BESTEMMINGSPLAN
Ulvenhout, Annevillelaan naast 146
mei 2012
ontwerp vrijgegeven door college
:
vastgesteld door de raad
:
bij besluit nr.
uitspraak afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State :
bij besluit nr.
Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, planregels en een verbeelding.
INHOUD
DEEL 1. TOELICHTING ................................................................................................................................ 1 HOOFDSTUK 1 Inleiding ............................................................................................................................... 3 HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse ................................................................................................................... 7 HOOFDSTUK 3 Beleid................................................................................................................................... 9 HOOFDSTUK 4 Doelstelling en motivering ................................................................................................. 11 HOOFDSTUK 5 Milieu en landschap ........................................................................................................... 13 HOOFDSTUK 6 Juridische planbeschrijving ............................................................................................... 15 HOOFDSTUK 7 Uitvoerbaarheid ................................................................................................................. 17 HOOFDSTUK 8 Communicatie.................................................................................................................... 19
Bijlage : akoestisch onderzoek
DEEL 2. PLANREGELS .............................................................................................................................. 21 HOOFDSTUK 1 Inleidende regels ............................................................................................................... 21 HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels ........................................................................................................... 29 HOOFDSTUK 3 Algemene regels ............................................................................................................... 33 HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels .................................................................................................. 35
DEEL 3. VERBEELDING
Toelichting
1
2
HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Aanleiding en doel Op 19 augustus 2008 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Breda vrijstelling verleend voor de bouw van een woning aan de Annevillelaan tussen de panden 146 en 152 te Ulvenhout, middels een zogenaamde artikel 19 lid 2 WRO procedure. Op 11 februari 2010 is het bestemmingsplan 'Ulvenhout' vastgesteld. Per 24 augustus 2011 is het bestemmingsplan onherroepelijk. Bovengenoemde locatie heeft in dit bestemmingsplan de bestemming “Wonen” gekregen. In het bestemmingsplan is echter opgenomen dat woningvermeerdering niet is toegestaan. Omdat nog geen bouwvergunning of omgevingsvergunning is aangevraagd of verleend voor bovengenoemde woning en deze woning niet is opgenomen als een aparte ontwikkeling in het nieuwe bestemmingsplan, is de eerder verleende vrijstelling komen te vervallen met de vaststelling van het nieuwe bestemmingsplan. Om de eerder vergunde ontwikkeling alsnog mogelijk te maken, is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.
1.2 Ligging en plangrenzen Op onderstaand kaartje is de globale ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1. Ligging plangebied Het plangebied, met een oppervlakte van circa 1100 m 2, ligt ten zuidwesten van de Annevillelaan ten zuidoosten van Ulvenhout. Het plangebied maakt onderdeel uit van het perceel Annevillelaan 146, kadastraal bekend als Ginneken, sectie D nummer 4406.
3
1.3 Vigerende bestemmingsplannen Het plangebied ligt binnen het bestemmingsplan “Ulvenhout”, vastgesteld op 11 februari 2010, onherroepelijk per 24 augustus 2011. Op onderstaande figuur is een uitsnede van de plankaart waarbinnen het plangebied valt, weergegeven.
Figuur 2. Uitsnede bestemmingsplan Ulvenhout Het perceel ligt in zijn geheel binnen de bestemming 'Wonen'. De gronden binnen deze bestemming zijn bestemd voor wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroepsof bedrijfsactiviteit. De gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd. Het aantal woningen mag niet worden uitgebreid. De locatie heeft de dubbelbestemming “Waarde-Archeologie”. De voor “Waarde-Archeologie” aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. Hier geldt een onderzoeksplicht indien werkzaamheden gaan plaats vinden waarbij de grond over een oppervlak van meer dan 100 m2 en dieper dan 0,30m wordt geroerd. Omdat woningvermeerdering volgens het bestemmingsplan niet mogelijk is, is de mogelijkheid om op de locatie Annevillelaan tussen 146 en 152 een nieuwe woning te bouwen niet opgenomen in het bestemmingsplan.
1.4 Planvorm Voorliggend (postzegel)bestemmingsplan vormt het planologische kader om de bouw van een nieuwe woning op de locatie Annevillelaan tussen 146 en 152 weer mogelijk te maken.
4
1.5 Leeswijzer In hoofdstuk 2 ‘Gebiedsanalyse’ zijn allereerst een ruimtelijke en functionele analyse van het plangebied opgenomen. In hoofdstuk 3 ‘Beleid’ wordt het relevante ruimtelijke beleid van het rijk, de provincie en de gemeente beschreven. In hoofdstuk 4 komen de doelstellingen van het bestemmingsplan en de motivering aan bod. Vervolgens komen in hoofdstuk 5 ‘Milieu en landschap’ de sectorale milieuaspecten zoals, water, bodemkwaliteit, externe veiligheid, ecologie, enzovoorts aan bod. In hoofdstuk 6 is de juridische planbeschrijving opgenomen. In dit hoofdstuk wordt de wijze van bestemmen uiteengezet en is een toelichting gegeven op de regels van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 7 wordt de financiële uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan beschreven. Tot slot is hoofdstuk 8 ‘Communicatie’ gereserveerd voor de uitkomsten van het vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening, evenals een beschrijving van de verdere procedure.
5
6
HOOFDSTUK 2 Gebiedsanalyse
2.1 Inleiding In dit hoofdstuk zijn achtereenvolgens de ruimtelijke structuur en de functionele structuur van het plangebied uiteengezet. De ruimtelijke structuur is beschreven en in beeld gebracht aan de hand van archeologie en cultuurhistorie, groen, verkeer en de bebouwingstructuur. In de beschrijving van de functionele structuur wordt ingegaan op de diverse in het plangebied voorkomende functies.
2.2 Ruimtelijke structuur 2.2.1 Cultureel erfgoed Het plangebied bevindt zich volgens de Beleidsadvieskaart Breda’s Erfgoed deel 1 Archeologie in een zone met middelhoge en of hoge verwachting. In de ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van artikel 19, lid 2 WRO van 9 januari 2008 is reeds vastgesteld dat er geen archeologisch onderzoek is vereist. Met het onderhavige plan worden geen gebouwd erfgoed of historisch geografische relicten bedreigd.
2.2.2 Bebouwingsstructuur De locatie ligt langs de Annevillelaan tussen de woningen 146 en 152, aan de zuidoostelijke rand van de bebouwde kom van Ulvenhout. Het plangebied is onderdeel van het perceel van Annevillelaan 146 en is momenteel in gebruik als tuin.
Figuur 3. Omgeving perceel Annevillelaan De directe omgeving is in gebruik als woongebied. Het betreft vrijstaande woningen op ruime percelen. De locatie ligt op de overgang van het dorp naar het buitengebied.
7
2.3 Functionele structuur Het plangebied ligt binnen de bebouwde kom van Ulvenhout. Het gebied en zijn directe omgeving hebben in zijn geheel een woonfunctie. De betreffende locatie is op dit moment onbebouwd en in gebruik als tuin. Voor de dagelijkse voorzieningen is het gebied gericht op de winkels en horeca in het centrum van het dorp langs de Dorpsstraat.
8
HOOFDSTUK 3 Beleid 3.1 Inleiding Het beleidskader voor het plangebied wordt gevormd door landelijke, provinciale en gemeentelijke stukken. In hoofdstuk 4 ‘Milieu en landschap’ is het sectorale milieubeleid en -wetgeving vertaald.
3.2 Rijksbeleid De Nota Ruimte (2006) bevat de visie van het rijk op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland. In de Nota Ruimte zijn vier algemene doelen geformuleerd: 1. 2. 3. 4.
versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland; bevordering van krachtige steden en een vitaal platteland; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke waarden; borging van de veiligheid.
De Nota Ruimte gaat meer dan voorheen uit van het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Gebiedsgerichte, integrale ontwikkeling waarin alle betrokkenen participeren wordt ondersteund. Hiermee wordt meer verantwoordelijkheid gelegd bij de provincie en gemeenten om te sturen in de ruimtelijke ordening. Locatie Annevillelaan Het toevoegen van een enkele woning in de bebouwde kom is geen onderwerp van het rijksbeleid. Dit zijn zaken die decentraal op provinciaal en/of gemeentelijk niveau moeten worden geregeld.
3.3 Provinciaal beleid 3.3.1 Structuurvisie Ruimtelijke ordening Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant vastgesteld. De Structuurvisie RO (SVRO) geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 weer (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijke handelen van de provincie. Samen met de Verordening ruimte (sinds 1 maart 2011 van kracht) vervangt de SVRO de interim structuurvisie, de paraplunota, de uitwerkingsplannen van het streekplan en het beleidsdeel van de reconstructieplannen. De provincie heeft geen aparte ruimtelijke visie op het landschap meer, maar heeft haar visie onder andere in de vorm van gebiedspaspoorten geïntegreerd in de SVRO. De woonwensen en de leefbaarheid in de dorpen en steden, de behoefte aan gebiedseigenheid en identiteit van stad, dorp en landschap en klimaatverandering staan in de volle aandacht. NoordBrabant wil blijven ontwikkelen, maar stelt ook eisen aan de kwaliteit van de leefomgeving. Daarom gaat de provincie meer dan voorheen duurzaam en zorgvuldig om met de leefomgeving en de ruimte. Zij wil een goede relatie creëren tussen wonen en werken in de stedelijke omgeving en een groene landelijk omgeving daarbuiten. De concrete regels die voortvloeien uit de Structuurvisie zijn vastgelegd in de “Verordening ruimte”. Locatie Annevillelaan Ulvenhout is in de structuurvisie opgenomen als “Kern in het landelijk gebied”. Volgens de structuurvisie maken deze kernen meer deel uit van het omliggende landschap dan de grotere plaatsen en hebben zij nog een natuurlijke overgang naar het landschap. Nieuwe ontwikkelingen dienen zich te beperken tot de eigen behoefte van de kern. De ontwikkeling dient voor zover mogelijk het eigen karakter van de kern en de relatie met het landschap te versterken. De bouw van een woning op de locatie Annevillelaan tussen de woning 146 en 152 past binnen deze visie.
9
3.3.2 Verordening Ruimte Provinciale Staten hebben op 17 december 2010 de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 vastgesteld. Op 1 maart 2011 is de verordening in werking getreden. In de Verordening ruimte heeft de provincie de structuurvisie uitgewerkt tot concrete regels die gemeenten in acht dienen te houden bij het opstellen van ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen. De verordening bevat regels voor:
Regionaal perspectief voor wonen en werken; Ruimte-voor-ruimteregeling; Groene hoofdstructuur-natuur en Ecologische hoofdstructuur; Bescherming tegen wateroverlast en overstromingen; Grond- en oppervlaktewatersysteem; Land- en tuinbouw.
Locatie Annevillelaan De locatie ligt volgens de verordening ruimte binnen het bestaand stedelijk gebied. Woningbouw binnen dergelijke gebieden is volgens de verordening toegestaan.
3.4 Gemeentelijk beleid De gemeenteraad heeft in december 2007 de Structuurvisie Breda 2020, Stad in evenwicht, vastgesteld. Deze beleidsnota betreft een ruimtelijke visie voor de gehele stad Breda en vormt het algemene beleid- en toetsingskader voor de ruimtelijke ontwikkelingen op de lange termijn (2020). De beleidsbeslissingen hebben betrekking op de ambities van de stad, het te realiseren programma, de structuur en de planning en uitwerkingen. Ulvenhout, inclusief het plangebied, is in de structuurvisie opgenomen als consolidatiegebied. Bij consolidatie staan de instandhouding en het beheer van de grote ruimtelijke en functionele diversiteit en de huidige kwaliteit van het geheel aan milieus voorop. Dit betekent dat kritisch wordt gekeken naar ontwikkelingen die een inbreuk plegen op deze kwaliteit, zoals ruimtelijke verdichting en hogere parkeerdruk. Locatie Annevillelaan Het nieuwe plan past binnen het dorpse milieu dat in Ulvenhout aanwezig is en tast derhalve de ruimtelijke kwaliteit niet aan. Omdat op eigen terrein twee parkeerplaatsen worden gerealiseerd, leidt het plan niet tot een hogere parkeerdruk in de omgeving.
10
HOOFDSTUK 4 Doelstelling en motivering 4.1 Planbeschrijving Op de locatie wordt een vrijstaande woning gebouwd, waarbij de rooilijn van de voorgevel op grotere afstand van de weg wordt geplaatst dan de rooilijn zoals deze is opgenomen in het bestemmingsplan. Het bouwvlak bedraagt maximaal 100 m 2. De maximale goothoogte bedraagt 4,5 meter, de maximale nokhoogte 8,5 meter. Op het terrein worden minimaal 2 parkeerplaatsen aangelegd. De dubbelbestemming “Waarde Archeologie” die in het huidige bestemmingsplan voor deze locatie is opgenomen, blijft gehandhaafd. Dit betekent dat afhankelijk van het oppervlak en de diepte van de grondwerkzaamheden een archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden voordat gestart wordt met de werkzaamheden.
4.2 Planmotivering Op 19 augustus 2008 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Breda vrijstelling verleend voor de bouw van een woning aan de Annevillelaan tussen de panden 146 en 152 te Ulvenhout, middels een zogenaamde artikel 19 lid 2 WRO procedure. Hierbij zijn de volgende argumenten gebruikt:
Het perceel Annevillelaan 146 heeft een oppervlakte van 3.800 m 2. In vergelijking met de naastliggende percelen is dit een groot perceel. Een splitsing van het perceel past derhalve in het beeld van de omgeving. Het oppervlak van het nieuwe bouwperceel bedraagt circa 1100 m2, de breedte aan de Annevillaan is circa 20 meter. Gezien de hogere dichtheid van bebouwing in de omgeving en de woningen die in de afgelopen tijd nieuw zijn gebouwd, past de nieuwe woning stedenbouwkundig in zijn directe omgeving. Het aanwezige groen (het bomenlint langs de weg) wordt niet aangetast, doordat de woning op grotere afstand van de weg wordt gebouwd.
Deze argumenten zijn niet gewijzigd.
11
12
HOOFDSTUK 5 Milieu en Landschap Breda wil een stad zijn waarin mensen graag wonen, werken en recreëren. Leefbaarheid en duurzaamheid zijn hierbij sleutelbegrippen. Daarom dient bij de ruimtelijke planvorming rekening gehouden te worden met de milieuhygiënische aspecten van het plangebied en haar directe omgeving. In het kader van de artikel 19 WRO procedure zijn deze aspecten beoordeeld. Hieruit bleek dat er geen bezwaren zijn tegen de voorgenomen ontwikkeling. Dit bestemmingsplan heeft, behoudens de grotere inhoud van de woningen, geen verandering van het gebruik van de locatie tot gevolg. Ook de ligging en de omvang van de bouwblokken veranderen niet. Dit plan heeft derhalve geen effect op de diverse milieuaspecten. Hieronder worden de verschillende milieuaspecten kort toegelicht. Bodem De locatie is voor zover bekend altijd als tuin in gebruik geweest. Voor zover bekend hebben er geen activiteiten plaats gevonden die wijzen op een mogelijke bodemverontreiniging. In het kader van de omgevingsvergunning ten behoeve van de bouw van de woning zal een bodemonderzoek worden uitgevoerd om dit te verifiëren. Water Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur water af te voeren naar of aan te voeren uit, te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen in de beschermde gebieden zoals die zijn aangegeven op de keurkaart. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van het waterschap Brabantse Delta. Het plangebied ligt in een volledig beschermd gebied. Voor deze gebieden geldt dat een strikte waterhuishoudkundige bescherming wordt voorgestaan, waarbij nieuwe waterhuishoudkundige ingrepen niet zijn toegestaan, tenzij deze gericht zijn op het verbeteren van de condities van de natuur. Er kunnen aanpassingen in het watersysteem worden toegestaan ten behoeve van stedelijke ontwikkelingen mits de waterafvoer niet meer bedraagt dan ten hoogste de landbouwkundige afvoer te weten 0,67 l/s/ha. Om aan deze eis te voldoen zal de hemelwaterafvoer aangesloten worden op een infiltratievoorziening vanwaar het hemelwater kan infiltreren in de ondergrond. Het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen wordt gestimuleerd en geadviseerd wordt tot het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen zoals lood, koper, zink en en zacht PVC. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem) kwaliteit en ecologie. Ecologie Het plangebied ligt niet binnen de Ecologische Hoofdstructuur en tast deze structuur derhalve niet aan. Het gebied ligt momenteel braak, is onbebouwd en er is geen opgaande vegetatie op de locatie aanwezig. Het is dan ook niet aannemelijk dat op de locatie beschermde dieren en/of planten aanwezig zijn. Er is voor deze plannen ook geen ontheffing noodzakelijk in het kader van de Flora- en faunawet. Bedrijven In de directe omgeving van de planlocatie zijn geen bedrijven gevestigd die een belemmering vormen voor de nieuwe woning.
13
Geluid Het bouwperceel ligt binnen de geluidzones van de Annevillelaan en de rijksweg A58. Ten behoeve van de nieuwbouw is door de gemeeente Breda, afdeling Wonen en Milieu een akoestisch onderzoek verricht (rapportnummer: 20112511-1, datum: 25 november 2011). Uit dit onderzoek blijkt ten gevolge van het wegverkeer op de Annevillelaan ter plaatse van de voorgevel niet voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB: op de eerste verdieping bedraagt de geluidbelasting 53 dB. Dit is wel lager dan de maximaal vast te stellen hogere waarde van 63 dB. De maximale geluidbelasting op de gevels ten gevolge van de A58 is 46 dB. Hiermee wordt ruimschhots voldaan aan de normen. Omdat de nieuwe woning past binnen ontheffingsvoorwaarden van het gemeentelijk geluidbeleid stelt het college van B&W gelijktijdig met dit bestemmingsplan een hogere grenswaarde vast van maximaal 53 dB. Hiermee wordt voldaan uit de vereisten volgens de Wet geluidhinder. Luchtkwaliteit Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. De Wet Luchtkwaliteit is een implementatie van de Europese regelgeving en bevat luchtkwaliteitsnormen voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofoxiden en stikstofdioxide, fijn stof (PM10), lood, koolmonoxide en benzeen. Naast de Wet luchtkwaliteit zijn bij beoordeling van de luchtkwaliteit de handreiking NIBM (Niet in Betekenende Mate), het besluit gevoelige bestemmingen en rekenregels projectschildering van toepassing. In het algemeen kan gesteld worden dat nieuwe ontwikkelingen er niet toe mogen leiden dat de grenswaarden worden overschreden. Indien dit toch het geval is, kan onderzocht worden of het mogelijk is om met maatregelen toch te voldoen aan de normen. Hierbij hebben bronmaatregelen de voorkeur. Indien dit niet mogelijk is kunnen overdrachtsmaatregelen of in het uiterste geval maatregelen bij de ontvanger worden genomen. In het plangebied wordt 1 nieuwe woning gebouwd. Gezien de beperkte omvang zal dit plan vrijwel geen invloed hebben op de luchtkwaliteit. De totale toename aan woningbouw en/of overige bebouwing voldoet dan ook ruim aan het criterium Niet In Betekenende Mate (NIBM), zoals gedefinieerd in de Handreiking Besluit NIBM (500 woningen). Er zijn op basis hiervan geen aanvullende berekeningen luchtkwaliteit noodzakelijk. Externe veiligheid Externe veiligheid heeft betrekking op risico's die mensen lopen ten gevolge van mogelijke ongelukken met gevaarlijke stoffen bij bedrijven en transportverbindingen (wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen). De bestemmingsplanlocatie ligt niet binnen het invloedsgebied van bedrijven waar gewerkt met gevaarlijke stoffen en/of transportverbindingen voor gevaarlijke stoffen.
14
HOOFDSTUK 6 Juridische planbeschrijving 6.1 Inleiding In voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de doelstelling van het bestemmingsplan en de motivatie om dit op te stellen. Om de gewenste ontwikkeling daadwerkelijk te kunnen realiseren en ongewenste ontwikkelingen te voorkomen, dienen deze - voor zover ruimtelijk relevant en mogelijk - juridisch vertaald te worden. Het aangewezen planologische instrument hiervoor is dit bestemmingsplan. In navolgende paragrafen komt de juridische planbeschrijving aan bod, waarbij allereerst de hoofdopzet van het bestemmingsplan wordt beschreven en daarna de inleidende regels en bestemmingsregels aan bod komen.
6.2 Hoofdopzet Het bestemmingsplan bestaat uit planregels, een verbeelding, vergezeld van een toelichting. De planregels en de verbeelding vormen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De planregels regelen hoe de betreffende gronden mogen worden gebruikt en bebouwd. De bestemmingen zijn zo opgenomen dat voldoende rechtszekerheid bestaat voor omwonenden en andere gebruikers van het gebied en de omliggende gebieden. In de toelichting wordt gemotiveerd waarom sprake is van een goede ruimtelijke ordening. In Nederland zijn sinds kort regels afgesproken over de naamgeving, de opbouw van de planregels en hoe deze worden verbeeld. Dit wordt de zogenoemde Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) genoemd. Dit alles om alle bestemmingsplannen in Nederland beter te kunnen vergelijken en ze ook digitaal uitwisselbaar te maken. Per 1 januari 2010 is deze digitalisering verplicht. Onderhavig bestemmingsplan is opgesteld volgens deze landelijke richtlijnen en standaarden. Indeling planregels De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken, te weten:
Inleidende regels; Bestemmingsregels; Algemene regels; Overgangs- en slotregels.
Deze volgorde is gebaseerd op de indeling zoals deze is voorgeschreven in de SVBP2008 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008). In het eerste hoofdstuk ('Inleidende regels') worden de in het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven die voor de leesbaarheid en de uitleg van het plan van belang zijn. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Daarnaast staat in dit hoofdstuk de wijze van meten, die aangeeft hoe oppervlakte, hoogte en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden. In het daaropvolgende hoofdstuk ('Bestemmingsregels') wordt ingegaan op de bestemming en het gebruik (zie paragraaf 6.3). Daarna volgt het hoofdstuk ('Algemene regels') waar wordt ingegaan op de algemene regels, zoals algemene ontheffingsregels, algemene wijzigingsregels en procedureregels die op vrijwel alle bestemmingen van toepassing zijn. Hoofdstuk 4 ('Overgangs- en slotregels') gaat in op het overgangsrecht voor bestaand gebruik en bouwwerken en de citeertitel van het plan, zoals die overgenomen moeten worden uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
15
6.3 Bestemmingen De gehele locatie krijgt de bestemming “Wonen”. Dit betekent dat deze percelen bestemd zijn voor woondoeleinden met bijbehorende tuinen en erven. Er mag alleen gebouwd worden binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak. Het oppervlak van de woning mag maximaal 100 m 2 bedragen. De maximale goothoogte is 4,5 meter, de maximale nokhoogte 8,5 meter. Op het terrein worden minimaal 2 parkeerplaatsen aangelegd. Het gehele gebied krijgt de dubbelbestemming “Waarde Archeologie”. Dit betekent dat afhankelijk van het oppervlak (meer dan 100 m 2) en de diepte van de grondwerkzaamheden (meer dan 0,3 m) een archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden voordat gestart wordt met de werkzaamheden.
16
HOOFDSTUK 7 Uitvoerbaarheid 7.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft de onderdelen die zijn doorlopen voor het zekerstellen van de economische uitvoerbaarheid van onderhavig bestemmingsplan. Indien het bestemmingsplan voorziet in de uitvoering van werken door de gemeente moet de financieel-economische uitvoerbaarheid hiervan worden aangetoond. Er wordt nader ingegaan op de grondexploitatie en de koppeling met het exploitatieplan.
7.2 Toepassing Grondexploitatiewet In de Wro is in afdeling 6.4 de regelgeving rondom grondexploitatie (Grexwet) opgenomen. Centrale doelstelling van de Grexwet is om in de situatie van particuliere grondexploitatie te komen tot een verbetering van het gemeentelijk kostenverhaal en de versterking van de gemeentelijk regie bij locatieontwikkeling. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. In artikel 6.12 van de Wro is bepaald dat de gemeenteraad een exploitatieplan vast moet stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen. Bij drie ruimtelijke besluiten kan het nodig zijn om een exploitatieplan vast te stellen, namelijk bij de vaststelling van een bestemmingsplan, wijzigingsplan of afwijkingsbesluit. Om daadwerkelijk na te kunnen gaan of een exploitatieplan noodzakelijk is, dient beoordeeld te worden of er sprake is van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1. Besluit ruimtelijke ordening (bro). In dit artikel is omschreven om welke bouwplannen het gaat, namelijk:
de bouw van een of meer woningen; de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen; de uitbreiding van een hoofdgebouw met ten minste 1.000 m2 of met een of meer woningen; de verbouwing van een of meer aangesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor woondoeleinden, mits ten minste 10 woningen worden gerealiseerd; de verbouwing van een of meer aaneengesloten gebouwen die voor andere doeleinden in gebruik of ingericht waren, voor detailhandel, dienstverlening, kantoor of horecadoeleinden, mits de cumulatieve oppervlakte van de nieuwe functies tenminste 1.500 m² bedraagt; de bouw van kassen met een oppervlakte van ten minste 1.000 m².
Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is. Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is én er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld. Indien de kosten minder dan € 10.000,- bedragen, kan ervoor gekozen worden deze middels andere wijze dan een exploitatieplan te verhalen.
7.3 Financiële haalbaarheid De bouw betreft een ontwikkeling op particulier terrein. Er hoeven geen kosten gemaakt te worden ten behoeve van de aanpassing van de openbare ruimte. Er is derhalve geen sprake van te verhalen kosten. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.
17
18
HOOFDSTUK 8 Communicatie
8.1 Inleiding In het bestemmingsplanproces bestaan diverse mogelijkheden tot communicatie. De voor dit voorliggende bestemmingsplan relevante communicatie wordt in dit hoofdstuk belicht.
8.2 Procedure 8.2.1 Vooroverleg In het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is onderhavig conceptontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de volgende instanties: 1. Provincie Noord Brabant 2. Waterschap Brabantse Delta De provincie heeft gereageerd en het conceptontwerpplan geeft hen geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Het Waterschap heeft gereageerd. Opmerking Zij geeft aan dat de locatie is gelegen in het Volledig Beschermd Gebied en zij verzoekt aandacht te schenken aan de eisen en raadvoorwaarden die gelden voor oppervlaktewater op basis van de Keur van het waterschap. Zij stellen voor om de paragraaf "water" van hoofdstuk 5 van de toelichting aan te vullen als volgt: Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het verboden zonder vergunning van het dagelijks bestuur water af te voeren naar of aan te voeren uit, te brengen in of te onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen in de beschermde gebieden zoals die zijn aangegeven op de keurkaart. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van het waterschap Brabantse Delta. Voor het overige concludeert het waterschap dat langs het plangebied geen waterafvoerende sloten aanwezig zijn, dat het hemelwatr wordt aangeslotgen op een infiltratievoorziening van waar het hemlwater kan infiltreren in de ondergrond en dat daarmee wordt voldaan aan de iesen met betrekking tot het Volledig Beschermd Gebied.
Reactie: paragraaf "water" in hoofdstuk 5 van de toelichting is overeenkomstig aangepast. Opmerking Het waterschap verzoekt voorts in de waterparagraaf aandacht te schenken aan het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen zoals lood, koper, zink en en zacht PVC. Deze stoffen kunnen zich ophopen in het water(bodem)systeem en hebben hierdoor een zeer nadelige invloed op de water(bodem) kwaliteit en ecologie. Reactie: in de waterparagraaf is hieraan aandacht geschonken.
19
8.2.2 Zienswijzen Met de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan (voor de duur van zes weken) wordt de formele procedure gestart. Gedurende de periode van de tervisielegging kan iedereen schriftelijk of mondeling zienswijzen tegen het plan inbrengen. Deze zienswijzen zullen worden beoordeeld op het feit of, en zo ja, in hoeverre het ontwerp aanpassing behoeft. Vervolgens zal het college van B&W de raad voorstellen het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vast te stellen.
8.2.3 Beroep Na vaststelling wordt het plan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk.
20
Akoestisch onderzoek ten behoeve van Bestemmingsplan “Annevillelaan naast 146 ” Gemeente Breda
Opgesteld door: Gemeente Breda RO / Wonen en Milieu Postbus 3920 4800 DX Breda
Datum: 25-11-2011 Rapportnummer 20112511-1
Gemeente Breda
Inhoudsopgave 1. 2.
Inleiding............................................................................................................................ 3 Wet- en regelgeving wegverkeerslawaai .......................................................................... 3 2.1. Zones langs wegen ........................................................................................................ 3 2.2. Normstelling ................................................................................................................. 4 2.3. Aftrek conform artikel 110g Wet Geluidhinder ............................................................ 4 2.4. Ontheffingsvoorwaarden ............................................................................................... 4 3. Situatie.............................................................................................................................. 5 3.1. Plangebied ..................................................................................................................... 5 3.2. Omgevingskenmerken .................................................................................................. 5 4. Berekeningen .................................................................................................................... 6 5. Rekenresultaten ................................................................................................................ 7 5.1. Rekenresultaten ............................................................................................................. 7 5.2. Bespreking resultaten .................................................................................................... 8 6. Conclusie en advies .......................................................................................................... 9
Figuur 1
:
Situatieschets
Bijlage I Bijlage II
: :
Verkeerscijfers Numerieke weergave rekenresultaten
2
1.
Inleiding
In het kader van een ontwikkeling aan de Annevillelaan is door de gemeente Breda een akoestisch onderzoek verricht. De reden van het onderzoek is het feit dat het nieuwbouwplan zich bevindt binnen de geluidzone van conform de Wet geluidhinder gezoneerde wegen. In het kader van bovenstaande is een akoestisch onderzoek vereist. De volgende werkzaamheden zijn verricht: Inventarisatie van de gezoneerde wegen door de afdeling Mobiliteit en Milieu; het verzamelen van ruimtelijke kenmerken van het plangebied; het berekenen van de gevelbelasting in het plan met behulp van de Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006 vanwege wegverkeerslawaai van de gezoneerde wegen; het toetsen van de berekende waarden aan de vigerende normstelling; conclusies omtrent de berekende geluidbelastingen. Het akoestisch onderzoek maakt deel uit van een ruimtelijke onderbouwing ten behoeve van de bestemmingsplanprocedure Annevillelaan naast 146
2.
Wet- en regelgeving wegverkeerslawaai
2.1.
Zones langs wegen
Sinds het in werking treden van hoofdstuk VI (zones langs wegen) van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben, volgens artikel 74 eerste lid, alle wegen een geluidszone, met uitzondering van: e 1 wegen die binnen een als woonerf aangeduid gebied zijn gelegen; e 2 wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/u; e 3 wegen waarvan op grond van een door de gemeenteraad vastgestelde geluidsniveaukaart vaststaat dat de geluidbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 48 dB Lden of minder bedraagt. Een geluidszone is een aandachtsgebied, gelegen aan weerszijde van de weg, waarbinnen de regels van de Wgh van kracht zijn. Indien nieuwe geluidgevoelige bestemmingen worden gerealiseerd binnen de geluidzone dient middels een akoestisch onderzoek de geluidbelasting op de gevel te worden bepaald en getoetst te worden aan de regelgeving. De breedte van de zone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de aard van de omgeving: stedelijk dan wel buitenstedelijk gebied (zie Tabel 1). Volgens artikel 1 van de Wgh moet als stedelijk gebied worden aangemerkt het gebied binnen de bebouwde kom, met uitzondering van de geluidszones van auto(snel)wegen. Als buitenstedelijk gebied wordt gezien het gebied buiten de bebouwde kom en het gebied binnen de zone van een autoweg of autosnelweg die binnen de bebouwde kom ligt. De breedte van de geluidszone wordt gerekend vanaf de binnenzijde van de kantstreep van de buitenste rijstrook. Tabel 1: Breedte van de geluidszone in relatie tot gebiedstypering en het aantal rijstroken. aantal rijstroken 5 of meer 3 of 4 1 of 2
breedte van de geluidszone (m) buitenstedelijk gebied stedelijk gebied 600 350 400 350 250 200
3
2.2.
Normstelling
Bij de beoordeling van een (toekomstige) akoestische situatie worden normen gehanteerd zoals vermeld in de Wgh. In eerste instantie wordt er vanuit gegaan dat de voorkeursgrenswaarde niet mag worden overschreden. Indien de voorkeursgrenswaarde wél, maar de maximale ontheffingswaarde niet wordt overschreden, kan door het bevoegd gezag een hogere waarde worden verleend. De geluidbelasting wordt uitgedrukt alsmede getoetst in Lden. Tabel 2.1
Grenswaarden wegverkeerslawaai in nieuwe situaties. situatie
woning (te bouwen) nieuw nieuw; agrarisch vervangend & nieuw bestaand gelijktijdig met weg
weg bestaand bestaand bestaand nieuwe aanleg nieuwe aanleg
voorkeurs grenswaarde dB Lden 48 48 48 48 48
max. gevelbelasting met ontheffing dB Lden stedelijk buitenstedelijk 63 53 58 68 63 58 58 53
hoogst toelaatbaar binnenniveau dB Lden 33 33 33 33 33
Uit bovenstaande tabel volgt dat voor gevoelige bestemmingen in het plangebied een voorkeursgrenswaarde geldt van 48 dB Lden.
2.3.
Aftrek conform artikel 110g Wet Geluidhinder
Al de in de Wgh genoemde grenswaarden voor de gevelbelasting betreffen waarden na de toegestane aftrek volgens artikel 110g van de Wgh. Deze correctieterm is ingevoerd om te anticiperen op het stiller worden van motorvoertuigen in de toekomst. Conform artikel 110g Wgh bedraagt deze aftrek 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/u of meer bedraagt en 5 dB voor de overige wegen. Op de binnenstedelijke wegen zal de maximaal toegestane snelheid 50 km/uur bedragen. Er kan daar een aftrek van 5 dB worden toegepast. De Rijksweg A58 kent een maximumsnelheid van 120 km/h. Hier bedraagt de aftrek 2 dB.
2.4.
Ontheffingsvoorwaarden
In het Ontheffingenbeleid van de gemeente Breda zijn de criteria vermeld voor het eventueel in aanmerking komen voor hogere geluidsbelastingen op de gevels van woningen. Deze criteria zijn: Hoofdcriteria: In elk geval moet worden voldaan aan een van de onderstaande hoofdcriteria te weten: 1. het terugbrengen van de geluidsbelasting tot de voorkeursgrenswaarde zal onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel; 2. de maatregelen (om de geluidsbelasting terug te dringen) ontmoeten overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard.
4
Subcriteria: Vervolgens dient te worden voldaan aan een van de volgende subcriteria, voor woningen binnen de bebouwde kom: 1. de woningen moeten door de gekozen situering en bouwvorm een doelmatige akoestische afscherming gaan vervullen voor andere woningen (in aantal minstens de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend), of; 2. de woningen moeten ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of; 3. de woningen moeten door de gekozen situering een open plaats opvullen tussen bestaande bebouwing, of; 4. de woningen moeten ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing; Algemene aanvullende voorwaarde voor het verkrijgen van een ontheffing boven de 53 dB Lden is: Er dient minstens één geheel geluidluwe gevel te worden gecreëerd.
3.
Situatie
3.1. Plangebied In het plangebied wordt naast bestaande bebouwing een woning gerealiseerd. In onderstaande figuur is de woning aangegeven. Figuur 1 Nieuwbouwwoning Annevillelaan
3.2.
Omgevingskenmerken
Het plangebied is gelegen nabij de Kom Ulvenhout en is op dit moment te kwalificeren als lintbebouwing naast een weg in bosrijk gebied, binnen de bebouwde kom. In de nabijheid zijn enkele gezoneerde wegen en verder naar het zuiden en westen ligt de Rijksweg A58. Het onderzoeksgebied kenmerkt zich door een groot percentage onverhard terrein. Er zijn geen noemenswaardige hoogteverschillen aanwezig in het plangebied.
5
4.
Berekeningen
Verkeersgegevens Hieronder staat een samenvatting van de verkeersprognoses. Voor de Annevillelaan is de eerder gehanteerde voertuigiontensiteit opgehoogd met 1,5% per jaar en doorgerekend naar 2023. Bezien vanuit het westen gaat nabij de woning aan de Annevillelaan 152 de wegdekverharding over van klinkerbestrating naar dicht asfalt beton. Naast de Rijksweg en Annevillelaan zijn er meerdere gezoneerde wegen aanwezig. Deze zijn echter (vanwege de afstand en beperkte intensiteiten) voor de geluidbelasting op de nieuwbouwwoning niet relevant. In de cumulatieberekeningen zijn deze wél meegenomen. Voor de verdeling van de motorvoertuigen over de verschillende categorieën is uitgegaan van de verstrekte gegevens van de afdeling Mobiliteit en Milieu. Tabel 4.1
Verkeers-/wegkenmerken Wegvak
Weekdaggemiddelde intensiteit
snelheid (km/uur)
deklaag
2023 Annevillelaan
1623
50
Rijksweg A58
Maximaal 105790
90/110
Dicht asfalt beton / klinkerverharding ZOAB
Overige invoergegevens Andere belangrijke invoergegevens zijn de toegestane maximum snelheden en de wegverhardingen van de betrokken wegen. Deze zijn eveneens in Tabel 4 vermeld. Voor de definiëring van de wegverharding is uitgegaan van de beschreven verhardingen in de CROW-publicatie 200, welke ook in Geonoise zijn te selecteren. Om het model in Geonoiseop te kunnen opbouwen is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond in dxf-formaat op basis van een kadastrale kaart van het plangebied. Voor de overige bebouwing is uitgegaan van een te verwachten type bebouwing (hoogte, breedte, schakeling). Gehanteerd rekenmodel De berekeningen van de gevelbelastingen als gevolg van het wegverkeer zijn uitgevoerd met de standaard rekenmethode II (SRM II), conform het RMV-2006. Hiervoor is het programma Geonoise V5.43 van DGMR Raadgevende Ingenieurs BV gebruikt. Modelgegevens Bij de modellering zijn de intensiteiten van de rijlijnen, het wegtype en de snelheid ter plaatse ingevoerd. In bijlage II zijn alle gegevens (objecten, wegen, waarneempunten) in numerieke vorm opgenomen. Situaties De volgende situaties zijn doorgerekend: 1. geluidbelasting Annevillelaan 2. geluidbelasting Rijksweg A58 3. geluidbelasting cumulatief Bodemfactor / overdracht De bodem in het overdrachtsgebied is als akoestisch zacht beschouwd, behoudens de ingevoerd bodemgebieden. Rekenpunten Met rekenpunten ter plaatse van de gevels is de geluidbelasting bepaald. De rekenpunten zijn daar gekoppeld aan de achterliggende gevel, zodat het invallend geluid is bepaald.
6
5.
Rekenresultaten
5.1.
Rekenresultaten
In onderstaande figuren staan de rekenresultaten weergegeven van de berekeningen. In deze berekeningen is al gecorrigeerd voor diverse factoren, het is de ‘toetsingswaarde’. Figuur 1 Rekenresultaten vanwege Annevillelaan
Figuur 2 Rekenresultaten Rijksweg A58
7
Figuur 3 Cumulatieve geluidbelasting
5.2.
Bespreking resultaten 1. Geluidbelasting Annevillelaan De geluidbelasting vanwege de Annevillelaan is enkel ter plaatse van de noordgevel hoger dan de voorkeursgrenswaarde. De maximaal berekende waarde is 53 dB op de eerste verdieping. 2. Geluidbelasting Rijksweg A58 De invloed van de Rijksweg A58 beperkt zich tot een geluidbelasting van 46 ter plaatse van de oostgevel. De geluidbelasting voldoet hiermee aan de voorkeursgrenswaarde. 3. Geluidbelasting cumulatief De cumulatieve geluidbelasting in het plangebied bedraagt ten hoogste 58 dB (exclusief correcties). Deze niveaus worden voornamelijk bepaald door de Annevillelaan. Cumulatie-effecten treden slechts zeer beperkt op.
8
6.
Conclusie en advies
De geluidbelasting van gezoneerde wegen bedraagt ten hoogste 53 dB vanwege de Annevillelaan. De voorkeursgrenswaarde wordt overschreden met 5 dB. Bronmaatregelen Op basis hiervan is onderzoek naar bronmaatregelen nodig om de geluidbelasting terug te brengen. De klinkerbestrating (in keperverband) die aanwezig is op de Annevillelaan kan worden vervangen door een regulier dicht asfalt beton. Hiermee zal de geluidbelasting ca 3 dB afnemen. De geluidbelasting bedraagt als gevolg hiervan nog steeds 50 dB en voldoet niet aan de voorkeursgrenswaarde. Daarnaast: Het toepassen van klinkerbestrating past niet binnen de uitstraling die de Annevillelaan heeft. Het vervangen door een dicht asfalt beton is hiermee esthetisch niet wenselijk; Het vervangen van een klinkerverharding door een dicht asfalt beton over een aanzienlijk stuk weg (het is niet wenselijk dit enkel voor de woning te realiseren) is een forse kostenpost. De bereikte winst weegt niet op tegen de behaalde reductie. De bronmaatregel is hiermee niet doelmatig. Het toepassen van een bronmaatregel is dan ook niet haalbaar. Overdrachtsmaatregelen Een overdrachtsmaatregel kan bestaan uit het realiseren van een afschermende voorziening nabij de maatgevende weg. In deze situatie is het realiseren van een dergelijk scherm stedenbouwkundig niet wenselijk. Nader onderzoek naar de akoestische effecten is dan ook niet aan de orde. Toetsing ontheffingenbeleid Op basis van bovenstaande passages is het nemen van bron- en of overdrachtsmaatregelen niet mogelijk. Het is noodzakelijk een hogere waarde procedure te doorlopen. In het Ontheffingenbeleid van de gemeente Breda zijn de criteria vermeld voor het eventueel in aanmerking komen voor hogere geluidsbelastingen op de gevels van woningen. Deze criteria zijn: Hoofdcriteria: In elk geval moet worden voldaan aan een van de onderstaande hoofdcriteria te weten: 1. het terugbrengen van de geluidsbelasting tot de voorkeursgrenswaarde zal onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel; 2. de maatregelen (om de geluidsbelasting terug te dringen) ontmoeten overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard. In deze situatie is sprake van het voldoen aan beide hoofdcriteria. Subcriteria: Vervolgens dient te worden voldaan aan een van de volgende subcriteria, voor woningen binnen de bebouwde kom: 1. De woningen moeten door de gekozen situering en bouwvorm een doelmatige akoestische afscherming gaan vervullen voor andere woningen (in aantal minstens de helft van het aantal woningen waaraan de afschermende functie wordt toegekend), of; 2. de woningen moeten ter plaatse dringend noodzakelijk zijn om redenen van grond- of bedrijfsgebondenheid, of; 3. de woningen moeten door de gekozen situering een open plaats opvullen tussen bestaande bebouwing, of; 4. de woningen moeten ter plaatse gesitueerd worden als vervanging van bestaande bebouwing; De woning vult een open plaats in tussen bestaande woningen. Gezien het feit dat de geluidbelasting niet hoger is dan 53 dB, is een geluidluwe gevel niet noodzakelijk. In de praktijk wordt deze echter gerealiseerd, waardoor een goed leefklimaat kan worden gegarandeerd.
9
Cumulatie In het kader van de ruimtelijke onderbouwing dient de cumulatieve geluidbelasting beschouwd te worden als randvoorwaarde voor een ‘goede ruimtelijke ordening’. De gecumuleerde geluidbelasting blijft in alle gevallen beneden de 58 dB. Bovendien is altijd een geluidluwe gevel aanwezig waar mensen kunnen verblijven in een prettig leefklimaat. Op basis van bovenstaande overwegingen is sprake van acceptabele geluidniveaus en een ‘goede ruimtelijke ordening’. Advies hogere waarde Het wordt geadviseerd een hogere waarde aan te vragen van 53 dB vanwege de Annevillelaan. Er wordt voldaan aan de eisen uit het Ontheffingenbeleid en er kan een goed leefklimaat worden gegarandeerd.
10
Figuur 1 Situatieschets
11
Bijlage I Verkeerscijfers
12
13
14
Bijlage II Rekenresultaten in tabelvorm Annevillelaan Identificatie wnp_01_A wnp_01_B wnp_02_A wnp_02_B wnp_03_A wnp_03_B wnp_04_A wnp_04_B
Omschrijving Hoogte Dag Avond Nacht Lden 52,2 toetspunt 1,5 51,4 48,6 42,4 52,9 toetspunt 5 52,2 49,3 43,1 45,5 toetspunt 1,5 44,8 41,9 35,7 46,6 toetspunt 5 45,8 43 36,8 44,9 toetspunt 1,5 44,2 41,3 35,1 46,1 toetspunt 5 45,4 42,5 36,4 30,1 toetspunt 1,5 29,3 26,5 20,4 32,3 toetspunt 5 31,5 28,6 22,6
Rijksweg Identificatie wnp_01_A wnp_01_B wnp_02_A wnp_02_B wnp_03_A wnp_03_B wnp_04_A wnp_04_B
Omschrijving Hoogte Dag Avond Nacht Lden 42,2 toetspunt 1,5 42,2 38,2 31,8 45,1 toetspunt 5 45 41 34,6 38,9 toetspunt 1,5 38,8 34,8 28,4 42,9 toetspunt 5 42,8 38,8 32,4 40,8 toetspunt 1,5 40,7 36,7 30,4 45,6 toetspunt 5 45,5 41,5 35,1 40,7 toetspunt 1,5 40,7 36,6 30,3 44,5 toetspunt 5 44,4 40,4 34
Cumulatief Identificatie wnp_01_A wnp_01_B wnp_02_A wnp_02_B wnp_03_A wnp_03_B wnp_04_A wnp_04_B
Omschrijving Hoogte Dag Avond Nacht Lden 57,4 toetspunt 1,5 56,7 53,8 47,6 58,3 toetspunt 5 57,6 54,6 48,4 51 toetspunt 1,5 50,3 47,3 41,2 52,5 toetspunt 5 51,8 48,8 42,6 50,7 toetspunt 1,5 50,1 47 40,8 52,7 toetspunt 5 52,2 49 42,8 43,5 toetspunt 1,5 43,3 39,4 33,3 47 toetspunt 5 46,9 43 36,7
15
Planregels
21
22
HOOFDSTUK 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 Plan het bestemmingsplan 'Ulvenhout, Annevillelaan naast 146'' van de gemeente Breda; 1.2 Bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0758.BP2011060005-0401met de bijbehorende regels en bijlagen; 1.3 Aan- en uitbouwen een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar daar wel functioneel onderdeel van uitmaakt; 1.4 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit een beroeps- of bedrijfsactiviteit, niet zijnde prostitutie, waarvan de activiteiten in hoofdzaak nietpublieksaantrekkend zijn en die door een bewoner op kleine schaal in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie; 1.5 Aanduiding een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.6 Aanduidingsgrens de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.7 Afhankelijke woonruimte een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de (bedrijfs)woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is; 1.8 Ambachtelijke bedrijvigheid het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht; 1.9 Archeologische waarden waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning of grondgebruik daarin, en die als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen; 1.10 Bebouwing één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.11 Bed & breakfast een voorziening gevestigd in een (bedrijfs)woning of een bijgebouw bij die woning en gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een recreatief en veelal kortdurend nachtverblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bedrijfsvoering wordt gerund door de bewoners van de desbetreffende woning en/of bijgebouw. De voorwaarden waaronder dit is toegestaan (maximum aantal bedden en/of kamers) wordt in de afzonderlijke bestemmingsplannen geregeld; 1.12 Begane grond de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
23
1.13 Belwinkel elke ruimte voor het bedrijfsmatig aan het publiek gelegenheid bieden tot het voeren van telefoongesprekken, al dan niet in daarvoor bestemde belcabines, waaronder mede begrepen het verzenden van faxen en het toegang bieden tot het internet al dan niet in combinatie met de verkoop van telefoons of accessoires voor telefoons; 1.14 Bestemmingsgrens de grens van een bestemmingsvlak; 1.15 Bestemmingsvlak een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.16 Bevoegd gezag bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; 1.17 Bijgebouw een al dan niet vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; 1.18 Bouwen het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats; 1.19 Bouwgrens de grens van een bouwvlak; 1.20 Bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en zolder; 1.21 Bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.22 Bouwperceelgrens een grens van een bouwperceel; 1.23 Bouwvlak een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten; 1.24 Bouwwerk elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.25 Dak iedere bovenbeëindiging van een gebouw; 1.26 Dakopbouw een gedeelte van een gebouw, gesitueerd op de bovenste bouwlaag van het gebouw, en ondergeschikt aan het gebouw; 1.27 Gebouw elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
24
1.28 Growshop elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van kweekbenodigdheden (zoals potgrond, meststoffen, bestrijdingsmiddelen, lampen, ventilatiesystemen, waterpompen etc.) ten behoeve van het kweken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze kweekbenodigdheden; 1.29 Headshop elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van benodigdheden ten behoeve van het gebruiken van psychotrope stoffen, of voor het gebruiken of bewerken van planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze benodigdheden; 1.30 Hoekperceel een perceel, gelegen aan twee wegen of aan twee zijden grenst aan het openbaar gebied; 1.31 Hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken; 1.32 Kap de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw met een dakhelling van minimaal 15° en maximaal 75°; 1.33 Mantelzorg het bieden van zorg aan familieleden die hulpbehoevend zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband; 1.34 Nok het snijpunt van twee hellende vlakken; 1.35 Nutsvoorzieningen voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, openbare sanitaire voorzieningen, telefooncellen, collectieve energievoorzieningen (o.a. warmtepompen) en apparatuur voor telecommunicatie; 1.36 Onderbouw een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,2 meter boven het peil is gelegen; 1.37 Ondergeschikte functie een functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt; 1.38 Permanente bewoning bewoning door een of meerdere persoon van een daarvoor bestemd gebouw als hoofdverblijf; 1.39 Ruimtelijke kwaliteit kwaliteit van een gebied dat bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde; 1.40 Seksinrichting een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/ pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een
25
erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.41 Smartshop elke ruimte voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van synthetische of organische psychotrope stoffen of planten die psychotrope stoffen bevatten, aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroepsof bedrijfsactiviteit, met inbegrip van het uitstallen ten behoeve van verkoop en/of levering van deze stoffen; 1.42 Voorgevel de naar de weg of aan het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft van meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt; 1.43 (Voor)gevelrooilijn a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft; b. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a. bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd: bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg; bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg; 1.44 Vrijstaande woning een woning waarvan het hoofdgebouw losstaat van de zijdelingse bouwperceelgrenzen; 1.45 Woning een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden; 1.46 Zolder een gedeelte van een gebouw waarvan de vrije hoogte tussen de bovenkant van de vloer en het laagste punt van de onderkant van het dak minder dan 1,20 meter bedraagt;
26
Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 Afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens van het bouwperceel; 2.2 Bebouwd oppervlak van een bouwperceel de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen; 2.3 Bebouwingspercentage het deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden; 2.4 Bouwhoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, en met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.5 Dakhelling langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.6 Diepte van een gebouw de lengte van een gebouw gemeten loodrecht vanaf de voorgevel, dan wel vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd; 2.7 Goothoogte van een bouwwerk vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.8 Hoogte van een dakopbouw vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw; 2.9 Hoogte van een kap vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap; 2.10 Hoogte van een windturbine vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine; 2.11 Inhoud van een bouwwerk tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.12 Lessenaarsdak in afwijking van het bepaalde in de leden 2.4 en 2.7 bij een woning met een lessenaarsdak wordt het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte; 2.13 Ondergeschikte bouwdelen bij de toepassing van de bouw- en bestemmingsgrenzen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken en dergelijke buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw-, of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt; 2.14 Oppervlakte van een bouwwerk tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
27
2.15 Peil voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang; indien het perceel niet direct grenst aan de hoofdtoegang: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld; indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (NAP); indien op of langs een spoorlijn wordt gebouwd de bovenkant van de rails.
28
HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Waarde - Archeologie 3.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden. 3.2 Bouwregels In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming ‘Waarde Archeologie’, met uitzondering van: a. gebouwen ter vervanging van bestaande gebouwen, waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd en ook de situering gelijk blijft en waarbij bijbehorende grondwerkzaamheden niet dieper gaan dan 0,30 meter ten opzichte van het bestaande maaiveld; b. de bouw of uitbreiding van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 100 m²; c. met inachtneming van het bepaalde in de andere bestemmingen. 3.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2. indien op basis van een ingesteld archeologisch onderzoek kan worden aangetoond dat ter plaatse waar gebouwd gaat worden geen archeologische waarden als zodanig aanwezig zijn, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige archeologische waarde veilig te stellen, zoals het aanbrengen van een beschermingslaag, het opgraven van de archeologische artefacten, het documenteren van de archeologische waarde of anders met het bevoegd gezag overeengekomen maatregelen. 3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren mits deze een oppervlakte betreffen van meer dan 100 m²: 1. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden; 2. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd; 3. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen mits dieper dan 0,30 meter wordt ontgraven; 4. het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur; 5. het aanbrengen van constructies die verband houden met bovengrondse leidingen; 6. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen; 7. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling; 8. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van het terrein. b. Aan een vergunning als onder lid a. bedoeld, kunnen voorwaarden worden verbonden indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek de aanwezigheid van archeologische waarden is vastgesteld en het om zwaarwichtige redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel te behouden. c. In afwijking van het bepaalde onder a is geen omgevingsvergunning vereist, indien uit voorafgaand archeologisch onderzoek is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn en geen archeologische waarden worden aangetast.
29
Artikel 4 Wonen 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. wonen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit; b. parkeren; 4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen a. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bouwvlak’ mag worden gebouwd. b. Er mag maximaal één woning worden gebouwd. c. Het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd. d. De aangegeven bouwgrenzen mogen slechts worden overschreden voor geringe uitbreidingen zoals erkers, entreepartijen en balkons met maximaal 1 meter diep over een breedte van maximaal de breedte van het hoofdgebouw minus 2 meter. e. Voor zover het bouwplan voorziet in de realisatie van een geluidsgevoelige object mag de geluidsbelasting niet meer bedragen dan de in de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder voorgeschreven voorkeursgrenswaarde, tenzij het geluidsgevoelige object wordt voorzien van een dove gevel. f. In afwijking van onderdeel e, dient, ingeval hogere waarde door het college van burgemeester en wethouders is vastgesteld met betrekking tot een geluidsgevoelige object, de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting uit dit besluit aangehouden te worden. 4.2.2 Hoofdgebouwen a. De hoofdbebouwing dient binnen het bouwvlak gerealiseerd te worden. b. De goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw mag maximaal respectievelijk 4,5 en 8,5 meter bedragen. 4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen in of achter de voorgevel of het verlengde daarvan te worden gebouwd en mogen zowel tegen de zijgevel als de achtergevel worden gebouwd; b. De goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen en van bijgebouwen mag respectievelijk maximaal 3 en 5 meter bedragen; c. Bijgebouwen mogen zowel aangebouwd als vrijstaand worden gebouwd met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van vrijstaande bijgebouwen maximaal 60 m2. mag bedragen;
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde a. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag maximaal 1 meter bedragen. b. De hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag maximaal 2 meter bedragen. c. De hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 meter bedragen. 4.3 Specifieke gebruiksregels In aanvulling op artikel 7 wordt onder strijdig gebruik met deze bestemming in ieder geval begrepen: a. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en/of woonruimte; b. het gebruik van een woning voor kamerverhuur.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 voor: a. het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit met dien verstande dat: 1. maximaal 60 m2 van het bijgebouw voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit mag worden gebruikt;
30
2. het gebruik niet tot zodanige verkeersaantrekking mag leiden dat een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse ontstaat; 3. de activiteit qua aard, omvang en uitstraling dient te passen in een woonomgeving; 4. de activiteit niet-vergunningplichtig ingevolge de Wet milieubeheer mag zijn; b. het gebruik en/of (ver)bouwen van een bijgebouw bij een bestaande woning als afhankelijke woonruimte in het kader van mantelzorg, met dien verstande dat: 1. maximaal 60 m2 van het bijgebouw voor mantelzorg mag worden aangewend; 2. de zorgvraag afgeleid dient te kunnen worden uit een indicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning en beperkt dient te blijven tot het verlenen van zorg aan familieleden; 3. de afhankelijke woonruimte niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving; 4. er geen strijd ontstaat met milieuregelgeving op het gebied van geluid en geur en geen belemmering ontstaan in het kader van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden voor omliggende bedrijven; 5. zodra de noodzaak van mantelzorg is komen te vervallen het gebruik van het bijgebouw als afhankelijke woonruimte moet worden beëindigd.
31
HOOFDSTUK 3 Algemene regels Artikel 5 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels Indien de bestaande maatvoering afwijkt van hetgeen in deze planregels is bepaald mag deze afwijkende maatvoering te allen tijde worden gehandhaafd.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels a. Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de bestemming. Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan: 1. het gebruik van de gronden en opstallen voor de exploitatie van een smart-, grow- en headshop, alsmede een groothandel in smart-, grow- en/of headproducten, een belwinkel of een combinatie hiervan, als ook het gebruik van de opstallen voor een seksinrichting; 2. het gebruik van bijgebouwen bij woningen als zelfstandige woning en/of afhankelijke woonruimte; 3. het gebruik van bijgebouwen voor een aan huis verbonden beroeps- en bedrijfsactiviteit; 4. het gebruik van bijgebouwen als bed and breakfast; 5. het gebruik van een woning voor kamerverhuur. b. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a., indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van: a. de bij recht in de planregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages indien dit om technische redenen noodzakelijk is; b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of intensiteit daartoe aanleiding geven; c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; d. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits: 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 20 m² bedraagt; 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.
32
Artikel 9 Overige regels 9.1 Parkeren a. Bij het bouwen op grond van deze planregels dient te allen tijde te worden voldaan aan hetgeen ten aanzien van de normering inzake parkeren is vastgelegd in de Nota Parkeer- en Stallingsbeleid Breda zoals vastgesteld op 10 september 2004. b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om indien er met betrekking tot parkeren door de gemeenteraad gewijzigd beleid wordt vastgesteld, dit overeenkomstig van toepassing te verklaren op het onderhavige bestemmingsplan. 9.2 Nadere eisen Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van: a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; b. een goede woonsituatie; c. de verkeersveiligheid; d. de sociale veiligheid; e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
33
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels Artikel 10 Overgangsrecht 10.1 Overgangsrecht bouwwerken a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%. c. Het bepaalde onder a en b is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 10.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdig gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 10.3 Hardheidsclausule Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen met een omgevingsvergunning van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 11 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: "Regels van het bestemmingsplan Ulvenhout, Annevillelaan naast 146".
34