Gemeente Utrechtse Heuvelrug
Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden Toelichting, regels en analoge verbeelding
November 2011
Kenmerk 1581-10-T06 Projectnummer 1581-10
Toelichting
Inhoudsopgave 1.
Inleiding.............................................................................................................................. 1
2.
Huidige situatie ................................................................................................................. 2 2.1. Ligging en begrenzing plangebied ............................................................................ 2 2.2. Het plangebied en de omgeving ............................................................................... 2 2.3. Eigendom plangebied ............................................................................................... 3
3.
Juridische- en beleidskaders ........................................................................................... 4 3.1. Inleiding ..................................................................................................................... 4 3.2. Rijksbeleid ................................................................................................................. 4 3.2.1. Nota ruimte ..................................................................................................... 4 3.2.2. Nota wonen..................................................................................................... 5 3.2.3. Nationaal Waterplan ....................................................................................... 5 3.3. Provinciaal beleid ...................................................................................................... 6 3.3.1. Structuurvisie en Provinciale ruimtelijke verordening ..................................... 6 3.4. Gemeentelijk beleid .................................................................................................. 7 3.4.1. Structuurvisie 2030 ......................................................................................... 7 3.4.2. Vigerend bestemmingsplan ............................................................................ 7 3.4.3. Woonvisie ....................................................................................................... 8 3.4.4. Woonwagenbeleid .......................................................................................... 9 3.4.5. Beleidsregel Hogere Waarden ....................................................................... 9 3.4.6. Milieubeleidsplan 2009-2012 ........................................................................ 10
4.
Toekomstige situatie ...................................................................................................... 11 4.1. Inleiding ................................................................................................................... 11 4.2. Ruimtelijk kader ...................................................................................................... 11
5.
Nader onderzoek ............................................................................................................. 13 5.1. Bodem ..................................................................................................................... 13 5.2. Geluid ...................................................................................................................... 13 5.3. Luchtkwaliteit .......................................................................................................... 14 5.4. Externe veiligheid.................................................................................................... 15 5.5. Flora en fauna ......................................................................................................... 16 5.6. Archeologie ............................................................................................................. 18 5.7. Parkeren ................................................................................................................. 18
6.
Watertoets ........................................................................................................................ 19 6.1. Algemeen ................................................................................................................ 19 6.2. De waterbeheerder van het gebied Leersum ......................................................... 19 6.3. Beleidskaders ......................................................................................................... 19 6.4. Overleg waterbeheerder ......................................................................................... 20
6.5.
Afweging en doorwerking in dit bestemmingsplan ................................................. 20
7.
Financiële uitvoerbaarheid............................................................................................. 21
8.
Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro ......................................................................... 22 8.1. Algemeen ................................................................................................................ 22
9.
Regels en analoge verbeelding ..................................................................................... 24 9.1. Algemeen ................................................................................................................ 24 9.2. Analoge verbeelding ............................................................................................... 24 9.3. Regels ..................................................................................................................... 24 9.4. Handhaving ............................................................................................................. 26
1
1.
Inleiding In 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders een visie op de ontwikkeling van gemeentelijke woonwagenbeleid gepresenteerd. Eén van de doelstellingen uit die visie betreft de reconstructie van de gemeentelijke woonwagenlocaties. Aanleiding hiertoe is het veranderde maatschappelijke inzicht over de plaats van woonwagens en woonwagenbewoners in de samenleving. In 1999 is de Woonwagenwet ingetrokken en dat was een eerste stap naar normalisatie en integratie. De woonwagenbewoners moeten, zo is het idee, worden benaderd op een zelfde wijze als andere groepen in de maatschappij. Dat geldt onder meer ook voor het voldoen aan de regelgeving en het toezicht door de gemeente daarop. De gemeente heeft immers een duidelijke taak in de vorm van het toezicht op de naleving van de publiekrechtelijke regelgeving zoals de bouw- en milieuregelgeving. Het woonwagencentrum De Tienden in Leersum heeft een uitstraling die niet overeenkomt met de wensen van de gemeente en de omwonenden. Dit verouderde en brandonveilige woonwagencentrum wordt gefaseerd brandveilig gemaakt c.q. heringericht. De gemeente wil op de locatie op gebied van toezicht en handhaving een genormaliseerde situatie bereiken en vasthouden. Mede vanwege een uitspraak van de bestuursrechter in februari 2009, betreffende een geschil tussen de gemeente en een bewoner van woonwagencentrum De Tienden over een Wmovoorziening aan de woonwagen van de bewoner, is deze locatie als eerste deelproject aangewezen voor de uitvoering van het woonwagenbeleid. Een oplossing voor een probleem met de bewoners van een woonwagenstandplaats aan de Griftdijk te Maarsbergen heeft eveneens ten grondslag gelegen aan dit bestemmingsplan. Het nu voorliggende bestemmingsplan voorziet in de juridisch-planologische voorwaarden voor de kwalitatieve herstructurering van het woonwagencentrum De Tienden, waarmee tevens de capaciteit van het centrum op drie woonwagens wordt vastgelegd.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
2
2.
Huidige situatie
2.1.
Ligging en begrenzing plangebied Het plangebied is aan de oostzijde van de bebouwde kom van Leersum gesitueerd. De locatie ligt ingeklemd tussen De Tienden en de Bijenlaan. Afbeelding 1: Het woonwagencentrum De Tienden.
2.2.
Het plangebied en de omgeving Het plangebied bestaat uit een gedeelte van één perceel binnen sectie B van de voormalige gemeente Leersum, plaatselijk bekend onder nummer 3783. Het perceel omvat de openbare ruimte en het woonwagencentrum. In de directe omgeving staan eengezinswoningen in verschillende typen. Aan de oostzijde van het woonwagencentrum zijn bijgebouwen gerealiseerd. Deze bijgebouwen doen dienst als berging en vormen een afscheiding in de richting van de Bijenlaan. De gemeente is verantwoordelijk voor het beheer en verhuur van de standplaatsen op de locatie. De voormalig gemeente Leersum heeft in 2003 besloten tot sanering van het aantal plaatsen van vier naar twee. De twee resterende woonwagens zijn slecht onderhouden. Ook is een woonwagen (illegaal) uitgebreid, waarvoor een deel van een vrije standplaats wordt gebruikt.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
3
De twee vrijgekomen standplaatsen worden op dit moment door de bewoners gedeeltelijk gebruikt voor opslag van onder andere oud-ijzer. Geconstateerd kan worden dat hierdoor de uitstraling van de locatie negatief wordt beïnvloed. Onderstaande afbeelding toont de huidige situatie, op de achtergrond zijn de gemeentelijke bijgebouwen te zien. Afbeelding 2: De huidige stand van zaken.
2.3.
Eigendom plangebied Het woonwagencentrum, inclusief de bijgebouwen, is eigendom van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. De woonwagens zijn in eigendom van de bewoners.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
4
3.
Juridische- en beleidskaders
3.1.
Inleiding In een groot aantal landelijke, provinciale en gemeentelijke plannen en besluiten worden randvoorwaarden en uitgangspunten vermeld die van belang zijn voor de reconstructie van het woonwagencentrum. In de navolgende paragrafen wordt in het kort ingegaan op de plannen en besluiten, voor zover deze van belang zijn voor onderhavig plan.
3.2.
Rijksbeleid
3.2.1. Nota ruimte Op achtereenvolgens 17 mei 2005 en 17 januari 2006 hebben de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal ingestemd met de Nota Ruimte "Ruimte voor ontwikkeling". De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Het kabinet gaat daarbij uit van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. In de Nota Ruimte wordt meer verantwoordelijkheid gegeven aan de decentrale overheden. Hiermee keert het beleid terug naar de eigenlijke uitgangspunten van het ruimtelijk rijksbeleid en verschuift het accent van 'ordening' naar 'ontwikkeling'. Eén van de beleidsaspecten waarbij de verantwoordelijkheid bij de gemeenten is komen te liggen is het woonwagenbeleid. Reeds in 1999, derhalve voor het verschijnen van de nota Ruimte, is de Woonwagenwet ingetrokken. Reden hiervoor was het feit dat inmiddels alle voor woonwagenbewoners relevante zaken in reguliere regelgeving was opgenomen. Daarmee is, net als voor andere woonbehoeften, de verantwoordelijkheid voor huisvesting volledig bij de gemeenten komen te liggen. De VROM-Inspectie heeft vervolgens in 2004 van het Kabinet de opdracht gekregen om gemeenten te ondersteunen bij de aanpak van vrijplaatsen op woonwagenlocaties. In 2006 heeft de inspectie een handreiking "Werken aan woonwagenlocaties" gepubliceerd, in maart 2009 gevolgd door het handboek "Eigentijds omgaan met woonwagenbewoners" en de "Handreiking brandveiligheid woonwagens en woonwagenlocaties". Centraal staat de gedachte dat de moderne woonwagenlocaties het predicaat van vrijplaatsen voor criminaliteit en illegaliteit van zich af moeten schudden. Onder het begrip "normalisatie" wordt in dit verband mede verstaan dat illegale situaties worden aangepakt en dat wet- en regelgeving wordt gehandhaafd. Tegelijkertijd dient een kwalitatieve verbetering van de fysieke omgeving tot stand te worden gebracht, een scheiding van wonen en werken, alsmede een integratie van de woonwagenbewoners en de omwonenden. Gevolgen voor visie en planopzet De gemeente heeft, mede als gevolg van deze publicaties, woonwagenbeleid ontwikkeld en een plan van aanpak opgesteld.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
5
3.2.2. Nota wonen De Nota Wonen is de visie van het kabinet op het wonen in de 21e eeuw en is in november 2000 aangeboden aan de Tweede Kamer. Onder het motto 'Mensen, Wensen, Wonen' stelt de nota de burger centraal in het woonbeleid. Dat is nodig, want uit onderzoek is gebleken dat de woonwensen van de burger nog onvoldoende worden bediend. De kernthema's van de Nota zijn: meer zeggenschap voor burgers over woning en woonomgeving; kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities; maatwerk in wonen voor mensen die zorg nodig hebben; kwaliteit van wonen in steden vergroten; meer ruimte voor 'groene' woonwensen. Gevolgen voor visie en planopzet De Nota wonen is vertaald in de gemeentelijke Woonvisie, die overigens geen gedetailleerde uitspraken over het woonwagenbeleid doet. Vervolgens is, rekening houdend met de kansen en beperkingen van de locatie, een ruimtelijk kader vastgesteld voor de herontwikkeling van de locatie. Het ruimtelijk kader is juridisch-planologisch vertaald in dit bestemmingsplan. 3.2.3. Nationaal Waterplan In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan pleit daarom voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij, daarbij ruimte scheppend voor gebiedsgericht maatwerk. Gevolgen voor visie en planopzet Het waterplan werkt door in het provinciale waterbeleid en het beleid van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. De herontwikkeling van de locatie dient te voldoen aan de eisen van het waterschap.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
6
3.3.
Provinciaal beleid
3.3.1. Structuurvisie en Provinciale ruimtelijke verordening In de Structuurvisie en Provinciale ruimtelijke verordening (voorheen streekplan 2005-2015), geeft de provincie Utrecht inzicht in de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van de provincie op de middellange termijn (tot 2015). De provincie zet in op beheerste groei en zorgvuldig ruimtegebruik. Rond steden en dorpen zijn daarom rode contouren gelegd. Het plangebied ligt binnen de rode contour van Leersum (zie onderstaande afbeelding). Leersum ligt op de flank van de Utrechtse Heuvelrug, op de overgang naar het rivierengebied. De kern wordt omgeven door waardevol en kwetsbaar gebied. De koers voor het landschap is voortbouwen op de bestaande kwaliteit. De kern zelf maakt geen deel uit van de provinciale landschappelijke hoofdstructuur. Het verstedelijkingsbeleid van de provincie voorziet slechts in beperkte mate in uitbreiding van kleine kernen, zoals Leersum. Afbeelding 3: Locatie in relatie tot de rode contour.
Het creatief benutten van inbreiding en herstructurering biedt, naar de overtuiging van de provincie, voldoende mogelijkheden voor een toename van de woningvoorraad. Hierbij gaat het om woningbouw op locaties in bestaand stedelijk gebied door intensivering, functieverandering of stedelijke vernieuwing. Aandacht voor de kwalitatieve aspecten en leefbaarheid is bij invulling van deze locaties essentieel. Het is gewenst dat gemeenten in samenwerking met marktpartijen uitvoerbare bouwplannen realiseren.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
7
Bij nieuwe ontwikkelingen hanteert de provincie de lagenbenadering. De onderste laag (bodem, water, cultuurhistorie) is leidend, deze onderste laag vormt de basis voor nieuwe ontwikkelingen. De tweede laag, de infrastructuur ofwel de bereikbaarheid, is mede bepalend voor nieuwe ontwikkelingen. De derde laag, de gebruikslaag, wordt afgestemd op de andere twee lagen. Op 21 september 2009 hebben Provinciale Staten van Utrecht de provinciale ruimtelijke verordening vastgesteld. De verordening is gebaseerd op artikel 4.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. Hierbij kan worden gedacht aan de EHS en de rode contouren. De verordening bevat daartoe bepalingen die bij het opstellen van gemeentelijke bestemmingsplannen, projectbesluiten en beheersverordeningen, in acht moeten worden genomen. De verordening heeft alleen betrekking op nieuwe plannen en besluiten. Dit betekent dat geldende bestemmingsplannen niet onder de werking van de verordening vallen. De verordening bevat géén bepalingen die de burger rechtstreeks binden. Normen uit de verordening moeten eerst vertaald worden in een gemeentelijk planologisch besluit. Gevolgen voor visie en planopzet Het onderhavige bestemmingsplan gaat uit van de gedachte dat herstructurering voldoende mogelijkheden biedt voor een kwaliteitsverbetering van de locatie. Dit past binnen het provinciale beleid. Bij de uitwerking wordt samengewerkt met Woningcorporatie Heuvelrug Wonen.
3.4.
Gemeentelijk beleid
3.4.1. Structuurvisie 2030 De structuurvisie geeft conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de hoofdlijnen van het (ruimtelijk) beleid voor het hele grondgebied van de gemeente Utrechtse Heuvelrug in de periode tot 2030. De ambitie van de gemeente komt tot uiting in het gekozen motto: ‘Groen dus vitaal’. Natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie zijn, samen met de sociale kwaliteit van de dorpen, het uitgangspunt. Voor wonen, economische ontwikkeling, sport en recreatie is ruimte als dat in het verlengde van het uitgangspunt gevonden kan worden. Behouden en versterken van de bestaande kwaliteiten is de drager van de vitaliteit van de gemeente. De gekozen ambitie is op twee manieren beleidsmatig uitgewerkt: via zes thema’s en via gebiedsgericht beleid. Toekomstige ontwikkelingen worden getoetst aan dit beleid. Binnen de gemeente wordt alleen gebouwd voor de behoefte van de eigen inwoners. De focus ligt daarbij op groepen die moeilijk een passende woning kunnen vinden. Gevolgen voor visie en planopzet Door het woonwagencentrum te herstructureren wordt voldaan aan het beleid om zich in te zetten voor groepen die een speciale woonsituatie vragen. 3.4.2. Vigerend bestemmingsplan Voor het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Leersum-Zuid 2000". Dit plan is op 4 maart 1982 vastgesteld door de toenmalige gemeenteraad van Leersum. De grond heeft hierin de
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
8
bestemming "Woonwagencentrum (artikel 5)". De bestemming betreft een aan De Tienden gelegen woonwagencentrum. Ter plaatse mogen volgens het bestemmingsplan vier woonwagens worden geplaatst. Per standplaats mogen maximaal twee gebouwen worden gebouwd, waarbij de oppervlakte van een woonwagen ten hoogste 30 m² mag bedragen. Tevens is hierbij bepaald dat ten behoeve van de openheid van het terrein de onderlinge afstand van de woonwagens minimaal 5 meter dient te bedragen. Voor bijgebouwen, zoals bijvoorbeeld een berging, geldt dat deze oppervlakte per standplaats ten hoogste 15 m² mag bedragen. Afbeelding 4: bestemmingsplan "Leersum-Zuid 2000".
Gevolgen voor visie en planopzet De in het bestemmingsplan aangegeven bestemming staat de beoogde herontwikkeling van de locatie in de weg. Met name de omvang van de te realiseren bebouwing kan niet binnen de huidige randvoorwaarden worden gerealiseerd. Daarom wordt een nieuw bestemmingsplan ontwikkeld. 3.4.3. Woonvisie De gemeente Utrechtse Heuvelrug telt zeven kernen: Amerongen, Overberg, Doorn, Driebergen, Leersum, Maarn en Maarsbergen. Elk van deze kernen heeft een eigen identiteit waarmee bij de uitwerking van het woonbeleid rekening gehouden wordt. Ondanks de verschillen tussen deze kernen, ligt er een aantal algemene opgaven op het terrein van ‘het wonen’ die voor alle kernen gelijk zijn, samengevat zijn dit: Inspelen op de vergrijzing. Alle inkomens bedienen. Woningtekort oplossen. Gericht woningen toevoegen.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
9
Gevolgen voor visie en planopzet Hoewel de woonvisie niet direct van toepassing is op woonwagenlocaties kan worden gesteld dat het project een bijdrage levert aan het in stand houden van een kwalitatief hoogwaardige woonvoorziening (voor deze doelgroep). 3.4.4. Woonwagenbeleid Op 7 juli 2007 heeft het college de visie ‘Op weg naar woonwagenbeleid voor de gemeente Utrechtse Heuvelrug’ vastgesteld. In de visie worden drie doelstellingen genoemd, die de kern van het beleid vormen, namelijk: 1. Normalisatie van de situatie op de woonwagenlocaties; 2. Reconstructie van de woonwagenlocaties; 3. Overdracht aan lokale corporatie. Gevolgen voor visie en planopzet In verband met de spoedeisende aanpak van de locatie De Tienden is door de gemeenteraad inmiddels een budget voor de herontwikkeling ter beschikking gesteld. Op deze wijze kan spoedig normalisatie van de situatie worden bewerkstelligd en kan een kwalitatieve verbetering van de woonwagens en de leefomgeving worden bereikt. Bovendien is inmiddels een (concept) intentieovereenkomst met Woningcorporatie Heuvelrug Wonen opgesteld. In deze overeenkomst worden de intenties van beide partijen weergegeven ter zake van de overdracht, het beheer en de exploitatie van de woonwagens/standplaatsen. Geconstateerd word dat de uitvoering van het woonwagenbeleid in volle gang is. 3.4.5. Beleidsregel Hogere Waarden In de beleidsregel worden voorwaarden gesteld aan het verlenen van hogere waarden bij nieuwbouw. De gemeente zet zich in voor een goede leefbaarheid, ook op locaties met hoge geluidsniveaus. Deze leefbaarheid wordt mede bewerkstelligd door onderstaande voorwaarden te verbinden aan het verlenen van hogere waarden voor nieuwbouw. De voorwaarden leggen de initiatiefnemer een inspanning op vanwege het bouwen in een lawaaiige situatie. Een weg met een maximumsnelheid van 30 km per uur heeft conform de Wgh geen zone. Uit jurisprudentie blijkt dat voor een goede ruimtelijke ordening van een ontwikkeling, een dergelijke weg in de beoordeling meegenomen moet worden indien vooraf aangenomen had kunnen worden dat deze weg geluidsniveaus veroorzaakt die hoger zijn dan de voorkeurswaarde. Dit kan het al geval zijn op een weg met een intensiteit van 1500 (asfalt) of 600 (klinkers) motorvoertuigen per etmaal. In bijlage 4 van de beleidsregel is aangegeven dat bij bestaande woningen het stellen van voorwaarden aan de woning (zoals geluidsluwe gevel en buitenruimte) niet meer mogelijk is. Indien een bestaande woning wordt vervangen door een vergelijkbare nieuwe woning beschouwt de gemeente dit als een bestaande situatie in de zin van de Wgh indien het aantal geluidsgehinderden niet toeneemt en de afstand tot de weg-as niet significant kleiner wordt. Wel geldt er een inspanningsverplichting om per woning minimaal één geluidsluwe gevel te realise-
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
10
ren. Het geluidsniveau binnen in de woning dient te voldoen aan de nieuwbouweisen binnen de Wgh en het Bouwbesluit. Gevolgen voor visie en planopzet Het project dat in onderhavig plan mogelijk wordt gemaakt voldoet aan de eisen en inspanningsverplichtingen uit de beleidsregel. 3.4.6. Milieubeleidsplan 2009-2012 De gemeenteraad heeft in september 2009 het Milieubeleidsplan 2009-2012 vastgesteld. In het milieubeleidsplan staat wat de gemeente in de periode 2009-2012 op milieugebied wil bereiken en hoe ze dat gaat doen. Het uiteindelijke doel van dit plan is het realiseren van een gezonde, veilige en duurzame leefomgeving in de gemeente. Het Milieubeleidsplan draagt hiertoe bij door: het begrip duurzaamheid te vertalen naar de situatie van de gemeente en daarmee de milieutaakuitvoering voor de lange termijn (2020) richting te geven expliciet te maken hoe de milieutaakuitvoering verbonden is met andere beleidsterreinen ambities te benoemen; daar waar relevant gebiedsgericht prioriteiten te stellen de rol van de gemeente expliciet te maken en samenwerking met derden in kaart te brengen voor de komende vier jaar concrete doelen te stellen, acties te benoemen en de hiervoor benodigde middelen te reserveren de voortgang van het uitvoeringsproces te waarborgen door monitoring en evaluatie. Voor woningen (en dus ook voor woonwagenwoningen) wordt in het milieubeleidsplan een ambitie aangegeven dat energiezuinig en duurzaam wordt gebouwd. Voor nieuwbouw geldt daarbij een 25% scherpere EPC. Nieuwbouw moet gemiddeld minimaal een 7,0 scoren op de thema's van GPR Gebouw (versie 4), met minimaal een 7,0 voor het thema Energie. Duurzaam bouwen kan niet worden afgedwongen met het bouwbesluit, de gemeente maakt daarom afspraken met projectontwikkelaars en woningcorporaties. Partijen die bij de bouw betrokken zijn worden gestimuleerd om in een vroeg stadium met elkaar te overleggen en zo tot duurzame en energiezuinige woningen te komen. Op omgevingsniveau past de gemeente gebiedsgericht milieubeleid toe. Hiertoe zijn er voor de gemeente acht gebiedstypen met bijbehorende ambities (milieukwaliteitsprofielen) opgesteld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen worden deze milieukwaliteitsprofielen toegepast. Het van toepassing zijnde gebiedstype voor dit bestemmingsplan is: "Wonen buiten centrum". Een uitgebreide beschrijving van de ambities is te vinden in het milieubeleidsplan. Gevolgen voor visie en planopzet Bij de toekomstige bebouwing op de locatie zal met de woningcorporatie worden overlegd over bovenstaande ambitie.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
11
4.
Toekomstige situatie
4.1.
Inleiding In de intentieovereenkomst inzake de overdracht van woonwagencentrum De Tienden is de zogenaamde "genormaliseerde situatie" beschreven. Deze vormt het ruimtelijk kader voor de herontwikkeling van De Tienden. In dit hoofdstuk wordt het ruimtelijk kader beschreven, alsmede enkele daaraan verbonden onderwerpen.
4.2.
Ruimtelijk kader Uit landelijk onderzoek is gebleken dat woonwagenbewoners steeds meer overgaan tot verstening van hun woonwagens. Niet de woonvorm maar het samenwonen in familieverband is hun grootste drijfveer. Ook de gemeente Utrechtse Heuvelrug staat inmiddels het principe "eigenzinnig wonen in familieverband" voor. Het ruimtelijk kader gaat uit van het realiseren van nieuwe woonwagenwoningen, omdat dit aansluit op een landelijke trend. De moderne ‘woonwagenwoning’ doet in geen enkel opzicht onder voor een echte woning, voorzien van alle comfort en vaak met tuinen die in een reguliere woonwijk niet misstaan. Steeds meer gemeenten en woonwagenbewoners kiezen daarom voor deze woonwagenwoning, die niet meer van een reguliere woning is te onderscheiden. Het zijn in feite woningen die niet meer van hun plaats komen (maar wel verplaatsbaar zijn) en eigendom blijven van de gemeente of de corporatie. Afbeelding 5: Voorbeeld van een woonwagenwoning.
Voor de locatie is een inrichtingsplan opgesteld. Uitgangspunt is een groter bebouwd oppervlak dan in het vigerende bestemmingsplan mogelijk is. De locatie zal 3 standplaatsen bevatten die ieder een breedte hebben van circa 12 meter en een diepte van circa 22 meter. Op deze standplaatsen worden woonwagenwoningen gerealiseerd met een oppervlak van 6x13,5 meter. Aan
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
12
de zijde van de openbare weg worden bovendien 8 parkeerplaatsen gerealiseerd. De standplaatsen worden geheel verhard. Afbeelding 6: Indicatie van de gevels van de woonwagenwoningen (de definitieve gevelindeling kan hier enigszins van afwijken).
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
13
5.
Nader onderzoek
5.1.
Bodem In mei 1997 is door Fugro Milieu Consult B.V. een verkennend bodemonderzoek ter plaatse van het woonwagencentrum aan de Tienden te Leersum (projectnummer: D-7093/110) uitgevoerd. De Resultaten van het uitgevoerde bodemonderzoekzijn als volgt: Bovengrond (0,0 – 0,5 m-mv): geen verontreinigingen aangetroffen. Ondergrond (0,7 – 2,0 m-mv): geen verontreinigingen aangetroffen. Grondwater (1,3 m-mv): licht verontreinigd met zware metalen en vluchtige aromatische koolwaterstoffen. Binnen het plangebied zijn geen ondergrondse tanks en voormalige bedrijven bekend. Vervolgens is in 2004 in opdracht van de provincie Utrecht door ReGister/DHV een inventarisatie gemaakt van gedempte sloten en stortplaatsen/ophogingen. Uit deze inventarisatie blijkt dat ter plaatse van de oostelijke en zuidelijke begrenzing van het plangebied een aantal gedempte sloten aanwezig zijn. Het is onbekend waarmee de sloten zijn gedempt. Binnen het plangebied zijn geen stortplaatsen/ophogingen aanwezig. In het voorjaar van 2010 is ten behoeve van de voorgestelde ontwikkeling een verkennend bo1 demonderzoek volgens NEN 5740 uitgevoerd . Geconstateerd werd dat de bodemlaag tot 0,5 meter beneden maaiveld licht verontreinigd is met lood. Voorts zijn geen overschrijdingen van de bodem of het grondwater geconstateerd. Het uitgevoerde bodemonderzoek geeft dan ook geen aanleiding tot vervolgonderzoek. De bodem is geschikt voor het beoogde doel.
5.2.
Geluid In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs wegen geluidzones, waarbinnen bij nieuwe ontwikkelingen onderzoek moet worden gedaan naar de geluidbelasting. Wegen waarop 30 km/uur mag worden gereden zijn uitgezonderd van de onderzoeksplicht. In de Beleidsre2 gel hogere waarden Wgh wordt daar een kanttekening bij gemaakt. Uit jurisprudentie blijkt immers dat voor een goede ruimtelijke ordening van een ontwikkeling, een dergelijke weg in de beoordeling meegenomen moet worden indien vooraf aangenomen had kunnen worden dat deze weg geluidsniveaus veroorzaakt die hoger zijn dan de voorkeurswaarde. Dit kan het al geval zijn op een weg met een intensiteit van 1500 (asfalt) of 600 (klinkers) motorvoertuigen per etmaal. De Tienden is een weg waarop zich uitsluitend bestemmingsverkeer bevindt voor minder dan 100 woningen. De etmaalintensiteit bedraagt volgens een recente telling van de gemeente Utrechtse Heuvelrug minder 300 motorvoertuigen.
1 2
Aveco de Bondt bv, rapport, R-LBN/001, 19 april 2010. Zie paragraaf 3.2 van de Beleidsregel.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
14
Conclusie: Het bestemmingsplan staat de realisering van 3 wooneenheden toe. Het vigerende bestemmingsplan stond reeds het realiseren van 4 wooneenheden toe. Geconcludeerd kan worden dat hier kan worden uitgegaan van een "bestaande situatie". Aangezien het woonwagencentrum is gesitueerd binnen een gebied waar niet harder mag worden gereden dan 30 km/uur en bovendien volgens een recente verkeerstelling de etmaalintensiteit minder dan 300 motorvoertuigen bedraagt, is het niet aannemelijk dat de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. Er behoeft daarom geen onderzoek te worden gedaan naar de optredende geluidsbelasting als gevolg van het wegverkeer.
5.3.
Luchtkwaliteit De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet milieubeheer goedgekeurd (Stb. 2007, 414) en vervolgens is de wijziging op 15 november 2007 in werking getreden. Met name hoofdstuk 5 titel 2 uit genoemde wet is veranderd. Omdat titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2 bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Een belangrijk onderdeel van het instrumentarium is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden. Binnen het NSL werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. De uitvoeringsregels behorend bij de wet zijn vastgelegd in algemene maatregelen van bestuur (amvb) en ministeriële regelingen die gelijktijdig met de ‘Wet luchtkwaliteit’ in werking treden. De belangrijkste zijn het "Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" en de "Regeling niet in belangrijke mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)". In deze laatste regeling zijn categorieën aangewezen waarvan op voorhand vaststaat dat zij niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Tot aan de inwerkingtreding van het NSL gold voor die categorieën een grens van 1% van de betreffende grenswaarde, na de inwerkingtreding van het NSL op 1 augustus 2009 geldt een grens van 3% van de betreffende grenswaarde. Woningbouw is één van de categorieën waarvoor vaststaat dat niet in betekenende mate wordt bijgedragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Hierbij geldt dat een omvang van 1500 woningen overeenkomt met de grens van 3% van de betreffende grenswaarde. Doordat het onderhavige project slechts de realisering van 3 (woonwagen)woningen omvat (en bovendien het vigerende bestemmingsplan 4 woonwagens toestaat), kan worden gesteld dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het wel zinvol om inzicht te hebben in de luchtkwaliteit om te beoordelen of de toekomstige bewoners niet worden blootgesteld aan te hoge concentraties luchtvervuiling. In het kader van een goede ruimtelijke ordening heeft de Milieudienst de concentraties stikstofdioxide en fijn stof berekenend (met het rekenmodel Geostacks van KEMA en DGMR) om in-
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
15
zicht te krijgen in de luchtkwaliteit. Uit berekening is af te leiden dat de concentraties stikstofdioxide en fijn stof ruim beneden de wettelijk toegestane jaargemiddelde grenswaarde van 40 3 microgram per m vallen. Naast een jaargemiddelde grenswaarde voor fijn stof is er ook een daggemiddelde grenswaar3 de van 50 microgram per m van kracht, die per jaar 35 keer mag worden overschreden. Uit statistische vergelijkingen van TNO en het RIVM blijkt dat deze grenswaarde bij een concentra3 tie van 31,3 microgram per m vaker dan 35 keer wordt overschreden. Aangezien de concentra3 ties fijn stof in het plangebied circa 22 microgram per m bedragen, wordt ook aan deze daggemiddelde grenswaarde voldaan. De uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide wordt vanaf concentraties boven de 60 3 microgram per m overschreden. Deze concentraties komen in dit gebied niet voor wat betekent dat ook aan de uurgemiddelde grenswaarde wordt voldaan. In de bijlagen is het resultaat van de berekeningen opgenomen. Conclusie Het voorgaande betekent dat wordt voldaan aan het wettelijke kader voor luchtkwaliteit, zoals vastgelegd in de titel luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer. Daarnaast wordt er ook voldaan aan het beginsel van een goede ruimtelijke ordening, omdat er in het plangebied en de directe omgeving geen grenswaarden worden overschreden.
5.4.
Externe veiligheid Bij de externe veiligheid gaat het om het beheersen van de veiligheid van personen in de omgeving van een risico-opleverende activiteit met gevaarlijke stoffen. Het kan daarbij gaan om industriële activiteiten, transportroutes of buisleidingen. Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van 27 oktober 2004 en de hierin opgenomen Regeling externe veiligheid inrichtingen, geeft aan welke activiteiten/bedrijven risicocontouren kennen, waarmee rekening dient te worden gehouden bij het verlenen van vergunningen in het kader van de Wet milieubeheer en bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het BEVI heeft tot doel de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen in bedrijven tot het aanvaarde maximum te beperken. Het gaat daarbij om het beperken van de kans op en effect van een ernstig ongeval vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen. Het doel wordt in het BEVI vertaald naar de begrippen plaatsgebonden risico en groepsrisico. Plaatsgebonden risico (PR): Risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als een kans per jaar dat een persoon onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen een inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Groepsrisico (GR): Cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een in-
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
16
richting en een ongewoon voorval binnen de inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. In het BEVI zijn de risiconormen wettelijk vastgelegd. Deze normen zijn niet effectgericht maar gebaseerd op een kansberekening. Tevens geven de risiconormen alleen de kans weer om als direct gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen te overlijden. Gezondheidsschade en de kans op verwonding of materiële schade zijn daarin niet meegenomen. Er is in het BEVI geen harde norm voor het groepsrisico vastgesteld. Er is voor gekozen om voor het groepsrisico de oriëntatiewaarde als norm te hanteren, zij het met een nadrukkelijke verantwoordingsplicht. Afbeelding 7: Risicokaart van de provincie Utrecht.
De risicokaart van de provincie Utrecht geeft geen risico’s aan. Er bevinden zich geen Beviinrichtingen, transportroutes of leidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in de omgeving van het plangebied. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan er dan ook geen beperkingen aan de in hoofdstuk 4 beschreven ontwikkeling. Conclusie: Er is geen sprake van een plaatsgebonden risico of een groepsrisico. Een verantwoording van het groepsrisico is dan ook niet nodig. Omdat de toekomstige situatie minder woonwagens/woningen toelaat dan het vigerende bestemmingsplan, zal bovendien de personendichtheid nog afnemen. Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan er dan ook geen beperkingen aan de in hoofdstuk 4 beschreven ontwikkeling.
5.5.
Flora en fauna Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet ge-
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
17
dood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen, artikelen 8 t/m 12). Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht te nemen voor in het wild levende planten en dieren (zorgplicht, artikel 2). Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, te vernielen of te verstoren. De Flora- en faunawet heeft dan ook belangrijke consequenties voor ruimtelijke plannen. Bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren is het verplicht om vooraf te toetsen of deze kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. Onder bepaalde voorwaarden geldt een vrijstelling of is het mogelijk van de minister van LNV ontheffing van de algemene verbodsbepalingen te krijgen voor activiteiten op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Ten aanzien van de criteria die voor vrijstellingen en ontheffingen gelden, kunnen drie groepen soorten worden onderscheiden. Deze groepen sluiten aan bij de indeling in tabellen van de AMvB Flora- en faunawet. Groep 1: Algemene soorten waarvoor een vrijstelling geldt (Tabel 1 AMvB) Voor algemeen voorkomende soorten geldt een algemene vrijstelling van de verboden 8 tot en met 12. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. Wel blijft ook voor deze soorten de zorgplicht van kracht. Groep 2: Overige soorten waarvoor een vrijstelling geldt wanneer volgens een gedragscode gewerkt wordt (Tabel 2 AmvB; vogels) Voor een aantal soorten geldt een vrijstelling mits volgens een door het ministerie goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt. Wanneer een dergelijke gedragscode (nog) niet beschikbaar is, kan een ontheffing worden aangevraagd. Deze kan worden verleend indien de beoogde ruimtelijke ingreep geen afbreuk doet aan de gunstige staat van instandhouding van de soort(en). Eventueel moeten hiertoe mitigerende en compenserende maatregelen genomen worden. Voor vogels geldt echter een uitgebreide toets voor een ontheffing (zie onder groep 3). Groep 3: Habitatrichtlijn bijlage IV-soorten en in AMvB aanvullend aangewezen soorten (streng beschermde soorten) (Tabel 3 AMvB) Voor soorten genoemd in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en voor de door het ministerie van LNV per algemene maatregel van bestuur nog aanvullend aangewezen soorten geldt een zwaar beschermingsregime. Voor deze soorten geldt geen vrijstelling voor ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing kan alleen worden verleend wanneer er: geen andere bevredigende oplossing bestaat; sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en voor het milieu gunstige effecten; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
18
Conclusie: Het plangebied ligt niet in beschermingszone van de Ecologische Hoofdstructuur of Natura 2000 gebied. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat er waarden in het gebied voorkomen waarvoor ontheffing moet worden aangevraagd, aangezien het plangebied behoort tot het stedelijke gebied en als erf in gebruik is. Het toekomstige gebruik is overeenkomstig het huidige gebruik.
5.6.
Archeologie Op de archeologische beleidskaart is het terrein van de Tienden opgenomen in een zone met een lage archeologische verwachting. Dit betekent dat indien er ontwikkelingsplannen zijn met een oppervlakte van meer dan10 ha er een archeologische onderzoeksplicht geldt. Dit plan behelst duidelijk minder dan 10 ha. Derhalve is er geen archeologische onderzoeksplicht. Hierbij dient wel de opmerking te worden gemaakt dat toevalsvondsten gemeld moeten worden volgens art. 53 van de Monumentenwet.
5.7.
Parkeren De realisatie van de woonwagenwoningen brengt een parkeerbehoefte met zich mee. Voor een goede inrichting van het terrein is het van belang dat er voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd. In dit verband is de stedelijkheidsgraad en de stedelijke zone waarin de locatie is gesitueerd van belang. De stedelijke zone kan worden omschreven als "rest bebouwde kom". De stedelijkheidsgraad is afhankelijk van de "adressendichtheid". Volgens opgave van het CBS is de adressendichtheid in Leersum 598, daarmee wordt Leersum ingedeeld in de categorie "weinig stedelijk". Volgens Tabel 6.3/3 van de ASVV 2004 kan voor woningen worden gerekend met 2,0 tot 2,2 parkeerplaatsen per woning. Hierin is rekening gehouden met 0,3 parkeerplaats per woning voor bezoekers. Tegemoetkomend aan de normen van de ASVV 2004 worden er op de locatie dan ook 8 parkeerplaatsen gerealiseerd.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
19
6.
Watertoets
6.1.
Algemeen In de toelichting van een bestemmingsplan dient volgens artikel 3.1.6, lid 1 onder b van het Besluit ruimtelijke ordening een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding. Doel daarvan is de uitgangspunten en wensen vanuit duurzame watersystemen en veiligheid te vertalen naar concrete gebiedsspecifieke ruimtelijke uitgangspunten en deze weer te geven in het bestemmingsplan. Als principe geldt dat afwenteling moet worden voorkomen en voor het watersysteem de driestaps-strategie "vasthouden, bergen en afvoeren" moet worden gehanteerd. In de waterparagraaf kan worden ingegaan op de resultaten van het overleg. Zowel in het landelijk beleid (Nationaal Bestuursakkoord Water), als in het Provinciaal beleid heeft het water een belangrijke plaats binnen de Ruimtelijke Ordening gekregen. De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft bij het uitbrengen van haar rapportage de term Watertoets geïntroduceerd. Het Rijk heeft vervolgens een handreiking voor de invulling van de Watertoets afgerond. De Watertoets wordt in deze handreiking beschreven als een proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. De toets is gebaseerd op vigerend beleid. Doel ervan is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten van zowel Rijk, provincies en gemeenten. Hiertoe behoren in elk geval structuurvisies, inpassingsplannen en bestemmingsplannen. De grootste winst van de Watertoets als procesinstrument ligt bij de vroegtijdige, wederzijdse betrokkenheid en informatievoorziening.
6.2.
De waterbeheerder van het gebied Leersum Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is waterbeheerder in het plangebied. Het hoogheemraadschap is verantwoordelijk voor zowel het waterkwaliteits- als het waterkwantiteitsbeheer in het zuidelijk deel van de provincie Utrecht.
6.3.
Beleidskaders Sinds 1 januari 2008 is de nieuwe Wet gemeentelijke watertaken in werking getreden. Deze wet kent een voorkeursvolgorde voor de omgang met hemelwater. hemelwater wordt hergebruikt; hemelwater wordt lokaal in het milieu gebracht (bodem of oppervlaktewater); hemelwater wordt via een gemengd stelsel naar de RWZI gebracht. Daarnaast legt de wet de verantwoordelijkheid voor de verwerking van het hemelwater bij de perceelseigenaar. De gemeente bepaalt in haar beleid wanneer dit redelijkerwijs van perceelseigenaren gevraagd mag worden. Elke gemeente is verplicht om voor 2013 dit beleid vast te leggen in een verbreed gemeentelijk rioleringsplan.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
20
Op dit moment is het opstellen van het gemeentelijk rioleringsplan in ontwikkeling. Gezien de uitstekende (afkoppel)mogelijkheden die deze omgeving biedt, streeft de gemeente ernaar om de bovenstaande uitgangspunten zoveel mogelijk in het rioleringsplan vast te leggen. Door hemelwater her te gebruiken en lokaal in het milieu te brengen kunnen de riooloverstorten op de kwetsbare kwelwatersystemen worden teruggebracht en het natuurlijk watersysteem van de Utrechtse Heuvelrug zoveel mogelijk worden hersteld. Aangezien de gemeente op dit moment niet over een geldig rioleringsplan beschikt, wordt bovenstaande beleidslijn de afgelopen jaren al door de gemeente in de praktijk gebracht. Op dit moment ligt er een voorstel om het principe dat de perceelseigenaar verantwoordelijk is voor de verwerking van het hemelwater, vast te leggen in de aansluit- en de bouwverordening. De gemeente hanteert dit principe voor alle nieuwbouw en reconstructie.
6.4.
Overleg waterbeheerder Over de uitgangspunten van het plan is elektronisch overleg gevoerd met Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden. Deze heeft aangegeven met het plan in te kunnen stemmen.
6.5.
Afweging en doorwerking in dit bestemmingsplan De in dit bestemmingsplan voorgestane ontwikkeling beoogt het tot stand brengen van 3 woonwagenwoningen ter plaatse van het bestaande woonwagencentrum. In de huidige situatie is het gehele woonwagencentrum verhard. Aangezien op basis van de beleidslijn al geruime tijd van perceelseigenaren wordt verwacht, dat zij zelf hun hemelwater verwerken, zou dit principe ook voor De Tienden moeten gelden. Gezien de grondwaterstand is het niet aan te raden om het hemelwater van de woningen in de bodem te infiltreren. Er zijn echter wel verschillende andere mogelijkheden: Hemelwaterhergebruik: Op het terrein wordt één tank aangelegd, waarop de drie huizen worden aangesloten; Vegetatiedaken; Ondergrondse afvoer naar nabijgelegen vijver. Uiteindelijk is voor de laatste mogelijkheid gekozen en zal het hemelwater ondergronds worden afgevoerd naar de vijver. Het hemelwater, dat op het omliggende terrein valt, zou in de bodem kunnen vloeien. Dit kan door verharding deels te verwijderen of halfverharding te gebruiken. Door daarnaast de verharding op het terrein te verminderen kan het hemelwater van het terrein in de bodem vloeien.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
21
7.
Financiële uitvoerbaarheid De ontmanteling en herinrichting van de standplaatsen en het oprichten van de woonwagenwoningen komen in eerste instantie voor rekening van de gemeente. De gemeenteraad heeft op 28 januari 2010 het budget daarvoor vrijgegeven. Op 26 mei 2011 heeft de raad besloten aanvullend krediet beschikbaar te stellen voor de herontwikkeling van de locatie van woonwagencentrum De Tienden. Na het afronden van de werkzaamheden wordt de standplaats met de zich daarop bevindende woonwagenwoningen overgedragen aan de Woningcorporatie Heuvelrug Wonen.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
22
8.
Resultaten overleg ex artikel 3.1.1 Bro
8.1.
Algemeen In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan "De Tienden" aan de volgende instanties toegestuurd: 1. Provincie Utrecht Dienst Ruimte en Groen Afdeling Ruimtelijke Ordening (RO) Postbus 80300 3508 TH Utrecht 2. Ministerie van Infrastructuur&Milieu VROM Inspectie Directie Bouwen en Ruimte Programma Borging Ruimtelijke Rijksbelangen Postbus 16191 2500 BD Den Haag 3. Adviescommissie voor de Woningbouw en woonomgeving Postbus 17 3956 ZR Leersum 4. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden Postbus 550 3990 GI Houten 5. Woningcorporatie Heuvelrug Wonen Postbus 129 3940 AC Doorn Er is één reactie ontvangen van Heuvelrug Wonen. Van de overige instanties (provincie, ministerie, hoogheemraadschap) is bericht ontvangen dat er geen opmerkingen zijn en bovendien is door het hoogheemraadschap een positief wateradvies gegeven, dat als bijlage aan deze toelichting is toegevoegd. 1. In paragraaf 4.2 wordt aangegeven dat aan de zijde van de openbare weg 8 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. In paragraaf 5.7 wordt aangegeven dat er 6 parkeerplaatsen worden gerealiseerd. Antwoord gemeente: Het betreft 8 parkeerplaatsen. De tekst in paragraaf 5.7 wordt aangepast.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
23
2. In artikel 2.1: in dit artikel wordt gesproken over een "boeibord", bedoeld wordt "boeiboord". Antwoord gemeente: Het woord "boeibord" wordt vervangen door het woord "boeiboord". 3. In paragraaf 6.5: Hier staat aangegeven dat gekozen wordt voor hergebruik van hemelwater. Is niet geregeld in het bouwplan. Hoe wordt dit geregeld? Antwoord gemeente: Met betrekking tot het onderwerp ‘water’ zijn tussen de gemeente , de woningcorporatie en het hoogheemraadschap afspraken gemaakt. Deze zijn beschreven in paragraaf 6.5 van het bestemmingsplan. Het hemelwater wordt afgevoerd naar de nabij gelegen vijver zoals aangegeven onder de derde bullet in de tekst van de toelichting van het bestemmingsplan. 4. In artikel 4 is aangegeven dat de bestemming wordt "Wonen-Woonwagenstandplaats". In meerdere overleggen tussen de gemeente en Heuvelrug Wonen is afgesproken dat de bestemming wordt aangepast naar "Wonen". De tekst "woonwagenstandplaats" geheel laten vervallen. Dit kan probleemloos, omdat de tekst al aangeeft dat versteende woonwagens ook gebouwen zijn en de "woonwagenwoningen" gezien kunnen worden als "vrijstaande woningen". Zie ook brief gemeente aan Heuvelrug Wonen d.d. 14 juli 2010, kenmerk U10.13436. Antwoord gemeente: Het klopt dat in de loop van het project door onze gemeente is toegezegd dat de bestemming in "Wonen" kan worden gewijzigd. De bestemmingsplantoelichting, regels en verbeelding zullen hierop worden aangepast. De inhoud van de regeling blijft gelijk. 5. In de analoge verbeelding wordt een maximale bouwhoogte aangegeven van 6,5 m en een maximale goothoogte van 3,0 m. In de bouwtekeningen is de bouwhoogte 6,7 m en de goothoogte 3,0025. Het is verstandig in het bestemmingsplan de maximale bouw- en goothoogte ruimer te stellen, bijvoorbeeld respectievelijk 7,0 m en 3,5 m. Antwoord: Het betreft hier een afwijking van de definitieve bouwtekeningen van het bestemmingsplan. In overleg met uw organisatie is gebleken dat de bouwtekeningen anders niet kan voldoen aan de wettelijke minimum bouweisen. De hoogten worden in regels en (analoge en digitale) verbeelding aangepast aan de hier door u genoemde definitieve hoogten, respectievelijk 7,0 m en 3,5 m.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
24
9.
Regels en analoge verbeelding
9.1.
Algemeen De fundamentele herziening wetgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening (de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit op de ruimtelijke ordening) is op 1 juli 2008 in werking getreden. Vooruitlopend op deze inwerkingtreding heeft het ministerie VROM het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP-2008), het Informatie-model Ruimtelijke Ordening 2008 (IMRO-2008) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2008 (PRBP-2008) gepresenteerd. De bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan passen binnen die standaarden. In het nu voorliggende plan is de wetswijziging per 1 oktober 2010, in verband met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), verwerkt.
9.2.
Analoge verbeelding Het digitale bestemmingsplan plan bestaat uit een GML-bestand met bijbehorende regels. Met de invoering van de Wro en de daaraan gekoppelde standaarden kent alleen het analoge bestemmingsplan een "plankaart". Aangezien het primaat bij het digitale plan ligt, staan in de regels geen verwijzingen meer naar de analoge verbeelding van het GML-bestand van het bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. De analoge verbeelding is getekend op schaal 1:1000.
9.3.
Regels In het bestemmingsplan komen twee bestemmingen voor, te weten: "Groen" (artikel 3) en "Wonen" (artikel 4). Op de laatste wordt hieronder nader ingegaan. Groen - artikel 3 Deze bestemming is gelegd op de afschermende groenvoorziening rond de woonwagenstandplaats. Omdat dit de enige functie is van deze grond mag er (met uitzondering van vergunningsvrije bouwwerken) niet worden gebouwd. De gronden zijn mede bestemd voor infiltratievoorzieningen. Ten behoeve van de gewenste infiltratie in de bodem (van hemelwater dat van het verhard oppervlak afstroomt) mogen voorzieningen worden gerealiseerd, zoals grindputten, drainagevoorzieningen en dergelijke. Wonen - artikel 4 Bouwvlak Uitgangspunt voor de bestemming "Wonen" is de gedachte dat de feitelijke constructie van de woonwagenwoning, woonwagen, of reguliere woning geen relevantie heeft voor de juridischplanologische regeling. Of het nu gaat om een gewone woning of een woonwagen, beide zijn in de zin van een bestemmingsplan en de Woningwet een gebouw. En aangezien de traditionele woonwagen al lang niet meer op een "kar met wielen" lijkt, is ook de verstening tot woonwagenwoning niet meer relevant. In alle gevallen kan, wat de feitelijke constructie betreft, worden aangesloten bij het begrip "gebouw". Onder een gebouw wordt namelijk verstaan: elke con-
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
25
structie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en die een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Geconcludeerd kan worden dat vanuit de bebouwingsbepalingen een woonwagenwoning kan worden opgevat als een vrijstaande woning. In het bestemmingsplan mogen derhalve 3 vrijstaande woningen binnen de bouwvlakken worden gerealiseerd. Erfbebouwing De relevantie voor het bestemmingsplan komt vooral tot uitdrukking in het bij het gebouw behorende perceel. Wildgroei van bouwwerken op de standplaatsen dient te worden voorkomen. Daarmee kan worden bereikt dat de kwalitatieve verbetering, die met de herontwikkeling wordt beoogd, ook in de toekomst behouden blijft. Bij een reguliere woning hoort een "erf" waarop gebruikelijk bebouwing is toegestaan in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Uitzondering vormt het gedeelte van het erf dat niet voor bebouwing in aanmerking komt (veelal voor de voorgevel gesitueerd) en dat in bestemmingsplannen vaak een bestemming Tuin krijgt. Bij reguliere woningen hoort in beginsel dus een "bouwrecht" voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen. Natuurlijk kunnen exceptionele gevallen worden uitgezonderd van deze regel. Bij het bouwrecht voor erven bij woningen dient een kanttekening te worden gemaakt die voor dit bestemmingsplan van belang is. Want ondanks het feit dat het bouwrecht voor erven in bestemmingsplannen is opgenomen, zal in het geval van huurwoningen over het algemeen weinig van dit recht gebruik worden gemaakt. Voor huurders is het nu eenmaal niet interessant om grote investeringen te doen aan het bezit van de woningverhuurder (nog los van de juridische implicaties). De bebouwing die door huurders wordt gerealiseerd, valt dan vaak onder het vergunningsvrije bouwen (schuurtjes, erfscheidingen en dergelijke) waarover het bestemmingsplan per definitie geen zeggenschap heeft. Aangezien reguliere woningen en woonwagens (en dus ook de versteende vorm daarvan) volgens de Woningwet op één lijn worden gesteld, mag worden geconcludeerd dat het vergunningsvrije bouwen op het erf van de woonwagenwoningen niet door een bestemmingsplan kan worden beperkt. Wanneer het bebouwen van standplaatsen ongewenst wordt geacht zal dat daarom via de privaatrechtelijke weg (huurovereenkomst) geregeld dienen te worden. Het bestemmingsplan kan bijdragen aan het onbebouwd houden van de standplaatsen door vergunningplichtige bouwwerken uit te sluiten. Hiermee wordt dus duidelijk afgeweken van de gebruikelijke erfbebouwingsregelingen bij woningen. Gebruiksbepalingen Met de inwerkingtreding van de Wro is de strafbaarstelling (verwijzing naar artikel 1 Wet economische delicten) van strijdig gebruik uit de bestemmingsplannen verdwenen. Tot 1 oktober
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
26
2010 regelde de Wro in artikel 7.10 dat het verboden is de gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan te gebruiken. Vanaf 1 oktober 2010 regelt de Wabo dit. Normaliter behoort opslag, anders dan huishoudelijke zaken, niet tot het normale gebruik van woonpercelen. In dit kader valt op te merken dat het bestaande gebruik van de standplaatsen, met name de opslag van oud ijzer, door de gemeente als een ongewenste en illegale situatie wordt aangemerkt. Met de herontwikkeling van de standplaatsen wordt mede beoogd dat aan deze situatie een eind komt. Om duidelijkheid te verschaffen over de ongewenstheid van opslag op de standplaats, is een gebruiksregel opgenomen, die aangeeft dat opslag wordt aangemerkt als gebruik dat in strijd is met het bestemmingsplan. Ook het parkeren wordt geregeld in het bestemmingsplan. Om te voorkomen dat er geparkeerd gaat worden tussen de woonwagenwoningen is het parkeren uitsluitend toegestaan ter plaatse van de gronden met de aanduiding "parkeren" en is het minimum aantal parkeerplaatsen vastgelegd.
9.4.
Handhaving In de inleiding is reeds gesteld dat de gemeente een duidelijke taak heeft in de vorm van het toezicht op de naleving van de publiekrechtelijke regelgeving zoals de bouw- en milieuregelgeving. Het herontwikkelen van de locatie is dan ook ingegeven door de wens om een goed beheersbare locatie te verkrijgen. Naast de fysieke voorwaarde geldt echter ook de noodzaak van bestuurlijke overtuiging. 3
De gemeente Utrechtse Heuvelrug en woningcorporatie Heuvelrug Wonen hebben voorstellen ontwikkeld die direct betrekking hebben op de eerstelijns handhavingstaak ten aanzien van het gebruik van de fysieke ruimte. Hiermee wordt alles bedoeld wat te maken heeft met bouwen, slopen, in gebruik nemen van grond, starten van bedrijvigheid, opslaan van goederen en stoffen enzovoorts. Daarnaast is een strategie ontwikkeld om tot normalisatie te komen en is de organisatorisch verankering aangegeven. Het nu voorliggende bestemmingsplan zal een belangrijk hulpmiddel zijn bij het bebouwen en gebruiken van de locatie, alsmede het toetsen en handhaven daarvan.
3
Toezichtplan woonwagenlocatie, versie 1, 18 december 2009.
Ontwerp Gemeente Utrechtse Heuvelrug- Bestemmingsplan Woonwagencentrum De Tienden
BIJLAGEN 1. 2. 3. 4.
Wateradvies HDSR Aveco de Bondt bv, rapport, R-LBN/001, 19 april 2010. Beoordeling bodemonderzoek, Milieudienst Zuidoost-Utrecht, 31 mei 2010. Milieudienst Zuidoost-Utrecht, concentraties luchtkwaliteit.