Bestuursreglement ex artikel 14 lid 2 statuten Stichting Klas op Wielen
Vastgesteld te Alkmaar, d.d. 15 juni 2011, gewijzigd d.d. 8 februari 2013 1
Definities Artikel 1 1. De Raad van Toezicht: de Raad van Toezicht van de Stichting Klas op Wielen 2. Het bestuur: het bestuur van de Stichting Klas op Wielen. 3. Directeur: statutair directeur van de Stichting Klas op Wielen 4. Organisatie: de Stichting Klas op Wielen
Inleiding Artikel 2 1. Het bestuur mandateert de dagelijkse leiding van de organisatie aan een door het bestuur te benoemen directeur. Het bestuur legt de bevoegdheden van de directeur vast in een bestuursreglement. 2. Uitgangspunt is dat verantwoordelijkheden en bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie worden gelegd, waardoor blijvend adequaat gereageerd kan worden. 3. Het bestuursreglement wordt voor een onbepaalde periode vastgesteld. Elke twee jaar vindt een evaluatie plaats. De huidige versie is vastgesteld op 15 juni 2011. 4. In alle gevallen waarin dit bestuursreglement niet voorziet, beslist het bestuur. 5. Wijziging van dit bestuursreglement geschiedt door het bestuur. Algemene bepalingen Artikel 3 1. De directeur draagt zorg voor de voorbereiding, uitwerking en uitvoering van het door het bestuur vast te stellen beleid. 2. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de organisatie. 3. Onverminderd het hiervoor bepaalde heeft echter de directeur altijd de voorafgaande toestemming van het bestuur nodig bij: •
het bezwaren, vervreemden en verkrijgen van onroerende zaken;
•
het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk mede schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt;
•
het aangaan/beëindigen van duurzame samenwerkingsovereenkomsten met derden;
•
het voeren en beëindigen van rechtsgedingen;
•
het aangaan van overeenkomsten/verplichtingen respectievelijk het verrichten van rechtshandelingen die een belang van een bedrag van 2
€ 5.000,-- overstijgen, tenzij deze binnen de vastgestelde jaarbegroting vallen.
Relatie Raad van Toezicht – bestuur en directeur Artikel 4 1. De Raad van Toezicht houdt toezicht op het beleid van de dagelijkse leiding en het beleid van de algemene leiding en staat deze met raad terzijde. 2. De bestuurders worden, na instemming van de Raad van Toezicht, benoemd en ontslagen door het bestuur. De Oudercommissie van de Stichting Klas op Wielen mag bij het aanstellen van bestuursleden ten minste één lid voordragen ter benoeming. 3. De directeur neemt deel, tenzij de Raad van Toezicht anders besluit, aan de vergaderingen van de Raad van Toezicht. 4.
De directeur draagt, na overleg met het bestuur, zorg voor de voorbereiding van de vergaderingen van de Raad van Toezicht. De directeur pleegt overleg met de voorzitter en secretaris over de conceptagenda en draagt zorg voor de tijdige aanlevering van de vergaderstukken.
5. Het bestuur en de directeur zorgen voor een goede, regelmatige, tijdige en toegankelijke informatievoorziening aan de Raad van Toezicht over alle zaken die voor de Raad van Toezicht relevant zijn. 6. Bij conflicten tussen de Raad van Toezicht en het bestuur en/of directeur anderzijds die niet in der minne kunnen worden opgelost, zal in eerste instantie een mediator worden ingeschakeld en pas in laatste instantie zal het geschil aan de daartoe bevoegde Nederlandse rechter worden voorgelegd.
Relatie bestuur-directeur Artikel 5 1. De directeur neemt deel, tenzij het bestuur anders besluit, aan de
bestuursvergaderingen. 2. De directeur is gehouden de instructies en richtlijnen van het bestuur op te volgen. 3. De directeur draagt zorg voor de voorbereiding van de bestuursvergaderingen. Hij
pleegt overleg met de voorzitter en secretaris over de conceptagenda en draagt zorg voor de tijdige aanlevering van de vergaderstukken. 4. De directeur legt over zijn activiteiten/handelen en over de uitoefening van de aan
hem gemandateerde bevoegdheden tijdig gevraagd en ongevraagd verantwoording af aan het bestuur. De directeur zorgt in dat kader voor een goede, regelmatige, tijdige en toegankelijke informatievoorziening aan het bestuur over alle zaken die voor het bestuur relevant zijn. 3
5. Het bestuur of een daartoe door hen aangewezen vertegenwoordiging van uit het
bestuur voert tenminste éénmaal per jaar een functionerings- en een beoordelingsgesprek met de directeur. Hierin komen onder andere aan de orde de relatie met het bestuur en de wijze waarop de directeur uitvoering geeft aan het bestuursbeleid. 6. Conflicten tussen bestuur en directie die niet in der minne kunnen worden opgelost,
zullen eerst worden voorgelegd aan de Raad van Toezicht, vervolgens kan een mediator worden ingeschakeld en pas in laatste instantie zal het geschil aan de daartoe bevoegde Nederlandse rechter worden voorgelegd.
Beleid Artikel 6 1. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot de beleidscyclus zijn als volgt verdeeld tussen directeur en bestuur: - beleidsvoorbereiding:
directeur
- beleidsvaststelling:
bestuur
- beleidsuitvoering:
directeur
- beleidsevaluatie
bestuur
2. In het kader van de beleidsvoorbereiding doet de directeur aan het bestuur voorstellen
voor de visie, missie en doelen van de organisatie, vast te leggen in een voortschrijdend concept meerjaren strategisch beleidsplan en een daarmee verbonden conceptmeerjarenbegroting, waarvan de conceptjaarbegroting onderdeel is. Het strategisch beleidsplan, jaarbegroting en meerjarenbegroting worden vastgesteld door het bestuur. Personeel en organisatie Artikel 7 1. De directeur draagt zorg voor de uitvoering van het door het bestuur vastgestelde personeelsbeleid. 2. De directeur verdeelt binnen de vastgestelde jaarbegroting de functies en taken onder de personeelsleden. 3. De directeur verzorgt de werving, selectie, aanstelling en beloning van het personeel met in acht neming van de van toepassing zijnde CAO- en rechtspositieregelingen, zulks met in achtneming van de door het bestuur ter zake vastgestelde jaarbegroting. Bij het aangaan van arbeidsovereenkomsten van medewerkers, die
4
een functie gaan bekleden boven FWG 40, CAO Gehandicaptenzorg, is voorafgaande toestemming nodig van het bestuur. 4.
De directeur besluit tevens over disciplinaire maatregelen, schorsing of ontslag, met dien verstande dat het beëindigen van arbeidsovereenkomsten (daaronder begrepen het schorsen) van medewerkers die een functie bekleden boven FWG 40, CAO Gehandicaptenzorg, voorafgaand toestemming van het bestuur nodig is. Bij ontslag op staande voet is nooit voorafgaande toestemming van het bestuur nodig.
5. Bij ingrijpende reorganisaties, waaronder in ieder geval wordt gelijkgesteld het gelijktijdig of binnen een kort tijdsbestek (2 maanden) beëindigen van arbeidsovereenkomsten dan wel ingrijpend wijzigen van de arbeidsvoorwaarden van meer dan twee personeelsleden, is voorafgaand toestemming van het bestuur nodig. 6. Besluiten omtrent ontslag, schorsing of andere disciplinaire maatregelen met betrekking tot de directeur en het vaststellen van zijn arbeidsvoorwaarden geschieden door het bestuur 7. De directeur voert jaarlijks een functionerings- en/of beoordelingsgesprek met de medewerkers en legt deze gesprekken schriftelijk vast, waarbij de medewerkers voor gezien tekenen. 8. De directeur bevordert een positief arbeidsklimaat en treft alle maatregelen die hiervoor van belang zijn. 9. De directeur draagt zorg voor de opstelling en uitvoering van een adequaat beleid ten aanzien van deskundigheidsbevordering. 10. De directeur draagt zorg voor de opstelling en uitvoering van een adequaat arbobeleid. 11. De directeur kan bepaalde aan hem gemandateerde taken doormandateren aan medewerkers. Niettemin blijft de directeur naar het bestuur verantwoordelijk voor uitvoering en kwaliteit van deze doorgemandateerde taken. 12. De directeur legt over het uitgevoerde personeelsbeleid minstens éénmaal per jaar verantwoording af aan het bestuur.
Financiën Artikel 8 1. Het bestuur stelt een meerjarenbegroting, de jaarlijkse begroting en de jaarrekening vast, na tijdig daartoe een voorstel te hebben ontvangen van de directeur. 2. De directeur voert de vastgestelde jaarbegroting uit en rapporteert per kwartaal over de voortgang en de resultaten, tenzij het bestuur een andere periodiciteit van rapportage wenselijk acht.
5
3. De directeur houdt zich bij de uitvoering en planning van het werk aan de door het bestuur vastgestelde jaarbegroting. 4. (Dreigende) overschrijding van de jaarbegroting dient door de directeur terstond aan het bestuur te worden gemeld onder vermelding van maatregelen die in dit kader genomen zijn/moeten worden. 5. De directeur zorgt voor een zorgvuldige administratie en een adequaat en verantwoord financieel beheer. 6. De directeur draagt zorg voor het tijdig en adequaat formeel afleggen van verantwoording aan eventueel (subsidieverstrekkende) instanties. Extern Artikel 9 1. De directeur bewaakt de identiteit van de organisatie, zoals die via haar personeel, haar publicitaire uitingen en andere producten naar buiten komt. 2. De voorzitter fungeert als bestuurlijk boegbeeld en kan in die hoedanigheid naar buiten treden als het bestuurlijk gezicht van de organisatie. 3. De directeur ondersteunt het bestuur respectievelijk de voorzitter bij het onderhouden van eigen externe contacten en signaleert tijdig aangelegenheden waar externe representatie door het bestuur wenselijk of noodzakelijk is. 4. Onverminderd het hiervoor gestelde onderhoudt de directeur de externe contacten van de organisatie, tenzij de aard en inhoud van deze contacten het niet gewenst maakt dat deze contacten door de directeur worden onderhouden. 5. Ter voorkoming van ongewenste “dubbelingen” tussen externe contacten van de directeur en externe contacten van het bestuur stemmen voorzitter en directeur tijdig hun externe contacten met elkaar en op elkaar af.
Slotbepaling Artikel 10 Bij strijdigheid tussen dit bestuursreglement en de statuten van de organisatie prevaleren de statuten.
Aldus getekend op 8 februari 2013,
………………………………….
………………………….
……………………………………
J.P.M. van der Maat, voorzitter E.R. Boevink, secretaris W.G.Th. Breuker, penningmeester 6