Bestemmingsplan Reclamemast Industrieweg Beesd ontwerp
2
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Reclamemast Industrieweg Beesd
Gegevens over het plan: Plannaam: Identificatienummer: Status: Datum:
Reclamemast Industrieweg Beesd NL.IMRO.0236.BP77831-ONT1 Ontwerp 18-06-2014
Gegevens projectbetrokkenen: Opdrachtgever: Gemeente Geldermalsen Contactpersoon opdrachtgever: Brigitte Oosterbaan Betrokken gemeente: Geldermalsen Behandelend ambtenaar: Brigitte Oosterbaan Projectleider Buro SRO: Guido Yntema Projectnummer Buro SRO: 58.30.01
Gegevens Buro SRO: Vestiging Arnhem Bezoekadres Telefoon e-mail algemeen:
Sweerts de Landasstraat 50 6814 DG te Arnhem 026 – 35 23 125
[email protected]
www.Buro-SRO.nl
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
3
4
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Inhoudsopgave Toelichting Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4
7 Inleiding Aanleiding voor het bestemmingsplan Ligging plangebied Opbouw bestemmingsplan Leeswijzer
9 9 9 9 10
Hoofdstuk 2 Het initiatief 2.1 Huidige situatie 2.2 Toekomstige situatie
11 11 13
Hoofdstuk 3 Beleidskader 3.1 Beleid algemeen 3.2 Beoordeling aan de hand van Objecten langs Auto(snel)wegen
15 15 15
Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Uitvoerbaarheid Milieu Water Verkeer Ecologie Cultuurhistorie en archeologie Economische uitvoerbaarheid
17 17 20 21 21 23 24
Hoofdstuk 5 5.1 5.2 5.3 5.4
Juridische planbeschrijving Algemeen Verbeelding Planregels Wijze van bestemmen
25 25 25 25 26
Hoofdstuk 6 6.1 6.2 6.3 6.4
Procedure Algemeen Verslag artikel 3.1.1 Bro overleg Verslag inspraak Verslag zienswijzen
27 27 27 27 27
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
5
Bijlagen bij de toelichting
29
Regels
31
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 Begrippen Artikel 2 Wijze van meten
33 33 33
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
35
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 3 Overige regels
37 37
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 4 Overgangsrecht Artikel 5 Slotregel
39 39 39
Bijlagen bij de regels
41
6
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Toelichting
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
7
8
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding voor het bestemmingsplan
De gemeente Geldermalsen, hierna initiatiefnemer, is voornemens om de realisering van een 20 meter hoge reclamemast met daarop verlichte led-panelen en telecommunicatieapparatuur mogelijk te maken op een locatie aan de autosnelweg A2. De locatie is gelegen in het geldende "bestemmingsplan Beesd 2007" en heeft de bestemming "bedrijventerrein". Daarin worden weliswaar reclameobjecten toegestaan, echter de beoogde mast past vanwege zijn hoogte niet in de daarin opgenomen regels. Via voorliggend document wordt gemotiveerd waarom medewerking wordt verleend en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied is gelegen op het bedrijventerrein Homburg te Beesd. Het betreft een locatie welke direct grenst aan de A2 tussen 's-Hertogenbosch en Utrecht. Onderstaande afbeelding toont globaal de ligging van het plangebied in de omgeving.
bron: openstreetmap.org
1.3
Opbouw bestemmingsplan
Het bestemmingsplan is een bindend plan voor zowel overheid als burgers. In een bestemmingsplan wordt de bestemming, ofwel de functie van de grond aangewezen. Ook geeft het bestemmingsplan regels over het gebruik van de grond en wat daarop gebouwd mag worden. Omgevingsvergunningen moeten worden getoetst aan het bestemmingsplan. Een bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, een verbeelding en planregels.
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
9
Toelichting De toelichting wordt opgesteld overeenkomstig artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de toelichting is opgenomen:
een verantwoording van de in het plan gemaakte keuze van bestemmingen; een beschrijving van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding; de uitkomsten van het in artikel 3.1.1 Bro bedoelde overleg; de uitkomsten van het met toepassing van artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht verrichte onderzoek; een beschrijving van de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken; de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan.
Omdat bij de voorbereiding van het bestemmingsplan geen milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is opgesteld, worden in de toelichting, conform artikel 3.1.6 lid 2 Bro, ten minste neergelegd:
een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden; voor zover nodig een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied; een beschrijving van de wijze waarop krachtens hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer vastgestelde milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken.
Verbeelding De verbeelding, een kaart, geeft de bestemming van de grond aan met daarbij eventuele aanduidingen zoals bouwvlakken. Door op de verbeelding te kijken is te zien welke bestemmingen en mogelijke aanduidingen er gelden. De verbeelding omvat de laatste afspraken over InformatieModel Ruimtelijke Ordening (IMRO) en Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) 2012. Planregels De planregels geven de gebruiksmogelijkheden aan van de grond en vaak ook op welke wijze de gronden bebouwd mogen worden. In het vormgeven van de planregels wordt aangesloten bij de SVBP 2012.
1.4
Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de economische haalbaarheid van het plan. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.
10
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Hoofdstuk 2
Het initiatief
In dit hoofdstuk komt het initiatief aan bod. Daartoe wordt eerst inzicht gegeven in de huidige functie(s) en bebouwing in het plangebied. Daarbij wordt mede de relatie met de omgeving betrokken. Daarna wordt ingezoomd op het beoogde initiatief.
2.1
Huidige situatie
Het plangebied ligt aan de autosnelweg A2, aan de rand van de bebouwde kom ter hoogte van het bedrijventerrein Homburg. Onderstaande afbeelding geeft de locatie globaal aan. Het heeft momenteel de bestemming "Bedrijventerreinen".
bron: Google Earth
Het perceel ligt in een strook met bedrijven langs de snelweg. Het maakt onderdeel uit van een open strook grond langs de bedrijfspanden, welke bestaat uit grasland en verharding. Na grondruil is een perceel ontstaan dat benut kan worden voor de plaatsing van de mast.
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
11
Het onderhavige plangebied heeft in het vigerende bestemmingsplan 'Beesd 2007' de bestemming “Bedrijventerrein (BT)”.
Uitsnede uit de verbeelding bij bestemmingsplan 'Beesd 2007'
12
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
2.2
Toekomstige situatie
Onderhavig initiatief behelst de oprichting van een reclamemast / reclamezuil met toebehoren (schakelkast etc) met daarop verlichte led-panelen en telecommunicatieapparatuur, alsmede een stenen gebouwtje van 2 x 3 meter voor computers en een meterkast. De hoogte van de reclamemast mag maximaal 20 meter hoog zijn en mag worden voorzien van twee naar de snelweg toe gerichtte reclamevlakken van maximaal 13 x 8 meter en één naar het bedrijventerrein gericht achtervlak. In onderstaande tekening is het plangebied in oranje weergegeven en eveneens de in de eerder genoemde grondruil betrokken gronden (gearceerde gedeelten).
Het omringende bedrijventerrein biedt een goed aanknopingspunt voor de situering van de reclamemast. Door aansluiting te zoeken bij dit stedelijk gebied zal minder sprake zijn van een solitair object. Vanuit ruimtelijk oogpunt is de locatie derhalve geschikt voor de reclamemast. Daarnaast is de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan de richtlijn "objecten langs auto(snel)wegen" zie 3.2 Ook hieruit blijkt dat de realisering van de reclamemast op de beoogde locatie mogelijk is.
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
13
14
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Hoofdstuk 3 3.1
Beleidskader
Beleid algemeen
De ontwikkeling betreft een dergelijk specifiek object dat deze in de beleidsstukken van de hogere overheden niet voor komt. Daarnaast is sprake van een situering binnen bestaand stedelijk gebied op een bedrijventerrein. Hierdoor is met name sprake van een lokaal belang, de hogere belangen zitten met name in de situering langs de snelweg en voor een klein deel in het omliggende landschap. Uiteraard blijven daarvoor de algemene doelstellingen van toepassing zoals het principe van een goede ruimtelijke ordening, het behouden/versterken van ruimtelijke kwaliteit, het tegengaan van verrommeling en het waarborgen van de (verkeers)veiligheid. Op alle voorgaande aspecten wordt ingegaan in de toetsing van het initiatief aan de richtlijn "Objecten langs auto(snel)wegen" zie 3.2. Daaruit blijkt dat de realisering van de reclamemast op de beoogde locatie mogelijk is. De gemeente Geldermalsen heeft geen specifiek beleid ten aanzien van reclamemasten. In de welstandsnota valt de locatie onder het gebiedstype "bedrijven" waarvoor een soepele toetsing geldt. Dit is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van het gebied. Toevoeging van nieuwe elementen dient zodanig te gebeuren dat dit niet storend is voor de omgeving. In dat kader dienen reclame-uitingen er verzorgd uit te zien. Ook hiervoor biedt de toetsing aan de richtlijn "Objecten langs auto(snel)wegen" het benodigde inzicht zie 3.2. Uit het voorgaande blijkt dat het initiatief niet strijdig is met het overheidsbeleid.
3.2
Beoordeling aan de hand van Objecten langs Auto(snel)wegen
Ter beoordeling en onderbouwing van het initiatief is het plan getoetst aan de de richtlijn "Objecten langs auto(snel)wegen" van Rijkswaterstaat. Hierin is een aantal criteria opgenomen op basis waarvan een besluit kan worden genomen om medewerking en vergunning te verlenen aan een object langs de auto(snel)weg. Voor de onderhavige reclamemast is deze toets uitgevoerd (zie bijlage). Hieruit blijkt kort samengevat het volgende. Uit de beoordeling blijkt dat de beoogde reclamemast past binnen het kader “Objecten langs auto(snel)wegen” (KOLA). Enkel op het aspect “lengterichting” onder afwegingscriteria is weliswaar sprake van een afwijking, maar dit is toegestaan aangezien aan alle overige criteria wordt voldaan. Onderdeel hiervan is het voldoen aan de gestelde voorwaarden die verband houden met de lichtintensiteit, beweeglijkheid en de aard en technische aspecten van de vertoonde beelden. Deze zullen in acht worden genomen bij de verdere uitwerking van de reclamemast. Hiermee is de uitvoerbaarheid in het kader van het bestemmingsplan aangetoond.
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
15
16
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Hoofdstuk 4
Uitvoerbaarheid
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet als gevolg van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
4.1
Milieu
4.1.1
Bodem
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen. Planspecifiek Er hoeft geen bodemonderzoek plaats te vinden, aangezien het hier gaat om een bouwwerk en het geen gebouw betreft waar mensen in verblijven. Indien grond wordt afgevoerd en/of aangevoerd dient de grond gekeurd te worden en een melding te worden gedaan in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit. 4.1.2
Lucht
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'. Planspecifiek Onderhavig initiatief behelst een bouwwerk zonder verkeersaantrekkende werking. Het draagt niet bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Verder luchtonderzoek is niet nodig. De uitvoerbaarheid van onderhavig initiatief op het gebied van lucht is hiermee aangetoond.
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
17
4.1.3
Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
woningen; geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen); andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh): 1. een verzorgingstehuis; 2. een psychiatrische inrichting; 3. een kinderdagverblijf.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld, zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen. Planspecifiek Voor voorliggend document is het niet van belang te kijken naar de mogelijke gevolgen van industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai op het initiatief, daar een reclamemast geen geluidsgevoelig object betreft. 4.1.4
Milieuzonering
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven. Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van al aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan. Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
18
het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen. Planspecifiek Onderhavig plan betreft geen gevoelige bestemming. Daarnaast genereert het bouwwerk geen extra verkeer. Onderhavig plan is uitvoerbaar op het gebied van milieuzonering. 4.1.5
Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR). Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd. Planspecifiek De reclamemast zelf is geen kwetsbare functie in het kader van externe veiligheid. Via de website risicokaart.nl kan voor de locatie worden vastgesteld of er in de directe omgeving inrichtingen, buisleidingen en / of belangrijke transportroutes aanwezig zijn die in het kader van de externe veiligheid van belang zijn. Onderstaand een screenshot van die website.
Er gelden in de nabijheid van het plangebied geen belemmeringen. Het aspect externe veiligheid staat daarom niet de uitvoering van dit plan in de weg.
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
19
4.2
Water
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan. Waterbeleid voor de 21e eeuw De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport 'Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw' (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd. schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod.
Waterwet De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Daarnaast levert de Waterwet een flinke bijdrage aan kabinetsdoelstellingen zoals vermindering van regels, vergunningstelsels en administratieve lasten. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat de aloude vergunningstelsels uit de voorheen afzonderlijke waterbeheerwetten zijn gebundeld. Dit resulteert in één vergunning, de watervergunning. Nationaal Waterplan Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Watertoets De 'watertoets' is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen. Planspecifiek Het onderhavige initiatief heeft geen effect op de waterhuishouding. Een deel van het terrein wordt weliswaar verhard, maar dit is van zeer beperkte grootte en omgeven door onverhard terrein waarop inzijging kan plaatsvinden. Tevens wordt de grond niet zodanig diep
20
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
aangeroerd dat grondwaterstromen beïnvloed worden. Het onderhavige initiatief is uitvoerbaar op het gebied van waterhuishouding.
4.3
Verkeer
Onderdeel van goede ruimtelijke ordening is het effect van een beoogd nieuw project op de verkeersstructuur. Planspecifiek Onderhavig initiatief heeft, behoudens in de realisatiefase, geen verkeersaantrekkende werking. Verder onderzoek in het kader van verkeer is niet benodigd.
4.4
Ecologie
Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Gebiedsbescherming De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden); beschermde Natuurmonumenten; wetlands. Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden; verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden; verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortenbescherming De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LNV (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
21
werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is. Planspecifiek Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is de website synbiosys.alterra.nl/natura2000 geraadpleegd. Onderstaand een screenshot van die website waarbij alle raadpleegbare gebieden zijn 'aangevinkt'.
In het groen aangegeven zijn de delen die behoren tot de Ecologische Hoofdstructuur. In het oranje weergegeven een Nationaal Landschap: het onderhavige plangebied bevindt zich in een tweetal Nationale Landschappen te weten "Rivierengebied" en "Nieuwe Hollandse Waterlinie". Gezien het voorgaande wordt in opdracht van de gemeente Geldermalsen een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Zodra de resultaten hiervan bekend zijn, worden ze aan deze paragraaf toegevoegd.
22
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
4.5
Cultuurhistorie en archeologie
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie. Cultuurhistorie Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Archeologie Archeologie gaat over de (verwachte) cultuurhistorische waarde in de bodem. Op 16 januari 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Nederlandse parlement heeft dit verdrag in 1998 goedgekeurd. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Monumentenwet 1988. Op basis van deze wet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Er geldt een meldingsplicht bij het vinden van (mogelijke) waardevolle zaken. Dat melden dient terstond te gebeuren. In het kader van een goede ruimtelijke ordening in relatie tot de Monumentenwet kan vooronderzoek naar mogelijke waarden nodig zijn zodat waar nodig die waarden veiliggesteld kunnen worden en / of het initiatief aangepast kan worden. Ook de Wet op de archeologische monumentenzorg (WAMZ) uit 2007 is in dit kader van belang. De verantwoordelijkheid voor cultuurhistorische waarden ligt bij de gemeente en dit moet bij vaststelling van bestemmingsplannen (en andere ruimtelijke besluiten) meegenomen worden. Planspecifiek Onderhavig plangebied valt volgens de Archeologische Beleidskaart, waarvan hieronder een uitsnede te zien is, onder 'gebieden met een hoge archeologische verwachting: algemeen', hetgeen inhoudt dat er in geval van bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500 m2, een voortijdig inventariserend onderzoek nodig is. Het initiatief omvat een gebied van circa 100m2 en valt daarmee buiten de onderzoeksverplichting.
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
23
uitsnede Archeologische Beleidskaart gemeente Geldermalsen
4.6
Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is; het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is; het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek De ontwikkelingskosten van de mast zelf komen geheel voor rekening van de ontwikkelaar. Hiertoe zal de gemeente voorafgaand aan de omgevingsvergunning voor het bouwen van de reclamemast met de ontwikkelaar een overeenkomst af sluiten. Buiten de plankosten zijn er geen kosten aan de realisering van het bestemmingsplan verbonden. Voor de betreffende plankosten van het bestemmingsplan zijn gemeentelijke budgetten gereserveerd. De economische uitvoerbaarheid voor dit onderdeel wordt geacht hiermee voldoende te zijn aangetoond.
24
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Hoofdstuk 5 5.1
Juridische planbeschrijving
Algemeen
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012). Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
5.2
Verbeelding
Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).
5.3
Planregels
De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld. Voor de planregels is de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 gebruikt. In de planregels is een standaard hoofdstukindeling aangehouden die begint met 'Inleidende regels' (begrippen en wijze van meten), vervolgens met de 'Bestemmingsregels', de 'Algemene regels' (de regels die voor alle bestemmingen gelden) en de 'Overgangs- en slotregels'. In het tweede hoofdstuk, de Bestemmingsregels, staan de verschillende bestemmingen op alfabetische volgorde. Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw en worden als volgt benoemd:
Bestemmingsomschrijving (in elk bestemmingsplan); Bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk); Nadere eisen (bestemmingsplanafhankelijk); Afwijken van de bouwregels (bestemmingsplanafhankelijk); Specifieke gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk); Afwijken van de gebruiksregels (bestemmingsplanafhankelijk); Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (bestemmingsplanafhankelijk).
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
25
5.4
Wijze van bestemmen
In het vigerende bestemmingsplan 'Beesd 2007', hebben de betreffende gronden de bestemming “Bedrijventerrein (BT)” en zijn bestemd voor bedrijven, horecabedrijf en openbare voorzieningen. Onderhavig bestemmingsplan laat, door het van toepassing te verklaren, de vigerende bestemming “Bedrijventerrein (BT)” geheel intact met uitzondering van de volgende aanduiding ter hoogte van de te realiseren reclamemast. Voorliggend bestemmingsplan bevat daartoe aan aanvulling op de algemene regels van het bestemmingsplan 'Beesd 2007' met de bepaling 'Reclamemast' die als volgt luidt: Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - reclamemast' is een reclamemast toegestaan met een maximale bouwhoogte van 20 meter, voorzien van twee naar de snelweg toe gerichte reclamevlakken van maximaal 13 x 8 meter en één naar het bedrijventerrein gericht achtervlak zonder reclame. Alsmede is een gebouw ten dienste van de reclamemast toegestaan met een maximum oppervlakte van 10 m2 en een maximum bouwhoogte van 6m. Met dit hoofdstuk is voldaan aan artikel 3.1.3 van het Bro.
26
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Hoofdstuk 6 6.1
Procedure
Algemeen
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg. Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2
Verslag artikel 3.1.1 Bro overleg
In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro opgenomen.
6.3
Verslag inspraak
In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de resultaten van de inspraak ex artikel 3.1.1 Bro opgenomen.
6.4
Verslag zienswijzen
In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
27
28
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Bijlagen bij de toelichting
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
29
Memo
Aan: Van: Datum: Onderwerp:
Burgemeester en wethouders van de gemeente Geldermalsen Buro SRO januari 2014 toets reclamemast A2 Beesd aan “objecten langs snelwegen”
Sweerts de Landasstraat 50 6814 DG Arnhem 026 – 35 23 125
[email protected] www.buro-sro.nl
Volgens de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr) is Rijkswaterstaat verantwoordelijk voor het veilig en doelmatig gebruik van auto(snel)wegen. Afleiding in de vorm van visuele informatie kan een veilig gebruik in de weg staan. Een reclamemast is een vorm van deze visuele afleiding. Om te kunnen beoordelen in hoeverre de verkeersveiligheid in het geding is, heeft Rijkswaterstaat het kader “Objecten langs auto(snel)wegen” (KOLA) opgesteld als basis voor vergunningverlening. Voor wat betreft commerciële uitingen wordt in dit kader vastgehouden aan het beleid dat eerder is vastgelegd in de Richtlijn Bewegwijzering: verwijzingen zonder verkeersbelang, zoals reclameborden, zijn niet toegestaan binnen het beheersgebied van de weg met enkele uitzonderingen zoals een bord met een vooraanduiding voor tankstations en de merkaanduiding. Indien een gepland object zich bevindt binnen het beheersgebied van Rijkwaterstaat, is er een vergunning van voornoemde instantie vereist. Indien het geplande object zich niet in het beheersgebied van Rijkswaterstaat bevindt, kan er volstaan worden met een advies. In beide gevallen baseert Rijkswaterstaat zich op het KOLA. Dit is van toepassing voor autowegen en autosnelwegen en het terrein langs de weg waarbinnen objecten redelijkerwijs goed zichtbaar zijn voor bestuurders . Ten aanzien van de toetsing worden twee typen criteria gehanteerd, te weten 'slagboomcriteria' en 'afwegingscriteria'. Aan de slagboomcriteria moet altijd worden voldaan. De afwegingscriteria wegen in onderlinge samenhang en afhankelijk van de context mee in een besluit. Hieronder volgt eerst een korte beschrijving van de beoogde reclamemast en volgt daarna de toetsing aan de criteria. Het plan Het initiatief betreft de oprichting van een reclamemast / reclamezuil in een strook met bedrijven langs de A2 te Beesd. Het plangebied bevindt zich niet in het beheersgebied van Rijkswaterstaat. Daarmee is geen extra vergunning vereist, maar Rijkswaterstaat zal in haar advisering bij vooroverleg wel het KOLA hanteren. De mast bestaat uit verlichte led-panelen en telecommunicatieapparatuur met toebehoren (schakelkast etc.). Eveneens wordt een stenen gebouwtje van 2 x 3 meter opgericht voor computers en meterkast. De hoogte van de reclamemast is maximaal 20 meter en wordt voorzien van twee naar de snelweg toe gerichte reclamevlakken van maximaal 13 x 8 meter en één naar het bedrijventerrein gericht achtervlak. In onderstaande tekening is de locatie van de mast in oranje weergegeven.
Slagboomcriteria De volgende criteria zijn voor de reclamemast altijd van toepassing:
1. Bewegende of knipperende beelden op digitale billboards zijn niet toegestaan. Digitale borden zijn door hun lichtintensiteit al opvallender dan analoge borden. Bewegende beelden vergroten de opvallendheid dermate, dat een situatie ontstaat die in het kader van verkeersveiligheid onwenselijk is. Het wisselen van stationaire beelden is onder bepaalde voorwaarden toegestaan. Zie hiervoor de Afwegingscriteria.
2. Objecten mogen niet verblinden Qua lichtintensiteit dient altijd voldaan te zijn aan de "Richtlijnen Lichthinder van de Nederlandse Stichting voor Verlichtingskunde". Hierbij is ook de omgeving waarin het object staat van belang.
pagina 2 van 6
bron: Beoordeling van Objecten langs Auto(snel)wegen
3. Er dient voldoende afstand gehouden te worden. Hierbij zijn commerciële uitingen niet toegestaan binnen het beheersgebied van Rijkswaterstaat. Andere objecten binnen het beheersgebied dienen zich buiten de obstakelvrije zone (gemeten vanaf de rand van de buitenste rijbaan, standaard 13 meter). Verder moet altijd voldaan zijn aan de "Richtlijnen voor het ontwerpen van autosnelwegen: hoofdstuk IV Veilige inrichting van bermen". Toetsing plan aan slagboomcriteria
1 Bewegende beelden Daar het een digitaal reclamebord betreft zijn bewegende of knipperende beelden niet toegestaan. Hiermee wordt in de uitwerking en uitvoering rekening gehouden waarbij hetgeen hieronder vermeld staat bij de afwegingscriteria in acht wordt genomen.
2 Verblinden In het plan hebben de reclamepanelen een afmeting van circa 104 m2. De exacte afmeting zal bij de verdere uitwerking worden bepaald, duidelijk is echter dat sprake zal zijn van oppervlakte van > 10 m². Het initiatief bevindt zich in aan de rand van het stedelijk gebied. De panelen zijn gericht op het landelijk gebied, waarmee de maximaal toegestane oppervlakteluminatie 300 cd/m2 bedraagt. Met inachtneming van deze norm vindt de uitwerking van de schermen plaats.
3 Afstand Er is geen sprake van bouwen in de obstakelvrije zone van 13 meter. De afstand van de buitenste rijvlakmarkering tot het plangebied bedraagt meer dan 30 meter. Verder is het plan gesitueerd op een bedrijventerrein buiten het gebied van de, in 2012 gereconstrueerde, A2 zodat het geen inbreuk maakt op de snelwegontwerp conform de genoemde richtlijnen. Afwegingscriteria Voor de volgende criteria vindt een afweging plaats:
1. Afstand in de lengterichting Het is van belang om extra terughoudend te zijn met de plaatsing van objecten die kunnen afleiden bij locaties waar de rijtaakbelasting hoog is of kan zijn. Een object/bord mag niet staan
pagina 3 van 6
binnen de turbulentieafstanden voor en na een uitvoeging, weefvak, samenvoeging, splitsing (gemeten vanaf het begin en/of einde van de blokmarkering), of gelijkvloers kruispunt (bij een uitvoeging minimaal 750 meter stroomopwaarts en 150 meter stroomafwaarts).
bron: Beoordeling van Objecten langs Auto(snel)wegen
Objecten die aan alle andere criteria voldoen kunnen worden toegestaan maar als ook van een ander criterium wordt afgeweken is dit vrijwel altijd reden om een vergunningaanvraag af te wijzen.
2. Vormgeving en kleur Objecten mogen door hun vormgeving en kleur op geen manier verwarring opleveren met bewegwijzering of verkeersborden. Blauwe borden met witte letters of gele borden met zwarte letters zijn bijvoorbeeld verboden.
3. Het vasthouden van de aandacht Om te voorkomen dat objecten de aandacht lang vasthouden gelden de volgende criteria: a. Beelden en teksten op digitale billboards mogen niet vaker dan 1 maal per 6 seconden wisselen en de beelden mogen niet aan elkaar gerelateerd zijn. b. Bewegende objecten kunnen worden toegestaan als de beweging voorspelbaar is en er geen licht uitgestraald wordt. c. Binnen 13 meter vanaf de kantstrookmarkering mogen geen objecten boven de weg worden geplaatst met uitzondering van eenvoudige uitingen op gebouwen en traverses op minimaal 8 meter boven de verharding. d. Het moet in één oogopslag duidelijk zijn wat het object voorstelt en het object moet in redelijke mate passen binnen hetgeen weggebruikers rond een auto(snel)weg verwachten. e. Het object mag niet als aanstootgevend kunnen worden ervaren (bijvoorbeeld verbeelding van geweld, bloot, seks, wapens, racisme, ook als het anti is bedoeld).
pagina 4 van 6
f.
Het object mag niet parallel aan de rijrichting staan (hoek mag niet kleiner zijn dan 60 graden, waarbij 90 graden gedefinieerd is als haaks op de rijrichting).
4. Misleiding Het object mag niet bijdragen aan misleiding, bijvoorbeeld het verkeerd inschatten van het wegverloop, of onterecht wekken van de indruk dat een hulpdienst of een gevaarlijke situatie wordt genaderd.
5. Landschappelijke inpassing Ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit en het voorkomen van verrommeling van het landschap is landschappelijke inpassing van objecten nodig. Ze mogen niet conflicteren met landschappelijke beleidskaders. Planspecifiek
1 Lengterichting Het plangebied bevindt zich circa 320 meter stroomafwaarts van een invoeging, terwijl het criterium een minimum van 750 meter voorschrijft. Aan dit criterium is niet voldaan, maar: "Objecten die aan alle andere criteria voldoen kunnen worden toegestaan". In dit geval worden alle andere criteria in acht genomen en is een afwijking van de vereiste lengterichting mogelijk.
2. Vormgeving en kleur Er wordt een mast toegepast welke door heel het land langs verschillende snelwegen voorkomt. Deze zal ook hier als zodanig herkend worden. Zowel vormgeving als kleurstelling zijn dusdanig dat geen verwarring ontstaat met bewegwijzering en verkeersborden.
3. Het vasthouden van de aandacht Ten aanzien van deze afwegingscriteria geldt het volgende: a. De beelden en teksten op het digitale billboard zullen niet vaker dan 1 maal per 6 seconden wisselen en de beelden zullen niet aan elkaar gerelateerd zijn. b. Er is sprake van een statische reclamemast. c. Niet van toepassing, zie ook de slagboomcriteria onder 3. d. Zie de toelichting onder punt 2 van de afwegingscriteria. e. Dit criterium wordt in acht genomen. f. Er van uitgaande dat de 3 vlakken tezamen een gelijkbenige driehoek vormen met het achtervlak parallel aan de rijbaan is de minimale hoek 60o.
4. Misleiding Zowel in vormgeving als plaatsing is overduidelijk sprake van een reclamemast op een bedrijventerrein. Van misleiding is geen sprake.
5. Landschappelijke inpassing De reclamemast komt te staan tussen twee bedrijven op een bedrijventerrein langs de A2. Het gebied tussen deze weg en het bedrijventerrein bestaat voornamelijk uit grasland. Deze groene inbedding van de snelweg blijft geheel intact. Met de situering van de reclamemast is aanslui-
pagina 5 van 6
ting gezicht bij het stedelijk gebied, zodat de mast zich daar zoveel mogelijk in voegt. Gezien het voorgaande is een specifieke landschappelijke inpassing niet nodig. Conclusie Uit bovenstaande afwegingen blijkt dat de beoogde reclamemast past binnen het kader “Objecten langs auto(snel)wegen” (KOLA). Enkel op het aspect “lengterichting” onder afwegingscriteria is weliswaar sprake van en afwijking, maar dit is toegestaan aangezien aan alle overige criteria wordt voldaan. Onderdeel hiervan is het voldoen aan de gestelde voorwaarden die verband houden met de lichtintensiteit, beweeglijkheid en de aard en technische aspecten van de vertoonde beelden. Deze zullen in acht worden genomen bij de verdere uitwerking van de reclamemast. Hiermee is de uitvoerbaarheid in het kader van het bestemmingsplan met voorliggend memo aangetoond.
pagina 6 van 6
30
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Regels
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
31
32
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Hoofdstuk 1
Artikel 1
Inleidende regels
Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 plan het bestemmingsplan Reclamemast Industrieweg Beesd met identificatienummer NL.IMRO.0236.BP77831-ONT1 van de gemeente Geldermalsen. 1.2 bestemmingsplan de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen. 1.3 reclamemast Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met als doel het vertonen van reclameboodschappen aan passerende automobilisten. 1.4 overige begrippen Op dit bestemmingsplan zijn de begrippen uit de regels van het bestemmingsplan "Beesd 2007" van toepassing, zoals opgenomen in Bijlage 1.
Artikel 2
Wijze van meten
Op dit bestemmingsplan is de wijze van meten uit de regels van het bestemmingsplan "Beesd 2007" van toepassing, zoals opgenomen in Bijlage 1.
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
33
34
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
Op dit bestemmingsplan zijn de Bestemmingsbepalingen uit de regels van het bestemmingsplan "Beesd 2007" van toepassing, zoals opgenomen in Bijlage 1.
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
35
36
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Hoofdstuk 3
Algemene regels
Op dit bestemmingsplan zijn de Algemene bepalingen uit de regels van het bestemmingsplan "Beesd 2007" van toepassing, zoals opgenomen in Bijlage 1.
Artikel 3 3.1
Overige regels
Reclamemast
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - reclamemast' is een reclamemast toegestaan met een maximale bouwhoogte van 20 meter, voorzien van twee naar de snelweg toe gerichte reclamevlakken van maximaal 13 x 8 meter en één naar het bedrijventerrein gericht achtervlak zonder reclame. Alsmede is een gebouw ten dienste van de reclamemast toegestaan met een maximum oppervlakte van 10 m2 en een maximum bouwhoogte van 6m.
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
37
38
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Hoofdstuk 4 Artikel 4 4.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan; 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van het eerste lid onder artikel 4.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%; 3. Het eerste lid onder artikel 4.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 4.2
Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 4.2, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid onder artikel 4.2, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; 4. Het eerste lid onder artikel 4.2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 5
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Reclamemast Industrieweg Beesd'.
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
39
40
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Bijlagen bij de regels
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
41
INHOUD Hoofdstuk I Artikel 1. Artikel 2. Artikel 3.
BLZ Inleidende bepalingen..............................................3 Begripsbepalingen............................................................... 3 Wijze van meten .................................................................. 9 Algemene beschrijving in hoodfdlijnen .............................. 11
Hoofdstuk II Bestemmingsbepalingen........................................18 Artikel 4. Artikel 5. Artikel 6. Artikel 7. Artikel 8. Artikel 9. Artikel 10. Artikel 11. Artikel 12. Artikel 13. Artikel 14. Artikel 15. Artikel 16. Artikel 17. Artikel 18. Artikel 19. Artikel 20. Artikel 21. Artikel 22.
Agrarisch dorpsgebied (A)................................................. 18 Bedrijven (B)...................................................................... 21 Bedrijventerrein (BT) ......................................................... 26 Dienstverlening nutsvoorzieningen (DVN) ........................ 30 Gemengd beeldbepalend (GB) ......................................... 31 Gemengd (G)..................................................................... 37 Maatschappelijk 1 (M1) ..................................................... 41 Maatschappelijk 2 (M2) ..................................................... 43 Sport (S) ............................................................................ 46 Verkeer en verblijf (VV) ..................................................... 48 Water (WA)........................................................................ 50 Wonen dijkbebouwing (WD).............................................. 51 Wonen dorpsbebouwing beeldbepalend 1 (WB1)............. 58 Wonen dorpsbebouwing 1 (W1)........................................ 65 Wonen dorpsbebouwing 2 (W2)........................................ 71 Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)..... 77 Leidingzone (dubbelbestemming) ..................................... 82 Molenbeschermingszone (dubbelbestemming) ................ 84 Waterstaatsdoeleinden (dubbelbestemming).................... 86
Hoofdstuk III Algemene bepalingen .............................................88 Artikel 23. Artikel 24. Artikel 25. Artikel 26. Artikel 27. Artikel 28.
Dubbeltelbepaling.............................................................. 88 Gebruiksbepaling............................................................... 88 Algemene vrijstellingsbevoegdheden................................ 88 Algemene wijzigingsbevoegdheid ..................................... 89 Procedure bij vrijstelling .................................................... 90 Procedure bij wijziging....................................................... 90
Hoofdstuk IV Overgangs- en slotbepalingen...............................91 Artikel 29. Artikel 30.
Overgangsbepalingen ....................................................... 91 Slotbepaling....................................................................... 91
Bijlage I : Staat van Inrichtingen (lijst 1 en 2) Bijlage II : Lijst met toegestane nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven Bijlage III : Archeologische beleidskaart, schaal 1:2.000, gedateerd november 2006 (uitsnede uit de archeologische beleidskaart, Raap-rapport 1384, kaartbijlage 2, schaal 1:12500, gedateerd 19 oktober 2006)
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
1
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
2
HOOFDSTUK I ARTIKEL 1.
INLEIDENDE BEPALINGEN
BEGRIPSBEPALINGEN
In deze voorschriften wordt verstaan onder: 1. het plan: het bestemmingsplan Beesd, 2007, zijnde de plankaart, de voorschriften alsmede de bijbehorende bijlage I (Staat van Inrichtingen / lijst 1 en 2) en bijlage III (Archeologische beleidskaart); 2. de (plan)kaart: de plankaart, bestaande uit drie bladen deel uitmakende van het bestemmingsplan Beesd 2007, tekeningnummers 072133-11.s01, 072133-11.s02 en 072133-11.s03; 3. aan huis gebonden beroep: een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; 4. aan huis gebonden bedrijf: het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, in tegenstelling tot een aan huis gebonden beroep, gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is, dat de activiteit in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend; 5. agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; 6. Algemene wet bestuursrecht: Wet van 14 juni 1992 (Stb. 315) houdende algemene regels van bestuursrecht zoals deze luidt ten tijde van de terinzagelegging van dit plan; 7. ander bouwwerk: een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
3
8. archeologisch waarden: de aan een gebied toegekende archeologische waarde, archeologische monumenten en/of archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden; 9. bebouwing: één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken; 10. bouwvlak: een op de plankaart aangegeven zone, waarmee gronden zijn aangegeven waarop ingevolge deze voorschriften bepaalde bouwwerken zijn toegestaan; 11. bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is; 12. beperkt kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden; 13. bestaand(e): - bij gebruik: aanwezig op het moment van het van kracht worden van het plan; - bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. Als bestaand bouwwerk wordt ook aangemerkt een bouwwerk dat na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarbij de bouwaanvraag voor dat tijdstip is ingediend; 14. bestemmingsvlak: een als zodanig op de plankaart aangegeven gebied met dezelfde bestemming; 15. bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 16. bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
4
17. bouwwijze: bebouwingstype van hoofdgebouwen (met name woningen), onder te verdelen in vrijstaand, twee-onder-één-kap en aaneengebouwd, waarbij: - onder vrijstaand wordt verstaan een hoofdgebouw, niet begrensd door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen; - onder twee-onder-één-kap wordt verstaan een hoofdgebouw, aan één zijde begrensd door de scheidsmuur van een ander hoofdgebouw; - onder aaneengebouwd wordt verstaan een rij hoofdgebouwen, aan twee zijden begrensd door scheidsmuren van andere hoofdgebouwen, met uitzondering van de hoofdgebouwen die de rij beëindigen; - onder appartementengebouw (met “Ap” aangeduid op de plankaart) wordt verstaan één gebouw, bestaande uit meerdere bouwlagen, waarbinnen meerdere woningen zijn opgenomen; 18. bijgebouw: een al dan niet vrijstaand gebouw, niet zijnde een hoofdgebouw, met dien verstande dat in dit plan in ieder geval als bijgebouwen worden aangemerkt de gebouwen welke als zodanig op de plankaart zijn aangeduid; 19. detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 20. gebouw: elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 21. gemeentelijke monumentenverordening: de gemeentelijke monumentenverordening, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Geldermalsen, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 22. grondgebonden agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf, waarbij hoofdzakelijk gebruik wordt gemaakt van open grond; 23. hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste gebouw valt aan te merken; in dit plan worden in ieder geval als hoofdgebouw aangemerkt de als
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
5
zodanig op de plankaart aangegeven gebouwen, met dien verstande dat voor zover de op de kaart aangegeven bebouwing zich uitstrekt over meerdere bouwpercelen, per bouwperceel een hoofdgebouw dient te worden onderscheiden; 24. horecabedrijf: een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de horecabedrijven zijn in vier categorieën te onderscheiden: - categorie 1: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie overwegend tijdens winkeltijden plaatsvindt, zoals een lunchroom, broodjeszaak, en een ijssalon; - categorie 2: vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen, waar naast kleinere etenswaren in hoofdzaak alcoholvrije dranken worden verstrekt, en waarvan de exploitatie zowel overdag als in de avonduren plaatsvindt, zoals een cafetaria, snackbar, afhaalcentrum, automatiek; - categorie 3: vormen van horeca-activiteiten waar in hoofdzaak maaltijden, (alcoholische) dranken en/of logies worden verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de middag- en avonduren plaatsvindt, zoals een café, restaurant, hotel en pension; - categorie 4: vormen van horeca-activiteiten waarbij in hoofdzaak alcoholische drank wordt verstrekt en waarvan de exploitatie doorgaans in de avonduren plaatsvindt, een aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals bar-dancings, discotheken, nachtclubs, alsmede horeca met zaalaccommodatie; 25. kamerverhuurbedrijf: het geheel van onzelfstandige woonruimten die bedrijfsmatig wordt verhuurd aan derden. Hiervan is sprake als een substantieel inkomen wordt verworven met de bedrijfsmatige activiteit en minimaal 60% van de oppervlakte van het hoofdgebouw(en) wordt benut ten behoeve van kamerverhuur; 26. kap: een dak of een gedeelte daarvan, dat bestaat uit hellende dakvlakken; 27. kwetsbaar object: een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
6
tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden; 28. logiesaccommodatie: een gebouw, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie; 29. Monumentenwet: Wet van 23 december 1988 (Stb. 638), houdende voorzieningen in het belang van het behoud van monumenten van geschiedenis en kunst, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 30. niet-woonfunctie: een op de plankaart aangegeven en/of een in de voorschriften aangeduide functie van een bouwperceel, primair gericht op gebruik van de gronden en/of opstallen voor andere doeleinden dan woondoeleinden; 31. nieuw: eerst aanwezig na de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 32. ondergeschikte bouwdelen: plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, standleidingen voor hemelwater, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, gevel of kroonlijsten, overstekende daken, goten, luifels, balkons, trappen, bordessen, funderingen, kelderingangen, koekoeken en hijsinrichtingen, zomede erkers en aan- of uitgebouwde entrees; 33. ondergronds: onder het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein; 34. perceelsgrens: een grens van een bouwperceel; 35. risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten; 36. scheidingslijn een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens aanduidt van gronden binnen een bestemmingsvlak, waarop ingevolge deze voorschriften specifieke bepalingen van toepassing zijn;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
7
37. theetuin/terras: het bedrijfsmatig verlenen van diensten in de vorm van het openstellen van en/of rondleiden door privé-siertuinen bij woningen gedurende het seizoen van 1 april tot 1 oktober met als nevenactiviteit het verstrekken van niet alcoholische dranken en de daarbij behorende versnaperingen op een tuinterras, veranda e.d.; 38. voorgevel: een gevel van een gebouw die naar de openbare ruimte is gericht; 39. Wet geluidhinder: Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99), houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder zoals deze luidt ten tijde van de terinzagelegging van dit plan; 40. Wet op de Ruimtelijke Ordening: Wet van 5 juli 1962 (Stb. 286) houdende vaststelling van nieuwe voorschriften omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 41. woning: een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding; 42. Woningwet: Wet van 29 augustus 1991 (Stb. 439), tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; 43. woonwagenwoning/woonwagen: onder een woonwagenwoning/woonwagen wordt verstaan een voor huisvesting bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst; 44. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften, feesten en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
8
ARTIKEL 2.
WIJZE VAN METEN
Indien krachtens dit plan een meting dient te worden verricht dan dient tenzij dit in de bestemmingsregeling nadrukkelijk anders is aangegeven de volgende wijze van meten te worden toegepast: 1. goothoogte: gebouwen in niet-geaccidenteerd terrein a. De hoogte in meters van de druiplijn, de bovenkant van de goot, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel, gemeten vanaf de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten; gebouwen in geaccidenteerd terrein b. Voor zover gebouwen zijn gesitueerd in geaccidenteerd terrein en de voorgevel is gelegen binnen een afstand van 3 meter uit de grens met het openbaar gebied, geldt dat de goothoogte voor het deel van het gebouw dat is gesitueerd binnen een afstand van 13 meter vanaf de grens met het openbaar gebied, wordt gemeten vanaf de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten. c. Voor zover een gebouw als bedoeld onder b, voor een deel op een grotere afstand dan 13 meter vanaf de grens met het openbaar gebied is gesitueerd, wordt dit deel, voor zover het bestaand is, geacht te voldoen aan de hoogtebepalingen van dit plan. d. Van overige gebouwen in geaccidenteerd terrein wordt de goothoogte gemeten vanaf het hoogste punt van het aan het gebouw aansluitende bestaande afgewerkte terrein. bouwwerken, geen gebouwen zijnde e. De goothoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt gemeten vanaf de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein. ondergeschikte bouwdelen f. Ondergeschikte bouwdelen aan een gebouw blijven voor het bepalen van de hoogte buiten beschouwing. 2. bebouwingshoogte c.q. hoogte: gebouwen in niet-geaccidenteerd terrein a. De hoogte in meters van het hoogste punt van een gebouw, gemeten vanaf de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten; gebouwen in geaccidenteerd terrein b. Voor zover gebouwen zijn gesitueerd in geaccidenteerd terrein en de voorgevel is gelegen binnen een afstand van 3 meter uit de grens met het openbaar gebied, geldt dat de hoogte voor het deel van het gebouw dat is gesitueerd binnen een afstand van
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
9
13 meter vanaf de grens met het openbaar gebied, wordt gemeten vanaf de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten. c. Voor zover een gebouw als bedoeld onder b, voor een deel op een grotere afstand dan 13 meter vanaf de grens met het openbaar gebied is gesitueerd, wordt dit deel, voor zover het bestaand is, geacht te voldoen aan de hoogtebepalingen van dit plan. d. Van overige gebouwen in geaccidenteerd terrein wordt de hoogte gemeten vanaf het hoogste punt van het aan het gebouw aansluitende bestaande afgewerkte terrein. bouwwerken, geen gebouwen zijnde e. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde wordt gemeten vanaf de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein. ondergeschikte bouwdelen f. Ondergeschikte bouwdelen aan een gebouw blijven voor het bepalen van de hoogte buiten beschouwing. 3. (bebouwde) oppervlakte: de buitenwerks gemeten oppervlakte van het op één bouwperceel staande c.q. op te richten gebouw, gebouwencomplex of ander bouwwerk, gemeten op één meter boven de gemiddelde grondslag van het aansluitende afgewerkte terrein; 4. bebouwingspercentage: het gedeelte van de oppervlakte van een bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak, dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten, met dien verstande dat bij de berekening van het bebouwingspercentage bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarvan de bebouwde oppervlakte niet meer bedraagt dan 1 m2, buiten beschouwing blijven; 5. dakhelling: de hoek van de druiplijn, de bovenkant van de goot, het boeiboord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel met het hellend dakvlak.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
10
ARTIKEL 3. Juridische betekenis beschrijving in hoofdlijnen
De in deze beschrijving in hoofdlijnen gegeven uitgangspunten hebben geen directe werking. Toetsing aan de algemene beschrijving in hoofdlijnen vindt plaats, indien en voor zover in de voorschriften is aangegeven dat de beschrijving in hoofdlijnen, bij de afweging omtrent een besluit van burgemeester en wethouders, in acht dient te worden genomen. 3.1.
Beschermd Dorpsgezicht
ALGEMENE BESCHRIJVING IN HOODFDLIJNEN
Ruimtelijk beleid
3.1.1. Binnen de op de plankaart opgenomen aanduiding “beschermd dorpsgezicht” is het beleid primair gericht op de bescherming van het dorpsbeeld, zoals omschreven in de aanwijzing als dorpsgezicht in de zin van artikel 20 van de monumentenwet. Het beleid waaraan getoetst dient te worden laat zich in hoofdlijnen als volgt samenvatten: Het gebruik van gronden en gebouwen, waaronder begrepen het oprichten van gebouwen, andere bouwwerken en het verrichten van andere werken, is gericht op het behoud, beheer en/of herstel van de beeldondersteunende functie van de gebouwen en onbebouwde gronden voor de historische karakteristiek van het dorpsgezicht. Deze karakteristiek bestaat uit de volgende ruimtelijke en functionele elementen: a. Het historische straatbeeld van de Voorstraat en Middenstraat met dwars daarop de Havendijk, de Kerkstraat, Beukenstraat en Hoogstraat wordt bepaald door bebouwing in twee lagen met een kap en een eenheid tussen straatinrichting en gevelbeeld, waarin met name het ontbreken van privé-voorerven typerend is, en wordt gecompenseerd doordat gedeelten van de openbare ruimte tussen de rijbaan en de voorgevels een privé-karakter hebben. b. Het historische bebouwingsbeeld is van cultuurhistorische waarde vanwege de volgende architectonische elementen: pannendaken of rietgedekte kappen met een minimale dakhelling van 30º, waarbij langskappen niet worden onderbroken door dakkapellen – behalve bij toepassing ervan in het voorgevelvlak-, en dakkapellen op de dwarskappen die vanaf de straatzijde niet zichtbaar mogen zijn; gevels uitgevoerd in roodbakstenen metselwerk of gestuct, met een verticale gevelgeleding waarin de ramen en deuren zijn onderbroken met doorlopende muurvlakken en geen erkers en luifels worden toegepast;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
11
c. De schaal en architectuur van de afzonderlijke woning is bepalend voor de mate waarin de andere functies het beeld bepalen. In het geval deze functies zich uitstrekken over meer dan één voormalige woning dient het gevelbeeld op de uiterlijke verschijningsvorm van deze woningen afgestemd te blijven. Agrarisch dorpsgebied
Gemengd beeldbepalend
Gemengd
3.1.2. De gronden binnen de bestemming “agrarisch dorpsgebied” dienen nagenoeg onbebouwd te blijven (behoud van de openheid). Daarnaast dient het reliëf te worden behouden als kenmerk van de oude bewoningsplaats van het Lage Huys en omgeving. Het agrarisch dorpsgebied heeft een belangrijke landschappelijke en cultuurhistorische betekenis. Het contrast van de onbebouwde gronden met de bebouwde omgeving dient gehandhaafd te blijven. 3.1.3. Binnen de bestemming “gemengd beeldbepalend” is het beleid gericht op behoud van de cultuurhistorische waarde. Voor zover deze bestemming is gelegen binnen de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” geldt primair het onder 3.1.1 verwoorde beleid. Behoud, beheer en herstel van het bestaande bebouwingsbeeld is de basis voor ontwikkelingsmogelijkheden die sterk gericht zijn op behoud van het kleinschalige karakter en de vrij hoge dichtheid van de bebouwde gedeelten en op de inrichting van de onbebouwde ruimten die past in de dorpse sfeer. Belangrijk zijn het behoud van de nog aanwezige open ruimten tussen de bebouwde gedeelten en de ligging van de bebouwing ten opzichte van de straat. Er is een duidelijk onderscheid tussen de hoofdgebouwen direct aan de straat en de bijgebouwen op het achtererf. De bijgebouwen bestaan uit één bouwlaag en zijn over het algemeen voorzien van een kap haaks op de rooilijn. Aan de Voorstraat, waar het stedelijke bebouwingsbeeld voornamelijk bestaat uit aaneengesloten bebouwing, in hoofdzaak bestaande uit twee bouwlagen met kap, bestaat een duidelijke eenheid tussen straatinrichting en gevelbeeld, waarin met name het ontbreken van voorerven typerend is. De rooilijn is lijnrecht, waarbij de meeste gebouwen direct aan de straat staan. Verdichting langs de Voorstraat is mogelijk in aansluiting op de hoogten en de geleding van het bebouwingsbeeld aan de straatzijde. Intensivering met bebouwing zal eerder loodrecht op de straat plaats kunnen vinden dan de opvulling van open dwarsrichtingen. Aan de oostzijde van de Kerkstraat dient het karakteristieke beeld van de kleine, lage aaneengesloten woningen met dwarskappen behouden te blijven. 3.1.4. De cultuurhistorische waarde van de bebouwing rondom het dorpsplein is laag. Het beleid is erop gericht de centrumfunctie van het plein te versterken en de beeldkwaliteit van de bebouwing te verbeteren. Aan de noord- en westzijde van het plein is ruimte voor aaneengesloten bebouwing van twee bouwlagen met een kap. Deze bebouwing staat
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
12
direct aan de straat. De oost- en zuidzijde behouden een kleinschaliger karakter met vrijstaande bebouwing van één tot twee bouwlagen met kap. Maatschappelijk 1
3.1.5. Binnen deze bestemming zijn opgenomen de kerken met annexen aan de Voorstraat en de begraafplaats aan de Veerweg. Binnen de bestemming “Maatschappelijk 1” is het beleid gericht op behoud van de cultuurhistorische waarde. Voor zover deze bestemmingen zijn gelegen binnen de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” geldt als aanvulling het onder 3.1.1 verwoorde beleid. Verkeer en verblijf
3.1.6. De inrichting van de Voorstraat heeft een cultuurhistorisch zeer waardevol karakter, welke in de aanwijzing van het Beschermd Dorpsgezicht nadrukkelijk beschermd wordt. Het beleid voor de openbare ruimte van de Voorstraat zal met name gericht moeten zijn op het behoud, beheer en herstel van dit karakteristieke historisch beeld. Binnen de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” geldt primair het onder 3.1.1 verwoorde beleid. Een volledige herinrichting van de openbare ruimte is niet aanvaardbaar. Ook handhaving van de van oudsher aanwezige bestratingsmaterialen is van het grootste belang. Met name de aanleg van verharde terrassen of bloementuintjes in de grindstrook voor de gevels van de woningen doet ernstig afbreuk aan het continue cultuurhistorisch waardevolle beeld. Ook bij het aanbrengen van verticale elementen, zoals verlichting, hekwerken en straatmeubilair dienen de vorm en de materiaalkeuze te harmoniëren met het historische straatbeeld. Aangezien er een conflictsituatie is tussen het functionele karakter van deze straat, met name met betrekking tot parkeren, en het historische karakter met erffunctie zal zoveel mogelijk parkeergelegenheid buiten het historische profiel van de Voorstraat moeten worden gevonden.
Wonen dijkbebouwing Dijkbebouwing
3.1.7. Binnen de bestemming “Wonen dijkbebouwing” is het beleid primair gericht op behoud van de cultuurhistorische waarde en het waardevol ruimtelijk beeld. De bestemming heeft betrekking op de woonpercelen gelegen aan de Havendijk, de Molendijk en de uitloper van de Voorstraat ter plaatse van de Veerstoep. Vanuit die visie is beheer en herstel van het bestaande bebouwingsbeeld de basis voor ontwikkelingsmogelijkheden. Voor zover deze bestemming is gelegen binnen de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” geldt primair het onder 3.1.1 verwoorde beleid. De bebouwing dient een bij voorkeur aan de dijk gebonden karakter te hebben, hetgeen tot uiting komt in de situering van de hoofdgebouwen binnen de zone van het dijktalud. Gebouwen die zijn gesitueerd binnen een afstand van 3 m uit het openbaar gebied hebben qua situering nog een sterke binding met de kruin van de dijk of de dijkstoep en kunnen wat maatvoering betreft hieraan worden gerelateerd. Liggen gebouwen iets
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
13
verder van de dijk dan is de relatie met het aanwezige talud of hoogteverschil bepalend en wordt de hoogte van gebouwen aan de terreinhoogte gerelateerd. In de wijze van meten wordt hiermee rekening gehouden. De regeling mag niet leiden tot een verstoring van de architectonische samenhang tussen gebouwen onderling als gevolg van ongewenste hoogteverschillen. Gebouwen dienen zoveel mogelijk te worden voorzien van een kap. De bebouwde gedeelten hebben een vrij hoge dichtheid. De vrij smalle woningen staan dicht op elkaar of zijn zelfs met meerdere woningen aan elkaar gebouwd. Uitbreiding van de bebouwing dient bij te dragen aan de ruimtelijke karakteristiek, in die zin dat sprake moet zijn van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie. Daarbij mogen de karakteristieke doorzichten naar de Linge vanaf de Havendijk, Molendijk en vanaf de Voorstraat niet verdwijnen en dient bouwwijze en de erfinrichting niet essentieel veranderen ten opzichte van het bestaande beeld. Wonen dorpsbebouwing beeldbepalend 1
3.1.8. Binnen de bestemming “Wonen dorpsbebouwing beeldbepalend 1”, is het beleid primair gericht op behoud van de cultuurhistorische waarde en het waardevol ruimtelijk beeld. Voor zover deze bestemmingen zijn gelegen binnen de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” geldt primair het onder 3.1.1 verwoorde beleid. Beheer en herstel van het bestaande bebouwingsbeeld is de basis voor ontwikkelingsmogelijkheden. Ten aanzien van de Voorstraat gelden dezelfde uitgangspunten als verwoord in 3.1.3 (onder ‘gemengd beeldbepalend’). De Parkweg, Dr. A. Kuyperweg en Veerweg worden gekenmerkt door vrijstaande (soms voormalige agrarische) bebouwing op zeer ruime percelen. Hoofdgebouwen dienen bij voorkeur vrijstaand te worden gesitueerd. Gestreefd wordt de bijgebouwen achter de hoofdgebouwen te situeren mede ten behoeve van het behoud van het open bebouwingsbeeld. Bijzonder is dat de Parkweg en een gedeelte van de Dr. A. Kuyperweg worden gekenmerkt door een gestaffelde lintbebouwing aan de westzijde van de weg. Dit betekent dat de bebouwing niet evenwijdig aan de weg staat, maar onder een hoek van circa 30°. Dit levert een verspringend bebouwingsbeeld op dat afhankelijk is van de richting van waaruit men komt. Gestreefd wordt naar behoud en versterking van dit beeld. Voor de Wilhelminastraat wordt aansluiting gezocht bij het bestaande bebouwingsbeeld. Hier is sprake van een grote diversiteit. Er zijn historische, kleinschalige panden te vinden die met de voorgevel direct aan de straat zijn gelegen. Deze woningen bestaan uit één bouwlaag en zijn dicht op elkaar gebouwd. Het oorspronkelijke lint is met allerlei invullingen verder verdicht. Kenmerkend voor de latere invullingen, met voornamelijk vrijstaande woningen, is het feit dat het ruimere percelen
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
14
betreft en dat deze woningen beschikken over voorerven. Door de afwisseling tussen oude en nieuwere panden is er sprake van een verspringende rooilijn. De korrelgrootte van de nieuwere panden is over het algemeen groter dan de kleinschalige historische bebouwing. Gebouwen dienen zoveel mogelijk te worden voorzien van een kap. Uitbreiding van de bebouwing dient bij te dragen aan de ruimtelijke karakteristiek, in die zin dat sprake moet zijn van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie. Dorpsbebouwing 1 Dorpsbebouwing 2
3.1.9. Binnen de bestemming “dorpsbebouwing 1” en “dorpsbebouwing 2” is uitbreiding van de bebouwing toegestaan, met dien verstande dat er niet een zodanige verdichting op het bouwperceel mag plaatsvinden dat het karakter van het betreffende straatbeeld wordt aangetast. Dit karakter wordt bepaald door de bouwwijze die overwegend aanwezig is. Als de bouwwijze van een hoofdgebouw wordt veranderd, mag door deze verandering het karakter van het straatbeeld niet worden aangetast. Indien een voorgenomen verandering van de bouwwijze dat karakter wel zou aantasten, kan deze verandering niet worden toegestaan, tenzij de gehele beeldbepalende straatwand bij de verandering wordt betrokken.
Bouwen buiten het bouwvlak
3.1.10. Bouwen buiten het bouwvlak moet in relatie staan tot de schaal en maatvoering van de bebouwing in de omgeving. Dit betreft dan zowel de bebouwing op het perceel als daarbuiten.
Wonen dorpsbebouwing beeldbepalend 1
3.1.11. Binnen de dubbelbestemming “Molenbeschermingszone” is het beleid primair gericht op behoud van de windvang, de cultuurhistorische waarde en het waardevol ruimtelijk beeld van de buiten het plangebied gelegen molen aan de Molendijk. Een en ander in verband met nieuw op te richten of te wijzigen bouwwerken (obstakels), waarbij in ieder geval geldt dat de bestaande situatie voor de molen niet verslechterd. 3.1.12. Voor zover deze bestemmingen zijn gelegen binnen de aanduiding “beschermd dorpsgezicht” geldt primair het onder 3.1.1 verwoorde beleid. Beheer en herstel van het bestaande bebouwingsbeeld is de basis voor ontwikkelingsmogelijkheden. 3.2.
Gemengd beeldbepalend
Functioneel beleid
Naast wonen zijn allerlei andere functies direct toegestaan die passen in een dorpscentrum: o.a. detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke functies. Het beleid is gericht op het behoud en versterking van de centrumfuncties in dit gebied. De functies hoeven niet gekoppeld te zijn aan een woonfunctie. Horeca en ambachtelijke bedrijven dienen kleinschalig te blijven en ze moeten passen binnen het bestaande kleinschalige bebouwingsbeeld en geen parkeerproblemen opleveren.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
15
Een combinatie van een woonfunctie en een niet-woonfunctie op één perceel is mogelijk evenals de aanwezigheid van meerdere wooneenheden op één perceel. De niet-woonfuncties als detailhandel, horeca, dienstverlening en maatschappelijke functies zijn bij voorkeur op de begane grond direct aan de straat gevestigd in de hoofdgebouwen. Kleine bedrijven worden bij voorkeur in de bijgebouwen achter op de percelen gesitueerd. Wonen dijkbebouwing
3.2.1. Binnen de zone waar de bestemming Wonen dijkbebouwing van toepassing is, is primair de woonfunctie aan de orde. Expliciete bedrijvigheid komt niet voor of is onderdeel van een specifieke hierop afgestemde bestemming. Bij het toestaan van bedrijvigheid binnen deze bestemming dient rekening te worden gehouden met de cultuurhistorische waarde van het dijklint. Beroep aan huis is zonder meer mogelijk. Bij vestiging van een aan huis verbonden bedrijf alsmede het toestaan van niet bestaande nietwoonfuncties dient sterk rekening te worden gehouden met het cultuurhistorische aspect. Hierbij zijn van belang de uitstraling van het bedrijvigheid en de aard en omvang van de functie, mede in relatie met directe omgeving. De voorkeur gaat dan uit naar de meer ambachtelijke bedrijfsvormen, die zonder historiserend te zijn, de bestaande cultuurhistorische waarde van het dijklint geen geweld aandoen. Wonen dorpsbebouwing beeldbepalend
3.2.2. De bestemming Wonen dorpsbebouwing beeldbepalend 1 bakent grotendeels het gebied af waarin op cultuurhistorisch verantwoorde wijze een functiemenging kan plaatsvinden. Hier zijn naast de woonfunctie ook in de woonomgeving passende bedrijven mogelijk. Er dient een koppeling te zijn met de woonfunctie en de woning dient aan de straat gelegen te zijn, terwijl de –bij voorkeur losstaande bedrijfsbebouwing- achter op het perceel is gelegen en door de woningen zoveel mogelijk aan het zicht wordt onttrokken. Met name kantoor en praktijkruimten aan huis zijn mogelijk op de grotere percelen. Hierbij wordt integratie van de woonruimten en bedrijfsruimten beoogt. Daarnaast maken de grote kavels en woningen de uitoefening van een aan-huis-gebonden bedrijf aantrekkelijk. Binnen de toegestane bebouwing dient hiervoor voldoende ruimte te zijn.
Dorpsbebouwing 1 Dorpsbebouwing 2
3.2.3. Binnen de bestemmingen dorpsbebouwing 1 en 2 is de woonfunctie primair. Nieuwe niet woonfuncties zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze passend zijn binnende woonomgeving en uitsluitend in de vorm van een aan huis verbonden bedrijf. 3.3.
Parkeergelegenheid op eigen erf
Met name bij de uitoefening van aan huis verbonden beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteiten dient te worden voorzien in voldoende
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
16
parkeergelegenheid. Als gevolg van de aanleg van parkeerplaatsen mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het cultuurhistorische en groene karakter van de omgeving. 3.4.
Waterstaatkundige doeleinden
Voor zover een vrijstellingsbesluit of een wijziging van de bestemming betrekking heeft op de gronden die mede zijn bestemd voor waterstaatkundige doeleinden, dienen de bepalingen ingevolge de Algemene Keur van het Waterschap Rivierenland in acht te worden genomen. 3.5.
Monumenten
Vrijstellingsbesluiten dan wel besluiten tot wijziging, welke van invloed zijn op de op de plankaart aangegeven gemeentelijke of rijksmonumenten, dienen te worden genomen met inachtneming van de gemeentelijke monumentenverordening dan wel de Monumentenwet. 3.6.
Archeologische waarden
Nagenoeg het gehele plangebied heeft de dubbelbestemming ‘archeologisch waardevol gebied’ en moet zich verdragen met het principe van ‘behoud in situ’. De aan het plan toegevoegde Archeologische beleidskaart (bijlage III) vormt de nadere toetsing voor mogelijkheden binnen het plangebied in relatie met archeologische waarden.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
17
HOOFDSTUK II ARTIKEL 4.
BESTEMMINGSBEPALINGEN
AGRARISCH DORPSGEBIED (A)
4.1. Doeleinden De op de plankaart voor “Agrarisch dorpsgebied (A)” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. één of meer vormen van agrarisch grondgebruik met bijbehorende voorzieningen; b. behoud, beheer en herstel van aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische waarden; c. bescherming van het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gebieden; d. voor zover het gronden betreft die buitendijks zijn gelegen mede voor waterberging; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 4.2. Bebouwingsregeling
Algemeen Vrijstelling 4.3.1.
Andere bouwwerken Vrijstelling 4.3.2.
4.2.1. Uitsluitend mogen andere bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming. 4.2.2. De hoogte van andere bouwwerken mag niet meer dan 1,25 m bedragen, met dien verstande dat: a. bouwwerken ten behoeve van (ooievaars)nesten zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m; b. de bebouwde oppervlakte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 6 m2. 4.3. Vrijstellingsbevoegdheden
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Vrijstelling kleine gebouwen agrarische doeleinden
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen zoals opgenomen in Artikel 3, vrijstelling verlenen: 4.3.1. van het bepaalde in 4.2.1, teneinde een klein vrijstaand gebouw toe te staan voor agrarische doeleinden, met dien verstande dat: a. het gebouw functioneel gebonden dient te zijn aan de gronden binnen deze bestemming; b. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m; c. de bebouwingshoogte niet meer mag bedragen dan 6 m; d. de bebouwde oppervlakte van het gebouw niet meer mag bedragen dan 25 m2;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
18
e. het percentage van de gronden binnen een bestemmingsvlak dat met gebouwen is bebouwd, niet meer mag bedragen dan 0,25%; Vrijstelling maatvoering andere bouwwerken
4.3.2. van het bepaalde in 4.2.2, ten aanzien van de gestelde maximale hoogte voor andere bouwwerken, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de hoogte na vrijstelling niet meer bedraagt dan 3 m. 4.4. Aanlegvergunningenstelsel
Vergunningstelsel
Toetsing vergunningverlening
Niet vereiste aanlegvergunning
Strafbaarstelling
4.4.1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren: a. de aanleg van boomgaarden en zachtfruitopstanden, anders dan ter vervanging van bestaande boomgaarden; b. de aanleg van boomkwekerijen; c. de aanleg van tuinen; d. het aanbrengen van verhardingen; e. het planten van bomen; f. het afgraven, ophogen, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van de bodem; g. het scheuren van grasland. 4.4.2. De vergunning wordt slechts verleend, indien door de in 4.4.1. genoemde werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 4.1 onder b en c genoemde doeleinden niet nadelig worden beïnvloed. Eén en ander met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3. 4.4.3. De aanlegvergunning als bedoeld in 4.4.1. is niet vereist voor: a. werken of werkzaamheden, behorende tot het normale onderhoud, beheer en gebruik; b. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of kunnen worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning. 4.4.4. Overtreding van het verbod dat is gesteld onder 4.4.1. is een strafbaar feit als bedoeld in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten. 4.5. Wijzigingsbevoegdheid
4.5.1. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3, binnen de op de
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
19
plankaart met “gebied wijzigingsbevoegdheid” aangeduide gronden de bestemming overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wijzigen in de bestemmingen “Bedrijven (B)”, voor het vergroten van de oppervlakte van een bestaand glastuinbouwbedrijf met dien verstande dat: a. de uitbreiding van het glasareaal noodzakelijk is voor een doelmatige voortzetting van het bedrijf; b. met een verplaatsingsonderzoek is aangetoond dat verplaatsing naar een glasconcentratiegebied of regionaal cluster niet mogelijk is; c. de uitbreiding geen onevenredige hinder voor de omliggende belangen en waarden oplevert; d. vooraf de dienst REW van de provincie Gelderland is gehoord.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
20
ARTIKEL 5.
BEDRIJVEN (B)
5.1. Doeleinden
Vrijstelling 5.4.1.
De op de plankaart voor “Bedrijven(B)” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven, met dien verstande dat uitsluitend de bedrijfsfuncties zijn toegestaan, welke ter plaatse zijn aangeduid; b. openbare nutsvoorzieningen; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 5.2. Nadere detaillering van de doeleinden
5.2.1. Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd. Bedrijfswoning .
Verblijfsruimten voor tijdelijke arbeidskrachten
Andere bedrijfsmatige activiteiten bij agrarische bedrijven
5.2.2. Per bedrijf is maximaal één bedrijfswoning toegestaan met dien verstande dat; a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de kaart aangegeven hoofdgebouwen; b. in afwijking hiervan bij een bedrijf meerdere bedrijfswoningen aanwezig mogen zijn indien en voor zover dit op de plankaart is aangegeven; c. ter plaatse van de aanduiding “geen woning” is geen woning toegestaan. 5.2.3. Ter plaatse van de aanduiding “agrarisch bedrijf” (ab) is tevens is toegestaan het binnen het bouwvlak aanwezig zijn van voorzieningen in de vorm van overnachtingsmogelijkheden en verblijfsruimten voor tijdelijke arbeidskrachten, die werkzaam zijn in de agrarische sector gedurende het oogstseizoen, met dien verstande, dat deze voorzieningen alleen in de periode van 1 april tot en met 31 oktober als zodanig gebruikt mogen worden en tevens gerealiseerd dienen te worden binnen de bedrijfsgebouwen tot een maximum vloeroppervlakte van 200 m². 5.2.4. Ter plaatse van de aanduiding “agrarisch bedrijf” (ab) geen andere bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan, behoudens voor zover hiervoor een vrijstelling is verleend als bedoeld in 5.4.3, 5.4.4 en 5.4.5.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
21
5.3. Bebouwingsregeling Algemeen
5.3.1. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming.
Situering gebouwen Vrijstelling 5.4.6.
5.3.2. Gebouwen, waaronder kassen, zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken.
Maatvoering gebouwen Vrijstelling 5.4.7.
Ondergeschikte bouwdelen bedrijfswoning
5.3.3. Voor gebouwen geldt dat voor zover op de plankaart een maximaal bebouwingspercentage, maximale goothoogte, maximale bebouwingshoogte is aangegeven, deze maximale bebouwingspercentages, maximale hoogtematen in acht dienen te worden genomen. In afwijking van het bepaalde in 5.3.2. zijn buiten het bouwvlak vóór de voorgevel van een bedrijfswoning aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw.
Openbare nutsgebouwen
5.3.4. In afwijking van het bepaalde in 5.3.3. gelden voor openbare nutsgebouwen de volgende maatvoeringseisen: a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m; b. de bebouwingshoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bestaande bebouwingshoogte als maximum geldt, voor zover deze bebouwingshoogte hoger is dan 6 m. Andere bouwwerken Vrijstelling 5.4.8.
5.3.5. Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn, mits de hoogte niet meer dan 2 m bedraagt, met dien verstande dat: a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m; b. de hoogte van andere bouwwerken die zijn gesitueerd buiten het bouwvlak en vóór de voorgevel van het gebouw dat het dichtst bij de openbare ruimte is gelegen, of vóór het verlengde van die voorgevel, niet meer mag bedragen dan 1 m; c. andere bouwwerken ten behoeve van zwembaden uitsluitend zijn toegestaan bij bedrijfswoningen; de hoogte van deze bouwwerken mag maximaal 0,50 m bedragen; d. in afwijking van het bepaalde in dit voorschrift: - ter plaatse van het garagebedrijf aan de Veerweg een luifel is toegestaan ten behoeve van een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met een oppervlakte van maximaal 120 m² en een hoogte van maximaal 7 m;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
22
- ter plaatse van het agrarisch bedrijf aan de Molendijk buiten het bouwvlak voorzieningen voor waterretentie zijn toegestaan met een hoogte van maximaal 3 m. 5.4. Vrijstellingsbevoegdheden Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Vrijstelling t.b.v. bedrijven Staat van Inrichtingen lijst 1 (categorie 1 en 2)
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen zoals opgenomen in Artikel 3, vrijstelling verlenen: 5.4.1. van het bepaalde in 5.1. onder a., teneinde bedrijven toe te staan die in de “Staat van Inrichtingen lijst 1” (bijlage I) zijn aangemerkt als een categorie-1 inrichting of een categorie-2 inrichting, alsmede bedrijven welke daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen zijn, één en ander mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; b. het niet betreft activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
Vrijstelling tweede agrarische bedrijfswoning
5.4.2. van het bepaalde in 5.2.2 voor de bouw van een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf met dien verstande dat: a. sprake is van een duurzaam volwaardig tweemansbedrijf, waaraan twee arbeidskrachten in hoofdberoep zijn verbonden; b. aangetoond wordt dat de woningen uit het oogpunt van functioneren van het agrarisch bedrijf in verband met de permanente aanwezigheid van ten minste twee personen in de directe nabijheid noodzakelijk zijn, c. het advies is ingewonnen van ter zake deskundige organisatie;
Vrijstelling nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven
5.4.3. van het bepaalde in 5.2.2 onder 5.2.4 voor het toestaan van bedrijvigheid als vorm van nevenactiviteit bij agrarische bedrijven met inachtneming van de bij deze voorschriften behorende bijlage 2 ‘Lijst met toegestane nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven’, met dien verstande, dat a. de oppervlakte van de gebouwen, in gebruik als nevenactiviteit, niet meer mag bedragen dan 25% van de oppervlakte van de aanwezige gebouwen tot een maximum van 350 m²; b. met dien verstande, dat voor horeca een maximum vloeroppervlakte geldt van 250 m c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen en natuur- en landschapswaarden van de naburige percelen en gronden;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
23
Vrijstelling kleinschalig kamperen bij agrarische bedrijven
5.4.4. van het bepaalde in 5.2.2 onder 5.2.4 ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen bij agrarische bedrijven, met dien verstande, dat: a. kleinschalig kamperen uitsluitend is toegestaan op het erf of op de direct daarbij aansluitende gronden; b. er ten opzichte van omliggende woningen van derden een afstand van minimaal 50 m in acht wordt genomen; c. zorg wordt gedragen voor een goede landschappelijke inpassing; d. maximaal 1 sanitairgebouw is toegestaan, met een oppervlakte van niet meer dan 25 m² en een bouwhoogte van niet meer dan 5 m; e. het verlenen van de vrijstelling niet mag leiden tot een aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
Vrijstelling theetuin bij agrarische bedrijven
5.4.5. van het bepaalde in 5.2.2 onder voor het toestaan van een theetuin op het erf van bij agrarische bedrijven, met dien verstande dat: a. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de theetuin in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2; b. de activiteit tevens op het perceel plaats mag vinden buiten de woning en de daarbij behorende bijgebouwen; c. de omvang van een terras, veranda e.d. ten behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers ten hoogste 100 m² mag bedragen; d. degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert tevens gebruiker van de woning is; e. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit; f. geen onevenredige hinder optreedt voor omliggende belangen;
Vrijstelling overschrijding grens bouwvlak
5.4.6. van het bepaalde in 5.3.2. teneinde een overschrijding van de op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak toe te staan ten behoeve van een uitbreiding van een gebouw en/of de oprichting van een nieuw gebouw, mits: a. het bebouwingsbeeld vanaf de openbare weg niet onevenredig wordt aangetast; b. indien het betreft een uitbreiding van een bedrijfsgebouw, niet zijnde een bedrijfswoning en deze uitbreiding noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering; c. tegen de overschrijding uit milieukundig oogpunt geen bezwaar bestaat; dit betekent in ieder geval dat binnen de 48 dB-contouren van wegen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden opgericht en dat geen aantasting mag plaatsvinden van het woon- en leefmilieu op nabijgelegen percelen;
Vrijstelling maatvoering gebouwen
5.4.7. van het bepaalde in 5.3.3., ten aanzien van de voorgeschreven goot- en bebouwingshoogte voor gebouwen, mits: a. de goothoogte na vrijstelling maximaal 6 m en de bebouwingshoogte maximaal 10 m bedraagt;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
24
b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; Vrijstelling maatvoering andere bouwwerken
5.4.8. van het bepaalde in 5.3.5., ten aanzien van de gestelde maximale hoogte voor andere bouwwerken, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de hoogte na vrijstelling niet meer dan 10 m bedraagt. 5.5. Wijzigingsbevoegdheid
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen Wijziging t.b.v. de woonfunctie
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3, binnen de op de plankaart met “gebied wijzigingsbevoegdheid” aangeduide gronden de bestemming overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wijzigen in de bestemming “Wonen dijkbebouwing (WD)”, “Wonen dorpsbebouwing beeldbepalend 1 (WB1)”, “Wonen dorpsbebouwing 1 (W1)”, “Wonen dorpsbebouwing 2 (W2)” en of “Openbare ruimte”, teneinde woningen toe te staan met de hierbij behorende ontsluiting, met dien verstande dat: a. van deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt na beëindiging van de bedrijfsvoering; b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; c. uit nader onderzoek blijkt, dat de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, niet wordt overschreden; d. uit nader milieukundig onderzoek naar de bodemkwaliteit blijkt dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie; e. de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven niet mag worden belemmerd; f. exploitatietechnisch de haalbaarheid van de planwijziging wordt aangetoond; als onderdeel van deze haalbaarheidstoets kan een planschaderisicoanalyse worden uitgevoerd.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
25
ARTIKEL 6.
BEDRIJVENTERREIN (BT)
6.1. Doeleinden
Vrijstelling 6.4.1.
De op de plankaart voor “Bedrijventerrein (BT)” aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven: welke in de “Staat van Inrichtingen lijst 2” (bijlage I) zijn opgenomen, met uitzondering van risicovolle inrichtingen; b. een horecabedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “horeca”; c. openbare nutsvoorzieningen; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 6.2. Nadere detaillering van de doeleinden
6.2.1. Maximaal bedrijfscategorie 1 en 2
Horeca uitsluitend categorie 4 (o.a. een discotheek)
6.2.2. Ter plaatse van de aanduiding “bedrijfscategorie 1-2” zijn de gronden uitsluitend bestemd voor bedrijven die in de “Staat van Inrichtingen lijst 1” (bijlage I) zijn aangeduid als categorie 1 en 2 bedrijven. 6.2.3. Ter plaatse van de aanduiding “horeca” zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een horecabedrijf in de categorie 4. 6.2.4.
Vrijstelling 6.4.2
Bedrijfswoning Vrijstelling 6.4.3.
Bestaande bedrijven mogen worden gehandhaafd.
De vestiging van zelfstandige kantoren is niet toegestaan.
6.2.5. Detailhandel is, met inachtneming van het bepaalde in 6.2.1, uitsluitend toegestaan als ondergeschikte detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte producten en via vrijstelling in de vorm van perifere detailhandel. 6.2.6. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de kaart aangegeven hoofdgebouwen. Per hoofdgebouw is maximaal één bedrijfswoning toegestaan, met dien verstande dat indien op de plankaart het aantal bedrijfswoningen is opgenomen dit aantal van toepassing is voor het betreffende hoofdgebouw. 6.2.7. Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
26
6.3. Bebouwingsregeling Algemeen
Situering gebouwen Vrijstelling 6.4.4.
Ondergeschikte bouwdelen bedrijfswoning
Openbare nutsgebouwen
Andere bouwwerken Vrijstelling 6.4.6.
6.3.1. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming. 6.3.2. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. 6.3.3. Voor gebouwen geldt dat: a. het bebouwingspercentage maximaal 60 % per bouwperceel mag bedragen; b. voor zover op de plankaart een maximale goothoogte, maximale bebouwingshoogte is aangegeven, deze maximale hoogtematen in acht dienen te worden genomen; c. in afwijking van het bepaalde in 6.3.2. buiten het bouwvlak voor de voorgevel van een bedrijfswoning aangebouwde ondergeschikte bouwdelen zijn toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw. 6.3.4. In afwijking van het bepaalde in 6.3.3. gelden voor openbare nutsgebouwen de volgende maatvoeringseisen: a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m; b. de bebouwingshoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bestaande bebouwingshoogte als maximum geldt, voor zover deze bebouwingshoogte hoger is dan 6 m. 6.3.5. Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn, mits de hoogte niet meer dan 2 m bedraagt, met dien verstande dat: a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m; b. de hoogte van andere bouwwerken die zijn gesitueerd buiten het bouwvlak en vóór de voorgevel van het gebouw dat het dichtst bij de openbare ruimte is gelegen, of vóór het verlengde van die voorgevel, niet meer mag bedragen dan 1; c. andere bouwwerken ten behoeve van zwembaden uitsluitend zijn toegestaan bij bedrijfswoningen; de hoogte van deze bouwwerken mag maximaal 0,50 m bedragen. 6.4. Vrijstellingsbevoegdheden
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen zoals opgenomen in Artikel 3, vrijstelling verlenen:
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
27
Vrijstelling t.b.v. bedrijven Staat van Inrichtingen lijst 2
6.4.1. van het bepaalde in 6.1. onder a., juncto in 6.2.2 teneinde bedrijven toe te staan welke naar aard en omvang gelijk te stellen zijn aan bedrijven die in “Staat van Inrichtingen lijst 2” (bijlage I) zijn opgenomen, één en ander mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; b. het niet betreft activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op openbare ruimten;
Vrijstelling perifere detailhandel
6.4.2. van het bepaalde in 6.2.5, teneinde perifere detailhandel, behoudens detailhandel in brand- en of explosiegevaarlijke goederen, toe te staan in de vorm van detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten, aanhangwagens, tuincentra, bouwmarkten, landbouwmachines en – werktuigen, grove bouwmaterialen, keukens, sanitair, meubels en woninginrichting, met inachtneming van de volgende bepalingen: a. een ruimtelijke inpassing binnen overige gebieden van de kom van Beesd is niet mogelijk; b. de vestiging brengt geen structurele verstoring van het bestaande voorzieningenpatroon met zich mee.
Vrijstelling oprichting van bedrijfswoningen
6.4.3. van het bepaalde in 6.2.6, teneinde nieuwe bedrijfswoningen toe te staan, mits: a. geen belemmering plaatsvindt van de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven; b. hiertegen uit milieukundig oogpunt geen bezwaar bestaat; dit betekent in ieder geval dat binnen de 48 dB-contouren van wegen, geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden opgericht;
Vrijstelling overschrijding grens bouwvlak
6.4.4. van het bepaalde in 6.3.2. teneinde een overschrijding van de op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak toe te staan ten behoeve van een uitbreiding van een gebouw en/of de oprichting van een nieuw gebouw, mits: a. het bebouwingsbeeld vanaf de openbare weg niet onevenredig wordt aangetast; b. indien het betreft een uitbreiding van een bedrijfsgebouw, niet zijnde een bedrijfswoning en deze uitbreiding noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering; c. tegen de overschrijding uit milieukundig oogpunt geen bezwaar bestaat; dit betekent in ieder geval dat binnen de 48 dB-contouren van wegen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden opgericht en dat geen aantasting mag plaatsvinden van het woon- en leefmilieu op nabijgelegen percelen; d. op eigen erf in de parkeerbehoefte wordt voorzien;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
28
Vrijstelling maatvoering gebouwen
Vrijstelling maatvoering andere bouwwerken
6.4.5. van het bepaalde in 6.3.3., ten aanzien van de voorgeschreven goot- en bebouwingshoogte voor gebouwen en het bebouwingspercentage, mits: a. de goothoogte na vrijstelling maximaal 6 m en de bebouwingshoogte maximaal 10 m bedraagt; b. het bebouwingspercentage na vrijstelling maximaal 70 % bedraagt; c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; d. op eigen erf in de parkeerbehoefte wordt voorzien; 6.4.6. van het bepaalde in 6.3.5., ten aanzien van de gestelde maximale hoogte voor andere bouwwerken, mits: a. deze hogere andere bouwwerken noodzakelijk zijn voor het meest doelmatige gebruik van de aan de grond gegeven bestemming; b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; c. de hoogte na vrijstelling niet meer dan 10 m bedraagt. 6.5. Wijzigingsbevoegdheid
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen Wijziging t.b.v. het toestaan van risicovolle inrichtingen
6.5.1. Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3, de bestemming overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wijzigen teneinde binnen de bestemming “bedrijventerrein” risicovolle inrichtingen toe te kunnen staan door middel van het opnemen van een specifieke bedrijfsaanduiding op de kaart, alsmede –voor zover nodighet opnemen van specifieke voorschriften, mits: a. de toepasselijke grenswaarden voor het risico en risico-afstanden ten aanzien van kwetsbare objecten in acht genomen worden; b. met de toepasselijke richtwaarden voor het risico en risicoafstanden ten aanzien van beperkt kwetsbare objecten rekening wordt gehouden; c. in het wijzigingsplan de mogelijkheid wordt opgenomen de specifieke bedrijfsaanduiding van de betreffende risicovolle inrichting(en) van de kaart te kunnen verwijderen indien niet langer sprake is van een dergelijke inrichting.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
29
ARTIKEL 7.
7.1.
DIENSTVERLENING NUTSVOORZIENINGEN (DVN)
Doeleinden
De op de plankaart voor “Dienstverlening nutsvoorzieningen” aangewezen gronden zijn bestemd voor openbare nutsvoorzieningen. 7.2. Algemeen
Situering gebouwen
Maatvoering gebouwen
Bebouwingsregeling
7.2.1. Uitsluitend zijn bouwwerken toegestaan ten dienste van de bestemming. 7.2.2. Voor zover op de plankaart een bouwvlak is opgenomen, mogen gebouwen uitsluitend worden gesitueerd binnen dit bouwvlak. 7.2.3. Uitsluitend zijn openbare nutsgebouwen toegestaan welke op de plankaart zijn aangegeven, met dien verstande dat: a. gebouwen welke zijn aangegeven op de plankaart mogen worden uitgebreid tot 110% van de oppervlakte van de op de plankaart aangegeven gebouwen; b. de goothoogte en de bebouwingshoogte mogen worden verhoogd tot 110% van de bestaande goothoogte respectievelijk de bestaande bebouwingshoogte.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
30
ARTIKEL 8.
8.1.
GEMENGD BEELDBEPALEND (GB)
Doeleinden
De op de plankaart voor “gemengd beeldbepalend” aangewezen grond is bestemd voor: a. woondoeleinden; b. detailhandel; c. dienstverlening; d. horecabedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “horeca”; e. maatschappelijke voorzieningen f. kamerverhuurbedrijf; g. bedrijven; h. openbare nutsvoorzieningen; i. behoud, beheer en herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 8.2.
Aanduiding horeca
Bedrijven in de aangegeven functie
Nadere detaillering van de doeleinden
8.2.1. Horeca is uitsluitend toegestaan in de categorie 1, 2 en 3 en voor zover de gronden op de plankaart zijn aangeduid als “horeca” dan wel voor zover deze bestaan op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. 8.2.2. Bedrijven zijn uitsluitend toegestaan voor zover de gronden op de plankaart als zodanig zijn aangeduid en uitsluitend in de aangegeven functie dan wel voor zover deze bestaan op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. 8.2.3. Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd.
Aantal woningen Vrijstelling 8.4.1.
Aanduiding appartementen Wijziging 8.6.3.
8.2.4. Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan; met dien verstande dat: a. ter plaatse van de aanduiding “geen woning” geen woning is toegestaan; b. woningen zijn toegestaan voor zover deze bestaan op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; c. bij woondoeleinden in de vorm van appartementen het bestaand aantal woningen is toegestaan.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
31
Kamerverhuurbedrijf Wijziging 8.6.3
8.2.5. Een kamerverhuurbedrijf is uitsluitend toegestaan via wijziging, behoudens de reeds als zodanig op de kaart aangewezen kamerverhuurbedrijven. 8.3.
Algemeen
Situering gebouwen Afwijking 8.3.4. Vrijstelling 8.4.2.
Maatvoering gebouwen Vrijstelling 8.4.6.
Vrijstelling 8.4.3.
Vrijstelling 8.4.4. en 8.4.5.
Vrijstelling 8.4.4. en 8.4.5.
Specifieke regeling ten behoeve van locatie Voorstraat 15, Vrijstelling 8.4.4
Ondergeschikte bouwdelen
Openbare nutsgebouwen
Bebouwingsregeling
8.3.1. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming. 8.3.2. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. 8.3.3. Uitsluitend zijn toegestaan hoofdgebouwen en aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen welke op de plankaart zijn aangegeven alsmede bestaande hoofdgebouwen en bestaande aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen welke niet op de plankaart zijn aangegeven, met dien verstande dat: a. deze gebouwen welke zijn aangegeven op de plankaart mogen worden uitgebreid tot 110% van de bestaande oppervlakte; b. de goothoogte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gewijzigd, mits de dakhelling na de wijziging minimaal 40° en maximaal 60° bedraagt en de gewijzigde goothoogte niet meer dan 10% afwijkt van de bestaande goothoogte; c. de bebouwingshoogte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gewijzigd, mits de dakhelling na de wijziging minimaal 40° en maximaal 60° bedraagt en de gewijzigde bebouwingshoogte niet meer dan 10% afwijkt van de bestaande bebouwingshoogte; d. in afwijking van het bepaalde onder 8.3.3 onder b en c dient ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’ en ‘maximale bebouwingshoogte’ het betreffende hoofd- en/of bijgebouw te voldoen aan de op de plankaart aangegeven maximale goot- en bebouwingshoogte; één en ander, voor zover van toepassing, met inachtneming van de gemeentelijke monumentenverordening dan wel de Monumentenwet. 8.3.4. In afwijking van het bepaalde in 8.3.2. zijn buiten het bouwvlak voor de voorgevel van een hoofdgebouw aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw, behoudens binnen het beschermd dorpsgezicht. 8.3.5. In afwijking van het bepaalde in 8.3.3. gelden voor openbare nutsgebouwen de volgende maatvoeringseisen: a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
32
b. de bebouwingshoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bestaande bebouwingshoogte als maximum geldt, voor zover deze bebouwingshoogte hoger is dan 6 m. Andere bouwwerken Vrijstelling 8.4.7.
8.3.6. Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn, mits de hoogte niet meer dan 2 m bedraagt, met dien verstande dat: a. deze hoogte niet geldt voor vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes; b. de hoogte van andere bouwwerken buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken niet meer dan 1 m mag bedragen; c. de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zwembaden niet meer dan 0,50 m mag bedragen; d. andere bouwwerken met een bebouwde oppervlakte van meer dan 6 m2 niet zijn toegestaan behoudens ten behoeve van de onder c genoemde zwembaden. 8.4.
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Vrijstelling meer woningen per hoofdgebouw
Vrijstelling overschrijding grens bouwvlak
Vrijstellingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen zoals opgenomen in Artikel 3, vrijstelling verlenen: 8.4.1. van het bepaalde in 8.2.4., teneinde meer woningen per hoofdgebouw toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de vrijstelling dient bij te dragen aan het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische en monumentale waarden; b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 8.4.2. van het bepaalde in 8.3.2., teneinde een overschrijding van de op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak toe te staan ten behoeve van een uitbreiding van een hoofdgebouw, de uitbreiding van een bijgebouw en/of de oprichting van een nieuw bijgebouw, mits: a. het bebouwingsbeeld vanaf de openbare weg niet wordt gewijzigd, tenzij er aantoonbaar sprake is van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie; b. bestaande hoofdgebouwen, aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen voor niet meer dan 50% van de gezamenlijke bestaande oppervlakte worden gesitueerd in het gebied buiten het bouwvlak; c. tegen de overschrijding uit milieukundig oogpunt geen bezwaar bestaat; dit betekent in ieder geval dat binnen de 48 dB-contouren van wegen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden opgericht en dat geen aantasting mag plaatsvinden van het woon- en leefmilieu op nabijgelegen percelen;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
33
Vrijstelling bebouwde oppervlakte
Vrijstelling hoogte
Vrijstelling dakhelling
8.4.3. van het bepaalde in 8.3.3. onder a., teneinde een grotere maximale bebouwde oppervlakte van een gebouw toe te staan mits geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 8.4.4. van het bepaalde in 8.3.3. onder b. en/of c, alsmede onder d, teneinde een hogere dan wel lagere goothoogte en/of bebouwingshoogte van een hoofd- en/of bijgebouw toe te staan, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de goothoogte en/of bebouwingshoogte van hoofdgebouwen na vrijstelling niet meer dan 20% afwijkt van de bestaande goothoogte en/of bebouwingshoogte, met dien verstande dat de maximale goothoogte en/of bebouwingshoogte 6 respectievelijk 12 meter mogen bedragen; c. de goothoogte en/of bebouwingshoogte van bijgebouwen na vrijstelling niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 4,35 m en 7,50 m met dien verstande dat voor zover dit bijgebouwen betreft in de vorm van een schuurberg de goothoogte en de bebouwingshoogte respectievelijk maximaal 5 m en 8 m mogen bedragen; d. de dakhelling niet meer dan 60° bedraagt; 8.4.5. van het bepaalde in 8.3.3. onder b. en/of c., teneinde toe te staan, dat de dakhelling minder dan 40° bedraagt, mits: a. het bebouwingsbeeld vanaf de openbare weg niet wordt aangetast; b. het gebouw zal worden voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 25°;
Vrijstelling nieuwe vrijstaande bijgebouwen
8.4.6. van het bepaalde in 8.3.3., teneinde nieuwe vrijstaande bijgebouwen toe te staan, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. de goothoogte maximaal 4,35 m en de bebouwingshoogte maximaal 7,5 m bedraagt; c. voor zover nieuwe vrijstaande bijgebouwen worden opgericht in de vorm van een schuurberg de goothoogte maximaal 5 m en de bebouwingshoogte maximaal 8 m bedraagt;
Vrijstelling maatvoering andere bouwwerken
8.4.7. van het bepaalde in 8.3.6., ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale bebouwde oppervlakte voor andere bouwwerken, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de hoogte na vrijstelling niet meer dan 10 m bedraagt.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
34
8.5.
Verwijzing beschrijving in hoofdlijnen situering
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen, nadere eisen stellen aan: a. de situering van bijgebouwen; b. de situering van hoofdgebouwen, voor zover het betreft gedeelten van hoofdgebouwen, die niet als zodanig op de plankaart zijn aangegeven; c. de vorm van de kap van hoofd- en bijgebouwen binnen; d. de afmetingen van de gebouwen; één en ander ten behoeve van de bescherming van een karakteristiek bebouwingsbeeld, het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. 8.6.
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Nadere eisen
Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3, de bestemming overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijk Ordening op onderdelen wijzigen:
Wijziging t.b.v. nieuwe en andere bedrijven Staat van Inrichtingen lijst 1 (categorie 1)
8.6.1. teneinde bestaande bedrijven te wijzigen en/of nieuwe bedrijven toe te staan, welke in de “Staat van Inrichtingen lijst 1” (bijlage I) zijn aangemerkt als categorie-1 inrichting dan wel voor zover het betreft daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijven, met dien verstande dat: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; b. de bedrijfsfunctie naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is; c. het niet mag betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; d. winkels zich als zodanig dienen te presenteren op de openbare weg en direct dienen te worden ontsloten door die openbare weg;
Wijziging t.b.v. nieuwe horeca
8.6.2. teneinde nieuwe horeca toe te staan, in de categorie 1, 2 of 3, met dien verstande dat: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; b. de horecafunctie naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is; c. het niet mag betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
35
beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; d. horecabedrijven zich als zodanig dienen te presenteren op de openbare weg en direct dienen te worden ontsloten door die openbare weg; Wijziging kamerverhuurbedrijf / appartementen
Wijziging verplaatsen hoofdgebouw / bouwvlak
8.6.3. teneinde gronden te bestemmen voor “kamerverhuurbedrijf” of “appartementen”, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; b. de functie is naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming; c. het mag niet betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; 8.6.4. teneinde verplaatsing van het hoofdgebouw en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak toe te staan, mits: a. aantoonbaar sprake is van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie; b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; c. tegen de overschrijding uit milieukundig oogpunt geen bezwaar bestaat; dit betekent in ieder geval dat binnen de 48 dB-contouren van wegen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden opgericht en dat geen aantasting mag plaatsvinden van het woon- en leefmilieu op nabijgelegen percelen; d. geen uitbreiding plaatsvindt van de bestaande oppervlakte, behoudens de op grond van dit plan toegestane uitbreidingen; e. de aanduiding “hoofdgebouw” op de plankaart wordt verplaatst en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak op de plankaart wordt aangegeven.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
36
ARTIKEL 9.
9.1.
GEMENGD (G)
Doeleinden
De op de plankaart voor “gemengd (G)” aangewezen grond is bestemd voor: a. woondoeleinden; b. detailhandel; c. dienstverlening; d. maatschappelijke voorzieningen; e. horecabedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “horeca”; f. openbare nutsvoorzieningen; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 9.2.
Aanduiding horeca
Nadere detaillering van de doeleinden
9.2.1. Horeca is uitsluitend toegestaan in de categorie 1,2 en 3 en voor zover de gronden op de plankaart zijn aangeduid als “horeca” dan wel voor zover deze bestaan op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. 9.2.2. Ter plaats van de aanduiding ‘kantoor’ zijn de gronden tevens bestemd voor kantoordoeleinden.
Openbare nutsgebouwen
Aantal woningen Vrijstelling 8.4.1.
Aanduiding appartementen.
9.2.3. Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd. 9.2.4. Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan; met dien verstande dat: a. ter plaatse van de aanduiding “geen woning” geen woning is toegestaan; b. woningen zijn toegestaan voor zover deze bestaan op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; c. bij appartementen het bestaand aantal woningen is toegestaan.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
37
9.3. Bebouwingsregeling Algemeen
Situering gebouwen .
Maatvoering gebouwen
Openbare nutsgebouwen
Andere bouwwerken Vrijstelling 9.4.1.
9.3.1. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming. 9.3.2. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. 9.3.3. Voor gebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen: a. de maximale goothoogte en/of bebouwingshoogte is aangegeven op de kaart; b. voor zover op de plankaart een maximaal bebouwingspercentage is aangegeven, geldt dat maximale bebouwingspercentage. 9.3.4. In afwijking van het bepaalde in 9.3.3. gelden voor openbare nutsgebouwen de volgende maatvoeringseisen: a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m; b. de bebouwingshoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bestaande bebouwingshoogte als maximum geldt, voor zover deze bebouwingshoogte hoger is dan 6 m. 9.3.5. Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn, mits de hoogte niet meer dan 2 m bedraagt, met dien verstande dat: a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m; b. de hoogte van andere bouwwerken buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken niet meer dan 1 m mag bedragen; c. de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zwembaden niet meer dan 0,50 m mag bedragen; a. andere bouwwerken met een bebouwde oppervlakte van meer dan 25 m2 niet zijn toegestaan behoudens ten behoeve van de onder c genoemde zwembaden.. 9.4. Vrijstellingsbevoegdheid
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen zoals opgenomen in Artikel 3, vrijstelling verlenen:
Vrijstelling maatvoering andere bouwwerken
9.4.1. van het bepaalde in 9.3.5. ten aanzien van de gestelde hoogte van andere bouwwerken, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de hoogte na vrijstelling niet meer dan 10 m bedraagt.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
38
9.5.
Wijzigingsbevoegdheden
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3, de bestemming overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijk Ordening op onderdelen wijzigen:
Wijziging t.b.v. nieuwe horeca
9.5.1. teneinde nieuwe horeca toe te staan, in de categorie 1, 2 of 3, met dien verstande dat: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; b. de horecafunctie naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is; c. het niet mag betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; d. horecabedrijven zich als zodanig dienen te presenteren op de openbare weg en direct dienen te worden ontsloten door die openbare weg;
Wijziging kamerverhuurbedrijf
9.5.2. teneinde gronden te bestemmen voor “kamerverhuurbedrijf”, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; b. de functie is naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming; c. het mag niet betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
Wijziging verplaatsen hoofdgebouw / bouwvlak
9.5.3. teneinde verplaatsing van het hoofdgebouw en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak toe te staan, mits: a. aantoonbaar sprake is van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie; b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; c. tegen de overschrijding uit milieukundig oogpunt geen bezwaar bestaat; dit betekent in ieder geval dat binnen de 48 dB-contouren van wegen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden opgericht en dat geen aantasting mag plaatsvinden van het woon- en leefmilieu op nabijgelegen percelen; d. geen uitbreiding plaatsvindt van de bestaande oppervlakte, behoudens de op grond van dit plan toegestane uitbreidingen;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
39
e. de aanduiding “hoofdgebouw” op de plankaart wordt verplaatst en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak op de plankaart wordt aangegeven.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
40
ARTIKEL 10. MAATSCHAPPELIJK 1 (M1)
10.1. Doeleinden De gronden welke op de kaart zijn aangewezen voor “Maatschappelijk 1 (M1)” zijn bestemd voor: a. niet-woonfuncties, gericht op gebruik van de gronden en/of opstallen ten behoeve van religieuze, educatieve, sportieve, sociale dan wel culturele doeleinden, alsmede voor openbaar bestuur en openbare dienstverlening; b. begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats” op de plankaart; c. openbare nutsvoorzieningen; d. behoud, beheer en herstel van binnen deze bestemming aanwezige en op de plankaart aangegeven gemeentelijke of rijksmonumenten en van binnen deze bestemming aanwezige cultuurhistorische waarden; één en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen. 10.2. Nadere detaillering van de doeleinden
openbare nutsgebouwen
Bedrijfswoning
10.2.1. Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd. 10.2.2. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan op of nabij de gronden welke op de plankaart zijn aangeduid als “bedrijfswoning”. 10.3. Bebouwingsregeling
Algemeen
Situering gebouwen
Maatvoering gebouwen
10.3.1. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming. 10.3.2. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. 10.3.3. De bestaande gebouwen mogen slechts aanwezig zijn waar deze gebouwen op de plankaart als zodanig zijn aangegeven, met dien verstande dat de bebouwingshoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande bebouwingshoogte.
10.3.4. In afwijking van het bepaalde onder 10.3.2 en 10.3.3 is binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding “begraafplaats” een
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
41
beheersgebouwtje toegestaan met een maximale oppervlakte van 30 m2 en een maximale hoogte van 3 m. Openbare nutsgebouwen
10.3.5. In afwijking van het bepaalde in 10.3.3. gelden voor openbare nutsgebouwen de volgende maatvoeringseisen: a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m; b. de bebouwingshoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bestaande bebouwingshoogte als maximum geldt, voor zover deze bebouwingshoogte hoger is dan 6 m;
Andere bouwwerken Vrijstelling 10.4.1.
10.3.6. Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn, mits de hoogte niet meer dan 2 m bedraagt, met dien verstande dat: a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m; b. de hoogte van andere bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m, met uitzondering van terreinafscheidingen; c. de bebouwingshoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de begraafplaats mag niet meer bedragen dan 3 m. 10.4. Vrijstellingsbevoegdheid
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen zoals opgenomen in Artikel 3, vrijstelling verlenen:
Vrijstelling maatvoering andere bouwwerken
10.4.1. van het bepaalde in 10.3.6. ten aanzien van de gestelde hoogte van andere bouwwerken, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de hoogte na vrijstelling niet meer dan 10 m bedraagt.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
42
ARTIKEL 11. MAATSCHAPPELIJK 2 (M2)
11.1. Doeleinden De gronden welke op de kaart zijn aangewezen voor “Maatschappelijk 2” zijn bestemd voor: a. niet-woonfuncties, gericht op gebruik van de gronden en/of opstallen ten behoeve van religieuze, educatieve, sportieve, sociale dan wel culturele doeleinden, alsmede voor openbaar bestuur en openbare dienstverlening; b. ter plaatse van de Huis Te Beesdlaan mede voor de huisvesting van zorggebonden bewoning; c. begraafplaats, ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats” op de plankaart; d. openbare nutsvoorzieningen; één en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen. 11.2. Nadere detaillering van de doeleinden
openbare nutsgebouwen
Begraafplaats
Algemeen
Situering gebouwen .
11.2.1. Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd. 11.3. Bebouwingsregeling
11.3.1. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming. 11.3.2. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. 11.3.3. In afwijking van het bepaalde onder 11.3.2 is binnen het bestemmingsvlak met de aanduiding “begraafplaats” een beheersgebouwtje toegestaan met een maximale oppervlakte van 30 m2 en een maximale hoogte van 3 m.
Maatvoering gebouwen
11.3.4. Voor gebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen: a. de maximale goothoogte en/of bebouwingshoogte is aangegeven op de kaart; b. voor zover op de plankaart een maximaal bebouwingspercentage is aangegeven, geldt dat maximale bebouwingspercentage.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
43
Openbare nutsgebouwen
Andere bouwwerken Vrijstelling 11.4.1.
11.3.5. In afwijking van het bepaalde in 11.3.4. gelden voor openbare nutsgebouwen de volgende maatvoeringseisen: a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m; b. de bebouwingshoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bestaande bebouwingshoogte als maximum geldt, voor zover deze bebouwingshoogte hoger is dan 6 m. 11.3.6. Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn, mits de hoogte niet meer dan 2 m bedraagt, met dien verstande dat: a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m; b. de hoogte van andere bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 1 m, met uitzondering van terreinafscheidingen; c. de bebouwingshoogte van andere bouwwerken ten behoeve van de begraafplaats mag niet meer bedragen dan 3 m; d. ter plaatse van de aanduiding “antennemast” is een bestaande antennemast met een hoogte van maximaal 40 meter toegestaan. 11.4. Vrijstellingsbevoegdheid
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen zoals opgenomen in Artikel 3, vrijstelling verlenen:
Vrijstelling maatvoering andere bouwwerken
11.4.1. van het bepaalde in 11.3.6. ten aanzien van de gestelde hoogte van andere bouwwerken, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de hoogte na vrijstelling niet meer dan 10 m bedraagt. 11.5. Wijzigingsbevoegdheid
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen Wijziging t.b.v. de woonfunctie alsmede passende nietwoonfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3, binnen de op de plankaart met “gebied wijzigingsbevoegdheid” aangeduide gronden de bestemming overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening wijzigen in de bestemmingen “Wonen dorpsbebouwing beeldbepalend 1 (WB1)”, “Wonen dorpsbebouwing 1 (W1)”, “Wonen dorpsbebouwing 2 (W2)” en of “Openbare ruimte”, teneinde woningen toe te staan met de hierbij behorende ontsluiting, alsmede de binnen de genoemde bestemmingen passende en nader te bepalen niet–woonfuncties, met dien verstande dat: a. van deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt na beëindiging van de hier aanwezige functie;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
44
b. niet-woonfuncties zijn toegestaan, welke in de “Staat van Inrichtingen lijst 1” (bijlage I) zijn aangemerkt als categorie-1 dan wel voor zover het betreft daarmee naar aard en omvang (categorie 1) gelijk te stellen niet-woonfuncties, met dien verstande dat: 1. de niet-woonfunctie naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is; 2. het niet mag betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; 3. niet-woonfuncties uitsluitend zijn toegestaan in combinatie met een bijbehorende woning; c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; d. geen aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige natuurwaarden, mede in verband met de ten zuiden van het plangebied gelegen Ecologische hoofdstructuur (EHS); e. uit nader onderzoek blijkt, dat de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, niet wordt overschreden; f. uit nader milieukundig onderzoek naar de bodemkwaliteit blijkt dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie; g. de bedrijfsvoering van nabijgelegen bedrijven niet mag worden belemmerd; h. exploitatietechnisch de haalbaarheid van de planwijziging wordt aangetoond; als onderdeel van deze haalbaarheidstoets kan een planschaderisicoanalyse worden uitgevoerd.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
45
ARTIKEL 12. SPORT (S)
12.1. Doeleinden De op de plankaart voor "Sport (S)" aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sport- en spelbeoefening; b. verkeersdoeleinden; c. voet- en fietspaden; d. parkeervoorzieningen; e. groenvoorzieningen; f. nutsvoorzieningen; g. waterhuishoudkundige voorzieningen; h. behoud van de aanwezige natuurwaarden; met de daarbij behorende bouwwerken, voorzieningen, waaronder horeca in de vorm van een sportkantine, en (on)bebouwde gronden. 12.2. Nadere detaillering van de doeleinden
groenvoorziening
12.2.1. Ter plaatse van de aanduiding “groenvoorziening” op de plankaart zijn de gronden uitsluitend bestemd voor groenvoorzieningen, alsmede waterpartijen ten behoeve van de landschappelijke inpassing van het sportterrein; 12.3.
Bebouwingsregeling
Algemeen
12.3.1. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming. Situering gebouwen Vrijstelling 5.4.6.
Maatvoering gebouwen
12.3.2. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. 12.3.3. Voor gebouwen gelden de volgende maatvoeringseisen: a. de maximale goothoogte en/of bebouwingshoogte is aangegeven op de kaart; b. voor zover op de plankaart een maximaal bebouwingspercentage is aangegeven, geldt dat maximale bebouwingspercentage. 12.3.4. Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn, mits de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt, met dien verstande dat deze hoogte niet geldt voor verkeersborden, wegwijzers, verlichtingsmasten en de ballenvangers.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
46
12.4.
Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering binnen het bestemmingsvlak en de afmetingen van gebouwen als bedoeld in artikel 12.3.2, indien en voor zover dat noodzakelijk is in verband met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en het behoud van de aanwezige natuurwaarden.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
47
ARTIKEL 13. VERKEER EN VERBLIJF (VV)
13.1. Doeleinden De op de plankaart voor “Verkeer en verblijf” aangewezen grond is bestemd voor: a. verkeersdoeleinden en parkeergelegenheid; b. groenvoorziening en beplanting; c. water; d. openbare nutsvoorzieningen; e. straatmeubilair, waaronder in ieder geval afvalcontainers; één en ander met daarbij behorende voorzieningen. 13.2. Nadere detaillering van de bestemming Vrijstelling 13.4.1
13.2.1. Ter plaatse van de aanduiding “groenvoorziening” op de plankaart zijn de gronden uitsluitend bestemd voor groenvoorzieningen, water, paden en inritten, straatmeubilair, openbare groenvoorzieningen en speelvoorzieningen; 13.2.2. Ter plaatse van de aanduiding “dierenwei” op de plankaart zijn de gronden tevens bestemd voor een dierenwei .
openbare nutsgebouwen
13.2.3. Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd. 13.3. Bebouwingsregeling
Algemeen
Gebouwen
13.3.1. Uitsluitend zijn bouwwerken toegestaan ten dienste van de bestemming. 13.3.2. Uitsluitend zijn toegestaan bestaande openbare nutsgebouwen alsmede gebouwen ter plaatse van de aanduiding dierenwei op de plankaart, één en ander met inachtneming van de volgende maatvoeringseisen: a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m; b. de bebouwingshoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bestaande bebouwingshoogte als maximum geldt, voor zover deze bebouwingshoogte hoger is dan 6 m; c. de bebouwde oppervlakte van gebouwen ten behoeve van een dierenwei mag niet meer bedragen dan 30 m².
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
48
Andere bouwwerken
13.3.3. Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn, mits de hoogte niet meer dan 1,25 m bedraagt, met dien verstande dat: a. deze hoogte niet geldt voor verkeersborden, wegwijzers, verlichtingsmasten en de afrastering van speelterreinen en dierenweiden; b. andere bouwwerken met een bebouwde oppervlakte van meer dan 25 m2 niet zijn toegestaan; c. ondergrondse afvalcontainers zijn toegestaan. 13.4. Vrijstellingsbevoegdheid
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen Vrijstelling maatvoering andere bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming het bepaalde in de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3, vrijstelling verlenen: 13.4.1. van het bepaalde in 13.2.1 teneinde op de gronden met de aanduiding “groenvoorziening” op de plankaart de overige in artikel 13.1 genoemde doeleinden toe te staan, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. de vrijstelling is noodzakelijk ten behoeve van een optimale verkeersafwikkeling dan wel in verband met de parkeerbehoefte binnen het gebied; b. de verkeersveiligheid in het gebied mag niet in het gedrang komen; c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 13.4.2. van het bepaalde in 13.3.3., ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale oppervlakte voor andere bouwwerken, mits de hoogte na vrijstelling niet meer dan 4 m bedraagt.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
49
ARTIKEL 14. WATER (WA)
14.1. Doeleinden De op de plankaart voor “Water (WA)” aangewezen grond, is bestemd voor de instandhouding van open water alsmede ter plaatse van de aanduiding A-watergang voor de instandhouding van een hoofdwatergang, een en ander met de hierbij bijbehorende voorzieningen en met inachtneming van de Keur van het Waterschap. 14.2. Bebouwingsregeling Algemeen
14.2.1. Uitsluitend mogen worden gebouwd, andere bouwwerken ten dienste van deze bestemming. 14.2.2. De hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 2 m.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
50
ARTIKEL 15.
WONEN DIJKBEBOUWING (WD)
15.1. Doeleinden
Wijziging 15.6.1.
Wijziging 15.6.2.
De op de plankaart voor “Wonen dijkbebouwing (WD)” aangewezen grond is bestemd voor: a. woondoeleinden; b. niet-woonfuncties, voor zover het betreft de gronden welke op de plankaart zijn aangegeven als “niet-woonfunctie”, met dien verstande dat: 1. uitsluitend de niet-woonfuncties zijn toegestaan, zoals deze ter plaatse op de plankaart zijn aangeduid; 2. niet-woonfuncties uitsluitend zijn toegestaan in combinatie met een bijbehorende woning, deze bepaling is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding “geen woning”; c. kamerverhuurbedrijf; d. waterberging, voor zover het betreft de gronden die buitendijks zijn gelegen; e. waterkering, voor zover het betreft de gronden vanaf de grens met de bestemming “openbare ruimte” tot 6 m uit de teen van de Havendijk en de Molendijk; f. openbare nutsvoorzieningen; g. behoud, beheer en herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 15.2. Nadere detaillering van de doeleinden
Kamerverhuurbedrijf
openbare nutsgebouwen
Aan huis gebonden beroep
15.2.1. Een kamerverhuurbedrijf is uitsluitend toegestaan via wijziging, behoudens de reeds als zodanig op de kaart aangewezen kamerverhuurbedrijven. 15.2.2. Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd. 15.2.3. De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits: a. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met een beroepsmatige activiteit in of bij een woning; b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
51
Dit kan via een parkeerbalans worden aangetoond, waarbij de normering uit de ASVV 2004 als uitgangspunt kan worden Aan huis gebonden bedrijf Vrijstelling 15.4.1.
Aantal woningen Vrijstelling 15.4.2.
Steigers, beschoeiingen e.d
c. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied. 15.2.4. De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan. 15.2.5. Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan met dien verstande dat: a. ter plaatse van de aanduiding “geen woning” geen woning is toegestaan; b. woningen zijn toegestaan voor zover deze bestaan op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. 15.2.6. Het aanbrengen van grondkeringen, plankieren, steigers, beschoeiingen e.d., anders dan in verband met het normale onderhoud van oevers is niet toegestaan, behoudens steigers en vlonders als bedoeld in 15.3.6 onder d. 15.3. Bebouwingsregeling
Algemeen
Situering gebouwen Afwijking 15.3.4. Vrijstelling 15.4.3. Maatvoering gebouwen Vrijstelling 15.4.7.
Vrijstelling a.
Vrijstelling 15.4.5. en 15.4.6.
Vrijstelling 15.4.5. en 15.4.6.
15.3.1. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming. 15.3.2. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. 15.3.3. Uitsluitend zijn hoofdgebouwen en aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen toegestaan welke op de plankaart zijn aangegeven alsmede bestaande hoofdgebouwen en bestaande aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen welke niet op de plankaart zijn aangegeven, met dien verstande dat: a. deze gebouwen mogen worden uitgebreid tot 110% van de bestaande oppervlakte, behoudens voor zover deze zijn gesitueerd binnen buitendijks gelegen gronden; b. de goothoogte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gewijzigd, mits de dakhelling na de wijziging minimaal 40° en maximaal 60° bedraagt en de gewijzigde goothoogte niet meer dan 10% afwijkt van de bestaande goothoogte; c. de bebouwingshoogte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gewijzigd, mits de dakhelling na de wijziging minimaal 40° en maximaal 60° bedraagt en de gewijzigde bebouwingshoogte niet meer dan 10% afwijkt van de bestaande bebouwingshoogte; d. voor zover de gevels van hoofd- en bijgebouwen welke zijn gericht naar de dijk, zijn geplaatst in de naar de dijk gekeerde grens van de
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
52
Specifieke regeling ten behoeve van locatie Voorstraat 4 Vrijstelling 15.4.5
op de plankaart aangegeven bouwvlakken, deze situering van de gevels dient te worden gehandhaafd; e. in afwijking van het bepaalde onder 15.3.3 b t/m d dient ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’ en ‘maximale bebouwingshoogte’ het betreffende hoofd- en/of bijgebouw te voldoen aan de op de plankaart aangegeven maximale goot- en bebouwingshoogte, de dakhelling bedraagt minimaal 40° en maximaal 60°; één en ander, voor zover van toepassing, met inachtneming van de gemeentelijke monumentenverordening dan wel de Monumentenwet.
Ondergeschikte bouwdelen
15.3.4. In afwijking van het bepaalde in 15.3.2. zijn buiten het bouwvlak voor de voorgevel van een hoofdgebouw aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw.
Openbare nutsgebouwen
15.3.5. In afwijking van het bepaalde in 15.3.3. gelden voor openbare nutsgebouwen de volgende maatvoeringseisen: a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m; b. de bebouwingshoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bestaande bebouwingshoogte als maximum geldt, voor zover deze bebouwingshoogte hoger is dan 6 m.
Andere bouwwerken Vrijstelling 15.4.8.
15.3.6. Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn tot een hoogte van 2 m, met dien verstande dat: a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m; b. de hoogte van andere bouwwerken buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken, niet meer mag bedragen dan 1 m; c. de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zwembaden niet meer dan 0,50 m mag bedragen; d. steigers en vlonders evenwijdig aan en aangrenzend aan de rivier de Linge mogen worden gebouwd tot maximaal 30% van de lengte van de oeverzone van het desbetreffende perceel, tot een totale lengte en breedte van respectievelijk 8m en 2m per perceel; e. overige steigers en vlonders uitsluitend zijn toegestaan indien het bestaande steigers en vlonders betreft; f. andere bouwwerken met een bebouwde oppervlakte van meer dan 6 m2 niet zijn toegestaan behoudens ten behoeve van de onder c genoemde zwembaden. 15.4. Vrijstellingsbevoegdheden
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3, vrijstelling verlenen:
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
53
Vrijstelling t.b.v. aan huis gebonden bedrijf
Dit kan via een parkeerbalans worden aangetoond, waarbij de normering uit de ASVV 2004 als uitgangspunt kan worden gehanteerd
zie definitie theetuin/terras
Vrijstelling meer woningen per hoofdgebouw
Vrijstelling overschrijding grens bouwvlak
15.4.1. van het bepaalde in 15.2.4., teneinde de uitoefening van aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; b. de bedrijfsactiviteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu zal opleveren en geen onevenredige afbreuk zal doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt; c. de activiteit naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is en het niet een activiteit betreft die in hoofdzaak op het publiek is gericht; d. degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert tevens gebruiker van de woning is; e. het niet betreft activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer; f. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied; g. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit; h. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2; i. in geval de activiteit de exploitatie van een theetuin/terras betreft dient te worden voldaan aan het hierboven onder a t/m g bepaalde met inachtneming van het volgende: − In afwijking van het bepaalde in de definitie met betrekking tot het aan huis verbonden bedrijf mag de activiteit op het perceel plaats vinden buiten de woning en de daarbij behorende bijgebouwen; − de omvang van een terras, veranda e.d. ten behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers mag ten hoogste 100 m² bedragen. 15.4.2. van het bepaalde in 15.2.5., teneinde meer woningen per hoofdgebouw toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de vrijstelling dient bij te dragen aan het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische en monumentale waarden; b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 15.4.3. van het bepaalde in 15.3.2., teneinde overschrijding van de op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak toe te staan ten behoeve van de uitbreiding van een hoofdgebouw, de uitbreiding van een bijgebouw en/of de oprichting van een nieuw bijgebouw, mits: a. het bebouwingsbeeld vanaf de openbare weg niet wordt gewijzigd, tenzij er aantoonbaar sprake is van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
54
b. bestaande hoofdgebouwen, aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen voor niet meer dan 50% van de gezamenlijke bestaande oppervlakte worden gesitueerd in het gebied buiten het bouwvlak; c. tegen de overschrijding uit milieukundig oogpunt geen bezwaar bestaat; dit betekent in ieder geval dat binnen de 48 dB-contouren van wegen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden opgericht en dat geen aantasting mag plaatsvinden van het woon- en leefmilieu op nabijgelegen percelen; Vrijstelling bebouwde oppervlakte
Vrijstelling hoogte
Vrijstelling dakhelling
15.4.4. van het bepaalde in 15.3.3. onder a., teneinde een grotere maximale bebouwde oppervlakte van een gebouw toe te staan, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. voor zover de vrijstelling betrekking heeft op buitendijks gelegen gronden, advies wordt ingewonnen bij het waterschap in verband met het waterbergend vermogen van de Linge. 15.4.5. van het bepaalde in 15.3.3. onder b. en/of c alsmede onder e, teneinde een hogere dan wel lagere goothoogte en/of bebouwingshoogte van een hoofd- en/of bijgebouw toe te staan, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de goothoogte en/of bebouwingshoogte van hoofdgebouwen na vrijstelling niet meer dan 20% afwijkt van de bestaande goothoogte en/of bebouwingshoogte, met dien verstande dat de maximale goothoogte en/of bebouwingshoogte 6 respectievelijk 12 meter mogen bedragen; c. de goothoogte en/of bebouwingshoogte van bijgebouwen na vrijstelling niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 4,35 m en 7,50 m met dien verstande dat voor zover dit bijgebouwen betreft in de vorm van een schuurberg de goothoogte en de bebouwingshoogte respectievelijk maximaal 5 m en 8 m mogen bedragen; d. in afwijking van het bepaalde onder b en c een hogere goothoogte en/of bebouwingshoogte kan worden toegestaan voor zover, als gevolg van situering van gebouwen in geaccidenteerd terrein, dit uit architectonische samenhang tussen gebouwen wenselijk is; e. de dakhelling niet meer dan 60° bedraagt; 15.4.6. van het bepaalde in 15.3.3. onder b. en/of c., teneinde toe te staan, dat de dakhelling minder dan 40° bedraagt, mits: a. het bebouwingsbeeld vanaf de openbare weg niet wordt aangetast; b. het gebouw zal worden voorzien van een kap met een dakhelling van ten minste 25°;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
55
Vrijstelling nieuwe vrijstaande bijgebouwen
Vrijstelling maatvoering andere bouwwerken
15.4.7. van het bepaalde in 15.3.3., teneinde nieuwe vrijstaande bijgebouwen toe te staan, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de goothoogte maximaal 4,35 m en de bebouwingshoogte maximaal 7,5 m bedraagt; c. voor zover nieuwe vrijstaande bijgebouwen worden opgericht in de vorm van een schuurberg de goothoogte maximaal 5 m en de bebouwingshoogte maximaal 8 m bedraagt; d. in afwijking van het bepaalde onder b en c een hogere goothoogte en/of bebouwingshoogte kan worden toegestaan voor zover, als gevolg van situering van gebouwen in geaccidenteerd terrein, dit uit architectonische samenhang tussen gebouwen wenselijk is; e. de dakhelling niet meer dan 60° bedraagt; f. voor zover de vrijstelling betrekking heeft op buitendijks gelegen gronden, advies wordt ingewonnen bij het waterschap in verband met het waterbergend vermogen van de Linge. 15.4.8. van het bepaalde in 15.3.6., ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale bebouwde oppervlakte voor andere bouwwerken, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de hoogte na vrijstelling niet meer dan 10 m bedraagt. 15.5. Nadere eisen
Verwijzing beschrijving in hoofdlijnen situering
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen, nadere eisen stellen aan: a. de situering van bijgebouwen; b. de situering van hoofdgebouwen, voor zover het betreft gedeelten van hoofdgebouwen, die niet als zodanig op de plankaart zijn aangegeven; c. de vorm van de kap van hoofd- en bijgebouwen binnen; d. de afmetingen van de gebouwen; één en ander ten behoeve van de bescherming van een karakteristiek bebouwingsbeeld, het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. 15.6. Wijzigingsbevoegdheden
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Wijziging t.b.v. nieuwe en andere niet-woonfuncties Staat van Inrichtingen lijst 1
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3, de bestemming overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijk Ordening op onderdelen wijzigen: 15.6.1. teneinde bestaande niet-woonfuncties te wijzigen en/of nieuwe niet-woonfuncties toe te staan, welke in de “Staat van Inrichtingen lijst 1”
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
56
(bijlage I) zijn aangemerkt als categorie-1 inrichting dan wel voor zover het betreft daarmee naar aard en omvang (categorie 1) gelijk te stellen niet-woonfuncties, met dien verstande dat: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; b. de niet-woonfunctie naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is; c. het niet mag betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; Wijziging kamerverhuurbedrijf
15.6.2. teneinde gronden te bestemmen voor “kamerverhuurbedrijf”, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; b. de functie is naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming; c. het mag niet betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
Wijziging verplaatsen hoofdgebouw / bouwvlak
15.6.3. teneinde verplaatsing van het hoofdgebouw en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak toe te staan, mits: a. aantoonbaar sprake is van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie; b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; c. tegen de overschrijding uit milieukundig oogpunt geen bezwaar bestaat; dit betekent in ieder geval dat binnen de 48 dB-contouren van wegen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden opgericht en dat geen aantasting mag plaatsvinden van het woon- en leefmilieu op nabijgelegen percelen; d. geen uitbreiding plaatsvindt van de bestaande oppervlakte, behoudens de op grond van dit plan toegestane uitbreidingen; e. de aanduiding “hoofdgebouw” op de plankaart wordt verplaatst en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak op de plankaart wordt aangegeven; f. voor zover de wijziging betrekking heeft op buitendijks gelegen gronden, advies wordt ingewonnen bij het waterschap in verband met het waterbergend vermogen van de Linge.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
57
ARTIKEL 16. WONEN DORPSBEBOUWING BEELDBEPALEND 1 (WB1)
16.1. Doeleinden
Wijziging 16.6.2.
Wijziging 16.6.1.
Wijziging 16.6.2.
De op de plankaart voor “Wonen dorpsbebouwing beeldbepalend 1 (WB1)” aangewezen grond is bestemd voor: a. woondoeleinden; b. niet-woonfuncties, voor zover het betreft de gronden welke op de plankaart zijn aangegeven als “niet-woonfunctie”, met dien verstande dat: 1. uitsluitend de niet-woonfuncties zijn toegestaan, zoals deze ter plaatse op de plankaart zijn aangeduid; 2. niet-woonfuncties uitsluitend zijn toegestaan in combinatie met een bijbehorende woning, deze bepaling is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding “geen woning”; c. kamerverhuurbedrijf; d. openbare nutsvoorzieningen; e. behoud, beheer en herstel van aanwezige cultuurhistorische waarden; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 16.2. Nadere detaillering van de doeleinden
Kamerverhuurbedrijf
openbare nutsgebouwen
Aan huis gebonden beroep
Dit kan via een parkeerbalans worden aangetoond, waarbij de normering uit de ASVV 2004 als uitgangspunt kan worden
16.2.1. Een kamerverhuurbedrijf is uitsluitend toegestaan via wijziging, behoudens de reeds als zodanig op de kaart aangewezen kamerverhuurbedrijven. 16.2.2. Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd. 16.2.3. De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits: a. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met een beroepsmatige activiteit in of bij een woning; b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m²; c. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
58
Aan huis gebonden bedrijf Vrijstelling 16.4.1. Aantal woningen Vrijstelling 16.4.2.
16.2.4. De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan. 16.2.5. Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan met dien verstande dat: a. ter plaatse van de aanduiding “geen woning” geen woning is toegestaan; b. ter plaatse van de aanduiding ter zake op de plankaart maximaal 2 woningen zijn toegestaan; c. woningen zijn toegestaan voor zover deze bestaan op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan. 16.3. Bebouwingsregeling
Algemeen
Situering gebouwen Afwijking 16.3.4. Vrijstelling 16.4.3.
Maatvoering gebouwen Maatvoering 16.4.7.
Vrijstelling 16.4.4.
Vrijstelling 16.4.5. en 16.4.6.
Vrijstelling 16.4.5. en 16.4.6.
Specifieke regeling ten behoeve van locaties Achterstraat (perceel Voorstraat 122) en Middenstraat 27 Vrijstelling 16.4.5. )
Ondergeschikte bouwdelen
16.3.1. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de bestemming. 16.3.2. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlak. 16.3.3. Uitsluitend zijn toegestaan hoofdgebouwen en aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen welke op de plankaart zijn aangegeven alsmede bestaande hoofdgebouwen en bestaande aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen welke niet op de plankaart zijn aangegeven, met dien verstande dat: a. deze gebouwen mogen worden uitgebreid tot 110% van de bestaande oppervlakte; b. de goothoogte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gewijzigd, mits de dakhelling na de wijziging minimaal 40° en maximaal 60° bedraagt en de gewijzigde goothoogte niet meer dan 10% afwijkt van de bestaande goothoogte; c. de bebouwingshoogte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gewijzigd, mits de dakhelling na de wijziging minimaal 40° en maximaal 60° bedraagt en de gewijzigde bebouwingshoogte niet meer dan 10% afwijkt van de bestaande bebouwingshoogte; d. in afwijking van het bepaalde onder 16.3.3 onder b en c dient ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goothoogte’ en ‘maximale bebouwingshoogte’ het betreffende hoofd- en/of bijgebouw te voldoen aan de op de plankaart aangegeven maximale goot- en bebouwingshoogte. 16.3.4. In afwijking van het bepaalde in 16.3.2. zijn buiten het bouwvlak voor de voorgevel van een hoofdgebouw aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
59
Openbare nutsgebouwen
Andere bouwwerken Vrijstelling 16.4.8.
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
16.3.5. In afwijking van het bepaalde in 16.3.3. gelden voor openbare nutsgebouwen de volgende maatvoeringseisen: a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m; b. de bebouwingshoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bestaande bebouwingshoogte als maximum geldt, voor zover deze bebouwingshoogte hoger is dan 6 m. 16.3.6. Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn, mits de hoogte niet meer dan 2 m bedraagt, met dien verstande dat: a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m; b. de hoogte van andere bouwwerken buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken niet meer dan 1 m mag bedragen; c. de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zwembaden niet meer dan 0,50 m mag bedragen; d. andere bouwwerken met een bebouwde oppervlakte van meer dan 6 m2 niet zijn toegestaan behoudens ten behoeve van de onder c genoemde zwembaden. 16.4. Vrijstellingsbevoegdheden Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3, vrijstelling verlenen:
Vrijstelling t.b.v. aan huis gebonden bedrijf
Dit kan via een parkeerbalans worden aangetoond, waarbij de normering uit de ASVV 2004 als uitgangspunt kan worden gehanteerd
16.4.1. van het bepaalde in 16.2.4., teneinde de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; b. de bedrijfsactiviteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu zal opleveren en geen onevenredige afbreuk zal doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt; c. de activiteit naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is en het niet een activiteit betreft die in hoofdzaak op het publiek is gericht; d. degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert tevens gebruiker van de woning is; e. het niet betreft activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer; f. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied; g. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
60
zie definitie theetuin/terras
Vrijstelling meer woningen per hoofdgebouw
Vrijstelling overschrijding grens bouwvlak
Vrijstelling bebouwde oppervlakte
Vrijstelling hoogte
h. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2; i. in geval de activiteit de exploitatie van een theetuin/terras betreft dient te worden voldaan aan het hierboven onder a t/m g bepaalde met inachtneming van het volgende: − In afwijking van het bepaalde in de definitie met betrekking tot het aan huis verbonden bedrijf mag de activiteit op het perceel plaats vinden buiten de woning en de daarbij behorende bijgebouwen; − de omvang van een terras, veranda e.d. ten behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers mag ten hoogste 100 m² bedragen. 16.4.2. van het bepaalde in 16.2.5., teneinde meer woningen per hoofdgebouw toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de vrijstelling dient bij te dragen aan het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische en monumentale waarden; b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 16.4.3. van het bepaalde in 16.3.2., teneinde een overschrijding van de op de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak toe te staan ten behoeve van een uitbreiding van een hoofdgebouw, de uitbreiding van een bijgebouw en/of de oprichting van een nieuw bijgebouw, mits: a. het bebouwingsbeeld vanaf de openbare weg niet wordt gewijzigd, tenzij er aantoonbaar sprake is van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie; b. bestaande hoofdgebouwen, aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen voor niet meer dan 50% van de gezamenlijke bestaande oppervlakte worden gesitueerd in het gebied buiten het bouwvlak; c. tegen de overschrijding uit milieukundig oogpunt geen bezwaar bestaat; dit betekent in ieder geval dat binnen de 48 dB-contouren van wegen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden opgericht en dat geen aantasting mag plaatsvinden van het woon- en leefmilieu op nabijgelegen percelen; 16.4.4. van het bepaalde in 16.3.3. onder a., teneinde een grotere maximale bebouwde oppervlakte van een gebouw toe te staan, mits geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; 16.4.5. van het bepaalde in 16.3.3. onder b. en/of c, alsmede het bepaalde onder d., teneinde een hogere dan wel lagere goothoogte en/of bebouwingshoogte van een hoofd- en/of bijgebouw toe te staan, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
61
b. de goothoogte en/of bebouwingshoogte van hoofdgebouwen na vrijstelling niet meer dan 20% afwijkt van de bestaande goothoogte en/of bebouwingshoogte, met dien verstande dat de maximale goothoogte en/of bebouwingshoogte 6 respectievelijk 12 meter mogen bedragen; c. de goothoogte en/of bebouwingshoogte van bijgebouwen na vrijstelling niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 4,35 m en 7,50 m met dien verstande dat voor zover dit bijgebouwen betreft in de vorm van een schuurberg de goothoogte en de bebouwingshoogte respectievelijk maximaal 5 m en 8 m mogen bedragen; d. de dakhelling niet meer dan 60° bedraagt; Vrijstelling dakhelling
16.4.6. van het bepaalde in 16.3.3. onder b. en/of c., teneinde toe te staan, dat de dakhelling minder dan 40° bedraagt, mits: a. het bebouwingsbeeld vanaf de openbare weg niet wordt aangetast; b. het gebouw zal worden voorzien van een kap met een dakhelling van tenminste 25°;
Vrijstelling nieuwe vrijstaande bijgebouwen
16.4.7. van het bepaalde in 16.3.3., teneinde nieuwe vrijstaande bijgebouwen toe te staan, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de goothoogte maximaal 4,35 m en de bebouwingshoogte maximaal 7,5 m bedraagt; c. voor zover nieuwe vrijstaande bijgebouwen worden opgericht in de vorm van een schuurberg de goothoogte maximaal 5 m en de bebouwingshoogte maximaal 8 m bedraagt;
Vrijstelling maatvoering andere bouwwerken
16.4.8. van het bepaalde in 16.3.6., ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale bebouwde oppervlakte voor andere bouwwerken, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de hoogte na vrijstelling niet meer dan 10 m bedraagt. 16.5. Nadere eisen
Verwijzing beschrijving in hoofdlijnen situering
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen, nadere eisen stellen aan: a. de situering van bijgebouwen; b. de situering van hoofdgebouwen, voor zover het betreft gedeelten van hoofdgebouwen, die niet als zodanig op de plankaart zijn aangegeven; c. de vorm van de kap van hoofd- en bijgebouwen binnen; d. de afmetingen van de gebouwen;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
62
één en ander ten behoeve van de bescherming van een karakteristiek bebouwingsbeeld, het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. 16.6. Wijzigingsbevoegdheden Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Wijziging t.b.v. nieuwe en andere niet-woonfuncties Staat van Inrichtingen lijst 1 (categorie 1)
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3, de bestemming overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijk Ordening op onderdelen wijzigen: 16.6.1. teneinde bestaande niet-woonfuncties te wijzigen en/of nieuwe niet-woonfuncties toe te staan, welke in de “Staat van Inrichtingen lijst 1” (bijlage I) zijn aangemerkt als categorie-1 dan wel voor zover het betreft daarmee naar aard en omvang (categorie 1) gelijk te stellen niet-woonfuncties, met dien verstande dat: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; b. de niet-woonfunctie naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is; c. het niet mag betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
Wijziging kamerverhuurbedrijf
16.6.2. teneinde gronden te bestemmen voor “kamerverhuurbedrijf”, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; b. de functie is naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming; c. het mag niet betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
Wijziging verplaatsen hoofdgebouw / bouwvlak
16.6.3. teneinde verplaatsing van het hoofdgebouw en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak toe te staan, mits: a. aantoonbaar sprake is van een cultuurhistorisch meer verantwoorde situatie; b. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; c. tegen de overschrijding uit milieukundig oogpunt geen bezwaar bestaat; dit betekent in ieder geval dat binnen de 48 dB-contouren van
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
63
wegen geen geluidgevoelige objecten in de zin van de Wet geluidhinder mogen worden opgericht en dat geen aantasting mag plaatsvinden van het woon- en leefmilieu op nabijgelegen percelen; d. geen uitbreiding plaatsvindt van de bestaande oppervlakte, behoudens de op grond van dit plan toegestane uitbreidingen; e. de aanduiding “hoofdgebouw” op de plankaart wordt verplaatst en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak op de plankaart wordt aangegeven.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
64
ARTIKEL 17. WONEN DORPSBEBOUWING 1 (W1)
17.1.
Wijziging 17.5.1.
Wijziging 17.5.2.
Doeleinden
De op de plankaart voor “Wonen dorpsbebouwing 1 (W1)” aangewezen grond is bestemd voor: a. woondoeleinden; b. niet-woonfuncties, voor zover het betreft de gronden welke op de plankaart zijn aangegeven als “niet-woonfunctie”, met dien verstande dat: 1. uitsluitend de niet-woonfuncties zijn toegestaan, zoals deze ter plaatse op de plankaart zijn aangeduid; 2. niet-woonfuncties uitsluitend zijn toegestaan in combinatie met een bijbehorende woning; 3. kamerverhuurbedrijf; c. openbare nutsvoorzieningen; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 17.2.
Nadere detaillering van de doeleinden
17.2.1. Ter plaatse van de aanduiding ‘woonwagenwoningen’ op de plankaart tevens woonwagens en woonwagenwoningen zijn toegestaan.
Kamerverhuurbedrijf
openbare nutsgebouwen
Aan huis gebonden beroep
Dit kan via een parkeerbalans worden aangetoond, waarbij de normering uit de ASVV 2004 als uitgangspunt kan worden gehanteerd
17.2.2. Een kamerverhuurbedrijf is uitsluitend toegestaan via wijziging, behoudens de reeds als zodanig op de kaart aangewezen kamerverhuurbedrijven. 17.2.3. Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd. 17.2.4. De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits: a. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met een beroepsmatige activiteit in of bij een woning; b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m²; c. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
65
Aan huis gebonden bedrijf Vrijstelling 17.4.1. Aantal woningen
Bouwwijze
17.2.5. De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan. 17.2.6. Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan met dien verstande dat: a. indien anders op de kaart is aangegeven dit maximum van toepassing is; b. woningen zijn toegestaan voor zover deze bestaan op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan; c. ter plaatse van de aanduiding “woonwagenwoningen” per woonwagenstandplaats maximaal één woonwagenwoning of woonwagen is toegestaan . 17.2.7. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan overeenkomstig de bestaande bouwwijze. 17.3.
Algemeen
Situering gebouwen Afwijking 17.3.5. Vrijstelling 17.4.2.
Maatvoering gebouwen Aanvulling 17.3.4.
Vrijstelling 17.4.3.
Vrijstelling 17.4.4.
Vrijstelling Fout! Vrijstelling Verwijzingsbron 17.4.4. Vrijstelling 17.4.4. niet gevonden..
Vrijstelling 17.4.3.
Bebouwingsregeling
17.3.1. Uitsluitend zijn bouwwerken toegestaan ten dienste van de bestemming. 17.3.2. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. 17.3.3. Uitsluitend zijn toegestaan hoofdgebouwen welke op de plankaart zijn aangegeven alsmede bestaande gebouwen welke niet op de plankaart zijn aangegeven, met dien verstande dat: a. deze gebouwen mogen worden uitgebreid tot 110% van de bestaande oppervlakte; b. voor vrijstaande woningen, waarbij de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen binnen het bouwvlak meer bedraagt dan 200 m², mogen deze gebouwen worden uitgebreid tot 115 % van de bestaande oppervlakte; c. de afstand van woonwagenwoningen ten opzichte van elkaar minimaal 5 m dient te bedragen; d. hoofdgebouwen zijn toegestaan tot een goothoogte van maximaal 4,5 m en een bebouwingshoogte van maximaal 8 m; e. indien op de plankaart een goot- en bouwhoogte is opgenomen, geldt in afwijking van het bepaalde onder d, deze hoogte als maximaal toegestane hoogte voor hoofdgebouwen; f. aangebouwde en/of vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan tot een goothoogte van maximaal 3,5 m en een bebouwingshoogte van maximaal 5 m bij woonwagenwoningen en bij overige woningen 6 m; g. het van toepassing zijnde bebouwingspercentage dat hieronder is aangegeven en afhankelijk is van de bouwwijze van het hoofdgebouw op het betreffende bouwperceel, niet mag worden overschreden.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
66
Bijgebouwen
Ondergeschikte bouwdelen
Openbare nutsgebouwen
Andere bouwwerken Vrijstelling 17.4.5.
Bouwwijze
Bebouwingspercentage
Vrijstaand (behoudens bij woonwagenwoningen) Twee-onder-één-kap Aaneengebouwd Woonwagenwoningen
30% 40% 50% 50 %
17.3.4. In aanvulling op het bepaalde in 17.3.3. gelden de volgende bepalingen voor aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen: a. aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan tot een totale bebouwde oppervlakte van 60 m2; b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de totale bebouwde oppervlakte aan aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen bij woonwagenwoningen maximaal 20 m2 bedragen; c. indien de oppervlakte van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak meer bedraagt dan 200 m2, dan mag, in afwijking van het bepaalde onder a., de genoemde oppervlakte van 60 m2 worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot een maximum van in totaal 90 m2 ; d. In afwijking van het bepaalde onder a en c mogen bestaande aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen worden gehandhaafd. 17.3.5. In afwijking van het bepaalde in 17.3.2. zijn buiten het bouwvlak op de gronden met deze bestemming voor de voorgevel van een hoofdgebouw aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw. 17.3.6. In afwijking van het bepaalde in 17.3.3. onder e. gelden voor openbare nutsgebouwen de volgende maatvoeringseisen: a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m; b. de bebouwingshoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bestaande bebouwingshoogte als maximum geldt, voor zover deze bebouwingshoogte hoger is dan 6 m. 17.3.7. Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn, mits de hoogte niet meer dan 2 m bedraagt, met dien verstande dat: a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m; b. de hoogte van andere bouwwerken buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken niet meer dan 1 m mag bedragen; c. de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zwembaden niet meer dan 0,50 m mag bedragen;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
67
d. andere bouwwerken met een bebouwde oppervlakte van meer dan 25 m2 niet zijn toegestaan behoudens ten behoeve van de onder c genoemde zwembaden. 17.4. Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Vrijstelling t.b.v. aan huis gebonden bedrijf
Dit kan via een parkeerbalans worden aangetoond, waarbij de normering uit de ASVV 2004 als uitgangspunt kan worden gehanteerd
zie definitie theetuin/terras
Vrijstelling bijgebouwen buiten het bouwvlak
Vrijstellingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3, vrijstelling verlenen: 17.4.1. van het bepaalde in 17.2.5., teneinde de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft; b. de bedrijfsactiviteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu zal opleveren en geen onevenredige afbreuk zal doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt; c. de activiteit naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is en het niet een activiteit betreft die in hoofdzaak op het publiek is gericht; d. degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert tevens gebruiker van de woning is; e. het niet betreft activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer; f. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied; g. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit; h. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2; i. in geval de activiteit de exploitatie van een theetuin/terras betreft dient te worden voldaan aan het hierboven onder a t/m g bepaalde met inachtneming van het volgende: − In afwijking van het bepaalde in de definitie met betrekking tot het aan huis verbonden bedrijf mag de activiteit op het perceel plaats vinden buiten de woning en de daarbij behorende bijgebouwen; − de omvang van een terras, veranda e.d. ten behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers mag ten hoogste 100 m² bedragen. 17.4.2. van het bepaalde in 17.3.2., teneinde een aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw geheel of gedeeltelijk buiten de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak toe te staan, mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de verkeersveiligheid op de openbare wegen gewaarborgd blijft;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
68
c. het percentage dat met gebouwen zal zijn bebouwd niet meer dan 125% van het bij recht toegestane bebouwingspercentage bedraagt; d. de overschrijding, voor zover het een geluidgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder betreft, niet is gelegen binnen de 48 dBcontouren van wegen. Vrijstelling bebouwde oppervlakte/ bebouwingspercentage
17.4.3. van het bepaalde in 17.3.3. onder a. en/of g., teneinde een grotere maximale oppervlakte en/of een hoger bebouwingspercentage toe te staan, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. voor zover het gebouw niet aan een ander gebouw is gebouwd, een afstand van tenminste 3 m tot de grens van het bouwperceel in acht wordt genomen; c. het van toepassing zijnde bebouwingspercentage dat hieronder is aangegeven en dat afhankelijk is van de bouwwijze van het hoofdgebouw op het betreffende bouwperceel, in acht wordt genomen: Bouwwijze
Bebouwingspercentage
Vrijstaand Twee-onder-één-kap Aaneengebouwd Woonwagenwoningen
37,5% 50% 62,5% 60 %
Vrijstelling hoogte
17.4.4. van het bepaalde in 17.3.3. onder d, d. en/of e., teneinde een hogere goothoogte en/of bebouwingshoogte van een hoofd- en/of bijgebouw toe te staan, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de goothoogte respectievelijk de bebouwingshoogte maximaal 125% van de bij recht toegestane waarde bedraagt; c. de dakhelling maximaal 60° bedraagt;
Vrijstelling maatvoering andere bouwwerken
17.4.5. van het bepaalde in 17.3.7., ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale bebouwde oppervlakte voor andere bouwwerken, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de hoogte na vrijstelling niet meer dan 10 m bedraagt. 17.5.
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3, de bestemming overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijk Ordening op onderdelen wijzigen:
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
69
Wijziging t.b.v. nieuwe en andere niet-woonfuncties Staat van Inrichtingen lijst 1 (categorie 1)
17.5.1. teneinde bestaande niet-woonfuncties te wijzigen en/of nieuwe niet-woonfuncties toe te staan, welke in de “Staat van Inrichtingen lijst 1” (bijlage I) zijn aangemerkt als categorie-1 inrichting dan wel voor zover het betreft daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen nietwoonfuncties, met dien verstande dat: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; b. de niet-woonfunctie naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is; c. het niet mag betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
Wijziging kamerverhuurbedrijf
17.5.2. teneinde gronden te bestemmen voor “kamerverhuurbedrijf”, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; b. de functie is naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming; d. het mag niet betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
Wijziging nieuwe hoofdgebouwen / bouwvlak, afwijkende situering of bouwwijze
17.5.3. teneinde nieuwe hoofdgebouwen toe te staan, dan wel teneinde een van dit plan afwijkende situering en/of bouwwijze van hoofdgebouwen toe te staan en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak, die niet is gebaseerd op de op de plankaart aangegeven situering van hoofdgebouwen en/of die niet overeenkomt met de op de plankaart getekende bouwwijze, één en ander met dien verstande dat: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het woon- en leefmilieu en het bebouwingsbeeld; b. geluidsgevoelige bebouwing in de zin van de Wet geluidhinder uitsluitend kan worden toegestaan, indien uit onderzoek blijkt, dat de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, niet wordt overschreden; c. de aanduiding “hoofdgebouw” op de plankaart wordt verplaatst en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak op de plankaart wordt aangegeven.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
70
ARTIKEL 18. WONEN DORPSBEBOUWING 2 (W2)
18.1.
Wijziging 18.5.1.
Wijziging 18.5.2.
De op de plankaart voor “dorpsbebouwing 2” aangewezen grond is bestemd voor: a. woondoeleinden; b. niet-woonfuncties, voor zover het betreft de gronden welke op de plankaart zijn aangegeven als “niet-woonfunctie”, met dien verstande dat: 1. uitsluitend de niet-woonfuncties zijn toegestaan, zoals deze ter plaatse op de plankaart zijn aangeduid; 2. niet-woonfuncties uitsluitend zijn toegestaan in combinatie met een bijbehorende woning; c. kamerverhuurbedrijf; d. openbare nutsvoorzieningen; één en ander met bijbehorende voorzieningen. 18.2.
Kamerverhuurbedrijf
Openbare nutsgebouwen
Aan huis gebonden beroep
Dit kan via een parkeerbalans worden aangetoond, waarbij de normering uit de ASVV 2004 als uitgangspunt kan worden gehanteerd
Doeleinden
Nadere detaillering van de doeleinden
18.2.1. Een kamerverhuurbedrijf is uitsluitend toegestaan via wijziging, behoudens de reeds als zodanig op de kaart aangewezen kamerverhuurbedrijven. 18.2.2. Bestaande openbare nutsgebouwen mogen worden gehandhaafd. 18.2.3. De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan, mits: a. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met een beroepsmatige activiteit in of bij een woning; b. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m²; c. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
71
Aan huis gebonden bedrijf Vrijstelling 18.4.1. Aantal woningen
Bouwwijze
18.2.4. De uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf is niet toegestaan. 18.2.5. Per hoofdgebouw is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat bij appartementen het bestaande aantal woningen is toegestaan. 18.2.6. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan overeenkomstig de bestaande bouwwijze. 18.3.
Algemeen
Situering gebouwen Afwijking 18.3.5. Vrijstelling 18.4.2. Maatvoering gebouwen Aanvulling 18.3.4.
Vrijstelling 18.4.3. 17.4.3.
Vrijstelling 18.4.4.
Vrijstelling Fout! Verwijzingsbron Vrijstelling 17.4.4. niet gevonden..
Vrijstelling 18.4.4.
Vrijstelling 18.4.3.
Bebouwingsregeling
18.3.1. Uitsluitend zijn bouwwerken toegestaan ten dienste van de bestemming. 18.3.2. Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de op de plankaart aangegeven bouwvlakken. 18.3.3. Uitsluitend zijn toegestaan hoofdgebouwen welke op de plankaart zijn aangegeven alsmede bestaande gebouwen welke niet op de plankaart zijn aangegeven, met dien verstande dat: a. deze gebouwen mogen worden uitgebreid tot 110% van de bestaande oppervlakte; b. voor vrijstaande woningen, waarbij de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen binnen het bouwvlak meer bedraagt dan 200 m², mogen deze gebouwen worden uitgebreid tot 115 % van de bestaande oppervlakte; c. hoofdgebouwen zijn toegestaan tot een goothoogte van maximaal 6 m en een bebouwingshoogte van maximaal 12 m; d. indien op de plankaart een goot- en bouwhoogte is opgenomen, geldt in afwijking van het bepaalde onder b, deze hoogte als maximaal toegestane hoogte voor hoofdgebouwen; e. aangebouwd en/of vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan tot een goothoogte van maximaal 3,5 m en een bebouwingshoogte van maximaal 6 m; f. het van toepassing zijnde bebouwingspercentage dat hieronder is aangegeven en afhankelijk is van de bouwwijze van het hoofdgebouw op het betreffende bouwperceel, niet mag worden overschreden. Bouwwijze
Bebouwingspercentage
Vrijstaand Twee-onder-één-kap Aaneengebouwd
30% 40% 50%
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
72
Vrijstaande bijgebouwen
18.3.4. In aanvulling op het bepaalde in 18.3.3. gelden de volgende bepalingen voor aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen: a. aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen zijn toegestaan tot een totale bebouwde oppervlakte van 60 m2; b. indien de oppervlakte van het bouwperceel voor zover gelegen binnen het bouwvlak meer bedraagt dan 200 m2, dan mag, in afwijking van het bepaalde onder a., de genoemde oppervlakte van 60 m2 worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot een maximum van in totaal 90 m2; c. In afwijking van het bepaalde onder a en c mogen bestaande aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen worden gehandhaafd.
Ondergeschikte bouwdelen
18.3.5. In afwijking van het bepaalde in 18.3.2. zijn buiten het bouwvlak op de gronden met deze bestemming voor de voorgevel van een hoofdgebouw aangebouwde ondergeschikte bouwdelen toegelaten tot maximaal 1,25 m uit de gevel van het hoofdgebouw en/of bijgebouw.
Openbare nutsgebouwen
18.3.6. In afwijking van het bepaalde in 18.3.3. gelden voor openbare nutsgebouwen de volgende maatvoeringseisen: a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 m, met dien verstande dat de bestaande goothoogte als maximum geldt, voor zover deze goothoogte hoger is dan 3,5 m; b. de bebouwingshoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, met dien verstande dat de bestaande bebouwingshoogte als maximum geldt, voor zover deze bebouwingshoogte hoger is dan 6 m.
Andere bouwwerken Vrijstelling 18.4.5.
18.3.7. Andere bouwwerken mogen ten dienste van deze bestemming aanwezig zijn, mits de hoogte niet meer dan 2 m bedraagt, met dien verstande dat: a. vlaggenstokken, tuinmeubilair en antennes zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m; b. de hoogte van andere bouwwerken buiten de op de plankaart aangegeven bouwvlakken niet meer dan 1 m mag bedragen; c. de hoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zwembaden niet meer dan 0,50 m mag bedragen; d. andere bouwwerken met een bebouwde oppervlakte van meer dan 25 m2 niet zijn toegestaan behoudens ten behoeve van de onder c genoemde zwembaden. 18.4.
Vrijstellingsbevoegdheden
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3, vrijstelling verlenen:
Vrijstelling aan huis gebonden bedrijf
18.4.1. van het bepaalde in 18.2.4., teneinde de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf toe te staan, mits: a. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
73
Dit kan via een parkeerbalans worden aangetoond, waarbij de normering uit de ASVV 2004 als uitgangspunt kan worden gehanteerd
zie definitie theetuin/terras
Vrijstelling bijgebouwen buiten het bouwvlak
Vrijstelling bebouwde oppervlakte/ bebouwingspercentage
b. de bedrijfsactiviteit geen onevenredige hinder voor het woonmilieu zal opleveren en geen onevenredige afbreuk zal doen aan het woonkarakter van de wijk of de buurt; c. de activiteit naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is en het niet een activiteit betreft die in hoofdzaak op het publiek is gericht; d. degene die de bedrijfsactiviteit in hoofdzaak uitvoert tevens gebruiker van de woning is; e. het niet betreft activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer; f. door degene die de activiteit gaat ontplooien, dient te worden aangetoond dat de activiteit geen extra parkeerruimte vereist binnen het openbaar gebied; g. geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met de bedrijfsmatige activiteit; h. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m2; i. in geval de activiteit de exploitatie van een theetuin/terras betreft dient te worden voldaan aan het hierboven onder a t/m g bepaalde met inachtneming van het volgende: − In afwijking van het bepaalde in de definitie met betrekking tot het aan huis verbonden bedrijf mag de activiteit op het perceel plaats vinden buiten de woning en de daarbij behorende bijgebouwen; − de omvang van een terras, veranda e.d. ten behoeve van het gebruik van consumpties door bezoekers mag ten hoogste 100 m² bedragen 18.4.2. .van het bepaalde in 18.3.2., teneinde een aangebouwd en/of vrijstaand bijgebouw geheel of gedeeltelijk buiten de plankaart aangegeven grens van het bouwvlak toe te staan, mits: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de verkeersveiligheid op de openbare wegen gewaarborgd blijft; c. het percentage dat met gebouwen zal zijn bebouwd niet meer dan 125% van het bij recht toegestane bebouwingspercentage bedraagt; d. de overschrijding, voor zover het een geluidgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder betreft, niet is gelegen binnen de 48 dBcontouren van wegen. 18.4.3. van het bepaalde in 18.3.3 onder a. en/of f., teneinde een grotere maximale oppervlakte en/of een hoger bebouwingspercentage toe te staan, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
74
b. voor zover het gebouw niet aan een ander gebouw is gebouwd, een afstand van tenminste 3 m tot de grens van het bouwperceel in acht wordt genomen; c. het van toepassing zijnde bebouwingspercentage dat hieronder is aangegeven en dat afhankelijk is van de bouwwijze van het hoofdgebouw op het betreffende bouwperceel, in acht wordt genomen: Bouwwijze
Bebouwingspercentage
Vrijstaand Twee-onder-één-kap Aaneengebouwd
37,5% 50% 62,5%
Vrijstelling hoogte
18.4.4. van het bepaalde in 18.3.3. onder c,c. en/of e., teneinde een hogere goothoogte en/of bebouwingshoogte van een hoofd- en/of bijgebouw toe te staan, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de goothoogte respectievelijk de bebouwingshoogte maximaal 125% van de bij recht toegestane waarde bedraagt; c. de dakhelling maximaal 60° bedraagt;
Vrijstelling maatvoering andere bouwwerken
18.4.5. van het bepaalde in 18.3.7., ten aanzien van de gestelde maximale hoogte en maximale bebouwde oppervlakte voor andere bouwwerken, mits: a. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; b. de hoogte na vrijstelling niet meer dan 10 m bedraagt. 18.5.
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Wijziging t.b.v. nieuwe en andere niet-woonfuncties Staat van Inrichtingen lijst 1 (categorie 1)
Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3, de bestemming overeenkomstig artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijk Ordening op onderdelen wijzigen: 18.5.1. teneinde bestaande niet-woonfuncties te wijzigen en/of nieuwe niet-woonfuncties toe te staan, welke in de “Staat van Inrichtingen lijst 1” (bijlage I) zijn aangemerkt als categorie-1 inrichting dan wel voor zover het betreft daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen nietwoonfuncties, met dien verstande dat: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; b. de niet-woonfunctie naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming is;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
75
c. het niet mag betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten; Wijziging kamerverhuurbedrijf
18.5.2. teneinde gronden te bestemmen voor “kamerverhuurbedrijf”, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: a. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en het woon- en leefmilieu; b. de functie is naar haar aard met de karakteristiek van de omgeving in overeenstemming; e. het mag niet betreffen activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;
Wijziging nieuwe hoofdgebouwen / bouwvlak, afwijkende situering of bouwwijze
18.5.3. teneinde nieuwe hoofdgebouwen toe te staan, dan wel teneinde een van dit plan afwijkende situering en/of bouwwijze van hoofdgebouwen toe te staan en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak, die niet is gebaseerd op de op de plankaart aangegeven situering van hoofdgebouwen en/of die niet overeenkomt met de op de plankaart getekende bouwwijze, één en ander met dien verstande dat: a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het woon- en leefmilieu en het bebouwingsbeeld; b. geluidsgevoelige bebouwing in de zin van de Wet geluidhinder uitsluitend kan worden toegestaan, indien uit onderzoek blijkt, dat de voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet geluidhinder, niet wordt overschreden; a. de aanduiding “hoofdgebouw” op de plankaart wordt verplaatst en de zonodig daarmee samenhangende verplaatsing van het bouwvlak op de plankaart wordt aangegeven;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
76
ARTIKEL 19. ARCHEOLOGISCH WAARDEVOL GEBIED (DUBBELBESTEMMING)
19.1. Doeleinden De op de plankaart voor ‘Archeologisch waardevol gebied’ aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden. 19.2. Bebouwingsregeling
Algemeen Zie vrijstelling 19.3
19.2.1. Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van de in artikel 19.1 omschreven doeleinden, tenzij: a. het werkzaamheden in de bodem betreft, als gevolg van het oprichten van bouwwerken, tot een diepte van 30cm onder het bestaande maaiveld; b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; e. het nieuw te bebouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder d, niet groter is dan: 1. 100 m² voor gronden op de ‘Archeologische beleidskaart’ (bijlage III bij dit plan) aangeduid als: - terrein met status (archeologisch monument); - terrein zonder status (puntlocatie met attentiezone van 50 m rondom); - historische dorpskern en overige historische bewoningsconcentraties; 2. 500 m² voor gronden op de ‘Archeologische beleidskaart’ (bijlage III bij dit plan) aangeduid als: - gebieden met een hoge archeologische verwachting: algemeen; 3. 1000 m² voor gronden op de ‘Archeologische beleidskaart’ (bijlage III bij dit plan) aangeduid als: - gebieden met een hoge archeologische verwachting: restgeul van Linge; - gebieden met een middelmatige archeologische verwachting.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
77
19.3. Vrijstellingsbevoegdheid Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Vrijstelling oprichten bouwwerken t.b.v. andere bestemming(en)
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen zoals opgenomen in Artikel 3, vrijstelling te verlenen: 19.3.1. van het bepaalde in 19.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan een vrijstelling kunnen in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Verplichting rapportage
19.3.2. De vrijstelling als bedoeld in artikel 19.3. wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Advies archeologisch deskundige
19.3.3. Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een vrijstelling als bedoeld artikel 19.3. winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de vrijstelling geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. 19.4. Aanlegvergunning
Verbod op het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden
19.4.1. Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning op de in artikel 19.1 bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren: a. het ophogen van de bodem met meer dan 2m; b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
78
c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist; d. het verlagen van het waterpeil; e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem; g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. Werken en werkzaamheden waarvoor het verbod niet geldt
19.4.2. Het onder 19.4.1. vervatte verbod geldt niet: a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld; b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van: 1. 100 m² voor gronden op de ‘Archeologische beleidskaart’ (bijlage III bij dit plan) aangeduid als: - terrein met status (archeologisch monument); - terrein zonder status (puntlocatie met attentiezone van 50 m rondom); - historische dorpskern en overige historische bewoningsconcentraties; 2. 500 m² voor gronden op de ‘Archeologische beleidskaart’ (bijlage III bij dit plan) aangeduid als: - gebieden met een hoge archeologische verwachting: algemeen; 3. 1000 m² voor gronden op de ‘Archeologische beleidskaart’ (bijlage III bij dit plan) aangeduid als: - gebieden met een hoge archeologische verwachting: restgeul van Linge; - gebieden met een middelmatige archeologische verwachting; d. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
79
vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning in dit kader is verleend; g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende vrijstelling op grond van het bepaalde in 19.3. Verlening
19.4.3. Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 19.4 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een vrijstelling in ieder geval de volgende voorschriften worden verbonden: a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht; b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of; c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
Verplichting rapportage
19.4.4. De vergunning als bedoeld in artikel 19.4 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Advies archeologisch deskundige
19.4.5. Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.
Strafbepaling
19.4.6. Overtreding van het bepaalde in artikel 19.4 is een strafbaar feit als bedoeld in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten. 19.5. Nadere eisen
Behoud archeologische waarden in situ
19.5.1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
80
gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden. 19.6. Wijzigingsbevoegdheden Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen zoals opgenomen in Artikel 3, het plan wijzigen:
Wijziging verwijdering bestemming archeologisch waardevol gebied
19.6.1. teneinde de dubbelbestemming ‘Archeologisch waardevol gebied’ geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is. 19.6.2. teneinde de ‘Archeologische beleidskaart’ (bijlage III bij dit plan) te wijzigen indien hiertoe op basis van actuele kennis met betrekking tot archeologisch waarden, ten aanzien van de in het plan gelegen gronden her te waarderen op hun archeologische status.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
81
ARTIKEL 20. LEIDINGZONE (DUBBELBESTEMMING)
20.1. Doeleinden De als “Leidingzone” op de plankaart aangewezen gronden zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) primair bestemd voor een rioolpersleiding, een en ander met bijbehorende voorzieningen. 20.2. Bebouwingsregeling Algemeen
Op de gronden als bedoeld in artikel 20.1. zijn uitsluitend toegestaan gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming met een bebouwingshoogte van maximaal 2 m. 20.3. Aanlegvergunning
Verbod op het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden
20.3.1. Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: a. het afgraven of egaliseren van de gronden; b. het aanbrengen van diepwortelende beplanting, het bebossen van gronden of het indrijven van voorwerpen in de grond; c. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeeraangelegenheden of andere oppervlakteverhardingen; d. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en daarmee verband houdende constructies; e. het opslaan van zaken.
Werken en werkzaamheden waarvoor het verbod niet geldt
20.3.2. Het onder 20.3.1. vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden: a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend; b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen aanlegvergunning vereist was; c. welke betreffen het normale onderhoud en beheer overeenkomstig de bestemming van deze gronden.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
82
20.3.3. De onder 20.3.1. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de rioolpersleiding en vooraf toestemming is gegeven door de leidingbeheerder. Strafbepaling
20.3.4. Overtreding van het verbod dat is gesteld onder 20.3.1. is een strafbaar feit als bedoeld in de zin van artikel 1a, onder 2 van de Wet op de economische delicten.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
83
ARTIKEL 21. MOLENBESCHERMINGSZONE (DUBBELBESTEMMING)
21.1. Doeleinden De gronden gelegen binnen het op de plankaart nader met ‘molenbeschermingszone’ aangegeven gebied zijn, onverminderd het elders in deze voorschriften bepaalde, mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in het gebied voorkomende molen als landschapsbepalend element. 21.2. Bebouwingsregeling Berekeningsformule
Op de in 21.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van hetgeen elders in deze voorschriften is bepaald, geen hogere bouwwerken worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald: X ---n
maximale bouwhoogte =
+ (c*z)
in welke formule voorstelt: X: de afstand in meters vanaf het bouwwerk (obstakel) tot de wieken van de molen; n = de ruwheidscoëfficiënt 75 voor ruw gebied en 50 voor gesloten gebied; c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%); z = askophoogte in meters (de hoogte van het centrisch middelpunt van de molenwieken tot de begane grond van de molen). Correctiefactor hoogtesituering molen
21.2.1. De maximale bouwhoogte zoals bedoeld in dit artikel wordt gerelateerd aan de begane grond van de molen. Voor zover ter plaatse van een op te richten bouwwerk het maaiveld hoger respectievelijk lager is gelegen, dient de afstand van het maaiveld tot het onderste punt van de verticaal staande wiek in de maximale hoogte te worden verdisconteerd. 21.3. Vrijstellingsbevoegdheid
Vrijstelling hogere bouwwerken
Burgemeester en wethouders kunnen,met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen zoals opgenomen in Artikel 3,, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 voor het bouwen van hogere bouwwerken, overeenkomstig het elders in deze voorschriften bepaalde, mits geen sprake is van een onevenredige aantasting van de windvang van de molen.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
84
21.4. Aanlegvergunning
Verbod op het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden
21.4.1. Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden, voor zover deze zijn gelegen binnen de molenbeschermingszone maar buiten de begrenzing van het beschermd dorpsgezicht, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren: a. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting; b. het ophogen van gronden.
Werken en werkzaamheden waarvoor het verbod niet geldt
21.4.2. Het onder 14.4.1. vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden: a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend; b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren; c. welke het normale onderhoud, beheer en gebruik van de gronden betreffen.
Verlening
21.4.3. De in 14.4.1. genoemde aanlegvergunning wordt slechts verleend indien en voor zover door de werken en werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de belangen van de molen niet onevenredig worden aangetast.
Strafbepaling
21.4.4. Overtreding van het bepaalde in artikel 21.4 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
85
ARTIKEL 22. WATERSTAATSDOELEINDEN (DUBBELBESTEMMING)
22.1. Doeleinden De als “Waterstaatsdoeleinden” op de kaart aangegeven gronden, zijn, behalve voor de aldaar voorkomende andere bestemming(en) primair bestemd voor: a. het beheer en het onderhoud van de watergangen en retentievoorzieningen met de bijbehorende voorzieningen, zoals bermen, schouwpaden en beschoeiing; b. bescherming, het instandhouden en het beheer en het onderhoud van de waterkering; één en ander met inachtneming van de Keur van het Waterschap. 22.2. Bebouwingsregeling Algemeen
Op de gronden als bedoeld in artikel 22.1. zijn, voor zover deze zijn gelegen binnen een afstand van 4 m uit een watergang, uitsluitend toegestaan gebouwen en andere bouwwerken die ten dienste staan van de bestemming met een bebouwingshoogte van maximaal 2 m. 22.3. Vrijstellingsbevoegdheid
Verwijzing naar beschrijving in hoofdlijnen
Vrijstelling oprichten bouwwerken t.b.v. andere bestemming(en)
Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen zoals opgenomen in Artikel 3, vrijstelling verlenen: 22.3.1. van het bepaalde in 22.2. voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mits het belang van de watergangen en retentievoorzieningen in voldoende mate is gewaarborgd. Hieromtrent wordt de beheerder van de watergang gehoord. 22.4. Aanlegvergunning
Verbod op het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden
22.4.1. Het is verboden zonder, of in afwijking van, een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van burgemeester en wethouders, in verband met de bescherming van de waterkering de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. het opruimen/verwijderen van wegen en paden; b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
86
c. het aanleggen van voet-, fiets- ruiter- en andere paden en dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en de inrichting van visoevers; d. het incidenteel aanpassen van het beloop en/of het dwarsprofiel van bestaande wegen; e. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen; f. het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek; g. het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem dieper dan 30 cm; h. het dempen, vergraven en aanleggen van sloten; i. het bebossen van gronden en het aanleggen van boomgaarden. Werken en werkzaamheden waarvoor het verbod niet geldt
Oneveredige afbreuk
Advies beheerder watergang
Strafbepaling
22.4.2. De onder 22.4.1vervatte verbod geldt niet indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die: a. het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; b. gelet op de elders in deze voorschriften genoemde doeleinden, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis zijn; c. reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan. 22.4.3. Een aanlegvergunning als bedoeld in 22.4. wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen. 22.4.4. Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van de beheerder van de watergang omtrent de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de bescherming. instandhouding en het beheer en onderhoud van de waterkering. 22.4.5. Overtreding van het bepaalde in artikel 22.4 wordt aangemerkt als een strafbaar feit in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
87
HOOFDSTUK III
ALGEMENE BEPALINGEN
ARTIKEL 23. DUBBELTELBEPALING Geen bouwwerk mag worden opgericht indien daardoor een ander bouwwerk hetzij niet langer zou voldoen aan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.
ARTIKEL 24. GEBRUIKSBEPALING
24.1. Het is verboden de in dit plan bedoelde gronden te gebruiken of te doen of laten gebruik in strijd met de bestemmingen.
24.2. Het zelfstandig bewonen van vrijstaande bijgebouwen en het gebruik van de gronden voor seksinrichtingen worden in ieder geval geacht in strijd te zijn met dit plan.
24.3. Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het in het eerste lid vervatte verbod indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. Overtreding van het in het eerste lid vervatte verbod is een strafbaar feit als bedoeld in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
ARTIKEL 25. ALGEMENE VRIJSTELLINGSBEVOEGDHEDEN Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in de voorschriften, ten behoeve van:
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
88
25.1. het afwijken van de voorgeschreven minimum en maximum maten met niet meer dan 10%, voor zover daarvoor in deze voorschriften geen bijzondere vrijstellingsbevoegdheden zijn opgenomen;
25.2. het in geringe mate afwijken van de plaats en richting van de grenzen van bouwvlakken indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de plankaart ten opzichte van de feitelijke situaties, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad;
25.3. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten openbare nutte, het openbaar vervoer of het wegverkeer, zoals gemaalgebouwtjes, transformatorhuisjes, reduceerstations, c.a.i.-kastjes, abri’s e.d., met dien verstande dat: a. de bebouwde oppervlakte niet meer mag bedragen dan 25 m2; b. de goothoogte van deze gebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m; c. de bebouwingshoogte van deze gebouwen niet meer mag bedragen dan 6 m; d. van deze vrijstellingsbevoegdheid uitsluitend gebruik mag worden gemaakt met inachtneming van de algemene beschrijving in hoofdlijnen in Artikel 3.
ARTIKEL 26. ALGEMENE WIJZIGINGSBEVOEGDHEID Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, het plan te wijzigen teneinde de op de plankaart aangeduide bestemming ‘Archeologisch waardevol gebied (dubbelbestemming)’ uit te breiden indien op basis van actuele kennis met betrekking tot te beschermen archeologisch waarden, de noodzaak bestaat de in het plan gelegen gronden te herwaarderen op hun archeologische status met inachtneming van het volgende: a. de gronden worden benoemd overeenkomstig een of meer van de in de Archeologische beleidskaart (bijlage III) genoemde aanduidingen; b. Artikel 19 is van overeenkomstige toepassing.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
89
ARTIKEL 27. PROCEDURE BIJ VRIJSTELLING
27.1. Een ontwerpbesluit strekkende tot vrijstelling ligt gedurende 4 weken ter gemeentesecretarie ter inzage.
27.2. De burgemeester maakt de terinzagelegging te voren bekend in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze.
27.3. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het kenbaar maken van zienswijzen ten aanzien van de voorgenomen vrijstelling.
27.4. Gedurende de in 27.1. genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk hun zienswijze kenbaar maken.
ARTIKEL 28. PROCEDURE BIJ WIJZIGING Van een wijzigingsbevoegdheid op grond van dit plan wordt uitsluitend gebruik gemaakt met toepassing van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
90
HOOFDSTUK IV
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
ARTIKEL 29. OVERGANGSBEPALINGEN
29.1. Bebouwing Bouwwerken welke bestaan op het tijdstip van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan, dan wel mogen worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde ontvankelijke bouwvergunning (artikel 40 Woningwet) en die afwijken van het plan, mogen behoudens onteigening en mits de planafwijking naar aard niet wordt vergroot en overigens geen andere afwijkingen van het plan ontstaan: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. uitgebreid worden met ten hoogste 10% van de bebouwde oppervlakte (en daarmee de inhoud) welke bestond op het moment dat het plan in ontwerp ter visie werd gelegd; c. na calamiteit worden herbouwd mits de bouwaanvraag binnen 2 jaar na de calamiteit is ingediend. 29.2. Ander gebruik van de grond en gebruik van de opstallen
29.2.1. Het gebruik van de grond en/of de opstallen dat strijdig is met het plan en bestaat op het tijdstip waarop het plan van kracht wordt, mag worden gehandhaafd; dit geldt echter niet indien het betreft een gebruik dat strijdig was met de in het vorige bestemmingsplan aangewezen bestemming en welk strijdig gebruik een aanvang heeft genomen, nadat dit vorige bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen. 29.2.2. Het is verboden het met het plan strijdige gebruik van de grond en/of de opstallen te wijzigen tenzij door de wijziging van het gebruik de afwijking van het plan naar de aard niet wordt vergroot. 29.2.3. Overtreding van het bepaalde in 29.2.2. is een strafbaar feit als bedoeld in de zin van artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
ARTIKEL 30. SLOTBEPALING Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als: “Voorschriften bestemmingsplan Beesd 2007”.
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
91
Bijlage I Staat van Inrichtingen (lijst 1 en 2)
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
92
Bijlage II Lijst met toegestane nevenactiviteiten bij agrarische bedrijven
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
93
Bijlage III Archeologische beleidskaart
Bestemmingsplan Beesd 2007
072-133
okt 2007
94
42
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -
43
44
Bestemmingsplan "Reclamemast Industrieweg Beesd" – ontwerp -