordelijk is voor welk kiertje. Door zoveel mogelijk prefab te bouwen kan al veel buiten de bouwplaats gemaakt worden. Door er een industrieel proces van te maken, kan er onder betere omstandigheden gewerkt worden en kan er een betere kwaliteit worden geleverd. Vooraf berekend waren de kosten voor de prefab manier van renoveren duurder dan de traditionele wijze met buitengevelisolatie, maar achteraf bleek 505 met de HSB prefab onderdelen goedkoper te zijn uitgevallen dan 506, doordat ze minder afhankelijk waren van het weer, er minder uitloop was in werkzaamheden op de bouwplaats en er gemakkelijker de gevraagde kwaliteit geleverd kon worden. Bij dit soort projecten moet begeleiding van bewoners in een hoog vaandel staan. Niet alleen voor en tijdens de renovatie, maar straks ook tijdens de beheerfase. De bewoners moeten nog gevoel krijgen bij passiefhuis, oudere bewoners missen bijvoorbeeld de stralingswarmte. Aan de bewoners is een gebruiksaanwijzing en DVD uitgereikt. Na oplevering worden mondeling alle installaties en het gebruik ervan uitgelegd. Ook de medewerkers van de woningbouwcorporatie zijn op de hoogte gebracht met bijeenkomsten. De eigen organisatie moet ook actief worden hierop te letten bij kleine reparaties en dergelijke. Een echt passief huis moet je niet laten afkoelen, want opwarmen duurt heel lang. Dit is ook nieuw voor de bewoners. Nu zijn er nog geen energiebesparingcampagnes gestart, maar hier zijn ze wel mee bezig. Dit zorgt ervoor om het grootste rendement te halen van het verbruik terug te brengen. Vanwege de woonlastenwaarborg is het ook van belang voor de woningbouwcorporatie om hier ook iets mee te doen. 112
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Tot slot wordt gesteld dat commerciële partijen nog achterblijven in echte innovatieve energiebesparingrenovaties. De mentaliteit vanuit de bouw is nog niet zo ver. Het wordt nog teveel als kostbaar en moeilijk beschouwd en de noodzaak ervan gebagatelliseerd. Interview bewoners Acht bewoners van de Kroeven zijn kort ondervraagd over hun mening over de renovatie en hun woning. Als eerste zijn een aantal bewoners van complex 505 geïnterviewd en de laatste twee wonen in een woning van complex 506. De eerste bewoners die geïnterviewd zijn, een gezin met kinderen, zijn heel blij met de opgeknapte woning. Ze vinden alle verbeteringen heel goed. Wel vinden ze dat er nog problemen zijn in de buurt. In de speeltuin wordt gedeald en zitten vaak jongens waardoor het niet veilig is voor kinderen. In de woning hebben ze nog wel last van lawaai binnen en de lucht binnen. Ze hadden met de renovatie ingestemd omdat het veel goede verbeteringen met zich mee zou brengen. Ze vinden het wel gemeen dat de huren pas omhoog gaan als straks alles klaar is. De woningen die het eerst zijn gedaan hebben al veel langer profijt van de gerenoveerde woning, maar heeft nog een tijd de lage huur gehouden. De renovatie gaf vooral overlast door de vele werkzaamheden die binnen gedaan werden. De overlast vooral de stof, je kon continue blijven schoonmaken. Uiteindelijk zijn ze tevreden over het resultaat. Het tweede stel dat geïnterviewd is zijn net in de woning komen wonen dus hebben de renovatie zelf niet meegemaakt. Ze vinden de woning er heel mooi uitzien. Van buiten is het als nieuw en de woonkamer, badkamer en keuken zien er ook nieuw uit, maar verder is wel te merken dat het een oude woning is. Het is heel erg gehorig. Ze hebben vooral last van de kinderen die over de trap rennen, dat er met deuren geslagen wordt en de wasmachine van de buren. Jammer vinden ze dat de hal en trap er niet netjes uitzien. Bij de achterdeur zit ook nog een rubber los. Ze vinden het heel mooi dat de voortuinen netjes zijn gemaakt, maar volgens hen had de achtertuin ook aangepakt mogen worden. Deze is geheel omgeploegd en er had wel een nette erfscheidingafwerking tussen de tuinen mogen komen. De derde bewoonster is een oudere vrouw. Ze is heel tevreden over de renovatie. Het is allemaal heel netjes geworden. Ze heeft mooie brede vensterbanken gekregen. Tijdens de renovatie is ze tijdelijk verhuisd naar een wisselwoning. Hier was alleen een gladde vloer waardoor ze daar gevallen is, maar verder was ze wel blij met de wisselwoning. Ze had er niet aan moeten denken in de woning te moeten blijven wonen tijdens de renovatie. Bij de renovatie hoefde van haar de badkamer niet aangepakt te worden. Hierin heeft ze jaren geleden een klein bad laten plaatsen en dit wilde ze zo houden. Boven heeft ze wel nieuwe vloerbedekking laten leggen. De woning is nou geheel weer als nieuw. De vierde bewoners, een ouder echtpaar, vinden de woning nu benauwd en heel warm. Verder zijn ze best tevreden over de renovatie. Dat het warm en benauwd is, is echt een nadeel van de renovatie. Vooral op de slaapkamers is het heel benauwd. Eerst hadden ze overdag altijd het raam overdag open staan en ’s nachts dicht, maar nu zijn ze genoodzaakt ook ’s nachts het raam open te houden. Hierdoor hebben ze dan ook meer last van het verkeer op de doorgaande weg en zomers de mensen die buiten zitten. Het zou een systeem worden dat het koel bleef in de woning, maar dit is niet zo. De installatie is nog wel een keer bijgesteld waarbij werd gezegd dat het nu afdoende zou moeten zijn, maar dat vinden de bewoners zelf nog niet. Daarnaast lekken de dakgoten. Aangezien de man ziekelijk is hebben ze tijdens de renovatie in een wisselwoning kunnen wonen. Dit was voor ongeveer tweeënhalve maand. Hierover zijn ze erg tevreden, zo hadden ze geen overlast. De wisselwoning vonden ze goed genoeg voor tijdelijk. Jammer is dat er door de renovatie de hordeur niet meer past, deze was heel duur geweest en is nu niet meer bruikbaar. Ook zijn er door de renovatie kleine beschadigingen in de woning ontstaan. Aan de buitenzijde is de woning nu helemaal goed, maar intern in er niet veel verbeterd. Ze hebben nog steeds last van geluid van de buren. Als toch de hele woning werd aangepakt is het jammer dat hier niet iets aan gedaan is. De tussenmuren hadden van de bewoners ook geïsoleerd mogen worden. Ook hadden de tussendeuren wel vervangen mogen worden. Deze zitten er al 30 à 40 jaar in. Ook zijn er door de renovatie hier nog meer beschadigingen aan ontstaan. Tot slot vonden ze de renovatie wel nodig, er was al jaren geen onderhoud meer uitgevoerd. Op het warme en benauwde binnenklimaat na zijn ze wel tevreden. De vijfde bewoonster, de vrouw van een gezin met kleine kinderen, vindt de renovatie een erg grote verbetering. Het is nu beter geïsoleerd en dit is zeker te merken. Het is lekker warm binnen, zeker in de winter. Nu is het wel een beetje te warm. Laatst had ze gemeten. Het was toe 20°C buiten en 25°C binnen. Dat is wel jammer. Alles was de woningbouwcorporatie aan een woning zou moeten doen is wel gedaan met de renovatie. Binnen kan er nog iets verbeterd worden, maar dit vindt ze ook de taak van de huurder. Aangezien de bewoonster en haar man beide werk hebben met nachtdiensten konden ze een wisselwoning krijgen tijdens de renovatieperiode. Hier was ze heel blij mee en dit was erg goed geregeld. De grote meubelen hadden ze bij elkaar in het midden van de kamer gezet en afgedekt. De rest konden ze opslaan in een container.
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage C - Projectverslagen
113
De zesde geïnterviewde, een jongen van rond de twintig die samen met zijn vader in de woning woont, vindt de renovatie zeker een verbetering. Het is veel moderner geworden en de woningen zien er nu mooi uit. De badkamer en keuken zijn bij hen ook gedaan en zijn nu veel beter. Alleen de binnendeuren zien er nu nog oud uit, maar deze kunnen ze zelf nog schilderen. Tijdens de renovatie zijn ze in de woning blijven wonen. Voor hemzelf vond hij het niet lastig, maar doordeweeks logeerde hij dan ook bij familie. Voor zijn vader was het wel wat lastig. Die moest soms thuis blijven van zijn werk. Overal liepen dan mensen in de woning. Ze hebben ruim een week geen douche gehad, maar hebben gewoon bij anderen gedoucht. De bewoner vond dat er goede begeleiding was. Er was van tevoren duidelijk aangegeven wat wanneer ging gebeuren. Hij vindt de gehele uitvoer en het resultaat alleen oké. Het was ook nodig dat het gebeurde. De bewoners uit een woning uit complex 506, een gezin met een dochter, vonden de renovatie afzien. Ze hebben drie weken geen keuken en douche gehad. Dit vonden ze echt niet kunnen. De wisselwoningen waren voor hun gevoel allemaal uitbesteed aan Marokkanen. Ook vonden ze het een groot probleem dat ze vaak thuis moesten zijn. Hiervoor moesten ze vrij nemen van hun werk. Ook kwam het voor dat ze vrij hadden genomen en dat ze dan toch niet kwamen voor werkzaamheden. De woningbouwcorporatie heeft gefaald in de begeleiding van de bewoners. Als je je huurders drie weken zonder badkamer en keuken laat zitten zou het wel prettig zijn als je ze halverwege eens vraagt hoe het gaat en of ze het nog volhouden. Over de werkmensen zijn ze wel erg tevreden. De sociaal projectleider van de woningbouwcorporatie had van tevoren gouden bergen beloofd en hier kwam niks van terecht. Zo was gezegd dat ze een vergoeding zouden krijgen voor het opnemen van snipperdagen, niet dit bleek later niet zo. Ook voelen zich besodemieterd. Op een gegeven moment moesten ze tekenen voor een lijst met punten wat nog gedaan moest worden, maar dit bleek voor de totale oplevering te zijn. Daarna zijn ze nog maanden lang langs geweest voor werkzaamheden. Afgesproken was dat de renovatie drie weken zou duren, voor alle dagen erna zouden ze een vergoeding krijgen van €50,-, maar nadat ze voor die lijst hadden getekend kregen ze voor al de dagen erna geen vergoeding meer, terwijl ze er wel vaak vrij voor hebben moeten nemen. Bij bellen naar Aramis kreeg je geen gehoor en ook de werkmensen werden van het kastje naar de muur gestuurd. Over het resultaat zelf zijn ze op zich tevreden, het is nu goed geïsoleerd en dat merken ze zeker in de stookkosten, maar de manier waarop zijn ze zeer ontevreden over. De meeste ergernis is over de communicatie, afspraken werden niet nagekomen. Over het resultaat vinden ze het wel jammer dat ze geen nieuwe deuren hebben gekregen. Deze waren al oud en doordat ze keuken gestuukt is, zijn hier allemaal beschadigingen aan ontstaan. De ene kreeg wel dingen en de ander niet. Het vergoedingsbedrag dat ze kregen was veel te laag. De brandgangen zijn afgesloten en er is verlichting in opgehangen, alleen doet niemand het hek op slot en werken de lampen niet. Dit had totaal geen nut, maar ze vinden het wel wenselijk voor de veiligheid is het wel zou werken. Het eindresultaat vinden ze goed, maar de planning vonden ze ronduit slecht. De keuken en badkamer had niet tegelijk gedaan moeten worden. De laatste bewoner is tevreden over zijn gerenoveerde woning. Het ziet er veel beter uit en is nou goed geïsoleerd. De dakgoten zijn alleen nog niet goed en bij hem is het zonnepaneel nog steeds niet goed aangesloten, dus werkt niet. Tijdens de renovatie had hij wel veel overlast en het duurde lang. De planning liep uit en op een gegeven moment moesten ze een lijst tekenen met punten die nog gedaan moesten worden. Maar de afwerking hiervan duurde nog een hele tijd. Van de woningbouwcorporatie kreeg je vaak geen of laat geen reactie. Ze belden niet terug of zeiden dat ze van niks wisten. In de tuin zijn schuttingen neergezet. Vooraf hadden ze iedereen van de hoekwoningen gevraagd en hierbij werd aangegeven dat ze een muur wilden. Toch zijn er houten schuttingen neergezet. Deze zien er wel mooi uit, maar kinderen kunnen er over klimmen en het houdt minder het geluid tegen. De buurman heeft na de renovatie in zijn schuur een keuken gemaakt, maar volgens de bewoners is dit niet veilig en weet hij niet of dit wel mag. Over het algemeen is hij wel tevreden over de renovatie.
C2
Prinses Beatrixlaan
Bij de renovatie van de Prinses Beatrixlaan zijn portiekwoningen in bewoonde staat gerenoveerd en omgebouwd tot galerijwoningen, waarbij duurzaamheid ook grote aandacht heeft gekregen. Dit project is al in 2008 opgeleverd. De woningbouwcorporatie gaf aan dat dit voor hun en de bewoners op de rand (en soms over de rand) zat wat nog mogelijk was en ze weten niet of ze nog in keer op dit niveau in bewoonde staat zouden willen renovatie. Hieronder een verslag van het interview met de projectleider van de woningbouwcorporatie, de tevredenheid van de bewoners over de renovatie welke voortkomt uit een gehouden enquête door de woningbouwcorporatie en een drietal interviews die bij bewoners zijn afgenomen voor dit afstudeeronderzoek. Interview woningbouwcorporatie Voor het onderzoek is op 30 maart 2011 een interview gehouden met de heer Piet Duynisveld, de projectleider van woning-
114
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
corporatie WoonInvest. Het complex betreft 104 portiekwoningen (voornamelijk drie- en vierkamerwoningen en enkele vijf- en zeskamerwoningen), zes eenkamerwoningen waarvan er één tijdens de renovatie is omgevormd tot de collectieve stookruimte, en tien eengezinswoningen. Het complex is gebouwd in 1962 en gerenoveerd in 1978. De redenen voor de huidige renovatie waren: • • • • • •
Veel koudebruggen in betonelementen met schimmelklachten tot gevolg Zeer slechte kunststof kozijnen toegepast in 1978 Veel houtrot in de bestaande houten kozijnen Zeer gedateerd omdat er ruim tien jaar geen onderhoud was uitgevoerd Hoge kosten mutatie onderhoud (veelal aan douche, keuken en toilet) Slecht binnenmilieu door aanwezigheid van moederhaarden, keukengeisers en ontbreken van mechanische ventilatie
De renovatie had tot doel de bewoners in hun sociale structuur te laten, de woningen geschikt te maken voor de doelgroep ouderen zodat deze langer in de woning kunnen blijven wonen en de energielasten voor de bewoners omlaag te brengen door de toepassing van duurzame energieopwekking en hoogwaardige isolatiemaatregelen. De uitvoeringsvolgorde was bij dit project erg belangrijk doordat er een plattegrondwijziging plaats vond, maar wel de woning en ruimte toegankelijk voor de bewoners moesten blijven. De renovatie was ingedeeld in drie fasen. In fase 1 werden de buitenwerkzaamheden gedaan. Er zijn twee nieuwe tappenhuizen en liften aangebracht. De buitenkozijnen zijn vervangen waarbij eerst enkel gebruik zou worden gemaakt van FSC hout, maar door leveringsproblemen is gekozen om de kozijnen van de woonkamer en de hoofdslaapkamer uit te voeren in kunststof. Aan de achterzijde van de woningen is de nieuwe galerij- en balkonconstructie aangebracht, zodat de woningen ook door de balkondeur in de keuken ontsloten konden worden. De gevel is geïsoleerd aan de buitenzijde met hardschuim isolatieplaten van styrofoam van 80 mm dikte met een Rc van 3,0, welke is afgewerkt met keramische tegels. In fase 2 is de slaapkamer en entreewisseling plaatsgevonden. Hierbij is de bestaande portieken met de trappenhuizen gesloopt en zijn hierin nieuwe vloeren met houten balken gemaakt, waarna na vloer en wandafwerking de bewoners twee weken de tijd kregen om de achterslaapkamer naar deze ruimte te verhuizen. In de oude slaapkamer is een woningscheidende wand aangebracht en nieuwe voordeuren naar de galerij, zodat deze nu als nieuwe toegang naar de woningen gebruikt kan worden. Daarnaast is hierin een nieuwe meterkast met stijgleidingen warmwatervoorziening en cv leidingen gerealiseerd. In de derde fase zijn de binnenwerkzaamheden verricht. Het keukenblok, tegelwerk en sanitair in de badkamer en toilet is vervangen. De bestaande cv installatie met moederhaard is verwijderd en vervangen door een collectief verwarmingssysteem aangesloten op zonnecollectoren en met lage temperatuur verwarming met nieuwe radiatoren is aangebracht. De groepenkast is vervangen en er is mechanische ventilatie aangebracht met een 3-standen RF schakeling in de woning. Het dakbedekking is vervangen en isolatie van gerecyclede EPS korrels in een afschotmortel met Rc van 3,7 met een dikte van 70 tot 130 mm is aangebracht. Op het dak van één van de blokken zijn de zonnecollectoren geïnstalleerd. Tegen het plafond van de bergingen is vloerisolatie Heraklith met Rc 3,5 met een dikte van 70 mm aangebracht. Door al deze maatregelen is een EPC van 0,98 bereikt en gingen de woningen van een E of F label naar energielabel A. Dit zou voor de bewoners moeten leiden tot een besparing op de stookkosten van circa 35%, wat neer zou komen op €30,- tot €40,- per maand. Voor het maken van de plannen is uitgegaan van de belangen van de bewoners welke voornamelijk voortkwamen uit de binnengekomen klachten en de vraag voor liften en vergrote balkons. Het plan is aan de bewonerscommissie voorgelegd waarbij werd medegedeeld dat zij hiervoor een huurverhoging van circa €50,- per maand gingen betalen. Daarna is het plan gepresenteerd op twee bewonersavonden. Hierna stemde al snel 60% van de bewoners in met de plannen. Voor het resterende deel zijn de weigeraars thuis bezocht, waarna er nog maar 10% tegen bleef. Deze bewoners hadden echter geen keus meer, aangezien de 70% benodigde instemming was behaald. Bij de volgende projectbesprekingen zat daarna de bewonerscommissie steeds aan tafel. Zo ook bij de presentatie van vijf aannemers voor de aanbesteding. Voor de communicatie naar de overige bewoners is gebruikt gemaakt van een informatiebrochure, verschillende nieuwsbrieven en brieven van de aannemen met daarin de planning voor wanneer er bij welke woningen welke werkzaamheden verricht gingen worden. De totale werkzaamheden voor de renovatie van dit complex hebben anderhalf jaar geduurd. Voornamelijk fase 3 zorgde wel
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage C - Projectverslagen
115
voor overlast voor de bewoners. Drie tot vier weken hadden ze matig tot geen gebruik van keuken, douche en toilet. Hiervoor is buiten een unit neergezet met zes douches, kregen ze een noodkeuken welke elke dag werd af- en aangesloten en werd de bestaande toiletpot elke dag aan- en afgesloten of kregen ze een chemisch toilet. Om het leed te verzachten kregen de bewoners een ongeriefvergoeding tussen de €2000,- en €2600,-. Bij de renovatie waren er echter wat tegenslagen. Zo bleek de hoeveelheid FSC hout dat in voorraad is en de verdeling of verschillende handelaren een belemmering te zijn, waardoor er voor de vaste kozijnen overgestapt is tijdens het proces op gerecycled kunststof kozijnen. Door de overspannen arbeidsmarkt was er een personeelstekort. Tijdens de uitvoering kwamen ze erachter dat het kozijn van de wisselslaapkamer pas vervangen kon worden in fase 2, aangezien deze slaapkamer in de tussentijd tussen fase 1 en 2 van circa drie maanden geen ventilatiemogelijkheden had. Daarnaast bleek er nog veel asbest in de woning aanwezig te zijn in de vorm van codivinyltegels in keuken, hal en slaapkamer. De gips ondergrond in de natte ruimten bleek ook een lange droogtijd te hebben. Na uitvoering van het project heeft WoonInvest een enquête onder de bewoners uit laten voeren. Ook al worden deze enquêtes, die een standaard na elk renovatieproject worden gehouden, door een gespecialiseerd bureau worden gemaakt en uitgevoerd, blijven de conclusies oppervlakkig en vaag. De heer Piet Duynisveld zou dit afstudeeronderzoek nuttig en bruikbaar vinden als hiermee aanbevelingen worden gedaan hoe een goede enquête gehouden kan worden waaruit voortkomt wat bewoners ervaren als overlast en voornamelijk hoe ze dan zelf denken dat dit voorkomen kan worden, zodat deze gegevens ook gebruikt kunnen worden bij een volgend project. Gegevens uit enquête In mei 2009, bijna een jaar na oplevering, heeft WoonInvest een enquête laten houden naar de tevredenheid van de huurders over de renovatie. Hierbij was een respons van 46%. In deze enquête werd ingegaan op: • • • •
De informatievoorziening De uitvoering Het resultaat Algemene punten
Uit de enquête kan het volgende opgemaakt worden. De bewoners zijn tevreden met de informatiebrochure en nieuwsbrieven van de woningbouwcorporatie, maar de brieven van de aannemer en de informatie over wanneer de werkzaamheden in de woning plaatsvinden en de informatie over de tijdstip van de uitvoering scoren gemiddeld maar net een zes. Opvallend is dat een groot deel van de aanvullende opmerkingen (59%) ingaat over dat werkzaamheden die niet op het geplande en afgesproken tijdstip werden uitgevoerd. Over de uitvoering tijdens het renovatieproject zijn de bewoners niet tevreden. Het schoon achterlaten van de woning na uitvoering van de werkzaamheden wordt het laagst beoordeeld met gemiddeld een 4,9. 39% van de aanvullende opmerkingen over de uitvoering gingen hier dan ook nog over. Het nakomen van afspraken door medewerkers van de aannemer en beperken van de overlast scoren beide net geen voldoende. Over het gedrag van de uitvoerende bouwvakkers en het gedrag en begeleiding van de projectopzichter en woonconsulent van WoonInvest zijn de bewoners wel tevreden. Opvallende opmerkingen over de uitvoering zijn: • • • •
Je kunt niet blijven in woning tijdens zo’n renovatie De overlast was echt veel ingrijpender dan aangekondigd Anderhalf jaar zonder verwarming gezeten Ze waren vaak op veel plaatsen tegelijk aan het werk
Over de begeleiding tijdens de uitvoering was 58% van de opmerkingen negatief. Hierbij werd vaak opgemerkt dat er weinig of geen contact was geweest met de woonconsulent. Ook werden er punten aangekaart als woningen die zonder toezicht werden achtergelaten, diefstal, en dat er niet goed begeleid kon worden doordat het overzicht kwijt was door te veel werknemers in te veel woningen. Positieve opmerkingen werden gemaakt over het begrip, de behulpzaamheid en de betrouwbaarheid. Over het uiteindelijke resultaat zijn de bewoners wel tevreden en dan met name de buitenzijde van het complex. Opmerkingen zijn veelal gemaakt over (kleine) werkzaamheden die nog niet verricht of nog niet in orde zijn en wel in de planning stonden. Ook zijn er opmerkingen gemaakt over negatieve effecten, zoals de loopafstand tot de lift en het in zicht zijn van de verwar-
116
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
mingsbuizen. Daarnaast wordt er aangegeven dat ze zelf veel hebben gedaan of moesten doen. Bij de algemene punten is gevraagd wat de bewoners als meest positief en negatief hebben ervaren. Een groot deel (41%) is positief over te contacten en behulpzaamheid van de uitvoerder en werklui, maar ook tussen de bewoners onderling. 34% is het meest blij met het uiteindelijke resultaat, waarbij het mooier en netjes worden, het vergroot balkon en de badkamer worden genoemd. Bij de negatieve ervaringen gaat 31% in op de overlast waarbij wordt genoemd: • • • •
Onleefbare situatie (31%) Vuil, lawaai en stof (31%) Geen sanitair (31%) Wonen in een te kleine ruimte, doordat ruimtes leeg moesten (8%)
Daarnaast wordt als meest negatief beschouwd: de lange duur van het project (17%), het gedrag en het niet nakomen van afspraken (14%), het resultaat en de afwerking (12%), geen rekening gehouden is met de bewoners en er weinig begrip was voor hun situatie (10%) en nog niet afgehandelde zaken of lang geduurd hebben (7%). Voor verbeterpunten geeft 25% aan dat er beter gecommuniceerd moet worden. 21% van de respondenten geeft aan de bewoners naar een andere woning te laten verhuizen gedurende renovatie. Eveneens 21% geeft aan dat er meer rekening gehouden moet worden met de bewoners. 15% vindt dat de planning verbetering verdient en 6% vindt dat er een betere controle moet komen. Daarnaast worden er nog overige suggesties geven: • •
Uitdelen van plasticfolie om meubels stofvrij te houden Mee bijstand bij voorbereiding
Bij de verdere op- en aanmerkingen over dit project uit 38% zich tevreden over het resultaat. 25% noemt nog eens de klachten die nog niet afgerond zijn of pas na lange tijd. 14% betreffen overlast en ongemak gedurende de renovatie en 7% gaat in op de slechte planning. Daarnaast wordt nog genoemd: • • •
Wil dit niet voor een tweede keer meemaken Bouwvakkers hadden sleutels ook nog na het werk en er is veel gestolen Als ik dit van te voren had geweten dan was ik verhuisd
Interview bewoners Om een beter beeld over de bevindingen van de bewoners te krijgen zijn ook enkele huurders ondervraagd. Hiervoor is op woensdag 30 maart overdag bij 20 bewoners aangebeld met de vraag of ze tijd en zin hadden om een paar vragen te beantwoorden over hun bevindingen van de renovatie. Acht bewoners deden open, waarvan drie wilden meewerken. Bij het eerste interview bleek al dat het lastig was de vragenlijst één op één te volgen. De bewoner, en dit gelde voor alle interviews, wilde eerst even haar of zijn mening kwijt. De vraag welke factoren meespeelden bij het instemmen met de renovatie bleek niet echt meer te beantwoorden, aangezien de renovatie al ruim tweeënhalf jaar geleden klaar was en de instemming al enkele jaren daarvoor. Het eerste interview werd afgenomen bij een vrouw van een huishouden met vijf personen. Dit huishouden kan beschouwd worden als Knokkers. De bewoner geeft aan dat ze niet betrokken is bij wat de woningbouwcorporatie met de renovatie wilde gaan uitvoeren. Ook had ze niet het gevoel dat ze hier invloed op had kunnen uitoefenen. De bewoonster geeft aan de renovatie voor haar geen grote verbetering is. Ze wonen op de eerste verdieping aan het eind van de galerij. De lift gebruiken ze dus niet, maar door de omvorming tot galerijflat moet ze nu steeds het stuk over de galerij lopen wat als erg tijdrovend en onnodig wordt beschouwd. Naast hun woning bevindt zich wel de noodtrap, maar deze mag alleen worden gebruikt bij nood aangezien het veel lawaai geeft in de woning ernaast. Ze gebruiken deze dan ook niet, omdat dit ook aanzet tot gebruik van andere bewoners, waar ze zelf dan last van hebben. Ondanks dat ze de renovatie geen directe verbetering vindt voor haarzelf, is zelf in het algemeen wel tevreden over het resultaat van de renovatie. Ze is blij dat de douche en het toilet gedaan zijn en het gebouw ziet er nou mooi uit aan de buitenzijde. Wel had de afwerking in de woning beter gemoeten. Iedereen was tegelijk bezig en alles moest snel, waardoor nu de verwarming scheef hangt en de lichtknopje niet goed werkt. De huurverhoging vindt ze niet terecht. Het was teveel in één keer. De renovatie was erg zwaar. Ze zijn meer dan een jaar bezig geweest en er Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage C - Projectverslagen
117
was continue lawaai. Voor als er werkzaamheden aan hun woning waren moesten ze vroeg op en ze waren overal tegelijk in je woning bezig. Waardoor er nergens ruimte was om je eigen dingen te doen. Met de kinderen was de bewoonster veel buiten. Het gebruik van de douches buiten met de kinderen was ook gedoe. Voor haar man was het niet zo’n probleem allemaal. Hij is overdag aan het werk en kan anders wel gaan wandelen of iets dergelijk, maar met kleine kinderen is zo’n renovatie wel een groot probleem. Achteraf had de bewoonster liever tijdelijk naar een andere woning verhuisd en na de renovatie teruggekeerd naar dit complex. Uiteindelijk is ze wel blij en tevreden over de renovatie, maar de galerij blijft een minpunt. Vooral met boodschappen en ’s ochtends als er al haast is om de kinderen op tijd naar school te brengen. Het liefst verhuist ze naar begin van de galerij, maar haar man vindt deze woning juist het mooist, aangezien hij op een hoek is gelegen en een extra zijraam heeft. Het tweede interview is afgenomen bij een alleenstaande gepensioneerde man welke beschouwd kan worden als Vrije Geest. Deze bewoner beschouwde de renovatie als een ramp. Het heeft twee jaar geduurd waarin sommige bewoners plotsklaps verhuist zijn, aangezien ze er niet meer tegen konden. Het was een hoop herrie, troep en rotzooi. Bij de start van de planvorming in 2000 had hij van de woonconsultent van de woningbouwcorporatie gehoord dat ieder complex altijd een bewonerscommissie heeft, maar dat het bij de Prinses Beatrixlaan dit niet het geval was en wel handig zou zijn om als bewoners sterk te staan om invloed uit te oefenen op de plannen. De geïnterviewde bewoners heeft deze toen opgericht. Met het voorleggen van de plannen door de woningbouwcorporatie heeft hij zelf een ander idee aangedragen. Galerijwoningen zijn niet meer van deze tijd. De bewoner had het idee van een lift per portiek. Doordat de bewoner zelf bij een architectenbureau heeft gewerkt, ook al was het niet als architect of bouwkundige, vindt hij wel dat hij zicht heeft op wat kan. De het blok naast dit complex, welke van een andere corporatie is, hebben ze ook liften per portiek toegevoegd. Als ze een hydraulische lift gebruiken, hoeft het helemaal niet zoveel te kosten. Maar de woningbouwcorporatie heeft niks met dit idee gedaan. Met de renovatie is wel bijzonder veel verbeterd, voornamelijk de buitenkant. Het is goed geïsoleerd en dit scheelt enorm in de stookkosten. De lift is een enorme verbetering, voornamelijk voor ouderen, waartoe de bewoner zich echter nog niet rekent. De galerijen waren een slechte optie, iedereen loopt hier langs de ramen. Met de renovatie is bijna alles wel aangepakt en verbeterd. Er zijn dan ook niet echt punten die de bewoner ook verbeterd had willen zien. Enkel wat kleine afwerkingen, zoals het infrezen van de wandcontactdozen. Als de bewoners er voor de tijd van de renovatie uit de woning waren gegaan had er wel meer binnen verbeterd kunnen worden, maar dit kost te veel en dan hadden de huren waarschijnlijk veel meer gestegen. De bewoner was volmondig voor een renovatie, hij is voor alles wat vernieuwd en moderniserend is. Op de uitvoering en de renovatie op zich had hij wel veel tegen. Er zijn stomme uitvoeringsfouten gemaakt, zoals de kabelaansluiting die nu afgeblokt is door de radiatorbuizen. De overlast was de herrie, stof en bouwvakkers die overal lopen. De bewoner had het gevoel dat hij continue op de werklui moest letten zodat ze geen vieze spullen zomaar overal neerlegden. Op een gegevens heeft hij zelf natte lakens voor alle ingangen opgehangen tegen de stof, met de reden dat bouwstof funest is voor de elektronica. Tegen de overlast is er volgens de bewoner niks te doen, enkel leven met de feiten van de dag. Er is wel een financiële compensatie gegeven, maar dit was maar een schijntje en stond niet in verhouding met de overlast. De huurverhoging vond hij wel terecht. Voornamelijk voor het toevoegen van de liften en de energiebesparing. De verlaging van de stookkosten compenseren dan ook ongeveer de huurverhoging. Daarnaast vindt hij de centrale ingang prima. Er is hier echter wel last van vandalisme van jongeren. Uiteindelijk is de bewoner wel tevreden met de renovatie, doordat je al vrij snel de ellende vergeet. Hij vindt echter niet dat zijn belangen voldoende zijn meegenomen bij de renovatie. Ze hebben niks gedaan met zijn technische adviezen en op een gegeven moment is hij zelfs geweigerd aan de vergadertafel te komen zitten. De derde bewoner die geïnterviewd is, is ook een alleenstaande gepensioneerde man, maar tijdens de renovatie leefde zijn vrouw ook nog. Deze bewoner is te typeren als Modale Burger. Bij de planvorming had deze bewoner het gevoel minimaal door de woningbouwcorporatie betrokken te zijn wat er ging gebeuren. Vooraf waren er inloopavonden waar verteld werd wat de bedoeling was, maar er kon geen invloed uit de plannen uitgeoefend worden. Deze plannen gingen voornamelijk over wat er aan de buitenkant ging gebeuren, maar het was onbekend hoe het uitgevoerd werd. Om voldoende instemming van de bewoners te krijgen voor de renovatie is de bewonerscommissie ingezet die andere bewoners hebben overgehaald. De bewonerscommissie wilde graag dat er gerenoveerd ging worden, aangezien het complex aan het verpauperen was. Bewoners werden over de streep getrokken doordat er liften toegevoegd gingen worden, maar de huurverhoging was een belemmering. De bewoner zelf vindt de uitstraling het belangrijkst wat verbeterd is aan het complex en dat er dubbel glas is gekomen. De verwarming is echter niet verbeterd. Er is gebruik gemaakt van lage temperatuur verwarming, maar er is geen of onvoldoende circulatie van het water door de radiatoren en de radiatoren zijn nog steeds niet goed ingeregeld. Na twee jaar hebben ze wel aanpassingen aan de radiatoren gedaan, maar het werkt nog steeds niet goed. Bij de renovatie konden de keuken en badkamer verbeterd worden, door deze te laten vergroten, maar hierin moest de bewoner zelf investeren. Dit was echter bij de planvorming naar de bewonerscommissie helemaal niet verteld. Daarna werd aan de bewoners voorgeschoteld dat het vergroten van de badkamer, door inbouwkasten van de slaapkamer weg te halen het de bewoner een investering van €300,- zou kosten, maar bij de voorstelling van de opties in de proefwoning bleek dat ze er €1600,- voor wilden hebben. Dit is toen wel
118
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
weer teruggeschroefd naar €500,-. Bij de plannen en de planning was de woningbouwcorporatie ervan uitgegaan dat elk huis hetzelfde was, maar door de jaren heen waren er kleine aanpassingen gedaan waardoor die niet meer zo was. Dit is niet goed geïnventariseerd. Vooraf zijn wel van alle woningen foto’s gemaakt, maar deze zijn tijdens het proces kwijt geraakt en er is dus niks mee gedaan. Op dit punt zijn ze dus tekort geschoten. Tijdens de renovatie heeft de bewoner zes weken zonder keuken gezeten. Hiervoor kreeg de bewoner wel een dubbelpits gasstel te leen. Ook kon je ook chemisch toilet krijgen. Buiten waren er douches neergezet, maar deze moesten de bewoners zelf schoonhouden, wat dus niet gedaan werd. De bewoner heeft tijdens de renovatie voornamelijk bij andere bewoners uit te complex gedoucht en gegeten en visa versa, afhankelijk wanneer er werkzaamheden bij wie plaats vonden. Overlast vond de bewoner vooraf het zoekende in je eigen huis zijn naar spullen, doordat de bewoner zelf veel moest afschermen en verplaatsen om ruimte vrij te maken, maar ook ruimten die tijdelijk afgesloten waren. Daar kwam bij dat ze overal tegelijk bezig waren en door uitloop de planning niet klopte. Hierdoor was er voor de bewoners vaak geen overzicht wat wanneer ging gebeuren en waar ze aan toe waren. Er had dus beter nagedacht moeten worden wat en wanneer ging gebeuren en ook beter tussen de verschillende onderaannemers gecommuniceerd moeten worden, zodat werkzaamheden beter op elkaar afgestemd konden worden. Een strakke planning is heel belangrijk of een project slaagt. Hierbij hebben de bewoners echter ook verantwoordelijkheid. Niet iedereen was altijd thuis op afgesproken tijdstippen of ruimtes waren nog niet vrijgemaakt, hierdoor ontstond er ook veel tijdsverlies. De binnenrenovatie heeft te lang geduurd, er is uiteindelijk toch te makkelijk over gedacht. Hierdoor viel de renovatie voor de bewoner achteraf gezien tegen. Doordat hij de hele dag thuis was kon hij het wel gemakkelijk inplannen en is de renovatie wel de moeite waard geweest. De huurverhoging vond de bewoner ook wel terecht doordat er liften bijkwamen. De jaren voor de renovatie was er überhaupt weinig verhoging geweest door het achterstallig onderhoud en ook tijdens de renovatie niet. De bewoner vond de €50,- meevallen, ook omdat hier niet van afgeweken is, ondanks dat de renovatie over het budget heen ging. Hier kon ook laag gehouden worden doordat er flink wat subsidies waren voor de zonnecollectoren op het dak. De bewoner is achteraf gezien ook het liefst in zijn woning blijven wonen. De leefomgeving is erg goed, met een park naast het complex, de tram voor de deur en supermarkt, winkels en metro dichtbij. Als je weggaat is het onzeker of je daar naar je plezier zult wonen en naast wie je terecht komt, ook al is het maar tijdelijk voor de duur van de renovatie. Daarnaast was de bewoner bang die hij niet weer zo’n grote woning zou kunnen krijgen, hij heeft nu namelijk een zeskamerwoning. Ook heeft hij doordat hij in de woning bleef wonen tijdens de renovatie (kleine) invloed kunnen hebben op de uitvoering in het huis. De bewoner vindt dan ook dat zijn belangen niet voldoende zijn meegenomen door de corporatie, maar dat hij ze zelf heeft gemaakt. Hij heeft weinig overlast ondervonden, maar het was voornamelijk afwachten wanneer de werklieden kwamen. De onderaannemer zei dingen die niet waargemaakt werden en er was veel uitloop. De uitvoerder kon niet alles overzien. Een heel goede planning is belangrijk, maar ook bewoners moeten hieraan meewerken. Vaak was er geen rust in de tent. De planning moet echt goed in elkaar zitten, dat voorkomt een hoop ellende en onrust voor bewoners. Doordat er acht jaar van tevoren al gezegd was dat er gerenoveerd ging worden, stelden bewoner ook hun eigen klussen uit en werd het moment van renovatie aangegrepen deze ook te doen. Zo heeft de bewoner tijdens en na de renovatie zijn hele huis opnieuw vanbinnen geverfd en een nieuwe laminaatvloer erin gelegd. Maar ook heeft hij de werklui gestuurd tijdens de uitvoering hoe het beter (naar zijn wens) kon, bijvoorbeeld dat de kabels die door de entree liepen ook weggewerkt konden worden in de nieuwe scheidingsmuur, zodat er ook geen verlaagd plafond nodig was. De bewoner heeft zelf bredere venterbanken, een aanrechtblad en een radiator voor in de keuken gekocht en deels zelf en deels door de bouwvakkers laten plaatsen.
C3
Biddinghuizen
Marcha Groen - 4 mei 2011 Marcha Groen is woonconsulent van woningbouwcorporatie OFW en heeft het renovatieproject Centrum Biddinghuizen begeleid. Het project bestond uit sloop en modernisering van de woningen in het centrum van Biddinghuizen. Dit was ingedeeld in drie fases, waarbij de derde fase onder UKR NEW projecten valt. Normaal willen we woningen minimaal naar label B verbeteren, maar bij dit project hebben we gekozen om minimaal naar label A te gaan. Het gaat om 85 woningen waarvan elf seniorenwoningen en verder gezinswoningen. De woningen zagen er veelal hetzelfde uit, maar hierin wilde OFW meer differentiatie, zodat het qua uiterlijk unieke woningen worden. OFW heeft een huurdersbelangenvereniging met in ieder dorp (Dronten, Biddinghuizen en Swifterbant) een coördinator. Bij de start van een moderniseringsproject wordt de coördinator gevraagd een bewonerscommissie op te richten. Hierbij wordt gestreefd naar uit iedere straat en van elk woningtype één bewoner en totaal een oneven aantal zodat bij beslissingen de stemmen niet staken. Om bewoners er meer geïnteresseerd voor de bewonerscommissie te maken wordt door OFW eerst alle
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage C - Projectverslagen
119
huurders aangeschreven. Uiteindelijk zaten er bij dit project zes mensen in de bewonerscommissie. Voor de start is door OFW eerst een probleemanalyse gemaakt waarin de bewoners en de staat van de woningen zijn geanalyseerd. Hierbij is ook bij een aantal bewoners de woning van binnen bekeken, zodat zij toe ook dingen konden aangeven. Daarna is de probleemanalyse voorgelegd aan de bewonerscommissie, waarna deze hem kon aanvullen. Dit is aan de aannemer voorgelegd, waarna deze een voorstel voor een renovatie kon doen. Meestal wordt dit aan twee aannemers gevraagd. OFW heeft wel het beslisrecht wie het uit gaat voeren, hier hebben bewoners te weinig zicht op. In de ontwerpfase zijn de plannen gepresenteerd, waarna zij konden gaan meedenken op detailniveau zoals de kleurstelling en indeling van de ramen. Bewoners zijn altijd wel blij met het gepresenteerde ontwerp. Ze hadden hier ook al een voorbeeld hoe mooi het kan worden aangezien zij de derde fase waren van het gehele moderniseringsplan. Bij de renovatie is de buitenkant volledig aangepakt. Binnen konden bewoners kiezen voor een badkamer vergroting of verplaatsing. De voorbereiding duurde een half jaar. Nadat het plan definitief was is het plan bekend gemaakt aan alle bewoners door middel van een informatiebrochure en een informatieavond. Daarna zijn er individuele afspraken gemaakt voor de warme woningopname. Hierbij was de projectleider van OFW en de aannemer aanwezig. De bewoner kon tijdens deze woningopname ook zijn specifieke wensen kenbaar maken. Daarna konden de bewoners op kantoor bij OFW een keuze maken voor een nieuwe badkamer of keuken. Bij de informatiebrochure zat ook een akkoordverklaring. Bij de informatieavond is al geprobeerd een zo groot mogelijke instemming te krijgen. Al snel was de 70% gehaald zodat ze wisten dat het door kon gaan, maar daarna is er nog wel aan gewerkt dat iedereen deze verklaring tekende. Er was al vertrouwen bij de huurders, omdat bewoners al gewend zijn aan onderhoud en moderniseringswerkzaamheden. Tijdens de uitvoering moesten de bewoners zelf hun eigendommen aan de kant zetten. Als ouderen hulp nodig hebben helpt de aannemer hierbij. De werkzaamheden betekenden veel voor de privacy. Er wordt 13-14 weken in de woning gewerkt. De aannemer dekt in principe alles af, maar als mensen zelf meer af willen dekken is er extra folie beschikbaar. Daarnaast kunnen huurders verhuisdozen krijgen en zijn er containers in de wijk neergezet, omdat ze hiervoor vaak hun hele huis opruimen en veel weg willen doen. Bij de renovatie is begonnen met het verwijderen van de schoorstenen. De zolder is aan de binnenzijde geïsoleerd. De voorkeur gaat uit om dit aan de buitenzijde te doen, maar in de blokken zijn ook koopwoningen. De woningen waren eerst van de Rijksdienst, maar bij overdracht naar de woningbouwcorporatie konden de bewoners ook kiezen hun eigen woning te kopen. De gemeente had de eis dat de nokhoogte van alle woningen hetzelfde is. Er is wel geprobeerd de koopwoningen ook mee te nemen. Deze bewoners zijn ook uitgenodigd voor de informatieavond, waarbij ze werd aangeboden ook de verschillende werkzaamheden (allemaal los te kiezen) bij hun woning uit te voeren laten tegen kostprijs. Af en toe is er meegedaan, maar de kosten voor de gehele renovatie werd te hoog bevonden (ongeveer €70.000 inclusief badkamer). Enkele hebben ook hun dak laten verbeteren en één heeft alleen een nieuwe voordeur. De verdere werkzaamheden aan het dak bestonden uit het vervangen van de dakpannen. De gevels zijn gereinigd en het voegwerk is vervangen. Dit levert veel geluidsoverlast op voor de bewoner. De spouw is nageïsoleerd. Bij een deel van de woningen was dit al gedaan in de jaren ’80 naar keuze van de bewoner, maar bij thermografische opnames was van tevoren al zichtbaar dat deze vlokken veelal waren weggezakt. Bij één blok is uitgeprobeerd de buitenspouwmuur de verwijderen, waarna geïsoleerd kon worden met plaatmateriaal en er weer nieuw metselwerk omheen kon komen. Dit geeft nog meer lawaai en zit op de grens van het toelaatbare, maar hierdoor kan er wel beter geïsoleerd worden en dit zakt niet weg. Voortaan wordt dit daarom altijd toegepast als het constructief mogelijk is. Alle kozijnen zijn vervangen. Hierbij is wel gezorgd dat de woning ’s avonds weer dicht is, maar voor de afwerking binnen is nog een paar dagen nodig. Ook wordt de voor en achterkant niet tegelijk gedaan. Voor vervanging van het buitenspouwblad is tot nu toe bij alle projecten altijd gekozen voor normaal metselwerk. Dit is de keus van de architect, maar hier gaat ook de voorkeur naar uit, vooral om de begane grond, aangezien dit niet schadegevoelig is. Soms zijn er wel kleine delen van hout. Andere mogelijkheden zijn nooit overwogen. Als laatste is de vloer geïsoleerd. Hiervan hebben de bewoners niet veel hinder. Via het kruipluik wordt er isolatiemateriaal tegenaan gespoten. In de woning is de meterkast vervangen. Toilet, badkamer en keuken is vernieuwd en bewoners konden kiezen de zachtboard plafonds te vervangen door gipsplaten. De overlast van de werkzaamheden is vooral een grote inbreuk op de privacy. Sommige vinden het gezellig en bieden de werknemers koffie aan en sommige vinden het lastig dat ze thuis moeten zijn. Er is altijd een probleem met onderaannemers, waarbij communicatie vaak een struikelblok is. Als er niet voldaan kan worden aan de planning wordt het vaak nagelaten dit te melden aan de bewoners. Als woningbouwcorporatie kunnen we daar ook niet helemaal zicht op hebben, wij weten ook niet wat precies wanneer bij iedereen gebeurd. Daarnaast is er overlast doordat er soms schade is. Bewoners hebben wel veel overlast, maar daar staat tegenover dat ze geen huurverhoging krijgen en op de energielasten bespaart wordt.
120
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Tijdens de werkzaamheden moeten de bewoners het liefst thuis zijn, maar het ligt aan de aannemer. Niet de gehele periode zijn er werkzaamheden in de woning, maar voor de werkzaamheden van de badkamer staat ongeveer tien dagen, voor de keuken vijf en isoleren van de zolder is maar één dag. Mensen moeten maar vrij nemen of iemand anders regelen. Veel mensen geven ook de sleutel af. Hiermee zijn nooit problemen geweest. Omdat er geen huurverhoging wordt gevraagd worden er ook geen vergoedingen gegeven. Alleen als er andere raambekleding nodig om omdat de oude niet meer past wordt er ongeveer €200,- gegeven. Andere vergoedingen bestaan zoveel mogelijk uit materiaal en werkzaamheden en niet uit geld. Tijdens de werkzaamheden aan de badkamer en keuken kunnen deze ook echt niet gebruikt worden. Hulpbehoevenden krijgen een chemisch toilet en er staan sanitaire units in de wijk. Deze worden niet heel veel gebruikt, maar het is wel zo netjes om vervangende voorzieningen te regelen. Daarnaast zijn er één à twee terugtrekwoningen, waarin wel een toilet en douche aanwezig is. De bewoners hadden de keus om hun badkamer te verplaatsen. De meeste woningen hebben vier slaapkamers en de badkamer is inpandig. Ze konden kiezen de badkamer naar de naastgelegen kleine slaapkamer te verplaatsen en een kast te maken van de oude badkamer, of om ze samen te trekken tot een grote badkamer. Een aantal woningen hadden drie slaapkamers, daarom was het hier niet mogelijk om de badkamer te verplaatsen omdat het dan niet meer een gezinswoning is. Wel kon de badkamer vergroot worden door vaste kasten van de slaapkamer bij de badkamer te trekken. De woningen zijn niet heel groot maar er is niet overwogen de woning te vergroten. Niemand heeft hierna gevraagd en dit is zo ingrijpend. De woningen moeten nou weer voor 40 jaar doorgeëxploiteerd kunnen worden. Tijdens de uitvoering zijn er verschillende nieuwsbrieven naar de bewoners gestuurd en is er regelmatig overleg geweest met de bewonerscommissie. Doordat de UKR subsidie tijdens het project is gekregen kon er meer geld worden uitgegeven aan energiezuinige dingen. Er is daarom halverwege besloten om een WTW-installatie toe te passen. De bouwkundige zonwering bleken de bewoners na uitvoer niet op prijs te stellen. In de brochure stond een plaatje hoe het ging worden en er is zelfs nog een maquette gemaakt, maar nu vinden ze het toch niet mooi en wordt er gezegd dat het niet werkt. Het is een oplossing die de architect heeft bedacht. Hierover heeft de bewonerscommissie niet mee kunnen beslissen. Die mochten alleen op detailniveau meepraten en advies geven. Er was nooit veel commentaar op het plan. Over het algemeen kunnen ze als woningbouwcorporatie goed inschatten wat de bewoners willen. Uit de enquête achteraf bleek ook dat de bewoners tevreden waren met een 7,0. Tijdens de verkiezingsperiode heeft de SP nog een bewonersonderzoek gedaan waarbij ze huis-aan-huis zijn geweest. Hieruit kwam dat de bewoners helemaal niet tevreden waren. Dit begreep OFW helemaal niet. De huurdersbelangenvereniging heeft daarom met de SP gesproken en het bleek om een paar ontevreden mensen te gaan en het was opgeblazen voor de campagne. Er is daarna nog een keer een informatieavond voor de bewoners gehouden, maar hier was weinig opkomst. Mensen verwachten aan het einde nog geld voor opknapkosten. Doordat er is gekozen om geen huurverhoging te vragen is er meer draagvlak. Er is het beeld dat bij corporaties veel geld is. Aan het eind wordt een project altijd feestelijk afgesloten. Dit wordt erg gewaardeerd door bewoners, maar bij wijken met veel werkende mensen is de opkomst hiervoor wel laag. Het project zat op het randje van het toelaatbare. Er wordt vaak samengewerkt met dezelfde aannemer. Hiermee hebben ze al veel uitgeprobeerd. Zo is er afgesproken dat woningen direct worden afgetimmerd na vervanging van de kozijnen, zodat mensen niet te lang geen gordijnen kunnen hebben hangen. Ze hebben ook wel eens een project gedaan waarbij de werkzaamheden meer tegelijk werden uitgevoerd, maar bewoners vinden het toch meestal prettiger als het gespreid is en ze tussendoor even adem kunnen halen. Werkzaamheid twee wordt nu gestart als de eerste werkzaamheden bij de eerste 20 woningen zijn gedaan en zo verder. Als het slecht weer is kunnen ze dan ook overgaan op het werk binnen, zodat ze niet zonder werk zitten. Het wordt wel steeds per blok gedaan, dus ongeveer per vijf woningen. Bij de woningen waar het spouwblad eraf ging zette wel daarna de winter in. Hierdoor zijn er bij deze woningen er wel doeken voor gespannen en is een vergoeding gegeven voor de extra stookkosten. Voor de planning wordt bij de warme opname ongeveer verteld wanneer ze aan de beurt zijn, maar dit staat niet op papier. De aannemer bericht de bewoners enkele dagen of een week voor de werkzaamheden wanneer hij in de woning moet.
C4
De Rembrandtflat
Gerke Brouwer - 9 mei 2011 Gerke Brouwer is directeur van de woningbouwcorporatie Openbaar Belang in Zwolle. Het interview gaat in op de renovatie van de Rembrandtflat, welke viel onder de URK NEW projecten, maar ook de twee naastgelegen Lassusflat en Wanningflat. Gerke Brouwer is in oktober 2007 bij Openbaar Belang gekomen. Het groot onderhoud van de drie flats stond toen al op de planning. In die tijd kwamen duurzaamheidsvraagstukken steeds meer op de publieke agenda te staat, onder andere door de
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage C - Projectverslagen
121
film van All Gore. Gerke Brouwer wilde daarom, en ook door de steeds grotere energielasten voor de huurders, duurzaamheid hoog op de agenda zetten. Aangezien het groot onderhoud voor de Lassusflat al begonnen was zijn hier geen speciale duurzaamheidsmaatregelen meer voor genomen. Maar doordat het groot onderhoud van de andere twee flats al wel in de planning stond, maar er nog geen concrete plannen lagen, lag hier een grote kans om deze flats wel duurzaam te renoveren. Het totale investeringsbudget voor de drie flats lag eerst op 22/23 mln., maar door het toevoegen van duurzaamheidsambities is dit verhoogd naar 27 mln., met een verdeling van 6/10/11 mln. voor respectievelijk de Lassusflat, de Rembrandtflat en de Wanningflat. De flats waren identiek en het gaat om Kinsanflats met standaard vierkamerwoningen. De galerijflats zijn elf verdiepingen hoog en negen woningen breed en zijn gebouwd in 1968. Met Gerke Brouwer zijn komst bij Openbaar Belang heeft hij geprobeerd een cultuursverandering te brengen in de organisatie. Zoals eerder genoemd wilde hij graag de corporatie duurzaam op de kaart brengen. Daarnaast is bij woningbouwcorporatie nog vaak het idee dat de huurders niks hoeven te doen en zij wel voor de huurders bedenken wat goed voor ze is. Gerke Brouwer wilde de bewoners er juist bewust wel zoveel mogelijk bij betrekken, aangezien zij de gebruikersexperts zijn van de flat en zij iedere dag met de gevolgen te maken hebben. Er is dan ook zo vroeg mogelijk met bewoners om tafel gaan zitten. Bij de Wanningflat moest hier eerst gewerkt worden aan de slechte verhouding die er eerst was tussen de woningbouwcorporatie en de bewoners. Doordat Openbaar Belang een kleine woningbouwcorporatie is (2800 VHE) kan het korte banden met de bewoners houden. Zo heeft Gerke Brouwen zelf vaak op woensdagavond met bewoners om tafel gezeten en was er tijdens de renovatie steeds ook iemand van de corporatie aanwezig, voor als er vragen en klachten waren vanuit de bewoner. De grootste wens van de bewoners was het oplossen van sociale problemen, zoals de drugsoverlast en plassen in de lift. Op technische gebied wilden ze graag dat er iets gedaan werd aan het geluidsoverlast van de naastgelegen snelweg en de traagheid van de liften. Daarnaast kregen de bewoners een keuken, badkamer en toiletrenovatie en konden ze kiezen de woningplattegrond te laten aanpassen door bijvoorbeeld een kleine slaapkamer bij de keuken te trekken. Belangrijk is dat de bewoners nu trots zijn op hun woning. Het mooiste compliment vond Gerke Brouwer dat bewoners nu niet meer vonden dat ze in een flat woonden, maar in een appartement. Naar aanleiding hiervan is de naamgeving van de flat veranderd in ‘De Rembrandt’. Met de renovatie is wel veel gevraagd van de bewoners, qua overlast, maar daar tegenover staat wel een grote verbetering voor ze en hoefden ze geen huurverhoging te betalen. In de Rembrandtflat is één woning beschikbaar gesteld al huiskamer/ rustwoning en bij de Wanningflat een gebouw naast de flat. Hierbij waren ook slaapkamers aanwezig, waar iedereen gebruik van kon maken, bijvoorbeeld mensen met nachtdienst of even rust wilden. Tijdens de renovatie waren er ongeveer 70-80 mensen werkzaam in de flat. De werkzaamheden in de woning duurden tien dagen, waar tijdens de bewoners geen gebruik hadden van hun keuken en badkamer, maar de grote overlast zat er vooral in het lawaai. In zo’n flat klinkt alles heel erg door en een jaar lang hebben de bewoners in de herrie gezeten. Daarnaast was er overlast van de plaatsing van de nieuwe lift. Door de bewoners van de Wanningflat, welke als laatst gerenoveerd is, is dan ook de keus aan de bewoners gegeven om tijdelijk naar een andere woning te verhuizen. Hiervan kon iedereen gebruik maken, niet alleen ouderen. Dit is wel gedaan omdat ze de ouderen in deze flat wilden behouden, aangezien de woningen van de Wanningflat bij de renovatie ook levensloopbestendig worden gemaakt. Totaal hebben 38 mensen hiervan gebruik gemaakt. De keus van de flats in bewoonde staat te renoveren komt voornamelijk ook voort uit het ontwijken van verhuispremies. Om overlast te beperken is veel met elkaar in gesprek gegaan en zijn sociale verbanden in de flats opgezet en versterkt. Elke vrijdagmiddag was er een borrel voor de bewoners. Er is gewerkt aan een nieuwe actieve bewonerscommissie, welke bestaat uit regisseur van (bijna) alle verdiepingen. Deze regisseurs organiseren ook activiteiten voor de bewoners zoals kookcursussen, wandel en schilderclubjes enz. waarvoor ze ook ruimte tot hun beschikking hebben gekregen. Zo is van de renovatie ook gebruik gemaakt ook verbinding te creëren tussen de bewoners. Het belangrijkst bij een renovatieproject is eerlijk zijn in je verwachtingen. Voor de renovatie van de drie flats was al voordat Gerke Brouwer bij de corporatie kwam besloten dat de bewoners geen huurverhoging kregen. Of dit is gedaan om instemmingsproblemen van bewoners te voorkomen weet hij niet, maar hierdoor waren er in ieder geval geen problemen om dit te verkrijgen. Tijdens het interview is ook een korte rondleiding door de Rembrandt gehouden. De centrale hal is opengebroken en licht gemaakt en er is cameratoezicht gekomen in de hal en trappenhuizen om de sociale veiligheid te vergroten. In de hal is er samen met de bewoners een kunstwerk gemaakt. Hierop zijn de bewoners ook trots, zodat er ook netter met deze ruimte wordt omgegaan. Van de woningen zijn naast de badkamer, keuken en toiletrenovatie de gevels geïsoleerd is al het glas vervangen door HR++ glas en zijn de draaiende delen in de gevel vervangen. Hierbij konden de bewoners de kleur van hun voordeur zelf uitkiezen, zodat dit wat meer persoonlijk is. Door het isoleren van de gevel wordt ook het verkeerlawaai tegen gegaan.
122
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Nu hebben de bewoners echter wel meer last van geluidsoverlast tussen de woningen. Op het dak is 240m2 zonnepanelen geplaatst die voorzien in de verwarming en warm tapwater voorziening van de woningen. Door de renovatie besparen de bewoners gemiddeld 30% op hun energierekening. Er is daarnaast ook nog een campagne opgezet om bewoners energie te laten besparen door gedragsverandering.
C5
Blue Print woningen
Mark Spee – 15 april 2011 Mark Spee is directeur van de Verbouwshop en Think Bouw. Het interview gaat voornamelijk in op de renovatie van de Blue Print woningen in Heerhugowaard, maar ook op de mogelijkheden van woningverbeteringen en voorzien in bewonersbelangen en wensen door middel van prefab aanbouwen. De Blue Print woningen zijn in 2001 gebouwd voor starters. Het project bestaat uit 22 eengezinswoningen en 24 appartementen. Twaalf woningen zijn van de woningbouwcorporatie Woonwaard, de overige woningen in bezit van particulieren. De woningen zijn traditioneel gebouwd met een voor- en achtergevel van houtskeletbouw. Deze gevel is gebouwd met een dampdichte laag. Deze bleek echter niet goed dampdicht te zijn en werd daarnaast ook slecht geventileerd. Hierdoor hoopte vocht zich op in de gevel met schimmel en vocht in de woningen en het uitzetten van kozijnen en een rottende gevel als gevolg. Al na een paar jaar kwamen de problemen voor de bewoners en wilden ze iemand hiervoor aansprakelijk stellen. De aannemer was in de tussentijd failliet gegaan. Voor de woningen was een verzekering afgesloten, aangezien deze verkocht waren met een starterslening. De verzekeraar was er echter ook failliet te gaan. Uiteindelijk bleven er nog twee partijen over die betrokken waren geweest met de bouw en verkoop van de woningen, de gemeente en Stichting Primeur Fonds, alleen deze waren juridisch gezien niet aansprakelijk. Doordat deze twee partijen allebei maatschappelijk zijn ingesteld waren ze wel bereid mee te zoeken naar een oplossing en een deel van de kosten bij te dragen. De woningen waren zo’n tien jaar geleden verkocht tussen de €100.000 en €140.000, waarop de kopers vaak een volledige hypotheek hadden en ervan uitgingen dat de woningen in waarde zouden stijgen. Door de gebreken was er van een waardestijging echter niet sprake en de huidige woningmarkt en financiële situatie werkte daaraan ook niet mee. Door de woningbouwcorporatie en de gemeente waren de totale kosten geraamd op €60.000 per woning om deze weer in goede staat te brengen. De woningbouwcorporatie kon en wilde dit wel voor haar eigen woningen opbrengen, maar de particuliere eigenaren waren niet in staat dit op te brengen en ook de banken wilden dit niet financieren omdat het geen waardestijging van de woning met zich mee bracht. Stichting Primeur Fonds was toevallig in contact gekomen met Mark Spee en hem gevraagd mee te zoeken naar een oplossing. Hierbij heeft hij gezocht naar een oplossing om enerzijds de kosten te drukken en anderzijds een waardevermeerdering van de woning te creëren. Een groot deel van de geraamde kosten bleek te zitten in het tijdelijk huisvesten van de bewoners en een vergoeding voor nieuwe voorbedekking en dergelijke. Het idee was de bouw te beperken tot een dag, zodat deze bijkomende kosten zoveel mogelijk voorkomen konden worden. Op het moment zijn de 22 eengezinswoningen klaar. Per dag werd één woning gedaan. De dag voor de gevelvervanging werden de radiatoren losgekoppeld en moesten de bewoners zelfs spullen afplakken, afdekken en van de muur afhalen. Op de tweede dag is de bestaande gevel losgekoppeld en gedemonteerd, waarna eind van de middag of ’s avonds de nieuwe geprefabriceerde gevel is gemonteerd. Op de derde dag werden nog afwerkingswerkzaamheden uitgevoerd, zoals het plaatsen van de regenpijp en het betegelen van de badkamermuur. De renovatie van de 24 appartementen begint volgende week. Hierbij wordt in één week de gehele voorgevel gedaan en in de tweede week de achtergevel. Voor de kopgevels van de woningen was gekozen deze wel per plaatse te metselen om kosten te besparen en hiervan hebben de bewoners geen last als dit langer duurt. De uiteindelijke kosten kwamen op €35.000 per woning. Doordat de gevel een beter uiterlijk heeft gekregen met een Rcwaarde van 5 op de begane grond en 8 voor de verdieping hebben de woningen een hogere verkoopwaarde gekregen. Een voorwaarde was dat alle bewoners mee moesten doen. 1/3 van de kosten is gefinancierd door de gemeente en 2/3 moesten de bewoners zelf betalen. De VVE financierde hier wel in mee, aangezien deze hier al acht jaar voor gespaard had. De €500.000 van de gemeente was ook een borg voor de banken zodat de bewoners hun hypotheek konden verhogen. Als echter blijkt dat na de renovatie de woningen veel in waarde gaan stijgen moeten de bewoners bij verkoop wel een deel van de opbrengst aan de gemeente afdragen. De laatste €100.000 leek nog een probleem te worden, maar de btw verlaging van 19% naar 6% gaf Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage C - Projectverslagen
123
precies op tijd de oplossing. Het overgrote deel van de bewoners woont al vanaf het begin in deze woningen. Alleen in de eerste jaren hebben mensen met een verlies hun woning verkocht. Nadat bekend was dat de kosten op €60.000 zou liggen, was dit financieel gezien niet meer mogelijk. Aangezien het starterswoningen zijn, en dus klein, zullen een deel van de bewoner nu na het oplossing van de problemen hun woning verkopen. De VVE was de opdrachtgever van de renovatie, waarvan Erwin John de voorzitter is. Hij regelde alles met de corporatie en de gemeente en doet alle communicatie naar de bewoners. Klanttevredenheid hangt af van de verwachtingspatroon. Een probleem van deze aanpak was dat mensen niet geloofden dat het renoveren in één dag kan. De bewoners hadden we wel snel overtuigd en de gemeente na verloop van tijd ook wel, maar de woningbouwcorporatie bleef lang sceptisch. Daarnaast hadden zij ook liever gezien dat hun vaste uitvoerder het had gedaan, maar ze moesten mee met de wenst van de VVE, waarin ze maar voor ongeveer 25% vertegenwoordigd was. Wij konden als enige een uitvoertijd van één dag aanbieden en veel lagere kosten. Van de bewoners heeft maar één bewoonster geklaagd, maar ze had dan ook alles tegen. Ze was de eerste en het weer zat erg tegen, het sneeuwde en vroor. Maar doordat de druk heel groot was om eindelijk te beginnen is er toch doorgezet. Dit had achteraf niet gemoeten. Bij het loshalen van de gevel begon het te lekken in de woning. De fundering zat op een andere plek dan op de tekeningen was aangegeven, en dit bleek ook te verschillen per woning. Bij de montage van de gevel kregen ze de elementen niet goed op elkaar. Er is hier onderschat dat de werkmensen hierin eerst routine in moeten hebben om het goed en snel uit te kunnen voeren. De eerste dag duurde de werkzaamheden dan ook langer dan gepland. Ze waren om 7 uur ’s ochtends begonnen en zouden om half 6 klaar zijn, maar waren dat pas om half 12 ’s avonds. De bewoonster is daardoor voor één nacht in een hotel ondergebracht. De tweede en derde woning waren ook al ingezaagd, waardoor hier ook lekkage ontstond, maar hier was het minder erg. Er is toen met alle bewoners overlegd of ze door moesten gaan of stoppen en wachten op beter weer. De bewoners wilden het echter door laten gaan en de kleine schade en ongemak door het weer nemen. Bij de uitvoer van de bouw van de woningen was er veel fout gegaan. Doordat de fundering op een andere plek bleek te zitten konden de nieuwe gevelelementen niet hierop steunen. Het was bij dit systeem gelukkig ook mogelijk ze aan de woningscheidende wanden te bevestigen. Mark Spee heeft de eerste dag van de uitvoering toen dit bleek zelf de berekeningen gedaan dan dit constructief mogelijk zou zijn, maar hiervoor was officieel een berekening van de constructeur voor nodig. Erwin John heeft die dag zelf de verantwoordelijkheid hiervoor genomen dat het goed zou zijn zodat ze door konden, en direct het bij de constructeur en de gemeente geregeld. Het bouwtoezicht van de gemeente is vaak een grote belemmering als je nieuwe innovatieve dingen wilt doen voor bijvoorbeeld renovatie. Ze kunnen alleen dingen uitrekenen die standaard zijn en al tien jaar zo gaan. Bij iets nieuws keuren ze het snel af, omdat ze het niet snappen en kunnen uitrekenen. Het is alsof een huisarts een specialist moet goedkeuren. Dit kost veel tijd en moeite. Mark Spee vindt zichzelf geen geitenwollensokkentype, maar wil wel het beste voor het milieu, maar het moet ook financieel aantrekkelijk zijn. Voor de renovatie van de Blue Print woningen is gebruik gemaakt van een dampopen systeem met geperst houtvezel als isolatiemateriaal. Door een opbouw te maken van verschillende structuren met de dampdichtste (maar nog steeds dampopen) aan de binnenzijde en de dampopenste aan de buitenzijde wordt ervoor gezorgd dat de damp van binnen naar buiten gaat. Door gebruik te maken van verschillende lagen kan ook een hogere isolatiewaarde gehaald worden, vanuit het idee dat tien truien warmer zijn dan één dikke trui. Het totale gevelpakket is 32 cm dik. Doordat hier altijd vocht in zit heeft de zon ook meer moeite om de woning op te warmen. De isolatie zorgt voor een faseverschuiving van 19 uur voordat de zon met zijn warmte binnen is. Dit wordt niet op één dag gehaald en ’s nachts wordt door douchen en uitwaseming van mensen het vochtgehalte van de isolatie als het ware weer opladen. De vochtopname van het isolatiemateriaal zorgt er ook voor dat het minder vochtig is in de woning, waardoor er minder energie in koude perioden nodig is om de woning te verwarmen. Tot slot is de isolatie gemaakt van een afvalproduct en kan na gebruik weer totaal verwerkt worden voor hergebruik of als verbrandingsmateriaal voor energieopwekking. Het uitvoeren van de renovatie van de Blue Print woningen was mogelijk omdat de verbouwshop veel ervaring heeft met Plug & Play aanbouwen. Hierbij staan overzicht en service centraal, waar het volgens Mark Spee vaak aan ontbreekt bij de traditionele wijze voor de keuze en aanvraag voor verbouwingen voor bewoners. Mogelijkheden voor een uitbouw kunnen mensen in een winkel uitzoeken, waarna deze geheel in een fabriek wordt gemaakt en in zijn totaliteit in één dag aan de woning wordt gemonteerd. Op het moment wordt gewerkt aan de hybride aanbouw. Hierbij wordt onder de aanbouw een warmtepomp geplaatst, welke de warmte levert voor verwarming van de gehele begane grond van de woning. Doordat 85% voor het
124
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
verwarmen van een woning op de begane grond plaats vindt kan hiermee op een groot deel van de energiekosten bespaard worden. De gehele woning op de warmtepomp aansluiten is pas rendabel als de bestaande verwarmingsketel aan vervanging toe is. Om de hybride aanbouw extra aantrekkelijk te maken voor particulieren is Mark Spee naar een financieringsconstructie aan het kijken waarbij de kosten om de aanbouw hybride te maken (€15.000) voor de komende tien/vijftien jaar te laten financieren uit de besparing op de energierekening (gemiddeld €94 per maand), zodat er bij aanschaf geen investeringskosten meer zijn. Erwin John – 20 april 2011 Erwin John is een bewoner van één van de Blue Print woningen, voorzitter van de VVE en momenteel de projectleider tijdens de uitvoering van de renovatie. Het interview gaat in op wat de klachten van de bewoners waren om over te gaan op renovatie, hoe ze zelf als bewoners hebben geregeld dat een renovatie mogelijk was en plaats ging vinden en tot slot hoe de uitvoering in zijn werk gaat, wat dat betekend voor de bewoners en wat zij ervan vinden. De klachten over de kwaliteit van de woningen begonnen eigenlijk al voordat ze gebouwd waren. Men was niet helemaal overtuigd dat de gevelelementen goed zouden zijn, maar uiteindelijk zijn de plannen door de gemeente toch goedgekeurd. Binnen twee jaar begonnen de klachten te ontstaan bij de bewoners. Deze bestonden uit schimmelklachten, radiatoren die van de wand afvielen en het niet kunnen bevestigen van gordijnrails aan de muur. De woningen zijn tien jaar geleden door de stichting Primeur Fonds met een GE constructie verkocht, zodat lage inkomens voorzien konden worden in een koophuis. Doordat niet direct alle woningen verkocht werden, was er met de woningbouwcorporatie Woonwaard afgesproken dat zij de resterende woningen afnamen, zodat snel gestart kon worden met de bouw. Door de GE constructie en er huurwoningen verspreid zitten tussen de woningen was er direct een VVE opgericht voor alle woningen en niet alleen voor de appartementen. De VVE was daarom ook degene die het initiatief nam tot het zoeken van een oplossing voor de problemen, maar al snel bleek dat nergens meer de aansprakelijkheid konden verhaald kon worden doordat de aannemer en de verzekeraar failliet waren gegaan. Erwin John wilde zelf ook graag dat de problemen opgelost werden en doordat hij een bouwkundige achtergrond had en werkzaam was geweest in de project management voelde hij zich geroepen om het allemaal “even”, zoals hijzelf dacht in het begin, te regelen en op te lossen. Zijn eerste stap was voorzitter te worden van de VVE zodat hij tekenbevoegdheid had en minder afhankelijk was van andere mensen. Als eerste idee had Erwin John alle particuliere woningen te verkopen aan de woningbouwcorporatie, waarna deze ze zou laten opknappen en de huidige bewoners wel het recht zouden hebben hun woning voortaan te huren. Woonwaard stond hier positief tegenover, maar bij de presentatie van dit plan op de algemene ledenvergadering van de VVE bleken de bewoners Woonwaard niet zo aardig te vinden en dus voortaan niet hun woning van hen te willen huren. Stichting Primeur Fonds was vorig jaar mei in contact gekomen met Mark Spee. Aangezien hij innovatief bezig was is hem gevraagd maar een offerte te maken. Hierbij werd geprobeerd deze zo laag te houden dat de particuliere eigenaren geen enkele financiële injectie hoefden te doen. Dit is uiteindelijk mogelijk geworden doordat de WOZ-waarde van de woningen zijn verlaagd, in plaats van verhoogd wat normaal is na renovatie. Daarnaast is van de gemeente een subsidie van €500.000 gekregen voor de koopwoningen. Voor nog €700.000 welke Stichting Primeur Fonds voor zijn rekening nam was nog financiering nodig. De aflossing van deze lening zal betaald worden uit de toekomstige opbrengsten uit verkoop van de woningen. Hiervoor was eerst met de Rabobank gesproken, omdat bij deze bank ook de meeste hypotheken van de eigenaren liepen. Deze wees echter de lening af. De ING bleek daarna gelukkig wel bereidwillig te zijn. De kosten voor de huurwoningen waren geheel voor rekening van Woonwaard. Deze financiering was alleen voor de renovatiekosten aan de buitenzijde van de woningen. De kosten voor de binnenzijde voor de afwerking worden betaald uit de VVE. Door Mark Spee worden de gevelwanden aan de binnenzijde kaal opgeleverd. De VVE heeft de mensen twee soorten afwerking aangeboden, glad of gespoten. Voor de renovatie wilden we niet het gehele financiële potje van de VVE opgebruiken, ook al is er na renovatie de komende jaren niet veel onderhoud nodig. We willen nog wel kijken om hierna ook nog het dak en de luchtbehandelingsinstallatie te vernieuwen zodat het energieverbruik van de woningen nog verder omlaag kan gaan. Alle bewoners waren direct overtuigd over deze plannen. Ze wilden gewoon zo snel mogelijk de problemen opgelost hebben. Niet bij alle woningen deden de problemen zich voor, maar er was wel de angst dat het hier ook zou komen. Daarnaast had het gehele project een slechte naam gekregen en was de verkoopbaarheid van de woningen zeer slecht geworden. De welstandscommissie was niet overtuigd van de nieuwe kleurstelling. Vanuit de gemeente wilden ze het graag een opvallend project
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage C - Projectverslagen
125
laten behouden, maar Erwin John wilde graag de kleurstelling van de woningen aan laten sluiten aan de kleurstelling van de rest van de wijk zodat ze er voortaan in op zouden gaan en over korte tijd deze woningen niet meer bekend zouden staan als voormalige (slechte) Blue Print woningen, waardoor het niet meer mee zal spelen in de verkoopbaarheid. De informatievoorziening naar alle bewoners is geheel geregeld via de VVE. Erwin John heeft hierbij er bewust voor gekozen ze niks te vertellen over de techniek. Ze waren hier helemaal niet in geïnteresseerd. Het zegt hen niks, en maakt ze ook niet uit, dat er bijna een Rc van 8 wordt gehaald, maar waren natuurlijk wel blij dat hierdoor ook de stookkosten omlaag gaan. De keus voor extra isolatie was daarom niet gemaakt vanuit de bewoners, maar was wel een bewuste keus geweest vanuit Erwin John. Zijn voorkeur ging uit naar een milieubewuste oplossing met weinig afval. Ook van de financieringsconstructie hebben de bewoners veelal geen idee hoe deze geregeld is. Het enige wat voor hen van belang was dat ze nu geen directe kosten hebben. Het uiterlijk is nog wel een punt van discussie geweest op de ledenvergadering. Het formaat van de ramen is groter dan voorheen en de appartementen krijgen een Frans balkon, sommige bewoners vonden dit niet mooi. Over dit soort punten is er daarom wel gestemd tijdens de ledenvergadering. Over de uitvoering zijn de bewoners tot nu toe grotendeels positief. Het duurt wel iets langer dan eerst voorgesteld. De eerste planning was dat er twee dagen werkzaamheden in de woning zou zijn, maar dit bleek drie te worden. De bewoners vinden het heel prettig dat ze gewoon ’s ochtends weg kunnen gaan en als ze ’s avonds thuiskomen het klaar is en ze alles weer kunnen doen. Alle bewoners hebben hun sleutel dan ook aan Erwin John gegeven, zodat ze zelf niet thuis hoeven te zijn. Het interesseert ze niet heel erg hoe en wat er precies gebeurd, als het maar goed en netjes afgewerkt is bij oplevering. Zo is er wel eens geklaagd dat er nu een afwerklatje bij de aansluiting van de gevel op de wand zitten, maar na uitleg dat het gewoon noodzakelijk is en naar verwijzing van de oude slechte situatie vonden ze het wel goed. Over de algemene plannen zijn de bewoners vooraf geïnformeerd tijdens de ledenvergadering. Voor de uitvoering is bij iedereen persoonlijk langs gegaan wat hun specifieke wensen waren wat betreft bijvoorbeeld de afwerking. Hierbij werd ze ook verteld wat de andere bewoners wensten, zodat ervoor gezorgd kon worden dat niet bij de één meer gedaan ging worden dat bij de ander. Tijdens de uitvoer is Erwin John continu aanwezig om alles aan te sturen en bewoners kunnen hem dan ook aanspreken voor vragen of problemen. Hij merkt echter wel dat de bewoners het toch, ondanks dat hij ook een bewoner is, de stap nog te groot vinden om direct met vragen naar hem toe te komen. Als hij dingen opvangt gaat hij of iemands anders uit de VVE daarom ’s avonds persoonlijk langs bij deze bewoners om het te bespreken. Zo zagen een aantal oudere bewoners er toch wel tegenop nadat ze al een uitvoering hadden gezien en de renovatie van hun woning dichterbij kwam. Dit is opgelost door ze vooraf te assisteren door bij ze langs te gaan en er over te praten. Ook bood de VVE hulp bij spullen afdekken en dergelijke. Bij de uitvoering worden de oude gevelpanelen, twee voor de eengezinswoningen en drie boven elkaar voor de appartementen, verwijderd. Dit gebeurt vrij grof, ze worden losgezaagd van het dak en op vier punten zijn ze bevestigd met beugels aan de bestaande constructie. Soms blijkt bij loskoppelen of weg hijsen dat de gevel al zo verrot was dat deze halverwege al uit elkaar valt. Zo was op de dag van het interview en bezoek aan het project het plan die dag de gevelelementen van het trappenhuis nog te laten zitten, maar halverwege het loskoppelen van de woninggevel brak deze doormidden en ging de gevel voor de portiek ook mee. De nieuwe gevelelementen worden er worden ’s middags aan de bestaande constructie bevestigd. Aan de fundering zijn hiervoor chemische ankers aangebracht, precies in het midden van de woningscheidende muur met keilbouten en met beugels aan de kanaalplaatvloeren. Na plaatsing van de gevel is de woning direct klaar voor de afwerking aan de binnenzijde. Mening andere bewoners Na het gesprek en de rondleiding van Erwin John zijn er nog twee bewoners op straat aangesproken. De eerste bewoonster woont in een van de appartementen waarbij gister de voorgevel is vervangen. De renovatie was volgens haar gewoon nodig omdat de gevel verrot was. Dat verwacht je toch niet als je in een nieuwbouwwoning komt. Ze is blij dat het nu aangepakt wordt, want het duurde wel lang voordat het financieel mogelijk was en ook snel uitgevoerd kon worden. Hoe dit nu allemaal precies geregeld is weet ze niet echt. Erwin John en de VVE heeft alles geregeld en ze had zelf niet de behoefte en ook niet de kennis om dat te doen. Tijdens de werkzaamheden is ze gewoon thuis. Ze had de slaapkamers al opgeruimd en de dag ervoor heeft ze plastic over de spullen gedaan en een oud vloerkleed in de hal gelegd zodat de bouwvakkers niet zo het vuil het huis inlopen. Volgende week wordt de achtergevel gedaan, dus is de woonkamer open. Dan gaat ze misschien overdag naar familie toe, want ja, je gaat dan niet echt in je woonkamer zitten en Erwin heeft de sleutel wel. Veel overlast heeft ze nog niet ervaren, de mannen doen gewoon hun werk en ze kan op zich gewoon haar ding blijven doen. Straks al het plastic uit huis en even schoonmaken en dan is het klaar.
126
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
De tweede bewoner zijn woning is al helemaal gedaan en hij is erg tevreden. Samen mijn zijn gezin woont hij in een van de rijtjeswoningen. In de slaapkamers en woonkamer hadden ze last van schimmel in zijn woning en hij is samen met de VVE jaren bezig geweest een goede oplossing te zoeken. Ze hebben dit huis tien jaar geleden gekocht, omdat ze deze woning toen goedkoop konden kopen. Ze hebben hier hun twee kinderen gekregen en willen eigenlijk wel naar een grotere woning. Toen bekend werd dat de kosten voor opknappen €60.000 zou zijn leek het onmogelijk te zijn geworden hier weg te gaan. We zouden dat niet zomaar kunnen opbrengen en de woningen waren hierdoor niet meer verkoopbaar. Hierdoor waren ze heel blij dat er eindelijk een constructie was bedacht waardoor het gefinancierd kon worden. De gemeente betaald een deel van de kosten en de VVE het deel voor binnen zoals de afwerking en de badkamertegels. De rest wordt door de stichting betaald waarvan we de woning hebben gekocht. Doordat we toen voor een laag bedrag de woning konden kopen, krijgen we straks bij verkoop ook niet de volle pond. Een deel is voor de stichting die hiermee de renovatie afbetaald. Tijdens de renovatie was deze bewoner naar zijn werk. ’s Ochtends het eerste uur had hij dus nog wel even meegemaakt. Zijn vrouw en kinderen waren naar haar moeder die dag, want ja de dag dat ze de gevels vervangen kan je daar gewoon niet zitten met twee kleine kinderen. Na zijn werk is hij even gaan kijken en toen zat de nieuwe voor en achtergevel er al weer aan, maar is hij nog wel bij zijn schoonouders gaan eten. De afwerking moest nog wel gedaan worden de dag erna, maar we konden er ’s nachts tenminste gewoon weer slapen. Hij vond het wel fijn dat ze er die dag niet waren. Ze hadden de uitvoering al gezien bij andere woningen en dit leek goed te gaan dus hadden ze er wel vertrouwen in.
C6
Koningsvrouwen van Landlust
Reiny van Twillert - 21 april Reiny van Twillert was de participatie medewerkster van woningbouwcorporatie Eigen Haard voor het renovatieproject De Koningsvrouwen van Landlust. Deze renovatie is tweeledig, enerzijds de technische renovatie van de woningen en anderzijds een sociale renovatie door een zo groot mogelijke betrokkenheid van de bewoners te krijgen. Het is belangrijk dat een renovatie bij de bewoners vandaan komen. Zij moeten inzien wat er mis is met hun woning en iets beters willen, zodat de aankondiging van een renovatie logisch is voor hen. Voor het regelen van inspraak en betrokkenheid van bewoners wordt vooraf het gebied verkend om de bestaande netwerken en sleutelfiguren in kaart te brengen. Hiervan kan gebruik gemaakt worden om zoveel mogelijk bewoners te betrekken bij de renovatieplannen. Participatie moet er niet alleen zijn voor een renovatie, maar moet continu lopen in een buurt. Je moet weten wat er speelt en de corporatie moet betrokken zijn bij de wijk. Om veel verschillende bewoners te betrekken zijn veel werkgroepen gemaakt. Naast de bewonerscommissie bestaat bijvoorbeeld de renovatieraad, de vrouwenraad en de kinderraad. Al deze verschillende clubjes zijn de verschillende schakels van een ketting, samen kan je één geheel maken, maar je hebt iedereen nodig. Bewoners betrekken betekend ook dat ze zelf verantwoordelijkheid krijgen. Alle besluiten zijn samen met hen gedaan. Bij elke vergadering zaten er ook bewoners aan tafel en met de renovatieraad zijn alle plannen besproken. Het is belangrijk dat het project niet van één iemand is, vaak de projectleider van de woningbouwcorporatie, maar dat het van iedereen is, dus de bewoners, de woningbouwcorporatie, de uitvoerder en het stadsdeel. Er moet continue in de gaten worden gehouden dat er draagvlak is voor het project bij zowel de woningbouwcorporatie als het stadsdeel en de bewoners. Alle mensen die iets met het project te maken hebben moeten het gevoel hebben dat het iets van hen is en er ook trots op zijn. Voor dat er plannen werden gemaakt zijn de bewoners er al om raad gevraagd. Ze zijn zo vroeg mogelijk betrokken. Wel waren er een aantal kaders opgesteld zoals het maken van 30 grote woningen, het oplossen van de bestaande problemen en energetische verbeteringen. Voor het betrekken van de bewoners moet duidelijk zijn dat het ook uitgevoerd kan worden. Als je ze eenmaal betrekt bij plannen en het kan niet doorgaan ben je al het vertrouwen kwijt en is dan bijna niet meer terug te winnen. De bewoners moeten ook heel goed weten wat hen te wachten staat. De financiën leverden de meeste problemen op, de bewoners vonden de nieuwe huren hoog. Als je een keuze maakt, bijvoorbeeld tussen plafond- en vloerverwarming moet je dat ook heel goed kunnen uitleggen naar de bewoners. Ook moet er voor de bewoners duidelijk zijn wat wel en niet mogelijk is. Eerst was er tegen bewoners gezegd dat ze alle kleuren tegels mochten kiezen voor keuken en badkamer, maar daar moest later op teruggekomen worden. De renovatie bestond eerst uit de planvorming, waarna een proefportiek is gemaakt en nu worden de eerste woningen opgeleverd. Continue moest er heel veel doorgesproken worden over de nieuwe plattegronden, het uitleggen van de woonlasten en het schoon en veilig maken en aanpakken van overlast is de buurt. Dit is tijdens het proces al gedaan, niet pas na de tijd. Als bewoners een vraag hadden wat dingen zouden betekenen zijn er excursies uitgevoerd zodat ze het zelf konden zien en ervaren. Zo zijn we naar een ander renovatieproject in Amsterdam geweest, zijn er energetische maatregelen bekeken zoals
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage C - Projectverslagen
127
de pelletketel en is een zorginstelling bezocht. Alle bewoners kregen individuele begeleiding voor het regelen van de verhuizing. Hierbij is heel veel maatwerk toegepast en dit leverde ook veel onderling vertrouwen op. Er is veel gesproken over huurverhoging, of ze uit de woning moesten en of ze terug komen. 50% van de bewoners keert terug. De ene wil wegblijven, maar andere willen juist graag terugkeren. Het is ook mogelijk maar één keer te verhuizen, direct naar de nieuwe woning. Als dit niet mogelijk is doordat mensen naar dezelfde portiek terug wilden moeten ze naar een wisselwoning, welke vaak in dezelfde buurt is. Doordat bij dit project een brede sociale aanpak wordt gehanteerd is er ook aandacht voor zorg. Zo komen er ook 30 woningen voor licht verstandelijk gehandicapten en alleenstaande moeders. In 2008 is er begonnen met het betrekken van de bewoners en het maken van de plannen. Er is nauwelijks vertraging geweest. Een intensieve betrokkenheid van bewoners lijkt veel tijd te kosten, maar doordat er totaal geen weerstand was zorgt het er juist voor dat het proces sneller verloopt dat een traditionele aanpak. De kracht zat in de samenwerking. Intern en extern moet er draagvlak zijn. Door participatie is alles met elkaar verbonden en met elkaar ben je verantwoordelijk. Het was echt een bottum up aanpak, maar met garanties van boven. Het moet passen binnen het budget, de regelgeving en de rechten van de mensen. Het woord trots is belangrijk, iedereen is erop vooruit gegaan. Straks na de renovatie houdt de participatie niet op. Ze zijn nu al bezig met woonregels te maken. De vrouwenraad blijft actief en er is een monitorgroep. Door een goede betrokkenheid van bewoners wordt verloedering tegengegaan, waardoor er uiteindelijk tevreden bewoners zijn en minder kosten voor de woningbouwcorporatie. Door de vele voorlichting en doordat de mensen op hun intercom het energieverbruik kunnen zien, zullen ze ook energiebewuster zijn. Door dit project hebben we laten zien dat renovatie zonder tegenstand kan en heeft ook een naamverbetering en bekendheid opgeleverd voor Eigenhaard, zowel onder de bewoners als in de rest van Nederland. We hadden de titel Samen op reis, en dat is het ook echt geweest. De raad vanuit dit project: wees niet bang alles te bespreken. Werk samen als één team en doe dit vooral informeel en open. Architect Frederike Kuipers • Juist uitdaging om ontwerp te maken binnen bestaand gebouw en met alle wensen van de bewoners • Zoveel mogelijk de wensen van de bewoners proberen te vertalen in de verschillende woningplattegronden • Kinderen op school laten ontwerpen • Met vrouwenraad plattegronden gemaakt • Om het schoenenprobleem op te lossen een voorportaal gemaakt waarin een bergkast zit en ook nog extra ruimte om vakjes te maken voor schoenen • Het voorportaal vangt ook het hoogteverschil op tussen de portiek en de verhoogde woningvloer • Doordat er smalle keukens in de woningen zaten wilden we nu open keukens maken, maar de bewoners vonden het juist belangrijk dat deze afgesloten kan worden zodat de vrouwen zich vrij in de woning kunnen bewegen • Er was geen wens voor een grotere woonkamer, dus deze zo gelaten • Wens van bewoners van drie twee woningen te maken • De bewoners wilden het liefst extra doucheruimte of grotere wastafels in het toilet voor ritueel wassen, maar dit nam veel ruimte in, waardoor ervoor gekozen is een grotere badkamer te maken met hierin het toilet Commentaar bewoners bij oplevering eerste woningen: • Eerst was er veel wantrouwen tegenover de woningbouwcorporatie, maar doordat we goed zijn begeleid en mee mochten denken en beslissen is dit over gegaan naar vertrouwen • Over de communicatie en hoe het gaat worden zijn we als bewoners (vanuit de bewonerscommissie) erg tevreden • Het is belangrijk dat er goed geluisterd wordt naar bewoners en hier ook iets mee gedaan wordt • Duidelijkheid is erg belangrijk, dat je weet wat er gaat gebeuren en wat wel en niet kan • Over de nieuwe huren is veel gepraat • De woningen zijn lekker koel en licht, bij onze oude woning loop je nu al (21 april) tegen de warmte aan • We zijn erg blij, en vooral mijn vrouw, met de grote keuken • Geweldig de bergruimte voor de schoenen • We kunnen in een keer verhuizen naar deze nieuwe woning • Wij zitten nu tijdelijk in een andere woning hier tegenover, maar kunnen straks terug naar onze oude woning. De
128
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
• • • • • • •
tijdelijke woning werd netjes opgeleverd met laminaat en gordijnen Ik woon al jaren hier en wil niet weg uit deze buurt Het plafond (in de hal) is wel erg laag De slaapkamer (2de) is wel erg klein, hierin ga ik niet liggen, kunnen we een andere woning zoeken? (dochter van een van de toekomstige bewoners) De badkamer is lekker groot, hierin past makkelijk een wasmachine en is genoeg ruimte om alle kinderen te wassen We kijken hoe we deze slaapkamer kunnen indelen, want we krijgen ook zo’n woning. Maar hier zit een extra hoek en we weten niet wat we ermee moeten. Het lijkt een goede plek voor een kast, maar er zitten ook de aansluitpunten voor tv, maar andere plekken voor een kast lijken krap Er kan geen raampje meer open in de slaapkamer, dat is wel een groot nadeel. Oh je kan je deur ook kantelen (nog niet geheel overtuigd of hij dit een goede vervanging vindt) Bijna alle stopcontacten zitten laag, dat is fijn.
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage C - Projectverslagen
129
Bijlage D - Enquêtevragenlijst
QIV.
0%
Enquête Vereniging Eigen Huis
Bent u een man of vrouw?
100% 80% 60% 40% 20% 0% man
QII.
10%
20%
30%
40%
50%
Postdoctorale opleiding Wetenschappelijk Onderwijs Hoger Beroepsonderwijs Middelbaar Beroepsonderwijs Lager Beroepsonderwijs VWO, HBS HAVO MAVO VMBO Lager Onderwijs Geen opgave
Achtergrondinformatie respondenten (al aanwezig) 1581 respondenten QI.
Wat is uw hoogstgenoten opleiding?
vrouw
Wat is uw geboortejaar? QV.
5%
In welk type woning woont u?
25%
4%
20% 15%
3%
10%
2%
5% 0%
1% 1901 1926 1929 1932 1935 1938 1941 1944 1947 1950 1953 1956 1959 1962 1965 1968 1971 1974 1977 1980 1983 1986
0% QVI. QIII.
Wat is uw huidige gezinssituatie?
0% alleenstaand eenoudergezin gezin zonder kinderen gezin met kinderen inwonend geen opgave / anders
130
10%
20%
30%
In welke categorie valt het bouwjaar van uw woning?
30%
40%
50%
25% 20% 15% 10% 5%
Respondenten Nederland
0%
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Enquêtevragen
Q2. De volgende vragen worden u gesteld door Eefje van der Werf, student bouwkunde aan de TU Delft. Vereniging Eigen Huis biedt graag ruimte aan studenten als zij een scriptie schrijven waarvan wij denken dat deze toegevoegde waarde heeft voor de leden van de vereniging. Uw antwoorden stellen haar in staat om een goed onderbouwd onderzoek te doen. Over enkele maanden laat zij in de terugkoppeling, die u altijd aan het einde van de vragenlijst kunt vinden, weten wat zij met de resultaten gedaan heeft.
Q1. Wilt u meer achtergrondinformatie over Eefje van der Werf en dit onder zoek? □ □
Ja Nee
Ik ben Eefje van der Werf en ik studeer bouwkunde aan de TU Delft. De eerste drie jaar van deze studie leer je woningen, gebouwen, wijken en steden te ontwerpen. Daarna kan je een richting kiezen waarin je je verder wilt specialiseren. Ik wilde me hierbij vooral verdiepen in wat er nog mogelijk is met de huidige woningen en wijken en om deze ook geschikt en leefbaar te houden of maken voor de toekomstige generatie. In het laatste jaar van mijn studie is het de bedoeling dat je zelfstandig een onderzoek uitvoert. Ik heb gekozen om mijn afstudeeronderzoek te richten op bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat. Hierbij wil ik kijken waardoor mensen kiezen voor een ingrijpende verbouwing aan hun woning of wat belemmeringen zijn om het niet te doen. Ook wordt er voor huurders gekeken waardoor ze weerstand hebben tegen groot onderhoud en wanneer ze wel willen instemmen met de plannen. Daarnaast probeer ik te inventariseren wat mensen nou echt overlast vinden, zodat renovatieoplossingen en uitvoermethodes hierop aangepast kunnen worden. Deze enquête is een onderdeel van mijn afstudeeronderzoek en ik hoop dat zoveel mogelijk mensen hem in willen vullen, zodat ik zo’n goed mogelijke informatie heb voor mijn onderzoek, maar daarnaast ook kan meehelpen aan het bedenken van oplossingen voor verbouwingen die veel beter op uw wensen zijn afgesteld en zo weinig mogelijk overlast veroorzaken. Na deze enquête ben ik bijna klaar met mijn gehele onderzoek en hoop ik eind juni, nog net voor de zomervakantie, mijn afstudeerpresentatie te houden. Dit betekent ook dat ik al snel de resultaten uit deze enquête naar u kan terugkoppelen.
Welke situatie is op u van toepassing?
0%
10%
20%
30%
50%
60%
Full-time werkend Part-time werkend Werkzoekend Niet werkend Gepensioneerd Studerend Q3. Hoe lang woont u al in uw huidige woning? Als u het niet zeker weet, wilt u dan een schatting maken?
0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
Korter dan 2 jaar 2 tot 5 jaar 5 tot 10 jaar 10 jaar of langer Q4.
Hoe lang verwacht u nog in uw huidige woning te blijven wonen?
0%
5% 10% 15% 20% 25% 30% 35%
minder dan 2 jaar 2 tot 5 jaar 5 tot 10 jaar Langer dan 10 jaar Ik wil hier nooit meer weg Weet ik echt niet Q5.
In welke mate bent u het eens of oneens met de volgende stellingen? 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Alvast heel erg bedankt, Eefje van der Werf
40%
Ik breng veel vrije tijd in en rond mijn woning door Ik heb een grote binding met de buurt waarin ik woon Ik stel een nette en rustige buurt op prijs Ik hou van verandering en vernieuwing Ik klus graag in en rond mijn woning Ik weet welke energiebesparingsmaatregelen ik kan… helemaal mee oneens
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage D - Enquêtevragenlijst
mee oneens
niet mee eens, niet mee oneens
mee eens
helemaal mee eens
131
At random zeven stellingen laten zien Q6. Als u denkt aan uw woning, in hoeverre bent u dan tevreden of ontevreden over… 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
80%
90%
100%
Toegankelijkheid Gehorigheid Flexibiliteit en veranderbaarheid Verkoopbaarheid Energiegebruik Hoeveelheid onderhoud Uitbreidbaarheid Schimmel en vocht Grootte van de kamers Behaaglijkheid Bouwkundige staat Inbraakpreventie Aantal kamer Indeling woning Uiterlijk Watergebruik niet van toepassing
weet ik niet
zeer ontevreden
ontevreden
niet tevreden, niet ontevreden
tevreden
zeer tevreden
50% 45% 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0%
totaal jaren '60/'70
Q8_1=1 OR Q8_3=1 Q9. Wat was voor u de reden om uw woning te isoleren of een energieopwekkende- of besparende installatie te plaatsen? 60%
Q7. Heeft u uw woning in de afgelopen 12 maanden verbeterd of heeft u plannen dit te doen in de aankomende 12 maanden? 0% Ja, ik heb mijn woning verbeterd Ja, ik wil mijn woning gaan verbeteren Ja, verbeterd en ik wil nog meer… Nee Weet ik nog niet
132
Q7=1 OR Q7=2 OR Q7=3 Q8. U geeft aan dat u uw woning net heeft verbeterd of plannen heeft om uw woning te verbeteren. Kunt u aangeven wat er is uitgevoerd of welke plannen u heeft? U kunt meer dan één antwoord geven op deze vraag.
10%
20%
30%
40%
50%
50% 40% 30%
totaal
20%
jaren '60/'70
10% 0% Energielasten
Comfort
Milieu
Anders
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Q8_1=1 OR Q8_3=1 Q10. U leest hier een aantal punten die mee kunnen spelen in een keuze om uw woning te isoleren of een energieopwekkende- of besparende installatie te plaatsen. Kunt u aangeven welke van deze voor u een rol hebben gespeeld in uw keuze voor energiebesparende maatregelen? U kunt meer dan één antwoord geven op deze vraag.
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Invloed op comfort Invloed op binnenklimaat Invloed op energierekening Effectieviteit maatregel Hoogte investering Invloed op maandelijkse lasten Verwachte woonduur Waardeontwikkeling woning Terugverdientijd Energiecampagne Invloed uit geluidsoverlast Financieringsconstructie Ervaringen kennissen/buren Invloed op uiterlijk Verwachte energieprijsstijging EPA advies Subsidie Invloed op ruimtegebruik Bezoek voorbeeldwoningen Warmtefoto Woonlastengarantie
totaal jaren '60/'70
Alleen als bij Q10 bij meerdere items antwoord 1 is gegeven Q11. Kunt u aangeven wat voor u de belangrijkste rol heeft gespeeld in uw keuze voor energiebesparende maatregelen?
0%
5%
10%
15%
20%
Invloed op binnenklimaat Invloed op comfort Effectieviteit maatregel Verwachte woonduur EPA advies Invloed op energierekening Invloed op maandelijkse lasten Financieringsconstructie Terugverdientijd Invloed uit geluidsoverlast Verwachte energieprijsstijging Energiecampagne Bezoek voorbeeldwoningen Hoogte investering Waardeontwikkeling woning Invloed op ruimtegebruik Invloed op uiterlijk Warmtefoto Woonlastengarantie Ervaringen kennissen/buren Subsidie
25%
30%
totaal jaren '60/'70
Q8_1=1 OR Q8_3=1 Q12. Hoeveel geld heeft u besteed of denkt u te gaan besteden om uw woning te isoleren of een energieopwekkende- of besparende installatie te plaatsen? 50% 40% 30% 20% 10% 0% < €5000
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage D - Enquêtevragenlijst
€5000 €10.000
€10.000 €25.000
€25.000 €50.000
€50.000 - > €100.000 €100.000
133
Iedereen die niet Q8_1=1 en Q8_3 =1 heeft gekozen Q13. De scriptie waarvoor uw antwoorden gebruikt worden gaat in op woningverbeteringen waardoor het energieverbruik van de woning wordt verlaagd, zoals bijvoorbeeld isoleren of door een energieopwekkende- of besparende installatie te plaatsen. U hebt aangegeven nu geen plannen te hebben om uw woning te isoleren of een energieopwekkende- of besparende installatie te plaatsen. U leest hier een aantal redenen die u kunt hebben om niet uw woning te isoleren of een energieopwekkende- of besparende installatie te plaatsen. Kunt u aangeven in welke mate deze redenen voor u gelden? 0% Niet noodzakelijk Lengte terugverdientijd Hoogte investering Maatregelen niet effectief Verwachte woonduur Teveel moeite qua tijd/inspanning Onvoldoende kennis… Teveel regelwerk Verwachte overlast Aanvraagprocedure subsidies Aanvraagprocedure vergunningen Vrees nieuwe onvolkomenheden Onvoldoende kennis… Verwachte uitvoeringstijd Ongewenste bijeffecten Niet weten hoe aan te pakken Ontsierende effecten Slechte ervaringen
20%
40%
60%
80%
totaal jaren '60/'70
Alleen als bij Q13 bij meerdere items antwoord 1 is gegeven Q14. Kunt u aangeven wat voor u de belangrijkste reden is in uw keuze om uw woning niet te isoleren of een energieopwekkende- of besparende installatie te plaatsen? 0%
10%
20%
30%
40%
Hoogte investering Niet noodzakelijk Lengte terugverdientijd Verwachte woonduur Maatregelen niet effectief Teveel regelwerk Vrees nieuwe onvolkomenheden Teveel moeite qua tijd/inspanning Onvoldoende kennis… Niet weten hoe aan te pakken Ongewenste bijeffecten Onvoldoende kennis… Aanvraagprocedure subsidies Ontsierende effecten Aanvraagprocedure vergunningen Verwachte overlast Verwachte uitvoeringstijd Slechte ervaringen
totaal jaren '60/'70
Iedereen die niet Q8_1=1 en niet Q8_3=1 heeft gekozen. De volgende vraag drie keer voorleggen met at-random gekozen items. Q15. Stel dat [item uit onderstaande lijst]. Zou u dan overwegen om energiebesparende maatregelen aan uw woning te nemen? directe compensatie investering collectief initiatief buurt warmtefoto subsidie aanbod gemeente goede ervaringen anderen gratis EPA advies bezoek voorbeeldwoning stijging energieprijzen aanbod aannemer aanbod woco informatiebrochures aanbod vakantie
ja misschien nee weet ik niet
0%
134
10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat
Q8_1=1 OR Q8_3=1 Q16. Als u uw woning te isoleert of een energieopwekkende- of besparende installatie plaatst, dan kunt u de kosten hiervan terugverdienen doordat uw energiekosten lager worden. Stel dat u uw woning isoleert of een energieopwekkende- of besparende installatie plaatst, wat vindt u dan een acceptabele terugverdientijd?
Q7=1 OR Q7=2 OR Q7=3 Q18. De volgende vraag gaat over verbouwen in het algemeen. Wat vindt u een acceptabele tijdsduur voor een verbouwing? 35% 30% 25%
30,0%
20%
25,0%
15%
20,0%
10%
15,0%
5%
al plannen
10,0%
Al plannen Geen plannen
0%
geen plannen
5,0% 1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar 5 jaar 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar 11 jaar 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar 24 jaar 25 jaar weet ik niet
0,0%
Iedereen die niet Q8_1=1 en niet Q8_3=1 heeft gekozen Q17. U hebt aangegeven niet van plan te zijn in de komende 12 maanden uw woning te isoleren of om een energieopwekkende- of besparende installatie te plaatsen. Desondanks wil ik u toch de volgende vraag voorleggen.
Q7=4 OR Q7=5 Q19. U hebt aangegeven geen plannen te hebben om uw woning in de komende 12 maanden te verbeteren, of dit nog niet zeker te weten. Desondanks willen wij u de volgende vraag stellen. Wat vindt u een acceptabele tijdsduur voor een verbouwing? Zie vraag Q18
Stel dat u uw woning gaat isoleren of dat u een energieopwekkende- of besparende installatie gaat plaatsen, dan kunt u de kosten hiervan terugverdienen doordat uw energiekosten lager worden. Stel dat u uw woning isoleert of een energieopwekkende- of besparende installatie plaatst, wat vindt u dan een acceptabele terugverdientijd? Zie vraag Q16
Deel IV Conclusies en aanbevelingen - Bijlage D - Enquêtevragenlijst
135
De volgende vraag één keer voorleggen met at-random gekozen item. Q20. Stel dat u gaat verbouwen, hoe lang vindt u het dan acceptabel dat u [item uit onderstaande lijst]?
0%
20%
40%
60%
80%
100%
toilet (wel chemisch/gedeeld) badkamer keuken 1 kamer
niet acceptabel 1 dag 1 week
gas/water/elektriciteit
2 weken
2 of meerdere kamers
1 maand
geluidsoverlast op gezette tijden thuis zijn
maakt niet uit weet ik niet
overal werkmensen in woning vuil en rommel Q21. Dit waren de vragen van Eefje van der Werf. Als u nog opmerkingen hebt over haar onderzoek, of als u haar een vraag wilt stellen, dan kan dat hier. Eefje zal over een paar maanden in haar terugkoppeling aan u een aantal van uw vragen beantwoorden. [open vraag]
136
Bewonersbelangen bij renovatie in bewoonde staat