Gemeente Barendrecht
bestemmingsplan ‘‘Kerkweg’’ Vastgesteld
29 maart 2011
Gemeente Barendrecht
bestemmingsplan ‘‘Kerkweg’’ Vastgesteld
Inhoud: - toelichting - regels - geometrische plaatsbepaling en een analoge verbeelding hiervan
werknummer: 743.300.00 datum: 29 maart 2011 bestand: J:\743\300\00\3.projectresultaat\d.vaststelling\RO-BP-743.300.00-TOTAAL-VA01
KuiperCompagnons BV Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Architectuur, Landschap Rotterdam
Procedureoverzicht
Datum (en eventuele opmerkingen) Voorontwerp - concept 01
20 juli 2009
- concept 02
28 augustus 2009
- definitief
28 september 2009
- inspraak
17 december 2009 t/m 21 januari 2010
- overleg
17 december 2009 t/m 21 januari 2010
Ontwerp - definitief
23 maart 2010
- ter inzage
3 december 2010 t/m 13 januari 2011
Vaststelling
29 maart 2011
Onherroepelijk
Toelichting
Inhoudsopgave van de toelichting
Deel A
Inleiding
1
Inleiding
1
1.1 1.2 1.3 1.4
Bij het plan behorende stukken Doel van het plan Ligging en begrenzing plangebied Leeswijzer
1 1 1 1
Deel B
Planbeschrijving
2
Planbeschrijving
2.1 2.2 2.3 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3
Bestaande situatie Beheer Ontwikkelingen Juridische aspecten Planmethodiek Regels Geometrische plaatsbepaling en plankaart
Deel C
3 3 4 5 8 8 8 10
Verantwoording
3
Ruimtelijke Ordening
11
3.1 3.2 3.3
Kader Onderzoek Conclusie
11 16 16
4
Volkshuisvesting
17
4.1 4.2 4.3
Kader Onderzoek Conclusie
17 19 20
5
Mobiliteit
21
5.1 5.2 5.3
Kader Onderzoek Conclusie
21 22 23
6
Natuur en landschap
24
6.1 6.2 6.3
Kader Onderzoek Conclusie
24 25 26
7
Water
27
7.1 7.2 7.3
Kader Onderzoek Conclusie
27 30 31
8
Archeologie en cultuurhistorie
32
8.1 8.1.1 8.1.2 8.1.3 8.2 8.2.1 8.2.2 8.2.3
Archeologie Kader Onderzoek Conclusie Cultuurhistorie Kader Onderzoek Conclusie
32 32 34 36 36 36 36 37
9
Milieu
38
9.1 9.3 9.3.1 9.3.2 9.3.3 9.4 9.4.1 9.4.2 9.4.3 9.5 9.5.1 9.5.2 9.5.3 9.6 9.6.1 9.6.2 9.6.3 9.7 9.7.1 9.7.2 9.7.3 9.8
Algemeen Bodemkwaliteit Kader Onderzoek Conclusie Akoestische aspecten Kader Onderzoek Conclusie Luchtkwaliteit Kader Onderzoek Conclusie Milieuzonering Kader Onderzoek Conclusie Externe veiligheid Kader Onderzoek Conclusie Overige belemmeringen
38 38 38 40 40 40 40 41 42 42 42 42 43 43 43 43 43 44 44 45 45 46
Deel D 10
Uitvoerbaarheid, inspraak, overleg
Uitvoerbaarheid
10.1 Economische uitvoerbaarheid 10.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid 10.3 Handhavingaspecten
48 48 48 49
11
Inspraak en overleg
11.1 Inspraak 11.2 Overleg 11.3 Vervolgprocedure
50 50 50 50
Bijlagen -
Bijlage 1: Nota Inspraak en Overleg Bijlage 2: Inspraakreacties Bijlage 3: Overlegreacties Bijlage 4: Vragen commissie Ruimte d.d. 8 december 2009 Bijlage 5: Zienswijzen Bijlage 6: Nota van beantwoording
Separate bijlagen -
-
“Gemeente Barendrecht, bestemmingsplan Kerkweg, akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai” van d.d. 20 juli 2009 RAAP-NOTITIE 2913 “Plangebied Kerkweg, Gemeente Barendrecht, Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek” van d.d. 24 september 2008 “Verkennend bodemonderzoek Kerkweg 2 t/m 58 te Barendrecht” MWH B.V. van d.d. 5 september 2008
-
Oorspronkelijke situatie woningen Kerkweg
Deel A
Inleiding
1
1
Inleiding
1.1
Bij het plan behorende stukken Het bestemmingsplan “Kerkweg” bestaat uit bestemmingen en regels. De bestemmingen zijn geometrisch bepaald1 en analoog verbeeld door middel van een plankaart (ook wel: de verbeelding van de geometrische plaatsbepaling). In de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen. Het plan gaat vergezeld van deze toelichting. In de toelichting worden de keuzes die zijn gemaakt bij het opstellen van de geometrische plaatsbepaling en de regels verantwoord en verduidelijkt. Vervolgens wordt hierin de uitvoerbaarheid van het plan aangetoond.
1.2
Doel van het plan De aanleiding voor het opstellen van een nieuw bestemmingsplan is de sloop van 28 verouderde en verzakte rijwoningen aan de Kerkweg in Barendrecht, die in eigendom zijn van Woningcorporatie Patrimonium, en de vervanging daarvan door 29 nieuwe grondgebonden eengezinswoningen. De situering van de nieuwe woningen wijkt af van die van de oorspronkelijke woningen aan de Kerkweg en past om die reden niet binnen het vigerende bestemmingsplan “Centrum Noord” (vastgesteld op 16 februari 1998). Het doel van het bestemmingsplan “Kerkweg” is een juridisch-planologisch kader te bieden voor de realisatie van 29 nieuwe woningen aan de Kerkweg.
1.3
Ligging en begrenzing plangebied De Kerkweg ligt aan de westzijde van Oud Barendrecht en nabij het centrum van Barendrecht. Het plangebied omvat vier rijen met woningen die gesitueerd zijn aan de evenzijde van de Kerkweg. Het betreffen de percelen Kerkweg 2a tot en met 58. Zie ook de bijgaande afbeelding.
1.4
Leeswijzer Deze toelichting bestaat uit vier delen. Dit deel, deel A, bevat een aantal algemene planaspecten. Hierna volgt deel B. Daarin vindt de planbeschrijving plaats en wordt tevens een toelichting gegeven op de bestemmingsmethodiek. Deel C vormt feitelijk de achterliggende onderbouwing voor de keuzes die in deel B worden gemaakt ten aanzien van, onder andere, ruimtelijke ordening, volkshuisvesting, mobiliteit, natuur en landschap, water, archeologie en cultuurhistorie en milieu. In deel D, tenslotte, wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangetoond en wordt ook ingegaan op het overleg- en inspraaktraject.
1
Geografische coördinaten volgens het Rijksdriehoekstelsel bepalen de ligging van een bestemming. Met gebruikmaking van de coördinaten kan exact de plaats van een object in een gebied worden bepaald.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
Deel B
Planbeschrijving
3
2
Planbeschrijving
2.1
Bestaande situatie Ligging in groter verband Het plangebied ligt aan de westkant van “Oud Barendrecht”. De locatie ligt nabij het centrum van Barendrecht. Zowel het nieuwe centrum op de Middenbaan als het oude dorp van Barendrecht liggen op korte afstand van de woningen aan de Kerkweg. De Kerkweg ligt aan de rand van de buurt Paddewei maar maakt daar geen deel van uit. Rondom de locatie zijn woningen en enkele andere functies gesitueerd. Op de hoek van het kruispunt Eerste/Tweede Barendrechtseweg met de Binnenlandsebaan/Schaatsbaan staat de Bethelkerk met bijbehorende bebouwing. Daarnaast staat een elektriciteitsgebouw dat gekoppeld is aan een winkel aan de Tweede Barendrechtseweg. De woningen aan de Vlietweg bestaan uit rijwoningen en een appartementengebouw op de hoek. De woningen aan de onevenzijde van de Kerkweg zijn voornamelijk vrijstaande woningen. Aan het begin van de Kerkweg staat een klein rijtje met woningen. De Kerkweg Alle woningen aan de Kerkweg zijn gericht op deze openbare weg. Het oorspronkelijke straatbeeld werd met name gekenmerkt door de vele verspringingen als gevolg van de grote variatie in de rooilijnen van de bebouwing. De verouderde rijwoningen aan de Kerkweg (recent gesloopt) bestonden uit twee lagen met een (rode) kap. De woningen aan de onevenzijde van de straat bestaan uit één lag en een kap. De woningen aan de Vlietweg bestaan uit twee lagen en een (grijze) kap. Incidenteel komt hogere bebouwing voor, zoals de Bethelkerk en het elektriciteitsgebouw. Alle rijwoningen hebben een voor- en achtertuin. Ook de vrijstaande woningen aan de onevenzijde van de Kerkweg hebben alle een ruime groene voortuin. Dit draagt bij aan het groene karakter van de straat. Vrijwel alle bebouwing in de straat is voorzien van een redelijk steile kap (circa 1,5 bouwlaag hoog). De meest voorkomende kaprichting is de langsrichting (parallel aan de straat). De vrijstaande woningen aan de onevenzijde van de Kerkweg hebben een zadelkap. De kaprichting is divers. Het parkeren in de Kerkweg vindt informeel plaats langs het trottoir aan de evenzijde van de weg. De vrijstaande woningen in de straat hebben allemaal parkeerruimte op eigen terrein. Het profiel van de Kerkweg is zeer smal en door het parkeren op straat blijft er nauwelijks ruimte over voor passerend autoverkeer.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
4
Ligging plangebied in Barendrecht
Vogelvluchtafbeelding oorspronkelijke situatie (met de Bethelkerk ten noordwesten van de rijwoningen aan de Kerkweg)
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
5
2.2
Beheer Functionele structuur Het plangebied heeft in hoofdzaak een woonfunctie. Uitgangspunt van beleid is het behoud van de bestaande woonfunctie van het gebied. Niet-woonfuncties worden niet toegelaten. Aan-huisverbonden-beroepen (praktijken, ateliers, werkruimten, kantoor aan huis) zijn wel toegestaan mits deze ondergeschikt zijn aan de woonfunctie van het pand. Aan-huis-verbonden-bedrijven zijn in beginsel niet toegestaan vanwege de mogelijke hinder voor de woonomgeving. Deze functies worden slechts toegestaan na het verlenen van een ontheffing. Aan de toepassing van de ontheffingsbevoegdheid door het college dient een belangenafweging ten grondslag te liggen. Ruimtelijke structuur De ruimtelijke structuur dient in hoofdlijnen te worden behouden. Groen- en watervoorzieningen zijn niet in het plangebied aanwezig. Voor de inrichtingseisen van het gebied wordt verwezen naar paragraaf 2.3. Archeologie Volgens de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland en de gemeentelijke Archeologische Waarden- en Beleidskaart kent het plangebied een “redelijk tot grote trefkans op archeologische sporen”. Het beleid is er op gericht mogelijk aanwezige waarden te behouden en te beschermen. Grondwerkzaamheden (inclusief heien) die een oppervlakte beslaan van meer dan 200 m2 en tevens dieper reiken dan 80 cm beneden het maaiveld zijn in beginsel dan ook niet toegestaan. Uit bureau- en veldonderzoek ter plaatse van het plangebied, is gebleken dat er geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Het is derhalve niet noodzakelijk een regeling op te nemen ter bescherming van mogelijke aanwezig waarden. Kabels en leidingen Er zijn geen kabels en leidingen in het plangebied aanwezig die een planologische bescherming behoeven.
2.3
Ontwikkelingen De Kerkweg wordt heringericht. Volgens het volkshuisvestingsbeleid geldt als randvoorwaarde bij de sloop van sociale woningbouw dat ten minste het zelfde aantal sociale woningen moet worden teruggebouwd. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de bouw van maximaal 29 grondgebonden woningen mogelijk gemaakt, waarvan 21 seniorenwoningen en 8 starterswoningen. Voor de inrichting van het gebied en de vormgeving van de woningen zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld. Deze zijn beschreven in de rapportage “Locatie Kerkweg Barendrecht” (d.d. maart 2009) dat op 30 juni 2009 door het college van Burgemeester en Wethouders
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
6
is vastgesteld. Hierna wordt kort ingegaan op de stedenbouwkundige randvoorwaarden die voor de locatie gelden en die een vertaling hebben gekregen in de juridische regeling. Stedenbouwkundige structuur De nieuwbouwontwikkeling zal moeten aansluiten op de structuur van de directe omgeving voor wat betreft bouwhoogte, kappen (vorm en nokrichting), rooilijn, en oriëntatie van de bebouwing. Ter plaatse van het groene plantsoen op de hoek Kerkweg/Paddeweg dient een bijzondere plek te worden gerealiseerd. De hoek Kerkweg/Vlietweg moet worden begeleid met nieuwe bebouwing. De inrichting van het openbaar gebied dient ook aan te sluiten op de bestaande en te handhaven delen van de buurt. In het bestemmingsplan wordt tevens ruimte geboden voor de realisatie van een gemeenschappelijke binnentuin achter de nieuw te bouwen huurwoningen aan de Kerkweg. Deze gemeenschappelijke binnentuin grenst aan de privé achtertuinen. De ontsluiting van de gemeenschappelijke binnentuin vindt plaats vanaf de Kerkweg. Zie ook de volgende afbeelding.
BLOK 1
BLOK 2
BLOK 3
BLOK 4
Situatietekening toekomstige situatie (indicatief) Bebouwingsstructuur Evenals in de oorspronkelijke situatie dienen er verspringingen in de rooilijn te worden gerealiseerd teneinde tot een nieuw gevarieerd straatbeeld te komen. Een bouwblok dient uit ten minste zes woningen te bestaan en zal ten minste één verspringing in de rooilijn moeten krijgen (bouwblok 1 t/m 3). Voor bouwblok 4 geldt deze regel niet vanwege de oriëntatie op de Vlietweg. De nieuwe bebouwing dient aan te sluiten op de vormgeving en architectuur van de aangrenzende bebouwing. De maximale bouwhoogte is bepaald op 10 m. Hierbinnen is de realisatie van één of twee bouwlagen met een steile kap mogelijk. Binnen een bouwblok moet variatie worden aangebracht in de bouwhoogte waarbij een hoogteverspringing ten minste 0,5 m dient te bedragen. De goothoogte bedraagt maximaal 6 meter.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
7
Deze maximale maatvoeringseisen sluiten naar het oordeel van de gemeente goed aan op de huidige bebouwingsstructuur in de omgeving. In het voorliggende bestemmingsplan zijn deze maximale maten vertaald in een gedetailleerde bestemmingsregeling. Hiermee wordt gewaarborgd dat het te ontwikkelen bouwplan qua bebouwingsmassa’s passend in zijn omgeving. Zie ook de volgende afbeeldingen.
Gevelbeelden toekomstige situatie (indicatief) bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
8
Verkeersstructuur Conform het Duurzaam Veilig beleid wordt de Kerkweg ingericht als verblijfsgebied. Verblijfsgebieden zijn de woonerven en de wijkontsluitingswegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De verkeersstructuur (de noord-zuid ligging van de Kerkweg en de aansluitingen op de Vlietweg en de Paddeweg) blijft hetzelfde. Er geldt een parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per nieuwe woning. Hiervan zijn er negen bestemd voor bezoekersparkeren. De norm voor de twaalf bestaande en te handhaven woningen (die tegenover de nieuwe woningen liggen) is 1,5 parkeerplaats per woning. Deze woningen voorzien in één parkeerplaats op eigen terrein. In totaal dient in de straat in ten minste 59 parkeerplaatsen te worden voorzien. Dit is een aanzienlijke vergroting van de parkeercapaciteit ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Teneinde in voldoende parkeerplaatsen te kunnen voorzien wordt het profiel van de weg verbreed zodat ook haakse parkeerplaatsen kunnen worden aangelegd. Daarnaast wordt het terrein aan de Vlietweg (ten noorden van blok 4) bestemd voor parkeren. 2.4
Juridische aspecten
2.4.1 Planmethodiek Uit oogpunt van rechtszekerheid voor de bewoners en omwonenden van het gebied en teneinde de stedenbouwkundige randvoorwaarden voldoende te kunnen borgen, is de toekomstige situatie gedetailleerd vastgelegd in eindbestemmingen. Een eindbestemming biedt een directe bouwtitel indien het bouwplan past binnen de in de bestemming genoemde regels. 2.4.2 Regels De regels bestaan uit vier hoofdstukken: Inleidende regels (hoofdstuk I) Bestemmingsregels (hoofdstuk II) Algemene regels (hoofdstuk III) Overgangs- en slotregels (hoofdstuk IV) Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen. Hoofdstuk I Inleidende regels In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat in de regels is opgenomen. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen. Daarnaast is het artikel "wijze van meten” opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden. Hoofdstuk II Bestemmingsregels In deze paragraaf zijn de in het plan voorkomende bestemmingen geregeld. In ieder artikel is per bestemming bepaald welk gebruik van de gronden is toegestaan en welke bouwregels er gelden. Tevens zijn, waar mogelijk, flexibiliteitsbepalingen opgenomen.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
9
Ten behoeve van de realisatie van de nieuwe woningen is de bestemming “Wonen” opgenomen. Binnen deze bestemming zijn bouwvlakken bepaald waarmee de situering van de hoofdbebouwing in hoofdlijnen vastligt. Binnen het bouwvlak is een maximale goot- en bouwhoogte aangegeven van, respectievelijk, 6 m en 10 m. Daarbinnen is de gewenste vormgeving van de bebouwing en het gewenste verschil in hoogte mogelijk. De gemeenschappelijke binnentuin is met de aanduiding “specifieke vorm van wonen – gemeenschappelijke tuin” binnen de bestemming “Wonen” geregeld. Teneinde het dichtslibben van de gronden buiten de bouwvlakken te voorkomen zijn beperkingen gesteld aan de bouwmogelijkheden. In de gemeenschappelijke tuin mag een bouwwerk worden gerealiseerd, zoals een prieeltje. De voortuinen zijn als “Tuin” bestemd. Op deze gronden mag in beginsel niet worden gebouwd. Uitbouwen voor de voorgevel van de hoofdgebouwen, in de vorm van entreeportalen en erkers (ofwel: uitbouwen van zeer beperkte omvang) worden wel mogelijk gemaakt. De bestemming “Verkeer - Verblijfsgebied” maakt de herinrichting van de Kerkweg mogelijk, inclusief de realisatie van nieuwe parkeerplaatsen. Hierbinnen kunnen eventueel ook kleinschalige groen- en waterelementen, zoals bermen, groenstroken enzovoorts, worden gerealiseerd. Dubbelbestemmingen regelen een bijzonder belang dat eerst afgewogen moet worden alvorens de onderliggende bestemming mag worden toegepast. Er gelden in die gevallen dus twee bestemmingen waarbij de dubbelbestemming voor gaat op de onderliggende bestemming. Hoofdstuk III Algemene regels In deze paragraaf worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld. Anti-dubbeltelregel In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een bouwvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om bouwvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen. Algemene bouwregels In dit artikel is een aantal aanvullende bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen kunnen gelden. Bijvoorbeeld extra bouwmogelijkheden voor ondergeschikte bouwdelen zoals balkons, galerijen en kelders, maar ook een beperking van bouwmogelijkheden als gevolg van, onder andere, milieuwetgeving. Algemene ontheffingsregels In dit artikel is een aantal algemene ontheffingen opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken. Bijvoorbeeld een geringe overschrijding van de toegestane bouwhoogte of de realisatie van schakelkastjes (nutsgebouwtje) in het openbare gebied.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
10
Algemene wijzigingsregels In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling die het mogelijk maakt om bij de uitvoering van bouwplannen beperkte afwijkingen van het plan mogelijk te maken die niet met een ontheffing geregeld kunnen worden. Bijvoorbeeld een geringe wijziging van de bestemmingsgrens. Algemene procedureregels Dit artikel regelt de procedure die burgemeester en wethouders dienen te volgen indien toepassing wordt gegeven aan de in dit plan opgenomen ontheffings- of wijzigingsregels. Hoofdstuk V Overgangs- en slotregels In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald. 2.4.3 Geometrische plaatsbepaling en plankaart De analoge verbeelding van de geometrische plaatsbepaling, de plankaart, kent een schaal van 1 : 500 en bestaat uit één kaartblad. Voor het tekenen van de kaart is een topografische ondergrond gebruikt. Op de verbeelding wordt met lijnen, coderingen en arceringen aan gronden een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn op de verbeelding met aanduidingen nadere regels aangegeven. De verbeelding is volgens IMRO 2008 (Informatiemodel Ruimtelijke Ordening) getekend. Dit is een eenduidige en technische methode voor het tekenen van kaarten. Hiermee kan ruimtelijke informatie eenvoudig digitaal uitgewisseld worden met andere overheden en samenwerkingspartners. Tevens maakt deze methode het mogelijk om het plan via internet te raadplegen.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
Deel C
Verantwoording
11
3
Ruimtelijke Ordening
3.1
Kader Nota ruimte Op 27 februari 2006 is de Nota Ruimte, de Planologische Kernbeslissing (PKB) Nationaal Ruimtelijk Beleid, in werking getreden. In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid voor de periode 2004 tot 2020 met een doorkijk naar 2030 op hoofdlijnen vastgelegd. De nota bevat geen concrete beleidsbeslissingen maar stelt een aantal beleidsdoelen als leidraad voor de ontwikkelingen in de komende periode. Hoofddoel is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende functies. Specifiek richt het rijksbeleid zich op: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, met name door voldoende ruimte te reserveren voor de ontwikkeling van bedrijven in (groot)stedelijk gebied; krachtige steden en een vitaal platteland; investeren in leefbaarheid en veiligheid; borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke (natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische) waarden; borging van de veiligheid; aandacht voor de waterproblematiek en externe veiligheidsaspecten. Barendrecht maakt deel uit van de Randstad Holland. Doelstelling van het rijk is om de internationale concurrentiepositie van de Randstad Holland als geheel te versterken. Versterking van de economie, vergroting van de kracht en dynamiek van de steden en ontwikkeling van de bijzondere kwaliteiten en de vitaliteit van het Groene Hart dragen daaraan bij. De economische, culturele en ruimtelijke diversiteit van de Randstad is van grote betekenis voor de ontwikkelingskansen en -mogelijkheden van het gebied. De ruimtedruk is hoog. Gebiedsgericht beleid en investeringen die door het rijk, de provincies en de samenwerkende gemeenten worden opgebracht moeten de ruimtevraag kunnen verwezenlijken. Het beleid is gericht op: het behouden en versterken van de ruimtelijke, culturele en economische diversiteit; het accommoderen van de eigen ruimtevraag binnen de grenzen van de Randstad; het scheppen van voorwaarden waardoor de Randstad zich wat betreft dynamiek en ontwikkelingsmogelijkheden kan meten met andere grootstedelijke en metropolitane gebieden. Het beleid met betrekking tot de basiskwaliteit van dorpen is onder meer gericht op bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, bundeling van infrastructuur en borging van milieukwaliteit en externe veiligheid. De bundelingsstrategie die het rijk voor staat moet leiden tot een optimaal gebruik van de aanwezige ruimte in het bestaand bebouwd gebied van de gemeente. Daarnaast wordt ruimte geboden om te kunnen bouwen voor de eigen bevolkingsgroei en lokaal georiënteerde bedrijvigheid. Die groei mag ook aansluitend op het bestaande gebied of in nieuwe clusters van bebouwing daar buiten plaatsvinden. Uitgangspunt is dat wordt aangesloten op reeds bestaande ruimtelijke structuren. Tenslotte dient de bestaande infrastructuur, inclusief de groen- en waterstructuren en -systemen, optimaal benut te worden.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
12
Uitsnede RR2020 (met in het kader Barendrecht weergegeven)
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
13
AmvB Ruimte De Nota Ruimte bevat een realisatieparagraaf die de status krijgt van een structuurvisie. In de realisatieparagraaf geeft het kabinet aan hoe het de nationale belangen (de belangen waarvoor het rijk de verantwoordelijkheid neemt) wil verwezenlijken. Daarbij wordt met name ingezet op een zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden (de nationale landschappen en de ecologische hoofdstructuur) en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. In de realisatieparagraaf benoemt het kabinet 34 nationale ruimtelijke belangen. Deze omvatten globaal de nationale planologische principes zoals gebundelde verstedelijking en versterking van de kwaliteiten van het landschap, de ontwikkeling van de Randstad, de mainports en een aantal grote bouwlocaties, de bescherming en ontwikkeling van een aantal groene en blauwe gebiedscategorieën en ruimtelijke garanties voor de nationale grondstoffen- en energieproductie. Een aantal hiervan dient dwingend door te werken tot op het lokale niveau, door middel van kaderstelling en dus via een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). In dit geval de AMvB Ruimte. Streekplan Het Ruimtelijk Plan Regio Rotterdam 2020 (kortweg RR2020) is op 12 oktober 2005 door Provinciale Staten van Zuid Holland als streekplan en op 9 november 2005 door de Regioraad van de stadsregio Rotterdam als (uitvoeringsgericht) regionaal structuurplan vastgesteld. Het plan bevat een strategisch ruimtelijk ontwikkelingsprogramma voor de regio Rotterdam voor de periode 2005 tot 2020. Een van de opgaven voor de regio Rotterdam is het creëren van een grote diversiteit aan kwalitatief goede woon-, werk- en verblijfsgebieden met goede verbindi ngen voor verschillende vervoerssoorten en een goede milieukwaliteit. De Kerkweg is in het RR2020 aangeduid als “stads- en dorpsgebied”. Dit betreft een “(...) aaneengesloten bebouwd gebied met als hoofdfunctie wonen, maar waarin ook functies voorkomen als bedrijvigheid, (soms grootschalige) kantoorconcentraties en andere stedelijke voorzieningen waaronder ook stedelijk groen en water.” Conform het RR2020 dient verstedelijking plaats te vinden in die gebieden die op de plankaart zijn aangeduid als bestaand en te ontwikkelen stadsen dorpsgebied en bedrijventerreinen. De begrenzing van deze gebieden is indicatief. Onder “verstedelijking” wordt verstaan het oprichten van bouwwerken ten behoeve van woongelegenheid, werkgelegenheid en daarbij horende stedelijke voorzieningen. Nota Regels voor Ruimte De nota “Regels voor Ruimte” (2005) is een belangrijk instrument voor het provinciaal ruimtelijk beleid. In de nota zijn beleidsregels opgenomen die de provincie hanteert bij toetsing van ruimtelijke plannen. Gemeenten kunnen met deze nota ruimtelijke plannen tot een bepaald niveau uitwerken zodat bij toetsing aan het provinciaal- en rijksbeleid geen problemen meer worden ondervonden. Samen met het streekplan vormt de nota “Regels voor Ruimte” het belangrijkste provinciale toetsingskader voor gemeentelijke ruimtelijke plannen.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
14
Uitsnede kwaliteitskaart Provinciale Structuurvisie; Visie op Zuid-Holland (versie april 2009)
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
15
Binnen het sterk verstedelijkte Zuid-Holland is het van belang dat zuinig met de ruimte wordt omgegaan. Enkele speerpunten die in de nota worden aangehaald zijn het zogenaamde knopen- en locatiebeleid, de infrastructuur en het beheer van de ruimte voor wonen en werken. Het concentreren en zoveel mogelijk koppelen van deze functies aan bestaande infrastructuur worden van groot belang geacht. Provinciale structuurvisie; Visie op Zuid-Holland, ontwikkelen met schaarse ruimte (ontwerp) Op basis van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) moeten gemeenten, provincies en rijk hun beleid neerleggen in één of meer structuurvisies. Het provinciebestuur van Zuid-Holland heeft ervoor gekozen één integrale ruimtelijke structuurvisie voor Zuid-Holland te ontwikkelen. Het uitgangspunt is “lokaal wat kan, provinciaal wat moet”; in de provinciale structuurvisie geeft de provincie aan wat zij als provinciaal belang beschouwt en hoe zij daarop wil gaan sturen. Deze structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid tot 2020 met een doorkijk naar 2040. Het accent ligt op sturing vooraf en sturing op kwaliteit. Barendrecht is in de kwaliteitskaart van de structuurvisie overwegend aangeduid als “stedelijk netwerk, stedelijk netwerk/dorpskern met hoogwaardig OV”. Binnen dit stedelijk netwerk vindt bundeling van stedelijke activiteiten plaats en ligt de nadruk op differentiëren in typen woon-, werk- en voorzieningenmilieus. Het doel is te komen tot vitalisering van het stedelijke gebied. Visie op Barendrecht 2025: “Barendrecht investeert in ontmoeting” In november 2008 is de strategische lange termijn visie op Barendrecht, “Barendrecht investeert in ontmoeting”, tot stand gekomen. De visie bevat voornamelijk politieke en bestuurlijke kernpunten voor de periode tot 2025 en geeft richting aan de ruimtelijke, economische en sociale toekomst van Barendrecht. In haar visie kiest de gemeente voor een drietal opdrachten: ervoor zorgen dat Barendrecht een aantrekkelijke en duurzame woongemeente blijft, ervoor zorgen dat Barendrecht een nog sterkere economie krijgt en ervoor zorgen dat in Barendrecht de sociale cohesie tussen de mensen wordt versterkt. Op basis van een woningbehoeftenonderzoek is vastgesteld dat in Barendrecht een groot tekort is aan goede en passende huisvesting voor jongeren en ouderen. Voor jongeren (“starters”) bestaat er een groot tekort aan betaalbare huur- en koopwoningen. Enerzijds wordt dit veroorzaakt door de (landelijk) sterk gerezen prijzen van koopwoningen, anderzijds is ook het aantal goedkope huurwoningen in Barendrecht gering in aantal. Er bestaat ook een tekort aan senioren- of zorgwoningen; gelijkvloerse woningen met voorzieningen, waardoor ouderen zo lang mogelijk zelfstandig kunnen blijven wonen. De frictie in woningtypes in de koopsector wordt, tot slot, ook als een zwakte beschouwd. Met name in Barendrecht-Centrum zal door een toenemende vraag een tekort ontstaan aan twee-onder-één-kapwoningen of vrijstaande woningen vanaf € 300.000,- en aan appartementen in alle prijsklassen. Gezien het voorgaande is een van de belangrijkste opgaven waarvoor Barendrecht staat het voorzien in voldoende passende huisvesting voor de groeiende bevolking. Naar verwachting groeit de gemeente tot circa 50.000 inwoners. Dat betekent dat er voor 2015 circa 1.850 extra woningen moeten worden gerealiseerd. Deze zijn grotendeels in Vrouwenpolder/Lagewei en Ter Leede (tweede fase) geprojecteerd.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
16
Het resterende deel, circa 300 woningen, dient binnen het bestaande stedelijke gebied te worden gerealiseerd, in de vorm van verdichting of bouwen in hoogte. Het centrum van Barendrecht vormt een vitaal onderdeel van de gemeente. Het winkelaanbod en het cultuuraanbod zijn van een hoog niveau. Het centrum mist voldoende samenhang tussen de diverse functies, levendigheid en gezelligheid. Het beleid is dan ook gericht op het (blijvend) investeren in de kwaliteit van het centrum en wel zodanig dat het unieke karakter ervan wordt versterkt. Dat betekent dat naast het realiseren van een uitbreiding van het aantal woningen ook de kwaliteit van de openbare ruimte moet worden verbeterd en een oplossing wordt geboden voor het parkeerprobleem. Daarbij rekening houdend met het unieke karakter van de dijkstructuur van de Middenbaan en de koppeling hiervan met het “oude centrum”. 3.2
Onderzoek Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van 29 nieuwe huurwoningen mogelijk gemaakt, ter vervanging van de verouderde woningen aan de evenzijde van de Kerkweg. Verdichting van het stedelijke gebied, bijvoorbeeld door vervanging en uitbreiding van de woningvoorraad, is bij uitstek mogelijk binnen het bestaande stedelijke gebied. Deze ontwikkeling past dan ook goed binnen het vigerende rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het betreft evenwel geen nationaal of provinciaal belang. De gemeente acht de ontwikkeling wel zeer wenselijk en legt de basis daarvoor in dit bestemmingsplan.
3.3
Conclusie Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat planrealisatie niet leidt tot strijdigheden met vigerend ruimtelijk beleid van andere overheden.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
17
4
Volkshuisvesting
4.1
Kader Nota wonen In de “Nota wonen; Mensen, Wensen, Wonen” uit 2002 wordt een visie gegeven op het wonen in de 21e eeuw. Onder het motto “Mensen, Wensen, Wonen” stelt de nota de burger centraal in het woonbeleid. Het woonbeleid tot, grofweg, 2010, richt zich op vijf kernopgaven: het vergroten van de zeggenschap over de woning en de woonomgeving; Zowel huurders als kopers kunnen onvoldoende hun woonwensen waarmaken. Om dit te verbeteren moet de zeggenschap van beide groepen worden vergroot. kansen scheppen voor mensen in kwetsbare posities; Kwetsbare groepen in de samenleving dreigen aansluiting te verliezen met de sterkere, kansrijke groepen. Via het woonbeleid moet de aansluiting ten minste worden behouden en waar mogelijk worden verbeterd. Daarnaast is er meer aandacht voor startende huishoudens. bevorderen van wonen en zorg op maat; Het aantal mensen dat zorg nodig heeft, neemt in de toekomst fors toe. Het woonbeleid is daarom gericht op het bevorderen van op maat gesneden woon- en zorgarrangementen, die nauw aansluiten bij de (individuele) behoeftes en wensen van de zorgbehoevenden. verbeteren van de stedelijke woonkwaliteit; De kwaliteit van het wonen in de steden blijft achter bij die elders in het land. Met het grotestedenbeleid en het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing (ISV) wordt de stedelijke woonkwaliteit verbeterd. De ambities op dit gebied worden aanzienlijk verhoogd. tegemoet komen aan de “groene woonwensen”; Er is bij de burgers een grote belangstelling om ruim en groen te wonen. Het woonbeleid richt zich op het faciliteren van deze woonwensen zonder dat daarbij natuurwaarden en ruimtelijke kwaliteiten worden geschaad. Woonvisie Zuid-Holland 2005 - 2014 Op 26 januari 2005 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Woonvisie Zuid-Holland 2005 - 2014 "Samenhang en samenspel" vastgesteld. De woningbehoefte is als gevolg van economische en sociaal maatschappelijke ontwikkelingen (individualisering, gezinsverdunning, vergrijzing, vluchtelingenbeleid) aan verandering onderhevig. Het provinciale beleid is erop gericht voor alle bevolkingsgroepen een voldoende en passend woningaanbod te realiseren. Dit betekent dat in de periode tot 2014 circa 214.000 woningen zullen moeten worden gebouwd om de bevolkingsgroei op te kunnen vangen. Een deel daarvan zal door middel van verdichting en inbreiding moeten worden opgevangen en wel in de centra van steden en dorpen en de bebouwde kom nabij bestaande of nieuw te ontwikkelen stations en haltes van openbaar vervoer. De overige behoefte dient op nieuwe uitleggebieden te worden gerealiseerd.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
18
Dertig procent van de gehele woningbouwproductie dient in de sociale sector te worden gerealiseerd. Daarnaast blijkt een grote behoefte te bestaan aan woningen voor senioren en starters alsook aan woningen in het landelijke dure segment. Tenslotte zal meer differentiatie in de stedelijke woonmilieus plaats moeten vinden. Woonvisie Barendrecht 2006-2015 In de Woonvisie Barendrecht 2006-2015 beschrijft de gemeente Barendrecht haar volkshuisvestingsbeleid voor de periode 2006 tot 2015 met een doorkijk naar 2020. De komende tien jaar zal Barendrecht in toenemende mate te maken krijgen met vergrijzing en een daarmee samenhangende vraag naar ouderen- en zorgwoningen. Ook is er, zoals ook al uit de “Visie op Barendrecht 2025” bleek, behoefte aan starterswoningen en aan koopwoningen in alle financieringscategorieën. Omdat Carnisselande nog in ontwikkeling is maar het woningbouwprogramma al wel vaststaat, dient de noodzakelijke bijsturing in het woningbouwprogramma te worden gerealiseerd in de bestaande kern. Ook de druk op de huurmarkt is hoog. Het achterblijven van het aantal opgeleverde woningen in de regio en de economische vooruitzichten zijn daar mede de oorzaak van. De kernopgaven voor de gemeente Barendrecht zijn de volgende: behouden kernvoorraad; Teneinde de kernvoorraad te behouden geldt de verplichting voor het terugbouwen of compenseren van huurwoningen in geval van sloop (één op één), er mag voorlopig geen verkoop plaatsvinden van goedkope en bereikbare huurwoningen en er zal een gematigd huurbeleid moeten worden gevoerd in de bereikbare voorraad. Afspraken hierover worden vastgelegd in prestatieafspraken met de verhuurders en/of corporaties. aanpassen huidige kernvoorraad; Om aan de toekomstige woningvraag te kunnen voldoen en om op een adequate wijze in te kunnen spelen op de steeds veranderende woonwensen en woningbehoeften dienen de woningen in de bestaande voorraad te worden aangepast en opgeplust, en zal de woningtoegankelijkheid moeten worden bevorderd. Op deze wijze kunnen mensen langer in hun woning en woonomgeving blijven wonen. nieuwbouw; Tot 2010 vindt de afronding van de VINEX-taakstelling (Carnisselande) en de uitwerking van de regionale woningbouwafspraken voor de periode 2005-2010 plaats. De nieuwe woningbouwopgave (bouwen voor met name de doelgroepen jongeren/starters en ouderen) kan ook leiden tot nieuwe huisvestingsvormen en nieuwe sociale verbanden (op buurtniveau). Als gevolg daarvan zullen er ook in ruimtelijk opzicht veranderingen optreden. Uitgangspunt van beleid is dat de Barendrechtse identiteit behouden wordt. Voor de genoemde doelgroepen is op kleine schaal hoogbouw in maximaal zes bouwlagen toegestaan, mits de bebouwing goed in de bestaande omgeving wordt ingepast. In Barendrecht-Centrum zal de bouw zich voornamelijk moeten gaan richten op woningen voor ouderen en grotendeels in de goedkopere financieringsklassen. De volgende differentiatie wordt in Barendrecht-Centrum voorgestaan: 32,5% sociaal: Dit betreffen zowel eengezins- als meergezinswoningen, hoofdzakelijk te realiseren in de sociaal bereikbare huur. Het programma dient een bijdrage te leveren
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
19
-
-
aan de verruiming van het aanbod voor jongeren/starters en ouderen. De realisering van sociale koop wordt volgens de overeenkomst met de stadsregio slechts in zeer beperkte mate (5%) en uitsluitend in MGE-vorm (MGE: maatschappelijk gebonden eigendom) toegestaan. 27,5% middelduur: De onderverdeling binnen de categorie middelduur bedraagt 13% middelduur/goedkoop (mdg) en 14,5% middelduur/duur (mdd). In de mdd-categorie zal het programma vooral gericht moeten zijn op meergezinswoningen met lift. Deze woningen zijn bedoeld voor doorstromers vanuit de goedkopere financieringscategorieën. 40% duur: In deze categorie dienen met name vrijstaande woningen, twee-onder-éénkap woningen en duurdere service-appartementen te worden gerealiseerd.
Het voorgaande leidt ertoe dat Barendrecht sinds lange tijd weer te maken krijgt met reconstructie- en herstructureringsopgaven. De realisatie van grote aantallen nieuwe woningen in Barendrecht-Centrum (centrumontwikkeling) kan echter niet voor 2010 plaatsvinden omdat dan pas de sloop en renovatie van woningen en winkel- en bedrijfspanden is voorzien. Met het aanscherpen van de urgentiecriteria door de Stadsregio wordt voorkomen dat de beschikbare huurwoningen door een te grote groep urgenten wordt geclaimd. De gemeente Barendrecht wil de aangescherpte toewijzingscriteria strikt gaan toepassen. 4.2
Onderzoek De analyse hierna is gebaseerd op de informatie uit de rapportages “Woonvisie 2006 - 2015; samen wonen in Barendrecht” (vastgesteld d.d. 25 september 2006) en “Barendrecht investeert in ontmoeting; visie op Barendrecht 2025” (d.d. november 2008). De gemeente Barendrecht wordt vooral gekenmerkt door zijn wijken met eengezinswoningen en een beperkte aanwezigheid van appartementen (deze zijn wel in Carnisselande aanwezig). Gezien de woonwensen van de bewoners van Barendrecht en de regio, is er in BarendrechtCentrum een overschot te verwachten in de dure huur- en koopsector, en dan zowel eengezinswoningen als meergezinswoningen zonder lift. Naar verwachting ontstaat een tekort aan huur- en koopappartementen met lift, bereikbare sociale huurwoningen en huurappartementen in uiteenlopende prijssegmenten (met name in Carnisselande) en aan koopwoningen in de middeldure sector waaronder twee-onder-één-kap woningen en vrijstaande woningen. De doelgroep die gebruik maakt van de huurtoeslag zal in de komende jaren volgens het woningbehoeftenonderzoek licht afnemen. Deze groep wijzigt ook van samenstelling als gevolg van vergrijzing en huishoudensverdunning. Tot en met 2010 is er van ouderen tussen de 65 en 75 jaar een woningvraag te verwachten naar levensloopbestendige woningen (ouderen- en zorgwoningen). Deze vraag kan, door doorstroming binnen de woningvoorraad, deels binnen de bestaande voorraad huur- en koopwoningen worden opgevangen. Daarnaast zullen er ook nieuwe woningen moeten worden gebouwd.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
20
Ouderen vanaf 65 jaar geven aan dat zij zo lang mogelijk zelfstandig willen wonen en de helft hiervan verwacht dat dit te kunnen doen nadat de eigen woning op onderdelen wordt aangepast. De vraag naar domotica - domotica omvat alle apparaten en infrastructuren in en rond woningen, die elektronische informatie gebruiken voor het meten, programmeren en sturen van functies ten behoeve van bewoners en dienstverleners - alsmede de vraag naar geschikte woonvormen met zorg neemt daardoor toe. In de komende periode jaar zullen er circa 1.100 starters op de woningmarkt komen in Barendrecht. Hiervan wil 55% een (nieuwbouw) eengezinswoning in de sociale sector en 45% een jongerenwoning. Deze vraag zal deels door middel van doorstroming binnen de bestaande voorraad huur- en koopwoningen kunnen worden opgevangen. Een deel van de bestaande woningvoorraad zal specifiek worden gelabeld voor jongeren. De restvraag zal moeten worden opgevangen in de vorm van nieuwbouw. Te verwachten is dat het aantal te huisvesten nieuwkomers in Barendrecht, vanwege de lagere instroom, de komende jaren minder zal zijn. Wel is een verschuiving te constateren van de instroom van gezinnen naar alleenstaanden. Tot slot blijkt uit het woningbehoeftenonderzoek dat er een verschuiving heeft plaatsgevonden van een kwantitatieve woningvraag naar een kwalitatieve woningvraag. 4.3
Conclusie Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de realisatie van maximaal 29 grondgebonden woningen in de sociale sector. 28 Woningen in de sociale sector zijn daarvoor gesloopt. Hiermee wordt voldaan aan de randvoorwaarde om ten minste het aantal woningen in de sociale sector dat als gevolg van sloop uit de voorraad wordt gehaald terug te bouwen. Vooralsnog zijn 21 woningen bestemd voor ouderen. Daarmee wordt voor een deel tegemoet gekomen aan de (nieuwe) woningbehoefte: bouwen voor ouderen in Barendrecht-Centrum. Op andere locaties in Barendrecht-Centrum zal naar verwachting na 2010 ook in woningbouw voor ouderen worden voorzien. De realisatie van de acht starterswoningen past tevens goed in het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
21
5
Mobiliteit
5.1
Kader Nota Mobiliteit De Nota Mobiliteit is feitelijk het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan en daarmee de opvolger van het Tweede Structuurschema Verkeer en Vervoer (SVV2). De nota heeft een PKB procedure doorlopen en is op 21 februari 2006 in werking getreden. In de Nota Mobiliteit worden de hoofdlijnen van het nationale verkeers- en vervoersbeleid voor de komende decennia beschreven. Uitgangspunt van beleid is dat mobiliteit een noodzakelijke voorwaarde is voor economische en sociale ontwikkeling. Een goed functionerend systeem voor personen- en goederenvervoer en een betrouwbare bereikbaarheid van deur tot deur zijn essentieel om de economie en de internationale concurrentiepositie van Nederland te versterken. Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2002 - 2020 In het Provinciaal Verkeer- en Vervoer Plan (PVVP) van 21 januari 2004 beschrijft de provincie Zuid-Holland hoe zij de komende jaren haar beleid op het terrein van verkeer en vervoer vorm wil gaan geven. Daarbij komen onderwerpen aan de orde als bereikbaarheid, leefbaarheid en verkeersveiligheid. De provincie Zuid-Holland kiest voor een beleid van beheerste groei van de mobiliteit. Daarbij moeten tegelijkertijd de individuele wensen en eisen die reizigers en het bedrijfsleven aan de kwaliteit van hun mobiliteit stellen niet uit het oog worden verloren. Om de bereikbaarheid en de kwaliteit van de leefomgeving in stand te houden is ten eerste een kwaliteitssprong van het openbaar vervoer op alle niveaus vereist. Vervolgens dient een vermindering van congestie en een verbetering van de bereikbaarheid plaats te vinden. Om die reden worden kwaliteitseisen gesteld aan de trajectsnelheden van de verschillende typen wegverbindingen. Tot slot wordt gestreefd naar een toename van het fietsgebruik. Daartoe zal een volwaardig fijnmazig netwerk van zowel verkeersveilige, sociaal veilige, als comfortabele verbindingen moeten worden gerealiseerd. De groei van de mobiliteit mag niet ten koste gaan van de kwaliteit van de leefomgeving. Eén van de ambities van de provincie is dan ook het duurzaam verbeteren van de omgevingskwaliteit in Zuid-Holland door het oplossen van de belangrijkste knelpunten in de omgevingskwaliteit (te hoge uitstoot van vervuilende stoffen, geluidsoverlast en ruimtelijke versnippering) en het voorkomen van nieuwe knelpunten.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
22
Gemeentelijk verkeersbeleid Het verkeersveiligheidsplan van de gemeente dateert uit 1996. In dat plan zijn het beleid en de daaruit voortvloeiende maatregelen beschreven voor de periode tot 2008. Omdat er sinds de vaststelling van het verkeersveiligheidsplan in 1996 diverse ontwikkelingen hebben voorgedaan, is het plan in 2004 geactualiseerd. In de actualisatie is per vervoersmodalitateit (auto, fiets, voetganger en openbaar vervoer) een wensbeeld geformuleerd. Deze zijn op een aantal punten strijdig met elkaar. Voor die “knelpunten” zijn oplossingen geformuleerd en maatregelen voorgesteld. Een groot deel daarvan is reeds uitgevoerd. Ook is de aanleg van de rondweg rond Barendrecht, die in 1999 sluitend is gemaakt en bedoeld is om het verkeer van en naar de wijken snel af te wikkelen, is geëvalueerd. Uitgangspunt van het gemeentelijke verkeersbeleid is het waarborgen van de verkeersveiligheid. De gemeente hanteert daarbij de principes van “Duurzaam Veilig”. Samengevat houden die principes in dat bij de inrichting van de weg rekening wordt gehouden met de functie van de weg. Door een landelijke standaard voor wegprofielen en snelheidsafremmende maatregelen te ontwikkelen, wordt de herkenbaarheid van de weg voor de gebruiker vergroot waarmee tevens de verkeersveiligheid wordt verbeterd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsontsluitingswegen (verkeersaders met een snelheidslimiet van 50 tot 70 km/uur binnen de bebouwde kom en 80 km/uur buiten de bebouwde kom) en woonstraten in verblijfsgebieden (30 km/uur binnen de bebouwde kom en 60 km/uur buiten de bebouwde kom). De gemeente zet tevens in op ketenmobiliteit. Ketenmobiliteit koppelt het auto- en fietsgebruik aan het openbaar vervoer en andersom. De gemeente zorgt in dat kader voor voldoende goede parkeergelegenheden en stallingen bij het openbaar vervoer. 5.2
Onderzoek Huidige situatie Alle Barendrechtse woonwijken zijn ingericht als 30 km/uur-zones. De Kerkweg is ook ingericht als 30 km/uur-zone en daardoor dus bereikbaar per auto. Barendrecht is per openbaar vervoer bereikbaar met de trein, streekbus en tram. Het openbaar vervoer rijdt over de Tweede Barendrechtseweg (een gebiedsontsluitingsweg waarvoor een snelheid van 50 km/uur geldt) en daarmee op korte afstand van de woonstraat. Barendrecht wordt gekenmerkt door een goede ontsluiting voor fiets- en voetverkeer. Een groot deel van de doorgaande fietspaden is geasfalteerd. Er zijn voldoende stallingsmogelijkheden aanwezig. De voetpaden zijn toegankelijk gemaakt voor alle doelgroepen. Toekomstige bereikbaarheid De gemeente wil de barrièrewerking van de 50 km/uur wegen verminderen. Daartoe zullen veilige oversteekplaatsen worden gerealiseerd bij rotondes en in belangrijke loop- en fietsroutes.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
23
De verblijfsfunctie van de Kerkweg zal niet wijzigen. Conform het Duurzaam Veilig beleid zullen in het profiel van de Kerkweg dan ook snelheidsremmende voorzieningen worden verwerkt, bijvoorbeeld in de vorm van een drempel ter hoogte van de kruising Kerkweg - Vlietweg. Volgens het ASVV 2004 (“aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom”), uitgegeven door het CROW, geldt een maximale parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per woning (woning in de goedkope sector, gesitueerd in de schil/overloopgebied, in matig stedelijk gebied) waarvan 0,3 parkeerplaats per woning is bedoeld voor het bezoekersparkeren. Er dienen op basis van het voorgaande en ten behoeve van de realisatie van de 29 nieuwe grondgebonden woningen ten minste 53 parkeerplaatsen te worden gerealiseerd. De norm voor de twaalf bestaande en te handhaven woningen (die tegenover de nieuwe woningen liggen) is 1,5 parkeerplaats per woning. Deze woningen voorzien in één parkeerplaats op eigen terrein. Het aantal parkeerplaatsen dat ten behoeve van deze woningen in het openbaar gebied moet worden gerealiseerd is zes. In het stedenbouwkundige plan is rekening gehouden met de aanleg van in ieder geval 59 parkeerplaatsen. Vooruitlopend op mogelijke aanvragen voor parkeerplaatsen voor gehandicapten worden tevens voldoende parkeerplaatsen aangelegd met een minimale breedte van 3,25 m.
5.3
Conclusie Conform het Duurzaam Veilig beleid is de Kerkweg in de juridische regeling bestemd als “Verkeer-Verblijfsgebied”. Daarmee wordt de verblijfsfunctie van de weg vastgelegd. Daarbij is ook rekening gehouden met de ruimte die nodig is om het minimumaantal parkeerplaatsen te kunnen realiseren. Daarnaast wordt binnen de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied” ook de aanleg van (kleinschalig) groen en water mogelijk gemaakt.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
24
6
Natuur en landschap
6.1
Kader Soortenbescherming Doel van de Flora- en faunawet is de bescherming van plant- en diersoorten. Tegelijkertijd vormt deze wet de implementatie van Europese en internationale verplichtingen. De wet vervangt diverse wetten die voorheen betrekking hadden op de bescherming van dier- en plantsoorten. Uitgangspunt van de Flora- en faunawet is het “nee, tenzij”-principe. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud dan wel van ruimtelijke ontwikkeling of inrichting, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet niet. Deze werkzaamheden zijn in het Besluit vrijstelling dier- en plantsoorten geregeld. Daarin zijn tevens de beschermde soorten gecategoriseerd. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende voorwaarden verbonden. Wel geldt dat in alle gevallen de zorgplicht voor de instandhouding en bescherming van natuurwaarden in acht moet worden genomen. De zorgplicht houdt in dat de initiatiefnemer passende maatregelen neemt om schade aan beschermde soorten te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken. Voor zover vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien: geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort; er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en ruimtelijke inrichting en ontwikkeling); er geen alternatief is. Bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. In het uiterste geval behoort verlening van vrijstelling niet tot de mogelijkheden. In dat geval zal bij de ruimtelijke besluitvorming moeten worden geconcludeerd dat de voorgenomen ingreep geen doorgang zal kunnen vinden. Gebiedsbescherming Bescherming van natuurgebieden vindt plaats via de Natuurbeschermingswet. Binnen beschermde natuurgebieden gelden (strenge) restricties voor ruimtelijke ontwikkelingen. Groenbeleidsplan In het groenbeleidsplan “Barendrecht ziet groen” d.d. juli 2008, heeft de gemeente haar groenbeleid beschreven. Het plan geeft de kaders en beleidsambities weer en gaat in op de huidige situatie van en de ambities voor de groenstructuur en -inrichting en het groenbeheer.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
25
De gemeente vindt de aanwezigheid van groen in de leefomgeving belangrijk. Redenen daarvoor zijn dat groenvoorzieningen de leefbaarheid en de volksgezondheid verbeteren. Bovendien zijn steden met veel groenvoorzieningen aantrekkelijk als woonplaats, maar ook voor het toerisme en de recreatie waarmee het groen een stad ook een economische impuls kan geven. Tot slot haalt het groen de natuur van de buitengebieden dichterbij de woonomgeving. De belangrijkste ambitie is dat de gemeente wil voldoen aan de wettelijke verplichtingen. Dit houdt in dat er boomveiligheidscontroles moeten worden uitgevoerd en er in het kader van de Flora- en faunawet een gedragscode voor bestendig beheer moet worden opgesteld. Daarnaast dient het groen van een kwalitatief goed niveau te zijn (Barendrecht streeft naar de titel “Groenste gemeente van Nederland” in 2012) maar ook veilig te worden vormgegeven voor het verkeer en de gebruiker. Tot slot wil de gemeente met minder regels de monumentale en waardevolle bomen beter beschermen. De ambities ten aanzien van de structuur en de inrichting van het groen zijn allemaal gericht op duurzaamheid. Het groen dient beheerbaar te zijn en de soorten en materialen dienen bij de plaats en functie te passen. Dit geldt ook voor de nieuwe bomen die worden geplant. Ook wil de gemeente haar groenstructuren zichtbaarder en sterker maken waarbij zowel de hoofdstructuren als de wijkstructuren de aandacht verdienen. Het areaal bomen dient ten minste gelijk te blijven. De ambities ten aanzien van het beheer zijn ook gericht op duurzaamheid; onkruid wordt niet langer bestreden met chemische middelen, er wordt geen groenareaal meer verkocht aan derden en bomen die overlast geven worden niet zonder meer gekapt. De gemeente Barendrecht wil kwaliteit leveren met en door het groenbeheer. Ze wil ook de continuïteit in het groene beeld garanderen door het groen cyclisch te beheren en op tijd te vervangen. 6.2
Onderzoek Soortenbescherming In het plangebied zijn geen groengebieden en/of waterlopen aanwezig waar beschermde soorten flora en/of fauna aanwezig kunnen zijn. Daarnaast is de oorspronkelijke bebouwing reeds gesloopt waarmee tevens (mogelijke) verblijfplaatsen van vleermuizen niet meer zijn te achterhalen. Gebiedsbescherming Het plangebied maakt deel uit van het stedelijke gebied van Barendrecht en bevindt zich niet in of nabij een Vogelrichtlijngebied of Habitatrichtlijngebied. Het maakt evenmin deel uit van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Groenstructuren De gemeentelijke groenstructuur bestaat uit drie onderdelen: de groene vlakken, de groene lijnen en de groene punten. Tot de vlakken behoren de grote recreatiegebieden, de parken, de sportparken, de begraafplaatsen en de buitengebieden. De dijken, de hoofdwegen, waaronder ook de Barendrechtseweg als belangrijke noordzuid-verbinding, de fietsverbindingen en de TramPlus-lijn vormen de groene lijnen en daarmee de verbindende elementen binnen de groenstructuur.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
26
De groene punten zijn de rotondes, die vaak een representatieve groene (sier)functie vervullen, en de oude bomen die door hun imposante grootte en vorm beeld- en sfeerbepalend zijn. De woongebieden in Barendrecht zijn duidelijk herkenbaar en hebben een eigen karakter en identiteit die veelal gerelateerd is aan het tijdperk waarin ze zijn ontstaan. De stedenbouwkundige opzet, het groen en de architectuur vormen een samenhangend geheel. Het groen in de woongebieden bestaat voornamelijk uit bomen, heesters en gazon. De extensievere groentypen als bosplantsoen en ruw gras komen er weinig voor. Het groen in Barendrecht staat onder druk door ruimteclaims van, onder meer, parkeren en spelen. Ook ondergrondse wordt steeds meer ruimte in gebruik genomen door kabels en leidingen. Door de Raad voor het Landelijk Gebied is 75 m2 gebruiksgroen per woning als richtgetal bepaald. Barendrecht haalt dit richtgetal niet, tenzij de aan de woonwijken grenzende groenarealen worden meegerekend; in dat geval wordt het richtgetal wel behaald. Uit een kwaliteitsmeting blijkt dat ten aanzien van het beheer en onderhoud in de woongebieden gemiddeld “basis” (groen) tot “hoog” (verharding en meubilair) wordt gescoord. Dit komt overeen met de gestelde kwaliteitsambitie. De burger waardeert zijn wijk met gemiddeld een 7,5. In de Gewenste Groene Hoofdstructuur is de gewenste groene hoofdstructuur van Barendrecht weergegeven. Ten aanzien van het plangebied worden daarin geen specifiek uitspraken gedaan en zijn ook geen ingrepen of maatregelen voorgesteld. 6.3
Conclusie Beschermde soorten In het gebied zijn geen beschermde soorten aanwezig; de bebouwing is reeds gesloopt en in het gebied waren geen waardevolle groen- en waterstructuren aanwezig die habitat boden voor beschermde soorten. De Flora- en faunawet staat planrealisatie dan ook niet in de weg. Beschermde natuur Planrealisatie leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden omdat deze niet in de nabijheid van het plangebied liggen. Er is dan ook geen beschermende regeling in het bestemmingsplan opgenomen. Groenstructuur In het plangebied zijn geen waardevolle groenstructuren aanwezig die als zodanig moeten worden bestemd. Kleinschalig groen of groenvoorzieningen van ondergeschikt belang kunnen worden gerealiseerd binnen de bestemming “Verkeer-Verblijfsgebied”. Er bestaat evenwel een herplantplicht voor de bomen die moeten worden gekapt ten behoeve van de nieuwbouwontwikkelingen. De initiatiefnemer dient dan ook een herplantplan ter goedkeuring aan de gemeente voor te leggen voordat de bestaande bomen mogen worden gekapt.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
27
7
Water
7.1
Kader Nationaal Waterplan Het ontwerp Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en is opgesteld voor de planperiode 2009 - 2015. Het Nationaal Waterplan wordt naar verwachting in december 2009 door de ministerraad vastgesteld. Het Nationaal Waterplan beschrijft de hoofdlijnen van het nationale waterbeleid. Het rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening. Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op de korte en de lange termijn. Om een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem te bereiken moet het water meer bepalend zijn bij de besluitvorming over grote ruimtelijke opgaven dan voorheen. De mate van bepalendheid wordt afhankelijk gesteld van, onder meer, de omvang en de aard van de ingrepen, bestaande functies, nieuwe andere ruimteclaims en de bodemgesteldheid van een gebied. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan, vervangt daarmee op onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte. Specifiek gaat het over de gebieden die deel uitmaken van de ruimtelijke hoofdstructuur, het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren. Hiervoor geldt de AMvB Ruimte. Ook de bescherming van vitale functies en kwetsbare objecten is een onderwerp van nationaal belang. Hiervoor wordt een afzonderlijke AMvB opgesteld. Waterwet In de Waterwet (2009) zijn acht oude waterwetten samengebracht. De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de KRW te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen. De waterschappen krijgen een nieuwe bevoegdheid voor het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen, bemalingen en infiltraties, met uitzondering van onttrekkingen voor drinkwater, koude en warmteopslag en grote industriële onttrekkingen van meer dan 150.000 m3/jaar. Gemeenten krijgen verdergaande taken en bevoegdheden in het kader van de zorgplicht voor het inzamelen van afvalwater in de riolering en voor hemelwater en grondwater.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
28
Nationaal Bestuursakkoord Water (actueel) In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen. In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit nieuwe instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening 1985 (Bro 1985) en is overgenomen in het nieuwe Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten. In 2008 is het NBW geactualiseerd met als doel de watersystemen in 2015 op orde te krijgen, met name op het gebied van wateroverlast en watertekort. Kaderrichtlijn water Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn water van kracht geworden. De KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater. Waterbeheer 21e eeuw (WB21) In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden. Berging moet binnen het stroomgebied plaatsvinden. Dit betekent onder andere het aanwijzen en instandhouden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd. Provinciaal beleid De provincie Zuid-Holland heeft het waterbeleid geformuleerd in het “Beleidsplan Groen, Milieu en Water 2006 - 2010” van augustus 2006. Met dit plan wordt voortgeborduurd op het vigerende rijks- en provinciale beleid en de afspraken die met de Zuid-Hollandse waterpartners zijn gemaakt. In het beleidsplan is het provinciaal beleid voor milieu en water en voor natuur en landschap geïntegreerd. Het geeft de kaders en doelstellingen voor de periode 2006 - 2010 met een doorkijk naar 2020. De provincie wil met haar beleid ook bijdragen aan een duurzame inrichting van het milieu volgens zo hoog mogelijke kwaliteitsmaatstaven. De nadruk ligt daarin op duurzaam stedelijk waterbeheer en het voorkomen van wateroverlast. Wateraspecten zoals waterkwaliteit, riolering/afkoppeling, waterberging, veiligheid, (grond)wateroverlast en ecologische oeverinrichting dienen bij ruimtelijke inrichting en beheer van de openbare ruimte integraal te worden aangepakt.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
29
In het beleidsplan zijn de kansen en bedreigingen voor het leefmilieu in kaart gebracht. Eén van de uitkomsten ten aanzien van oppervlaktewater is dat meer dan de helft van de wateren in de provincie niet voldoet aan de doelstellingen van biologisch gezond oppervlaktewater. Het aantal ongezuiverde lozingen en riooloverstorten dient te worden teruggedrongen. Daarnaast neemt door de verdergaande verstedelijking het waterbergend vermogen steeds verder af. Terwijl de wateroverlast als gevolg van de klimaatverandering en zonder het treffen van maatregelen verder zal toenemen. In de “Deelstroomgebiedvisies” in het werkgebied Zuid-Holland Zuid zijn voor het zuiden van Zuid-Holland procesafspraken gemaakt over de werkwijze waarop de wateropgave wordt berekend. Voor omgang met water in het stedelijk gebied wordt bovendien de volgende richtlijn genoemd: de drietrapsstrategie 1) vasthouden in de stad (dus binnen het bestaand stedelijk gebied oplossen), 2) bergen aan de rand (bij voorkeur binnen de rode contour) en 3) afvoeren naar het landelijk gebied. Daarnaast worden in het bestaand stedelijk gebied kansen gezien voor het combineren van water met andere functies. De combinaties met architectuur, recreatieverbindingen en openbaar groen treden hierbij het meest op de voorgrond. In de nota “Regels voor Ruimte” stelt de provincie in ruimtelijke plannen voor nieuw te ontwikkelen gebieden of stedelijke herstructureringsgebieden het realiseren van voldoende open water als een harde voorwaarde. Als provinciale richtlijn geldt een percentage van 10% van het bruto oppervlak. In overleg en overeenstemming met de waterbeheerder kan hiervan worden afgeweken. Alleen in die gevallen waar het voorkomen van negatieve effecten op de waterhuishouding niet mogelijk is en waar de planvorming maatschappelijk noodzakelijk wordt bevonden is compensatie buiten het plangebied mogelijk. Beleid waterschap Hollandse Delta Teneinde uitvoering te geven aan het NBW21 heeft het Waterschap Hollandse Delta in 2004 het Waterstructuurplan IJsselmonde opgesteld. In dat waterstructuurplan wordt een integrale visie op het watersysteem in IJsselmonde, waar Barendrecht aan grenst, gegeven. Doel is de gewenste ontwikkelingen in het watersysteem op korte termijn en middellange termijn in beeld te brengen en aan te geven hoe deze ruimtelijk zijn uit te werken. Concreet worden in het Waterstructuurplan de volgende zaken genoemd die relevant zijn voor Barendrecht. De toelaatbare faalkans, waarbij inundatie van het laagste straatpeil door water vanuit oppervlaktewater optreedt, is eens in de ten minste 100 jaar. Het peilgebied faalt wanneer het laagste straatpeil vaker inundeert dan de norm. Er dient voldoende waterberging te zijn ten behoeve van een robuust watersysteem met een goede waterkwaliteit. Uitgangspunt van beleid is dat ruimtelijke ontwikkelingen niet mogen leiden tot een verslechtering van de waterhuishouding in het gebied. In de Keur van het waterschap is dan ook bepaald dat indien als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen een uitbreiding van het verhard oppervlak plaatsvindt die groter is dan 250 m2 een compensatie dient plaats te vinden in de vorm van de aanleg van open water. De compensatie-eis is vastgesteld op 10% van de toename aan verhard oppervlak.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
30
Gemeentelijk beleid De gemeente beschikt over een “Basisrioleringsplan”, een “Gemeentelijk rioleringsplan” en een “stedelijk waterplan”. Het “stedelijk waterplan” is opgesteld door de gemeente en het Waterschap Hollandse Delta. Het doel van het stedelijk waterplan is het creëren van een robuust en biologisch gezond en aantrekkelijk watersysteem. Het stedelijk waterplan dient er voor te zorgen dat de belevingswaarde van het water voor de inwoners van Barendrecht wordt verhoogd. In de huidige situatie is de waterkwaliteit in de gemeente niet overal van het gewenste niveau. In het plan staan maatregelen voor de verbetering ervan, zoals het saneren van overstortlocaties, het aanleggen van natuurvriendelijke oevers en het saneren van vervuilde waterbodems. In geval van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met: het realiseren van een duurzaam watersysteem; het realiseren van een goede aan- en afwatering; het zoveel mogelijk vasthouden van gebiedseigen water; het verbeteren van de waterkwaliteit waarbij ten minste wordt gestreefd naar een goede ecologische kwaliteit; het zoveel mogelijk realiseren van natuurvriendelijke oevers bij hoofdwatergangen en overige sloten en singels; het treffen van voorzieningen ter vermindering van de wateroverlast (te hoge peilstijgingen), indien mogelijk in het gebied zelf maar anders in het aangrenzende (stedelijk) gebied; het voorkomen van doodlopende watergangen zodat circulatie mogelijk blijft; het aanleggen van voldoende ruim gedimensioneerde duikers. Nieuwe gebruiksfuncties mogen niet strijdig zijn met de hoofdfunctie van oppervlaktewater. Sinds 1 januari 2008 heeft de gemeente Barendrecht een grondwaterzorgplicht. Dit betekent in de praktijk dat indien er structureel problemen bestaan of zijn te verwachten met de hoogte van de grondwaterstand op een perceel waardoor een perceel niet kan worden gebruikt waarvoor het is bestemd, de perceelseigenaar in beginsel voor een oplossing moet zorgen. Als blijkt dat afvoer van overtollig water noodzakelijk is, dan zal hierin moeten worden voorzien. De gemeente heeft in dat geval de ontvangstplicht vanaf het openbaar gebied. 7.2
Onderzoek Bestaande situatie Barendrecht ligt op vrij goed ontwaterde zavel-/kleigronden. In het plangebied is geen water aanwezig; de gronden zijn allemaal verhard, met uitzondering van enkele voor- en achtertuinen. In het plangebied zijn tevens geen waterkeringen aanwezig. In het plangebied is geen sprake van problemen met de grondwaterstand. De oorspronkelijke bebouwing was aangesloten op een gescheiden rioolstelsel. De afvoer geschiedt in de richting van de Tweede Barendrechtseweg.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
31
Effecten van het plan op de waterhuishouding Als gevolg van de verbreding van de weg (die noodzakelijk is om aan de parkeervraag te kunnen voldoen) neemt het verharde oppervlak ten opzichte van de oude situatie met circa 600 m2 toe. Conform het beleid van het Waterschap Hollandse Delta dient 10% hiervan, ofwel 60 m2, gecompenseerd te worden in de vorm van open water. Geconstateerd is dat de ontwikkelende partij Patrimonium op de locatie van de Kerkweg geen mogelijkheden heeft om open water aan te leggen. Hoewel dit tegen de uitgangspunten van de Keur ingaat is, gezien de uiterst geringe invloed van dit plan op de huidige waterhuishouding, gekozen om bij wijze van uitzondering dispensatie te verlenen voor de wateropgave. Dat wil zeggen dat elders in het peilgebied watercompensatie zal plaatsvinden. Met Patrimonium is overeengekomen dat de gemeente de volledig compensatie zal uitvoeren in het kader van het project Buitenoord. Ten aanzien van de afvoer van hemelwater en vuilwater gelden de beleidsuitgangspunten zoals beschreven in het gemeentelijk waterplan en het gemeentelijk rioleringsplan waaronder ook ten aanzien van de toepassing van bouwmaterialen. Overleg met het Waterschap Het voorontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan het Waterschap Hollandse Delta. De reactie van het waterschap vormde aanleiding het aanvankelijke voornemen om geen compensatie toe te passen vanwege de beperkte toevoeging van het verharde oppervlakte te wijzigingen in het compensatievoorstel zoals hierboven beschreven. Voor het overige kan het waterschap instemmen met de uitgevoerde watertoets. 7.3
Conclusie In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig waarvoor een beschermende regeling moet worden opgenomen. In het plangebied is geen water aanwezig en zal ook geen nieuw water worden aangelegd. Derhalve behoeft er geen specifieke waterregeling in het bestemmingsplan te worden opgenomen. De benodigde watercompensatie wordt buiten het plangebied, maar binnen het peilgebied opgelost.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
32
8
Archeologie en cultuurhistorie
8.1
Archeologie
8.1.1 Kader Wet op de archeologische monumentenzorg Op 1 september 2007 is de Wet op de archeologische monumentenzorg in werking getreden. Hiermee zijn de uitgangspunten van het Verdrag van Malta (1992) binnen de Nederlandse wetgeving geïmplementeerd. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen, waarbij in beginsel geldt: “de veroorzaker betaalt”. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het bodemarchief “in situ” (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Na de invoering van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving hebben provincies de bevoegdheid gekregen om zogenaamde attentiegebieden aan te wijzen. Dit zijn gebieden die archeologische waardevol zijn of naar verwachting waardevol zijn. Gemeenten zullen in dat geval verplicht worden hun bestemmingsplan(nen) in het desbetreffende gebied te herzien. Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland De provincie Zuid-Holland hanteert het beleidsinstrument “Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)”. In de CHS heeft de provincie bestaande en mogelijk te verwachten archeologische waarden in beeld gebracht. In het bijbehorende “Beleidskader Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland” zijn per waarderingscategorie algemene beleidsuitgangspunten geformuleerd. De waardering zoals vastgelegd in de cultuurhistorische hoofdstructuur geldt als uitgangspunt van beleid. Beleidsnota Archeologische Monumentenzorg van de gemeente Barendrecht In het kader van nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van de archeologische monumentenzorg is het gemeentelijke beleid aangepast. De beleidsnota Archeologische Monumentenzorg (2008) heeft tot doel de gemeentelijke verplichtingen die voortvloeien uit de nieuwe wet- en regelgeving zo sober en doelmatig mogelijk te implementeren in het gemeentelijke beleid. Die verplichtingen luiden als volgt: gemeenten dienen hun archeologisch erfgoed te beschermen in de bodem; De gemeente streeft er naar om het bodemarchief zo veel mogelijk in situ te bewaren. Bekende archeologische waarden worden door planaanpassing ontzien en behouden. Om dit archeologisch erfgoed zo goed mogelijk te behouden en planaanpassing te kunnen realiseren, dienen archeologische informatie en belangen zo vroeg mogelijk te worden ingebracht en worden meegewogen in het proces van ruimtelijke ordening. Als het behoud van het bodemarchief niet meer mogelijk is, dient het gedocumenteerd te worden (“behoud ex situ”).
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
33
-
Archeologische verwachtingswaarde volgens de CHS d.d. juli 2009 (met in het rode kader het plangebied weergegeven)
Archeologische Waarden- en Beleidskaart gemeente Barendrecht (met in het rode kader het plangebied weergegeven)
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
34
-
-
-
-
gemeenten dienen hun eigen archeologisch beleid te hebben en de archeologische waarden en verwachtingen inzichtelijk te maken; De gemeente Barendrecht heeft een Archeologische Waarden- en Beleidskaart opgesteld waarin voor het hele gemeentelijke grondgebied terreinen en gebieden met een zeer hoge archeologische waarde, met een grote trefkans op archeologische sporen of met een redelijke tot grote trefkans op archeologische sporen zijn weergegeven. De waardenkaart is tevens een beleidskaart. De gemeentelijke regelgeving en werkwijze dient nog te worden vastgelegd in een gemeentelijke archeologieverordening. Vervolgens worden ook nog een Lijst met Archeologisch Belangrijke Plaatsen (LABP) en een Gemeentelijke Onderzoeksagenda ontwikkeld. De terreinen die worden genoemd op de LABP dienen zo veel mogelijk gevrijwaard te blijven van bodemverstorende werkzaamheden. In de Gemeentelijke Onderzoeksagenda worden onderzoeksprioriteiten vermeld die kunnen worden betrokken bij de afweging of verder onderzoek noodzakelijk is, dan wel bij de vaststelling van de intensiteit van onderzoek. gemeenten dienen archeologische belangen in te brengen in bestemmingsplannen; De Wet op de archeologische monumentenzorg kent drie verschillende invalshoeken om archeologie in het proces te verankeren: 1) een regime voor m.e.r.-plichtige activiteiten (die per definitie tot bodemverstoring leiden), 2) een regime voor ontgrondingen (die eveneens tot bodemverstoring leiden) en 3) een regime voor bouwen en het anderszins uitvoeren van werkzaamheden in het kader van bestemmingsplannen (het bodemarchief kan worden verstoord). Gezien het laatste dienen bestemmingsplannen van de gemeente Barendrecht te worden voorzien van een archeologieparagraaf, voorschriften en een archeologische plankaart. gemeente dienen vergunningen te toetsen op het aspect archeologie; De gemeente Barendrecht ontwikkelt een protocol dat waarborgt dat bij vergunningverlening de archeologische belangen worden meegenomen. gemeenten dienen, als bevoegd gezag, een programma van eisen (pve)op te stellen voor de uitvoering van archeologisch (voor)onderzoek; De gemeente Barendrecht beschikt over archeologische deskundigheid om pve’s op te stellen dan wel te beoordelen. Ze zal in beginsel zelf geen archeologisch voor- of veldonderzoek uitvoeren maar dat uitbesteden aan derden. In voorkomende gevallen voert de gemeente wel zelf archeologisch (voor) onderzoek uit. Daartoe gaat de gemeente een Lichte Gemeenschappelijke Regeling aan (een licht samenwerkingsverband) met de gemeente Rotterdam om zodoende van bestaande faciliteiten gebruik te kunnen maken. gemeenten dienen over een archeologisch databeheer te beschikken; De gemeente beschikt over een vanaf de jaren zestig opgebouwd archeologisch databestand voor het Maasmondgebied waarbinnen ook Barendrecht ligt.
8.1.2 Onderzoek Volgens de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland is het plangebied gewaardeerd als een gebied waarvoor een redelijke tot grote kans op archeologische sporen geldt. Volgens de Archeologische Waarden- en Beleidskaart van de gemeente heeft het gebied een redelijke hoge archeologische verwachtingswaarde en zijn de archeologische waarden op een diepte van meer dan 80 cm onder het maaiveld te verwachten.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
35
Voor deze gebieden geldt dat grondwerkzaamheden (inclusief heien) die een oppervlakte beslaan van meer dan 200 m2 en tevens dieper reiken dan 80 cm beneden het maaiveld moeten worden getoetst op de noodzaak van archeologisch onderzoek. Dit geldt niet voor werkzaamheden die worden uitgevoerd in verband met een reguliere agrarische bedrijfsvoering, werkzaamheden in bestaande weg- en leidingcunetten en werkzaamheden die zijn gericht op het normale onderhoud en beheer van betreffende gebieden. Voor de verlening van een vrijstelling en/of aanlegvergunning moet een plan van de voorgenomen werkzaamheden worden voorgelegd aan de gemeente Barendrecht. Op basis van dit plan wordt beoordeeld of een archeologisch vooronderzoek (bureauonderzoek en/of inventariserend veldonderzoek) voorafgaande aan de werkzaamheden noodzakelijk is. Door RAAP Archeologisch Adviesbureau is in september 2008 een bureau- en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in verband met de sloop en nieuwbouw van de woonhuizen aan de Kerkweg. De beschrijving en de resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in de RAAPNOTITIE 2913 van september 2008. Op basis van het bureauonderzoek gold bij aanvang van het veldonderzoek voor het plangebied een middelmatige tot hoge archeologische verwachting voor vindplaatsen uit de periode Late IJzertijd t/m Nieuwe tijd. De archeologische verwachting voor eventuele vindplaatsen uit het Neolithicum op de Afzettingen van het Laagpakket van Wormer is laag, aangezien naar verwachting geen kreeksystemen aanwezig zijn in de ondergrond. Tijdens het veldonderzoek is de verwachte geologische opbouw (Laagpakket van Walcheren op Hollandveen op Laagpakket van Wormer/Formatie van Echteld) aangetroffen. Het Laagpakket van Wormer/Formatie van Echteld bestaat uit verlande kreekafzettingen die geleidelijk overgaan in veen De verlandingsafzettingen waren niet geschikt voor bewoning en de kans dat er archeologische resten uit het Neolithicum in het plangebied aanwezig zijn is erg klein. De top van het Hollandveen is niet veraard en gaat abrupt over in de erboven afgezette klei. Vermoedelijk is de top van het veen geërodeerd. In het Laagpakket van Walcheren zijn twee verschillende afzettingsfases aangetroffen. Direct op het veen zijn pre-Romeinse kwelderafzettingen aangetroffen. Er zijn geen archeologische indicatoren in deze laag aangetroffen. De top van de kwelderafzettingen is geërodeerd door de, erboven gelegen, laat-middeleeuwse dekafzettingen. De top van de dekafzettingen is verstoord door de bouw van de woningen. In het plangebied zijn geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek aanbevolen. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht toch archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 53 van de Wet op de archeologische monumentenzorg 2007 aanmelding van de betreffende vondsten bij het bevoegd gezag (provincie) verplicht. Het archeologisch onderzoek is goedgekeurd door de provincie.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
36
8.1.3 Conclusie Uit de bodeminventarisatie en de archeologische waardering blijkt dat in het plangebied mogelijk archeologische waarden aanwezig zijn. Het beleid is gericht op behoud en bescherming van de mogelijk aanwezige waarden. In principe mag dan ook geen verstoring van de bodem plaatsvinden. Als verstoring van het bodemarchief onvermijdelijk is, dient voorafgaand aan de grondwerkzaamheden een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. En als uit het verkennend onderzoek blijkt dat archeologisch materiaal in de bodem aanwezig, dient de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM) te worden ingelicht en zullen maatregelen moeten worden getroffen om het archeologisch erfgoed in situ te kunnen bewaren. Uit het bureau- en veldonderzoek van RAAP Archeologisch Adviesbureau is gebleken dat in het plangebied geen aanwijzingen zijn voor de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Een beschermende regeling ten behoeve van archeologische verwachtingswaarde is derhalve niet opgenomen in het bestemmingsplan. 8.2
Cultuurhistorie
8.2.1 Kader Nota Belvedere In de “Nota Belvedere; Beleidsnota over de relatie cultuurhistorie en ruimtelijke inrichting” (1999) is door het rijk een visie gegeven op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van gebieden en objecten in de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling in Nederland kan worden omgegaan. Het behoud en de benutting van het cultureel erfgoed is van grote betekenis omdat het kwaliteit toevoegt aan de culturele dimensie van de ruimtelijke inrichting. De voornaamste opgave is dan ook het vinden van een verantwoord evenwicht tussen de diverse ruimtelijke opgaven en de bestaande cultuurhistorische kwaliteiten. Cultuurplan 2005 - 2008 (2004) De provincie Zuid-Holland heeft zichzelf de opgave gesteld om de kwaliteit van de ruimtelijke inrichting te bewaken en ervoor te zorgen dat de provinciale identiteit bewaard blijft. Ze wil bevorderen dat gemeenten cultuur betrekken bij hun beleidsvorming en de vertaling daarvan in ruimtelijke plannen. De ruimtelijke kwaliteit en de identiteit van een gebied kunnen worden versterkt door de cultuur te betrekken bij de planologie. De inbreng vanuit architectuur, vormgeving, cultuurhistorie en kunsten kan ontwerpopgaven verrijken. Het is van belang om vanaf het begin de culturele waarden in Zuid-Holland in de ruimtelijke plannen mee te nemen: boerderijlinten, stads- en dorpsgezichten, molens, verkavelingspatronen, archeologische monumenten, forten, zandwallen enzovoorts. 8.2.2 Onderzoek In het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
37
8.2.3 Conclusie Omdat er in het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig zijn, behoeft er ook geen beschermende regeling in het bestemmingsplan te worden opgenomen. Het aspect cultuurhistorie leidt niet tot belemmeringen voor de planrealisatie.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
38
9
Milieu
9.1
Algemeen In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke (on)mogelijkheden inzichtelijk gemaakt. Waar nodig dient een vertaling plaats te vinden naar de juridische regeling. Het uitgangspunt hierbij is dat de juridische regeling zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit voldoende dient te borgen.
9.2
Bodemkwaliteit
9.2.1 Kader Wet bodembescherming Als sprake is van ernstige bodemverontreiniging dan is de Wet bodembescherming (Wbb) van kracht. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van stoffen en het toevoegen van stoffen aan de bodem. Op 1 januari 2006 is de Wbb ingrijpend aangepast omdat het beleid met betrekking tot bodemsaneringen veranderde. De Wbb kent nu een viertal regelingen die alle vier een ander onderdeel van bodembescherming voor hun rekening nemen: Een regeling voor de bescherming van de bodem waarin ook staat dat degene die de bodem verontreinigd, zelf verantwoordelijk is voor het verwijderen van de vervuiling. De overheid kan dwingen tot sanering als de verontreiniging na 1987 is ontstaan. Een bijzondere regeling voor de aanpak van nieuwe bodemverontreiniging die is ontstaan als gevolg van een ongewoon voorval (calamiteit). Een regeling voor de verontreiniging die is ontstaan voor de Wbb in werking trad in 1987 (historische bodemverontreiniging). Ook in die gevallen geldt dat de vervuiler zelf de verontreiniging verwijdert. Als er geen vervuiler (meer) is, omdat het bedrijf niet meer bestaat en er geen rechtsopvolger is, zal de sanering door de overheid worden uitgevoerd. Een regeling voor de aanpak van verontreiniging in de waterbodem. Rijkswaterstaat heeft vooral met deze regeling te maken. De regeling geldt voor alle waterbodemverontreiniging, of de vervuiling nu voor of na 1987 is ontstaan. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
39
Besluit bodemkwaliteit Op 1 juli 2008 is het Besluit bodemkwaliteit (volledig) in werking getreden. Het doel van dit besluit is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit. Het besluit heeft alleen betrekking op steenachtige bouwstoffen. Andere materialen worden in de praktijk ook toegepast als bouwstof maar vallen niet onder dit besluit. Voor grond en baggerspecie in oppervlaktewater en op landbodems gelden aparte regels die ook in het Besluit bodemkwaliteit zijn opgenomen; in tegenstelling tot bouwstoffen kunnen ze weer definitief deel gaan uitmaken van de bodem. Tot slot zijn in het Besluit bodemkwaliteit de kwaliteitsregels voor, ondermeer, bodemonderzoek, bodemsanering en laboratoriumanalyses die worden uitgevoerd door adviesbureaus, laboratoria en aannemers (bodemintermediairs) vastgelegd. Deze regels zijn bekend onder de naam Kwalibo (kwaliteitsborging in het bodembeheer). Kwalibo bevat ook maatregelen om de kwaliteit van ambtenaren die bodembeleid maken of uitvoeren en het toezicht en de handhaving te verbeteren. Relatie Wbb en Woningwet (Ww) Met de inwerkingtreding van de gewijzigde Wbb (2006) is ook artikel 52a van de Woningwet gewijzigd: Als er ontwikkelingen zijn voorzien die gericht zijn op het verblijf van mensen in een gebied en de bodem blijkt verontreinigd te zijn of er bestaat een redelijk vermoeden dat sprake is van een geval van ernstige verontreiniging, dan geldt een aanhoudingsplicht. De aanhouding duurt totdat het bevoegd gezag heeft ingestemd met het saneringsplan, dan wel dat het heeft vastgesteld dat er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging ten aanzien waarvan spoedige sanering noodzakelijk is. Er geldt alleen een bodemonderzoeksplicht voor bouwwerken waarvoor een reguliere bouwvergunning is vereist. Een bouwvergunning wordt niet eerder afgegeven dan nadat uit onderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. Bodemprogramma 2009-2012 De bodemkwaliteit van de gemeente Barendrecht is in beeld gebracht met de uitvoering van het project “Bodem in Beeld 2005”. Doelstelling van het bodemprogramma 2009-2012 is het verkrijgen van inzicht in de aanpak van de huidige werkvoorraad van de bodemsaneringsoperatie van de gemeente Barendrecht. De werkvoorraad van de gemeente Barendrecht is afkomstig uit het bodeminformatiesysteem NAZCA waarbij een onderscheid wordt gemaakt naar locaties gelegen op bedrijfsterreinen, locaties gelegen in dynamische gebieden (waar ontwikkelingen plaatsvinden) en locaties gelegen in statische gebieden (waar geen ontwikkelingen plaatsvinden), en het Historisch bodembestand (HBB). In het HBB zijn verdachte locaties opgenomen, zoals voormalige bedrijfsterreinen, ondergrondse brandstoftanks, slootdempingen en stortplaatsen, waar mogelijk sprake is van bodemverontreiniging. Een deel van deze verdachte activiteiten is al onderzocht. Indien een activiteit, vermeld in het HBB, niet gekoppeld is aan een locatie in NAZCA, is de locatie nog niet onderzocht en maakt het deel uit van de werkvoorraad.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
40
Voor alle locaties uit NAZCA met een vervolgactie en de HBB vermeldingen die nog niet zijn onderzocht, is bekeken of er een geografische overlap bestaat met een Wbb-locatie. De locaties waar een aanzienlijk deel overlapt met een WBB-locatie zijn apart aangemerkt en niet opgenomen in het bodemprogramma. 9.2.2 Onderzoek De Kerkweg komt niet voor op de lijst van NAZCA-locaties. Op de kaart met HBB-locaties zijn in of nabij de Kerkweg een potentiële verontreinigingslocatie (geen deel van de werkvoorraad) en een potentieel ernstig verontreinigde locatie aangegeven. Er heeft bodemonderzoek in het plangebied plaatsgevonden. De onderzoeksopzet alsmede de resultaten zijn beschreven in de rapportage “Verkennend bodemonderzoek Kerkweg 2 t/m 58 te Barendrecht” van MWH B.V. (5 september 2008). Door MWH B.V. is voor het plangebied een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Tijdens het onderzoek zijn in de grond plaatselijk licht verghoogde concentraties zware metalen, PAK en PCB gemeten. In het grondwater is een licht verhoogde concentratie Barium gemeten. Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de locatie in milieuhygiënisch opzicht wel geschikt geacht voor de huidige en toekomstige bestemming. Vervolgonderzoek wordt niet noodzakelijk geacht. Door de aard en concentraties van de in de grond aanwezige stoffen kent bij eventuele graafwerkzaamheden vrijkomende grond een beperkt hergebruik. Het verdient altijd aanbeveling om tijdens grondwerkzaamheden alert te zijn op een eventuele onvoorziene verontreiniging van de bodem. Indien vrijkomende grond elders wordt hergebruikt kan aanvullend onderzoek conform het Besluit Bodemkwaliteit noodzakelijk zijn om de uiteindelijke hergebruiksmogelijkheden van de grond vast te stellen. Aanbevolen wordt om in overleg met het bevoegd gezag (de gemeente waar de grond wordt toegepast) de definitieve onderzoeksstrategie vast te stellen. 9.2.3 Conclusie De bodemkwaliteit in het plangebied is geschikt bevonden voor de nieuwe (niet gevoelige) bestemming. De Wet bodembescherming staat planrealisatie niet in de weg. 9.3
Akoestische aspecten
9.3.1 Kader Sinds 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) van kracht. In de Wgh is bepaald dat in indien met het bestemmingsplan nieuwbouw van woningen en/of andere geluidgevoelige objecten mogelijk wordt gemaakt, de van belang zijnde geluidhinderaspecten moeten worden onderzocht. De verschillende uitvoeringsbesluiten van de Wet geluidhinder zijn geregeld in het Besluit geluidhinder.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
41
9.3.2 Onderzoek Wegverkeerslawaai Er is akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de geluidbelasting op de nieuw te bouwen woningen als gevolg van het wegverkeer over de route 1e / 2e Barendrechtseweg en de route Binnenlandse Baan/Schaatsbaan. Hierna volgt een samenvatting van de onderzoeksresultaten zoals beschreven in de rapportage “Gemeente Barendrecht, bestemmingsplan Kerkweg, akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai” van d.d. 20 juli 2009 welke als separate bijlage bij dit bestemmingsplan behoort. Daarin is gebruik gemaakt van Standaard Rekenmethode I die uitgaat van een globale contourenberekening. De geluidbelasting op de gevels van de nieuw te bouwen woningen mag niet meer bedragen dan de voorkeurswaarde: 48 dB. De nieuwe woningen worden op een afstand van 115 m uit het hart van de 1e Barendrechtseweg gebouwd. Op deze afstand bedraagt de geluidsbelasting 44 dB, ofwel ruimschoots lager dan de voorkeurswaarde. De nieuwe woningen worden op een afstand van 88 m uit het hart van de 2e Barendrechtseweg gebouwd. Op deze afstand bedraagt de geluidsbelasting maximaal 50 dB. Deze geluidsbelasting is hoger dan de voorkeurswaarde van 48 dB. Omdat de eerstelijnsbebouwing ten westen van de 2e Barendrechtseweg een afschermende werking heeft voor de nieuw te bouwen woningen aan de Kerkweg en die afschermende werking vele malen hoger is dan 2 dB, wordt de voorkeurswaarde alsnog niet overschreden. De nieuwe woningen worden op een afstand van 72 m uit het hart van de Schaatsbaan gebouwd. Op deze afstand bedraagt de geluidsbelasting 45 dB en dus lager dan de voorkeurswaarde. De nieuwe woningen worden op een afstand van 113 m uit het hart van de Binnenlandse baan gebouwd. Op deze afstand bedraagt de geluidsbelasting 47 dB. Ook in dit geval wordt de voorkeurswaarde niet overschreden. Industrielawaai De locatie ligt niet binnen de zone van een industrieterrein. Nader onderzoek is niet nodig. Spoorweglawaai De locatie ligt niet binnen de zone van een spoorweg. Nader onderzoek is niet nodig. Luchtvaartlawaai De geluidcontouren behorende bij Rotterdam Airport reiken niet tot in het plangebied. Nader onderzoek is niet nodig.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
42
9.3.3 Conclusie Uit het akoestisch onderzoek dat is uitgevoerd in het kader van het voorliggende bestemmingsplan blijkt dat de voorkeurswaarde van 48 dB niet wordt overschreden. Een verdere procedure is in het kader van de Wgh is daarom niet noodzakelijk. 9.4
Luchtkwaliteit
9.4.1 Kader De kern van de Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 luchtkwaliteitseisen van de Wet milieubeheer) is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren en waarin alle ruimtelijke ontwikkelingen/projecten zijn opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren. Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen, waarvan stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste zijn. Met het van kracht worden van het NSL per 1 augustus 2009 zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 van 40 µg/m3 aangepast. Het tijdstip waarop aan de normen voor PM10 moet worden voldaan is uitgesteld tot 11 juni 2011. Het tijdstip waarop aan de normen voor NO2 moet worden voldaan is voor Nederland 1 januari 2015. Deze data komen overeen met de uiterste data van de richtlijn. De Wet luchtkwaliteit maakt tevens een onderscheid tussen grote en kleine ruimtelijke projecten: Kleine projecten: projecten die de luchtkwaliteit “niet in betekenende mate” (NIBM) verslechteren. Deze projecten hebben geen wezenlijke invloed op de luchtkwaliteit en behoeven niet meer te worden beoordeeld op luchtkwaliteit. Onder wezenlijke invloed wordt verstaan een toename van 1,2 µg/m3 (is 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10). Grote projecten: projecten die de luchtkwaliteit “in betekenende mate” (IBM) verslechteren. Ze zijn waar mogelijk opgenomen in de gebiedsgerichte programma van het NSL. Deze projecten worden niet meer beoordeeld op de afzonderlijke effecten op de luchtkwaliteit, maar getoetst aan de criteria van het NSL. NIBM-projecten (kleine projecten) In de bijlagen van de “Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)” (ook wel: regeling NIBM) zijn functiecategorieën of combinaties van functiecategorieën aangegeven waarbij sprake is van een NIBM-project. Is een NIBM-project niet opgenomen in een van de bijlagen van de regeling NIBM, dan dient middels een berekening te worden aangetoond of een ontwikkeling van wezenlijke invloed is op de verslechtering van de luchtkwaliteit. Als blijkt dat het project NIBM is, dan is toetsing aan de wettelijke grenswaarden van bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet nodig.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
43
IBM-projecten (grote projecten) Als een IBM-project is opgenomen in het NSL dan speelt het aspect luchtkwaliteit geen rol en is een nader onderzoek niet nodig. De reden hiervoor is dat er in het NSL reeds maatregelen zijn opgenomen die de negatieve gevolgen op de luchtkwaliteit ten gevolge van dat project te niet doen. Is een IBM-project niet opgenomen in het NSL maar wordt wel voldaan aan de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit, dan leidt het aspect luchtkwaliteit eveneens niet tot belemmeringen voor de planrealisatie. Blijkt het IBM-project zich op een locatie te bevinden waar de grenswaarden worden overschreden, dan kan het project slechts doorgang vinden door middel van projectsaldering. Daarbij moet worden aangetoond dat er per saldo geen verslechtering van de luchtkwaliteit optreedt. 9.4.2 Onderzoek Ingevolge de regeling NIBM wordt in situaties met één hoofdontsluiting de bouw tot 500 woningen als niet significant voor de luchtkwaliteit beschouwd. Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de realisatie van maximaal 29 woningen mogelijk gemaakt. Deze ontwikkeling kan dus worden beschouwd als “niet in betekenende mate”. Nader luchtkwaliteitonderzoek in de vorm van een berekening waarbij moet worden aangetoond dat de grenswaarden van de luchtverontreinigende stoffen niet worden overschreden, is gezien het voorgaande niet nodig. 9.4.3 Conclusie Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de Wet luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat. 9.5
Milieuzonering
9.5.1 Kader Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de verschillende voorkomende functies wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. 9.5.2 Onderzoek De Kerkweg ligt in een overwegend woongebied. In de nabijheid van het plangebied bevinden zich geen bedrijven of inrichtingen die beperkingen stellen aan de planrealisatie. 9.5.3 Conclusie Gezien het voorgaande behoeven er geen nadere eisen te worden gesteld aan de planrealisatie in verband met een mogelijke milieuzonering; dit is niet aan de orde.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
44
9.6
Externe veiligheid
9.6.1 Kader Besluit externe veiligheid inrichtingen Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico’s, transportrisico’s en risico’s die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden. Op 27 mei 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan overheden die besluiten nemen over bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein. Het gaat daarbij om bijvoorbeeld chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij (beperkt) kwetsbare objecten waaronder woningen, ziekenhuizen, scholen, winkels, horecagelegenheden en sporthallen. Hierdoor ontstaan risico’s voor mensen die in de buurt ervan wonen of werken. Het besluit verplicht gemeenten en provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Dit betekent bijvoorbeeld dat woningen op een bepaalde afstand moeten staan van een bedrijf dat werkt met gevaarlijke stoffen. Overeenkomstig artikel 5 van het Bevi dient bij een besluit in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) of een vrijstelling overeenkomstig artikel 11 van de Woningwet te worden onderzocht in hoeverre er sprake is van aanwezigheid van risicovolle inrichtingen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden. Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor bestaande situaties wordt het niveau van 10-5 per jaar als grenswaarde gehanteerd, 10-6 per jaar geldt als richtwaarde. Voor nieuwe situaties geldt een grenswaarde van 10-6 per jaar. Een richtwaarde is daarbij niet van toepassing. Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
45
Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoor De regelgeving met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen over openbare wegen, water en spoorwegen is neergelegd in de circulaire “Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen” (Stc. 147, 2004). Deze circulaire kan worden beschouwd als voorloper van een eventuele wettelijke verankering van de risiconormen. Voorzien wordt dat de wetgeving binnen enkele jaren van kracht kan zijn. Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen Door het ministerie van VROM wordt momenteel nieuw extern veiligheidsbeleid rondom buisleidingen waarin vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt voorbereid. Op basis van nieuwe inzichten en verbeterde modellering blijkt namelijk dat de wanddikte en de diepteligging van de leidingen medebepalend zijn voor de ligging van de 10-6 PR-contour. De in voorbereiding zijnde Algemene maatregel van Bestuur (AMvB) Buisleidingen zal regels gaan stellen voor risico’s en zonering langs buisleidingen, het opnemen van regels in bestemmingsplannen, technische eisen, het aanwijzen van een toezichthouder, melding van incidenten en beschikbaarheid van noodplannen. Het ontwerpbesluit van de AMvB is 19 augustus 2009 naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd. Strikt genomen geldt de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” (VROM 26 november 1984) totdat de AMvB Buisleidingen van kracht wordt. In die circulaire zijn toetsings- en veiligheidsafstanden en bebouwingsafstanden voor de verschillende buisleidingen vastgelegd. De toetsings- en veiligheidsafstanden en bebouwingsafstanden zijn afhankelijk van de diameter van de leiding en de druk die zich in de leiding bevindt. De regelgeving met betrekking tot het transport van brandbare vloeistoffen is vastgelegd in de circulaire “Bekendmaking van beleid ten behoeve van de zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie” (VROM 1991). 9.6.2 Onderzoek In of nabij het plangebied zijn geen Bevi-inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen aanwezig die van belang zijn in het kader van externe veiligheid. 9.6.3 Conclusie Er liggen geen PR-contouren in het plangebied. Ook het GR zal als gevolg van planrealisatie niet toenemen en niet worden overschreden; het aantal woningen voor- en na herontwikkeling van het gebied blijft nagenoeg gelijk. Er bestaat gezien het voorgaande geen aanleiding om maatregelen vast te leggen in de juridische regeling. De genoemde externe veiligheidsaspecten stellen geen beperkingen aan de planrealisatie.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
46
9.7
Overige belemmeringen Inleidend Naast de hiervoor beschreven milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij het plangebied aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de planvorming. Het gaat bijvoorbeeld om de aanwezigheid van straalpaden, planologisch relevante kabels en leidingen (zoals waterleidingen of rioleringsleidingen), beschermingszones en dergelijke. Onderzoek en conclusie In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming behoeven.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
Deel D
Uitvoerbaarheid, inspraak, overleg
48
10
Uitvoerbaarheid
10.1 Economische uitvoerbaarheid Exploitatieverplichting Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting van een bestemmingsplan minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten kunnen worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld. De gemeente heeft met woningbouwcorporatie Partimonium (de eigenaar van de te slopen en de nieuw te bouwen woningen) een overeenkomst gesloten. De kosten zijn dus “anderszins verzekerd” en de plicht tot het opstellen van een exploitatieplan komt daarmee te vervallen. Conclusie Gezien het voorgaande wordt het plan financieel uitvoerbaar geacht. 10.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid Planproces De oorspronkelijke woningen aan de Kerkweg zijn verouderd en weggezakt en bevinden zich in slechte staat. De te slopen woningen worden vervangen door ten minste een zelfde aantal nieuwe woningen in de sociale sector. Omwonenden van de Kerkweg zijn gedurende het planvormingsproces geïnformeerd over de nieuwbouwplannen en hebben ingesproken op de bouwplannen die tijdens het proces werden gepresenteerd. Dat heeft ertoe geleid dat het oorspronkelijke bouwplan, waarin de bouw van twee appartementencomplexen met daartussen acht grondgebonden woningen was voorzien, grondig is bijgesteld. Het bijgestelde bouwplan voor de realisatie van 29 grondgebonden woningen aan de Kerkweg, waarvoor het voorliggende bestemmingsplan het juridisch-planologische toetsingskader vormt, heeft geleid tot een bouwplan dat acceptabel wordt geacht door omwonenden. In het kader van het bestemmingsplanproces worden belanghebbenden ook formeel betrokken bij de planvorming en wel tijdens de inspraakprocedure en tijdens de zienswijzenprocedure (zie ook het volgende hoofdstuk).
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
49
Conclusie Gezien het voorgaande wordt het plan maatschappelijk uitvoerbaar geacht. 10.3 Handhavingaspecten Inleidend Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder vergunning, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke aanlegvergunning en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een ontheffing. Er zijn twee vormen handhaving te onderscheiden: preventieve en repressieve handhaving. Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen en regelmatige gebiedscontroles. Vervolgens worden in het kader van preventieve handhaving duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels opgesteld en aandacht besteed aan communicatie en voorlichting. Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijk actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro of de Woningwet. De handhaafbaarheid van een bestemmingsplan is met name afhankelijk van het draagvlak van de regels onder de burgers en van de duidelijkheid van de regels. Vertaling naar bestemmingsregeling In dit bestemmingsplan is aangesloten bij de actuele maatschappelijke behoefte voor wat betreft bouwen en gebruik, bijvoorbeeld ten aanzien van aan-huis-verbonden beroepen. Vervolgens is door middel van het opnemen van flexibiliteitsbepalingen (algemene ontheffingen, algemene wijzigingen) in voldoende mate ingespeeld op eventuele toekomstige ontwikkelingen. De geometrische plaatsbepaling, de regels en de toelichting zijn, tot slot, zodanig op elkaar afgestemd dat interpretatieproblemen en problemen met betrekking tot de uitvoering zo veel mogelijk worden voorkomen.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
50
11
Inspraak en overleg
11.1 Inspraak Het voorontwerpbestemmingsplan is conform de gemeentelijke inspraakverordening voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure voor inspraak vrijgegeven. Gedurende de inspraaktermijn werd een ieder in de mogelijkheid gesteld schriftelijke en/of mondeling te reageren op het bestemmingsplan. Naar aanleiding van de inspraak zijn twee inspraakreacties ontvangen. De ontvangen inspraakreacties vormden aanleiding de plantoelichting op twee onderdelen aan te passen. Voor een volledig verslag van de inspraak wordt verwezen naar bijlage 1 en 2. 11.2 Overleg Conform artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen (in dit geval het Waterschap Hollandse Delta) en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In dit kader wordt het voorontwerpbestemmingsplan voor advies in ieder geval toegezonden aan de volgende instanties: VROM Inspectie, Regio Zuid-West provincie Zuid-Holland Waterschap Hollandse Delta Naar aanleiding van de inspraak zijn drie overlegreacties ontvangen. Alleen de reactie van het waterschap vormde aanleiding het plan aan te passen op het onderdeel watercompensatie. Voor het overige kan worden ingestemd met het bestemmingsplan. Voor een volledig verslag van het gevoerde overleg wordt verwezen naar bijlage 1 en 3. 11.3 Vervolgprocedure Van voorontwerpbestemmingsplan naar ontwerpbestemmingsplan Na afronding van de inspraakprocedure en het overleg met de wettelijke adviseurs is de bestemmingsplanprocedure voortgezet. De aanpassingen uit de inspraakreacties en de overlegreacties zijn verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Tijdens behandeling van het voorontwerpbestemmingsplan door de commissie Ruimte op 8 december 2009 is gebleken dat de commissie kan instemmen met de voorgestelde bestemmingsregeling. De behandeling in de commissie vormde op twee onderdelen aanleiding het plan aan te passen: beperking van de regeling van beroepen en bedrijven aan huis tot uitsluitend beroepen aan huis: de zogenaamde vrije beroepen. Daartoe is de aanvankelijk opgenomen ontheffingsbepaling voor bedrijven aan huis geschrapt;
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
51
-
in de algemene ontheffingsbepaling zijn de ontheffingen voor nutsgebouwen en overige bouwwerken zoals antennemasten, kunstwerken en vlaggenmasten geschrapt omdat aangenomen kan worden dat binnen het plangebied daar geen behoefte aan zal bestaan;
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening dient de kennisgeving, als bedoeld in artikel 3:12 van de Awb, ook in de Staatscourant te worden geplaatst en via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten. Het ontwerpbestemmingsplan heeft van 3 december 2010 t/m 13 januari 2011 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn werd een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk een zienswijze op het plan in te dienen. Hierop is één zienswijze ontvangen (zie bijlage 5 en 6). Van ontwerpbestemmingsplan naar vaststelling Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het ontwerpbestemmingsplan. Inwerkingtreding bestemmingsplan Het vastgestelde bestemmingsplan behoeft op grond van de Wro geen goedkeuring meer van Gedeputeerde Staten. Tegen het besluit tot vaststelling staat direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt het plan in werking waarna tot planrealisatie kan worden overgegaan.
bestemmingsplan “Kerkweg” toelichting vastgesteld
Bijlagen
Bijlage 1 Notitie inspraak en overleg bestemmingsplan Kerkweg Voorontwerp
Notitie inspraak en overleg Bestemmingsplan Kerkweg, Voorontwerp d.d. 28 september 2009
Gemeente Barendrecht 23 maart 2010
Toelichting op de nota van inspraak en overleg voorontwerpbestemmingsplan Kerkweg Op 17 december 2009 is het voorontwerpbestemmingsplan Kerkweg (d.d. 28 september 2009 ) gepubliceerd. In de periode van 17 december 2009 tot 21 januari 2010 heeft het bestemmingsplan ter inzage gelegen in het kader van de inspraakprocedure. Het plan is tevens als voorontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de overlegpartijen zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening. Gedurende de inspraaktermijn zijn twee inspraakreacties ontvangen. Ook hebben drie overlegpartijen gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan. In deze nota van inspraak en overleg geeft het college van burgemeester en wethouders formeel antwoord op de ontvangen reacties op het voorontwerpbestemmingsplan. De overleg- en inspraakreacties zijn kort samengevat en beantwoord. Tevens is aangegeven of er naar aanleiding van de reacties aanpassingen zijn doorgevoerd in het bestemmingsplan. Op een aantal aspecten zijn inspraak- en overlegreacties aanleiding geweest om aanpassingen in het bestemmingsplan door te voeren. Voorts maakt een aantal ambtelijke reacties ook enkele aanpassingen in het bestemmingsplan noodzakelijk. Met de beantwoording en verwerking van de inspraak- en overlegreacties en de verwerking van de ambtelijke reacties wordt de fase van het voorontwerpbestemmingsplan afgesloten. Tijdens de inspraakperiode heeft tevens behandeling van het voorontwerp plaats gevonden in de raadscommissie Ruimte van dinsdag 8 december 2009. Tijdens deze vergadering is gebleken dat de commissie kan instemmen met de bestemmingsregeling zoals opgenomen in het voorontwerpbestemmingsplan. Op een tweetal onderdelen is het plan nog aangepast op een wijze zoals aangegeven in paragraaf 11.3 van de plantoelichting. Voor een nadere toelichting op beantwoording van de vragen van de commissie wordt verwezen naar bijlage 4.
Inspraakreacties #
Inspraakreactie
Beantwoording
1.
Belangenvereniging Kerkweg 166808 De inspreker is van mening dat in het voorontwerpbestemmingsplan nauwelijks invulling gegeven wordt aan de aansluiting met de directe omgeving voor wat betreft de bouwhoogte, de kappen, de rooilijn en de oriëntatie van de bebouwing. De inspreker geeft daarnaast aan dat er geen relatie is tussen de nieuwbouwlocatie en de woningen aan de Vlietweg.
14 januari 2010 Ingekomen: 18 januari 2010 Het plan is afgestemd op de voorheen bestaande Aanpassen toelichting. situatie en op de stedenbouwkundige randvoorwaarden zoals omschreven in het document “Locatie Kerkweg Barendrecht” d.d. maart 2009. Dit is omschreven in hoofdstuk 2 van de toelichting en is zo goed mogelijk vertaald naar regels. De gemeente is van mening dat het plan goed past in de stedenbouwkundige structuur van de omgeving. Dit wordt verduidelijkt in de toelichting van het bestemmingsplan. De nieuwbouw is afgestemd op de voorheen Geen gevolgen voor bestaande situatie. Dat wil zeggen de het bestemmingsplan. stedenbouwkundige structuur die zich kenmerkt door rijwoningen bestaande uit twee lagen en kap. De lengte van de bouwblokken komt overeen met de voorheen bestaande situatie. Daarnaast is het nieuwbouwplan afgestemd op de stedenbouwkundige randvoorwaarden uit het document “Locatie Kerkweg Barendrecht”.
1a.
1b.
1c.
De inspreker stelt dat er geen stedenbouwkundige onderbouwing ten grondslag ligt aan het realiseren van bouwblokken van minimaal zes woningen. Juist een beperking van de bloklengte lijkt logisch. De inspreker doet het voorstel om hogere eisen te stellen aan de vorm en de architectuur van de bebouwing, meerdere gevelsprongen mogelijk te maken en een variatie aan kapvormen/nokrichting mogelijk te maken. Een maximale bouwhoogte van 10 meter is volgens de inspreker te hoog. De inspreker doet het voorstel de goothoogte te reduceren tot maximaal 5,5 meter.
1d.
De inspreker geeft aan dat er momenteel slechts tien parkeerplaatsen op eigen grond zijn en geen twaalf zoals in het voorontwerpbestemmingsplan wordt aangenomen. Hierdoor wordt niet meer voldaan aan de gestelde parkeernorm.
1e.
Het is voor de inspreker niet inzichtelijk welke afmetingen worden gehanteerd bij de plankaart. Hij stelt voor de plankaart te voorzien van afmetingen waaruit de diepte van de bouwvlakken, de tuinen en de ruimte ten opzichte van de omgeving blijkt.
1f.
Er is in het voorontwerpbestemmingsplan
De rijwoningen die voorheen aan de Kerkweg waren gelegen bestonden uit twee lagen plus een kap. De nieuwe woningen krijgen een soortgelijke indeling en bouwhoogte. In de directe omgeving zijn ook woningen te vinden bestaande uit twee lagen plus een kap. De bestaande woningen aan de overzijde van de Kerkweg vormen hierop een uitzondering en bestaan uit één laag plus een kap. Gezien het voorgaande wijzigt er ten aanzien van indeling en bouwhoogte feitelijk niets ten opzichte van de oorspronkelijke situatie. Daarnaast is de bouwhoogte van 10 meter een maximum; er mag niet hoger worden gebouwd. In het bestemmingsplan staat tevens dat variatie in bouwhoogte gewenst is. De gemeente hanteert een parkeernorm van 1,5 parkeerplaats per woning voor wat betreft de bestaande en te handhaven woningen aan de Kerkweg. Momenteel werkt de gemeente aan een inrichtingsvoorstel om voor het openbaar gebied, inclusief parkeren (58 parkeerplaatsen en 6 invlaide parkeerplaatsen). Buiten het bestemmingsplan zal dit inrichtingsvoorstel ter consultatie aan bewoners worden voorgelegd. Daarbij zal worden voldaan aan de gemeentelijke parkeernorm. In de verbeelding van een bestemmingsplan worden normaliter geen afmetingen weergegeven. De verbeelding is namelijk getekend op een schaal die is genoemd in de tekening . Als een juiste afdruk op schaal gemaakt wordt is het mogelijk om handmatig een en ander op te meten. Voor het raadplegen van de afmetingen wordt voorts aangeraden de bouwplannen er op na te slaan. Bij de planvorming is zoveel mogelijk aangesloten
Conclusie
Geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Geen gevolgen voor
onvoldoende rekening gehouden met de historische waarde van de Kerkweg.
1g.
De conclusie in het hoofdstuk “Maatschappelijke uitvoerbaarheid”, dat dit plan goedkeuring heeft van de omwonenden, acht de inspreker niet geheel juist.
#
Inspraakreactie
2.
[Inspreker 2], bewoner [ADRES] 167876 Aan de inspreker is in het verleden toegezegd dat de hoogte van de afscheiding tussen de Vlietweg en de Kerkweg langs het achterpad een tenminste 1.8 meter zal bedragen. De inspreker is benieuwd of die hoogte ook wordt gerealiseerd voor de afscheiding bij de gemeenschappelijke tuin tussen de woningen aan de Kerkweg en de seniorenwoningen aan de Vlietweg.
2a.
2b.
2c.
2d.
op de oorspronkelijke bebouwingstructuur. In het kader van het bestemmingsplan is onderzoek gedaan naar de historische waarde van het plangebied. Voor het gebied zijn geen historische waarden dan wel waardevolle objecten vastgesteld. Tevens is er geen sprake van een beschermd dorps/stadsgezicht of beschermd verkavelingpatroon. Het aspect cultuurhistorie leidt dan ook niet tot een belemmering voor de planrealisatie. De formulering van de conclusie in hoofdstuk 10.2 wordt aangepast: “de bewoners achten het nieuwe bouwplan acceptabel”.
Beantwoording
22 januari 2010 Ingekomen: 25 januari 2010 Het bestemmingsplan voorziet in de mogelijkheid om in achtertuinen erfafscheidingen tot 2 meter hoog te bouwen. In hoeverre van deze mogelijkheid ook gebruik gemaakt zal worden wordt niet verplichtend in het bestemmingsplan vastgelegd maar wordt overgelaten aan Patrimonium. Blijkens de huidige plannen is het de bedoeling langs het achterpad inderdaad 1,80 meter hoge erfafscheidingen te maken, bij de gemeenschappelijke tuin ligt dan minder voor de hand. Het betreft hier echter de planuitvoering waarvan nadere regeling in het bestemmingsplan niet wordt voorgestaan. Eventuele afspraken uit het verleden worden door het bestemmingsplan niet doorkruist. Het is niet duidelijk of de toegang aan de Het pad naar de gemeenschappelijke tuin of ruimte Kerkweg naar de gemeenschappelijke tuin wordt ontsloten via de Kerkweg. Dit pad zal geschikt zal zijn voor machines om de tuin te toegankelijk zijn voor machines voor het onderhoud bewerken. Of komt er een toegang achter de van de betreffende tuin. De tuin wordt niet ontsloten garage van Vlietweg 55? via Vlietweg 55. De inspreker ziet graag dat de bewoners van De wijze waarop de gemeenschappelijke tuin wordt de seniorenwoningen aan de Vlietweg vrij uitgevoerd is nog onderwerp van studie door toegang hebben tot de gemeenschappelijke Patrimonium. Het bestemmingsplan laat diverse tuin. varianten toe. Het is de bedoeling dat bij de vaststelling van het bestemmingsplan hierover duidelijkheid zal bestaan. Het is de inspreker niet duidelijk of langs de Het ligt niet voor de hand tussen betreffende paden Vlietweg nr. 55 een pad komt naar het eerder een verbinding te leggen. Bij de uitvoering van het genoemde achterpad tussen de tuinen van de plan zal dit definitief worden bepaald. Vlietweg en de Kerkweg. En is via dit pad ook Zie ook de beantwoording onder 2c. de achterzijde van de woningen met nr. 55 t/m 59 bereikbaar?
het bestemmingsplan.
Aanpassen toelichting
Conclusie Geen gevolgen voor het bestemmingsplan
Geen gevolgen voor het bestemmingsplan
Geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Overlegreacties #
Overlegreactie
3.
3b.
Provincie Zuid Holland 18 januari 2010 167098 Ingekomen: 20 januari 2010 Het plan past in het interim-beleid van de Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. provincie, bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte. Het plan past ook binnen de uitgangspunten van de ontwerp Provinciale Structuurvisie (PSV) De provincie geeft aan dat, in het kader van De reactie wordt voor kennisgeving aangenomen. toepassing van artikel 19 lid 2 van de Wet op NB. Sinds 1 juli 2008 is deze procedure niet meer de Ruimtelijke Ordening (oud), voor van toepassing. verzoeken ingediend voor 1 juli 2008 en mits de Inspecteur voor de Ruimtelijke Ordening heeft laten weten met het plan in te kunnen stemmen, , vrijstellingen kunnen worden verleend voor het plan.
#
Overlegreactie
Beantwoording
4.
Waterschap Hollandse Delta 167866 Het is niet duidelijk waarom de verwachte toename aan verharding in het gebied niet of nauwelijks van invloed is en waarop deze stelling is gebaseerd. Er wordt meer dan 250m² aan verharding toegevoegd.
22 januari 2010 Ingekomen: 25 januari 2010 Er heeft overleg plaatsgevonden met het waterschap. Geconstateerd is dat de ontwikkelaar op de locatie van de Kerkweg geen mogelijkheden heeft om open water aan te leggen. Hoewel dit tegen de uitgangspunten van de Keur ingaat zou, gezien de uiterst geringe invloed van dit plan op de huidige waterhuishouding, gekozen kunnen worden om bij wijze van uitzondering dispensatie te verlenen voor de wateropgave. Dat wil zeggen dat elders in het peilgebied watercompensatie zal plaatsvinden. De gemeente zegt toe dat compensatie zal plaats vinden in het project Buitenoord (gelegen in het zelfde peilgebied). De kosten daarvoor zijn meegenomen in de exploitatieovereenkomst.
#
Overlegreactie
Beantwoording
5.
VROM-inspectie 168856 Het plan geeft de betrokken rijksdiensten geen aanleiding tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid.
1 februari 2010 Ingekomen: 2 februari 2010 Deze reactie wordt voor kennisgeving aangenomen.
3a.
4a.
5a.
Beantwoording
Conclusie Geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Conclusie Aanpassen toelichting. De waterparagraaf wordt hierop aangepast.
Conclusie Geen gevolgen voor het bestemmingsplan.
Bijlage 2 Inspraakreacties
r-. :
,..;.", .l:I.
I 4{j:r i-lJ ., ,. .r,fr
B E I.IING EN
I JAfl, 20t0
tel.Z Postbankrf
Ba¡end¡echt,
nail: KvK,nn:]
E
3e"\¿ì-cl r¡ ^,'ç':', .. --'.-
Aan;
WRE NIGING KERßWEG
tl(, ,9" [)
Gemeente Barendrecht T.a.v. Dhr. M. Vorstelman
Binnenhof Barendrecht
Barendrecht, 14 januari 2010
Betreft: reactie vereniging op het "Voorontwerp bestemmingsplan Kerkweg".
Geachte Mij nheer Vorstelman,
Bijgaand onze inspraakreactie zoals wij die op I december jl. ook aan de verantwoordelijke wethouder en de raadsfracties hebben gemaild. Exna hieraan toegevoegd is een foto van de woningen van onze leden aan de oostzíjde van de Kerkweg.
Als nadere toelichting op deze inspraakreactie wíllen wij het volgende vermelden; Het huidige ontwerp van Patrimonium, in het voorontwerp bestemmingsplan opgenomen als "indicatief', vinden wij, voor wat betreft de gemiddelde bouwhoogfe en het volume, acceptabelmaar maximaal voor de Kerkweg. Het is voor ons van groot belang dat het uiteindelijke bestemmingsplan niet meer bouwhoogte en bouwvolume toestaat dan dat wat Patrimonium nu met haar plan beoogd. Wij willen natuurlijk in de verdere planontwikkeling niet worden geconfronteerd met een gewijzigd plan van Patrimonium wat massaler is dan het huidige.
(voorzitter)
B EI./ING ENVE RENI GIN G KE RT(WE G
tel.Z Postbonk:J
Barcndrechl,
E-mail: KvK,nnJ
Bereft: Reactie vereniging op het Voorontwerp Bestemmingsplan Kerkweg d.d.: 28-09-2009. Algemeen
Het Voorontwerp Bestemmingsplan Kerkweg (VBK) is gemaakt op basis van
de
Stedenbouwkundige ¡andvoorwaarden waarop eerder door onze vereniging een reactie is geschreven.
Belangrijkste verschil tussen de genoemde stukken is dat er nu niet meer wordt uitgegaan van de mogelijkheid tot een appartementengebouw aan de noordzijde van de Kerkweg. Wij zijn van mening dat dit besluit realisering van een geschikt bouwplan voor de Kerkweg aanzienl ij k d ichterbij brengt. Op het VBK hebben wij een aantal opmerkingen die wij graag naar voren willen brengen in de hoop dat deze in de verdere besluiworming worden meegewogen. Pag.:
6
Stedenbouwkundige structuur
"De nieuwbouwontwiklceling zql moelen aansluìlen op de sftucluur van de dirccte omgeving vooy wat betrefi bouwhoogte, kappen (vorm en nofuichting), rooilijn, en oriëntalie van de bebouwing." Wij zijn van mening dat hieraan in het VBK nauwelijks invulling wordt gegeven. De Kerlorueg vormt binnen de Paddewei een apart buurtje met een specifieke uitstraling. De nieuwbouw is primair gericht op de Kerkweg en heeft daardoor een directe relatie met de wijstaande woningen aan de overzijde.
Een relatie met de woningen aan de Vlietweg is er nauwelijks. Deze woningen staan aanzíenlijk verder af van de nieuwbouwlocatie en zijn hierva¡r visueel gescheiden door een groenstrook met een rij bomen, een parkeefterrein en de bijbehorende achtertuinen met garage's.
De toegevoegde luchtfoto maakt e.e.a. duidelijk. Pag. : 6 Bebouwingsstructuur
"Evenqls
in de bestaande
sítualìe dienen er verspringìngen ìn de ruoilijn
le
worden
gerealìseerd leneinde lot een nieuw gevarieerd slraatbeeld le komen."
"De nieuwe beborwing díenl aan te sluiten op de vormgeving en archilectuur van
de
aangrenzende bebouwing". (in onze opinie de wijstaande woningen aan de Kerkweg). Wij zijn van mening dat hieraan in het VBK onvoldoende inwlling wordt gegeven. Waarom dient een bouwblok minimaal 6 woningen te zijn? Wij zijn van mening dat voor deze eís geen stedenbouwkundige grondslag bestaat op deze locatie. Juist een beperking van de bloklengte is logischer als de kleinschalige verkaveling aan de overzijde in ogenschouw wordt genomen.
een bebouwing zoals maximaal is toegestaan volgens het VBK, zullen de 3 getekende lange blokken (ca. 49 en 54 meterl) met een minimale tussenruimte en een toegestane goothoogte van 6 meter, visueel als een "gevelwand" van zo'n 160 meter lengte worden
Bij
ervaren.
De maximale bouwhoogle van l0 meter vinden wij te hoog t.o.v, de vrijsùaande woningen met overwegend een nokhoogæ van 6 6,5 meter, Ook de maximale goothoogte zouden wij graag teruggebracht zien tot 5,5 meter.
-
Duidelijk is dat de lange bouwblokken noodzakelijk zijn om te voldoen aan de wens/eis van 29 nieuwe woningen. Wij denken datdit alleen verantwoord is te realiseren doorveelhogere eisen te stellen aan de vorm en architectuur van de bouwblokken dan nu het geval is,
De voorgeschreven verspringing in de rooilijn van één per blok achten wij volstrekt zijn noodzakelìjk om een
onvoldoende. Meerdere gevelsprongen van voldoende maat
voldoende geleding, en dus optische verkorting, van de blokken te verkrijgen. Om een voldoende gevarieerd straatbeeld te krijgen en een verwijzing naar de vrijstaande
woningen
te
realiseren
zijn wij van mening dat er e€n duidelijke variatie
aan
kapvormen/nokrichting noodzakelijk is. Om dezelfde reden vinden wÜ het noodzakelijk dat de maximale goottroogte maar over een beperkt deel van het bouwblok aanwezig magziin en dat voor het overige een duidelijk lagere goothoogte wordt geihtroduceerd. B lad z.
:
8-Yerkeersshuctuur
Niet alle woningen van onze leden beschikken over een parkeerplaats op eigen grond. Momenteel zijn er l0 parkeerplaatsen op eigen grond en geen 12 zoals in het VBK wordt aangenomon, Onze leden hebben geen verplichting om op eigen grond te parkeren en zijn dus vrij om er weer een andere bestemming aan te geven waardoor de norm van 1.5 in het geding zal komen.
Blcdz.: 1 0. 2.4.3 Geometrische plaatsbepaling en plankaart De plankaart is gemaakt op basis van een digiøle tekening die uitgewisseld kan worden ilssen de samenwerkingspartners.
Voor ons bestaat die mogelijkheid niet en dat betekend dat
wij
geen inzicht hebben in
afmetingen. De plankaart zou moeten worden voorzien van afmetingen van de bebouwingsvlakken, hun plaats t.o.v. de omgeving en de diepte van de vootnl¡nen. Bladz. :37. 8.2 Cultuurh istorie
Wij zijn van mening dat er in het VBK
onvoldoende rekening wordt gehouden met de
historische waarde van de Kerkweg; ooit de eerste "nieuwbouwwijk" van Barendrecht.
Bladz.:49 Planproces Het bijgestelde bouwplan (29 grondgebonden woningen) is voor de vereniging een grote stap voorwaarts t.o.v. het voorgaande plan. De conclusie in het VBK dat dit plan de goedkeuring hceft van de omwonenden (en dus onze vereniging) achten wij niet geheeljuist.
(voorzitter) Belangenvereni ging Kerkweg
GEMEENTE BARENDRECHT INGEKOMEN reg.nr,
Barendrecht, 22 januari 201 0.
2
Van:
5 JAtl, 20t0
afdoen rãej¿ìd-
OVb kopie
Aan: Gemeente Barendrecht t.a.v. de heer M. Vorstelman
JA/NEE 13
Postbus 501
2990 EA Barendrecht
úþ(
Betreft Voorontwerp Plan Kerkweg Geachte heer Vorstelman,
Jl. woensdag zijn m^rjn echtgenote en ondergetekende op het Gemeentehuls geweest om het Voorontwerp Plan Kerkweg in te zien. Na 20 minuien wachten, vèrtelde de mevrouw, die ons hielp, dat het haar ontzettend speet, maar datze ons onvenichtezake naar huis moest sturen, 's Middags belde ze op met de mededeling dat de stukken gelukklg gevonden waren. Derhalve eerst vandaag kennis genomen van het Voorontwerp Plan Kerkweg Met genoegen heb ik kennis genomen van de nieuwe plannen met betrekking tot de bouw van woningen aan de Kerkweg/Vlietweg. Plannén die nu meer tegemoetkomsn aan de huidige bouw van, enezijds de woningen aan de Kerkweg, en andezijds de woningen aan de Vlietweg.
Globaal gezien zou het aangezicht van de te bouwen woningen aan de Kerkweg ryg 1e.el.in overeenðtemming kunnen z-ijn met het karakter van de bestaande woningen. Hierbij denk ik aan meer geveltjes en het verspringen van de rooilijn. Hoewel in verschillende.nota's van de.Gemeente en Bewonersverenigingen'sprake.is dat Kerkweg en Paddewei twee totaal verschillende woonomgevingen zln, brengt de gemeen-schappelijk tuin deze twee woonomgevingen heel dicht bij elkaar. Hetgeen overigens
geen probleem is. 0meter zal bedtagentussen de woningen aan lk ben benieuwd of de aßcheidlng bij de de Kerkweg en de senioren woningen aan de Vlietweg eveneens deze hoogte zal hebben. Mijn vraag geldt eveneens voor de afscheiding langs het pad dat vanaf de Vlietweg langs nr, 55 naar de achtezijde richting Kerkweg.
ger,
b. Op de tekening ls aan de Kerkweg een toegang tot de gemeenschappelijke tuin getekend. Mìj is nlet duidáijk of deze toegang ook geschikt is voor machines om de tuin te bewerken. of komt er wellicht een toegang achter de garage van Vlietweg 55? Mocht dat zo zijn, ben ik zovrij om er van uit te gaan dat deze toegang op slot zal ziin, om vrij verkeer te voet €n met de llets langs de achtezijde van de woningen aan de Vlietweg te voorkomen
c. Wel hoop ik dat de bewoners van de seniorenwoningen aan de Vlietweg, via hun "tuin.tjes' vrijtoegáng hebben tot de gemeenschappelijke tuin, ondanks de te plaatsen afscheiding. d. Uit de tekenlng blijkt niet duidelijk dat via het eerder genoemde pad vanaf de Vlietweg langs nummer 55 de achtezijde van de woningen met o.a. de nrs. 55 Um 59 ls te berelken. Nummer 55 heeft de uitgang van de tuln wel aan de achtezijde gemaaktl!
Bijlage 3 Vooroverlegreacties
GEMEENTE BARENDRECHT INGEKOMEN reg.nr.
D¡reclie Rulmle en Mobiliteit Afdel¡ng Ruimle en Wonen Conlacl
2
t?"*i'ilHomnND
afdoen
ovb
0
K,P. Spannenburg
JAl.l, 20t0
f3¿\¿ìù
T070-441 8082 :
JÁ/NEE
[email protected] Po!tådrss P.ovinôlshuiB
Poslbus 90602 2509 LP Den Haag T 070 .441 66 1 r www.zuld-holland,nl
Burgemeester en welhouders van de gemeente BARENDRECHT
t(,7
" 7Î
Dalum
II
JA¡J. 20t0
on6 ksnmsIk
PZH-20r0- r52603825
Ondefwerp
Reactie ex artikel 3,1.1. Bro op het vobp "Kerkweg" Geacht college, lk heb kennls genomen van het bovengenoemde voorontwerpbestemmlngsplan. Het plan geefl aanleiding tot de volgende reactle, Het provinciale beoordelingskader is per 1 Juli 2008 vormgegeven in het lnlerim-beleid, bestaande uit de streekplannen en de nota Regels voor Ruimte. Het plan is conform dit beleid. Het plan is ook conform de ontwerp Provinclale Struc{uumvisie (PSV).
Overgangsrecht toepasslng artikel l9 lld 2 van de Wet op de Ruimtel[ko Ordening Op 26 juni 2008 hebben Gedeputeerde Staten u ter gelegenheld van de inwerkingtreding van de nleuwe Wet ruimtelijke ordenlng een brief gestuurd waarin nader is ingegaan op de rol van de provincie onder de nieuwe wet. Daarin is ook aangegeven dat u, gelet op hel overgangsrecht, voor verzoeken om vrijstelling ex artlkel 19 WRO (oud) die bij u voor 1 jull 2008 zijn ingediend, nog gebruik kunl malten van de mogelijkheden van toepasslng van artlkel 19 lid 2 WRO (oud) die GS b'rj hun besluit vân
I
oktober 2007 daartoe hebben geboden.
Met het oog daarop bericht ik u dal u, indien u over dergel[ke vezoeken beschlkt, vriJstelling kunt
verlenen voor de planonderdelen waarover geen opmerkingen zijn gemaakt, voor zover die onderdelen ook de lnstemming hebben van de lnspecteur voor de Ruimtelijke Ordening. Bezoekadres zulûHollandpléln
1
2596 AW Dsn HÊâg
Trsm
I
cn bus:en 18,
22, 05 sloppen dichtbû hol provlnc¡ehul6. VBnal Etdllorì Don Haâg CS ls hot llen mlnulen lopen. Do
parteorulmlo voor
åulo's is bsp8rll,
PZH-2010-152603825
dd
18-01-2010
riS,SHor.mxn
Dlt is een gecoördineerde reacjie van alle beÍokken dlrec{ies van de provincie. Hoogachfend, de dlrecteur van de directie Ruimte en Mobllitelt,
voor dêze,
mr. C. Verwijs hoofd bureau Ontwlkkeling en Realisalie
Deze brief is digitaat vastgesløld, ltlerdoor slaat er gaen lysleke handtekenìng in de brief.
Afsdlrifr aan:
. Provinciale Planologische Comrniesle
VERZONDEN 1g
PZH-2010-152603825
JAN.
2O1O
dd. l8-0f -2010
2 2 JAr,r. 2010
corrlcrpEnsoon
lng, H.J,C, van Benschop
088 974 33 51' È.MÂr¡oREs r,
[email protected]
ooo¡KrcsrrrÌ,r¡rER uw t(EN¡itRx oNSKENMER(
sPbl/u
i 000525
AÀI{ÍAL BI'LAGEI{
¡NGEXOHEN HR.
orDERwERp
reactle voorontwerpbestemmlngsplan'Kerkweg' te Barendrecht
Gemeente Barendrecht
T.a,v. de heer M. Vorstelman
GËMEENTE BARENDRECHT INGEKOMEN reg,nr.
Postbus 501
2990 EA BARENDRECHT
2
5
JAl,l,
2010
rbeleìd JA/NEE
@ill
Geachte heer Vorstelman, Naar aanleiding van het voorontwerp voor het bestemmlngsplan 'Kerkweg' heb-
ben
w[ de volgende opmerklngen.
ParagraafT.l Kader. In het onderdeel'Effecten van het plan op de waterhuishoudlng' wordt gesteld dat de toename van de verharding naar verwachting nlet of nauwelljks van lnvloed zal z¡Jn op pellstfglngen blnnen het peilgebled. Nlet duldelijk is waarop deze verwachtlng is gebaseerd. Aangezlen er meer dan 250 mz aan verharding wordt toegevoegd zal er op grond van de Keur van het waterschap een watervergu nn ln g moeten worden aangevraa gd, Paragraaf 7.3 Conclusie, Er ls geen water aanwez¡g in het plangebled en er zal geen nleuw water worden aangelegd. Wäarom u dan wel de aanleg van water binnen de bestemming 'Verkeer-Verblljfsgebled' mogellJk maakt, kunnen wlj nlet plaatsen. Het plan geeft verder met betrekking tot de taken van onze organlsatle geen reden tot het maken van opmerkingen. Wij vertrouwen erop u hlermee voldoende te hebben geinformeerd. Voor eventuele vragen kunt u contact opnemen met de heer Van Benschop, telefoonnummer 088 974 33 57, Hoogachtend, namens dijkgraaf en heemraden,
lr. l.M.J. Waals afdellngshoofd Beleld
spbr/r0/018
Handelsweg 100 2988 DC Ridderkerk Portadres Postbus 4ì03 2980 CC Ridderkerk
telcfoon
0BB 974 30 00
f¡x
0BB 974 30 01
inte¿rret www.wshd.nl
[email protected]
&' > Rôlouradr€3
VROM-lnspectle Mínistene v an Volksh ufsrroting, RuímtellJkeOñenlngenMllleubeheer
Postbus 29036 3001 GA Rotterdôrñ
vRoH-tnrp3ctlc
Het college van burgemeester en wethouders van de Eemeente Barendrec,ht GEMEENTE BARENDRECHT Postbus 501 INGEKOMEN 2990 EA Barendrecht
reg.nr.
DlÉctlË Ulwoerlng R.ülo!fdsllñg Zuld-W€st Groothând€lsgebouw Weena 723 PostbuÊ 29036 3001 GA Rotterdam
www,vrom,nl
- 2 tEB, afdoen
OVb Datum
Betrefr
I februarl 2010 vooroverleg artlkel 3,
ròdej
20t0
Contactp€froon mr, drs. J.P, J¡n3en
ù
f
olo-2244447 F 010-224 4499
JA/NEE
l(rnnrrk 1,
1 Beslult rulmtelflke ordenlng bestemmlngsplan
"Kerkwegn
r
/PB
20100005925/26698.PJ A-ZW
s/
Geacht college, Op 23 december 2009 heb lk uw vezoek onWangen om advles op grond van artlkel 3.1,I van het Beslult rulmtelljke ordenlng over het voorontwerpbestem m ln gsplan "Kerkwe9 ",
In de brlef van 26 mef 2009 aan alle colleges van burgemeester en wethoudens
a
o
(ß e ô ã D
ñ
heeft de minister van VROM aangegeven over welke nationale belangen ult de Reallsatleparagraaf Naflonaal RulmtellJk Beleld (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1) gemeenten altiJd vooroverleg moeten voeren met het RlJk, Gemeenten vezoeken zelf de afzonderlfke rUksdiensten om advies. De VROM-Inspectie coördlneeÉ veruolgens de rllksreadle over voorontwerpbestemm lngsplannen, projectbeslulten en -structuurvlsles rlchtln g gemeenten. Het bovengenoemde plan geeftde betrokken rfiksdlensten geen aanleldlng tot het maken van opmerklngen, gelet op de natlonale belangen In de RNRB.
,+ 6
I! ô È I o c d
Hoogachtend, de d lrecteur-lnspecteur,
g
êr á e rl oi
dr. J. Blenkers
5
I f, o o
t
Il t¡
ti
Paglna
t
vån
I
Bijlage 4 Vragen uit de commissie
Bijlage 5 Zienswijzen
Bijlage 6 Nota van beantwoording zienswijzen
Nota van beantwoording Zienswijze Het ontwerpbestemmingsplan Kerkweg heeft van 3 december 2010 tot en met 13 januari 2011 ter visie gelegen. Iedereen heeft de mogelijkheid gehad kennis te nemen van het bestemmingsplan. Binnen de genoemde periode konden ook zienswijzen ingediend worden bij de gemeenteraad. Tijdens de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan is op 12 januari 2010 door het bestuur ‘Belangenvereniging Kerkweg’ een zienswijze ontvangen. Opgemerkt wordt dat de zienswijze niet ondertekend is. Desondanks wordt ingegaan op de ingebrachte zienswijze. Hieronder volgt een beknopte weergave van de ingebrachte zienswijzen: 1. Getwijfeld wordt aan de noodzaak en wenselijkheid van 14 parkeerplaatsen aan de westzijde (aan de Vlietweg) behorende bij bouwblok 4. 2. Indiener merkt op dat de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ parkeerplaatsen gerealiseerd kan worden. De vrees bestaat dat binnen deze bestemming louter parkeerplaatsen gerealiseerd gaat worden. Verzocht wordt om deze mogelijkheid uit de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ te halen. 3. De ‘Belangenvereniging Kerkweg’ concludeert dat in totaal 60 parkeerplaatsen ten behoeve van de ontwikkeling Kerkweg gerealiseerd dient te worden. 4. Tenslotte verzoekt de ‘Belangenvereniging Kerkweg’ de plicht om op eigen terrein te parkeren uit het bestemmingsplan te halen. Reactie Gemeente Barendrecht: 1. Getwijfeld wordt aan de noodzaak en wenselijkheid van 14 parkeerplaatsen aan de westzijde (aan de Vlietweg) behorende bij bouwblok 4. Antwoord: Bij het bepalen van het aantal parkeerplaatsen dient onderscheid gemaakt te worden naar het maximale en bestaande aantal parkeerplaatsen. Uitgaande van 21 seniorenen 8 starterswoningen, is een parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per woning toegepast. De totale parkeervraag wordt 29 * 1,8 = 53 parkeerplaatsen, waarvan 9 voor bezoek. De norm voor de 12 bestaande woningen (tegenover de nieuwbouw) is 1,5 parkeerplaats per woning. In principe moet elke woning een parkeerplaats op eigen terrein hebben. In de bestaande situatie is dit echter niet het geval en kan dit ook niet worden verplicht. Voor het berekenen van de theoretische parkeervraag op de Kerkweg wordt uitgegaan dat de 12 bestaande woningen één parkeerplaats op eigen terrein heeft. Ook al is dit niet het geval. Het totaal aantal parkeerplaatsen op de openbare weg wordt (29 * 1,8 =) 53 plus (12 * 1,5 =) 18 is 71 minus 12 is ten minste 59 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen dienen gerealiseerd te worden in het ‘VerkeerVerblijfgebied’. Waar deze parkeerplaatsen voor de woningen gerealiseerd moeten worden maakt theoretisch niet uit, zolang dit maar plaatsvindt in het ‘Verkeer-Verblijfgebied’. Op basis van het bestemmingsplan is overigens ruimte voor ruim 75 parkeerplaatsen. Aan de parkeernorm wordt ruimschoots voldaan. Echter realisatie van 75 parkeerplaasten gaat ten koste van het openbaar groen. Zoals omschreven is in het bestemmingsplan ontstaat meer ruimte om het openbaar gebied aan de Kerkweg als verblijfsgebied (groen) in te richten, als een aantal parkeerplaatsen in de Kerkweg verplaatsen worden naar de zijkant (aan de Vlietweg). Deze mogelijkheid om parkeerplaatsen aan de Vlietweg te (kunnen) realiseren biedt flexibiliteit, tevens kan op deze wijze in samenspraak met en de ‘Belangenvereniging Kerkweg’ invulling aan het inrichtingsplan gegeven worden.
2. Indiener merkt op dat de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ parkeerplaatsen gerealiseerd kan worden. De vrees bestaat dat binnen deze bestemming louter parkeerplaatsen gerealiseerd gaat worden. Verzocht wordt om deze mogelijkheid binnen de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ te halen.
Antwoord: De constatering van de ‘Belangenvereniging Kerkweg’ dat binnen de bestemming ‘Verkeer – Verblijfsgebied’ parkeerplaatsen gerealiseerd kunnen worden is juist. Conform betreffende bestemming, artikel 4, is naast parkeervoorzieningen ook de mogelijkheid om woonerven, wijkontsluitingswegen, pleinen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen etc. etc. te realiseren. Deze systematiek van bestemmen is gebruikelijk en biedt flexibiliteit. De gemeente kan op deze wijze in nauw overleg met bewoners een inrichtingsplan maken met daarin de genoemde functies, zoals parkeren, woonerven, wijkontsluitingswegen, pleinen, voeten fietspaden, groenvoorzieningen en speelvoorzieningen etc. etc. Bewust is niet voor een gedetailleerde bestemming gekozen, maar juist voor flexibiliteit mede om tegemoet te kunnen komen aan de wensen van omwonenden om het inrichtingsplan in overleg met bewoners te realiseren. Er is geen reden om parkeren uit de bestemming te halen. 3. De ‘Belangenvereniging Kerkweg’ concludeert dat in totaal 60 parkeerplaatsen ten behoeve van de ontwikkeling Kerkweg gerealiseerd dient te worden. Antwoord: Er gelden twee parkeernormen. Voor 29 nieuwe woningen is dit 1,8 parkeerplaats en voor bestaande 12 woningen is dit 1,5 parkeerplaats. In principe moet elke woning een parkeerplaats op eigen terrein hebben. In de bestaande situatie is dit echter niet het geval en kan dit ook niet worden verplicht. Voor het berekenen van de theoretische parkeervraag op de Kerkweg wordt uitgegaan dat de 12 bestaande woningen één parkeerplaats op eigen terrein heeft. Ook al is dit niet het geval. Het totaal aantal parkeerplaatsen op de openbare weg wordt (29 * 1,8 =) 53 plus (12 * 1,5 =) 18 is 71 minus 12 is ten minste 59 parkeerplaatsen. In het bestemmingsplan staat vermeld dat minimaal 59 parkeerplaatsen moeten worden aangelegd. Aan de parkeernorm wordt dus voldaan. Overigens biedt het bestemmingsplan ruimte voor ruim 75 parkeerplaatsen, echter de aanleg van 75 gaat ten koste van het openbaar groen. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is dit niet wenselijk. 4. Tenslotte verzoekt de ‘Belangenvereniging Kerkweg’ de plicht om op eigen terrein te parkeren uit het bestemmingsplan te halen. Antwoord: In de door de raad vastgestelde parkeernota staat dat het parkeren op eigen terrein moet plaatsvinden. Voor woningen geldt de plicht van 1 parkeerplaats. Alleen bij uitzondering wordt hiervan afgeweken. Bijvoorbeeld als het een monumentaal pand is of als in de bestaande situatie er geen enkele mogelijkheid is om een parkeerplaats op eigen terrein aan te leggen. Conclusie Gelet op het voorgaande zijn wij van mening dat de zienswijze op punt 1 t/m 4 ongegrond is.
Regels
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
3 3 6
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5
Bestemmingsregels Tuin Verkeer - Verblijfsgebied Wonen
7 7 8 9
Hoofdstuk 3 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9
Algemene regels Antidubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene afwijkingsregels Algemene procedureregels
11 11 12 14 15
Hoofdstuk 4 Artikel 10 Artikel 11
Overgangs- en slotregels Overgangsrecht Slotregel
17 17 18
2
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
3
Hoofdstuk 1 Inleidende regels Artikel 1 1.1
Begrippen
plan:
het 'Ontwerp bestemmingsplan Kerkweg' van de gemeente Barendrecht. 1.2
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0489.BPWGO20100009-VI01 met de bijbehorende regels. 1.3
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5
aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, het betreft het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving. 1.6
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde. 1.7
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak. 1.8
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.9
bijgebouw:
een aangebouwd of op zichzelf staand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. 1.10
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
4
1.11
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten. 1.12
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.13
dakkapel:
doorbreking van het dakvlak waarbij geen verandering van de bouwhoogte optreedt. 1.14
dakopbouw:
doorbreking van het dakvlak waarbij de hoogte van het gebouw toeneemt. 1.15
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. 1.16
dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan het publiek, zoals een kapsalon, reisbureau, uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, met uitzondering van garagebedrijf, horeca en seksinrichtingen. 1.17
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.18
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt. 1.19
kelder:
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk. 1.20
onderkomen:
voor verblijf van de mens geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken. 1.21
peil:
a.
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,2 m;
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
5
b.
c. d. 1.22
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw, vermeerderd met 0,2 m; indien in of op het water wordt gebouwd: het NAP; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein, vermeerderd met 0,2 m. plangrens:
de aangegeven begrenzing van het bestemmingsplan. 1.23
straatmeubilair:
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen,zoals: a. b. c.
d.
verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken; telefooncellen, abri's, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame; kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen; afvalinzamelsystemen.
1.24
voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, welke als belangrijkste is aan te merken en waarvan de gebouwen in hoofdzaak toegankelijk zijn. 1.25
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan. 1.26
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd. 1.27
woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
6
Artikel 2
Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat perceel voorkomende bouwwerk. 2.2
bebouwde oppervlakte:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen. 2.3
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming of binnen een in de regels naar aan te duiden gedeelte van die bestemming. 2.4
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; met dien verstande dat van de goot of het boeiboord van een dakkapel dan wel een dakopbouw wordt uitgegaan: a. indien dakkapellen binnen 1 m uit de voor- of achtergevel van het gebouw zijn gelegen, en waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan: 1. 50% van de gevelbreedte, indien deze aan de voorzijde is gelegen; 2. 2/3 van de gevelbreedte, indien deze aan de achterzijde is gelegen; b. indien de gezamenlijke breedte van dakopbouwen meer bedraagt dan: 1. 50% van de gevelbreedte indien deze aan de voorzijde is gelegen; 2. 2/3 van de gevelbreedte indien deze aan de achterzijde is gelegen; 2.5
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. 2.6
de hoogte eerste bouwlaag:
wordt gemeten 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning; 2.7
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.8
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
7
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels Artikel 3 3.1
Tuin
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen; b. groenvoorzieningen en water; c. toegangswegen en paden behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen. 3.2
Bouwregels
Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat: 3.2.1
Gebouwen
a. binnen de bestemming geen gebouwen mogen worden gebouwd; b. in afwijking van het bepaalde onder a aan de zij- en of voorgevel van een woning een erker of toegangsportaal mag worden gebouwd onder de voorwaarde dat: 1. diepte gemeten uit de voorgevel niet meer bedraagt dan 1,5 m; 2. de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel; 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning. 3.2.2
Andere bouwwerken
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan: 1. op de gronden voor de naar een openbare weg gekeerde gevel: 1 m; 2. ten behoeve van nutsvoorzieningen: 2,5 m; 3. voor het overige 2 m;
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
8
Artikel 4 4.1
Verkeer - Verblijfsgebied
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g. h. i. j.
woonerven, wijkontsluitingswegen (30 km/u), pleinen; voet- en fietspaden; parkeervoorzieningen; groenvoorzieningen; voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer en waterberging; bruggen ten behoeve van kruisend verkeer; speelvoorzieningen; straatmeubilair; kunstwerken, beeldende kunst; nutsvoorzieningen;
4.2
Bouwregels
Op de in lid 4.2 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat: 4.2.1
Gebouwen
binnen de bestemming geen gebouwen mogen worden gebouwd; 4.2.2
Andere bouwwerken
a. de bouwhoogte van kunstwerken, beeldende kunst niet meer mag bedragen dan 5 m; b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 9 m. 4.3
Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.2.2 tot een hoogte van ten hoogste 15 m.
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
9
Artikel 5 5.1
Wonen
Bestemmingsomschrijving
5.1.1 De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e.
wonen; aan-huis-verbonden beroepen; groenvoorzieningen en water; erven en tuinen; paden en wegen;
5.1.2 Ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - gemeenschappelijke tuin" tevens voor gemeenschappelijke voorzieningen. 5.2
Bouwregels
Op de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat: 5.2.1
Hoofdgebouwen
a. hoofdgebouwen (woningen) uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken mogen worden gebouwd; b. de hoogte van gebouwen niet meer mag bedragen dan aangegeven door de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte"; c. hoofdgebouwen moeten worden afgedekt met een kap. 5.2.2
Bijgebouwen
a. aangebouwde bijgebouwen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd; b. vrijstaande bijgebouwen alleen buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd; c. de grondoppervlakte van bijgebouwen (inclusief overkappingen) maximaal 60 m2 per woning mag bedragen; d. het bebouwingspercentage van de gronden buiten het bouwvlak maximaal 50% mag bedragen; e. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 3 m; f. ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - gemeenschappelijke tuin" een bijgebouw mag worden gebouwd, mits: 1. de grondoppervlakte van bijgebouwen niet meer bedraagt dan 30 m2; 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m. 5.2.3
Andere bouwwerken
a. andere bouwwerken zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd; b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer mag bedragen dan: 1. op de gronden voor de naar een openbare weg gekeerde gevel: 1 m; 2. voor het overige 2 m; c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m.
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
10
5.3
Ontheffing van de bouwregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder lid 5.2.2 onder c voor de bouw van bijgebouwen ten behoeve van mindervaliden tot een gezamenlijke oppervlak van ten hoogste 100 m2 met dien verstande dat een bebouwingspercentage van ten hoogste 60% in acht wordt genomen. 5.4
Specifieke gebruiksregels
Voor het gebruik van gronden en bouwwerken binnen deze bestemming is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn: a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 30 m2; b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken; c. detailhandel is niet toegestaan; d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner. 5.5
Ontheffing van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde onder lid 5.4 ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen een woning en bijgebouwen voor een aan-huis-verbonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn: a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de (woon)bebouwing tot een maximum van 40 m2; b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken; c. detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, is niet toegestaan; d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner; e. er worden uitsluitend activiteiten uitgevoerd die vallen onder milieucategorie 1 zoals genoemd in de VNG-brochure "Bedrijven en milieuzonering", of daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bedrijfsactiviteiten die vallen onder milieucategorie 2; f. het pand blijft het uiterlijk van een woning houden.
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
11
Hoofdstuk 3 Algemene regels Artikel 6
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
12
Artikel 7
Algemene bouwregels
7.1
Overschrijding bouwvlakken / bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen
7.1.1
Toepassing
De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot: a. stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen; b. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, indien de overschrijding van de voorgevelbouwgrens niet meer dan 12 cm bedraagt; c. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, overbouwingen, mits zij de voorgevelbouwgrens met niet meer dan 0,5 m overschrijden; d. voor de bouw van balkons of luifels mits: 1. de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m; 2. de afstand tot de openbare weg niet minder bedraagt dan 2 m. e. ondergrondse funderingen en ondergrondse bouwwerken, voor zover deze de bouwgrens met niet meer dan 1 m overschrijden; 7.1.2
Ontheffing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.1.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het overige ondergeschikte bouwdelen betreft, zoals bijvoorbeeld: a. b. c. d.
overbouwingen ten dienste van de verbinding van twee gebouwen; toegangen van bouwwerken; stoepen, stoeptreden, toegangsbruggen en funderingen; plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten; e. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken; f. balkons en galerijen; g. luifels, reclametoestellen en draagconstructies voor reclame; h. hijsinrichtingen, laadbruggen, stortgoten, stort- en zuigbuizen; i. kelderingangen en kelderkoekoeken. 7.2
Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties
Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst. 7.3
Onderkeldering
7.3.1
Toepassing
De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen; b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,5 m onder peil. bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
13
7.3.2
Ontheffing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 7.3.1 ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. de hoogte van kelders bedraagt ten hoogste 10 cm beneden peil; b. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 m, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijperceelgrens mag worden gebouwd; c. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel. 7.4
Wegverkeerslawaai/industrielawaai
De realisering van geluidgevoelige objecten is uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de in of krachtens de Wet geluidhinder geldende normen.
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
14
Artikel 8
Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, behoudens wanneer er sprake is van een dubbelbestemming, afwijken van: a. de in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; b. de regels, en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft tot een maximale afmeting van 3 m; c. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen, en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten wordt vergroot, mits: 1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer bedraagt dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak; 2. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw.
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
15
Artikel 9 9.1
Algemene procedureregels
Procedureregels afwijken bij omgevingsvergunning
Op de voorbereiding van een omgevingsvergunning voor afwijken is de procedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing. 9.2
Procedureregels bij wijzigen
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
16
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
17
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels Artikel 10
10.1
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 10.2
Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 10.1 omgevingsvergunning verlenen van lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 10.1 met maximaal 10%. 10.3
Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
Lid 10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 10.4
Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 10.5
Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 10.6
Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het lid 10.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 10.7
Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
Lid 10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
18
Artikel 11
Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Kerkweg.
bestemmingsplan “Kerkweg” regels vastgesteld
Verbeelding
PLANGEBIED Plangebied
BESTEMMINGEN BESTEMMINGEN
T .
6 10
V-VB
W
W
Tuin
Verkeer - Verblijfsgebied
V-VB Wonen
AANDUIDINGEN .
FUNCTIEAANDUIDINGEN (sw-gst)
specifieke vorm van wonen - gemeenschappelijke tuin
BOUWVLAK
6 10
MAATVOERING
(sw-gst)
6 10
maximale goot- en bouwhoogte
VERKLARINGEN
*
bestaande bebouwing, kadastrale- en topografische gegevens .
V-VB
6 10
W
T
.
VASTGESTELD OVERLEG
6 10
TERINZAGELEGGING ONTWERP
Bestemmingsplan
VASTSTELLING
Kerkweg
GEWIJZIGD
WERKNR.
27/08/2009
SCHAAL
28/09/2009
DATUM
23/03/2010
743.300.00
N
1 : 500
J:\743\300\00\3 Projectresultaat\e. Dwg
BESTAND S-BP-74330000-04.dwg
RS
BLAD
Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Architectuur, Landschap BV City & Regional Planning, Urban Design, Architecture, Landscape
Postadres: Postbus 13060 3004 HB Rotterdam Bezoekadres: Van Nelleweg 6060 3044 BC Rotterdam Telefoon: 010 433 00 99 DATUM PLOT USER
21-2-2011 HSperling
50 x 59.4
PROJECTMAP
17 juli 2009
GETEKEND
FORMAAT
Fax: 010 404 56 69 E-mail:
[email protected] Internet: www.kuiper.nl