Volledig oordeel Oordeel 2010-169
Datum: 18 november 2010 Dossiernummer: 2010-0094
Oordeel in de zaak van
.... gevestigd te . . . ., verzoekster tegen .... gevestigd te . . . ., verweerder
1 Procesverloop 1.1 Bij verzoekschrift van 31 maart 2010, dat ontvangen is op 2 april 2010, heeft verzoekster de Commissie Gelijke Behandeling, hierna: de Commissie, gevraagd te onderzoeken of verweerder onderscheid op grond van homoseksuele gerichtheid heeft gemaakt door te weigeren zijn diensten aan verzoekster aan te bieden. 1.2 Daarna zijn de volgende stukken uitgewisseld: - brief van verzoekster van 14 april 2010; - brieven van verweerder van 6 en 20 mei 2010; - e-mail van verzoekster van 13 juli 2010. 1.3 De Commissie heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 september 2010, waar verzoekster, vertegenwoordigd door . . . ., directeur, en bijgestaan door Z. Najjar, klachtbehandelaar Radar Midden- en West-Brabant, en verweerder, bijgestaan door mr. J. Eerbeek, advocaat, zijn verschenen.
2 Feiten 2.1 Verzoekster is een stichting. Blijkens artikel 2, eerste lid van haar statuten heeft zij als doel: “a. Bevordering van de sociaal-maatschappelijke acceptatie en integratie van homo- en biseksualiteit; b. Bevordering van de persoonlijke emancipatie van homo- en biseksuelen in de sociaal- maatschappelijke omgeving; en voorts al hetgeen met een en ander rechtstreeks of zijdelings verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, alles in de ruimste zin des woords”.
2.2 Blijkens artikel 2, derde lid van de statuten beoogt verzoekster dit doel te bereiken door onder meer belangenbehartiging. 2.3 Verweerder, een eenmanszaak, bedrukt relatiegeschenken met gevraagde teksten, afbeeldingen en / of logo’s. 2.4 Verzoekster heeft bij een aantal bedrijven een offerte gevraagd om balpennen met tekst en logo te bedrukken, zo ook bij verweerder. Op 23 maart 2010 om 01.28 uur heeft verweerder aan verzoekster bevestigd dat zij een bestelling geplaatst heeft op de website van verweerder voor het bedrukken van balpennen met de volgende tekst: “Dit jaar worden we 5! Party Time! EMBRACEPINK.NL. Fris en fruitige foundation voor seksuele diversiteit en HLBTemancipatie.” 2.5 Een medewerkster van verweerder heeft dezelfde dag om 09.21 uur verzoekster per e-mail - voor zover relevant - het volgende bericht: “ Uit principiële redenen wil ik niet meewerken om hier reclame voor te maken”. 2.6 Vervolgens heeft verzoekster om 10.29 uur een e-mail aan verweerder gestuurd met daarin de vraag: “ Mag ik vragen wat u bedoelt met “principiële” redenen" Moet ik hieruit concluderen dat u weigert pennen te bedrukken voor een organisatie die streeft naar sociaal-maatschappelijke acceptatie van homo’s, lesbiennes, biseksuelen en transgenders"” 2.7 De medewerkster van verweerder heeft in antwoord op de e-mail die verzoekster om 10.29 uur heeft gestuurd dezelfde ochtend telefonisch contact opgenomen met verzoekster om haar motivatie toe te lichten. Verzoekster heeft de medewerkster bedankt voor de motivatie en heeft haar verteld dat zij geen pennen wil van verweerder. 2.8 Verzoekster heeft dezelfde ochtend een bericht op haar website geplaatst dat verweerder verzoekster weigert als klant. Betreffend bericht heeft de tijdsaanduiding 10.30 uur.
3 Beoordeling van het verzoek 3.1 Ter beoordeling ligt de vraag voor of verweerder jegens verzoekster onderscheid heeft gemaakt op grond van homoseksuele gerichtheid bij het aanbieden van goederen en diensten door verzoekster als klant te weigeren balpennen voor verzoekster te bedrukken. Ontvankelijkheid van het verzoek 3.2 Ingevolge artikel 12, tweede lid, onderdeel e, van de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB) kan een verzoek worden ingediend door een vereniging of stichting die conform haar statutaire doelstellingen de belangen behartigt van diegenen in wier bescherming de gelijkebehandelingswetgeving beoogt te voorzien. Blijkens artikel 3 van de statuten beoogt verzoekster haar doel te bereiken door onder meer belangenbehartiging van personen met een homo- of biseksuele gerichtheid. Deze personen kunnen op grond van hun seksuele gerichtheid de bescherming inroepen van de gelijkebehandelings-wetgeving. Verzoekster kan daarom worden aangemerkt als rechtspersoon als bedoeld in artikel 12, tweede lid, onderdeel e, AWGB. Daarmee is verzoekster ontvankelijk in haar verzoek. Wettelijk kader
3.3 In artikel 7, eerste lid, onderdeel a, AWGB, in samenhang met artikel 1 AWGB, is bepaald dat het is verboden onderscheid op grond van onder meer homoseksuele gerichtheid te maken bij het aanbieden van en het verlenen van toegang tot goederen of diensten en bij het sluiten, uitvoeren of beëindigen van overeenkomsten ter zake indien dit geschiedt in de uitoefening van een beroep of bedrijf. 3.4 Verweerder heeft een eenmanszaak waarin bedrijfsmatig relatiegeschenken worden bedrukt met logo’s en teksten. Verweerder kan dan ook worden beschouwd als een aanbieder van goederen of diensten als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, AWGB. Dit betekent dat het handelen van verweerder kan worden getoetst aan artikel 7, eerste lid, onderdeel a, AWGB. Onderscheid op grond van homoseksuele gerichtheid" 3.5 Voor de beoordeling of sprake is van onderscheid is in artikel 10, eerste lid, AWGB bepaald dat degene die meent dat in zijn nadeel onderscheid is of wordt gemaakt als bedoeld in deze wet, in rechte feiten dient aan te voeren die dat onderscheid kunnen doen vermoeden. Indien hij hierin slaagt, is het aan de verwerende partij te bewijzen dat niet in strijd is gehandeld met deze wet. Het is derhalve aan verzoekster feiten aan te dragen die onderscheid kunnen doen vermoeden.
3.6 Verzoekster heeft gesteld dat verweerder onderscheid heeft gemaakt op grond van homoseksuele gerichtheid door haar als klant te weigeren. Hiertoe heeft zij het volgende aangevoerd. Verzoekster wilde pennen laten bedrukken en heeft bij verweerder een bestelling geplaatst. Uit de e-mail van verweerder en het telefoongesprek dat verzoekster op 23 maart 2010 met de medewerkster van verweerder heeft gevoerd, heeft verzoekster kunnen concluderen dat verweerder haar pertinent als klant weigerde. De zaak van verzoekster wijkt af van de zaak die leidde tot oordeel 2010-32 van de Commissie. Anders dan in die zaak, gaat het er niet om dat verweerder de balpennen met de betreffende tekst niet wenste te leveren maar dat verweerder vanwege haar christelijke geloof überhaupt geen goederen aan verzoekster wenst te leveren. Als het verweerder om de te bedrukken tekst ging, dan had hij verzoekster de mogelijkheid geboden om over de tekst te praten. Dat heeft verweerder niet gedaan. 3.7 Verzoekster heeft aangevoerd dat zij bij de plaatsing van de bestelling per abuis een verkeerde tekst heeft ge-upload. Zij wilde niet de uitgebreide tekst zoals weergegeven onder overweging 2.4 laten drukken, maar alleen het logo bestaande uit een afbeelding van een hartje, gevolgd door de tekst EMBRACEPINK.NL. Verzoekster wilde de pennen namelijk niet alleen gebruiken om haar vijfjarig bestaan te vieren, maar wilde de pennen ook nadien kunnen gebruiken. Verzoekster heeft niet tegen de medewerkster van verweerder gezegd dat zij een verkeerde tekst heeft gestuurd, omdat zij een stichting is die staat voor de inhoud van de ge-uploade tekst.
3.8 Verweerder heeft gesteld dat hij verzoekster niet heeft geweigerd als klant, maar heeft geweigerd om de door verzoekster gevraagde tekst op pennen te bedrukken. Het onderdeel van de gevraagde tekst ”Fris en fruitige foundation voor seksuele diversiteit en HLBT-emancipatie” druist in tegen de geloofsovertuiging van verweerder. Verweerder is een christelijke onderneming die tracht op bijbelgetrouwe wijze invulling te geven aan zijn activiteiten. Gelet op de inhoud en strekking van bepaalde passages uit de Bijbel huldigt verweerder het standpunt dat seksualiteit door God slechts bedoeld is voor man en vrouw en slechts voorbehouden is aan het huwelijk. Daarom wil hij geen tekst drukken die reclame maakt voor seksuele diversiteit. Ook drukt verweerder geen teksten die de menswaardigheid aantasten of godslasterlijk zijn. Zo heeft verweerder eerder een klant geweigerd die op poloshirts “verrekte mongolen” wilde laten bedrukken. Verweerder respecteert iedereen, maar wil niet actief meewerken om iets te promoten wat tegen zijn geloof indruist.
3.9 Verweerder heeft bij de betreffende medewerkster navraag gedaan. De medewerkster heeft verweerder verteld dat zij met de opmerking dat zij uit principiële redenen niet wilde meewerken om hier reclame voor te maken doelde op het drukken van een onderdeel van de gevraagde tekst en niet op het bedienen van verzoekster. In het telefoongesprek vertelde verzoekster de medewerkster niet dat zij een verkeerde tekst had ge-upload. Had verzoekster gemeld alleen het logo met het hartje en de tekst EMBRACEPINK.NL gedrukt te willen hebben, dan had verweerder daar geen bezwaar tegen gehad. Wel vertelde verzoekster in het telefoongesprek aan de medewerkster dat zij geen zaken meer met verweerder wilde doen. Uit de tijdsaanduidingen op de e-mail van verweerder en het persbericht op de website van verzoekster valt af te leiden dat verzoekster al direct na de eerste e-mail van verweerder en nog voor het telefoongesprek met verweerder de conclusie heeft getrokken dat verweerder geen zaken met verzoekster zou willen doen. Hierdoor heeft verzoekster zelf verweerder geen mogelijkheid geboden om over de te drukken tekst te praten. Verweerder is bereid om voor verzoekster, net als voor iedereen, pennen te bedrukken, mits het een tekst of afbeelding betreft waar hij gelet op zijn geloofsovertuiging achter kan staan. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij wel bereid zou zijn geweest om het door verzoekster gewenste logo bestaande uit een afbeelding van een hart, gevolgd door de tekst EMBRACEPINK.NL op de pennen te drukken. Verweerder heeft geen principiële bezwaren tegen deze tekst. Het is de tekst “Fris en fruitige foundation voor seksuele diversiteit en HLBT-emancipatie” waar verweerder principiële bezwaren tegen heeft. 3.10 Met betrekking tot de vraag of verzoekster feiten heeft aangedragen die kunnen doen vermoeden dat verweerder jegens verzoekster onderscheid op grond van seksuele gerichtheid heeft gemaakt, overweegt de Commissie als volgt. 3.11 Reeds eerder heeft de Commissie geoordeeld dat de gelijkebehandelingswetgeving aanbieders van goederen en diensten de ruimte biedt om zelf te bepalen welk goed of welke dienst zij willen aanbieden. Zo mag een bedrijf dat promotie-artikelen aanbiedt wel vanwege haar godsdienstige overtuiging dat aanbod beperken voor zover verdergaand aanbod tegen die overtuiging indruist, maar mag zij een persoon niet van dat aanbod uitsluiten vanwege bijvoorbeeld de seksuele gerichtheid van die persoon (zie bijvoorbeeld CGB 9 maart 2010, 2010-32). 3.12 In casu biedt verweerder relatiegeschenken aan met desgewenst een opdruk. Dit aanbod is beperkt, in die zin dat verweerder geen teksten drukt die de menswaardigheid aantasten, aanstootgevend kunnen zijn of die bedoeld zijn voor activiteiten waar verweerder vanwege zijn geloofsovertuiging niet achter kan staan. Verzoekster heeft gesteld dat zij uit de email van verweerder en het telefoongesprek met de medewerkster van verweerder kon concluderen dat zij pertinent als klant werd geweigerd. Verweerder heeft betwist dat hij verzoekster als klant heeft geweigerd. Verweerder heeft wel erkend dat hij een deel van de door verzoekster gewenste tekst niet op de pennen wilde drukken. 3.13 De Commissie leest in de e-mail van verweerder van 23 maart 2010 niet dat verzoekster als klant wordt geweigerd. De passage uit de betreffende e-mail dat verweerder uit principiële redenen niet wil meewerken “om hiervoor reclame te maken” lijkt te duiden op de inhoud van de tekst zoals weergegeven in 3.9. Daar komt bij dat verzoekster door haar eigen handelen verweerder de mogelijkheid heeft ontnomen om met elkaar in gesprek te treden over waartoe verweerder wel bereid zou zijn. Uit de tijdstippen die vermeld staan op bovengenoemde e-mail van verweerder (09.21 uur), de plaatsing van het bericht op de website van verzoekster dat verweerder geen zaken wil doen met verzoekster (tijdsaanduiding 10.30 uur), de e-mail van verzoekster waarin zij opheldering vraagt over de eerste e-mail van verweerder (10.29 uur) en het daarop gevolgde telefoongesprek, leidt de Commissie af dat verzoekster zelf, dus nog voor de door verweerder gegeven telefonische toelichting, de conclusie heeft getrokken dat verweerder verzoekster als klant heeft geweigerd. Ter zitting is gebleken dat verweerder wel pennen wilde leveren aan verzoekster, maar met slechts een gedeelte van de door verzoekster gewenste tekst. Verzoekster heeft zonder verweerder mee te delen dat zij een verkeerde tekst had gestuurd en zonder naar alternatieven te
hebben gevraagd een persbericht op de website geplaatst. Door deze handelwijze is verzoekster verantwoordelijk te houden dat er geen alternatieven door verweerder zijn geboden. 3.14 Op grond van het bovenstaande is de Commissie van oordeel dat de e-mail van verweerder en het daarop volgende telefoongesprek tussen verzoekster en verweerder niet leiden tot een vermoeden dat verweerder verzoekster als klant heeft geweigerd. Wel is gebleken is dat verweerder een deel van de tekst – te weten: “Fris en fruitige foundation voor seksuele diversiteit en HLBT-emancipatie” - niet wilde drukken, omdat deze zin indruist tegen de geloofsovertuiging van verweerder. De geloofsovertuiging van verweerder belet haar reclame te maken voor seksuele diversiteit. De Commissie acht het aannemelijk dat verweerder bereid is voor verzoekster balpennen te bedrukken, mits het een tekst betreft waar hij gelet op zijn geloofsovertuiging achter kan staan. Het logo van verzoekster bestaande uit een hartje en de tekst EMBRACEPINK.NL valt daaronder. Deze beperking in het aanbod is als zodanig niet onderscheidmakend. Immers er wordt geen beperking aangebracht in de kring van personen aan wie het aanbod wordt gedaan. 3.15 Alles overziende concludeert de Commissie dat verzoekster geen feiten heeft aangedragen die kunnen doen vermoeden dat verweerder jegens haar verzoekster verboden onderscheid op grond van seksuele gerichtheid heeft gemaakt, door haar als klant te weigeren. Ook anderszins is het de Commissie niet gebleken dat verzoekster als klant is geweigerd door verweerder. De Commissie oordeelt dan ook dat niet gebleken is dat verweerder onderscheid op grond van homoseksuele gerichtheid heeft gemaakt bij het aanbieden van goederen en diensten, zoals verboden in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, AWGB.
4 Oordeel De Commissie Gelijke Behandeling spreekt als haar oordeel uit dat niet gebleken is dat . . . ., jegens . . . . onderscheid op grond van homoseksuele gerichtheid heeft gemaakt bij het aanbieden van goederen en diensten door haar als klant te weigeren. Aldus gegeven te Utrecht op 18 november 2010 door mr. H.J. Vilters, voorzitter, mr. C.A. Goudsmit en mr. dr. C. van Eck, leden van de Commissie Gelijke Behandeling, in tegenwoordigheid van mr. N. Günes, secretaris.
mr. H.J. Vilters namens deze, mr. dr. van C. Eck mr. N. Günes