GEMEENTE GELDERMALSEN
Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
VOORONTWERP Maart 2015
EDOK-RO
EDOK-RO Van Breugelplantsoen 81 3771 VN Barneveld 0342-422288 06 – 1432 0714 @
[email protected] www.edok-ro.nl
Documenttitel
Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Status
VOORONTWERP
Datum
Maart 2015
Gemeente
Geldermalsen
Webadres gemeente
www.geldermalsen.nl
Contactpersoon
de heer R. Oldebesten
Projectnummer
2014-HB-01
Opdrachtgever
V.O.F. Homburg
Contactpersoon
De heer M. Kroeze / M.J. van Mourik.
2 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Inhoudsopgave Toelichting
5
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Inleiding en doel 1.2 Vigerend bestemmingsplan 1.3 Bij het plan behorende stukken 1.4 Situatie 1.5 Leeswijzer
7 7 7 8 8 9
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving 2.1 Beesd 2.2 Locatie 2.3 Dorpsgezicht 2.4 Verkeer 2.5 Water 2.6 Werkgelegenheid 2.7 Kavel op maat
11 11 11 11 11 11 12 12
Hoofdstuk 3 Beleid 3.1 Rijk 3.2 Provinciaal beleid 3.3 Regionaal beleid 3.4 Gemeentelijk beleid 3.5 Revitaliseringplan Bedrijventerrein Homburg-Oudewaag te Beesd
15 15 15 17 17 19
Hoofdstuk 4 Planologische- en milieuaspecten 4.1 Archeologie 4.2 Bodem 4.3 Waterbodem 4.4 Asbest 4.5 Water 4.6 Externe veiligheid 4.7 Flora en fauna 4.8 Geluid 4.9 Luchtkwaliteit 4.10 Bedrijven en milieuzonering 4.11 Duurzaam bouwen 4.12 Welstand 4.13 Beeldkwaliteitsplan
21 21 22 23 24 24 28 29 31 31 32 33 34 35
Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels 5.1 Bestemmingsplan 5.2 De planregels 5.3 Beschrijving van de bestemmingen
37 37 37 37
Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.1 Economische uitvoerbaarheid 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
39 39 39
Bijlagen
41
Bijlage 1
Archeologisch onderzoek
43
Bijlage 2
Onderzoek ATKB
45
Bijlage 3
Berekening waterberging
47
Bijlage 4
Flora en fauna 2007
49
Bijlage 5
Actualisatie Flora en fauna 2007
51
Bijlage 6
Externe veiligheid en luchtkwaliteit
53
Bijlage 7
Beeldkwaliteitsplan
55
3 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Regels
57
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
59 59 61
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7
Bestemmingsregels Bedrijf Groen Verkeer - Verblijfsgebied Water Waarde - Archeologie 1
63 63 67 69 71 73
Hoofdstuk 3 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels
75 75 77 79 81
Hoofdstuk 4 Artikel 12 Artikel 13
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
83 83 85
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2
Staat van Bedrijfsactiviteiten lijst 1 Staat van bedrijfsactiviteiten lijst 2
87 89 91
VERBEELDING
93
4 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Toelichting
5 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
6 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Inleiding en doel In 2008 is gestart met de voorbereidingen voor de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein de Homburg. De locatie sluit goed aan op de af- en oprit van de A2. De herontwikkeling van het terrein vindt plaats in nauwe samenwerking met de gemeente Geldermalsen en is gericht op een duurzame toekomst vol nieuwe, lokale bedrijvigheid. De locatie wordt in de Structuurvisie Geldermalsen 2000 - 2015 benoemd de locatie als toekomstige ruimte voor nieuwe bedrijvigheid. Op 23 maart 2010 heeft het college van Burgemeester en Wethouders ingestemd met de uitbreiding van bedrijventerrein Homburg in Beesd. De gemeente Geldermalsen, de Ondernemersvereniging Beesd en direct betrokken ondernemers zijn bezig met het ontwikkelen van een plan om te komen tot revitalisering van het bedrijventerrein Oude Waag/Homburg. Door de revitalisering van het bestaande bedrijventerrein en het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein "Homburg Noord" ontstaat een aantrekkelijk bedrijventerrein voor bestaande en nieuwe ondernemingen. De ontwikkeling van het nieuwe bedrijventerrein is volgens het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk. Het voorliggende bestemmingsplan maakt dit mogelijk. 1.2 Vigerend bestemmingsplan Het plangebied ligt in het bestemmingsplan "Buitengebied 1984" welke door de gemeenteraad is vastgesteld d.d 20 mei 1985.
Uitsnede vigerend bestemmingsplan
In dit bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemmingen "AGRARISCH GEBIED" en "Natuurgebied II". De voorschriften van dit vigerend bestemmingsplan laten de beoogde ruimtelijke ontwikkeling niet toe. Om realisering van het project mogelijk te maken wordt dit bestemmingsplan opgesteld.
7 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
1.3 Bij het plan behorende stukken Het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd" bestaat uit de volgende stukken: verbeelding, schaal 1 : 1.000 tekening nummer: NL.IMRO.0236.BSDhomburgnoord-VO01; regels; toelichting. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied begrepen gronden en opstallen aangegeven. In de regels zijn bepalingen opgenomen teneinde de uitgangspunten van het plan zeker te stellen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting, waarin nader wordt ingegaan op: de planbeschrijving; het beleid; de planologische/ en milieuaspecten; toelichting op de regels; uitvoerbaarheid. 1.4 Situatie Het plangebied bevindt zich aan de noordzijde van Beesd en wordt begrenst aan de zuidzijde door het bestaande bedrijventerrein Homburg, aan de westzijde door de Parkweg en aan de oostzijde door de A2. De oprit naar de A2 bevindt zich aan de noordzijde van het plangebied. Ten noorden van het plangebied ligt op circa 300 meter, de spoorlijn Dordrecht - Geldermalsen.
Ligging plangebied (bron Google Earth)
De locatie is zeer goed bereikbaar: vanuit noordelijke en zuidelijke richting via de A2 en vanuit het oosten en westen via de Rijksweg A15. Behalve via snelwegen is Beesd ook uitstekend bereikbaar met openbaar vervoer. Op nog geen tien minuten loopafstand bevindt zich station Beesd.
8 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
1.5 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de voorgenomen plannen. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheid van het gebied. Hoofdstuk 4 geeft een samenvatting van deze onderzoeken. Hoofdstuk 5 gaat in op de bijbehorende planologisch-juridische regeling en hoofdstuk 6 gaat tot slot in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
9 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
10 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving 2.1 Beesd Beesd is een pittoresk dorp in de Betuwe, gelegen aan de rivier de Linge. Het dorp maakt deel uit van de gemeente Geldermalsen en is met ongeveer 3.500 inwoners de op twee na grootste kern van de gemeente. In 2008 is gestart met de uitwerking van de plannen voor de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein 'De Homburg'. 2.2 Locatie De herontwikkeling van bedrijventerrein Homburg richt zich op de nog niet bebouwde gronden tussen het bestaande bedrijventerrein en de op- en afrit van Rijksweg A2. De locatie is voor verkeer goed bereikbaar en ook goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Treinstation Beesd bevindt zich op tien minuten loopafstand van bedrijventerrein Homburg.
2.3
Dorpsgezicht
Bedrijventerrein Homburg is direct zichtbaar als men Beesd via de noordelijke zijde binnen komt. Het aanzicht van het nieuwe bedrijventerrein krijgt een representatieve uitstraling. Naast het nieuw te ontwikkelen deel van het bedrijventerrein zal ook het huidige bedrijventerrein gerevitaliseerd worden. Door het nieuwe bedrijventerrein en de revitalisering van het bestaande bedrijventerrein wordt de ruimtelijke kwaliteit verbeterd. 2.4 Verkeer De locatie is voor verkeer goed bereikbaar. 2.5 Water Waterafvoer en waterberging zijn belangrijke thema’s in de uitbreiding van bedrijventerrein Homburg. Op het grondgebied van het bedrijventerrein wordt een retentievijver aangelegd, waarop de nieuwe bedrijven hun regenwater kunnen afvoeren. De bestaande sloot is van groot waterhuishoudkundig belang en wordt robuuster gemaakt en zo mogelijk opgewaardeerd naar een A-watergang. Hierover is op gemeentelijk niveau nog geen beslissing over genomen.
11 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
2.6 Werkgelegenheid Bedrijventerrein Homburg biedt ruimte aan grotendeels lokale ondernemers. Door de revitalisering van het bestaande bedrijventerrein en het nieuw te ontwikkelen bedrijventerrein "Homburg Noord" ontstaat een aantrekkelijk bedrijventerrein voor bestaande en nieuwe ondernemingen. Hierdoor wordt een economische impuls aan het dorp Beesd gegeven. 2.7
Kavel op maat
Bedrijventerrein Homburg is ingedeeld in drie zones. De kavels per zone verschillen in maat en oriëntatie. Kavel Type 01 is georiënteerd op de retentievijver en is de eerste strook bedrijven die vanaf de afrit van de A2 te zien zijn. Het is de ideale plek voor een bedrijfspand met uitstraling; bovendien biedt de ligging aan of zelfs in de waterpartij veel architectonische mogelijkheden. Kavel Type 02 is gericht op de Parkweg, de toegangsweg tot het dorp; de kavels staan haaks op de weg en voegen zich qua maat naar de bebouwing van het dorp. Kavel Type 03 ligt in het hart van het bedrijventerrein Homburg. Deze kavels zijn centraal gelegen en bieden optimale toegankelijkheid tot de rest van het bedrijventerrein. Er zijn plannen om het gehele terrein te bewaken volgens het parkmanagement principe, dit betekent een afgesloten geheel met bewaking.
De ontwikkeling en bebouwing van de buitenste ring percelen wordt zodanig gerealiseerd dat er een hoogwaardige uitstraling ontstaat bij de entree van het dorp Beesd. Deze hoogwaardige uitstraling camoufleert het beeld van het reeds bestaande en gedateerde industrieterrein.
12 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
De percelen tussen het oude industrieterrein en de buitenste ring vormt een overgangsgebied waardoor het accent op de buitenzijde blijft. De aanleg van de vijverpartij is voor retentie van belang en tevens een vergroting van de uitstraling. Vanaf de A2 komend, richting het dorp ontstaat een vriendelijke, hoogwaardige en professionele uitstraling zijn van het industrieterrein. De panden worden duurzaam gebouwd volgens de technische mogelijkheden met een groot accent op energie neutrale gebouwen.
13 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
14 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Hoofdstuk 3 3.1 Rijk 3.1.1
Beleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt verschillende bestaande beleidsnota's waaronder de nota Ruimte. De structuurvisie beoogt een integrale aanpak van infrastructuur en ruimte. Het Rijk kiest voor het versterken van de ruimtelijk-economische structuur door het integraal benutten en uitbouwen van de kracht van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren, internationale verbindingen en mainports. Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio’s leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en dient overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze ladder is een procesvereiste. Dit houdt in dat bij ruimtelijke besluiten moet worden gemotiveerd hoe een zorgvuldige afweging is gemaakt van het ruimtegebruik. 1. Beoordeling (kwalitatief/kwantitatief) of beoogde ontwikkeling voorziet in regionale en intergemeentelijke behoefte voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen, waarin nog niet elders is voorzien. 2. Indien beoogde ontwikkeling voorziet in regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen of deze binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten. 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand stedelijk gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of de ontwikkeling zo kan worden gerealiseerd dat deze passend multimodaal ontsloten is of als zodanig wordt ontwikkeld. Dit is opgenomen in artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij toetsing aan het SVIR en artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro blijkt het volgende. Het voorliggend bestemmingsplan maakt bedrijfsbestemmingen mogelijk. De te verwachten bedrijven zijn plaatselijke bedrijven die willen uitbreiden of willen verplaatsen uit de kern van Beesd. Deze bedrijven willen door hun sociale binding in Beesd blijven, en niet naar elders verplaatsen. Doordat het bestaande bedrijventerrein wordt gerevitaliseerd ontstaat een goed functionerend, representatief geheel dat recht doet aan het waardevolle dorpsgezicht van Beesd. Tevens verbetert de bereikbaarheid van het bedrijventerrein (en het dorp). De locatie sluit goed aan op het bestaande stedelijk gebied. Hiermee past het voorliggend plan binnen de uitgangspunten van de SER-ladder. 3.2 Provinciaal beleid 3.2.1
Omgevingsvisie
De provincie heeft haar visie op de omgeving vertaald in ’Omgevingsvisie Gelderland’. De omgevingsvisie is ingestoken vanuit ‘een nieuwe tijd’ en de maatschappelijke context. De provincie heeft ervoor gekozen om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan de gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven: 1. Een duurzame economische structuur. 2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving. Deze hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. In de Omgevingsvisie Gelderland is de Gelderse ladder opgenomen. De Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik wordt gebruikt als afwegingskader voor de vestigingsplek van stedelijke ontwikkelingen. De Gelderse Ladder komt overeen met de eerder genoemde SER-ladder uit de voorgaande paragraaf. Er zijn vanuit de omgevingsvisie geen andere belangen waarmee in het voorliggend bestemmingsplan rekening moet worden gehouden. Het voorliggend bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met de Omgevingsvisie Gelderland. Beesd ligt in de regio Rivierenland. Rivierenland wordt gekenmerkt door groen open gebied, omzoomd door rivieren. Er is ruimte voor dynamiek en ontwikkeling, met name logistiek, agrobusiness en vrijetijdseconomie. Van belang is daarbij de balans tussen koesteren, vernieuwen en benutten. Behouden wat de moeite waard is, de kwaliteiten van het gebied en tegelijkertijd actief en creatief werken aan het verder ontwikkelen van het gebied, met als pijlers: Logistiek. Agrobusiness. Vrijetijdseconomie. Vitaal Platteland.
15 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
De Nieuwe Hollandse Waterlinie ligt in de buurt van het plangebied, echter op een afstand die geen consequenties heeft voor het plan. De centrale ligging van de regio Rivierenland wordt door veel bedrijven erkend. Rivierenland wordt gezien als een belangrijke locatie voor huisvesten van logistiek en distributie. Dit is ook te zien aan het grote aantal logistieke bedrijven dat zich hier vestigt en zich hier reeds heeft gevestigd. Hier liggen voor de regio belangrijke kansen en economisch potentieel, ook in nauwe samenhang met de sterke agrobusiness. De ambitie van de regio is het verder verbeteren van het ondernemersklimaat voor logistieke en logistiek gerelateerde bedrijvigheid in Rivierenland. De doelstellingen zijn: Een aanbod van bedrijventerreinen waar de bedrijvigheid zich kan vestigen. De terreinen moeten voldoen aan de eisen van het bedrijfsleven (multimodaliteit, terminalcapaciteit, de kwaliteit van de bedrijventerreinen en andere vestigingsfactoren). Een kwalitatief hoogwaardig en hypermodern logistiek voorzieningenniveau met betrokkenheid van logistieke dienstverleners, transporteurs, havenbedrijf, overige dienstverleners zoals accountants, banken, logistiek vastgoed ontwikkelaars, en het gevestigde bedrijfsleven, in de ruimste zin (innovatie, kennisontwikkeling, duurzaamheid, opleiding, clustering). Een goede bekendheid van de Logistieke Hotspot Rivierenland (marketing, promotie, acquisitie). In de regionale programmeringsafspraken bedrijventerreinen wordt bedrijventerrein Homburg-Noord benoemd als "zachte plannen doorgaand, 0 - 5 ha.". Besluit algemene regels ruimtelijke ordening De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het betreft de volgende nationale belangen uit de SVIR: 1. Rijksvaarwegen. 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam. 3. Kustfundament. 4. Grote Rivieren. 5. Waddenzee en waddengebied. 6. Defensie. 7. Hoofdwegen en landelijke spoorwegen. 8. Elektriciteitsvoorziening. 9. Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen 10. Ecologische hoofdstructuur. 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament. 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte) en 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde. Nieuwe Hollandse Waterlinie De Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW) is aangewezen als 'Erfgoed van uitzonderlijke universele waarde' (nationaal belang 13) en geplaatst op de Voorlopige Lijst van UNESCO vanwege het unieke gebruik van water voor de verdediging van land, het daaraan gekoppelde stelsel van waterwerken en de gaafheid van het complex van verdedigingswerken. Het plangebied is gelegen in de nabijheid van de NHW, maar op een dusdanige afstand dat dit geen consequenties heeft voor het plan. Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.6 lid 2 Bro) In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Deze ladder stelt eisen aan motivering van onder meer bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De wettelijke regeling gaat vergezeld van een handreiking die andere overheden ondersteunt bij de praktische toepassing van de juridische verplichting. Het geldt voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen zoals een locatie voor detailhandel, bedrijventerrein, kantoren en woningbouw. Per 1 oktober 2012 is in artikel 3.1.6 van het Bro een lid 2 ingevoegd, waarin een motiveringsplicht is opgenomen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen in bestemmingsplannen. In de toelichting van het bestemmingsplan moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende treden ('ladder duurzame verstedelijking').
16 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. Hierbij kan het gaan om zowel kwantitatieve als kwalitatieve aspecten. De beide vervolgstappen uit genoemde ladder hebben betrekking op de vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden en als dat niet mogelijk is op andere locaties, die vooral goed ontsloten moeten zijn. De voorgenomen ontwikkeling in Beesd voorziet in een plaatselijke behoefte. Een aantal plaatselijke bedrijven hebben te kennen gegeven uit te willen breiden of te willen verhuizen uit de kern van Beesd. Deze bedrijven willen niet weg uit Beesd, vanwege de sociale binding. Daarnaast vindt de toekenning van nieuw bedrijventerrein plaats, aangrenzend aan het bestaande bedrijventerrein. De locatie is goed ontsloten, door de toerit naar de A2. Daarmee voldoet de ontwikkeling aan de ladder voor duurzame verstedelijking. 3.3 Regionaal beleid 3.3.1
Regionaal Programma Bedrijventerreinen Rivierenland
De regio wordt omringd door enkele grote stedelijke gebieden. Hierdoor kent Regio Rivierenland een sterke maar versnipperde, externe oriëntatie. Mede door die ligging is de druk op commerciële en maatschappelijke voorzieningen groot en is er sprake van een zeer dynamische arbeidsmarkt. Het Regionaal Programma Bedrijventerreinen (RPB) biedt het kader voor concrete werk- en projectafspraken tussen de regiogemeenten en provincie Gelderland; zij zijn waar het gaat om afspraken over bedrijventerreinen nauw betrokken. Dit RPB is: het regionale afsprakenkader over planning en programmering van bedrijventerreinen tussen Regio Rivierenland en provincie Gelderland; de vertaling en uitwerking van de gemeentelijke, regionale en provinciale doelstellingen op het gebied van bedrijventerreinen; het toetsingskader voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio. Bedrijventerrein Homburg-Noord wordt genoemd als locatie die ontwikkeld kan gaan worden in de periode 2011 2015. 3.4 Gemeentelijk beleid 3.4.1
Algemene beleidskaders
Visiedocument gemeente Geldermalsen In de raadsvergadering van 27 mei 2008 heeft de gemeenteraad het 'Visiedocument gemeente Geldermalsen' vastgesteld. Geldermalsen is zelfstandig, zelfbewust en koestert de traditionele eigenschappen van een landschappelijke gemeente met 11 karakteristieke kernen. Geldermalsen is zich daarbij bewust van de unieke ligging. Dichtbij nationale landschappen én met de Randstad om de hoek. Doorsneden door de Linge én door infrastructurele hoofdstromen. De gemeente staat voor een rustieke woon- en leefomgeving. Tegelijk heeft Geldermalsen een verantwoordelijkheid voor bedrijvigheid en woningbouw op grond van de knooppuntligging. Hieraan wordt gerichte invulling gegeven. De 11 kernen hebben traditioneel hun eigen karakter. Die sociale en fysieke eigenheid blijft behouden. In dit visiedocument zijn 3 overkoepelende cruciale beleidswaarden vastgesteld voor het heden en toekomst van de gemeente Geldermalsen. Het betreft de kernwaarden: 1. landschapskwaliteit; 2. kernenkwaliteit; 3. knooppuntenkwaliteit. Het toekomstperspectief van de visie is erin gelegen om de bestaande kwaliteiten in stand te houden danwel hierop voort te bouwen. Visie 'Malsen aan de Linge' In de raadsvergadering van 27 maart 2012 heeft de gemeenteraad haar visie nader aangescherpt: De gemeente Geldermalsen biedt een prettige woonomgeving waarin algemeen gewaardeerd wordt de mooie karakteristieke kernen, gelegen aan de Linge, met daartussen grote open groene ruimtes. Het is rustig en veilig in de gemeente. Deze woonomgeving is belangrijk voor haar inwoners en is het kapitaal van de gemeente. Uitgangspunt bij beleid is de nadruk op groen, leefbaarheid, rust en ruimte. De gemeente stimuleert de ontwikkeling en onderlinge sociale betrokkenheid van haar inwoners, waarbij tegelijkertijd eigen verantwoordelijkheid belangrijk blijft. De gemeente heeft als speerpunt van beleid de sociaal zwakkeren te activeren en te ondersteunen. De gemeente wil zich verder inspannen om de jeugd aan de streek te binden en ze een toekomst te bieden mede door de komst van hoger onderwijs naar de gemeente te stimuleren. Geldermalsen is trots op haar agrarische sector en de daaraan verbonden economie, waarin fruitteelt een bijzondere rol heeft. Geldermalsen ziet kansen in hoogwaardige en duurzame ontwikkeling van deze sector (zogenaamde Fruitvalley). De ontwikkeling van deze economie moet volop de ruimte krijgen, met behoud van de kwaliteit van de leefomgeving waarbij inpassing in het landschap belangrijk is. Verder moet de economische ontwikkeling meer hoogwaardige bedrijvigheid
17 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
opleveren en aansluiten bij de bevolkingsopbouw. Voorbeelden zijn productie, verwerking, distributie, zakelijke dienstverlening (onder andere ICT), onderzoek, gezondheid en recreatie en toerisme." Bovengenoemde aangescherpte visie dient als uitgangspunt te worden gehanteerd voor een nieuw op te stellen gemeentelijke structuurvisie. 3.4.2 Lekker leven langs de Linge Structuurvisie Gemeente Geldermalsen 2009 - 2015 In de raadsvergadering van 23 februari 2010 is de Structuurvisie Gemeente Geldermalsen 2009 - 2015: "Lekker leven langs de Linge" vastgesteld. Deze structuurvisie vormt het ruimtelijk kader voor de gemeente Geldermalsen voor de periode tot 2015, waarin ontwikkelingen en ambities voor de korte en lange termijn in zowel kwantitatieve als kwalitatieve zin zijn opgenomen. Het dient als opmaat voor nieuwe bestemmingsplannen, en biedt via een uitvoeringsparagraaf de mogelijkheid voor kostenverhaal zoals bedoeld in de Wro. Inhoudelijk is er geen sprake geweest van grote beleidswijzigingen ten opzichte van eerdere ruimtelijke visiedocumenten en sectorale beleidsdocumenten. Volstaan is met een actualisatie van het reeds in 2005 ingezette beleid ("Wikken en Wegen"). Voor de bedrijventerreinen is vooral de knooppuntkwaliteit van belang. Deze kwaliteit zorgt voor economische en infrastructurele ontwikkeling. De knooppuntkwaliteit geeft Geldermalsen een sterke economische basis. Niet voor niets hebben enkele grote bedrijven zich de afgelopen decennia in Geldermalsen gevestigd. In tegenstelling tot veel andere plaatsen in Nederland beschikt Geldermalsen nog over voldoende ruimte om nieuwe economische impulsen te accommoderen op eigen grondgebied. In het hoofdstuk 'Bedrijven en werkgelegenheid' worden de nieuwe bedrijventerreinen 'Hondsgemet' en 'Beesd-Noord' omschreven. In de structuurvisie wordt de locatie Beesd-Noord benoemd als locatie voor nieuwe bedrijvigheid. De ruimtelijke visie voor bedrijvigheid in Beesd-Noord gaat uit van maximaal 4 hectare bedrijvigheid. 3.4.3 Beleidsnotitie bedrijventerreinen 2011 - 2030 De gemeenteraad heeft op 27 september 2011 de 'Beleidsnotitie bedrijventerreinen 2011 - 2030' vastgesteld. De gemeente Geldermalsen zet in op een goede ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen. Zo is de gemeente begonnen om gezamenlijk met ondernemers de eerste bedrijventerreinen te herstructureren / revitaliseren. Op nieuw te ontwikkelen terreinen is veel aandacht voor duurzaamheid en beeldkwaliteit. Ook voor bedrijventerreinen die herstructurering ondergaan wordt ingezet op het stimuleren van parkmanagement. Draagvlak en financiële daadkracht van de plaatselijke ondernemers is daarbij onontbeerlijk. Het beleid gaat verder onder andere uit van segmentering van de bedrijventerreinen. Dit betekent dat wordt gedifferentieerd in de toegestane bedrijfszwaarte en functies, waaronder volumineuze detailhandel. Voorts dient er aandacht te bestaan voor locaties waar de combinatie wonen en werken wordt toegestaan. Op veel bestaande bedrijventerreinen zijn (bedrijfs)woningen aanwezig. Daarnaast wordt voor sommige situaties een transformatie naar passender functies voorgestaan. Waar mogelijk wordt gekeken naar het intensiveren van bebouwing op bestaande bedrijventerreinen. Dit is met name mogelijk op bedrijventerreinen met een laag bebouwingspercentage ofwel door het toestaan van een hoger bebouwingspercentage, ofwel door het toestaan van een hogere bouwhoogte. Daarnaast kan worden gekeken naar intensiever gebruik van bestaande gebouwen. Uiteraard dient hierbij rekening te worden gehouden met bereikbaarheid, ontsluiting, landschappelijke waarden en afstemming met nabije functies. Uit de beleidsnotitie blijkt dat het bestaande bedrijventerrein in Beesd slecht bereikbaar is en onvoldoende uitbreidingsmogelijkheden heeft. De gemeente Geldermalsen zet in op een goede ruimtelijke kwaliteit op bedrijventerreinen. Zo is de gemeente begonnen om gezamenlijk met ondernemers de eerste bedrijventerreinen te herstructureren / revitaliseren. Op nieuw te ontwikkelen terreinen is veel aandacht voor duurzaamheid en beeldkwaliteit. Voor bedrijventerreinen die herstructurering ondergaan wordt ingezet op het stimuleren van parkmanagement. Draagvlak van de plaatselijke ondernemers is daarbij onontbeerlijk. Op het gebied van duurzaamheid wordt gestreefd naar goede afkoppeling van regenwater en in het kader van uitstraling, meer water op het bedrijventerrein. Op het bedrijventerrein in Beesd wordt met het uitbreidingsplan Homburg-Noord in eerste instantie ingezet op de verplaatsingsbehoefte van bedrijven uit het centrum. 3.4.4 Structuurplan De Garstkampen In november 2007 is het Structuurplan De Garstkampen vastgesteld. Dit plan is gericht op een integrale ontwikkeling van het gebied ten noorden van de kern Beesd: een woonwijk, woon-werkgebied en groene recreatieve zone aan de westzijde van de Parkweg; een nieuwe aansluiting van de Parkweg op de A2 en revitalisering en uitbreiding van het bedrijventerrein Oude Waag / Homburg te oosten van de Parkweg. In het structuurplan wordt voor de uitbreiding van het bedrijventerrein Homburg teruggegrepen op de ruimtelijke randvoorwaarden die al in 2003 werd vastgesteld. Hieronder worden de belangrijkste randvoorwaarden vanuit het structuurplan:
18 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Uitbreiding kan plaatsvinden in noordelijke richting, tot de nieuwe oprit naar de A2. Er moet één nieuwe ontsluitingsweg op de Parkweg worden gerealiseerd. De Parkweg gaat fungeren als 'entree-boulevard'; dit vraagt om representatieve bebouwing langs deze weg. Parkeren wordt op eigen terrein opgelost, bij voorkeur uit het zicht. Groen en water vormen een belangrijk onderdeel van de nieuwe inrichting van het gebied. In het structuurplan wordt nog een aantal gedetailleerde voorwaarden meegegeven met betrekking tot de maatvoering van gebouwen en openbare ruimten. Gelet op de inmiddels verstreken tijd sinds de vaststelling van het structuurplan en de ontwikkelingen op de markt voor bedrijfskavels, worden deze gedetailleerde voorwaarden middels dit bestemmingsplan en het bijbehorende beeldkwaliteitplan up to date gemaakt. De hierboven beschreven hoofdlijnen van het Structuurplan De Garstkampen worden hierbij niet uit het oog verloren. 3.4.5 Coalitie akkoord 2014 - 2018 Samen voor elkaar In het Coalitie akkoord 2014 - 2018 Samen voor elkaar van april 2014, wordt aangegeven dat de gemeente actief nieuwe bedrijventerreinen gaat promoten. De gemeente maakt het revitaliseren en toekomstbestendig maken van verouderde bedrijventerreinen mogelijk, met urgente aandacht voor de strategische locaties van Homburg/Oude Waag en Meinte (Beesd) aan de A2. De gemeente wil ruimte bieden aan lokale ondernemers om zich verder te ontwikkelen 3.4.6 Externe veiligheidsvisie gemeente Geldermalsen In april 2007 heeft de gemeente Geldermalsen de "Externe veiligheidsvisie gemeente Geldermalsen" opgesteld, met als doel een toetsingskader aan te bieden zodat duidelijk is hoe met bestaande en toekomstige externe veiligheidsrisico’s dient te worden omgegaan. De externe veiligheidsvisie focust op nieuwe situaties. De essentie van de visie is hieronder weergegeven, aan de hand van beleidsuitspraken op verschillende niveaus: algemene uitgangspunten, generieke beleidsuitspraken, gebiedsspecifieke beleidsuitspraken en objectgerichte beleidsuitspraken. Algemene uitgangspunten bij het opstellen van de externe veiligheidsvisie: De gemeente houdt zich aan de geldende wet- en regelgeving en anticipeert op nieuwe beleidsontwikkelingen, zoals op het gebied van transport van gevaarlijke stoffen. De visie moet aansluiten bij de vigerende gedachten over ruimtelijke ontwikkeling binnen de gemeente. Generieke beleidsuitspraken: De risicobron en risico-ontvanger worden zo veel mogelijk gescheiden. De richtwaarde van het plaatsgebonden risico wordt in woon- en recreatiegebieden als grenswaarde gehanteerd. Bij iedere verandering van het groepsrisico geeft de gemeente een verantwoording van het groepsrisico. De oriënterende waarde van het groepsrisico wordt gehanteerd als grenswaarde. Groepsrisico mag enkel toenemen door het oprukken van (beperkt) kwetsbare objecten (drie bedrijventerreinen uitgezonderd), niet door de uitbreiding van risicobronnen. De gemeente wil op de hoogte zijn van de risico’s en de effecten op haar grondgebied en neemt op basis hiervan maatregelen. Risicocommunicatie is een belangrijk onderwerp en verdient meer aandacht. Gebiedsspecifieke beleidsuitspraken: Geen uitbreiding of nieuwvestiging van risicobronnen in woon-, recreatie- en stationsgebied Geldermalsen. Geen uitbreiding of nieuwvestiging van risicobronnen in het buitengebied, met uitzondering van LPGtankstations. Uitbreiding of nieuwvestiging van risicobronnen is onder voorwaarden uitsluitend toegestaan op de daarvoor aangewezen bedrijventerreinen Hoge Weide, Hondsgemet en Homburg. Objectgerichte beleidsuitspraken: LPG-tankstations zijn onwenselijk in woon- en recreatiegebieden en nieuwvestigen wordt alleen toegestaan in het buitengebied of op een bedrijventerrein. Langs transportassen wordt 200 meter als toetsingszone aangehouden, voor zelfredzaamheid wordt breder gekeken. Voor buisleidingen houdt de gemeente zich aan bestaande circulaires. 3.5 Revitaliseringplan Bedrijventerrein Homburg-Oudewaag te Beesd De gemeente Geldermalsen heeft samen met de ondernemers van het bedrijventerrein Homburg-Oude waag de intentie om het bedrijventerrein te revitaliseren. Dit om de kwaliteit van het bestaande bedrijventerrein te verbeteren. De gemeente en de ondernemers hebben samen de verantwoordelijkheid ten aanzien van het functioneren en de uitstraling van het bedrijventerrein. Revitalisering zorgt voor een langere levensduur van het bedrijventerrein Homburg/Oudewaag. Kleinere bedrijven uit de kern Beesd krijgen de mogelijkheid zich te vestigen op het bedrijventerrein.
19 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Knelpunten die het functioneren van het huidige bedrijventerrein onder druk zetten zijn onder andere de doodlopende wegen, het parkeren op de weg en het ontbreken van eenduidigheid in de bebouwing en openbaar groen. Aanpak van deze knelpunten is dan ook noodzakelijk om een verdere achteruitgang van het terrein tegen te gaan. Door de uitbreiding Homburg Noord en het oplossen van de knelpunten in het bestaande bedrijventerrein wordt het functioneren verbeterd. Zo lost de beoogde ringstructuur de huidige infrastructuur van doodlopende straten op en wordt de Parkweg ontlast. Het functioneren wordt verder onder andere verbeterd door inbreiding, extra bouwmogelijkheden en nieuwe beeldkwaliteitseisen.
20 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Hoofdstuk 4 Planologische- en milieuaspecten 4.1 Archeologie 4.1.1
Inleiding
Het Europees Verdrag inzake de bescherming van archeologisch erfgoed (het verdrag van Valletta, kortweg Malta genoemd) is in 1992 door twintig Europese staten, waaronder Nederland, getekend en werd in 1998 met een goedkeuringswet bekrachtigd. Vervolgens werd het verdrag op 1 september 2007 in de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. Het Verdrag van Valletta (Malta) gaat uit van het in de bodem bewaren van archeologische waarden op de locatie zelf ('in situ'). De achterliggende gedachte is dat de bodem zich nog steeds als de beste bewaarplaats bewezen heeft. Een andere gedachte, die hierbij speelt, is het gegeven dat latere generaties mogelijk over betere technieken van opgraven kunnen beschikken. Malta wil verder bevorderen dat in een zo vroeg mogelijk stadium van ruimtelijke ordening al rekening wordt gehouden met archeologische waarden. Tenslotte gaat het verdrag uit van het beginsel 'de veroorzaker betaalt'. Dat wil zeggen dat degene die de bodem wil verstoren het archeologisch (voor)onderzoek en de eventuele opgraving zelf moet betalen. 4.1.2 Onderzoek In maart 2009 is door ACVU-HBS een Inventariserend Veldonderzoek uitgevoerd door middel van Proefsleuven. In 2007 had een bureau- en booronderzoek reeds uitgewezen dat er zich in het plangebied drie vindplaatsen bevinden.
Begrenzing archeologisch onderzoeksgebied
In totaal zijn tijdens het archeologisch onderzoek 45 sleuven aangelegd. Het betreft hier 37 geplande sleuven (volgens PvE) en 8 bijkomende sleuven. De bijkomende sleuven zijn aangelegd om de aanwezige sporenclusters beter te kunnen interpreteren en begrenzen. Op basis van het archeologisch bureauonderzoek zijn drie vindplaatsen in het plangebied onderscheiden: vindplaats 1: een nederzettingsterrein uit de Late IJzertijd - Romeinse tijd+ vindplaats 2: een huisplaats uit de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd; vindplaats 3: een nederzettingsterrein uit het Neolithicum – Bronstijd – Vroege IJzertijd. Bij het inventariserend veldonderzoek is met behulp van 45 proefsleuven circa 17 ha van het 52 ha grote plangebied onderzocht. Daarbij zijn enkele sporen van vindplaats 1 en 3 aangesneden. De waarde van vindplaats 2 kon in verband met het ontbreken van een betredingsvergunning niet worden vastgesteld. Vanwege het ontbreken van betredingstoestemming is deze vindplaats niet meegenomen met het hierboven beschreven proefsleuvenonderzoek. Vindplaats 2 bevindt zich in het plangebied van dit bestemmingsplan.
21 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Begrenzing vindplaats 2
Voor vindplaats 2 wordt door ACVU-HBS een Programma Van Eisen (PVE) opgesteld. Het PVE vormt na goedkeuring van het bevoegd gezag de basis waarop het proefsleuvenonderzoek kan worden uitgevoerd. Uit het proefsleuvenonderzoek kunnen in principe twee resultaten komen: 1. het plangebied is geheel verstoord. Archeologisch vervolgonderzoek is niet vereist; 2. de bodem van het plangebied is nog intact. In dat geval zullen er meer proefsleuven of een archeologische opgraving moeten komen. Daarvoor zal dan ook opnieuw een PVE moeten worden geschreven. 4.1.3 Conclusie Voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden worden de benodigde onderzoeken voor de locatie 'Vindplaats 2' conform de wettelijke bepalingen in overleg met de wettelijke bevoegde instanties uitgevoerd. Dit wordt in de regels juridisch vastgelegd. 4.2 Bodem 4.2.1
Inleiding
In juli 2014 is door AquaTerra - KuiperBurger B.V. (ATKB) een verkennend land en waterbodemonderzoek, asfaltonderzoek en indicatief asbest-in-puinonderzoek uitgevoerd voor het plangebied. Het doel van het verkennend landbodemonderzoek is het vaststellen van de huidige kwaliteit van de bodem, dat wil zeggen de kwaliteit van de grond en het grondwater. 4.2.2 Onderzoek Omdat alleen lichte verontreiniging wordt verwacht is het verkennend landbodemonderzoek uitgevoerd conform de strategie voor onverdachte locaties (strategie ONV, paragraaf 5.1 uit de NEN 5740). Analyses worden ingezet op het standaardpakket zoals voorgeschreven in de NEN 5740, voor de bovengrond plaatselijk (boomgaarden) aangevuld met analyses op OCB’s (organochloorbestrijdingsmiddelen). 4.2.3 Conclusie De bodem bestaat uit zand en klei. De grondwaterstand is gelegen tussen 0,5 en 1,5 m-mv. In de bodem zijn diverse bodemvreemde bestanddelen aangetroffen, namelijk puin/repac, beton, baksteen, kolengruis en slib. Op het maaiveld is geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Het dak op de schuur op het perceel De Vor is echter wel asbestverdacht (maar betreft vooralsnog geen bodemmateriaal). Daarnaast zijn de puinverharding op het perceel Kroeze en de strook met puinbijmenging op het perceel van de gemeente asbestverdacht. Indicatief is vastgesteld dat de puinverharding op het perceel Kroeze asbest bevat maar dat de kans op asbestverontreiniging klein wordt geacht. In algemene zin wordt gesteld dat bodemvreemd materiaal (met name puin en ander sloopafval) kan duiden op aanwezigheid van ophooglagen en asbest. Alleen met een asbestonderzoek conform de NEN 5707 (grond) en/of NEN 5897 (puin) kan met enige zekerheid de aan- of afwezigheid van asbest worden vastgesteld. De resultaten uit het huidig onderzoek geven met betrekking tot asbest(verontreiniging) daarom niet meer dan een indicatie. In de grond zijn ten hoogste lichte verontreinigingen met zware metalen en bestrijdingsmiddelen (OCB’s) vastgesteld. De gehalten komen deels overeen met de achtergrondkwaliteit zoals vastgelegd in de bodemkwaliteitskaart. Er zijn echter geen verontreinigingen met PAK, PCB’s of minerale olie in de grond vastgesteld.
22 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
In het grondwater zijn over het algemeen lichte verontreinigingen met barium en minerale olie vastgesteld. In het grondwater nabij de vervallen schuur (perceel De Vor) zijn matige verontreinigingen met barium en koper en een lichte verontreiniging met zink vastgesteld. De matige verontreinigingen zijn waarschijnlijk gerelateerd aan de directe bemonstering van het grondwater na plaatsing van de peilbuis. Ter plaatse van de bovengrondse dieseltank en opslag van brandstoffen in de schuur dient formeel een onderzoek conform de strategie VEP te worden uitgevoerd, waarbij de grond op minerale olie en vluchtige aromaten wordt geanalyseerd. Maar de tank is zeer klein, gelegen boven een lekbak en direct tegen een loods. Er is geen gescheiden vul- of ontluchtingspunt en er is geen leidingwerk. De verdachte locatie heeft daardoor een 2 oppervlakte van maximaal 2 m . De boring met peilbuis staat hier strak tegenaan. Daarnaast is een tweede boring geplaatst (maar gestaakt). Er is visueel nergens olieproduct waargenomen (niet op het maaiveld en niet in de grond). In het grondwater is een lichte verontreiniging met olie vastgesteld. De peilbuis is zeker representatief voor deze deellocatie. Lekkage zal daarnaast eerder plaatsvinden direct ten oosten van de tank (bij het aftanken van voertuigen) dan onder de tank zelf (daar zit een lekbak). De peilbuis staat dan zeker betrouwbaar (gekeken naar de vermoedelijke grondwaterstroming). Een onderzoek op vluchtige aromaten is niet van toepassing bij diesel. Vluchtige aromaten zijn overigens wel geanalyseerd in het grondwater (niet verhoogd vastgesteld). Naar aanleiding hiervan hoeft geen aanvullend onderzoek uitgevoerd te worden. Ter plaatse van het perceel De Vor is een gedempte sloot aanwezig. Uit luchtfoto’s van 1955 en 1964 blijkt dat er een sloot of greppel heeft gelegen. Op de top25 kaart van 1957 is echter niets aangegeven. Daarom is er vermoedelijk sprake van een greppel. Uit de boringen, die ter plaatse van de sloot/greppel zijn uitgevoerd, is niet gebleken dat er puin aanwezig is. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Een gedeelte van de toegangsweg wordt verwijderd. Derhalve dient het asfalt van dit te verwijderen deel van de toegangsweg op teerhoudendheid worden onderzocht. Derhalve wordt een asfaltonderzoek conform de CROW 210 uitgevoerd. De voor de locatie gehanteerde onderzoekshypothese voor het landbodemonderzoek “de gehele locatie wordt verdacht voor (lichte) bodemverontreiniging met zware metalen, PAK, PCB’s en minerale olie, de (voormalige) boomgaarden voor (lichte) bodemverontreiniging met OCB’s (bovengrond)” is deels bevestigd. Er zijn echter geen verontreinigingen met PAK of PCB’s vastgesteld. Er dient een asbestonderzoek conform de NEN 5707 (grond) en/of NEN 5897 (puin) uitgevoerd te worden om met enige zekerheid de aan- of afwezigheid van asbest vast te stellen. Aanbevelingen Aanbevolen wordt om een aanvullend grond- en asbest-in-grondonderzoek (conform NEN 5707) uit te voeren ter plaatse van de vervallen schuur op het perceel De Vor. Dit onderzoek dient bij voorkeur te worden uitgevoerd na sloop en verwijdering van de schuur (en dakplaten). Hierbij kan het grondwater uit de reeds geplaatste peilbuis (23-2) herbemonsterd en geanalyseerd worden. De locatie is verdacht voor bodemverontreiniging in verband met de opslag van brandstoffen, overige activiteiten en het asbestverdachte dak. In de huidige staat van de schuur wordt inpandig onderzoek sterk afgeraden (instortingsgevaar). Indien van de locatie grond wordt afgevoerd dient hierbij rekening te worden gehouden met de daarop van toepassing zijnde regelgeving van onder meer de Wet bodembescherming en het Besluit Bodemkwaliteit. De vrijkomende grond is buiten de onderzoekslocatie niet zonder meer herbruikbaar. Alvorens tot ontwikkeling van het gehele plangebied over te gaan dient een aanvullend grond- en asbest onderzoek op het perceel Kroeze en een strook op het perceel van de gemeente uitgevoerd te worden. Dit onderzoek moet worden uitgevoerd alvorens de omgevingsvergunning voor dit perceel in te dienen. Aangezien de percelen de Vor en Kroeze niet volledig konden worden onderzocht wordt voor beide locaties op de verbeelding een specifieke aanduiding opgenomen en wordt in de bijbehorende regels geregeld dat hier een bouwvergunning mag worden afgegeven als aangetoond is dat de uitgevoerd onderzoek aantoond dat er geen belemmering aanwezig is. Het uitgevoerde onderzoek van ATKB is als Bijlage 2 toegevoegd bij dit plan. 4.3
Waterbodem
4.3.1
Inleiding
In juli 2014 is door AquaTerra - KuiperBurger B.V. (ATKB) een verkennend land en waterbodemonderzoek, asfaltonderzoek en indicatief asbest-in-puinonderzoek uitgevoerd voor het plangebied. Het doel van het verkennend waterbodemonderzoek is het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de sliblaag en onderliggende vaste waterbodem in het kader van de voorgenomen demping.
23 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
4.3.2 Onderzoek Het onderzoek is uitgevoerd volgens de strategie “overig water, niet-lintvormig, normale onderzoeksinspanning (ONLN)”. Het onderzoek zal zich richten op de te verwijderen sliblaag en de bovenste halve meter van de achterblijvende/ontvangende waterbodem bij demping. Door de aanwezigheid van een boomgaard is de locatie verdacht voor het voorkomen van bestrijdingsmiddelen (OCB’s). 4.3.3 Conclusie In de waterbodem zijn geen bodemvreemde bestanddelen aangetroffen. Tijdens de uitvoering van het onderzoek zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. De voor de locatie gehanteerde onderzoekshypothese “homogeen verontreinigde onderzoekslocatie” is niet bevestigd. Nader onderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. De vrijkomende sliblaag is op basis van de onderzoeksresultaten milieuhygiënisch geschikt voor de beoogde bestemming, te weten verspreiden op het aangrenzend perceel. Voor de vrijkomende slib gelden als alternatieve verwerkingsmogelijkheden toepassen als klasse ‘A’baggerspecie in oppervlaktewater of toepassen als kwaliteitsklasse wonen op landbodem. De kwaliteit van de achterblijvende vaste waterbodem is indicatief (doch betrouwbaar) bepaald. Het onderzoek geeft slechts een indicatie van de kwaliteit van de achterblijvende vaste waterbodem omdat niet per vak is getoetst, maar per bodemsoort. De achterblijvende kleibodem heeft kwaliteitsklasse ‘A’ voor toepassing onder oppervlaktewater en ‘Industrie’ voor toepassing op zandbodem. De achterblijvende zandbodem heeft als kwaliteitsklasse ‘Vrij toepasbaar’ voor zowel toepassing onder oppervlaktewater als toepassing op landbodem. Uit het onderzoek blijkt dat er vanuit dit aspect, geen belemmering is voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein. Het uitgevoerde onderzoek van ATKB is als Bijlage 2 toegevoegd bij dit plan. 4.4 Asbest 4.4.1
Inleiding
In juli 2014 is door AquaTerra - KuiperBurger B.V. (ATKB) een verkennend land en waterbodemonderzoek, asfaltonderzoek en indicatief asbest-in-puinonderzoek uitgevoerd voor het plangebied. Het doel van het indicatieve asbest-in-puinonderzoek is om een indicatie te krijgen van de aanwezigheid van asbest in de puinverharding op het erf. 4.4.2 Onderzoek Om een indicatie te krijgen van de aanwezigheid van asbest in de puinverharding op het erf is een mengmonster van het puin samengesteld. Het puinmengmonster is geanalyseerd op asbest conform de NEN 5897. Het betreft een indicatief asbest-in-puinonderzoek. 4.4.3 Conclusie In de puinverharding ter plaatse van het erf is asbest aanwezig. Echter, aangezien er slechts een geringe hoeveelheid asbest is vastgesteld, wordt niet verwacht dat sprake is van asbestverontreiniging. Om hierover zekerheid te krijgen dient formeel een asbest-in-puinonderzoek conform de NEN 5897 uitgevoerd te worden. In overleg met het bevoegd gezag dient te worden vastgesteld of aanvullend asbestonderzoek naar de puinhoudende strook (akkerperceel gemeente) en puinverharding op het perceel Kroeze noodzakelijk is. De Omgevingsdienst Rivierenland (ODR) heeft aangegeven dat een asbestonderzoek rondom de bebouwing bij voorkeur na de sloop moet worden uitgevoerd. Asbestonderzoek in de puinverharding volgens NEN5897 en op asbestverdachte plaatsen die verder van de bebouwing afstaan kunnen voor de sloop worden uitgevoerd. Aangezien de percelen de Vor en Kroeze niet volledig konden worden onderzocht wordt voor beide locaties op de verbeelding een specifieke aanduiding opgenomen en wordt in de bijbehorende regels geregeld dat hier een bouwvergunning mag worden afgegeven als aangetoond is dat de uitgevoerd onderzoek aantoond dat er geen belemmering aanwezig is. Het uitgevoerde onderzoek van ATKB is als Bijlage 2 toegevoegd bij dit plan. 4.5 Water 4.5.1
Inleiding
De Watertoets is het resultaat van één van de acties uit de Startovereenkomst 'Waterbeleid 21e eeuw', die op 14 februari 2001 is ondertekend door het Rijk, het Interprovinciaal Overlegorgaan, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. In de Startovereenkomst is vastgelegd dat de Watertoets vanaf het moment van ondertekening zal worden toegepast.
24 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
De Watertoets wordt uitgevoerd bij ruimtelijke ontwikkelingen, wat als gevolg heeft dat in alle ruimtelijke plannen en dus ook het bestemmingsplan - een zogeheten waterparagraaf moet zijn opgenomen. De waterparagraaf omvat het advies van de waterbeheerder en een gemotiveerd besluit ten aanzien van de wateraspecten. Eventuele afwijkingen van het advies van de waterbeheerder worden gemotiveerd. Daarbij moet door de initiatiefnemer worden aangegeven hoe met die afwijking wordt omgegaan. In laatste instantie kan worden teruggegrepen op het nemen van verzachtende maatregelen of compensatie inclusief afspraken over financiering en uitvoering. In het kader van de watertoets is overleg gevoerd en heeft afstemming plaatsgevonden met de betrokken waterbeheerders (Waterschap Rivierenland). In dit hoofdstuk is aangegeven op welke wijze dit overleg heeft plaatsgevonden en welke adviezen in het kader van dit overleg zijn gemaakt. 4.5.2
Beleid
Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) en Kaderrichtlijn Water (KRW) Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) In 2003 sloten Rijk , Interprovinciaal Overleg, Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW). Dit akkoord is te beschouwen als het bestuurlijke antwoord op het rapport WB21 (Waterbeheer 21e eeuw). In het akkoord zijn maatregelen afgesproken met als doel het watersysteem in 2015 'op orde' te hebben. In het bestuursakkoord zijn taakstellende afspraken opgenomen over veiligheid en wateroverlast. Ook is een impuls gegeven aan het gebruik van de watertoets. De watertoets zorgt voor een vroegtijdige afstemming tussen ruimtelijke plannen en de waterhuishouding. In 2011 is een nieuw akkoord afgesloten door de koepels. De essentie van dit nieuwe akkoord is een doelmatig beheer en meer samenwerking tussen beheerders in de waterketen en kostenbesparingen door grotere efficiëntie en effectiviteit. Kaderrichtlijn Water (KRW) Door de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft Nederland een resultaatsverplichting voor het bereiken van de gewenste waterkwaliteit en ecologie van grond- en oppervlaktewatersystemen. Voor grote wateren of watersystemen, de zogenaamde KRW-waterlichamen, zijn hiertoe doelen opgesteld. De (bindende) maatregelen om de doelen te bereiken zijn vastgelegd in de stroomgebiedsplannen. Voor de overige wateren geldt minimaal het stand-still principe. Waterbeheerders mogen hiervoor zelf aanvullende doelen opstellen. Provincie Gelderland en waterschap Rivierenland Provinciaal beleid In het Waterplan Gelderland 2010-2015 staat hoe de provincie wil zorgen voor voldoende schoon water én droge voeten. Het Waterplan Gelderland is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd. Het Waterplan Gelderland 2010-2015 is op 11 november 2009 door Provinciale Staten vastgesteld en op 22 december 2009 in werking getreden. In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provincie brede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd. In de Provinciale milieuverordening Gelderland (PmG) zijn milieuregels opgenomen die het drinkwater moeten beschermen. Waterschap Rivierenland Het plangebied valt onder het beheer van Waterschap Rivierenland. De doelen van het waterschap voor de periode van 2010 tot 2015 staan beschreven in het waterbeheerplan 'Werken aan een veilig en schoon rivierenland', waarbij een indeling is gemaakt in de volgende aspecten: het bieden van veiligheid tegen overstromingen; het realiseren van de kwantitatieve wateropgave; het realiseren van de waterkwaliteitsdoelstellingen en ecologische doelstellingen; het realiseren van de kwantitatieve wateropgave in het stedelijk gebied en het verbeteren van de waterkwaliteit in stedelijke wateren; het invulling geven aan de samenwerking in de afvalwaterketen.
25 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Het Waterschap Rivierenland is verantwoordelijk voor en werkt aan een duurzaam waterbeheer voor een veilig en leefbaar 'Rivierenland'. Bij alle in- en uitbreidingsplannen adviseert en toetst het Waterschap op hydrologische effecten, waarbij het hydrologisch neutraal ontwikkelen het uitgangspunt is. Kortom, het initiatief mag niet leiden tot een verandering in de waterhuishoudkundige situatie ter plaatse en in de directe omgeving. Naast het beheerplan beschikt het Waterschap Rivierenland over een verordening: de Keur voor waterkeringen en wateren. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een watervergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels. Deze watervergunning wordt vervolgens door het waterschap verleend of geweigerd. Ook is het mogelijk dat nadere eisen worden gesteld aan de vergunningverlening. Gemeente Geldermalsen De gemeente Geldermalsen heeft samen met Waterschap Rivierenland een stedelijk waterplan opgesteld "Waterplan Geldermalsen 2009 - 2015". Uitgangspunt binnen de gemeente Geldermalsen is het streven naar een watersysteem van voldoende kwaliteit, dat mogelijkheden biedt voor recreatie en beleving. In het waterplan zijn maatregelen voor het watersysteem opgenomen, onder andere maatregelen voor het realiseren van extra waterberging. Richtlijnen en voorkeuren van waterschap en gemeente In het kader van de watertoets zijn onderstaande randvoorwaarden en uitgangspunten van waterschap Rivierenland en de gemeente Geldermalsen verzameld: bij alle nieuwbouwplannen dient vermenging van vuil afvalwater en schoon hemelwater te worden voorkomen door middel van de aanleg van een gescheiden rioolstelsel; bij de inrichting, het bouwen en het beheer dienen zo min mogelijk vervuilende stoffen toegevoegd te worden aan de bodem en het grond- en oppervlaktewatersysteem. Daarbij wordt aandacht gevraagd voor het materiaalgebruik. Om watervervuiling te voorkomen dienen geen uitloogbare of uitspoelbare bouwmaterialen te worden toegepast; de waterparagraaf mag beschrijvend van aard zijn (nog geen waterhuishoudkundig plan); de kwelsituatie hoeft niet te worden berekend; enkel beschrijvend; 3 met de vuistregel 436 m /ha verhard oppervlak wordt de benodigde waterberging berekend voor de toename van het verhard oppervlak, de maximaal toelaatbare peilstijging bedraagt 0,3 m op zomerpeil bij een T=10+10%; oppervlakkig afstromen van hemelwater heeft voorkeur boven ondergronds verwerken; waterdoorlatende verharding heeft de voorkeur; voor de aanpassing van het watersysteem zoals het graven van oppervlaktewater, aanbrengen van kunstwerken zoals stuwen, pompen en duikers en het aanbrengen van verhard oppervlak dient een vergunning in het kader van de waterwet worden aangevraagd bij waterschap Rivierenland; 4.5.3 Onderzoek Als gevolg van de toename van de oppervlakte aan bebouwing en verharding op de locatie zal hemelwater ter plaatse niet of minder gemakkelijk kunnen infiltreren in de bodem. Door de verharding en bebouwing komt het hemelwater versneld tot afvoer, wat problemen kan geven. Hemelwater zal zo mogelijk vastgehouden moeten worden in het gebied waar het valt. Vasthouden betekent dat het hemelwater wordt benut of direct als voeding voor het grondwater dient. Is vasthouden binnen het gebied niet mogelijk dan dient het hemelwater te worden verzameld in een berging waarna het geleidelijk beschikbaar komt voor afvoer of infiltratie. Alleen als vasthouden of bergen niet mogelijk is, is directe afvoer mogelijk. Het waterschap hanteert bij nieuwbouwplannen zoals deze de trits vasthouden-bergen-afvoeren. Dat betekent dat er hemel- en grondwater neutraal gebouwd moet worden. Concreet betekent dat ophogen i.p.v. drainage en hemelwater in het gebied verwerken in bijvoorbeeld wadi’s of te realiseren oppervlaktewater. Hemelwater dat versneld tot afvoer komt door een toename van verhard oppervlak dient gefaseerd te worden geloosd. De bestaande waterplas wordt gedempt. Deze waterplas stond niet in verbinding met het watersysteem. In de nieuwe situatie is het water wel onderdeel van het watersysteem. In verband met de financiële uitvoerbaarheid is de verkaveling recentelijk aangepast. Ten behoeve van de 2 eerdere verkaveling, met een wateroverschot van circa 4.000 m , heeft uitgebreid overleg plaatsgevonden met het waterschap. Voor de verkaveling van 10 november 2014 is een nieuwe berekening gemaakt voor de waterberging.
26 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
2
Uit de berekening blijkt dat er een ´overschot´ is van 159 m . Het ‘overschot’ kan toenemen door waterdoorlatende verharding toe te passen en als meer dan de minimum eis van 10% groen wordt gerealiseerd. De waterparagraaf is ter beoordeling aan het waterschap verzonden en hebben navolgende reactie gegeven. De eerste reactie op de waterparagraaf: De maximale afvoer van water uit het plangebied mag niet meer zijn dan 1,5 l/s/ha (landelijke afvoernorm). Daartoe wordt gerekend met de ontwerpbui T=10+10% neerslag. Er geldt een maximale peilstijging 30 cm. 3 Vuistregel hierbij is 436 m berging per ha verhard oppervlak (bij berging in oppervlaktewater). Een uitbreiding van het verhard oppervlak moet dus, vanuit waterhuishoudkundig oogpunt, waterbalans-neutraal plaatsvinden. Dit is een randvoorwaarde. De vereiste waterberging wordt bij voorkeur in open water gerealiseerd. Pas als dit niet mogelijk is, komen voorzieningen zoals wadi's in beeld. Voor wadi's gelden ontwerpeisen (zie beleidsregel 5.16). Voor wadi's geldt overigens ook een andere vuistregel voor berekening van de waterbergingsopgave, namelijk 664 m3 per ha verhard oppervlak. Een waterparagraaf moet minimaal kort beschrijven: beschrijving bestaand watersysteem + toekomstig watersysteem, toename verhard oppervlak, vereiste watercompensatie, wijze van realiseren van de watercompensatie. Reactie op de verkaveling: Langs de Parkweg lijkt een smalle strook blauw ingekleurd t.b.v. water, waarschijnlijk ter handhaving van de bestaande sloot. Er bestaat echter een groot waterhuishoudkundig belang om deze sloot robuuster te maken en op te waarderen naar een A-watergang. Daar lijkt op dit moment onvoldoende rekening mee te zijn gehouden. Wij worden graag betrokken bij de verdere uitwerking van het plan. Daarbij overleggen wij graag welke mogelijkheden er zijn om invulling te geven aan de verbreding van de genoemde sloot. 4.5.4 Conclusie Uit de berekening blijkt dat er voldoende waterberging wordt gerealiseerd. 2 De grove berekening van de benodigde aantal m waterberging Homburg Noord is als Bijlage 3 Berekening waterberging toegevoegd bij dit plan. Deze paragraaf wordt aangepast, aangezien er nog overleg moet plaatsvinden tussen gemeente en het waterschap. De realisatie van een A-watergang moet intern bij de gemeente worden besproken. Het ruimtegebruik voor een A-watergang en het daarbij behorende kostenplaatje mag niet leiden tot een negatieve exploitatie voor de gemeente, tenzij het een gemeentelijke keuze is. PM
27 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
4.6
Externe veiligheid
4.6.1
Inleiding
Kader Wettelijk kader externe veiligheid Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen lopen als gevolg van aanwezigheid in de directe omgeving van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt, transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd en ondergrondse buisleidingen. De aan deze activiteiten verbonden risico's moeten tot een aanvaardbaar niveau beperkt blijven. Het wettelijk kader voor risicobedrijven is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is het wettelijke kader vastgelegd in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en de onderliggende regelgeving. Voor ondergrondse buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Bij de beoordeling van de externe veiligheidssituatie zijn twee begrippen van belang: Het plaatsgebonden risico (PR) richt zich, als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen, vooral op de basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten. Aan het PR is een wettelijke grenswaarde verbonden die niet mag worden overschreden. Het PR wordt "vertaald" als een risicocontour rondom een risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten (bijv. woningen) mogen liggen. Het groepsrisico (GR) is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting, als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het maximaal aanvaardbare aantal personen, de z.g. oriënterende waarde (OW). Dit is een richtwaarde, waarvan het bevoegd gezag, mits afdoende gemotiveerd, kan afwijken. Deze verantwoordingsplicht geldt voor elke toename van het GR, ook als de OW niet wordt overschreden. 4.6.2 Onderzoek In maart 2015 is door Windmill Milieu en Management een inventarisatie uitgevoerd van de externe veiligheidsrisico’s. 4.6.3 Conclusie In de directe omgeving van het plangebied zijn de spoorlijn Kijfshoek - Geldermalsen (traject 202010) en de autosnelweg A2 (traject G29 afrit Everdingen - knooppunt Deil) gelegen. Uitsluitend de A2 blijkt relevant. Geconcludeerd kan worden dat het transport van gevaarlijke stoffen over de weg geen belemmering opleveren voor de planrealisatie. In onderhavig geval kan volstaan worden met een beperkte verantwoording van de hoogte van het groepsrisico. In de directe nabijheid van het plangebied is de kerosineleiding P11 van Defensie Pijpleiding Organisatie gelegen. De effectafstand van deze aardgastransportleiding bedraagt 25 meter. De ligging van de kerosineleiding is op de risicokaart anders aangeduid dan op de Klic-melding. De omgevingsdienst Rivierenland heeft aangegeven dat de Klic-melding als leidend dient te worden beschouwd. De effectafstand van de kerosinetransportleiding reikt in dat geval tot over de bebouwingsvlakken van het plangebied. De invloed van het plangebied op de hoogte van het groepsrisico zal derhalve kwantitatief inzichtelijk moeten worden gemaakt. In de nabijheid van het plangebied zijn aan de Parkweg een LPG-tankstation en een bovengrondse propaantank gelegen. De plaatsgebonden 0-6-risicocontouren en het invloedsgebied voor het groepsrisico van deze inrichtingen reiken niet tot het plangebied. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid vanwege inrichtingen geen belemmering vormt voor onderhavig plan.
28 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Het aspect externe veiligheid vormt mogelijk een belemmering voor de planrealisatie. De invloed van het plangebied op de hoogte van het groepsrisico als gevolg van de aanwezigheid van de kerosineleiding dient inzichtelijk te worden gemaakt. Voor het overige vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de planrealisatie. Om het groepsrisico als gevolg van de aanwezigheid van de kerosineleiding inzichtelijk te maken wordt er een QRA berekening gemaakt. Deze wordt toegevoegd voordat het ontwerpbestemmingsplan ter visie gaat. Het onderzoek is als Bijlage 6 Externe veiligheid en luchtkwaliteit toegevoegd bij dit plan. 4.7 Flora en fauna 4.7.1
Inleiding
Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. In de wet is geregeld dat bij ruimtelijke plannen met mogelijke gevolgen voor beschermde planten en dieren het verplicht is om vooraf te toetsen of deze plannen kunnen leiden tot overtreding van algemene verbodsbepalingen. Wanneer dat het geval dreigt te zijn, moet onderzocht worden of er maatregelen genomen kunnen worden om dit te voorkomen, of de gevolgen voor beschermde soorten te verminderen. 4.7.2
Onderzoek
In januari 2007 is door Staro Bos- en Natuurbeheer reeds een quickscan Flora en Fauna uitgevoerd, ten noordwesten van Beesd, ten behoeve van de toekomstige woonwijk, de uitbreiding van een bedrijfsterrein en de ontwikkeling van een recreatieve overgangszone. In mei 2014 is dit onderzoek geactualiseerd door Staro Natuur en Buitengebied. Aangezien in het plangebied geen grote veranderingen zijn opgetreden ten opzichte van de situatie in 2007 is in het kader van deze actualisatie geen veldbezoek uitgevoerd. Het onderzoek uit 2007 is als Bijlage 4 Flora en fauna 2007 toegevoegd bij dit plan.
29 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Gebiedsbescherming Natuurbeschermingswet 1998 Op circa 4 kilometer ten noorden-westen van het plangebied het Natura 2000-gebied “Lingebied en Diefdijk-Zuid” ligt. Gezien de lokale aard van de voorgenomen ontwikkeling en de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000gebied zullen geen negatieve effecten optreden. Een vergunning van de Natuurbeschermingswet 1998 is daarom niet nodig. Ecologische Hoofdstructuur Zoals blijkt uit gegevens van de provincie Gelderland ligt het plangebied buiten de EHS. Het dichtstbijzijnde gebied dat tot de EHS behoort, ligt na de herbegrenzing EHS, op ruim 400 meter ten oosten van het plangebied. De A2 ligt tussen de EHS en het plangebied. Gezien de ligging buiten de EHS en de lokale aard van de voorgenomen ontwikkeling zullen geen negatieve effecten optreden ten aanzien van de EHS. Soortenbescherming Uit de quickscan flora en fauna van Staro Bos- en Natuur (2007) en de gegevens van de NDFF kan geconcludeerd worden dat in het plangebied geschikte biotopen ontbreken voor beschermde soorten dagvlinders, libellen, mieren en kevers. Het voorkomen van beschermde soorten uit deze soortgroepen kan daarom worden uitgesloten. 4.7.3 Conclusie Gezien de lokale aard van de voorgenomen ontwikkeling zullen er geen nadelige effecten optreden op het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied en de EHS. Mogelijk groeien enkele plantensoorten uit FFtabel 1 in de ruige slootkanten van het plangebied. Ook wordt het plangebied mogelijk gebruikt als (onderdeel van het) leefgebied door algemeen voorkomende soorten amfibieën en grondgebonden zoogdieren die zijn opgenomen in FFtabel 1.Voor de soorten van FFtabel 1 geldt een algehele vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora en faunawet. Er hoeft zodoende voor deze soorten geen ontheffing te worden aangevraagd. Er kan niet uitgesloten worden dat de steenmarter (FFtabel 2) zich ophoudt in gebouwen op het plangebied. Indien er een verblijfplaats van steenmarter aanwezig is, zal het verwijderen van de bebouwing betekenen dat de verblijfplaats verdwijnt. Wanneer de bebouwing wordt verwijderd dient deze vooraf te worden gecontroleerd op aanwezigheid van een verblijfplaats van steenmarter. Als blijkt dat de steenmarter voorkomt in het plangebied dienen mitigerende maatregelen getroffen te worden. De kleine modderkruiper (FFtabel 2) komt mogelijk voor in het water aanwezig in het plangebied. Indien sloten en/of de waterpartij in het oosten van het plangebied gedempt worden, zal dit tot gevolg hebben dat het leefgebied van de kleine modderkruiper en algemeen voorkomende vissoorten verdwijnt. Om invulling te geven aan de zorgplicht uit de Flora- en faunawet dient voorafgaand aan het mogelijke dempen van de sloten en/of de waterpartij de aanwezige fauna te worden weggevangen en overgezet naar een geschikt leefgebied in de directe omgeving. Ten aanzien van de mogelijk voorkomende kleine modderkruiper is deze maatregel voldoende om de negatieve effecten tot een minimum te beperken. Mogelijk komen de bittervoorn en de grote modderkruiper (beide FFtabel 3) voor in de waterplas. Indien de waterplas gedempt wordt is nader onderzoek naar het voorkomen van de bittervoorn en de grote modderkruiper noodzakelijk. Indien de bittervoorn en/of grote modderkruiper aanwezig blijkt te zijn dient een ontheffing te worden aangevraagd. In de huidige situatie is het plangebied niet geschikt als leefgebied voor de rugstreeppad (FFtabel 3). Wanneer er werkzaamheden worden uitgevoerd, met name grondverzet, kan een voor rugstreeppadden geschikte situatie ontstaan. Om te voorkomen dat rugstreeppadden de bouwlocatie koloniseren dient te worden voorkomen dat er zandhopen liggen of dienen deze met plastic te worden afgedekt. Daarnaast moet zoveel mogelijk worden voorkomen dat er plassen (bijvoorbeeld water in rijsporen) aanwezig zijn. In plaats van de twee bovenstaande maatregelen kan ervoor gekozen worden de bouwlocatie ontoegankelijk te maken voor rugstreeppadden door het plaatsen van paddenschermen. Paddenschermen bestaan uit staand worteldoek van 50 centimeter hoog dat 15 centimeter wordt ingegraven en wordt verankerd aan paaltjes. Mogelijkerwijs komen er kamsalamanders (FFtabel 3) voor in het water en de boomgaarden en struwelen die zich op het plangebied bevinden. De voorgenomen ontwikkelingen kunnen negatieve effecten hebben op de mogelijk in het plangebied voorkomende kamsalamanders. Nader onderzoek in de zomermaanden is nodig om vast te stellen of deze soort daadwerkelijk in het plangebied voorkomt en welke effecten de voorgenomen ontwikkelingen hierop kunnen hebben. Indien uit het onderzoek blijkt dat de kamsalamander aanwezig is in het plangebied dient een ontheffing aangevraagd te worden.
30 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Mogelijk komt de poelkikker (FFtabel 3) voor in de sloten, het water in het oosten van het plangebied en op het land van het plangebied. De voorgenomen ontwikkelingen kunnen negatieve effecten hebben op de mogelijk in het plangebied voorkomende poelkikker. Nader onderzoek is nodig om vast te stellen of deze soort daadwerkelijk in het plangebied voorkomt en welke effecten de voorgenomen ontwikkelingen hierop kunnen hebben. Indien de poelkikker in het plangebied voorkomt dient een ontheffing te worden aangevraagd. Er kan niet uitgesloten worden dat de platte schijfhoren (FFtabel 3) voorkomt in het water dat aanwezig is in het plangebied. Indien het water gedempt wordt zal dit negatieve effecten hebben op het mogelijk voorkomen van de platte schijfhoren. Om te kunnen bepalen of een ontheffing moet worden aangevraagd dient er nader onderzoek plaats te vinden. Het onderzoeksgebied is geschikt als leefgebied en broedlocatie voor diverse vogelsoorten. Mogelijk komt de steenuil en/of kerkuil voor in het plangebied. Nader onderzoek naar het voorkomen van de steenuil en kerkuil in het plangebied is noodzakelijk. Nader onderzoek naar het voorkomen van de huismus wordt aanbevolen om vast te kunnen stellen of deze al dan niet voorkomt in het plangebied. Onderzoek naar de aanwezigheid van huismussen dient plaats te vinden in de periode 10 maart tot en met 20 juni. Het is vanuit de Flora- en faunawet verboden om broedende vogels te verstoren. Om verstoring van broedende vogels te voorkomen, dienen eventuele kapwerkzaamheden en het verwijderen van de bebouwing in het plangebied te worden uitgevoerd buiten het broedseizoen. Het broedseizoen loopt globaal van half maart tot en met half juli. Binnen het broedseizoen kunnen genoemde werkzaamheden alleen worden uitgevoerd indien vooraf door een deskundige is vastgesteld dat er geen broedgevallen aanwezig zijn. Het onderzoeksgebied vervult mogelijk de functie van (tijdelijke) verblijfsplaats, foerageergebied en vliegroute voor een aantal soorten vleermuizen (FFtabel 3) (zie ook bijlage 1). De voorgenomen ontwikkelingen kunnen negatief effect hebben op deze functievervulling van het gebied voor vleermuizen. Om de exacte effecten en eventuele mitigerende maatregelen te kunnen bepalen wordt nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen aanbevolen. Dit nader onderzoek dient te worden uitgevoerd volgens het vleermuisprotocol van het Netwerk Groene Bureaus, de Zoogdiervereniging en de Gegevensautoriteit Natuur. Dit protocol schrijft onderzoek voor in de periode half mei tot en met eind september. Alvorens er tot sloop wordt overgegaan moeten de benodigde onderzoeken conform de wettelijke bepalingen in overleg met de wettelijke bevoegde instanties zijn uitgevoerd, zodat voldaan wordt aan de Flora- en faunawet. Het actualisatierapport is als Bijlage 5 Actualisatie Flora en fauna 2007 toegevoegd bij dit plan. De Omgevingsdienst Rivierenland geeft aan dat het eerste uitgevoerde onderzoek dateerd van 2007 en dat er dus veel veranderd kan zijn. Er is daarom besloten het onderzoek opnieuw uit te laten voeren en de conclusies hiervan te overleggen aan de Omgevingsdienst en deze te verwerken in het ontwerpbestemmingsplan. 4.8 Geluid In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen zones. Voor tweebaanswegen buiten de bebouwde kom geldt een zonebreedte van 250 m. Voor snelwegen geldt een zonebreedte van 600 m en voor spoorwegen een zonebreedte van 400 m. Wanneer binnen deze zone nieuwe geluidsgevoelige bebouwing, zoals woningen, wordt gerealiseerd, dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor wegen die zijn gelegen binnen een woonerf en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De voorgestane ontwikkeling vindt plaats binnen de zonebreedte van tweebaanswegen, de zonebreedte van snelwegen en de zonebreedte van spoorwegen. In het onderhavig bestemmingsplan zullen geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt worden. Voor dit bestemmingsplan kan een akoestisch onderzoek derhalve achterwege blijven. 4.9 Luchtkwaliteit 4.9.1
Inleiding
De kern van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen, waarvan stikstofdioxide (NO 2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste zijn. Met het van kracht worden van het NSL per 1 augustus 2009 zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de 3 jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 van 40 ìg/m aangepast. Het tijdstip waarop aan de normen voor PM10 moet worden voldaan is uitgesteld tot 11 juni 2011. Het tijdstip waarop aan de normen voor NO 2 moet worden voldaan is voor Nederland 1 januari 2015.
31 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Naast de introductie van het NSL is de invoering van het begrip “niet in betekenende mate bijdrage” (NIBM) een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de luchtkwaliteit als zowel de jaargemiddelde grenswaarde NO2 als PM10 niet meer toeneemt dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde van die stof. Dit betekent, kortweg, dat als de toename van de beide jaargemiddelde concentraties kleiner is of gelijk 3 3 is aan 1,2 ìg/m (3% van 40 ìg/m ) een ontwikkeling kan worden beschouwd als een project die NIBM bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als: de ontwikkeling is opgenomen in het NSL; de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-project; de gestelde grenswaarden van bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden; projectsaldering wordt toegepast. 4.9.2 Onderzoek In september 2014 is door Windmill Milieu en Management gekeken naar de luchtkwaliteit. De locatie is gelegen binnen de onderzoekszone van de autosnelweg A2 (300 meter). Binnen het plangebied wordt een bedrijventerrein ontwikkeld. Binnen het plan is enkel bedrijvigheid toegestaan. De vestiging van gevoelige bestemmingen zoals hiervoor opgesomd (scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen) is niet voorzien. Voor het overige zijn de grenswaarden voor luchtkwaliteit zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet milieubeheer niet van toepassing binnen overige bedrijfsmatige inrichtingen. 4.9.3 Conclusie Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan. Het onderzoek is als Bijlage 6 Externe veiligheid en luchtkwaliteit toegevoegd bij dit plan. 4.10 Bedrijven en milieuzonering Voor een goede ruimtelijke ordening moet aandacht worden besteed aan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Om dit te voorkomen moet tussen milieubelastende activiteiten en gevoelige bestemmingen (zoals woningen) voldoende afstand in acht genomen worden. Voor het bepalen van deze afstanden wordt getoetst conform: VNG Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). Wet milieubeheer. Ten aanzien van bedrijvigheid geldt als uitgangspunt dat toekomstige woningen geen onevenredige milieuhinder (geur, geluid etc.) mogen ondervinden van nabijgelegen bedrijvigheid. In de publicatie ´Bedrijven en milieuzonering´ van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, editie 2009, wordt in verband met de aanwezigheid van milieubelastende functies indicatieve afstandsnormen voorgeschreven tot milieugevoelige functies, vooral wonen. De publicatie "Bedrijven en milieuzonering" van de VNG is gebruikt bij de zonering rond bedrijven. De publicatie deelt bedrijven onder in categorieën op basis van de ingeschatte milieubelasting. Per milieucategorie gelden richtafstanden tot de woonwijken. Dit bestemmingsplan maakt milieucategorie 3.2 bij recht en met afwijking categorie 4.1 mogelijk. Milieucategorie Aan te houden afstand tot woonwijken (zone) 1 0 tot 10 meter 2 30 meter 3.1 50 meter 3.2 100 meter 4.1 200 meter 4.2 300 meter 5.1 500 meter 5.2 700meter 5.3 1.000 meter 6 1.500 meter Het plan is getoetst aan: VNG Handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009). Wet milieubeheer. Hieruit blijkt dat het plan geen belemmeringen ondervindt van het aspect ‘milieuhinder’. Er zijn in het bestemmingsplan geen nadere eisen gesteld aan planrealisatie in verband met milieuzonering.
32 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
4.11 Duurzaam bouwen Duurzaam bouwen is bouwen met duurzaamheid als doel. Zowel in de ontwerpfase, de bouwfase en de gebruiksfase. Een duurzaam gebouw moet volgens de Nederlandse rijksoverheid idealiter: energie besparen; (schaarse) materialen besparen; water besparen; een gezond binnenmilieu hebben; weinig hinder opleveren wat betreft licht, geluid en dergelijke; niet tot vervuiling leiden, zoals bijvoorbeeld CO2-uitstoot; uit materialen bestaan die men kan hergebruiken. Duurzaam bouwen is meer dan energiebesparing Duurzaam bouwen betekent dat gebouwen en andere bouwwerken ontwikkeld en gebruikt worden met respect voor mens en milieu. Het gaat bij duurzaam bouwen niet alleen om energiebesparing in huizen en gebouwen, maar bijvoorbeeld ook om: gebruik van duurzame materialen die rekening houden het milieu en de gezondheid van bewoners en gebruikers; een gezond binnenmilieu bijvoorbeeld door goede ventilatie om vocht, schimmel en ophoping van schadelijke stoffen te voorkomen; voorkomen dat grondstoffen voor bouwmaterialen uitgeput raken. Voor gebouwontwerpen kunnen van te voren bepaald worden welk ambitieniveau gewenst is. De te nemen maatregelen kunnen door de gemeente of ontwikkelaar zelf worden gekozen om een bepaald niveau te bereiken. Hierna volgen enkele specificaties die betrekking hebben op duurzaamheid. Wettelijk: Bouwbesluit 2013 De wettelijke eisen aan nieuwbouw van woningen staan in het bouwbesluit. De volgende eisen worden gesteld bij nieuwbouw en/of verbouwingen:. 1. Een minimale isolatiewaarde voor dichte uitwendige scheidingsconstructies. 2. Een maximale U-waarde voor ramen (glas en kozijn) en deuren. 3. Een minimale EPC waarde afhankelijk van het type gebouw. 4. Milieuprestatie Gebouw (MPG). Kansen duurzaam bouwen Materiaalgebruik. Pas FSC hout toe in de kozijnen of inlands hout uit duurzaam beheerde bossen. Kijk naar soort isolatie. Afval Denk na over de opstelplaats van de containers en de loopafstand ernaar toe. Water Denk aan waterbesparende voorzieningen. Gezondheid Denk goed na over het ventilatiesysteem dat bijdraagt aan een goed afgesteld gezond binnenklimaat. Het streven van ontwikkelaar en gemeente is om zoveel mogelijk te werken met BIM (Bouw Informatie Model), zodat tijdens het gehele proces vanaf de start tot en met de realisatie, met bovenstaande aspecten van duurzaam bouwen rekening wordt gehouden.
33 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
4.12
Welstand
Homburg Noord heeft in de welstandsnota gebiedstype Bedrijven.
Uitsnede kaart Welstandsnota
Kenmerken: Een bedrijventerrein is vooral bedoeld om de bedrijfsactiviteiten activiteiten uit te oefenen; een doelmatige ontsluiting vanaf de weg en veel verhard terrein en opslag buiten bepalen vaak het beeld. De terreinen zijn vaak met een hek afgezet soms met een groene berm of beplanting. Reclame uitingen zijn divers en niet altijd effectief. De bebouwing op deze terreinen heeft een veel minder geordend karakter; doorgaans bestaat een bedrijf uit een of meerdere hallen met een kantoorgedeelte aan de straatzijde. Materiaal- en kleur bepalen het beeld en niet zozeer de gevelindeling en de details. Kenmerken matrix: Wegen / profielen Planmatig patroon. Wegen met grasbermen / parkeerzones. Bebouwing Gevarieerd per perceel. Hallen meestal 1 laag; combinatie hal - kantoor (1, 2 en 3 lagen). Stijl / Detail Traditioneel gestapeld/ industrieel plaatmateriaal. Gatengevels resp. gevels met lichtstroken of bandramen. Materiaal / Kleur Gevarieerd; meest gedekte lichte tinten. Waarden: De waardering als verblijfsgebied is beperkt. De gebruiksaspecten bepalen meer de omgeving. Toch is ook een werkgebied met kwaliteit van belang voor de gebruikers en bezoekers. Vooral een ordelijk openbaar domein wordt gewaardeerd. Algemeen toetsingsniveau: soepele toetsing. Het gekozen toetsingsniveau is soepel, met uitzondering van in het zicht komende buitenranden (reguliere toetsing), met het oog op behoud van de basiskwaliteit van de gebieden, en hun uitstraling naar buiten. Criteria tekst: De welstandscriteria altijd hanteren in combinatie met de beschreven kenmerken. Nieuwbouw passend in de omgeving. Wijzigingen en toevoegingen (bijgebouwen) volgens de stijl van het hoofdgebouw.
34 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Een goede Inrichting van de openbare weg heeft veel invloed op het beeld en handhaving van de kwaliteit al evenzeer. Met uitzondering van de zichtlocaties aan hoofdwegen en gevelwanden die direct aan het buitengebied grenzen, wordt het beeld als minder belangrijk ervaren. Daar dient aandacht te worden gegeven aan het effect van de gebouwen op grotere afstand. Met name de kleur (voor het buitengebied gedekt!) en een zekere eenvoud van compositie en materiaaltoepassing vragen aandacht. Hoofdkleur, materiaal en de hoofdgeleding zijn van belang, evenals de inrichting van voorterreinen, reclames, afrasteringen. Criteria matrix: Omgeving Onderscheid binnenzijde - buitenzijde: soepel - regulier. Doelmatige ordelijke terreininrichting. Verzorgde hekken en reclame-uitingen. Maat / Schaal Onderscheiden eenheden! Verbrokkeling bouwvormen vermijden. Eenheid in bouwhoogte bevorderen. Vorm / Gebaar Onderscheid hal en kantoorgedeelte! Kantoorgedeelte aan de straat! Entrees en routes aangeven. Stijl / Detail Onderscheid platengevels (bandramen) en gestapelde gevels (gatengevels). Materiaal / Kleur Grote vlakken zeer rustige (uniforme) tinten. Materiaalkeuze in overeenstemming met de gevelindeling. 4.13
Beeldkwaliteitsplan
In november 2014 is door van Zuilekom Landschapsarchitectuur het Beeldkwaliteitsplan (BKP) uitbreiding Homburg opgesteld. Door het opstellen van dit BKP wordt de gewenste kwaliteit gegarandeerd. In het BKP zijn een aantal principes opgesteld met betrekking tot de inrichting en de architectuur. Het BKP heeft een hogere ambitie dan de welstandsnota en wordt aangemerkt als aanvulling op de welstandsnota. Het BKP gaat in op de randvoorwaarden ten aanzien van bouwvolumes, vormgeving, kleur- en materiaalgebruik en de uitgangspunten voor de vormgeving van de openbare ruimten komen naar voren. Het beeldkwaliteitsplan dient als toetsingskader voor de welstand bij de indiening van bouwplannen en omgevingsvergunningen en heeft een communicatieve functie en maakt het ambitieniveau duidelijk aan de toekomstige gebruikers van het bedrijventerrein Homburg. Hierdoor ontstaat een eenduidige kwaliteit die door het gehele bedrijventerrein te zien is, wederzijdse uitstraling van panden en kavelgrenzen draagt bij tot het rendement van de investeringen in het onroerend goed. Het bedrijventerrein Homburg Noord is ingedeeld in drie zones. De kavels per zone verschillen in maat, oriëntatie en specificaties. Kavel Type 01, waterzicht kavel: Kavel type 01 is georiënteerd op de spiegelvijver en is de eerste strook die vanaf de afrit van de rijksweg A2 te zien is. Het is de ideale plek voor een bedrijfspand met uitstraling en een bedrijf dat zich wil tonen aan de buitenwereld; bovendien biedt de ligging aan of zelfs in de waterpartij veel architectonische mogelijkheden. Kavel Type 02, parkkavel: Kavel Type 02 is gericht op de Parkweg, de toegangsweg tot het dorp. De kavels staan haaks op de weg en voegen zich qua maat naar de bebouwing van het dorp. De kavels hebben een schitterende ligging aan de doorgaande weg en zijn qua ontsluiting maximaal ingericht. De ligging van deze kavels bieden een etalage functie voor nieuwe bedrijven. Kavel Type 03, centrumkavel: Kavel Type 03 ligt in het hart van het bedrijventerrein Homburg Noord. Deze kavels zijn centraal gelegen en bieden optimale toegankelijkheid tot de rest van het bedrijventerrein. Ze worden omgeven door bedrijvigheid en kunnen maximaal profiteren van de omgeving. Doordat de kavels direct grenzen aan het bestaande bedrijventerrein zijn met name de voorgevel en de zijgevels van de hoekkavels van architectonisch belang. Bebouwing Om kwaliteit te behalen zijn naast regels voor de kavelinrichting ook regels opgesteld voor bebouwing. Een aantal principes en onderdelen komen in het BKP naar voren. Net als voor de openbare ruimte geldt voor architectuur dat sobere en “natuurlijke” materialen het beeld moeten domineren. Duurzame oplossingen, energie zuinig en esthetische waarden staan voorop. Oriëntatie De situering en oriëntatie van de bouwblokken zorgen voor de toegankelijkheid en uitstraling van het bedrijventerrein. Om dit te bereiken zijn enkele principes opgesteld:
35 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
De bouwblokken staan met de “voorzijde” naar de openbare weg gericht, een architectonische verbijzondering is hier vereist. Entree van het gebouw is herkenbaar vanaf de openbare weg. Kantoorfuncties, personeelsruimtes etc. zijn naar de openbare weg gericht. Uitgezonderd de centrale kavels.
Bouwhoogte Per kaveltype is de maximale bouwhoogte aangegeven. Deze hoogtes zijn tevens vastgelegd in het bestemmingsplan. Kavel Type 01, waterzicht kavel: Maximale bouwhoogte 15 meter aan de zijde van de A2, voor de overige kavels geldt een maximum van 12 meter, de bebouwing vormt op deze manier een mooi front richting de op- en afrit van de Rijksweg A2. Kavel Type 02, parkkavel: Maximale bouwhoogte 9 meter, de parkkavels sluiten aan op de omgeving en overige bebouwing aan de Parkweg. Kavel Type 03, centrumkavel: Maximale bouwhoogte 12 meter. Overig Het BKP gaat verder in op onder andere architectuur, materiaal en kleurgebruik, inrichting van de buitenruimte, erfafscheiding, parkeren, verlichting en tot slot specifieke voorschriften voor de kavels. Het Beeldkwaliteitsplan is als Bijlage 7 Beeldkwaliteitsplan toegevoegd bij dit plan.
36 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Hoofdstuk 5 Toelichting op de regels 5.1 Bestemmingsplan Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart), planregels en deze plantoelichting. De verbeelding en planregels vormen tezamen het juridische deel van het bestemmingsplan. Deze vormen het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van gronden en bebouwing. In de regels worden de mogelijkheden in artikelen vastgelegd. Op de verbeelding worden de bestemmingen, bouw- en gebruiksmogelijkheden per locatie aangeduid. Het bestemmingsplan is opgesteld in aansluiting op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 en voldoet aan de eisen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Voor Geldermalsen is dit niet een gedetailleerd bestemmingsplan, maar een vrij globaal bestemmingsplan met directe bouwtitels. Er is binnen de gestelde kaders ruimte om te spelen met kavelgrote en bebouwing. De regels en verbeelding zijn de juridisch bindende onderdelen. 5.2 De planregels De regels geven inhoud aan de op de verbeelding aangegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet gebruikt mogen worden en wat en hoe er gebouwd kan of mag worden. Voor de regelgeving geldt dat voor iedere bestemming die is opgenomen, een omschrijving dient te worden gegeven waarin de doeleinden van de betreffende bestemming worden aangegeven. Het gaat om de doeleinden die met het oog op een goede ruimtelijke ordening aan de in het plan begrepen gronden zijn toegekend. Hoewel bij de opzet van de regels getracht is het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen dat werkelijk noodzakelijk is, kan een dergelijke regeling waarschijnlijk niet in alle zich voordoende situaties voorzien. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van een aantal van te voren bepaalde voorwaarden. De uitvoering daarvan berust bij burgemeester en wethouders. Deze bepalingen maken afwijkingen van geringe aard mogelijk, waarbij de aan de grond toegekende bestemming niet mag worden gewijzigd. Indien er ontwikkelingen plaatsvinden buiten deze visie, dan is een nieuwe afweging noodzakelijk die - bij een positieve uitkomst - via een formele planherziening zijn beslag dient te krijgen. De bij dit plan behorende regels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. De indeling is als volgt: 1. Inleidende regels. 2. Bestemmingsregels. 3. Algemene regels. 4. Overgangs- en slotregels. In hoofdstuk 1 worden enkele in de regels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten. In hoofdstuk 2 worden de bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels en in hoofdstuk 4 komt het overgangsrecht en de slotregel aan de orde. 5.3 Beschrijving van de bestemmingen Artikel 3: Bedrijf Voor de gronden met de bestemming "Bedrijf" zijn bedrijven bij recht tot milieucategorie 3.2 en bij wijziging 4.1 toegestaan, zoals is opgenomen in de bij de regels behorende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten. Een (bedrijfs)woning is niet toegestaan Artikel 4: Groen De bestemming 'Groen' is opgenomen voor de groenvoorziening aan de randen van het plangebied. Artikel 5: Verkeer-Verblijfsgebied Voor de ontsluitingswegen en centrale parkeervoorzieningen in het plangebied is de bestemming VerkeerVerblijfsgebied' opgenomen. Ter plaatse van de aanduiding 'groen' wordt groen aangelegd. Artikel 6: Water De te realiseren waterpartij in het plangebied heeft de bestemming 'Water'. Een deel van de te realiseren waterberging als gevolg van de toename aan verharding binnen het plangebied wordt hier gerealiseerd.
37 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
38 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.1 Economische uitvoerbaarheid De gronden binnen het plangebied zijn in eigendom van zowel de gemeente als van particulieren. Het opstellen van een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening is echter niet noodzakelijk. De economische uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is voor de gemeente ‘anderszins verzekerd’ via de anterieure overeenkomst tussen VOF Homburg en de gemeente. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over wie welke verantwoordelijkheid draagt bij de projectontwikkeling en is vastgelegd op welke wijze kosten en opbrengsten worden verdeeld. Deze afspraken resulteren naar verwachting voor de gemeente in een neutrale grondexploitatie. 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 6.2.1
Overleg
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan wordt in het kader van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening overleg gepleegd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Dit is gebeurd op basis van het voorontwerp bestemmingsplan. Reacties: PM 6.2.2 Inspraak Het voorontwerpbestemmingsplan "Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd" is op basis van de gemeentelijke inspraakverordening gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. Reactie: PM. 6.2.3 Zienswijzen PM.
39 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
40 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Bijlagen
41 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
42 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Bijlage 1
Archeologisch onderzoek
43 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
44 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Bijlage 2
Onderzoek ATKB
45 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
46 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Bijlage 3
Berekening waterberging
47 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
48 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Bijlage 4
Flora en fauna 2007
49 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
50 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Bijlage 5
Actualisatie Flora en fauna 2007
51 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
52 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Bijlage 6
Externe veiligheid en luchtkwaliteit
53 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
54 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Bijlage 7
Beeldkwaliteitsplan
55 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
56 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Regels
57 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
58 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Hoofdstuk 1 Artikel 1 1.1
Inleidende regels Begrippen
plan:
het bestemmingsplan Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd met identificatienummer NL.IMRO.0236.BSDhomburgnoord-VO01 van de gemeente Geldermalsen; 1.2 bestemmingsplan: De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; 1.3 aanduiding: Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden; 1.4 aanduidingsgrens: De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.5 aanduidingsvlak: Een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft; ambachtelijke bedrijvigheid: 1.6 bebouwing: Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde; 1.7 bedrijfsvloeroppervlakte: De totale oppervlakte van de voor bedrijfsuitoefening benodigde bedrijfsruimte, inclusief de verkoopvloeroppervlakte, opslag- en administratieruimten en dergelijke; 1.8 bestaand (in relatie tot bebouwing): Bebouwing aanwezig ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan; 1.9 bestaand (in relatie tot gebruik): Gebruik dat bestaat ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan; 1.10 bestemmingsgrens: De grens van een bestemmingsvlak; 1.11 bestemmingsvlak: Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.12 bevoegd gezag Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning; 1.13 bouwen: Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 1.14 bouwgrens: De grens van een bouwvlak; 1.15 bouwperceel: Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.16 bouwperceelgrens: De grens van een bouwperceel; 1.17 bouwvlak: Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten; 1.18 bouwwerk:
59 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; 1.19 gebouw: Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.20 hoofdgebouw: Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn functie, constructie of afmetingen, danwel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken; 1.21 maaiveld: De gemiddelde hoogte van het (afgewerkte) terrein ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan; 1.22 ondergronds: Onder het niveau van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte terrein; 1.23 overig bouwwerk: Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden ; 1.24 pand: De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is; 1.25 seksinrichting: Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een escortbedrijf, een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.26 voorgevel: De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt; 1.27 watergang: Een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan; 1.28 weg: Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen; 1.29 woning: Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;
60 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Artikel 2
Wijze van meten
A. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 bebouwingspercentage: het deel van het bouwperceel, voor zover gelegen binnen een bouwvlak, uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden, met dien verstande dat bij de berekening van het bebouwingspercentage bouwwerken geen 2 gebouw zijnde, waarvan de oppervlakte niet meer dan 1m bedraagt, buiten beschouwing blijven; 2.2 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.3 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens: de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk; 2.4 de afstand tussen gebouwen: de kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen; 2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.6 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.7 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.8 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk; 2.9 peil: Voor gebouwen: a. in niet geaccidenteerd terrein: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten; b. in geaccidenteerd terrein en voorzover het gebouw is gelegen binnen een afstand van 3 meter van het openbaar gebied, geldt het volgende: 1. voor het deel van het gebouw dat is gesitueerd binnen een afstand van 13 m vanaf de grens met het openbaar gebied: de kruin van de weg waarlangs het gebouw wordt ontsloten; 2. voor het deel van het gebouw dat is gesitueerd op een afstand groter dan 13 m vanaf de grens met het openbaar gebied: het hoogste punt van het aan het gebouw aansluitende, bestaande afgewerkte terrein; Voor andere bouwwerken: c. de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein.
61 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
62 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Hoofdstuk 2 Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels Bedrijf
Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijven tot en met categorie 3.2 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten zie Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten lijst 1 en Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten lijst 2 b. detailhandel, uitsluitend zoals beschreven in 3.1.2 onder b; c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; d. groenvoorzieningen; e. nutsvoorzieningen; met de daarbij behorende: f. reclame uitingen ten behoeve van het eigen bedrijf; g. erven en verhardingen; h. verkeers-en verblijfsvoorzieningen; i. bouwwerken ten behoeve van het eigen bedrijf. 3.1.2 Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving a. Buitenopslag Buitenopslag is niet toegestaan, uitgezonderd opslag van auto's, boten, caravans bij showrooms en volumineuze detailhandel. b. Detailhandel Detailhandel is uitsluitend toegestaan voor verkoop van auto's, boten, caravans en volumineuze detailhandel en productiegebonden detailhandel als ondergeschikte functie van de in 3.1.1 genoemde bedrijvigheid, met dien verstande dat de oppervlakte voor productiegebonden detailhandel maximaal 10 % van de 2. bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt met een maximum van 100 m c. Kantoren Zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan, bedrijfsverzamelgebouwen zijn wel toegestaan 3.2 Bouwregels 3.2.1 Gebouwen Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels: a. Bedrijfsgebouwen: 1. bedrijfsgebouwen worden uitsluitend gebouwd binnen het bouwvlak; 2. de maximum bouwhoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven; 3. waarvan de dakhelling ten minste 0º en ten hoogste 65º bedraagt; 4. maximum bebouwingspercentage 60% van bouwvlak; 5. afstand gebouwen tot perceelgrens, niet grenzend aan openbaar gebied minimum 5 meter; 6. de gegeven maten inzake afstanden en percentages voor oppervlakten mogen afwijken tot niet meer dan 10 % van die afmetingen respectievelijk percentages. b. Bedrijfswoningen: Bedrijfswoningen zijn niet toegestaan. 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels: a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd binnen het bouwvlak; b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terreinafscheidingen voor (het verlengde van) de voorgevel van de gebouwen niet meer dan 1 m mag bedragen; c. de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer dan 9 m bedragen; d. de bouwhoogte van masten voor kleinschalige vormen van alternatieve windenergie mag niet meer bedragen dan 12 m, met dien verstande dat de afstand tot woningen van derden niet minder dan 50 m mag bedragen; e. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 6 m bedragen; f. buiten het bouwvlak mag de bouwhoogte van terreinafscheidingen niet meer dan 1 m bedragen; g. het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken ten aanzien van de maximum toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot.
63 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
3.2.3 Bouwverbod Voor zover het gronden betreft die zijn aangeduid met de aanduiding "specifieke bouwaanduiding bouwverbod" is het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen op basis van artikel 3.2.1 en .3.2.2 niet mogelijk zo lang er geen aanvullend grond- en asbest-in-grondonderzoek (conform NEN 5707) is uitgevoerd. 3.3 Afwijken van de bouwregels 3.3.1 bebouwingspercentage Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder a voor het toestaan van een hoger bebouwingspercentage, mits: a. het maximum bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan 75%; b. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd om aan de eigen parkeerbehoefte te voldoen; c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.3.2 afstand gebouwen tot perceelgrens Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder a voor het toestaan van de afstand van gebouwen tot de perceelgrens, mits: a. de afstand niet minder dan 3 meter bedraagt; b. voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt gerealiseerd om aan de eigen parkeerbehoefte te voldoen; c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 3.4 Specifieke gebruiksregels 3.4.1 Groen Op eigen terrein een minimum van 10% aan groen. 3.4.2 Parkeren Parkeren uitsluitend op eigen terrein. 3.4.3 Perceelsgrootte 2 Percelen hebben een oppervlakte van maximum 5.000 m . 3.4.4 Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval verstaan a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van Bevi-inrichtingen en geluidzoneringsplichtige inrichtingen; b. het gebruik van gronden ten behoeve van het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen voor dagen/of verblijfsrecreatieve doeleinden; c. het gebruik voor detailhandel, uitgezonderd productiegebonden detailhandel en uitgezonderd voor zover toegestaan. 3.5 Afwijken van de gebruiksregels a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in: lid 3.1 onder a voor de vestiging van bedrijven van categorie 4 zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten. b. Het bevoegd gezag houdt bij het toepassen van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning rekening met de volgende voorwaarden: 1. de omgevingsvergunning mag geen onevenredige aantasting veroorzaken van: a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. de verkeersveiligheid; c. de woonsituatie; d. de milieusituatie; 2. de bedrijven dienen, gelet op hun specifieke werkwijze of verschijningsvorm, naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met toegelaten bedrijven; 3. de beoordeling van de onder 1 en 2 benoemde aspecten vindt plaats aan de hand van een door het betrokken bedrijf opgesteld milieurapport; 4. voor zover noodzakelijk worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden om zeker te stellen dat de beoordeelde situatie in stand blijft.
64 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
3.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op: a. het wijzigen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van aangrenzende bestemmingen met maximaal 5 meter.
65 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
66 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Artikel 4
Groen
Bestemmingsomschrijving 4.1 Bestemmingsomschrijving De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen en beplanting; b. water en watergangen; c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en infiltratie; d. voet- en fietspaden; e. speelvoorzieningen; f. straatmeubilair; g. openbare nutsvoorzieningen; een en ander met de daarbij behorende voorzieningen. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Algemeen Op de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen; b. overige bouwwerken. 4.2.2 Gebouwen a. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,50 m; 2 b. het oppervlakte van een gebouw mag niet meer mag bedragen dan 12 m . 4.2.3 Overige bouwwerken a. de hoogte van overige bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1,25 m met uitzondering van verkeersborden, wegwijzers, verlichtingsmasten, afrastering van speelvoorzieningen, en speelvoorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 8 m; 2 b. het bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan 25 m per bouwwerk; 4.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in4.2.3 ten aanzien van de gestelde maximale bouwhoogte en maximale oppervlakte voor andere bouwwerken, mits: a. de bouwhoogte niet meer dan 4 m zal bedragen; b. de verkeersveiligheid in het gebied niet in het gedrang komt; c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het woon- en leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden. 4.4 Specifieke gebruiksregels Het is verboden de gronden te gebruiken of te laten gebruiken als parkeerplaats voor motorvoertuigen.
67 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
68 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Artikel 5 5.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verkeersdoeleinden en parkeergelegenheid; b. groenvoorzieningen en beplanting; c. speelvoorzieningen; d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen; e. openbare nutsvoorzieningen; f. straatmeubilair, waaronder in ieder geval afvalcontainers. een en ander met de daarbij behorende voorzieningen. 5.1.1 Ter plaatse van de aanduiding 'groen' moet een minimum van 50% aan groenvoorzieningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat: a. onder groenvoorzieningen zoals bedoeld in de aanhef, worden verstaan: groenvoorzieningen, bermen en beplanting. 5.2 Bouwregels 5.2.1 Algemeen Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend worden gebouwd: a. gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen; b. overige bouwwerken. 5.2.2 Gebouwen a. de hoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3,50 m; 2 b. het oppervlakte van een gebouw mag niet meer mag bedragen dan 12 m . 5.2.3 Overige bouwwerken a. de hoogte van andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 1,25 m met uitzondering van verkeersborden, wegwijzers, verlichtingsmasten, afrastering van speelvoorzieningen, en speelvoorzieningen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 8 m mag bedragen; 2 b. het bebouwd oppervlak mag niet meer bedragen dan 25 m per bouwwerk. 5.2.4 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 ten aanzien van de gestelde maximale bouwhoogte en maximale oppervlakte voor overige bouwwerken, mits: a. de bouwhoogte niet meer dan 4 m bedraagt; b. de verkeersveiligheid in het gebied niet in het gedrang komt; c. geen onevenredige aantasting zal plaatsvinden van het leefmilieu en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
69 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
70 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Artikel 6 6.1
Water
Bestemmingsomschrijving
De voor "Water'' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 2 a. water en watergangen (minimum oppervlakte van 4.004 m ) b. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en infiltratie; c. waterbeheersing en waterafvoer; d. oeververbindingen; e. recreatief medegebruik; f. duikers; g. taluds; h. groenvoorzieningen en beplanting; een en ander met de daarbij behorende voorzieningen en met inachtneming van de Keur van het waterschap. 6.2 Bouwregels Op de in lid 6.1 bedoelde gronden mogen ten dienste van de bestemming uitsluitend overige bouwwerken worden gebouwd met een hoogte van niet meer dan 2 m.
71 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
72 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Artikel 7 7.1
Waarde - Archeologie 1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden. 7.2 Bouwregels 7.2.1 Algemeen Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten dienste van deze bestemming. Tevens mogen bouwwerken ten dienste van de andere voorkomende bestemming(en) worden opgericht, in overeenstemming met die bestemming(en), indien: a. het werkzaamheden in de bodem betreft, als gevolg van het oprichten van bouwwerken, tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld; en/of b. op basis van een door het bevoegd gezag beoordeeld archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; en/of c. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; en/of d. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht; en/of e. het nieuw te bebouwen oppervlak niet groter is dan 100 m². 7.2.2 Advies archeologisch deskundige In het kader van de beoordeling van het archeologisch onderzoek zoals bedoeld in artikel 7.2.1 onder b. wint het bevoegd gezag zonodig schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. 7.3 Nadere eisen Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden. 7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een bouwwerk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 7.4.1 Omgevingsvergunningsplicht Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te voeren: a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m; b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage; c. bodem verlagen of afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist; d. het verlagen van het waterpeil; e. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem; g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd; h. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen; i. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur. 7.4.2 Uitzondering Het onder 7.4.1 vervatte verbod geldt niet: a. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld; b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 100 m²;
73 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
d. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad; e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning in dit kader is verleend; g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met het bouwen op grond van het bepaalde in artikel 7.2.1. 7.4.3 Verlening Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. 7.4.4 Verplichting rapportage De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bestuursorgaan dat bevoegd is die vergunning te verlenen in voldoende mate is vastgesteld. 7.4.5 Archeologisch deskundige Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 wint het bevoegd gezag zonodig schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld. 7.5 Wijzigingsbevoegdheid 7.5.1 Wijzigingsbevoegdheid verkleinen dubbelbestemming Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening dit bestemmingsplan wijzigen teneinde de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 1 '' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is. 7.5.2 Wijzigingsbevoegdheid vergroten dubbelbestemming Burgemeester en wethouders kunnen met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening dit bestemmingsplan wijzigen teneinde de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie 1'' uit te breiden indien op basis van actuele kennis met betrekking tot te beschermen archeologisch waarden, de noodzaak bestaat de in het plan gelegen gronden te herwaarderen op hun archeologische status.
74 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Hoofdstuk 3 Artikel 8
Algemene regels Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
75 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
76 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Artikel 9 9.1
Algemene bouwregels
Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
9.1.1 Ondergrondse werken Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen. 9.1.2 Ondergrondse bouwwerken Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels: a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. b. Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m². c. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil. d. Bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen. 9.1.3 Afwijken van ondergronds bouwen Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1.2 onder c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat: a. de waterhuishouding niet wordt verstoord; b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden. 9.2 Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
77 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
78 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Artikel 10
Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende: a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, waaronder de aanleg van rotondes en kruisingen en dergelijke is inbegrepen, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit of de praktische uitvoerbaarheid daartoe aanleiding geeft; b. de bestemmingsregels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; c. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits: 1. de oppervlakte niet meer dan 15 m³ bedraagt; 2. de goothoogte niet meer dan 3 meter bedraagt; 3. de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter mag bedragen; 4. uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik; d. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, de hoogte tot niet meer dan 8 meter; e. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten de hoogte tot niet meer dan 50 meter; f. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de hoogte tot niet meer dan 10 meter.
79 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
80 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Artikel 11
Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, ingevolge artikel 3.6 Wro, de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van: a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 5 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 5 meter aan beide zijden van de weg; c. uitwisselen van de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' mits noodzakelijk voor optimalisatie van kaveluitgifte en/of verkeersstructuur waarbij de oppervlakte van de bestemming 'Verkeer Verblijfsgebied' niet mag afnemen;
81 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
82 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Hoofdstuk 4 Artikel 12 12.1
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. b. Het onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 12.2 Overgangsrecht gebruik a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet tot het moment van ter inzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 12.3 Persoonsgebonden overgangsrecht Voor de bestaande woning geldt het volgende: a. dit gebouw is in strijd met het bestemmingsplan als woning, niet zijnde bedrijfswoning. Dit gebruik mag worden voortgezet door diegene die het gebouw gebruiken als woning, niet zijnde bedrijfswoning, ten tijde van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit bestemmingsplan. Zodra het gebruik als woning, niet zijnde bedrijfswoning, door de bestaande gebruikers wordt beëindigd vervalt het recht op gebruik van deze gebouwen als woning, niet zijnde bedrijfswoning; b. als bestaande gebruiker wordt aangemerkt de persoon/personen die op het moment van het van kracht worden van deze regels volgens de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente Geldermalsen als hoofdbewoner staan ingeschreven op het betreffende adres; c. artikel 12.2 is op dit gebruik niet van toepassing.
83 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
84 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Artikel 13
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd".
85 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
86 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Bijlagen
87 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
88 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Bijlage 1
Staat van Bedrijfsactiviteiten lijst 1
89 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
90 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
Bijlage 2
Staat van bedrijfsactiviteiten lijst 2
91 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
92 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
VERBEELDING
93 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp
94 Bestemmingsplan Homburg Noord, Beesd
Voorontwerp