Aan het College van burgemeester en wethouders van Zoetermeer Postbus 15 2700 AA Zoetermeer
Betreft: reactie op “Doen meer mensen mee in Zoetermeer?”, tussenevaluatie Wmo-beleid 2008-2011
Zoetermeer, 11 juni 2009
Geacht college, Het evaluatierapport “Doen meer mensen mee in Zoetermeer?”, Tussenevaluatie Wmo meerjarenbeleid 2008-2011, dat de Wmo-raad ter informatie van u heeft ontvangen, is besproken in de vergadering van de Wmo-raad van 12 mei jongstleden. De Wmo-raad stelt u graag van de resultaten ervan op de hoogte en vraagt vervolgens aan u te reageren op onze vragen. Algemeen Het college is erin geslaagd om op een compacte wijze het brede terrein van de Wmo-beleid in kaart te brengen, de beleidsdoelstellingen per thema kort weer te geven, een helder overzicht te geven van de ondernomen activiteiten per thema en daarover op basis van beperkt cijfermateriaal evaluerende opmerkingen te maken. Ook de gehouden Wmo-conferentie op 14 april jongstleden waarop op een aantal thema’s is ingezoomd (bijv. wijzigingen AWBZ, vrijwilligerswerk), is naar de mening van de verschillende leden van de Wmo-raad die hebben deelgenomen, productief geweest. Zoetermeer scoort op diverse terreinen beter dan andere gemeenten in de benchmark Wmo. Zoetermeer staat op drie. Dat is plezierig om te lezen maar het is natuurlijk niet de hoofdvraag. De hoofdvragen zijn toch in hoeverre beleidsdoelstellingen met het beschikbaar gestelde budget in Zoetermeer zijn gerealiseerd en hoe de (potentiële) klant, de burger van Zoetermeer en gebruiker van de Wmo, het gekozen beleidsdoel en de daarvoor ontplooide activiteiten heeft ervaren. Voorzag het in de behoefte en was de wijze van uitvoering ook nog eens klantvriendelijk en effectief? De tevredenheidscore is belangrijk voor de publieke beeldvorming en geeft ook een voorzichtige indicatie voor de vraag of het college met het gevoerde Wmo-beleid op de goede weg is. Zo’n score is echter te grof en eigenlijk onvoldoende betrouwbaar om reële uitspraken te kunnen doen over “the state of the Wmo” in Zoetermeer. Wij constateren dat het college ook deze opvatting is toegedaan als er staat dat “het een hoopgevende score is maar dat wij er daarmee nog niet zijn. Het mag geen verwondering Wmo-raad
Postbus 15
2700 AA Zoetermeer
telefoon 079- 346 8569 1
[email protected]
wekken dat de Wmo-raad in zijn besprekingen vooral heeft ingezoomd op dat laatste aspect, op wat er nog moet gebeuren of wat er nog beter kan. Voorkomen moet worden dat de uitvoering van de Wmo en de evaluatie ervan vooral een kwestie van beeldvorming wordt en enigszins los van de dagelijkse realiteit komt te staan. De doelgroepen waarop de Wmo zich richt, kopen naar de mening van de Wmo-raad weinig voor beeldvorming. Zij zullen zich misschien afvragen hoe het komt dan hun ervaringen nogal eens anders zijn. Voor beleid en evaluatie ervan behoren juist de ervaringen van gebruikers van het Wmo-beleid essentieel te zijn en minder de meningen van respondenten. Doelstellingen SMART formuleren Het is bijna een open deur, maar de Wmo-raad adviseert u de beleidsdoelstellingen SMART en zo concreet mogelijk te formuleren. Neem als voorbeeld het thema opgroeien. De doelstelling is dat kinderen, jongeren en hun ouders in staat zijn om problemen zo vroeg mogelijk op te lossen, al dan niet met ondersteuning. Om te meten of deze maatschappelijke doestelling wordt bereikt, wordt de Omnibusenquête aangehaald. Het doel voor 2011 wordt dan dat een nader te bepalen percentage ouders en jongeren in deze enquête antwoordt dat zij de problemen vroegtijdig hebben kunnen oplossen. Deze doelstelling is niet SMART. Wat heeft u zich nu met welke middelen en met welke inspanningen van de Zoetermeerse samenleving (instellingen, burgers, bestuur) ten doel gesteld? De meetmethode om te bezien of de doelstelling door de voorgenomen activiteiten (bijv. totstandkoming Centrum voor Jeugd en Gezin) geheel of gedeeltelijk is bereikt, heeft onvoldoende geldigheid. Zou naast de mening van respondenten in de Omnibusenquête niet veel meer waarde gehecht moeten worden aan de cijfers van de vele hulpverleningsinstellingen en-samenwerkingsverbanden (aantallen, wachtlijst, cijfers over uitval uit de hulpverlening, cijfers uit het onderwijs over kinderen met problemen), cijfers van leerplicht en over vroegtijdig schoolverlaten en de aanpak daarvan maar bijvoorbeeld ook voorkomende overlast door toedoen van jongeren in de buurt. En kan op basis van deze cijfers geconcludeerd worden dat de beleidsinspanningen en – keuzes werken? De Wmo-raad heeft u separaat een advies uitgebracht over de verbetering van de preventieve aanpak bij problemen met opvoeden en opgroeien. Kern van dat advies is dat er heel veel hulpaanbod in Zoetermeer is maar dat ouders en jongeren die daarop eigenlijk een beroep zouden moeten doen, dit aanbod niet weten te vinden. Daarenboven is er een in omvang onbekende categorie ouder(s) en jongeren die aan dit hulpaanbod voorbijgaan terwijl het hun wel zou kunnen helpen om de problemen stuk voor stuk aan te pakken. Voor deze ouder(s) en jongeren verdient het aanbeveling dat er iemand is die hen aanspreekt en stimuleert om hulp te zoeken en hen ook bemiddelt naar hulp. Aldus dit advies van de Wmo-raad. U formuleert als doelstelling dat er krachtiger moet worden ingezet op het versterken van de eigen kracht, het eigen netwerk en het zelfprobleemoplossend vermogen van ouders en jongeren. Dit op grond van het cijfer dat de snelheid waarmee een oplossing voor een Wmo-raad
Postbus 15
2700 AA Zoetermeer
telefoon 079- 346 8569 2
[email protected]
probleem wordt gevonden,’t hoogst is als het eigen netwerk wordt ingeschakeld (70 % van de respondenten) of als men zelf een oplossing zoekt (60% van de respondenten). Hebben wij het hier over dezelfde doelgroepen en qua zwaarte overeenkomstige problemen? Is de indicator van het percentage ouders en jongeren dat in de Omnibusenquête vindt dat zij een probleem vroegtijdig kunnen oplossen, niet veel te grof? Dit versterken van de eigen kracht van ouders en jongeren hoopt het college te bereiken door een aantal Informatie en Adviespunten (inlooppunten) van het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) te realiseren. Met de informatie vanuit deze inlooppunten verkregen zullen ouders en jongeren beter in staat zijn om hun probleem aan te pakken en op te lossen, zo is de (impliciete) verwachting. Wij vrezen dat zonder een outreachende manier van werken daarmee een deel van de doelgroep niet zal worden bereikt. Het realiseren van deze laagdrempelige en veilige Informatie- en adviespunten is een concrete subdoelstelling voor 2010. Of deze activiteit dan het zelfoplossend vermogen van ouder(s) en jongeren versterkt, is vooralsnog een aanname. Er zal meer nodig zijn dan alleen de overdracht van informatie en advies. Vanuit scholen is een veel gehoorde vraag: waar kan ik deze jongere met problemen naar toe verwijzen? Bij wie kan hij voor zijn probleem een aanpak vinden? Kortom: wie verleent hulp, gaat met de jongere aan de slag? Informatie en advies zijn dan nuttige maar op zich beperkte inspanningen van een CJG. Daarnaast is onze indruk dat er nog heel veel moet gebeuren om het Centrum voor Jeugd en Gezin in Zoetermeer operationeel te krijgen laat staan dat er in 2010 al cijfers beschikbaar zijn over het gebruik van de nieuwe informatie en adviesfunctie onder de vlag van het CJG. Een ander voorbeeld: de mantelzorg Het college stelt als doel voor 2011: voorkomen dat mantelzorgers overbelast raken. Dat doel is bereikt als via de Omnibusenquête een uitkomst is gemeten van 65% van de respondenten met mantelzorgkenmerk antwoordt dat zij zich voldoende ondersteund weet. (Nu voelt tweederde zich ondersteund). Meten wij dan echt wat wij willen meten? De Wmo-raad heeft hierover ernstige twijfels en adviseert deze indicator aan te vullen met doelstellingen en meerjarige cijfers van daadwerkelijke ondersteuningsaanvragen en – activiteiten (bijv. van Rondom Mantelzorg, indicaties Wmo-loket en CIZ v.w.b. respijtzorg). De Wmo-raad realiseert zich dat het jaar 2008 het jaar is waarin een nulmeting is gedaan en in dat eerste jaar ook niet alles in kannen en kruiken kan zijn. Echter, waar de onderzoeksmethodiek en ook de systematiek van indicatoren voor het bereiken ven beleidsdoelstellingen betrouwbaarheids- en geldigheidsrisico’s in zich heeft, wordt de zeggingskracht van de nulmeting over het beleid en haar effecten ook minder. Doelgroepen Wmo Het verdient aanbeveling in deze en toekomstige evaluatie in te zoomen op de verschillende doelgroepen van de Wmo. Uit ambtelijke informatie heeft de Wmo-raad begrepen dat de betekenis van het Wmo-beleid voor een aantal specifieke doelgroepen in het vervolg via kwalitatief onderzoek onder deze doelgroepen zelf worden gemeten en geëvalueerd. Wmo-raad
Postbus 15
2700 AA Zoetermeer
telefoon 079- 346 8569 3
[email protected]
Dat onderschrijft de Wmo-raad van harte. In algemene onderzoeken zoals de Omnibusenquête sneeuwen deze groepen onder. Deze doelgroepspecifieke benadering in het evaluatieonderzoek zou wel gepaard moeten gaan met ook een doelgroepspecifieke registratie en verzameling van gegevens en doelgroepspecifiek cijfermateriaal. Daarnaast verdient het aanbeveling om de kwetsbare doelgroep lichamelijk en verstandelijk gehandicapten ook in het evaluatieonderzoek te betrekken. Wij hebben u al eerder op de wenselijkheid van dit onderscheid in benadering gewezen. Het ligt in de bedoeling om in de evaluatieopzet de doelgroepen als het ware te laten rouleren. In het ene jaar doelgroep X in het volgende jaar doelgroep Y. Is dit nu een adequate aanpak voor de meest kwetsbare groepen in de samenleving? Zou het Wmo-beleid ten aanzien van deze groepen niet standaard geëvalueerd moeten worden, juist omdat zij zijn aangewezen op het vangnet van het gemeentelijk Wmo-beleid? Werkwijze verder kantelen Het college wil verder gaan met werkwijzen te kantelen: van aanbodgericht naar vraaggericht en integraal. Vraagverheldering en daarmee de benodigde integrale deskundigheid wordt daarmee cruciaal. Als de vraag van de klant niet duidelijk is, kan vraaggericht werken een zoektocht worden. Dat is niet altijd erg maar kost wel meer tijd. De kanteling betekent in ieder geval als klant én professional meer tijd investeren in intake, vraagverheldering en indicatiestelling en ook in het organiseren van gewenst zorgaanbod en een goede voorlichting daarover. Zijn de normtijden die nu voor een intake en indicatiestelling gelden, aan deze kanteling aangepast? Zonder een wijziging in deze randvoorwaarden zal de kanteling een moeizaam proces worden. Anderzijds kan de vraag duidelijk zijn (claimgerichte vraag naar huishoudelijke hulp) maar kan het antwoord een afwijzing van huishoudelijke hulp en in plaats daarvan een alternatieve oplossing vanuit de Wmo, bijv. indicatie sociaal bezoek, zijn. In intake-jargon is dan de vraag achter de vraag blootgelegd. Deze kanteling zal de klant minder snel begrijpen. Het heeft ook soms een betuttelend aspect: het uitgangspunt dat achter de direct geformuleerde vraag (soms of meestal) een andere vraag zit. “U denkt dat u uw behoefte goed ziet en verwoordt maar wij weten het beter te beoordelen”. Voorlichting en uitleg door de professional zullen dan de klant moeten overtuigen van zijn zienswijze. De plannen op het gebied van deze kanteling zijn nog weinig concreet. Zij geven een richting aan maar dat is het dan ook. Genoemd worden de verbreding van het Wmo-loket met de voorzieningen van werk en inkomen als ook een brede beoordeling/indicatie waarbij de indicatiewerkzaamheden van het Centraal Indicatie Orgaan (CIZ) en het Bureau Jeugdzorg in beeld lijken te komen. Intensieve samenwerking tussen Wmo en AWBZ is welhaast een ‘must’ gelet op bijvoorbeeld de onderbrenging van de activerende en ondersteunende begeleiding onder de Wmo. In het raadsvoorstel over de evaluatienota wordt ook de totstandkoming van maatschappelijke steunsystemen in de wijk genoemd. Wmo-raad
Postbus 15
2700 AA Zoetermeer
telefoon 079- 346 8569 4
[email protected]
Als de uitwerking van deze plannen nodig is om in 2011 het doel te kunnen bereiken, dan verdient het aanbeveling om deze plannen snel concreter te maken en van duidelijke beleidsdoelen te voorzien. Wijkgerichte aanpak intensiveren Een wijkgerichte aanpak ligt voor de hand bij het inspelen op de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, bijvoorbeeld bij klusjes in en om het huis, boodschappen doen, meer contacten en ontmoeting, tegengaan van isolement, dagbesteding. Organisaties moeten nog meer gaan samenwerken om maatschappelijk ondersteunende diensten in de wijk te realiseren. Dit geldt voor de overheidsdiensten als ook voor de dienstverlening door particuliere organisaties of marktpartijen.. De Wmo-raad is het hiermee eens. Hij attendeert er wel op dat samenwerking in tweeledige zin tijd kost. Bij (de totstandkoming van) samenwerking zal de kost voor de baat uit moeten kunnen gaan. Voorts kost samenwerking (werk)tijd van bestuurders en professionals. Daar wordt meestal onvoldoende rekening mee gehouden. Dat beïnvloedt in belangrijke mate de uitkomsten van de samenwerking. Innovatie Vernieuwing met als doel om meer mensen blijvend te laten meedoen in de Zoetermeerse samenleving is een doel dat de Wmo-raad van harte ondersteunt. De Wmo-raad legt daarbij het accent en de prioriteit bij het meedoen van (groepen) burgers die nu beperkingen hebben of ervaren. Wij adviseren u om bijvoorbeeld mede aan de hand van uitkomsten van met succes ingevoerde vernieuwende werkwijzen aandacht te hebben voor het beleidsuitgangspunt van de Wmo dat van zowel gemeente als professionele en vrijwilligersorganisaties als ook (toevoeging Wmo-raad) burgers een andere manier van kijken en werken wordt verwacht. Wat mag men (minimaal) verwachten en wat kan men (maximaal) (nog) verwachten van overheid of particuliere organisatie? Consistente voorlichting en -campagnes kunnen daarbij helpen. Digitale informatiesystemen De Wmo-raad onderschrijft de ambitie. De hoeveelheid digitale informatie is ontzagwekkend. Men kan daar heel eenvoudig de weg in kwijt raken. De kunst zal zijn op het digitale Wmo-loket met name die informatie prominent en eenvoudig in beeld te hebben (voor te selecteren) die direct van belang is voor de Zoetermeerse burger met een zorgvraag. Voorts adviseert de Wmo-raad om de informatievoorziening niet alleen digitaal te organiseren een aan te bieden. Er zullen de komende jaren nog tal van groepen zijn die minder goed uit de voeten kunnen met het zoeken van benodigde informatie via personal computer en internet.
Wmo-raad
Postbus 15
2700 AA Zoetermeer
telefoon 079- 346 8569 5
[email protected]
Samengevat wil de Wmo-raad de volgende punten bij de Tussenevaluatie van het Wmobeleid 2008-2011 onder uw aandacht brengen. 1. Het college is er in geslaagd om het brede beleidsterrein van de Wmo inzichtelijk te presenteren door beleidsdoelstellingen, ondernomen activiteiten en evaluerende bevindingen op een compacte wijze op een rijtje te zetten. 2. De hoge plaats van Zoetermeer op de score ranglijst van gemeenten zegt weinig over hoe het in Zoetermeer met de Wmo gaat. Dergelijke scores zijn te grof en onvoldoende betrouwbaar om reële uitspraken te kunnen doen over de “state of the Wmo” in Zoetermeer. De doelgroep waarop de Wmo zich richt, kopen weinig voor een dergelijke score. 3. De Wmo-raad adviseert u om de beleidsdoelstellingen SMART te formuleren. 4. De Wmo-raad adviseert u om in aanvulling op de cijfers uit de periodieke Omnibusenquête vooral gebruik te maken van cijfers en registraties over de specifieke doelgroepen van de professionele instellingen. Deze geven een goede aanvulling en daarmee een objectiever beeld van hoe het gaat dan uitsluitend het algemene oordeel van respondenten in een Omnibus-enquête. 5. De Wmo-raad onderschrijft het voornemen om behoeften en ervaringen van de Wmodoelgroepen afzonderlijk en meer in kwalitatieve zin te onderzoeken. Hij adviseert u daarbij de doelgroepen lichamelijk en verstandelijk gehandicapten eveneens apart te onderzoeken. 6. De Wmo-raad vraagt zich af of bij een periodieke evaluatie de doelgroepen jaarlijks moeten rouleren. Is het niet beter om juist bij alle doelgroepen die zijn aangewezen op de voorzieningen en activiteiten vanuit de Wmo de vinger aan de pols te houden? 7. Om als overheid en organisaties te kunnen kantelen van een aanbodgerichte naar een vraaggerichte en integrale werkwijze zal het nodig zijn te kijken naar de randvoorwaarden van intake en indicatiestelling. Vraaggericht en integraal zullen naar verwachting meer tijd gaan kosten van professional en klant. Ook zal de voorlichting aandacht moeten krijgen daar de verwachtingen van de klant soms ook onderwerp van kanteling kunnen zijn. 8. De Wmo-raad ondersteunt de intensivering van de wijkgerichte aanpak. Hij wijst er op dat de totstandkoming van de benodigde samenwerking (doorloop)tijd zal gaan kosten. Tijd die op het eerste gezicht minder productief zal zijn dan het direct verlenen van zorg en aanbieden van diensten. 9. De Wmo-raad onderschrijft de innovatiedoelstelling van het college met name als het acccent ligt op de het meedoen van groepen burgers die nu beperkingen hebben en ervaren, 10. De Wmo-raad is er voorstander van dat naast de inrichting van een eenvoudig en toegankelijk digitaal informatiesysteem er ook aandacht moet blijven voor een papieren informatievoorziening via folders e.d. Van alle doelgroepen kan niet iedereen evengoed overweg met de personal computer en internet. Ik zie uw reactie op de opmerkingen vanuit de Wmo-raad graag tegemoet. Met vriendelijke groeten, A.R.J.M. van Huut, voorzitter Wmo-raad Zoetermeer Wmo-raad
Postbus 15
2700 AA Zoetermeer
telefoon 079- 346 8569 6
[email protected]