BEWEGINGEN IN DANS Het dansveld in Groningen anno 2014
COLOFON DIT IS EEN UITGAVE VAN VRIJDAG ELKE DAG AAN CULTUUR DOEN Bij VRIJDAG in Groningen kan iedereen, elke dag van de week zelf aan cultuur doen! Van leren toneelspelen tot zelf theater maken. Van muzieklessen volgen tot spelen in een orkest of popband. Van boetseren, schilderen en edelsmeden tot je eigen werk exposeren. Van kennismaken tot zelfstandig werken in onze werkplaatsen of oefenruimtes. Kortom, alles is mogelijk als je zelf theater, muziek of beeldende kunst wilt maken. Op ieder niveau. Je kunt ook komen kijken naar theater voorstellingen, concerten en exposities. Bij VRIJDAG werken de beste kunstenaars, muzikanten en theatermakers. Zij hebben jarenlange ervaring en zijn naast het lesgeven actief als kunstenaar, muzikant of theater maker. Ze staan dus middenin de praktijk. De plek en de prima vakdocenten maken het mogelijk om het beste uit jezelf te halen. Bovendien ontmoet je andere mensen en krijg je de kans je werk te presenteren op onze podia of in onze expositieruimtes. Bij VRIJDAG kun je ook terecht voor amateur kunstondersteuning. Iedereen met vragen op het gebied van amateurkunst kan bij ons t erecht. Onze website speelt hierin een sleutelrol: op de site vind je een compleet overzicht van organisaties, stichtingen, partijen en initiatieven en actieve kunst beoefenaars in de stad en provincie. Amateur
kunstbeoefenaars en –verenigingen kunnen een profiel aanmaken om zichzelf in de kijker te spelen in het amateurkunstveld. Ook bieden we toegang tot waardevolle links en databases met een schat aan informatie over de amateurkunst in Groningen. Hiernaast houden we ons bezig met initiëren van nieuwe activiteiten in het veld en met het uitvoeren van onderzoek. En bij VRIJDAG kunnen scholen en culturele instellingen uit de stad terecht voor advies en bemiddeling op het vlak van cultuureducatie en biedt VRIJDAG zelf workshops op het vlak van beeldende kunst, theater en muziek voor het onderwijs BEGIN BIJ ONS EN GA WAAR JE WILT WWW.BIJVRIJDAG.NL Sint Jansstraat 7 9712 JM Groningen 050 3051400 Auteur Eindredactie Opmaak Fotografie
Hannelore Duynstee Saskia van Ham Hugomatic (Hugo Engwerda en Timo Meester) Hanneke Luit, Hugomatic
Indien er vragen zijn naar aanleiding van deze uitgave, dan kan er contact opgenomen worden met de afdeling amateurkunsten via
[email protected]
L N . G A D J I R V J BI
INHOUD
6 INLEIDING 0 1 R U E T A M A E 1. DANS D 9 1 T N E L A T T E H 2. DANS D N E M O K N A A E D S N A 3. D 8 2 L A N O I S PROFES 4 3 R E D IE B N A A E D 4. DANS 6 4 S J I W R E D N O T E 5. DANS H 57 E I S U L C N EINDCO 60 ADVIES 65 E I F A R G O BIBLI
“
T A H T K N I H T T ’ N DO T S U J E R A E W . G N I C N A D G N I O D E G N A H C N A C U YO N I E F I L R U YO S S A L C E C N A D A
“
ROYSTON MALDOOM
INLEIDING “DON’T THINK THAT WE ARE JUST DOING DANCING. YOU CAN CHANGE YOUR LIFE IN A DANCE CLASS.” ZO SPRAK ROYSTON MALDOOM EEN GROEP SCHOLIEREN TOE IN HUN EERSTE DANSLES OP SCHOOL, TE ZIEN IN DE DOCUMENTAIRE ‘RHYTHM IS IT’. WANNEER HIJ GELIJK HEEFT DAN ZIJN ER IN GRONINGEN AL HEEL WAT LEVENS VERANDERD, OP ZIJN KOP GEZET EN IN BEWEGING GEBRACHT DOOR DANS! MAAR WAAR, DOOR WIE, MET WIE EN VOOR WIE EN WAT IS ER NOG MEER TE HALEN? In het voorjaar van 2014 is mij gevraagd om vanwege mijn expertise in het dansveld in Friesland voor VRIJDAG (gefuseerde organisatie Stedelijke Muziekschool en Kunstencentrum) onderzoek te verrichten met als doel trends en ontwikkelingen in het dansveld binnen de kunstparticipatie en – educatie in kaart te brengen. Uiteindelijk dient dit onderzoek uit te monden in een toegankelijk document dat een helder beeld geeft van de huidige stand van zaken in de sector. Aan de hand van dit onderzoek zal ik VRIJDAG adviseren hoe deze organisatie, vanuit de vraag, zo optimaal mogelijk kan inspelen op trends en ontwikkelingen in het dansveld en de behoeftes van de spelers daarin. Daarbij ligt de focus op netwerkvorming, educatief dansaanbod en het organiseren van een expertmeeting. Het stuk is geschreven voor organisaties en professionals die op directe of indirecte wijze op het gebied van dans werkzaam zijn en voor scholen die dans al in het aanbod hebben of daarin geïnteresseerd zijn.
6
VOOR HET ONDERZOEK HEB IK VERSCHILLENDE METHODEN GEHANTEERD • ONLINE ONDERZOEK, resultaat: database waarin al het dansaanbod is opgenomen dat in Groningen geboden wordt. Het aanbod is daarbij in stijlen gekenmerkt: klassiek, modern, jazz, urban, stijldans, kinderdans, salsa/zumba, wereld/inter nationaal/folklore en een kenmerk overige stijlen, waaronder stijlen als twirling, burlesque en improvisatie zijn opgenomen. • ONLINE ENQUÊTES – Dansaanbieders: 186 dansaanbieders zijn aangeschreven, respons van 26%. – Scholen: alle scholen in de stad Groningen uit het Primair Onderwijs (PO) en het Voortgezet Onderwijs (VO) en alle scholen in de provincie Groningen uit het Voortgezet Onderwijs (VO) zijn aangeschreven. Totaal aantal scholen PO: 57, respons van 34%. Totaal aantal scholen VO: 55, respons van 28%. – Amateurkunstenaars: amateurdansers uit verschillende regio’s, met verschillende leeftijden en uit verschillende dansdisciplines hebben een digitale vragenlijst ingevuld. 16 Personen aangeschreven, respons van 100%. • KWALITATIEF ONDERZOEK 23 spelers in het dansveld zijn geïnterviewd: 12 dansaanbieders uit het veld van de amateurkunsten (waarvan 7 ook werkzaam in het onderwijs), 4 vertegenwoordigers van muziekscholen/ kunstencentra, 3 vertegenwoordigers van beroepsopleidingen, 1 educatief mede werker van een dansgezelschap, 1 project
leider van een stichting voor ontwikkeling van d anstalent, 2 dansdocenten uit het VO. Met ondervraagden zijn diepte–interviews gehouden waarbij een standaard vragenlijst het uitgangspunt was. Het onderzoek heeft voor de indeling de culturele loopbaan als uitgangspunt genomen: van beginnende amateurdanser > naar talentvolle amateurdanser > naar aankomend professional > naar dansaanbieder. Vragen hadden betrekking op aspecten als aanbod, zichtbaarheid, vindbaarheid, infrastructuur, deskundigheid en samenwerking. Op deze wijze meen ik het veld zo breed mogelijk te benaderen. Terugkijkend op de afgelopen periode was het bijzonder om te ervaren hoe open men sprak over de dans als passie. Duidelijk merkbaar was dat alle ondervraagden blij waren om ervaringen te kunnen delen, af en toe ook een ei te kunnen leggen. Contact loopt als een rode draad door dit onderzoek: mensen zijn graag in contact met passiegenoten. Ieder hoofdstuk in dit onderzoek geeft ter inspiratie een beeld van hoe het in Groningen zou kunnen gaan op dansgebied. Dit beeld is gebaseerd op input uit gesprekken met deze spelers, kortom een gedeelde visie. Hoe tegenstrijdig ook met de v oornamelijk vrouwelijke bezetting van het veld; in dit onderzoek spreek ik met betrekking tot de danser in de hij–vorm. Tenzij anders vermeld bedoel ik met ‘Groningen’ stad en provincie Groningen.
Mijn dank gaat uit naar alle spelers uit het dans veld die ik heb mogen bevragen. Zonder hun bijdragen was dit onderzoek niet tot stand gekomen. Daarnaast gaat dank uit naar Laura van den Enden, Kirsten Krans en Grietha Scheers, die de kaders aangaven waarbinnen ik mijn onderzoek kon doen.
Hannelore Duynstee Groningen, november 2014
NL . G A D J I R V BIJ
K I S AL G E E W E B T E I N N E B DAN F L E Z E IK M T E I N GABY ONG
1. DANS–DE AMATEUR Ter inspiratie EEN JONG MEISJE, VOORTDUREND AAN HET DANSEN. DE OUDERS ZIEN HAAR GEDREVENHEID EN BESLUITEN EEN PLEK TE ZOEKEN WAAR ZE OP DANSLES KAN. ZE HEBBEN VIA SCHOOL EEN FLYER MEEGEKREGEN MET EEN WEBSITE. DAAR V INDEN ZE SNEL DE PLEK WAAR ZE MOETEN ZIJN. VIA EEN PAAR E ENVOUDIGE STAPPEN KOMEN ZE TERECHT BIJ EEN LIJST MET DANSAANBIEDERS DIE OP HUN SITUATIE VAN TOEPASSING ZIJN. ZE VINDEN HET LASTIG OM TE BEPALEN WELKE DANSSTIJL BIJ HUN DOCHTER PAST EN BESLUITEN GEBRUIK TE MAKEN VAN DE SMULKAART: EEN S TRIPPENKAART WAAR ALLE DANSAANBIEDERS DIE OP DE SITE STAAN BIJ AANGESLOTEN ZIJN. DAARMEE KAN HUN DOCHTER BIJ DRIE VERSCHILLENDE AANBIEDERS TWEE LESSEN VOLGEN EN OP DIE MANIER EEN KEUZE MAKEN VOOR DE STIJL OF DOCENT DIE BIJ HAAR PAST. Een voorbeeld voor hoe het zou kunnen zijn in Groningen; mensen willen iets op het gebied van dans en kunnen dat op eenvoudige wijze en in de volle breedte online vinden. Wanneer zij merken dat in hun regio bepaald aanbod ontbreekt dan kunnen zij dit direct kenbaar maken. Als een kunstenaar/docent zichzelf wil laten zien op het vlak van dans dan is daar mogelijkheid voor.
10
DOEL Doel van dit deel van het onderzoek is om te achterhalen welk aanbod er momenteel is voor de amateurdanser en wat zijn beleving is van de vindbaarheid en zichtbaarheid van het dansveld. Daarnaast wil het onderzoek in beeld brengen wat de amateurdanser vindt van de kwaliteit en variatie van het aanbod en wat zijn motivatie is om te dansen.
GRAFIEK 1 – DANSAANBOD GRONINGEN: AANTAL AANBIEDERS PER GEMEENTE
Eemsmond
7
1.1 DE SITUATIE AANBOD Op een divers scala aan kenmerken is online gezocht naar dansaanbod in Groningen. Gedacht moet daarbij worden aan verschillende dansstijlen maar ook kenmerken als “dans groep”, “dansdocent”, “dansschool”, etcetera. Alle kenmerken zijn per gemeente ingevoerd. Eén aanbieder kan een dansschool, vereniging, dansgroep of dansdocent zijn. Dat betekent dat het aantal aanbieders niets zegt over het totaal aan aanbod dat men levert, het totaal aantal dansdocenten dat voor betreffende aanbieders werkt, of het totaal aantal leerlingen dat men op dit moment heeft.
Loppersum
4
Winsum
WIJZE Informatie is verkregen op twee manieren: • Online onderzoek: dansaanbod in Groningen; • Online interview: amateurdansers van verschillende leeftijden uit verschillende regio’s en met verschillende dansstijlen als achtergrond. 16 Personen aangeschreven, respons van 100%.
9
De Marne
Zuidhorn
8
8 Marum
5
3
Bedum
3
12 Slochteren
6
Groningen Leek
9
Delfzijl
Ten Boer
9
7 Grootegast
Appingedam
67
Haren HoogezandSappermeer
8
10
Oldambt
Menterwolde
17
4 Veendam
6
Bellingwedde Pekela
8
2 Stadskanaal
17
Vlagtwedde
3
1. DANS–DE AMATEUR GRAFIEK 2 – DANSAANBOD GRONINGEN: STIJLEN PER REGIO EN GEMEENTE Regio
Gemeente
Aantallen aanbieders
Eemsdelta
Appingedam
3
Delfzijl
12
Loppersum
4
Totaal regio Hoogeland
19 Bedum
9
De Marne
7
Eemsmond
9
Winsum
8
Totaal regio Westerkwartier
33 Grootegast
8
Leek
9
Zuidhorn
7
Marum
5
Totaal regio Compagnie
29 Menterwolde
4
Hoogezand–Sappemeer
10
Pekela
2
Slochteren
6
Veendam
6
Totaal regio Oost Groningen
28 Oldambt
17
Bellingwedde
8
Stadskanaal
17
Vlagtwedde
3
Totaal regio Stad Groningen
45 Ten Boer
3
Haren
8
Groningen (stad)
67
Totaal regio Eén aanbieder kan meerdere stijlen aanbieden.
12
78
Klassiek
Modern
Jazz
Show/ musical
Urban
1
2
2
2 1
2 1
1 2
1
1
1
2
2
3
1 1
2
1 2
2
2
1
1
1 2 3
3
2 1 6
1
4 7 11
3 12 15
2 6 8
1 1
Kinderdans Salsa/zumba Wereld/folkore/ internationaal
1
1
4
1 1
4 3
1
1 1 1
1 1 4 1 1 1 7
Stijldans
1 3
3 1 8 9
1 4 2 4 5 2 13 3 3 1 1 3 11 7 1 4 1 13 1 3 19 23
2 1 4 2 1 1 4
2
1 1 3
1
1 1 5 2 2
1
4
2
2 2 1 5 4
3 2 5 3 2 2 1 8 2 1 1 1 5 1 3
3
6
2 6 4 1 4 1 10
5 5
2 13 15
1 11 12
2 1 1 1
Overig
2
4 1 7 1 4 3 4 12 3 1 2 3 9 1 6 3 2 12 8 6 7 21 1 22 23
1 1 2 1 1 1 5 1 2
3 1 2 3 3 2 5 1 2 19 22
1. DANS–DE AMATEUR GRAFIEK 3 – DANSAANBOD GRONINGEN: AANTAL AANBIEDERS PER 1.000 INWONERS IN DE GEMEENTE
‘Uit de grafieken blijkt dat de gemeente Veendam, Pekela, Appingedam en Vlagtwedde relatief g ezien de minste aan bieders per 1000 inwoners hebben en Bedum de meeste. Qua stijlvariatie blijkt dat de Stad Groningen alle stijlen biedt. De gemeente Pekela biedt de minste variatie aan stijlen.
Eemsmond
0,6 De Marne
0,7 Zuidhorn Zuidhorn
0,4 Grootegast
0,7 Marum
0,5
0,4
Winsum
0,6
0,5
Appingedam
0,2
Bedum
0,9
Delfzijl
Ten Boer
0,4
0,2 0,5 Slochteren
0,4
Groningen Leek
Aan de ondervraagde amateurs is g evraagd wat zij vinden van het dansaanbod in Groningen. Met betrekking tot de stad geeft een kwart van het aantal ondervraagden aan dat er voldoende en gevarieerd aanbod is, driekwart vindt dat er een overaanbod is van de “traditionele” stijlen (klassiek ballet, moderne dans en jazzdans) en van de urban stijlen (zoals hiphop, breakdance, streetdance). Met betrekking tot de provincie geven alle ondervraagden aan dat wat hun betreft het aanbod en de variatie daarin voldoende zijn.
Loppersum
0,3
Haren HoogezandSappermeer
0,4
0,3
Oldambt
Menterwolde
0,4
0,3 Veendam
0,2
Bellingwedde Pekela
0,9
0,2 Stadskanaal
0,5
Vlagtwedde
0,2
14
KWALITEITSBELEVING Aan amateurdansers is gevraagd wat zij vinden van de kwaliteit van hun dansles(sen). Daarbij zijn zij bevraagd op de inhoud van de lessen, het contact met de docent en de uitdaging in de lessen. De ondervraagden zijn zeer te spreken over de inhoud van de lessen die zij momenteel v olgen, zowel in stad als provincie. Een paar van hen geven aan dat zij het ook leuk vinden om, naast de lessen van de eigen docent, ook af en toe les te krijgen van andere docenten of mee te doen aan dansprojecten die door derden worden georganiseerd. Een klein aantal geeft aan te zijn g ewisseld van docent omdat zij geen klik hadden met hun eigen dansdocent. Meerdere ondervraagden geven aan dat het hebben van een klik met de docent een essentiële voorwaarde is om met plezier naar de les te gaan. Het niveau van de lessen ervaren de ondervraagden als goed en van toepassing
op wat zij willen en nodig hebben. Men v indt het belangrijk dat gedifferentieerd (in niveauverschillen) wordt gewerkt, dat houdt de lessen interessant. MOTIVATIE AMATEURKUNSTENAAR Aan de ondervraagden is gevraagd waarom zij op dansen zijn gegaan (open vraag). Er blijken heel diverse redenen te zijn voor mensen om op dansles te gaan. • het is een leuke manier van sporten/workout, • ik vind het heel fijn om te dansen • mijn dochter zag haar broer op breakdance en wilde dat ook • ik houd van muziek en bewegen • lang geleden heb ik ook gedanst en de passie is gebleven • Ik kan me erin uiten op mijn eigen manier • het ontspant • ik kan mijn gevoel erin kwijt • mijn zoon werd geïnspireerd door tv–programma’s en filmpjes op YouTube en gaf zelf aan dat hij op dansles wilde • als ik niet beweeg dan ben ik mijzelf niet • ik dans voor mijn plezier • dans geeft verbondenheid • ik doe er leuke contacten op omdat we allemaal van dans houden Plezier en passie staan duidelijk bovenaan, die werden door alle amateurdansers als motivatie aangegeven. Beweging, expressie en het sociale aspect werden door meerdere mensen als reden genoemd. VINDBAARHEID Uit de antwoorden op de vraag hoe mensen het dansaanbod van hun keuze hebben kunnen vinden blijkt dat dit meestal gebeurt via mond–tot–mond reclame. Een enkeling is aan het googelen geslagen maar heeft uiteindelijk haar dansaanbieder gevonden >
1. DANS–DE AMATEUR via een vriendinnetje omdat ze geen idee had of ze via internet wel alle scholen kon vinden die er waren en niet wist waar ze precies op moest zoeken. Meerdere ondervraagden geven aan dat zij de indruk hebben dat, wanneer je eenmaal je weg kent in het dansveld, het aanbod wel te vinden is. Maar wanneer je “net komt kijken” is het erg onoverzichtelijk. Er is geen centrale plek waar aanbod zichtbaar wordt gemaakt. Zoekmachines op internet helpen hier wel bij maar maken het vinden van aanbod een t ijdrovende klus. Amateurs die na een lange tijd weer besluiten te gaan dansen, vinden soms de weg wel omdat ze contact hebben gehouden met het veld en soms moeten ook zij weer opnieuw op zoek. Alle ondervraagden geven aan dat het dansveld veel belang zou hebben bij een databank waar al het dansaanbod duidelijk op te vinden is. PRESENTATIE OP PODIA Podiumervaring is voor driekwart van de ondervraagden een belangrijk element in hun carrière als amateurdanser: ”Je leeft ergens naar toe en brengt dat wat je geleerd hebt in de praktijk”. Op de vraag of men vindt dat er voldoende podiumgelegenheid is, geven meeste ondervraagden aan dat zij bij de eigen dansaanbieder voldoende naar eigen behoefte in de gelegenheid zijn om zichzelf op een podium te presenteren. Een klein deel zou meer podiummomenten plezierig vinden. Daarnaast wordt opgemerkt dat er in Groningen (stad en provincie) weinig podiumgelegenheid georganiseerd wordt waarbij groepen van verschillende dansaanbieders uit de diverse disciplines bij elkaar worden gebracht om aan hunpubliek 16
en elkaar te laten zien wat zij kunnen of om samen aan stukken te werken. Sommigen ervaren dat als een gemis. Uitzondering daarop is de urban sector; amateurdansers uit de stad signaleren dat Stichting Urban House Groningen het op zich neemt om als koepel boven de verschillende dansaanbieders uit de sector te hangen door het organiseren van p odiumactiviteiten voor de gehele urban sector. Dit wordt als erg plezierig ervaren.
2 CONCLUSIES • Uit de database blijkt dat in de verschillende regio’s van de provincie Groningen aanmerkelijke verschillen zichtbaar zijn waar het de verhouding tussen aantal aanbieders en aantal inwoners betreft en waar het de verspreiding van het aanbod in stijlen betreft. Uitgaande van wat de amateurdansers in interviews aangeven lijkt dat geen problemen op te leveren; wat hun betreft is er voldoende goed en gevarieerd aanbod. • Er is gemis aan voldoende gelegenheid voor amateurdansers om zichzelf als danser zichtbaar te maken, andere amateurdansers te ontmoeten en te zien wat er in Groningen op het gebied van amateurdans gebeurt. • Het dansaanbod is met name te vinden door middel van mond–tot–mond r eclame. Aanbod is niet centraal online vindbaar.
2. DANS–HET TALENT
F O O L E IK G IN HET S L A M A A H C I L N A V R DRAGE S I N E K BETE STEF AVEZAATH
Ter inspiratie DE DANSER HEEFT INMIDDELS WAT MEER DANSERVARING EN BEGINT TE MERKEN DAT HIJ SNELLER VOORUIT GAAT DAN DE REST VAN DE GROEP. OOK DE DANSDOCENT MERKT DIT OP EN IS ZICH ER VAN BEWUST DAT DEZE DANS ER IN DEG ELEGENHEID GESTELD MOET WORDEN OM TE KUNNEN GROEIEN NAAR EEN H OGER NIVEAU OF ZELFS DOOR TE STROMEN NAAR EEN BEROEPSOPLEIDING WANNEER HIJ DAT WIL. DIT IS HET MOMENT WAAROP DE DANSDOCENT DE TALENTVOLLE DANSER STIMULEERT OM OVER TE STAPPEN NAAR DE TALENTKLAS OF SELECTIEGROEP. OF, WANNEER DIE NIET VOORHANDEN IS: DE DANSER DOORSTUURT NAAR EEN PLEK WAARVAN HIJ WEET DAT DIT TALENT DAAR V ERDER DOORONTWIKKELD KAN WORDEN. WELLICHT NAAR EEN PLEK WAAR HET TALENT VOORBEREID WORDT OP EEN D ANSCARRIÈRE. HIJ IS GOED OP DE HOOGTE VAN DE WEG DIE HIJ IN GRONINGEN, EN MISSCHIEN OOK ELDERS IN HET NOORDEN, MET ZIJN LEERLING KAN BEWANDELEN OM DIT TE BEWERKSTELLIGEN. HIJ KAN ONLINE GEMAKKELIJK HET AANBOD VINDEN DAT WELLICHT OP ZIJN LEERLING VAN TOEPASSING IS. EN HIJ WEET WAAR HIJ ZIJN COLLEGA’S KAN VINDEN DIE HEM WAAR NODIG VERDER KUNNEN HELPEN (ZOALS EEN FACEBOOK–GROEP OF EEN ANDER DANSNETWERK). HIJ KENT DE M OGELIJKHEDEN OM HET TALENT OP EEN PODIUM ZICHTBAAR TE MAKEN EN TE LATEN INSPIREREN DOOR ANDER DANSTALENT. WANNEER IN EEN BEPAALDE BEHOEFTE NIET VOORZIEN WORDT DAN KAN HIJ MET DAT SIGNAAL
ERECHT OP EEN PLEK WAAR HIJ ADVIES T EN LIEFST OOK ONDERSTEUNING KRIJGT MET BETREKKING TOT HET EVENTUEEL REALISEREN VAN NIEUWE PLANNEN. Een voorbeeld van hoe de situatie met betrekking tot talentontwikkeling er in Groningen uit zou kunnen zien; dansdocenten en hun talentvolle leerling weten welke wegen ze kunnen bewandelen om het talent zo optimaal mogelijk te laten groeien, zichtbaar te maken en te laten inspireren.
DOEL Dit deel van het onderzoek wil in beeld brengen hoe talentvolle amateurdansers zichzelf kunnen ontwikkelen in Groningen. En welke mogelijkheden er zijn om zich voor te bereiden op een professionele danscarrière wanneer zij dat willen.
WIJZE Informatie is verkregen op twee manieren: • Enquête: alle dansaanbieders in Groningen • Interviews: 23 dansaanbieders in Groningen, 16 amateurdansers van verschillende leeftijden uit verschillende regio’s en met verschillende dansstijlen als achtergrond zijn aangeschreven, respons van 100%.
2.1 DE SITUATIE Wanneer een amateurdanser zijn talent wil ontwikkelen dan wil dat niet direct zeggen dat hij daar ook zijn beroep van wil maken. Talentontwikkeling kan daarom plaatsvinden in het kader van het maximaliseren van de vaardigheden én in het kader van het toewerken naar een beroepsopleiding.
2. DANS–HET TALENT • MAXIMALISEREN VAN DE VAARDIGHEDEN GRAFIEK 4 – ONTWIKKELINGSMOGELIJK HEDEN VOOR TALENT Zijn er volgens jou voldoende ontwikkelingsmogelijkheden voor getalenteerde amateurdansers? ja
42%
nee
17%
anders
41%
Over deze vraag zijn 186 aanbieders aangeschreven, 48 aanbieders hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 26%. De cijfers in de grafiek tonen aan dat de meningen bij geënquêteerde dansaanbieders over het aantal voorzieningen op het gebied van talent ontwikkeling in de gehele provincie enigszins verschillen; 42% vindt dat er voldoende aanbod is, 17% vindt dat er te weinig aanbod is. 41% Geeft aan het tot zekere hoogte voldoende te vinden, weet het niet of vindt dat er niet in alle stijlen voldoende mogelijkheid geboden wordt. Daarbij wordt opgemerkt dat men zelf aanbod genereert omdat er gebrek is, en dat men meer losse projecten zou willen hebben in Groningen op dit gebied. Waar het gaat om het maximaliseren van v aardigheden bieden dansscholen in Groningen (zowel in stad als provincie) niveaugroepen, talentklassen, selectieklassen en demonstratiegroepen waar leerlingen naar toe door kunnen stromen. Het gros van de ondervraagde dansaanbieders geeft aan dat hier voldoende goed aanbod in is. Met de kanttekening dat in de provincie duidelijk minder aanbod is omdat dansscholen relatief klein zijn en daardoor een traject waarin gedifferentieerd gewerkt wordt minder snel 20
te realiseren is; dat kan financieel niet uit. Ondervraagde dansdocenten geven aan dat hun eigen dansniveau medebepalend is voor het niveau van hun leerlingen en dat daarnaast de eigen motivatie van de leerling een b elangrijke factor is in zijn ontwikkeling. Dansdocenten die in de provincie werken en het veld in provincie en stad goed menen te kennen merken op dat drive en discipline bij leerlingen in de provincie over het algemeen minder zijn dan bij leerlingen in de stad. Zij hebben de indruk dat dat samenhangt met de nuchtere insteek van ouders: leuk dat mijn kind op dansles zit maar daar moet het dan ook wel bij blijven. Praktische redenen (kosten, reistijden) werpen ook drempels op. Zowel in stad als provincie valt het dans docenten op dat in de loop van de jaren de discipline bij leerlingen afneemt. Zij vermoeden dat dit te maken heeft met de veelheid aan andere dingen die op hen afkomt en met het feit dat jongeren zich minder lang willen verbinden aan één hobby. Dansdocenten geven verder in interviews aan dat examens een goede manier kunnen zijn om talent te ontdekken en te volgen. Een aantal dansscholen in stad en provincie neemt bij hun leerlingen examens af. Dit zijn ofwel bestaande ofwel door hen zelf ontwikkelde examens. Zij hebben daarmee onder andere als doel de individuele groei van hun leerlingen zichtbaar te maken en regie te houden over de talentontwikkeling op hun eigen dansschool. Jonge amateurdansers en hun ouders geven aan dat er wat hun betreft in de v erschillende dansdisciplines in stad Groningen op dit moment voldoende aanbod is om het danstalent te kunnen ontwikkelen. Amateur dansers die in de provincie wonen geven aan dat zij tot een bepaald niveau bij hun eigen
dansaanbieder kunnen groeien maar dat ze voor meer ontwikkeling aangewezen zijn op de voorzieningen in de stad. Dat werp voor hen wel drempels op. • TOEWERKEN NAAR EEN BEROEPSOPLEIDING GRAFIEK 5 – AANSLUITING MET BEROEPSOPLEIDINGEN DANS Is er sprake van voldoende aansluiting met beroepsopleidingen dans?
z eggen bij een tweetal balletscholen waar het de traditionelere vormen (ballet, modern, jazz) betreft en op de vooropleiding van dansacademie Lucia Marthas waar het de show/musicalkant betreft. Daarnaast geven bijna alle dansdocenten en amateurs in interviews aan het jammer te vinden dat het noorden qua b eroepsopleiding niet beschikt over een dansacademie die zich focust op de meer traditionele dansvormen zoals klassiek ballet, moderne dans en jazzballet. Hiervoor dient men elders in Nederland te zijn.
ja
22%
nee
20%
niet van toepassing
29%
2.1.1 DE INFRASTRUCTUUR
anders
29%
Van Dale definieert “infrastructuur” als volgt; het geheel van auto–, spoor–, waterwegen, havens, vliegvelden, elektrische installaties, kabels enz. Een infrastructuur bestaat dus uit geleiders die een persoon of een product van A naar B vervoeren. Wanneer je deze definitie plaatst in het kader van talentontwikkeling dan kun je stellen dat, om talent te kunnen ontwikkelen, de leerling afhankelijk is van een aantal belangrijke geleiders:
Over deze vraag zijn 186 aanbieders aangeschreven, 48 aanbieders hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 26%. Van de geënquêteerden is een klein kwart van mening dat er voldoende aansluiting is met de dansvakopleidingen. Een iets kleiner deel geeft aan dit niet voldoende te vinden. De 29% procent die “anders” heeft aangekruist geeft als suggesties dat die aansluiting beter kan; dat vooral leerlingen die de showkant van de dans op willen daarvoor naar dansacademie Lucia Marthas kunnen en dat het aanbod van de beroepsopleiding in het noorden niet v oldoende gevarieerd is. De a ntwoordmogelijkheid “Niet van toepassing” is gegeven omdat de mogelijkheid bestaat dat men hier geen beeld bij heeft en er geen mening over kan vormen. Alle geïnterviewden, zowel amateurdansers als dansdocenten, geven aan dat er aan voorbereiding voldoende trajecten in de stad geboden worden. Dat gebeurt naar hun
• PODIUM Ondervraagde dansdocenten geven aan dat het belangrijk is dat talentvolle leer lingen in de jaarlijkse/ tweejaarlijkse voor stelling van hun dansschool een belangrijk podiummoment krijgen. Hierbij merken zij echter op dat talent niet optimaal zichtbaar gemaakt kan worden in stad en provincie omdat daar geen podiumgelegenheid voor georganiseerd wordt. Ook hier vormt de Stichting Urban House een uitzondering: zij richten zich specifiek op talentontwikkeling bij urban dansers en het zichtbaar maken van jong u rban danstalent. >
2. DANS–HET TALENT Ondervraagde dansdocenten geven aan dat, wanneer zij meer podiummomenten willen voor hun leerlingen, zij die zelf moeten v ormgeven. In het verleden werden f estivals georganiseerd voor amateurdansers, zowel vanuit Groningen door de provinciale dansconsulent als vanuit het toenmalige Landelijk Centrum voor Amateurdans (LCA). Doordat de functie van dansconsulent is v erdwenen in 2004 en wegens de landelijke bezuinigingen op kunst en cultuur in de afgelopen jaren vinden dergelijke festival niet meer plaats in Groningen. Dergelijke festivals hadden een sterk stimulerende werking; andere (bekende) docenten die een nieuwe impuls geven, het zien van “collega–talent” en dat als inspiratie g ebruiken om zelf te groeien, de uitwisseling en het opbouwen van een netwerk in het dansveld. • INSPIRATIE Ondervraagde dansdocenten m erken op dat het voor een talentvolle leerling belangrijk is om ander talent te zien werken en zich daardoor te laten inspireren. Een aantal van hen geeft aan daar binnen hun school in te voorzien. Uitgezonderd de urban sector en de twirlen jazzgymnastiekverenigingen, waar wedstrijden georganiseerd worden, geven de docenten aan dat er geen evenementen zijn waar hun groepen elkaar kunnen inspireren. De meeste dansdocenten stimuleren hun leerlingen daarentegen wel om dans voorstellingen van professionele gezelschappen te bezoeken. Dat kan in Groningen (vaak tegen gereduceerde jongerentarieven) bij de theaters en 22
f estivals die dans programmeren. Theaters in Groningen waar dit seizoen dans wordt geprogrammeerd zijn Stadsschouwburg (Groningen), De Oosterpoort (Groningen), Grand Theatre (Groningen), Martiniplaza (Groningen), De Molenberg (Delfzijl), Theater Geert Teis (Stadskanaal). De jaarlijkse festivals die dans programmeren zijn onder andere: Noorderzon (Groningen), Jonge Harten (Groningen), Nacht van de Kunst en Wetenschap (Groningen) en Op Roakeldais (Warffum). Niet onvermeld mag blijven dat Groningen twee gezelschappen huisvest die zich op professioneel niveau op dans richten: Club Guy and Roni en Random Collision. Club Guy and Roni is een internationaal dansgezelschap dat subsidie ontvangt van het Fonds voor de Podiumkunsten. Hun stukken worden zowel in Nederland als d aarbuiten op de verschillende podia geprogrammeerd. Random Collision is een organisatie die zich op internationaal niveau ten doel stelt om jonge choreografen te ontwikkelen, ondersteunen en een podium te bieden. Kenmerkend is dat zij het publiek in het maakproces betrekken. Random Collision werkt met incidentele subsidies. • INITIATIEVEN OP HET GEBIED VAN TALENTONTWIKKELING Op dit moment ervaren dansaanbieders dat initiatieven op het gebied van talent ontwikkeling anders dan hun eigen aanbod een losstaand karakter hebben. Informatie daarover verkrijgt men op willekeurige wijze of helemaal niet. Men geeft aan behoefte te hebben aan meer regie op dit onderwerp.
2.2 CONCLUSIES • Uit zowel de enquête als de interviews kan geconcludeerd worden dat op het gebied van het maximaliseren van de dansvaardigheden voldoende aanbod voorhanden is met een accent op de stad Groningen. • Uit zowel de enquête als de interviews kan geconcludeerd worden dat het aanbod met betrekking tot de voorbereiding op een danscarrière waar het de show/musicalstijl betreft in de stad Groningen voldoende aanwezig is op de dansacademie. Waar het de traditionele vormen van dans zoals klassiek ballet, moderne dans en jazzballet betreft is er voldoende aanbod in aanwezig maar geen gelegenheid om in Groningen door te stromen naar een dansacademie. • Met betrekking tot de b enodigde infrastructuur van talent kan geconcludeerd worden dat er behoefte is aan gelegenheid (podia, evenementen) om danstalent te introduceren en elkaar te laten inspireren en een omgeving waarbinnen dat centraal geregisseerd wordt.
“
E C N A D E H T M E O P IS A
“
Y R E V E H C I H W OF T N E M E V O M D R O W A IS MATA HARI
3. DANS– DE AANKOMEND PROFESSIONAL Ter inspiratie DE TALENTVOLLE DANSER HEEFT ZIJN KEUZE GEMAAKT: IK WIL VAN DANS MIJN BEROEP MAKEN. EN WEET DAT DAT KAN IN DRIE RICHTINGEN: ALS DANSER, ALS DANSDOCENT OF ALS CHOREOGRAAF. HIJ WEET WAAR ZIJN KWALITEITEN LIGGEN EN IN WELKE RICHTING EN DANS STIJL(EN) HIJ VERDER WIL. HIJ HEEFT IN DE AFGELOPEN JAREN ALLE INFORMATIE GEKREGEN DIE NODIG WAS OM NU GERICHT TE GAAN ZOEKEN NAAR DE PLEK DIE HET BESTE BIJ HEM PAST. LIEFST ZOU HIJ DAT IN HET NOORDEN VAN NEDERLAND WILLEN DOEN WANT DAAR KENT HIJ DE OPLEIDINGEN DIE HEM MEDE HEBBEN GEÏNSPIREERD OM ZIJN TALENT VERDER TE BRENGEN. HIJ HEEFT DE KEUZE UIT DANSOPLEIDINGEN ZOWEL OP MBO– ALS HBO–NIVEAU. EN KAN DAAR PRIMA TERECHT IN DE RICHTING EN STIJL(EN) WAAR HIJ VOOR KIEST. Dit zou een situatie kunnen zijn; een danstalent dat in het noorden van Nederland op alle gewenste niveaus en in de gewenste stijlen zichzelf kan ontwikkelen tot een professional en de weg weet te vinden naar de voor hem geschikte opleiding.
DOEL Dit deel van het onderzoek wil een beeld geven van de beroepsopleidingen in Groningen waar (ook) dans geboden wordt; de inhoud van de opleidingen en de instroom vanuit – en uitstroom naar het danswerkveld.
28
WIJZE Informatie is verkregen op een aantal manieren: • Enquête: alle dansaanbieders in Groningen • Interviews: – 23 dansaanbieders in Groningen. – ALO en Alfa College: van beide opleidingen één persoon ondervraagd.
3.1 DE SITUATIE DE OPLEIDINGEN In Groningen zijn er verschillende mogelijk heden voor een opleiding tot een beroep in het dansveld: • Dansacademie Lucia Marthas: Hbo–opleidingen Dans Hbo–opleiding Docent Dans Mbo–opleiding Dans/Dansleider Dansacademie Lucia Marthas* is sinds 2004 in Groningen gevestigd. Deze van origine Amsterdamse Academie is naar Groningen gekomen omdat de Hanze hogeschool hun de gelegenheid bood als Hbo–opleiding erkend te worden. De Mbo–opleiding bieden zij aan vanuit het Noorderpoort College (Mbo Artiest). De vooropleiding die zij bieden is een voortraject voor beide niveaus en kan gevolgd worden door leerlingen vanaf groep 1 van de basisschool tot en methet laatste jaar van het voortgezet onderwijs. De dansacademie richt zich specifiek op de showkant van het vak. • Academie voor Lichamelijke Opvoeding (Hbo): Vak: Bewegen en muziek Het vak Bewegen en muziek (Dans) is landelijk een verplicht vak voor alle ALO–studenten. Studenten worden daarnaast gestimuleerd om ook dans lessen te v olgen bij Dansacademie Lucia Marthas en het Alfa College. In de lessen
* Tot het moment van ter publicatie gaan van dit onderzoek was het ondanks herhaalde pogingen niet mogelijk om iemand van dansacademie Lucia Marthas te interviewen.
worden handvatten geboden waarmee de studenten de ontwikkeling binnen de dans kunnen blijven volgen. De ALO richt zich binnen het vak Bewegen en muziek op de algemene dansvaardigheid en de methodiek–didactiek. • Alfa College Sport en Bewegen (Mbo): TEC–opleiding In het eerste jaar van de opleiding wordt gewerkt aan het vak dans vanuit de wellnesskant (aerobics, steps). Studenten die meer met dans willen, kunnen vanaf het tweede jaar (bij voldoende animo) van de opleiding de TEC–opleiding volgen. De TEC 2 Teach methodiek richt zich op hiphop en streetdance en voorziet in certificaten voor instructeurs. Op basis van de interviews kan ik constateren dat bovenstaande o pleidingen elkaar niet als concurrent ervaren; zij werken voor verschillende doelgroepen. De docent van de ALO stimuleert haar leerlingen om lessen te volgen bij de dansacademie als aanvulling op de lessen die in haar opleiding geboden worden. Daarnaast adviseert zij hun om bij het Alfa College het TEC–certificaat te halen in het vrij–invulbare studiedeel wanneer zij meer met dans willen. Het Alfa C ollege werkt in operationele zin samen met de dansacademie; zij zetten docenten in die ook daar werkzaam zijn. Zij zouden graag hun opleiding door willen ontwikkelen waar het om dans gaat en z ullen daar in de toekomst op inzetten. Gezien het feit dat van d ansacademie L ucia Marthas geen reactie is ontvangen, kan gericht op bovenstaande geen uitspraak worden gedaan die op de ervaring vande dansacademie betrekking heeft.
DANS EN SPORT Bij ongeveer driekwart van de dansaanbieders is bekend dat op de ALO en het Alfa College ook dans aangeboden wordt. Een enkele dans docent geeft aan dat een leerling die niet door kon stromen naar een dansacademie, naar het Alfa College is gegaan. Ondervraagden van de beide o pleidingen geven aan dat de uitstroom vanuit hun opleidingen niet in eerste instantie gericht is op het amateurdans–circuit. De ALO en het Alfa College geven beide aan dat zij erg graag zouden zien dat dans door hun studenten en alumni meer ingezet wordt in de sportlessen die zij geven, naast de verplichte uren dans die ze moeten verzorgen. INSTROOM VANUIT HET AMATEURVELD Alle dansdocenten uit stad en provincie geven aan dat de meesten van hun leerlingen die doorstromen naar een beroepsopleiding op het gebied van dans, dit doen naar dans academie Lucia Marthas. Zij hebben de indruk dat die keuze vaak samenhangt met het feit dat deze opleiding dicht bij huis is. Zij geven aan het jammer te vinden dat er voor leerlingen die zich wellicht liever in andere dansstijlen dan show/musical hadden willen bekwamen geen Hbo–opleidings mogelijkheid in het noorden is. Daarvoor moet men naar de dansacademies elders in het land. Ondervraagde d ansdocenten geven aan dat af en toe één of twee van hun leerlingen doorstromen naar een dansacademie in het land. Dat gebeurt verdeeld over alle verschillende academies, afhankelijk van de voorkeur van de leerling. Dansdocenten geven aan waar het om door stroom naar een dansacademie voor >
3. DANS– DE AANKOMEND PROFESSIONAL klassiek ballet gaat, dat moeilijk realiseerbaar is voor leerlingen uit Groningen; daar begin je vanaf je twaalfde jaar mee. Dan zal een leerling op die leeftijd in de kost moeten in de stad waar de dansacademie van zijn keuze zich bevindt en daar kiezen de meeste mensen niet voor. Docenten geven aan dat dat te maken heeft met het feit dat leerlingen op die leeftijd niet graag ver van huis zijn, de kosten niet o pgebracht kunnen worden en de leerling dan de eigen school zal moeten verlaten. Uit een gesprek met één dansdocent blijkt dat een leerling onlangs wel op dergelijke wijze uit huis is gegaan. De betreffende leerling heeft specifieke aandacht nodig in verband met een beperking en kon alleen elders in het land worden toegelaten. STAGE EN UITSTROOM NAAR HET AMATEURVELD Dansaanbieders die contact hebben met studenten van dansacademie Lucia Marthas geven aan dat deze studenten stagelopen bij verschillende dansaanbieders in het amateurveld en op scholen in het primair–en voortgezet onderwijs in stad en provincie. De studenten benaderen de scholen zelf. Dansaan bieders geven aan dat zij door de dansacade mie niet worden benaderd waar het stages of doorstroom naar het werkveld b etreft. Voor zover bekend stroomt een klein deel van de afgestudeerden van de dansacademie uit naar dans–werkveld in Groningen. Zij doen dat als ZZP’er; werken voor meerdere dans– of sportscholen, in het onderwijs of beginnen een eigen dansschool. Andere alumni trekken weg uit Groningen om elders werk in het dansveld te zoeken, b eginnen een andere studie of zoeken werk in een andere sector. Dansaan bieders die alumni van Lucia Marthas inzetten merken dat dat leerlingen stimuleert om ook naar de dansacademie te willen gaan. 30
De stages van studenten van de ALO richten zich op het primair–, voortgezet– en s peciaal onderwijs en op het Mbo. De invulling van de stage hangt sterk samen met de wens van de scholen. De ALO onder houdt het c ontact met de stagescholen. Door deze s tages heeft de ALO kijk op de scholen waar men open staat voor dans en beschikt men over een redelijk beeld van het werkveld en de alumni die daarbinnen werkzaam zijn. Zij concluderen dat het merendeel van hun alumni dans niet inzet in hun beroep in de sport– of amateurkunstensector. Op een enkele uitzondering na, omdat die zelf al danste voordat hij begon aan de ALO. Anderen gaan aan het werk vanuit hun sportachtergrond. De ALO ziet dat zij een taak zou kunnen hebben in het verzorgen van bijscholingen op het gebied van dans voor hun alumni zodat nieuwe ontwikkelingen op het gebied van dans voor hen in beeld blijven en zij inspiratie op kunnen (blijven) doen. Het Alfa College heeft een bestand met stageadressen. Studenten nemen zelf contact op met de stageplek. Het Alfa College bezoekt de stageplek minimaal één keer. Stagiaires komen voornamelijk in het onderwijs (PO en VO) en in geringe mate bij de dansaanbieders in het amateurveld. Uitstroom vindt plaats op niveau 2, 3 en 4. Wanneer ze met dans aan het werk gaan dan is dat meestal in de wijksfeer of de wellnesskant. Een bijzondere plek waar het om stages gaat neemt dansgezelschap Club Guy and Roni in. Zij bieden sinds kort jaarlijks een aantal s tageplaatsen aan bij hun zogeheten Poetics Disaster Club. Doelgroep: vierdejaars studenten van dansacademies in Nederland en daarbuiten. Zij krijgen bij hen een podium, doen daarmee als danser ervaring op in een
professioneel gezelschap, en worden ingezet als maker en als docent. Zij geven les aan amateurdansers die dat leuk vinden en doen dat op basis van beschikbaarheid. Die is sterk afhankelijk van het programma van het gezelschap. Door middel van facebook bouwen zij hun netwerk van amateurdansers op en communiceren zij de details van hun lessen. Het gezelschap blijft eind verantwoordelijk voor de kwaliteit van de lessen die zij verzorgen. Studio’s staan gratis tot hun beschikking. Bij de wisseling van stagiaires worden nieuwe stagiaires door de oude ingewerkt. Uitstroom van deze stagiaires: van de zes stagiaires die tot nu toe aan het gezelschap verbonden zijn geweest, zijn twee elders bij een gezelschap in vaste dienst gekomen, twee van hen hebben zicht op een baan bij een gezelschap elders en twee van hen werken nu bij Club Guy and Roni. Veel van de ondervraagde dansaanbieders geven aan dat het werk in Groningen niet voor het oprapen ligt voor dansprofessionals. Uitvoerend dansers vinden in Groningen geen werk, dansdocenten moeten voor werk hard aan de weg timmeren. Een deel van hen gaat verder studeren of zoekt werk in een andere sector. Ondervraagden zijn van mening dat in verhouding erg weinig alumni van d ansacademies elders in het land zich in Groningen vestigen en geven aan die mening te baseren op hun contacten met collega’s in het (landelijke) veld. Instroom die er is, komt voornamelijk van alumni van dansacademie Lucia Marthas in Groningen.
3.2 CONCLUSIES • De ALO en het Alfa College zijn van mening dat hun alumni dans te weinig inzetten in hun werk. Daaruit concludeer ik dat er kansen liggen voor dansaanbied ers: zij kunnen dans in de sportsector zichtbaar maken en op die manier nieuwe doelgroepen aanspreken. • Dansaanbieders geven aan dat de dansacademie zelf niet actief is in het onderhouden van contacten met dansaanbieders voor hun stagiaires. Studenten van de dansacademie lopen wel stage bij dansaanbieders in het amateurdansveld. ALO, Alfa College en dansaanbieders geven aan dat erg weinig van hun studenten stage lopen in het amateurdansveld. Hieruit blijkt dat door de beroepsopleidingen en het werkveld weinig tot geen activiteit wordt ondernomen om doorstroom van studenten in het werkveld te bewerkstelligen. • Dansdocenten geven aan dat d oorstroom van hun leerlingen naar een dansacademie grotendeels plaatsvindt naar dansacademie Lucia Marthas. Dit betekent dat uitstroom van nieuwe dansprofessionals in Groningen zich met name focust op de show/musical stijl. Gebaseerd op het feit dat docenten aangeven dat er weinig instroom in het amateurdansveld is van Hbo–opgeleide dansdocenten die buiten Groningen zijn opgeleid, kan geconcludeerd worden dat in Groningen een gebrek is aan Hbo–opgeleide dansdocenten met een niet–show/musicalachtergrond.
N E E S I DANS L A A T EIGEN
S I U R E D T I U WAAR E D N E T H C A Z R E V EN N E G N I K K U R UITD ZIJN D R E T L I F E G G WE ROYSTON MALDOOM
4. DANS–DE AANBIEDER Ter inspiratie DE JONGE DANSPROFESSIONAL IS AFGESTUDEERD EN WIL GRAAG AAN HET WERK. WANNEER HIJ IS AFGESTUDEERD ALS UITVOEREND DANSER DAN IS HIJ ZICH ER VAN BEWUST DAT OP HET GEBIED VAN DE PROFESSIONELE D ANSGEZELSCHAPPEN GEEN WERK VOORHANDEN ZAL ZIJN OMDAT GRONINGEN ÉÉN DANSGEZELSCHAP KENT. DE AFGESTUDEERDE D ANSDOCENT WEET WELKE WEGEN HIJ MOET BEWANDELEN OM EEN NETWERK OP TEBOUWEN EN DE KANS OP WERK TE VERGROTEN, OMDAT DE DANS EN HET WERKVELD IN GRONINGEN GOED IN BEELD ZIJN. HIJ WEET WAT ER VAN HEM VERLANGD WORDT WANNEER HET GAAT OM ONDERNEMERSCHAP. HIJ IS ZICH ER VAN BEWUST DAT HIJ EEN BELANGRIJKE TAAK HEEFT IN HET VOEDEN, UITDAGEN EN INSPIREREN VAN HET AMATEURVELD. EN WEET DAT HIJ DAARIN GEFACILITEERD WORDT DOORDAT VOOR DANSDOCENTEN IN HET NOORDEN STRUCTUREEL EN CONCREET AANBOD AANWEZIG IS OP HET GEBIED VAN BIJSCHOLINGEN EN INSPIRATIE. DAARNAAST KAN HIJ ZIJN AANBOD OP OVERZICHTELIJKE WIJZE ZICHTBAAR MAKEN IN EEN ONLINE O MGEVING. Zo zou het kunnen zijn in Groningen voor enthousiaste (beginnende) dansprofessionals…
DOEL Doel van dit deel van het onderzoek is een beeld te krijgen van de dansaanbieder als professional; hoe is hij georganiseerd, hoe genereert hij zijn inkomen, hoe maakt hij 34
zichzelf zichtbaar, hoe zet hij zichzelf in de markt, hoe staat het met de faciliteiten, hoe ervaart hij de samenwerking versus de concurrentie in het veld, hoe zorgt hij voor het op peil houden van zijn eigen deskundigheid?
WIJZE Informatie is verkregen op een aantal manieren: • Enquête: alle dansaanbieders in Groningen • Interviews: 23 dansaanbieders in Groningen
zichzelf óók zien als maker en als danser. Waar bij “anders” beroepen zijn ingevuld, betreft dit mensen die voor hun verenigingen, kunstinstelling of dansgroep de enquête hebben ingevuld. GRAFIEK 7 – DE WERKPLEK ZZP–freelance
31%
Eigen dansschool
25%
Anders
15%
Eigen dansschool/ZZP–freelance
9%
ZZP–freelance/onderwijs
6%
GRAFIEK 6 – HET DANSBEROEP
ZZP–freelance/dienstverband/ onderwijs
4%
Wat is je beroep?
Dienstverband
2%
Onderwijs
2%
Eigen dansschool/dienstverband
2%
Eigen dansschool/dienstverband/ onderwijs
2%
Dienstverband/onderwijs
2%
4.1 DE SITUATIE WERK EN INKOMEN • HET WERK
Docent
42%
Docent/maker/anders
17%
Docent/danser/maker/anders
15%
Danser
6%
Docent/danser/maker
6%
Anders
4%
Docent/maker
4%
Docent/danser
2%
Docent/anders
2%
Maker
2%
Over deze vraag zijn 186 aanbieders aangeschreven, 48 aanbieders hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 26%. Omdat bekend is dat veel dansaanbieders meerdere vakken binnen de dansdiscipline beheersen, waren op deze vraag meerdere antwoorden mogelijk. 31% Van de personen die de enquête hebben ingevuld heeft meer dan één antwoord aangekruist. Dit kan ook samenhangen met het feit dat dansdocenten
Over deze vraag zijn 186 aanbieders aangeschreven, 48 aanbieders hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 26%. Omdat bekend is dat veel dansaanbieders op meerdere manieren werkzaam zijn, waren op deze vraag meerdere antwoorden m ogelijk. 17% Van de personen die de e nquête h ebben ingevuld heeft meer dan één a ntwoord aangekruist. Zoals aan de grafiek te zien is, werken verreweg de meeste d ansdocenten als zelfstandige. Dansdocenten die in het onderwijs werken doen dit o fwel vanuit de instelling waar zij in loondienst zijn (muziekscholen/ kunstencentra) ofwel als zelfstandige. Men geeft bij “anders” aan als vrijwilliger in het dansveld te werken of elders werkzaam te zijn. Dansdocenten die in
loondienst werken doen dat bij kunstencentra, in het VO of in het beroepsonderwijs. 8% Van hen werkt daarnaast ook nog als zelfstandige. • INKOMSTEN Iets meer dan de helft van de o ndervraagde dansaanbieders geeft aan dat zij of de docent die voor hen werkt kunnen rondkomen van het werk in het dansveld. Waar dat niet het geval is geeft een kwart van de o ndervraagden aan dat zij steunen op een partner. Driekwart van hen heeft een andere baan. De meeste docenten die werken als zelfstandige dragen de verantwoordelijkheid voor hun eigen administratie, marketing en c ommunicatie. Een klein aantal grotere dansscholen zet een betaalde kracht in om deze taken voor hen uit te voeren. Zelfstandige dansaanbieders geven aan dat het niet gemakkelijk is om met dans in hun levensonderhoud te v oorzien. Zij m erken op dat er, naast het feit dat je een goede dansdocent moet zijn, veel ondernemingslust voor nodig is om aan voldoende werk te komen. Omdat zij graag voldoende werk willen hebben vinden ze vaak het niet g emakkelijk om nee te z eggen tegen nieuwe klussen. Het genereren van meer leerlingen of leden heeft voor dansaanbieders altijd prioriteit. Toch is het een onderdeel van het werk dat in hun ogen te weinig aandacht krijgt. Oorzaak is vaak tijdgebrek of gebrek aan kennis en ervaring. Uitzondering hierop is de urban sector; hier wordt juist commercieel ingestoken waardoor het publieksbereik groot is. Soms is dans het bijbaantje voor een dansdocent. Men heeft dan ofwel een andere baan ofwel studeert nog. Dit komt vooral veel voor in gymnastiekverenigingen (jazz), volksdansverenigingen, het veld van Meer Bewegen voor Ouderen en onder de t wirlers (majorettes) in de stijldansen salsawereld. Vaak is het in deze sectoren meer >
4. DANS–DE AANBIEDER een liefhebberij dan dat het geld oplevert; tijdsinvestering en vergoeding zijn niet met elkaar in verhouding. ZICHTBAARHEID Alle ondervraagde dansaanbieders beschikken over een eigen website, tenzij zij structureel werken in opdracht van een of meerdere vaste opdrachtgevers die zelf een website hebben. Dansdocenten die zichzelf aanbieden als docent of maker in opdracht, en daartoe een eigen website hebben, bleken tijdens het aanleggen van de database online niet vindbaar te zijn, tenzij hun naam bekend was. Ondervraagde dansdocenten geven allen aan veel behoefte te hebben aan een online omgeving waarop zij zichzelf en hun aanbod zichtbaar kunnen maken. Zij ervaren daarin een groot gemis in Groningen. De gegevens uit grafiek 8 tonen aan dat een overgrote meerderheid deze behoefte onderschrijft. GRAFIEK 8 – AANBOD OP DE VRIJDAG–SITE Zou je je aanbod op de website van VRIJDAG (www.bijvrijdag.nl) willen plaatsen om je zichtbaarheid te vergroten? Ja
82%
Nee
14%
Anders
4%
Over deze vraag zijn 186 aanbieders aangeschreven, 44 aanbieders hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 24%. Bij “anders” werd aangegeven: – hoe herkent een zoeker kwaliteit op de website? – ik weet niet of dat voor mij wat oplevert.
36
DE MARKT GRAFIEK 9 – LEEFTIJDEN LEERLINGEN 2 – 11 jaar
1182
12 – 20 jaar
1862
21 – 50 jaar
1262
50+
520
Over deze vraag zijn 186 aanbieders aangeschreven, 48 aanbieders hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 26%. Deze 48 aanbieders hebben met elkaar 4826 leerlingen. Dit zijn leerlingen van alle 48 aanbieders die de enquête hebben ingevuld. Van die leerlingen is 24% tussen 2 en 11 jaar oud, 39% tussen 12 en 20 jaar oud, 26% tussen 21 en 50 jaar oud en 11% ouder dan 50 jaar. Dansaanbieders zijn van mening dat de stad Groningen voldoende aanbod heeft op d ansgebied, zij ervaren dat eerder als te veel dan te weinig. In de provincie geven sommige dansaanbieders aan dat er in hun omgeving weinig dansaanbod is. En dat dat tegelijkertijd niet direct tot gevolg heeft dat zij een enorme toeloop hebben. Daaruit zou je kunnen opmaken dat de bewoners in de betreffende regio’s wellicht m inder interesse in dans hebben. Dat roept de vraag op: zouden dansaanbieders een taak op zich moeten n emen waar het gaat om het stimuleren van de vraag? Dansaanbieders werken erg aanbodgericht en houden zich weinig bezig met hetaanboren van nieuwe d oelgroepen door bijvoorbeeld te onderzoeken waar de vraag ligt of wellicht gestimuleerd kan worden. Een enkele docent werkt met kinderen of volwassenen met een fysieke of mentale beperking. Daar waar dit gebeurt wordt dat niet heel b ewust
eprofileerd. Waardoor aannemelijk is dat g het voor de b etreffende d oelgroepen moeilijk is om het aanbod te vinden. Er wordt zelden samengewerkt met o rganisatie uit andere sectoren zoals zorg, welzijn, bedrijfsleven, overheden. Wel komen soms vragen voor optredens vanuit die richting. Daar worden de talentklassen, selectiegroepen of demo groepen voor ingezet. Dat g ebeurt meestal tegen betaling van een onkostenvergoeding. Een aantal docenten geeft aan open te staan voor het aanboren van nieuwe doelgroepen. Een deel van hen wil concreet plannen daarvoor gaan ontwikkelen. Zij geven aan daar graag meer met anderen over te willen spreken en uit te willen wisselen. De g esubsidieerde dansaanbieders geven aan dat het voor hen niet makkelijk is om de doelgroep te bereiken die buiten de gemeente(n) woont waar zij subsidie van ontvangen. Zij moeten daar hogere tarieven voor hanteren, wat het voor de klant niet aantrekkelijker maakt om lessen af te nemen. • IMAGO Door mijn werk als adviseur Dans voor de provincie Friesland, is mij gebleken dat een aantal sectoren binnen het dansveld de laatste jaren imagoproblemen ervaren. Dit betreft voor zover bekend de internationale volksdans, folkloredans, ouderendans, historische dans, country line dance en twirl. Uit navraag bij de verschillende landelijke koepels en het Landelijk Kenniscentrum voor Cultuureducatie en Amateurkunst komt naar voren dat dit ook op landelijk niveau aan de orde is.
Ook in Groningen blijkt dit te spelen; van een drietal sectoren kwamen in een interview of naar aanleiding van de e nquête de volgende reacties: • in de internationale volksdanswereld ondervindt men hinder van het stoffige imago dat aan de internationale dans kleeft; het is moeilijk om potentiële leden te bereiken die nog nooit eerder internationaal gedanst hebben. Dat geldt extra sterk voor jongeren. En op het moment dat een vereniging geen jongere leden meer heeft zullen jongeren zich er minder snel toe aangetrokken voelen; een neerwaartse spiraal; • in de hofdanssector loopt het ledenaantal terug, wat een ook neerwaartse spiraal beweging tot gevolg heeft: minder leden – minder optredens mogelijk – minder zichtbaar – minder leden; • uit een gesprek met een vertegenwoordig ster van de sector Meer Bewegen voor Ouderen (MBvO) komt naar voren dat met het wegvallen van de provinciale consulent voor MBvO en WING (gericht op werken in de wijken), het veld in Groningen uit elkaar is gevallen. Groepen die er nog zijn hebben een gemiddelde leeftijd van rond de 80 jaar en worden geleid door enthousiaste docenten die er niet jonger op worden. Bijscholingen worden in het noorden alleen nog op particulier initiatief georganiseerd. Men constateert dat er op het gebied van bewegen in de loop van de jaren meer aanbod is gekomen en dat dat voor de huidige generatie ouderen wellicht aantrekkelijker is. Er is behoefte aan o ndersteuning op het gebied van vernieuwing in dit veld. MBvO zet in het aanbod scherp in op dans.
4. DANS–DE AANBIEDER FACILITEITEN: STUDIO’S EN PODIA GRAFIEK 10 – FACILITEITEN VOOR DANS Anders
48%
Voldoende oefenruimte
23%
Voldoende podia
17%
Voldoende oefenruimte/ voldoende podia/anders
6%
Voldoende podia/anders
4%
Voldoende oefenruimte/ voldoende podia
2%
Over deze vraag zijn 186 aanbieders aangeschreven, 48 aanbieders hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 26%. Op deze vraag waren meer antwoorden mogelijk. Opmerkingen onder “anders”: • vanuit zowel de middelbare school als de universiteit hebben we grote moeite met het vinden van theaterruimte voor optredens en ook met de dansstudioruimte is het behelpen. We kunnen letterlijk niet het aanbod bieden waar vraag naar is vanwege een tekort aan ruimte. • niet voldoende oefenruimtes en de beschikbare vaak erg prijzig. • er kan veel meer gedaan worden op het gebied van dans. • onvoldoende. Het zou leuk zijn als er regionaal een podium zou zijn waar groepen gelijkgestemden elkaar kunnen ontmoeten. Geldt vooral voor de kleinere dansscholen/dansgroepen • geen idee • veel initiatieven voor eigen publiek • creëren we in onze omgeving zelf door middel van organiseren theatershow, talentontwikkeling, wedstrijden, et cetera
38
• mensen hebben wel belangstelling voor dansen maar vanuit bijv. de gemeente is er weinig belangstelling Dansscholen als balletscholen, salsascholen, urban danscentra, sportscholen waar dansles wordt gegeven en stijldansscholen werken allemaal op vaste (veelal gehuurde) locaties. Alle muziekscholen en kunstencentra waar dansaanbod wordt verzorgd hebben daarvoor ook eigen studio’s tot hun beschikking. Veel ondervraagde dansaanbieders geven aan dat in de stad Groningen weinig geschikte locaties voorhanden zijn om dansles in te geven. Men wijkt uit naar gymzalen, zalen in wijkcentra of speellokalen in scholen. Daar missen barres (houten steunpalen aan de wanden), spiegels en de vloer is veelal niet geschikt voor dans. In de provincie ligt dit over het algemeen makkelijker. Waar het gaat om het vinden van g eschikte podia geven aanbieders uit de stad Groningen aan dat dat niet gemakkelijk is. Vooral podiumlocaties waar een publiek van 200 à 300 mensen in kan zijn moeilijk te vinden. Daardoor moet men ofwel uitwijken naar kleinere zalen ofwel naar de grotere zalen in de stad die voor hen financieel niet h aalbaar zijn. In meerdere gesprekken komt naar voren dat men het Universiteitstheater erg mist als podiumlocatie. Dit is op 1 januari 2012 gesloten. Grote dansscholen met veel leerlingen kunnen zich wel een groter theater veroorloven aangezien zij meer publiek g enereren. In de provincie ervaren de aanbieders dat in de plaatsen waar een theater is men goed van deze voorziening gebruik kan maken. Wanneer zij meer in de directe omgeving ruimte zoeken dan wordt het lastiger. Men wijkt dan sneller uit naar locaties als een dorpshuis of kerk.
Alle ondervraagde dansaanbieders geven aan behoefte te hebben aan een festival voor het amateurdansveld waar men elkaar kan o ntmoeten, inspireren en waar het veld zichtbaar gemaakt kan worden. SAMENWERKING VERSUS CONCURRENTIE Alle ondervraagden die werken als zelfstandige geven aan dat het hard werken is om in dit veld het hoofd boven water te houden. Zij zijn daardoor vooral gerichtop de eigen werkzaamheden en het genereren van voldoende inkomsten. Dat heeft met name gezonde concurrentie tot gevolg. Situaties waarin de concurrentie scherper wordt: • balletscholen in de stad Groningen; • balletscholen in de stad Groningen en vooropleiding dansacademie met betrekking tot talentontwikkeling; • zelfstandige ondernemers versus gesubsidieerde kunstencentra en vice versa, waarbij moet worden aangetekend dat sommige gemeenten de b etreffende instelling verbieden om aanbod te ontwikkelen dat door derden al geboden wordt. Kunstencentra zien het als hun kracht dat zij dans voor iedereen (binnen de gemeente) toegankelijk maken. Dansaanbieders met urban aanbod worden door veel andere dansaanbieders als concurrent ervaren. Men geeft aan dat de urban sector “van huis uit” een commerciële insteek heeft en werkt in een dansdiscipline die outgoing is; op straat, in de stad, k nallend en zichtbaar. Zij zijn van mening dat de verschillende dansprogramma’s op televisie een belangrijke rol hebben in de populariteit van de dans en de urban dans in het bijzonder. Tussen urban dansscholen onderling wordt veel (ook ongezonde) concurrentie ervaren. Stichting
Urban House Groningen heeft de taak op zich genomen om daarboven te gaan hangen en door middel van de projecten die zij ontwikkelen verbinding en samenwerking te creëren. Het feit dat men concurrent is van elkaar, neemt niet weg dat er in het dansveld veel openheid heerst en behoefte aan samenwerking, ook tussen de verschillende dansdisciplines. Veel aanbieders realiseren zich dat samenwerken juist versterkend kan werken en het dansveld op een positieve manier zichtbaar kan maken. Er worden op dat gebied initiatieven ondernomen door individuele dansdocenten of –scholen. Zo is onlangs een Facebook–groep gestart door een dansdocent: Dansprofessionals Groningen. Daar vindt uitwisseling van informatie plaats en kan men met elkaar in contact komen. Een term die veel terugkomt in de gesprekken: belangeloos. Er is behoefte aan een partij die zonder eigen belang en dus in het belang van het veld concreet samenwerking, bijscholing en andere activiteiten tot stand brengt. DESKUNDIGHEIDSBEVORDERING Ondervraagde dansdocenten geven aan dat bijscholingen in Groningen niet centraal georganiseerd zijn. Docenten regelen hun eigen bijscholing naar behoefte. Zij worden ook van bijscholingen op de hoogte gehouden door (koepel)organisaties binnen hun discipline of bijvoorbeeld de Nederlandse Bond voor Danskunstenaars (NBDK). Een aantal van hen is aangesloten bij het netwerk van Stichting Keunstwurk in Friesland (provinciale steun–kunstinstelling) en volgt de workshops die zij organiseren. Sinds twee jaar wordt in de eerste week van de zomervakantie op particulier initiatief in samenwerking met de NBDK Summerdance georganiseerd. Deze dansweek steekt in op >
4. DANS–DE AANBIEDER het amateurveld maar biedt ook workshops voor dansdocenten aan. Dat wordt door docenten als zeer positief ervaren, men geeft aan dat het inspirerend werkt. Verder zijn er individuele dansprofessionals die goede docenten naar Groningen halen voor workshops. Daar wordt de ene keer het hele dansveld voor uitgenodigd, zodat amateurs en docenten samen op de vloer staan. Soms ook alleen gevorderde amateurs en dansdocenten en af en toe ook alleen dansdocenten. Een deel van de ondervraagde docenten geeft aan het er voor over te hebben om naar elders in Nederland te reizen wanneer daar een goede les wordt gegeven.
komt niet of nauwelijks voor, wel gebruikt men passenmateriaal of doet inspiratie op voor muziek en choreografie. Alle ondervraagde dansdocenten geven aan dat zij er veel behoefte aan hebben om zich in Groningen meer en structureler bij te kunnen scholen. En dat het belangrijk is dat dat gebeurt in een omgeving die niet gelieerd is aan één bepaalde dansschool, zodat er geen belang mee gemoeid is. Zij zouden graag zien dat dat in meerdere dansdisciplines gebeurt.
Waar het grotere dansscholen of de muziek scholen betreft wordt verschillend omgegaan met bijscholing voor dansdocenten. De helft van de ondervraagde instellingen geeft aan daar budget voor vrij te maken, de helft doet dat niet. Dat is geen onwil; zij geven aan de middelen er niet voor te hebben en vinden het daarnaast moeilijk om een beeld te krijgen van het aanbod dat er is op dit gebied. Er zijn ook eigenaren van dansscholen en verenigingen die hun docenten trainen. Zij hebben eigen methodieken ontwikkeld en vinden het belangrijk dat daar vanuit gewerkt wordt zodat er een doorgaande kwaliteit gewaarborgd is. Soms huren zij een docent van buiten in om voor hun docenten workshops te verzorgen.
ACHTERGROND EN KWALIFICERING Dansdocenten in Groningen hebben zeer diverse opleidingsachtergronden en niveaus. Zij komen van de verschillende dans vakopleidingen in het land (zowel het Hbo als het Mbo), hebben een kaderopleiding gedaan (volksdans, jazzdans, meer bewegen voor ouderen, etc.) of zijn als gevorderde amateur zelf aan de slag gegaan als docent en hebben daarvoor soms specifieke, toegepaste cursussen gedaan. Dit maakt de scheidslijn tussen amateur en professional erg dun. In Nederland kan iedereen zichzelf dansdocent noemen, daar gelden geen restricties voor. Ruim de helft van de ondervraagde dansaan bieders heeft gewerkt of werkt met mensen met een Hbo–dansvakdiploma. Van de andere ondervraagden is de achtergrond divers: autodidact, dansopleiding (Mbo of Hbo) niet afgerond, Hbo–opleiding in andere richting.
Internet is tegenwoordig een veel gebruikt medium om materiaal vandaan te halen voor dansdocenten. Vooral in de urban en sport sector wordt daar veel gebruik van gemaakt. Maar ook andere danssectoren weten de weg naar internet steeds beter te vinden waar het gaat om het verzamelen van materiaal. Het klakkeloos overnemen van choreografieën
In de gesprekken benadrukken vrijwel alle ondervraagden, zowel degenen met een dansvakopleiding als de docenten zonder dansvakopleiding, dat het hebben van een diploma geen garantie is voor de kwalite it van de docent. Zij geven aan dat zij col lega’s kennen die Hbo–geschoold zijn en die zij als docent kwalitatief minder goed
40
vinden dan collega’s die geen Hbo–opleid ing hebben genoten. Kenmerken die door hen genoemd worden als voorwaarde voor een goede docent: plezier in het vak, goed kunnen overdragen, hoog eigen dansniveau, vakkennis, inspiratie, ambassadeur van de danswereld, commitment en discipline. Wel belangrijk om op te merken is dat een aantal dansdocenten met een klassieke balletachter grond met klem benadrukt dat het doceren van klassiek ballet een gedegen ondergrond vereist, gezien het fysieke risico bij het niet juist h anteren van de verschillende technieken. Een aantal d ansaanbieders stelt wel bepaalde diplomavoorwaarden. Dat varieert van CIOS–certificaten tot aan een Hbo–diploma van een dansvakopleiding. Opmerkelijk is dat juist het feit dat zij geen diploma van een dansvakopleiding h ebben veel niet–gediplomeerde docenten erg onzeker maakt in relatie tot hun gediplomeerde collega’s. Dat speelt zich met name af in het veld van de klassieke en moderne dans, jazzballet en in de urban– en sportsector. Hbo–gediplomeerde docenten die daarnaar gevraagd worden geven aan dat dit voor hen geen issue is. Een aantal van de ondervraagde dans professionals heeft (ook nog) een andere studie of opleiding gevolgd. Deze opleidingen vallen veelal in de kunstensector, de pedagogische sector of de sectoren maatschappij, zorg, welzijn. Eén ondervraagde docent heeft na de dansacademie nog bewegingswetenschappen gestudeerd, een ander heeft een rechtenstudie afgerond. Eén van de ondervraagde docenten heeft na de dansacademie de Master Kunsteducatie behaald. Eén van hen is daar op het moment van onderzoek mee bezig.
HET NETWERK GRAFIEK 11 – KOM JE GEMAKKELIJK IN CONTACT MET COLLEGA’S? Nee, maar dat zou ik wel willen
33%
Nee, maar dat vind ik niet erg
16%
Ja, ik maak deel uit van een dansnetwerk in de stad en/of de provincie Groningen
18%
Ja, want ik werk bij een dansinstelling
33%
Over deze vraag zijn 186 aanbieders aangeschreven, 48 aanbieders hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 26%. In de interviews geven dansprofessionals aan dat zij een behoorlijk solitair beroepsleven leiden waar het om dans gaat. Een groot deel van hen ervaart weinig verbinding met collega’s binnen het werkveld en zou daar graag meer in willen. De dansdocenten die werken in een team van docenten op een grote dansschool voelen binnen de dansschool wel binding maar tussen de verschillende dansaanbieders in Groningen onderling niet. De meesten van hen hebben ook behoefte aan een netwerk van dansprofessionals in Groningen. Het is voor dansdocenten (en laat staan voor scholen of amateurs) niet makkelijk om collega’s te vinden die zij kunnen inzetten wanneer daar vraag naar is. Scholen en a ndere instellingen vragen regelmatig dansaanbieders om aanbod te verzorgen. Veel van hen geven aan dat zij niet makkelijk kunnen door verwijzen naar collega’s wanneer zij zelf niet kunnen omdat zij niet voldoende collega’s kennen, los van hun eigen (kleine) netwerk. Zij vinden dat ze niet voldoende in beeld hebben wat er aan dans wordt aangeboden in stad en provincie. Vaak kennen docenten >
4. DANS–DE AANBIEDER elkaar in ieder geval wel van naam wanneer ze in dezelfde regio of stad werken. Uit de gesprekken blijkt dat de dansdocenten behoefte hebben aan een omgeving waar zij elkaar kunnen ontmoeten, ervaringen uit kunnen wisselen en inspiratie op kunnen doen.
4.2 CONCLUSIES 1. Uit het feit dat aanbieders aangeven veel werk te moeten verzetten om werk te genereren en uit het feit dat zij aangeven dat er in Groningen genoeg dansaanbod is kan de conclusie worden getrokken dat Groningen over voldoende dansaanbod beschikt. 2. Op de vraag of men behoefte heeft aan het plaatsen van aanbod op de site van V RIJDAG geven alle geïnterviewde aanbieders aan die behoefte te hebben. Ook het overgrote deel van de dansaanbieders die de enquête invulden geeft aan daar behoefte aan te h ebben. Uit het feit dat daar waar op deze vraag reactie komt, vrijwel iedereen aangeeft een behoefte te hebben kan geconcludeerd worden dat er een grote behoefte is aan een online omgeving waar dansaanbieders zichzelf en hun aanbod kunnen presenteren en daarmee ook dat van hun collega’s kunnen vinden. 3. Vrijwel alle dansaanbieders die g evraagd worden of zij behoefte hebben aan een online omgeving waar dansaan bieders zichzelf en hun aanbod kunnen presenteren en daarmee ook dat van hun collega’s kunnen vinden, geven aan hier positief tegenover te staan. 4. Dansaanbieders hebben geen tijd of kennen de wegen niet om nieuwe/andere 42
doelgroepen aan te boren terwijl zij wel meer werk kunnen gebruiken. 5. Uit grafiek 9 blijkt dat het aantal 50–plussers dat deelneemt aan dansactiviteiten ver achterloopt bij het aantal dansers in de leeftijden van 2 tot 50 jaar. Volgens gegevens van het CBS is op dit moment ongeveer 25% van de bevolking in Nederland 55–plus. Het CBS geeft aan dat dit aantal sinds 2012 gestegen is en dat het de komende jaren nog zal blijven stijgen. Dat betekent dat 55–plussers een enorm groeiende d oelgroep zijn waar het dansveld zich op kan richten. 6. Met betrekking tot faciliteiten voor het dansveld kan uit de enquête en de interviews worden geconcludeerd dat er in de stad Groningen gebrek is aan geschikte studioruimtes en theaters van geschikte grootte. 7. Uit grafiek 11 blijkt dat een grote meerderheid van dansaanbieders al deel uitmaakt van een dansnetwerk of dat graag zou willen. Ondervraagde dansaanbieders geven ook aan veel b ehoefte te hebben aan contact met collega’s. Tegelijkertijd merken zij op dat collega’s ook concurrenten zijn. Hieruit blijkt dat het belangrijk is om de dansaanbieders in dit veld met elkaar in contact te brengen in een context die geen individueel belang dient. 8. Bijscholing voor dansdocenten moet in Groningen meer en structureler geregeld worden. Met als belangrijke opmerking dat dat in een omgeving gebeurt waar concurrentie en opleidingsachtergrond niet spelen.
T ’ N S I WA . D E K A N Y L L A RE T ’ N D I D Y L P I SIM Y N A E V A H
N O S E H T O L C JOSEPHINE BAKER
5. DANS–HET ONDERWIJS Ter inspiratie NET ZO NORMAAL ALS HET VOOR KINDEREN IS OM REKENEN EN TAAL TE KRIJGEN OP SCHOOL, IS HET OM OP SCHOOL TE DANSEN. MET DE EIGEN LEERKRACHT OF MET EEN ECHTE DANSJUF OF –MEESTER. SOMS WORDT ER GEDANST TIJDENS DE REKENLES, DE GYMLES OF DE GESCHIEDENISLES, SOMS GAAN ZE ERVOOR NAAR HET SPEELLOKAAL, SOMS GEVEN ZE ZELFS EEN UITVOERING. O MDAT ZE HET VAN JONGS AF AAN GEWEND ZIJN VINDEN ZE HET HEEL GEWOON OM MET JUF TE PRATEN OVER DANS EN HUN BELEVING DAARBIJ, OM MET MEESTER TE KIJKEN NAAR DANS, OM MET ANDERE KINDEREN SAMEN TE DANSEN, OM EEN VERHAAL TE DANSEN. EN ALS ZE NAAR DE MIDDELBARE SCHOOL GAAN DAN DANSEN ZE DAAR GEWOON VERDER. WANT DAAR IS EEN DOCENT DIE HEN DANSLES GEEFT, DIE HEN LEERT HOE ZE HUN EIGEN DANSSTUKKEN KUNNEN MAKEN, DIE MET HEN TOEWERKT NAAR EEN V OORSTELLING MISSCHIEN WEL IN EEN THEATER. DEZE LEERLINGEN HEBBEN HUN FYSIEKE MOGELIJKHEDEN LEREN KENNEN EN VERGROTEN EN VOORAL: ZE HEBBEN HET PLEZIER VAN DANS MOGEN ERVAREN. Dit zou in Groningen een beeld kunnen zijn: scholen die het belang van dans in hun onderwijs erkennen en dans inzetten op de manier die voor hen het beste werkt. Scholen die een visie hebben ontwikkeld op het vak dans en daar een doorlopende leerlijn voor hebben ontwikkeld of hebben laten ontwikkelen. Die weten waar hun leerkrachten 46
op het gebied van dans cursussen of bij scholingen kunnen volgen en die de ervaren dansprofessionals weten te vinden wanneer ze die nodig hebben.
DOEL Doel van dit deel van het onderzoek is een beeld te krijgen van vraag en aanbod op het gebied van dans in het onderwijs en te bepalen of en op welke wijze VRIJDAG deze beiden bij elkaar kan brengen.
Informatie is verkregen op een aantal manieren: • Enquêtes: alle scholen uit het PO in de stad Groningen en het VO in stad en provincie alle dansaanbieders in Groningen • Interviews: twee VO–scholen in de stad Groningen, van beide opleidingen één persoon ondervraagd 23 d ansaanbieders in Groningen Pabo Hanzehogeschool Groningen, één persoon ondervraagd
5.1 DE SITUATIE Onderstaande grafieken geven een beeld van de mate waarin en de wijze waarop dans wordt geboden in het PO en het VO. Zoals te zien is werden aan beide schooltypes navenant dezelfde vragen voorgelegd. Feit dat de grafieken naast elkaar staan wil niet zeggen dat in wordt gezoemd op het vergelijken van de beide schooltypes. Dit dient enkel ter verhoging van het overzicht op het geheel. GRAFIEK 12 Maakt het vak ‘dans’ Staat het vak dans op onderdeel uit van jullie jullie lesrooster? schoolwerkplan? PO ja nee
VO 44% ja 56% nee
27% 73%
PO
GRAFIEK 13 Zo nee, waarom niet? PO
WIJZE
GRAFIEK 14 Heb je interesse in de mogelijkheden en het effect van het vak ‘dans’ in jullie school?
PO: Over deze vraag zijn 57 PO–scholen aangeschreven, 20 scholen hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 35%. VO: Over deze vraag zijn 55 VO–scholen aangeschreven, 15 scholen hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 26%.
andere prioriteiten
VO andere 44% prioriteiten
33%
tijdgebrek 22% tijdgebrek 20% geen lesruimte 17% geen lesruimte 7% geen apparatuur geen apparatuur + middelen 6% + middelen 7% anders
16% anders
64%
Op deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk.
PO: Over deze vraag zijn 57 PO–scholen aangeschreven, 13 scholen hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 23%. 5 Scholen hebben meerdere antwoorden aangekruist. 1 School heeft bij “anders” aangegeven dat er geen leerkracht is die affiniteit heeft met dans. VO: Over deze vraag zijn 55 VO–scholen aangeschreven, 11 scholen hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 20%. 1 School heeft meerdere antwoorden aangekruist. Bij “anders” geven 3 scholen aan dat dans wel onderdeel is van andere vakken (expressie lessen, welzijn, burgerschap), 3 scholen geven aan incidenteel dans te bieden in de vorm van workshops, 1 school geeft aan geen dans te bieden in verband met de kosten.
VO
ja nee
28% ja 11% nee
33% 0%
misschien anders
39% misschien – anders
40% –
PO: Over deze vraag zijn 57 PO–scholen aangeschreven, 16 scholen hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 28%. Bij “misschien” geeft 1 school aan dans te willen maar er geen prioriteit aan te geven omdat er geen tijd voor is. VO: Over deze vraag zijn 55 VO–scholen aangeschreven, 11 scholen hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 20%. Bij “misschien” geeft 1 school aan interesse te hebben in het effect van dans. GRAFIEK 15 Zo ja, waarom wel? PO belangrijk voor ontwikkeling
VO belangrijk voor 28% ontwikkeling
speerpunt dans op lesrooster
0% examenvak dans op 17% lesrooster
anders
17% anders
47% 7% 7% 30%
Op deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk.
PO: Over deze vraag zijn 57 PO–scholen aangeschreven, 14 scholen hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 25%. 1 School heeft meerdere antwoorden aangekruist. >
5. DANS–HET ONDERWIJS Bij “anders” wordt aangegeven: dans is onderdeel van ons bewegingsonderwijs, uit nieuwsgierigheid, het staat in de leerlijn voor het ZML–onderwijs, dans is voor sommige leerlingen interessant, het is leuk om andere vakken te bieden. VO: Over deze vraag zijn 55 VO–scholen aangeschreven, 10 scholen hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 18%. 3 Scholen hebben meerdere antwoorden aangekruist. Bij “anders” wordt aangegeven: omdat wij het in de lessen Kunst T heater Media en Muziek een goede aanvulling vinden, in de projectruimte staat dans, het is onderdeel van KV 1.
angeschreven, 12 scholen hebben hem a ingevuld. Dat is een respons van 22%. 3 Scholen hebben meerdere antwoorden aangekruist.
GRAFIEK 16 Door wie worden de danslessen verzorgd?
PO: Over deze vraag zijn 57 PO–scholen aangeschreven, 16 scholen hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 28%. VO: Over deze vraag zijn 55 VO–scholen aangeschreven, 10 scholen hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 18%.
PO eigen vakleer kracht dans
VO eigen 11% vakdocent
externe alle leerkrachten 17% professional externe professional
22% anders
niet van toepassing
28%
anders
20% 47% –
11%
Op deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk.
PO: Over deze vraag zijn 57 PO–scholen aangeschreven, 18 scholen hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 32%. 1 School heeft meerdere antwoorden aangekruist. Bij “anders” wordt aangegeven: met name leerkrachten uit de onderbouw, wisselend. VO: Over deze vraag zijn 55 VO–scholen 48
GRAFIEK 17 In welke mate ben je tevreden over de huidige externe professional? PO heel tevreden tevreden niet tevreden heel erg ontevreden niet van toepassing
0% 28% 6% 0%
VO heel tevreden tevreden niet tevreden heel erg ontevreden
niet van 8% toepassing
20% 33% 7% 0% 7%
GRAFIEK 18 Hoe wordt het vak dans ingezet binnen jullie school? PO alle leerlingen leerlingen onderbouw
VO 22% alle examenvak leerlingen 11% onderbouw
47%
leerlingen middenbouw
leerlingen 11% middenbouw
27%
leerlingen bovenbouw
6% vakoverstijgend 20%
vakoverstijgend
klassen 11% overstijgend
7%
33%
Op deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk.
PO: Over deze vraag zijn 57 PO–scholen aangeschreven, 18 scholen hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 32%. 7 Scholen bieden dans aan in meerdere bouwen. 6 Scholen bieden dans aan in meerdere vormen. Bij “anders” wordt aan gegeven: met name via ateliers, in projectvorm. VO: Over deze vraag zijn 55 VO–scholen aangeschreven, 13 scholen hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 24%. 5 Scholen bieden dans aan in meerdere bouwen. 9 Scholen bieden dans aan in meerdere vormen. Bij “anders” wordt aangegeven: Scholen die dans in hun aanbod hebben zijn in de minderheid, zowel in het PO (iets minder) als in het VO. Duidelijk is dat zij dans bieden omdat zij het belangrijk vinden voor de ontwikkeling van hun leerlingen. • INTERVIEWS VO–SCHOLEN Er zijn voor zover bekend in de stad Groningen twee scholen in het VO die dans als vak op het curriculum hebben staan. Eén daarvan biedt het vak Dans als eindexamenvak aan. Op deze school geeft men aan dat dans grotendeels een keuzevak is binnen de kunst vakken. Qua niveau wordt ingestoken op het eigen niveau van de leerlingen. Motivatie voor de school om dans aan te bieden: dans is een vak waarmee de leerlingen zichzelf algemeen ontwikkelen. De school heeft als missie om iedereen van dans te laten houden. Naast de eigen dansvaardigheden leren de leerlingen om toe te werken naar podiumproducties, als danser en als maker. De methodiek van de lessen op deze school is deels gebaseerd op het leerplankader Cultuur in de Spiegel. Op de andere school wordt dans als verplicht vak aangeboden in de drie laagste klassen. De school vindt het belangrijk dat leerlin
gen met alle vormen van kunst in aanraking komen en zien dans als uitstekend geschikte compensatie voor de vele tijd die zij op stoelen moeten doorbrengen gedurende een lesdag. Men geeft aan dat dans bijdraagt aan het zelfbewustzijn van de leerlingen, het leren kennen van hun eigen lichaam en de mogelijkheden die het geeft. Daarbij ziet men dans als een sociaal gebeuren, je doet het met elkaar. Podiumpresentaties maken deel uit van de lesinhoud. In de provincie is van één VO– school bekend dat wordt samengewerkt met een dansschool uit de omgeving en dat men van plan is om het aanbod structureler te gaan maken. • INTERVIEW PABO De Pabo van de Hanzehogeschool in Groningen heeft het vak dans opgenomen in het curriculum. Studenten krijgen 13 uur dans in de gehele opleiding. De inhoud van de lessen gaat uit van de methode van Maria Speth; explorerend dansen met kinderen. Aangegeven wordt dat studenten zelf een aantal lessen moeten ontwerpen en geven. Opvallend is dat veel stagescholen het stagiaires afraden om op hun school dansles te geven omdat zij het vak dans zelf ook niet bieden. Geconstateerd wordt dat daar door het vak dans waarschijnlijk niet snel in het curriculum van een school opgenomen zal worden. Men heeft geen kijk op wat afgestudeerde studenten uiteindelijk in hun werk met dans in het onderwijs doen.
5.1.2 DE DANSAANBIEDERS • ENQUÊTE DANSAANBIEDERS Aan alle dansaanbieders in Groningen is gevraagd of en waar zij werkzaam zijn in het onderwijs en of zij met andere aanbieders willen werken aan dansaanbod voor leerlingen in het PO en VO. Beide vragen zijn door 46 aanbieders ingevuld. >
5. DANS– HET ONDERWIJS GRAFIEK 19 De dansdocent in het onderwijs ik werk in het basisonderwijs ik werk in het voortgezet onderwijs ik werk in het speciaal onderwijs ik werk in het beroepsonderwijs ik werk in de naschoolse opvang
28% 15% 7% 17% 4%
ik werk niet in het onderwijs maar wil het wel
13%
ik werk niet in het onderwijs en dat wil ik ook niet
26%
Over deze vraag zijn 186 aanbieders aangeschreven, 46 aanbieders hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 25%. Op deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk. 9 Aanbieders hebben aangegeven in meerdere onderwijstypes werkzaam te zijn. GRAFIEK 20 Vormgeven aanbod door dansprofessionals ja, graag ja, onder bepaalde voorwaarden nee, beslist niet
26% 30% 13%
ik wil graag meer informatie over dit onderwerp
33%
anders
7%
Over deze vraag zijn 186 aanbieders aangeschreven, 45 aanbieders hebben hem ingevuld. Dat is een respons van 24%. Voorwaarden die gesteld worden bij het willen werken in het onderwijs: men wil alleen w erken op projectbasis en het moet te c ombineren zijn met de eigen dansschool.
50
Onder “anders” merkt men op alleen in het PO te willen werken, dat men het niet fulltime wil doen en dat men geen geschikte docent heeft om in het onderwijs te kunnen werken • INTERVIEWS DANSAANBIEDERS In interviews is aan dansaanbieders uit Groningen gevraagd of zij werken in het onderwijs, in welke vorm ze dat doen, wat ze tegenkomen in hun werk op scholen, hoe ze contact leggen met scholen, of ze in het onderwijs zouden willen werken wanneer ze dat niet doen en of ze bekend zijn met de regeling Cultuureducatie Met Kwaliteit en het leerplankader Cultuur in de Spiegel. Alle dansaanbieders die aangeven niet in het onderwijs te werken geven aan daar wel open voor te staan. Een aantal plaatst daarbij de kanttekening dat zij daarmee niet zeggen dat ook daadwerkelijk te zullen gaan doen. R edenen die daarvoor aangegeven worden: tijdgebrek, verhouding reistijd–lestijd (bijvoorbeeld: anderhalf uur rijden voor 45 minuten les), nog te weinig ervaring. Op de vraag of aanbieders deskundigheids bevordering aanbieden voor leerkrachten op het gebied van dans geeft een klein aantal docenten aan dit soms te doen. Het grootste deel geeft aan daar open voor te staan. Een klein aantal dansaanbieders in stad en provincie houdt zich bezig met het ontwikkelen van lesmateriaal voor scholen (PO en VO). Redenen die dansaanbieders opvoeren om dans in het onderwijs te willen geven: • Dans is een mooie uitingsvorm • Dans stimuleert de persoonlijke groei • Met dans versterk je je cognitieve vaardigheden • Dans versterkt je sociale vaardigheden
• Dans versterkt je motorische vaardigheden • Dans kun je goed inzetten ter ondersteuning van andere (ook niet– kunstgerichte) vakken • Kinderen in aanraking brengen met dans • Juist die kinderen bereiken die anders niet met dans in aanraking zouden komen Dans wordt door aanbieders op verschillende manieren vormgegeven in het onderwijs: • In lessenseries gedurende een langere periode • In workshops eenmalig of als serie gedurende een korte periode • Als project: gecomprimeerd naar een aaneensluitende periode • Gecombineerd met het kijken naar dans: de dansdocent(en) verzorgen een demonstratie of kijken met de leerlingen naar beeldmateriaal via de diverse media • Een groot aantal aanbieders geeft aan dat zij met de leerlingen graag toewerken naar een voorstelling; het motiveert leerlingen en sterkt hun zelfvertrouwen. Dansdocenten horen vaak dat leerkrachten het liefst willen dat de dansprofessional de danslessen voor hen verzorgt. Zij geven aan dat tijdens de expressieve lessen (de kunstvakken) leerlingen meer vrijheid nodig hebben dan tijdens andere lessen. Wanneer je daar als leerkracht goed mee om wilt gaan dan is het belangrijk dat je affiniteit hebt met het betreffende vak. Sommige dansaan bieders werken samen met het Huis voor de Sport Groningen. Het Huis voor de Sport werkt samen met scholen in het PO en VO en benadert de dansaanbieders om in dat kader danslessen in het onderwijs te verzorgen. Ondervraagden geven aan dat dit goede reclame voor hen oplevert en dat zij er regel matig vervolgopdrachten aan overhouden.
Dansscholen en freelance dansdocenten geven aan dat zij weinig doen aan pr. Reden: tijdgebrek. Diegenen die mailingen versturen en flyers verspreiden merken op dat dat in hun ogen relatief weinig opdrachten oplevert. Zij verkrijgen de meeste van hun opdrachten via mond–tot–mond reclame. Scholen geven daarbij vaak aan dat het voor hen belangrijk is dat ze willen weten of een docent voldoet aan hun wensen. Dat kunnen zij uit een flyer niet zomaar opmaken. Veel muziekscholen/ kunstencentra in de provincie Groningen hebben ook dansaanbod in hun pakket. Zij hebben een dansdocent die, al of niet in loondienst, voor hen werkzaam is zowel in de amateurkunstensector als in het basisonderwijs. Zij merken op dat op scholen in het PO weinig dansaanbod is. Sommige instellingen geven aan dat de vraag daarnaar wel toeneemt. De meeste muziekscholen constateren dat het verzorgen van dansaan bod in scholen geen leerlingen oplevert voor hun organisatie. Sommigen van hen geven aan daar wel op in te zetten, anderen doen dat niet. Eén instelling zal in de toekomst ook naschoolse activiteiten gaan aanbieden, met een koppeling naar de scholen. Op die manier maken leerlingen kennis met dans. Het is de bedoeling dat dansleerlingen van deze instelling presentaties zullen verzorgen op de betreffende scholen zodat de leerlingen van de scholen kunnen zien welke mogelijkheden er zijn op het gebied van dans. De docent dans van de ALO geeft aan dat zij de indruk heeft dat op scholen in het speciaal onderwijs weinig gedanst wordt. Met de ondervraagden is gesproken over de regeling Cultuureducatie met Kwaliteit. Alle ondervraagde muziekscholen/kunstencentra >
5. DANS–HET ONDERWIJS gaven aan hiervan op de hoogte te zijn. De meesten van hen werken met name vanuit de muziek met deze regeling, één instelling geeft aan ook op dans in te zetten. De focus ligt bij hen allen sterk op de vraag van het onder wijs, naar wat de scholen willen versterken op het gebied van het betreffende kunstvak. Ondervraagde dansscholen en freelance dans docenten kennen de regeling niet of nauwelijks. Cultuurclick Groningen en Vrijdag Cultuur Educatie (voorheen Cultuur Educatie Stad) zijn bij dansscholen en freelance docenten niet erg bekend. Een klein aantal geeft aan op de hoogte te zijn van de functie van beiden of één van beiden. Naast dansscholen en dansdocenten biedt professioneel dansgezelschap Club Guy and Roni, gevestigd in Groningen, ook aanbod voor leerlingen uit het VO. Zij baseren hun lessen op de voorstellingen die zij maken en die vinden zij inhoudelijk niet geschikt voor leerlingen uit het PO. Zij vinden het belangrijk dat leerlingen niet alleen dansen tijdens hun workshops maar willen ook een tipje van de sluier van de danswereld oplichten. Daarom verzorgen zij de workshops alleen in de eigen studio’s. Naast het eigen aanbod verzorgen zij ook aanbod op aanvraag van scholen.
5.2 CONCLUSIES • De meeste scholen die geen dans op het programma hebben geven aan daar wel in geïnteresseerd te zijn. Tegelijkertijd geven de meeste dansaanbieders aan graag in het onderwijs te willen werken of daar meer over te willen weten. Tussen scholen en aanbieders ligt een potentie voorhanden. • Scholen zijn tevreden over de inzet van externe dansaanbieders. 52
• De enquête geeft aan dat er weinig dansaanbieders werken in het speciaal onderwijs. Daaruit blijkt dat dans in het speciaal onderwijs niet sterk belicht wordt. • De Pabo geeft aan 13 uren dans per vier jaar te bieden aan studenten en geen kijk te hebben op het uiteindelijke effect daarvan waar het gaat om alumni die in hun werk gaan dansen met leerlingen. Hier ligt een mogelijke verklaring voor het feit waarom er relatief weinig dans wordt gegeven in het onderwijs daar de studenten er in de opleiding weinig mee in aanraking komen. • De vindbaarheid van dansaanbod voor scholen waarbij expertise van de aan bieders inzichtelijk is, is van grote waarde voor het afstemmen van vraag en aanbod tussen scholen en dansaanbieders. Hier is ruimte voor verbetering.
EINDCONCLUSIE
O T E I LIK Y M E G N E L L A H C S N O I S S E OBS G N I S O P M I BY S E L U R W NE M E H T ON WIM VANDEKEYBUS
Uit alle hoofdstukken van dit onderzoek zijn conclusies naar voren gekomen. Hieruit kunnen de volgende kernconclusies getrokken worden: • AANBOD – In Groningen is voldoende dansaanbod aanwezig.
• ONDERWIJS – Scholen hebben vraag naar dans of staan open voor meer informatie. Dansaanbieders willen aan het werk in de scholen. Dit betekent dat dansaanbieders wellicht een concrete vraag naar dansaanbod bij de scholen kunnen stimuleren en dat daar een match tot stand kan komen.
• ZICHTBAARHEID EN VINDBAARHEID • REGIE – Er is in Groningen grote behoefte aan – Er is duidelijke behoefte aan regie over een online omgeving waar het gehele vraagstukken als gevarieerd aanbod dansveld in de volle breedte zichtbaar op het gebied van talentontwikkeling, gemaakt wordt. dans in het speciaal onderwijs, dans – Er is in Groningen gebrek aan een en sport, doorstroom in en uitstroom omgeving waarin amateurdansers (van uit de beroepsopleidingen, dans en beginner tot talent) zichzelf zichtbaar ouderen, verbinden van partijen, kunnen maken, waarin zij andere connectie tussen beroepsopleidingen amateurdansers, ook uit andere regio’s en het werkveld. en met andere stijlachtergronden, kunnen ontmoeten en zich kunnen laten inspireren. Een omgeving die ook hun docenten inspireert om samenwerking op te zoeken. – In de stad Groningen is gebrek aan geschikte theaters voor veel dansaanbieders. • NETWERK EN DESKUNDIGHEID – In Groningen heerst een groot g ebrek aan deskundigheidsbevordering voor dansaanbieders. Ook op het gebied van verbinding, zichtbaarheid en inspiratie is gebrek te constateren.
“
T A H T K N I H T T ’ N O D T S U J E R A WE . G N I C N A D G N I O D E G N A H C N A YOU C N I E F I L YOUR S S A L C E C N A DA
“
ROYSTON MALDOOM
ADVIES 7.1 AANBOD Zoals geconcludeerd op basis van wat ondervraagden en de enquête hebben aangegeven: in Groningen is voldoende dansaanbod aanwezig. Het wordt VRIJDAG dan ook afgeraden om eigen aanbod te genereren, zeker ook omdat vanuit het veld geluiden klinken die aangeven dat zij niet kunnen concurreren met een gesubsidieerde instelling. De database met aanbod die door dit o nderzoek tot stand is gekomen is een databank met contactgegevens waarvan geadviseerd wordt die in het beheer van VRIJDAG te houden. VRIJDAG kan deze databank continu updaten en behoudt op die manier een helder en reëel beeld van het dansaanbod in Groningen. Daarnaast is deze databank voor VRIJDAG een goede manier om waar nodig vraag en aanbod bij elkaar te brengen en daar zelf een zichtbare plek in te behouden.
7.2 ZICHTBAARHEID EN VINDBAARHEID • ONLINE Om het dansaanbod in stad en provincie zichtbaar te maken, wordt VRIJDAG geadviseerd een online omgeving op te zetten waar aanbieders zichzelf op kunnen presenteren. Zij kunnen daarop hun contactgegevens aangeven en kunnen onder andere aangeven wat hun aanbod is, wie hun doelgroepen zijn en welke ervaringen zij hebben zodat de a mateurdanser hen op bepaalde zoeksegmenten weet te vinden. G ezocht zal moeten worden naar mogelijkheden om de kwaliteit, de kracht van de aanbieder zichtbaar te maken. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan recensies van klanten. Naast de aanbieders kan in deze omgeving ook in beeld gebracht worden waar en op welke wijze talentontwikkeling plaatsvindt. 60
Deze omgeving kan gelinkt worden aan het cultuurmenu (onderdeel nieuwe beleid VRIJDAG en ErfgoedPartners Museumhuis Cultuureducatie ‘Samen Doen’) zodat aanbieders ook hun aanbod voor scholen kenbaar kunnen maken. Verder kan door middel van een activiteitenagenda zichtbaar worden gemaakt welke activiteiten op dansgebied georganiseerd worden. Op de site kan ook een overzicht komen van leslocaties en podia. Geadviseerd wordt om in het vormgeven van deze omgeving het dansveld te betrekken. En erg belangrijk: investeer in de zichtbaarheid van een dergelijke online omgeving. Zodat aanbieders gestimuleerd worden om zichzelf eraan toe te voegen. Je kunt nog zo’n mooie website hebben, wanneer het veld hem niet kent dan zal er ook niet op gezocht worden. • FYSIEK Om de zichtbaarheid van het amateurveld te vergroten, zowel voor de amateurs onderling als naar buiten toe, wordt geadviseerd om een structureler evenement te (laten) ontwerpen waar aan het veld een podium geboden wordt. Dit zou vanzelfsprekend ook tijdens een bestaand evenement kunnen.
7.3 NETWERK EN DESKUNDIGHEID Met dit onderzoek naar het dansveld in Groningen is een duidelijk signaal a fgegeven: wij willen iets met betrekking tot het ondersteunen, adviseren en stimuleren van het dansveld. Het is erg belangrijk om het veld nu vast te houden. Advies is om binnen de organisatie van Vrijdag één gezicht voor de dans aan te wijzen dat concrete acties destilleert uit de signalen die het veld afgeeft en dat het veld met elkaar blijft verbinden. Iemand die zich realiseert dat tijd die van
het veld gevraagd wordt om mee te denken en input te geven kostbare tijd is waarvan zij het gevoel moeten hebben dat dat voor hen iets oplevert. Omdat dansers niet in eerste instantie vergaderliefhebbers zijn, wordt geadviseerd ontmoetingsmomenten te creëren die gecombineerd worden met bijscholingen voor dansaanbieders. Op die manier snijdt het mes aan twee kanten en wordt in twee dringende behoeftes v oorzien: contact en deskundigheidsbevordering dichtbij huis.
7.4 ONDERWIJS Advies is om op korte termijn te bepalen op welke wijze leerkrachten uit het PO en VO die graag meer willen (weten) op het gebied van dans in hun school daarin gevoed kunnen worden. Tegelijkertijd is het raadzaam om dansaanbieders die al in scholen w erken of die dat zouden willen te voorzien van input met betrekking tot hun deskundigheid. Gericht zowel op het als extern professional werken in een school als op het ontwikkelen van lesmateriaal voor en het begeleiden van leerkrachten. Daarnaast kan VRIJDAG een regierol op zich nemen waar het gaat om uitwisseling tussen scholen onderling. Er zijn scholen die dansaanbod hebben, er zijn scholen die dat willen maar die tegen dilemma’s aanlopen; uitwisseling van expertise kan daarin helpen. En tot slot: wanneer het belangrijk is dat er meer dansaanbod komt in het onderwijs dan is het belangrijk om de beroepsopleidingen die daar een rol in kunnen spelen met hun expertise te betrekken in het ontwikkelen van plannen.
7.5 REGIE Tot slot: in dit onderzoek komt een aantal zaken naar voren die een regisseur b ehoeven. Iemand die hoort wat er speelt en die samen met het veld kijkt naar mogelijkheden om daarop in te spelen. Die de juiste partijen weet te vinden zodat gebruik gemaakt kan worden van bestaande expertise en waar nodig s ectoren aan elkaar verbonden kunnen worden. Ook hier geldt het advies: zorg dat een vast gezicht voor het dansveld wordt aangewezen. Iemand die de ontwikkelingen in de stad, de regio’s in de provincie en ook landelijk kent en daardoor het veld van advies kan voorzien en waar nodig ondersteunen of stimuleren.
T O N M A I , G N I Y CR
E V A H I BUT N I S R A E T
T R A E H MY
BIBLIOGRAFIE SECUNDAIRE LITERATUUR •• Ruimte voor Amateurkunst (LKCA, 2013) •• Uit liefde (Keunstwurk/ Rozemarijn Strubbe, 2011) •• Jaarboek Actieve Cultuurparticipatie 2013 (LKCA, Fonds voor Cultuurparticipatie, april 2014)
•• Dans! (Uitgeverij Coutinho, 2014) •• Monitor Amateurkunst 2013 (LKCA, 2014) •• Kunst in de Samenleving, (LKCA, 2010)
House Groningen) 22 oktober 2014, Groningen
•• Geel van, Joost (coördinator Alfa College Sport en Bewegen) 23 oktober 2014, Groningen
•• Beugels, Bertine (directeur Muziek–, Dans– en Theaterschool Veendam) 24 oktober 2014
•• Straatman, Nathalie (directeur Muziekschool Zuid Groningen, Stadskanaal) 24 oktober 2014, Groningen
•• Wiersma, Rianne (dansdocent IVAK centrum voor DIGITALE BRONNEN •• www.danspunt.be •• www.cbs.nl •• www.lkca.nl •• www.cultuurparticipatie.nl •• www.langlevekunst.nl •• www.slo.nl
kunst en cultuur, Delfzijl) 23 oktober 2014, Delfzijl
•• Haar van der, Janet (eigenaar Dans op Maat, Haren) 1 september 2014, Groningen
•• Jong de, Marieke (Eigenaar Sport en Dansschool Marieke, Siegerswoude) 22 oktober 2014, Groningen
•• Dijkshoorn, Marijke (dansdocent MBvO, Gronignen), 22 september 2014, Groningen
•• Kuiper, Marijke (eigenaar dansschool Marijke, INTERVIEWS Dansaanbieders •• Janssen, Anneke (dansdocent ALO Hanzehoge school Groningen) 3 september 2014, Groningen
•• Jong de, Annet (eigenaar Balletschool Haren, organisator Summerdance), 2 oktober 2014
•• Beek ter, Badeloch (dansdocent Werkman College Groningen) 25 september 2014, Groningen
•• Bakker, Bibi Yann (dansdocent Balletschool La Danse, Groningen) 28 oktober 2014, Groningen
Bedum) 5 september 2014, Bedum
•• Heitling, Loes (docent muziek en dans, Pabo Hanzehogeschool, Groningen) 3 november 2014, Groningen
•• Schulingkamp, Peter (eigenaar Dansplezier.nl, Winschoten) 24 oktober 2014, Groningen
•• Martijn, Reinbert (eigenaar All Star Dans Studio, Sappemeer) 30 september 2014, Groningen
•• Kuiper, Wanda (eigenaar Balletschool Wanda Kuiper, Groningen) 17 september 2014, Groningen
•• Puschendorf, Eva (Hoofd Educatie en Productie, Club Guy and Roni, Groningen) 3 september 2014, Groningen
•• Haar van der, Fennie (dansdocent Muziek–, Dans– en Theaterschool Veendam) 11 september 2014, Zuidlaren
•• Elbersen, Hans (directeur Muziekschool Oost Groningen, Winschoten) 8 oktober 2014, Winschoten
•• Ali, Ilona (eigenaar dansschool Dance d’Ali, Groningen) 27 oktober 2014, Groningen
•• Possel, Ina (dansdocent Muziekschool Oost Groningen, Winschoten) 23 oktober 2014, per mail
•• Bruine de, Inge (dansdocent Werkman College,
VASLAV NIJINSKI
•• Struyk, Ingeborg (projectleider Stichting Urban
dansdocent Balletschool Wanda Kuiper, dans docent USVA) 24 augustus 2014, Groningen
Amateurdansers •• Isis Repetur •• Femke van Dijk •• Emma de Waal •• Gaby Ong •• Annabel en Olaf Rijfkogel •• Nienke Stobbe •• Wiebe Geus •• Norah, Josca en Marlein Baar •• Margriet van Houten •• Een aantal amateurdansers heeft geen toestemming verleend hun namen te noemen
BIJVRIJDAG.NL