Be st emming s plan Hoorn en De Du un t
Be st emming s plan Hoorn en De Duun t
Inhoud
Toelichting met bijlagen Regels met bijlagen Verbeelding
25 juli 2013 Projectnummer 550.05.05.00.00
T o e l i c h t i n g
550.05.05.00.00.toe
I n h o u d s o p g a v e
1
2
Inleiding
5
1.1
Aanleiding
5
1.2
Plangebied
6
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
6
1.4
Leeswijzer
6
Plangebied en ontwikkeling
9
2.1
Bestaande situatie
9
2.1.1
Ruimtelijke structuur
9
2.1.2
Bedrijvigheid
9
2.2 3
Beleid 3.1
3.2
4
Ontwikkelingen
10 11
Rijksbeleid
11
3.1.1
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
11
3.1.2
AMvB Ruimte
11
Provinciaal beleid
12
3.2.1
Streekplan Fryslân
12
3.2.2
Verordening Romte
13
3.3
Regionaal beleidskader Water
14
3.4
Gemeentelijk beleid
15
3.4.1
Structuurplan Terschelling voorbij 2000 (2001)
15
3.4.2
Woonplan Terschelling 2008
15
3.4.3
Notitie Webwinkels
16
3.4.4
Welstandsnota 2008
16
3.4.5
Landschapsontwikkelingsplan
18
3.4.6
Toeristische Toekomstvisie Terschelling
18
3.4.7
Beleidsregels kamperen
18
Omgevingsaspecten
21
4.1
Ecologie
21
4.2
Archeologie en cultuurhistorie
22
4.3
Waterparagraaf
24
4.4
Milieuzonering
25
4.5
Bodem
25
4.6
Geluid
26
4.7
Luchtkwaliteit
26
4.8
Externe veiligheid
27
5
Planuitgangspunten
29
6
Juridische toelichting
31
550.05.05.00.00.toe
7
6.1
Algemeen
31
6.2
Algemene bestemmingen
31
6.3
Afzonderlijke bestemmingen
32
Uitvoerbaarheid
37
7.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
37
7.1.1
Inspraak
37
7.1.2
Overleg Provincie Fryslân
37
7.2
Economische uitvoerbaarheid
Bijlagen Bijlage 1: Voortoets Bijlage 2: Wateradvies Bijlage 3: Planuitgangspunten Bijlage 4: Inspraakreacties
550.05.05.00.00.toe
39
1
I n l e i d i n g 1.1
Aanleiding
Dit bestemmingsplan maakt onderdeel uit van de actualisering van alle bestemmingsplannen op Terschelling. Ten behoeve daarvan is voor vrijwel het gehele eiland in 2008 het bestemmingsplan Buitengebied opgesteld. Het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan Hoorn en De Duunt maakte hiervan geen deel uit. Het bestemmingsplan uit 2008 heeft evenwel een zeer uitvoerig en zorgvuldig traject van totstandkoming doorlopen. Naast de gebruikelijke inspraak en het overleg is er voorafgaand daaraan overlegd met diverse belangenorganisaties. Uiteindelijk is het plan vastgesteld en grotendeels goedgekeurd door de provincie. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het goedkeuringsbesluit evenwel vernietigd, vanwege het gegeven dat onvoldoende is gekeken naar de effecten van het plan op natuur en milieu. Voor het overige heeft de Afdeling het plan inhoudelijk, op enkele perceelsgerichte aspecten na, voor het overgrote deel in stand gelaten. Deze uitspraak heeft tot gevolg gehad dat het bestemmingsplan opnieuw in procedure moest worden gebracht. Er is, met het oog op de ligging in en nabij een aantal belangrijke natuurgebieden (Waddenzee, duinen), voor gekozen om het eiland (in planologische zin) op te knippen in verschillende onderdelen. Voor de dorpen zijn/worden afzonderlijke bestemmingsplannen opgesteld, evenals voor de duingebieden en het Buitengebied Polder. Met die opsplitsing kan voor de afzonderlijke delen van het eiland snel, op basis van het al liggende plan van 2008, tot nieuwe bestemmingsplannen worden gekomen. Het bestemmingsplan Hoorn maakte zoals gezegd geen onderdeel uit van het plan uit 2008, maar is wel geënt op dat plan en op de bestemmingsplannen die daaropvolgend voor de verschillende dorpen zijn opgesteld. Hiermee is voor de bestemmingsplanregeling die voor Hoorn gaat gelden, afstemming gezocht op de planologische regeling in de andere dorpen. Inhoudelijk wordt, met inachtneming van de uitspraak van de Afdeling en rekening houdend met nieuwe wetgeving, zoals de Wabo, en nieuw beleid, zoals de omgevingsverordening van de provincie, aangesloten bij het plan van 2008 en de plannen die daarna voor de verschillende dorpen zijn opgesteld. Om die reden is afgezien van het opnieuw doorlopen van een uitvoerig procedureel voortraject. Om snel tot een actueel bestemmingsplan voor Hoorn en De Duunt te kunnen komen, is het plan meteen als ontwerp in procedure gebracht. De Nota van Uitgangspunten die door de Raad is vastgesteld is wel in de inspraak gebracht. Bovendien is deze met de provincie besproken in het kader van het wettelijk verplichte vooroverleg. In hoofdstuk 7 wordt hierop nader ingegaan.
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
5
1.2
Plangebied Het plangebied bestaat uit de dorpskern, gevormd door bebouwing aan weerzijden van de Dorpsstraat in Hoorn en de recreatiegebieden ten westen (De Duunt) en ten oosten van het dorp. In onderstaande figuur is de ligging van het plangebied weergegeven.
Plangebied bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
1.3
Vigerende bestemmingsplannen Het voorliggende bestemmingsplan herziet de volgende bestemmingsplannen: -
Bestemmingsplan Hoorn, vastgesteld 15 augustus 2000.
-
Bestemmingsplan Lies - De Duunt, vastgesteld 29 maart 1994.
-
Correctieve en partiële herziening van het Bestemmingsplan Lies – De Duunt, vastgesteld 18 april 2000.
1.4
Leeswijzer Deze toelichting is als volgt opgebouwd: -
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de huidige situatie van het plangebied en de ontwikkelingen die zich recent hebben voorgedaan.
-
In hoofdstuk 3 wordt het relevante rijksbeleid, provinciale en gemeentelijke beleid behandeld.
-
Hoofdstuk 4 gaat in op de omgevingsaspecten waar bij het opstellen van ieder ruimtelijk plan rekening moet worden gehouden.
6
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
-
Hoofdstuk 5 bevat een omschrijving van de planuitgangspunten.
-
In hoofdstuk 6 wordt een beschrijving van de juridische aspecten van dit bestemmingsplan gegeven.
-
In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid.
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
7
P l a n g e b i e d
2
e n
o n t w i k k e l i n g
2.1
Bestaande situatie 2 . 1 . 1
Ruimtelijke structuur
Hoorn ligt op de overgang van het halfgesloten landschap van de binnenduinrand naar dat van het open polderlandschap. Het halfgesloten karakter van het gebied wordt vooral bepaald door de aanwezigheid van singels en kleine bosjes rond de overwegend kleinschalige percelen. De bebouwing van Hoorn ligt op de hogere zandgronden. Net als de andere dorpen in de polder, behoort Hoorn tot de wegdorpen met een kenmerkend patroon van lintbebouwing langs de doorgaande weg (wegdorpenlandschap). In sommige dorpen is sprake van een ‘dubbele’ vorm van wegbebouwing. Dit zien we ook in Hoorn, waar de oorspronkelijke bebouwing zich niet alleen langs de doorgaande weg manifesteert, maar ook langs de Duinweg. De deels aanwezige grote open ruimtes tussen de lintbebouwing aan de Dorpsstraat en de verspreide bebouwing aan de Duinweg zijn een belangrijk kenmerk in de ruimtelijke structuur van Hoorn. Daarnaast is het wegenpatroon kenmerkend; de oost-westgerichte hoofdwegen (Dorpsstraat en Duinweg) en de haaks daarop gelegen wegen naar de binnenduinrand en de polder. In de bebouwingsstructuur valt de lintbebouwing met de lage gootlijn en de nokrichtingen hoofdzakelijk loodrecht op de weg. De kerk vormt een beeldbepalend element. De bebouwingskarakteristiek van de woningen wordt gekenmerkt door een grote mate van vrijstaande individuele bouw. In het dorp zijn een aantal karakteristieke Terschellinger boerderijen gelegen. 2 . 1 . 2
Bedrijvigheid
Het van oorsprong agrarische karakter van het dorp is qua bedrijvigheid grotendeels verdwenen. Voor een belangrijk deel is de bedrijvigheid in het dorp tegenwoordig gericht op recreatie en in het bijzonder de verblijfsrecreatie. De binnen de dorpsgrenzen gelegen agrarische bedrijven zijn opgenomen in het bestemmingsplan voor het Buitengebied Polder. Wel is er een paardenhouderij
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
9
(Dorpsstraat 20) binnen het plangebied gevestigd. Gerelateerd aan deze vorm van bedrijvigheid is de hoefsmederij die aan de Dorpsstraat 50a is gevestigd. De verblijfsrecreatie is onder te verdelen in het recreatiewoningen terrein De Duunt en de verschillende kampeerterreinen. Deze vormen van verblijfsrecreatie zijn op de verbeelding als zodanig bestemd. Daarnaast worden in veel woningen recreatieappartementen verhuurd en is er bij sommige woningen sprake van een losstaand recreatieverblijf. Binnen het plangebied is één bed & breakfast gevestigd. Deze vormen van verblijfsrecreatie zijn op de verbeelding nader aangeduid. Verspreid over het dorp zijn een aantal horecavoorzieningen aanwezig. Een deel daarvan is gericht op het verstrekken van logies en een deel alleen op het verstrekken van etenswaren en dranken. Deze horecagelegenheden zijn op de verbeelding bestemd. Tot slot zijn er nog enkele winkels en fietsenverhuurbedrijven aanwezig binnen het plangebied.
2.2
Ontwikkelingen De ontwikkelingen in het plangebied worden met name voor de verblijfsrecreatieve functies voorzien. Er is een tendens (zie ook de Toeristisch Recreatieve Ontwikkelingsmonitor 2009-2012, Stenden Instituut Servicemanagement, 2011) naar meer kwalitatieve vormen van verblijfsrecreatie. Dit komt onder andere tot uiting in een toenemende vraag naar recreatieappartementen en -verblijven. Het voorliggende bestemmingsplan biedt hiervoor mogelijkheden (middels afwijking) om onder voorwaarden nieuwe recreatieappartementen in woningen toe te staan. Op de kampeerterreinen stijgt de vraag naar hoogwaardigere vormen van kamperen. Dit komt onder andere tot uitdrukking in een toenemende vraag naar grotere kampeerplaatsen met meer privacy. De kampeerterreinen hebben voor deze behoefte vaak meer ruimte nodig om hetzelfde aantal kampeerplaatsen te kunnen blijven exploiteren. Voor een drietal van deze kampeerterreinen is daarom uitbreidingsruimte voorzien. De drie terreinen stonden reeds genoemd in de Nota van Uitgangspunten (Bonnema (Dorpsstraat 51) en Aaster Uiltje (Dorpsstraat 101) en het terrein tussen Dennedune en de camping van Staatsbosbeheer aan de Duinweg). In het voorliggende bestemmingsplan is voor deze kampeerterreinen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, op basis waarvan deze terreinen onder voorbehoud kunnen uitbreiden om in de toenemende kwaliteitsvraag te kunnen voorzien.
10
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
3
B e l e i d
3.1
Rijksbeleid 3 . 1 . 1
Structuurvisie Infrastructuur
en Ruimte
Wat betreft het rijksbeleid op het gebied van de ruimtelijke ordening, gaat het om het algemene kader ten aanzien van de inrichting van de ruimte voor wonen, werken, verkeer, recreatie, natuur en water. Dit ruimtelijk beleid van het Rijk is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2011). Deze structuurvisie geeft geen directe uitgangspunten voor dit bestemmingsplan. 3 . 1 . 2
AMvB Ruimte
Deze Algemene Maatregel van Bestuur bevat alle ruimtelijke beleidskaders van het Rijk en vormt het sluitstuk van rijkszijde van het nieuwe stelsel van ruimtelijke ordening, zoals dat in 2008 met de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking is getreden. De rijksbelangen zullen veel directer doorwerken in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit moet leiden tot snellere besluitvorming en minder bestuurlijke drukte. Kern van de Wro is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven langs welke weg zij die belangen denken te realiseren. Rijk en provincies bemoeien zich voortaan uitsluitend met wat daadwerkelijk van nationaal respectievelijk van provinciaal belang is. Ook moeten Rijk en provincies duidelijk maken of de borging van een belang gevolgen heeft voor ruimtelijke besluitvorming door gemeenten. De AMvB Ruimte omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte planologische kernbeslissingen (PKB’s) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met de AMvB Ruimte maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Voor het overige hebben provincies en gemeenten de vrijheid om hun eigen belangen te bepalen en daar uitvoering aan te geven. Met de eerste tranche van de AMvB Ruimte heeft het Rijk een zo beleidsneutraal mogelijke vertaling gemaakt van bestaande ruimtelijke kaders. Deze laat de bestaande bestuurlijke verhoudingen dan ook intact.
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
11
Het bestemmingsplan raakt geen nationale belangen zoals geformuleerd in de AMvB Ruimte.
3.2
Provinciaal beleid 3 . 2 . 1
Streekplan Fryslân
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk (bestemmingsplan)beleid. Het provinciaal beleid is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân 2007 ‘Om de kwaliteit fan de romte’, vastgesteld op 13 december 2006. In het streekplan wordt gesteld dat de ontwikkeling van recreatie en toerisme voor de sociaaleconomische positie van de Waddeneilanden van cruciaal belang is. Ook voor de sector zelf is het daarbij belangrijk dat recreatieve ontwikkelingen zijn afgestemd op de hoge landschappelijke en natuurlijke waarden van de Waddeneilanden. Binnen het algemene principe van stabilisatie van de totale recreatiedruk per Waddeneiland – op basis van de daarover in het verleden gemaakte afspraken – is er op Terschelling zowel kwantitatieve als kwalitatieve ontwikkelingsruimte.
Provinciale EHS (bron: Provincie Fryslân)
Volgens het Streekplan behoort Terschelling in haar geheel tot de ecologische hoofdstructuur. De kernen op het eiland zijn zogenaamde ‘overige kernen’. In het beleid staan de bijzondere waarden van de Waddeneilanden voorop. Geconcentreerd in de dorpen is er ruimte voor wonen en werken, afgestemd op de eilander situatie. De woningbouw wordt zo gericht mogelijk ingezet voor bewoners die sociaaleconomisch aan de eilanden gebonden zijn. De provincie ondersteunt de waddengemeenten bij het optimaal benutten van de instrumenten van de (nieuwe) Huisvestigingswet voor een betaalbare huisvesting van mensen die sociaal of economisch aan de eilanden zijn gebonden.
12
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
Kwaliteitsverbetering van de recreatie is nodig om concurrerend te kunnen blijven ten opzichte van alternatieve bestemmingen. In het Streekplan zijn voor de Waddeneilanden geen recreatiekernen opgenomen. Uitgegaan wordt van een maatwerkbenadering waarbij de totale recreatiedruk per eiland wordt gestabiliseerd. Dit pakt voor elk eiland verschillend uit. Tot nu toe wordt dit uitgangspunt ingevuld via de beddenboekhouding per eiland, maar andere systemen die meer rekening houden met onder andere de effecten van seizoensverlenging zijn mogelijk. Uitgaande van de beddenboekhouding zijn er op dit moment nog beperkt uitbreidingsmogelijkheden voor recreatievoorzieningen op Terschelling. Specifiek voor dit bestemmingsplan worden de volgende uitgangspunten genoemd. -
Woningbouw en bedrijven zijn primair geconcentreerd in/bij West-Terschelling, secundair in/bij Midsland en vervolgens bij de overige dorpen.
-
Recreatieve ontwikkelingen sluiten aan bij de recreatieve zonering van een drukker westelijk deel en middendeel naar een steeds rustiger oostelijk deel van het eiland.
In dit bestemmingsplan wordt binnen de bestaande functies beperkte ontwikkelingsruimte geboden. Op een aantal locaties wordt middels een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid gegeven om de bestemming te wijzigen. Het bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van het Streekplan. 3 . 2 . 2
Verordening Romte
Provinciale Staten van Fryslân hebben op 15 juni 2011 een provinciale verordening ruimte vastgesteld. Enerzijds om de provinciale belangen te borgen, anderzijds om vooraf duidelijkheid richting gemeenten te geven over de provinciale belangen en de wijze waarop deze doorwerken naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Het Streekplan krijgt daarmee een handzame en praktische vertaling die toepasbaar is bij het opstellen van plannen. De verordening zelf voorziet niet in nieuw beleid. Toekomstig nieuw provinciaal beleid zal via een herziening van de verordening door kunnen werken. De verordening is dus dynamisch en zal regelmatig worden aangepast. In de provinciale verordening wordt de bebouwde kom als volgt gedefinieerd:
BESTAAND BEBOUWD
“Tot het bestaand stedelijk gebied van een kern wordt gerekend het (aaneen-
GEBIED
gesloten) gebied met woon- of bedrijfsbebouwing, waaronder mede begrepen de daarbij behorende voorzieningen (inclusief groenvoorzieningen) en verkeersinfrastructuur”. Naast de bestaande bebouwing gaat het ook om de bouwmogelijkheden en uit te werken woon- of bedrijfsbestemmingen die in onherroepelijke bestem-
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
13
mingsplannen zijn opgenomen. Zoekgebieden voor nieuwe uitbreidingslocaties die (nog) niet in bestemmingsplannen zijn opgenomen (maar bijvoorbeeld al wel in structuurvisies), behoren niet tot het bestaand stedelijk gebied. Het gebied buiten het bestaand stedelijk gebied vormt het landelijk gebied. In het landelijk gebied mag in principe niet worden gebouwd, tenzij er sprake is van een uitbreidingslocatie aansluitend op bestaand bebouwd gebied. De noodzaak, locatie en inpassing van de uitbreidingslocatie moet worden afgewogen en onderbouwd in de plantoelichting. UITBREIDING
In de provinciale verordening wordt een maximum gesteld aan de omvang van
VERBLIJFSRECREATIEVE
verblijfsrecreatieve voorzieningen. Dit betekent dat er maximaal 200 stand-
VOORZIENINGEN
plaatsen zijn toegestaan per kampeerterrein. Middels een ontheffing kan hier van worden afgeweken. In dit bestemmingsplan wordt de mogelijkheid geboden tot uitbreiding van de bestaande kampeerterreinen. Een overschrijding van 200 standplaatsen per kampeerterrein is daarbij niet mogelijk. Omdat geheel Terschelling als EHS is aangemerkt, zal nader overleg met de provincie gevoerd moeten worden over de compensatie van EHS, op het moment dat van de wijzigingsbevoegdheid tot uitbreiding van de camping wordt over gegaan. Dit overleg is tevens noodzakelijk voor de eerder genoemde Voortoets en zal voor vaststelling van het bestemmingsplan gevoerd zijn. Het bestemmingsplan past binnen de regels van de provinciale verordening. Met provincie zal over de EHS-compensatie nog nader overleg gevoerd worden.
3.3
Regionaal beleidskader Water Het waterhuishoudkundige beleidskader voor de ontwikkeling van nieuwe bebouwde gebieden is opgenomen in het Waterhuishoudingsplan 2010-2015 van de provincie en het Waterbeheersplan 2010-2015 van het Wetterskip Fryslân. Beide beleidsdocumenten zijn in samenhang met elkaar opgesteld. In het Waterhuishoudingsplan is het voorgenomen beleid van de Provincie Fryslân over de watersystemen en de rol van de provincie bij de waterketen opgenomen. In het Waterbeheerplan is het voorgenomen beheer van Wetterskip Fryslân opgenomen voor de watersystemen en de waterketen binnen het gebied. In zowel het Waterbeheerplan als het Waterhuishoudingsplan wordt gebruik gemaakt van een indeling naar thema: waterveiligheid, voldoende water en schoon water. In beide plannen wordt voortgebouwd op het huidige waterkwaliteitsbeleid van de waterschappen, met een intensivering voor een aantal inrichtings- en beheersmaatregelen. In dit bestemmingsplan wordt binnen de bestaande functies beperkte ontwikkelingsruimte geboden. De ontwikkelingen zijn echter dermate kleinschalig dat ze geen directe invloed hebben op de waterhuishouding in het plangebied.
14
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
3.4
Gemeentelijk beleid 3 . 4 . 1
Structuurplan Terschelling voorbij 2000 (2001)
Het ruimtelijk beleid op Terschelling, zoals dat is verwoord in het Structuurplan “Terschelling voorbij 2000” is gericht op een duurzame inrichting en een duurzaam gebruik van Terschelling. Instandhouding en waar mogelijk versterking van de op dit moment aanwezige ruimtelijke en functionele zonering is daarbij een eerste vereiste. Voor wat betreft de ruimtelijke ontwikkelingen in Hoorn en De Duunt (en de andere dorpen), zal er sprake zijn van een gelijkwaardige en harmonieuze ontwikkeling van de natuur, het landschap, de herkenbaarheid (cultuurhistorie) en de menselijke activiteiten. Voor de overige (niet dichtbebouwde) delen van het eiland zal het primaat liggen bij de natuur en het landschap. Menselijke activiteiten zullen daarin alleen worden toegelaten voor zover ze geen onevenredige schade toebrengen aan natuur- en landschapswaarden. Met betrekking tot wonen gaat de gemeente ervan uit dat er wordt gebouwd
WONEN
ten behoeve van de huisvesting van mensen die sociaal en economisch aan Terschelling gebonden zijn en dat daarbij rekening wordt gehouden met een verdere daling van de gemiddelde woningbezetting. Het woonbeleid is verder uitgewerkt in het Woonplan Terschelling 2008. Wat betreft de voorzieningen blijft de gemeente in eerste instantie een zo
VOORZIENINGEN
evenredig mogelijke spreiding over het eiland voorstaan. Wel wil de gemeente, indien daarvoor onder de bevolking het benodigde draagvlak te vinden is, een verdere concentratie van voorzieningen voor de eigen bewoners in West-Terschelling en Midsland mogelijk maken. Op recreatief-toeristisch gebied wil de gemeente proberen te komen tot een verruiming van het aanbod voorzieningen. Het bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van het Structuurplan. 3 . 4 . 2
Woonplan Terschelling 2008
Als vervolg op het Woonplan van 2001 is het Woonplan Terschelling 2008 opgesteld. De belangrijkste doelstelling van het woonbeleid was, is en blijft om op Terschelling een woningvoorraad te realiseren die kwantitatief en kwalitatief aansluit bij de woningvraag van economisch en/of maatschappelijk aan het eiland gebonden personen.
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
15
Ten aanzien van nieuwbouw stelt het Woonplan dat deze niet alleen een bijdrage moet leveren aan het terugdringen van het woningtekort, maar ook aan de ruimtelijke kwaliteit van het eiland. In alle gevallen wordt bij de nieuwbouw gestreefd naar het realiseren van een in architectonische en in stedenbouwkundige zin op Terschelling passende bouw. Dit laat echter onverlet dat, op daarvoor geschikte locaties, vernieuwende architectuur tot stand moet kunnen komen. Het bestemmingsplan voorziet niet in de nieuwbouw van woningen. Als dit wel aan de orde komt, dan zal dit middels een afzonderlijke procedure worden opgepakt. Daarbij zal het beleid uit het Woonplan richtinggevend zijn. 3 . 4 . 3
Notitie Webwinkels
Begin 2008 is de ‘Notitie webwinkels in relatie tot het bestemmingsplan’ opgesteld. Over deze notitie heeft geen besluitvorming plaatsgevonden. De notitie heeft formeel dan ook geen status. De verkoop van goederen via het internet laat zich benoemen als detailhandel. Dit betekent ogenschijnlijk dat de exploitatie van een webwinkel vraagt om een detailhandelsbestemming. Uit recente jurisprudentie blijkt evenwel dat de ruimtelijke uitstraling bepalend is bij de vraag of een webwinkel toelaatbaar is binnen de woonbestemming. Zodra op een perceel ruimte is ingericht voor de stalling of opslag van goederen die bedoeld zijn voor de verkoop, treedt strijdigheid op met de bestemming voor zover die geen detailhandel toelaat. Opslag van goederen is hoe dan ook bedrijfsmatig. 3 . 4 . 4
Welstandsnota
2008
Het welstandsbeleid van de gemeente Terschelling is vastgelegd in de in juni 2004 vastgestelde Welstandsnota. Met de welstandsnota wil het gemeentebestuur het welstandstoezicht voor iedereen inzichtelijker en begrijpelijker maker. Met behulp van de nota kunnen particulieren, opdrachtgevers en architecten zich in een vroeg stadium op de hoogte stellen van de eisen die aan een bouwwerk worden gesteld. In de welstandsnota zijn welstandscriteria opgenomen die grotendeels gericht zijn op het behoud van de basiskwaliteiten van de gebouwde omgeving. Dit betekent echter niet dat nieuwe, bijzondere afwijkende bouwplannen op Terschelling niet meer welkom zijn. Daar waar mogelijk en gewenst, biedt de welstandsnota een sturend en stimulerend kader. Voor het welstandsbeleid geldt als uitgangspunt dat het enerzijds past binnen het huidige ruimtelijk kwaliteitsbeleid van de gemeente dat is verwoord in bestemmingsplannen, structuurplannen en beeldkwaliteitsplannen, en anderzijds aansluiting zoekt bij beleidsnotities ten aanzien van natuur en landschap, openbare ruimte en cultuurhistorie.
16
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
De gemeente geeft met de welstandsnota beleidsregels voor het welstandstoezicht. De gemeente geeft in de nota aan zich te zullen inspannen voor de naleving van de regels. Dit houdt in dat het handhavingsbeleid en het tegengaan van illegale bouwwerken belangrijke aandachtspunten zijn. De welstandsnota beweegt zich binnen de bebouwingsmogelijkheden die door het bestemmingsplan worden gegeven. Bij strijdigheid tussen de welstandscriteria en de bestemmingsplanregels gaan de bestemmingsplanregels voor.
Fragment Welstandsnota 2008
Het grootste deel van de bebouwing van Hoorn maakt deel uit van deelgebied 4: “Waardevol dorpsgebied B” (Hoorn, Formerum, Lies, Oosterend). Hoorn, Formerum, Lies en Oosterend hebben een historisch waardevol karakter. Met name de integratie van karakteristieke kleinschalige dorpsbebouwing in het omringende landschap, de lintbebouwing met een lage goot- of druiplijn, de nokrichtingen wisselend, loodrecht op en evenwijdig aan de weg en de karakteristieke voormalige Terschellinger boerderijen zijn bepalende kenmerken in de dorpen. Het beschermen van het ruimtelijk karakteristieke nederzettingspatroon is een belangrijke doelstelling voor de waardevolle dorpsgebieden van Hoorn, Formerum, Lies en Oosterend. Bij nieuwbouw, wijzigingen en aanvullingen in het waardevolle dorpsgebied moet overwegend worden aangesloten op de bestaande structuur en bebouwingskenmerken en mag het kenmerkende karakter van het gebied niet in gevaar worden gebracht. De rest van de bebouwing van Hoorn valt binnen de deelgebieden: -
5, lintbebouwing;
-
6, dorpsuitbreidingen tweede helft vorige eeuw;
-
10, recreatiewoningen;
-
11, recreatieterreinen.
In dit bestemmingsplan wordt binnen de bestaande functies beperkte ontwikkelingsruimte geboden. Op een aantal locaties wordt middels een wijzigingsbevoegdheid de mogelijkheid gegeven om de bestemming te wijzigen.
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
17
Op het moment dat er nieuwe bouwwerken worden opgericht die vergunningplichtig zijn, worden de plannen getoetst aan de Welstandsnota. 3 . 4 . 5
Landschapsontwikkelingsplan
In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) worden het behoud en de ontwikkeling van het eiland uiteengezet. Het LOP is een gemeentelijk beleidsplan en doet op een beleidsmatig niveau uitspraken over hoe om te gaan met het landschap. Het plan biedt een kader voor het toetsen van ruimtelijke ingrepen. Het LOP heeft geen juridische status, maar is wel een toetsend en kaderstellend beleidsdocument. Het bestemmingsplan past binnen de uitgangspunten van het LOP. 3 . 4 . 6
Toeristische Toekomstvisie Terschelling
De toeristische sector is één van de belangrijkste economische sectoren op Terschelling. Om een integraal toetsingskader te ontwikkelen en beleidsdoelstellingen te formulieren, is de Toeristische Toekomstvisie opgesteld waarin een aantal beleidsdoelstellingen is geformuleerd. Ten aanzien van ruimtelijk relevante ontwikkelingen geeft de nota het volgende aan: -
De accommodaties voor bed & breakfast worden gekoppeld aan de woonbestemming. Gezien het specifieke karakter van de accommodaties is het aanvaardbaar om af te wijken van het concentratiebeleid.
-
De opschoning van de particuliere verhuur krijgt invulling. De plaatsen die vrijkomen door handhaving worden ingezet voor uitbreiding van andere recreatieve ontwikkelingen.
-
In iedere woning moet het mogelijk zijn om recreatieappartementen te realiseren.
-
Voor het eiland als geheel is een wijzigingsbevoegdheid binnen de agrarische bestemming opgenomen die ruimte biedt tot maximaal 11 hectare voor uitbreiding van verblijfsrecreatieve terreinen.
-
Camperplaatsen worden niet ontwikkeld.
-
Kamperen bij de boer wordt mogelijk.
Het bestemmingsplan biedt ruimte voor bed & breakfast en recreatieappartementen in woonhuizen en de uitbreiding van een aantal bestaande kampeerterreinen. 3 . 4 . 7
Beleidsregels kamperen
In aanvulling op de toeristische toekomstvisie is het beleid ten aanzien van kamperen nader uitgewerkt in de notitie ‘Beleidsregels kamperen’ (2008). De
18
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
basis voor deze beleidsregels is de ‘Kampeerverordening gemeente Terschelling’. Hierin wordt het gemeentelijk beleid verwoord ten aanzien van groeimogelijkheden, kampeervormen, de toelaatbaarheid van jaarplaatsen en jeugdkampeerterreinen, de afmetingen en de vorm van caravans, de bovengrens van beschikbare jaar- en seizoenstandplaatsen, de herverkaveling en opsplitsing van kampeerterreinen, permanente bewoning en randbeplanting rondom kampeerterreinen. Ten aanzien van kamperen gelden de volgende beleidsregels, waarbij met name relevant voor dit plangebied zijn: -
Kampeervergunningen worden verleend voor die terreinen die in het bestemmingsplan uitsluitend of mede als kampeerterrein (‘Recreatie – 1’) zijn aangewezen en de terreinen waar op basis van het zogenaamde overgangsrecht aan kampeermiddelen standplaats mag worden geboden.
-
Op de bestemde kampeerterreinen/percelen met de bestemming ‘Recreatie – 1’ is het toegestaan jaarstandplaatsen in te nemen. Uitzonderingen hierop vormen de camping van Staatsbosbeheer en Camping Dennedune en camping In de Roos.
-
Voor het gehele eiland geldt de restrictie dat de op 1 juni 2001 op Terschelling aanwezige en in kampeervergunningen vergunde jeugdkampeerterreinen in aantal en omvang niet mogen toenemen.
-
De gemeente Terschelling werkt niet mee aan planologische opsplitsing van de in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingsvlakken. Per Recreatie – 1-terrein (bestemmingsvlak) zal derhalve ook maar 1 kampeervergunning aan de rechthebbende worden verstrekt.
-
Het permanent bewonen van kampeermiddelen op Recreatie - 1-terreinen is niet toegestaan.
-
Recreatie – 1-terreinen moeten visueel aan het zicht worden onttrokken door randbeplanting. Dit om een zo optimaal mogelijke landschappelijke inpassing te realiseren.
Voor zover relevant zijn deze beleidsregels in dit bestemmingsplan verwerkt.
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
19
4
O m g e v i n g s a s p e c t e n
Naast het feit dat de ontwikkelingen in het plangebied binnen het overheidsbeleid tot stand moeten komen, moet ook rekening gehouden worden met de aanwezige functies in en rond het gebied. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat. In dit hoofdstuk zijn de randvoorwaarden, die voortvloeien uit de omgevingsaspecten, beschreven.
4.1
Ecologie Ten behoeve van het opstellen van het onderhavige bestemmingsplan Hoorn en De Duunt (alsmede voor het parallel aan dit bestemmingsplan opgestelde bestemmingsplan voor de Terschellinger Polder) is een Voortoets uitgevoerd (Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt, december 2012). Deze is als bijlage 1 bij de toelichting opgenomen. In dit natuurrapport is aandacht besteed aan de mogelijke gevolgen van de kleinschalige ontwikkelingen die het bestemmingsplan mogelijk maakt (met name de uitbreiding van de verblijfsrecreatieve functie binnen het plangebied) op de natuurwaarden (op basis van de zowel de Natuurbeschermingswet als de Flora- en faunawet). De belangrijkste conclusies uit de Voortoets luiden als volgt: 1.
Op grond van de uitgevoerde Voortoets is er geen noodzaak tot het opstellen van een passende beoordeling, zoals bedoeld in artikel 19f van de Natuurbeschermingswet.
2.
Ten aanzien van mogelijke aantasting van EHS beheersgebied dient nader overleg plaats te vinden met de provincie. Mogelijk dient dan nog vervolgonderzoek plaats te vinden naar aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS.
3.
Indien nog nader onderzoek wordt gedaan naar het voorkomen van orchideeën en rugstreeppad (voor de locaties waar de campings mogen uitbreiden), kan worden geconcludeerd dat kan worden voldaan aan de eisen van de Flora- en faunawet.
4.
Mits met de provincie tot overeenstemming wordt gekomen ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur, met name het gebied met botanische waarden, kan worden geconcludeerd dat het bestemmingsplan uitvoerbaar mag worden geacht.
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
21
4.2
Archeologie en cultuurhistorie NORMSTELLING EN BELEID
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving, is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van de Wamz is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. In november 2003 hebben Provinciale Staten de Nota Erfgoed Deelnota Archeologie 2004-2007 vastgesteld. In deze nota is het provinciale archeologiebeleid vastgelegd. De Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) is hierin opgenomen als belangrijk instrument om ervoor te zorgen dat archeologie een volwaardige plaats krijgt in ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen. De FAMKE bestaan uit twee provinciedekkende advieskaarten; één voor de periode ‘steentijd - vroege bronstijd’ en één voor de periode ‘ijzertijd - middeleeuwen’. De adviezen die voor de verschillende zones in Fryslân gegeven worden, variëren van ‘streven naar behoud’ tot ‘geen nader onderzoek nodig’. Deze adviezen geven aan welke vervolgstappen noodzakelijk zijn om op een verantwoordelijke manier om te gaan met het bodemarchief in een nieuw te maken ruimtelijk plan.
TOETSING EN
De FAMKE geeft voor de periode steentijd - vroege bronstijd aan dat nader on-
UITGANGSPUNTEN VOOR
derzoek op Terschelling voor deze periode niet noodzakelijk is. Voor de perio-
HET BESTEMMINGSPLAN
de ijzertijd - middeleeuwen (zie onderstaande figuur) geldt voor het grootste deel van het plangebied dat karterend onderzoek 1 (oranje gekleurd op het kaartfragment op de volgende bladzijde) noodzakelijk is. De provincie beveelt aan om bij ingrepen van meer dan 500 m² een karterend archeologisch onderzoek uit te laten voeren. De resultaten van het karterend onderzoek kunnen ook uitwijzen dat de voorgenomen ingreep niet bezwaarlijk is, of met welke randvoorwaarden in het plan rekening moet worden gehouden. Omdat het plangebied een bebouwde kom betreft, dient in de onderzoeksstrategie rekening te worden gehouden met recente verstoringen die zich kunnen hebben voorgedaan. Worden er een of meerdere vindplaatsen aangetroffen, dan zal uit nader (waarderend) onderzoek moeten blijken hoe waardevol deze vindplaatsen zijn. De aard van dit waarderend (vervolg)onderzoek hangt af van het type aangetroffen vindplaats. Het gebied rondom de kerk, alsmede een klein perceel aan de Dorpsstraat 52 zijn gebieden waarvan bekend is dat er zich waardevolle archeologische resten uit de middeleeuwen bevinden (rood gekleurd op het kaartfragment op de volgende bladzijde). Voor deze gebieden dient in het bestemmingsplan een aanlegvergunningstelsel te worden opgenomen. In het voorliggende bestemmingsplan is dit middels een dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ vormgegeven.
22
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
Fragment FAMKE ijzertijd – middeleeuwen (bron: provincie Fryslân)
Binnen het plangebied komen een aantal rijksmonumenten voor. Deze zijn
RIJKSMONUMENTEN
middels de Monumentenwet beschermd. Ter illustratie en attentie staan de monumenten op onderstaande figuur weergegeven.
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
23
4.3
Waterparagraaf NORMSTELLING EN BELEID
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de ‘watertoets’ (wettelijk verplicht). De watertoets kan vooral worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het desbetreffende plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.
TOETSING EN
Om de specifieke waterhuishouding van Terschelling in beeld te brengen, is in
UITGANGSPUNTEN VOOR
het kader van het bestemmingsplan Buitengebied (2008) een watersysteem-
HET BESTEMMINGSPLAN
analyse opgesteld. Hieruit blijkt dat de oppervlaktewaterhuishouding geheel wordt gestuurd door neerslag en verdamping en door afvoer via de polder en de duinsloten naar zee. Hierdoor is er ‘s zomers kans op mogelijke watertekorten en kan ’s winters bij ongunstig tij en extreme neerslag wateroverlast ontstaan. Vanwege relatief lage polderpeilen ten opzichte van zeewaterstanden is deze tijdelijke wateroverlastproblematiek op Terschelling eerder en vaker aan de orde dan op de andere Friese eilanden. In de watersysteemanalyse zijn knelpunten gekoppeld aan de functietoekenning van gebieden. De knelpunten liggen in het algemeen vooral op het gebied van hydrologie en waterkwantiteit. Om de knelpunten te kunnen oplossen is uitgegaan van de verwachte situatie in het jaar 2050. De watersysteemanalyse is de basis geweest voor het uitvoeren van een aantal concrete maatregelen om de genoemde wateroverlast, ook in de toekomst, tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. De aanleg van twee gemalen is daarvan een goed voorbeeld. In het kader van dit bestemmingsplan is op 8 januari 2013 advies gevraagd aan Wetterskip Fryslân. Op 21 januari 2013 heeft het Wetterskip een wateradvies uitgebracht. Dit advies is in bijlage 2 bij deze toelichting opgenomen. Het Wetterskip geeft in haar advies aan dat er in het plan vier ontwikkelingen met een ruimtelijke consequentie voorkomen. Dit betreft driemaal de uitbreiding van een kamppeerterrein door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Indien gebruik wordt gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid zal, advies worden ingewonnen bij het Wetterskip. Dit is als voorwaarde in de regels van de betreffende wijzigingsbevoegdheden opgenomen. De vierde ontwikkeling is de realisering van recreatiewoningen op kampeerterrein De Grote Beer. Er zijn in twee bouwmogelijkheden voor een recreatiewoning opgenomen bij recht, conform het vigerende plan. Beide bouwvlakken hebben een oppervlakte van 100 m², dus een totaal van niet meer dan 200 m². Daarnaast is in de regels opgenomen dat de oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief aan- of uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen of aangebouwde
24
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
overkappingen, maximaal 90 m² mag bedragen. Compensatie is hiervoor dan ook niet nodig. Indien van de wijzigingsbevoegdheid gebruik wordt gemaakt, zal advies worden gevraagd aan het Wetterskip. Dit is als voorwaarde opgenomen in de regels van de wijzigingsbevoegdheid.
4.4
Milieuzonering Onder andere vanuit milieuhygiënisch oogpunt vergt bedrijvigheid een goede
NORMSTELLING EN BELEID
afstemming met andere in de omgeving aanwezige functies. Nieuwe ontwikkelingen moeten worden getoetst op hun invloed op de in het plangebied aanwezige bedrijvigheid. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de richtlijnen uit de VNG-uitgave ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009). In het plangebied bevindt zich een aantal bedrijven. In het kader van milieu-
TOETSING EN
zonering moet hier rekening worden gehouden met afstand tot ‘gevoelige
UITGANGSPUNTEN
functies’ als het wonen, waarvoor verschillende richtafstanden gelden. In de
BESTEMMINGSPLAN
concrete situaties kan daar niet altijd aan worden voldaan. Afwijking van de afstanden is mogelijk, mits in de lokale situatie tot een aanvaardbare inpassing kan worden gekomen. Via de Wet Milieubeheer worden nadere maatregelen gesteld. Bovendien mag de dorpskern aangemerkt worden als een ‘gemengd gebied’, een gebied waar meerdere functies naast elkaar voorkomen. Overigens zijn alle bedrijven legaal aanwezig en op grond van hun vergunning of melding in het kader van de Wet milieubeheer acceptabel in de vorm en omvang en op de plek zoals nu aanwezig. Tot slot is het bestemmingsplan gericht op beheer van de bestaande situatie. Daarbij worden geen nieuwe functies toegestaan. In de wijzigingsbevoegdheid voor uitbreiding van de kampeerterreinen is een randvoorwaarde opgenomen dat de uitbreiding niet mag leiden tot onevenredige aantasting van het woon- en leefgenot van omwonenden.
4.5
Bodem Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke
NORMSTELLING EN BELEID
ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In dit bestemmingsplan zijn geen specifieke ontwikkelingen voorzien. Wel wor-
TOETSING EN
den er in de regels mogelijkheden geboden voor verbouw, uitbouwen of ver-
UITGANGSPUNTEN
nieuwing van de bestaande woningen. Deze ontwikkelingen zijn echter derma-
BESTEMMINGSPLAN
te kleinschalig dat nader onderzoek naar de situatie van de bodem op dit moment niet aan de orde is. Voor delen van het plangebied geldt een wijzigingsbevoegdheid die op de verbeelding is aangeduid als “wro-zone”. Op het mo-
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
25
ment dat er gebruik wordt gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid, is nader onderzoek naar de situatie van de bodem aan de orde.
4.6
Geluid NORMSTELLING EN BELEID
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is rond inrichtingen die ‘in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken’ en wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur en spoorwegen, een geluidzone van kracht. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten binnen deze geluidzones, moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de in de wet bepaalde voorkeursgrenswaarde (voor wegverkeerslawaai 48 dB). Indien niet aan deze grenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd.
TOETSING EN
De belangrijkste voertuigbewegingen op Terschelling gaan over de hoofdweg.
UITGANGSPUNTEN
Hiermee is het wegverkeer de belangrijkste veroorzaker van geluidhinder. Uit
BESTEMMINGSPLAN
metingen op de hoofdweg blijkt dat 19% tot 26% uit vrachtverkeer bestaat. Het personenautoverkeer bestaat op de hoofdweg voor 65% uit eilander auto’s en voor 35% uit toeristenverkeer. Op basis van de verkeersintensiteiten blijkt dat zich op Terschelling wel situaties voordoen waarbij de geluidbelasting op de gevel boven de 48 dB is gelegen. Er doen zich echter geen saneringssituaties wegverkeerslawaai voor. De voorkeursgrenswaarde rond de hoofdweg is in beginsel randvoorwaardestellend voor nieuwe invullingen van geluidgevoelige situaties. In het plangebied is ook de verblijfsrecreatie een bron van geluidemissie. Er is echter geen sprake van normoverschrijding op basis van de normen uit de Wet geluidhinder en de Wet Milieubeheer. Daar waar een wijzigingsbevoegdheid geldt die op de verbeelding is aangeduid als “wro-zone” moet, op het moment dat er gebruik wordt gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid, worden beoordeeld of er wordt voldaan aan de eisen uit de Wet geluidhinder.
4.7
Luchtkwaliteit NORMSTELLING EN BELEID
In de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreini-
26
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
ging, zijn op grond van het Besluit ‘niet in betekenende mate’ (nibm) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. In de Rapportage ‘Besluit Luchtkwaliteit 2004’ van de provincie Fryslân is aan-
TOETSING EN
gegeven dat slechts op twee locaties in Fryslân de normen voor zwevende
UITGANGSPUNTEN
deeltjes worden overschreden. Deze locaties bevinden zich niet op Terschel-
BESTEMMINGSPLAN
ling. Daarnaast worden er in dit bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen bij recht toegestaan, die een nadelig effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit.
4.8
Externe veiligheid Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s die ontstaan voor de
NORMSTELLING EN BELEID
omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over ‘externe veiligheid’ om de burger niet onnodig aan te hoge risico’s bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), de Circulaire risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Op Terschelling komen geen bedrijven voor die onder het Besluit Externe Vei-
TOETSING EN
ligheid Inrichtingen (BEVI) vallen. Dat geldt evenmin voor de bedrijven in het
UITGANGSPUNTEN
dorpsgebied van Hoorn en De Duunt. Wat betreft het vervoer van gevaarlijke
BESTEMMINGSPLAN
stoffen over wegen, is er op Terschelling geen sprake van een knelpunt wat betreft externe veiligheid. Het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleiding vindt slechts op één locatie plaats. Van het vaste land naar het eiland loopt een gasleiding, die bij Oosterend op het eiland uitkomt. Rondom deze gasleiding geldt een veiligheidszone die bij nieuwe ontwikkelingen in acht moet worden genomen. Vanuit externe veiligheid zijn er geen beperkingen voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
27
5
P l a n u i t g a n g s p u n t e n
Kortheidshalve wordt verwezen naar bijlage 3 bij deze toelichting, waarin de Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt is opgenomen. Bij het opstellen van het bestemmingsplan is op een aantal punten gebleken dat niet kon worden vastgehouden aan de uitgangspunten zoals die in de Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt waren genoemd. Hierop wordt in het navolgende ingegaan. -
Onder 2.1 is de begrenzing van het plangebied omschreven. Er is daarop één uitzondering gemaakt. Het agrarisch bedrijf aan de Kooiweg is buiten de begrenzing van het plangebied gelaten en opgenomen in het parallel aan het voorliggende bestemmingsplan opgestelde bestemmingsplan Buitengebied Polder. De hoofdopzet was namelijk om alle agrarische bedrijven in het voornoemde plan voor de Terschellinger Polder op te nemen.
-
Onder 2.6 is het op te nemen beleid voor horeca omschreven. Afwijkend (maar overeenkomstig de nieuwe horecanotitie) is de indeling in horecabedrijven zoals die nu in het bestemmingsplan is opgenomen. Daarin is sprake van 4 categorieën (in plaats van drie, zoals in de Nota van Uitgangspunten is benoemd).
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
29
6
J u r i d i s c h e
t o e l i c h t i n g
6.1
Algemeen Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
6.2
Algemene bestemmingen Bij hoge uitzondering kan door middel van een afwijking met een omgevings-
10%-REGELING
vergunning worden toegestaan dat van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% afgeweken wordt. Het gaat dan om incidentele gevallen, waarbij het om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk wordt geacht en aantoonbaar is, dat in geringe mate van de gegeven maten moet worden afgeweken. Het overgangsrecht ziet op bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of
OVERGANGSRECHT
een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu, vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Het huidige gebruik mag worden voortgezet in die zin dat de gronden niet minder geschikt worden voor de verwerkelijking van de nieuwe bestemming. Het overgangsrecht is er namelijk op gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk zullen verdwijnen of dat het gebruik ervan zal worden beëindigd, zodat de situatie overeen zal stemmen met de gegeven bestemming. In beginsel mogen de bouwwerken slechts in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is niet mogelijk om hiermee geheel of in stappen tot een nieuw bouwwerk te komen. Er is wel een mogelijkheid geboden om volledige nieuwbouw te plegen. Dit is
SANERINGSREGELING
bedoeld om grotere bouwwerken te vervangen door een kleiner bouwwerk, waarmee in planologische en landschappelijke zin een winst wordt behaald.
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
31
Alle bebouwing op een perceel dat onder de werking van het overgang-recht valt en dat ooit met een bouwvergunning is geplaatst, mag eenmalig in zijn geheel worden vervangen tot maximaal 70% van de gezamenlijke oppervlakte van die bebouwing. Illegaal aanwezige bouwwerken worden hierbij niet meegerekend, omdat daarmee ooit gepleegde illegale bouw alsnog beloond zou worden met een herbouwrecht. ALGEMEEN
De gemeente Terschelling geeft binnen haar grondgebied ruimte voor het or-
GEBRUIKSVERBOD
ganiseren van evenementen en voorstellingen. Omdat de gemeente mee wil
EVENEMENTEN EN VOORSTELLINGEN
kijken naar de plek, de omvang en invloed op de omgeving, geldt er echter een algemeen gebruiksverbod. Middels een afwijking is het mogelijk om van dit verbod af te wijken. Hiermee kan worden toegestaan om evenementen en voorstellingen te organiseren met een maximum van 6 weken/42 dagen per jaar. De organisator mag deze 6 weken naar keuze invullen; er kan gekozen worden voor een aaneensluitende periode van 6 weken, maar ook voor 12 halve weken of 42 keer één dag.
BEDRIJF/BEDRIJFSWONING
Bedrijfswoningen zijn planologisch onlosmakelijk verbonden aan het bedrijf
EN WONEN/RECREATIE-
ten behoeve waarvan deze zijn gerealiseerd. Een recreatieappartement in een
APPARTEMENT
woning is planologisch onlosmakelijk verbonden met de woning. Kadastrale scheiding of scheiding in eigendom doet daar niets aan af. De regels van de bestemming blijven onverminderd van kracht voor het bestemmingsvlak als geheel.
6.3
Afzonderlijke bestemmingen Hierna volgt een korte omschrijving van de op de verbeelding voorkomende bestemmingen. AGRARISCH
De bestemming ‘Agrarisch’ komt voor in het gebied tussen de hoofdweg enerzijds en de achterwegen aan de noord- en zuidzijde anderzijds. Ook enkele aangrenzende open plekken aan de randen van Hoorn vallen onder deze bestemming. Het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de open polder en het elzensingellandschap is in dit gebied nevengeschikt aan de landbouwkundige functie. Bij de invulling van dit streven zal het Landschapsontwikkelingsplan 2004 leidraad zijn.
AGRARISCH – PAARDENHOUDERIJ
BEDRIJF
In het bestemmingsplan komt één paardenhouderij voor. Deze heeft de bestemming ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ gekregen. Verspreid over het plangebied komt op een aantal locaties bedrijvigheid voor die als zodanig is bestemd. De bedrijven die zijn toegestaan worden in bijlage 2 bij de regels benoemd. Daarnaast zijn nog een tweetal bedrijven toegestaan die niet in deze lijst voorkomen, deze zijn met een aanduiding op de verbeel-
32
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
ding aangegeven. In het plan wordt tevens rekening gehouden met de aanwezige bedrijvigheid in relatie tot hun mogelijke invloed op het woonmilieu. Bij het bedrijf aan de Dorpsstraat 16 is tevens detailhandel en fietsenverhuur toegestaan. Dit is met een aanduiding op de verbeelding weergegeven. Wanneer bij het bedrijf een bedrijfswoning aanwezig is, wordt binnen deze bestemming ruimte geboden voor een wijziging naar de bestemming ‘Wonen’, mocht daaraan behoefte ontstaan. Op het moment dat er van deze bevoegdheid gebruik wordt gemaakt, moet een afzonderlijk wijzigingsplan worden opgesteld. De bospercelen op en langs het terrein van De Duunt en de bospercelen ten
BOS
oosten van het sportveld hebben de bestemming ‘Bos’ gekregen. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de (elzen)singels en (elzen)bosjes. Voor een aantal activiteiten, in de planregels genoemd, is een omgevingsvergunning nodig. Behoud van het karakter van de bospercelen staat voorop. Het onderhoud van de singels en de bosjes, waaronder het verwijderen en herplanten ten behoeve van de instandhouding en/of het herstel van het landschapselement, is toegestaan onder het normale onderhoud en beheer van de gebieden. In het dorp is op een aantal plaatsen detailhandel aanwezig. Aan de Dorpsstraat 56 is een winkel gevestigd (en tevens een fietsenverhuur). Ook op het
DETAILHANDEL
perceel Dorpsstraat 94b is een winkel gevestigd met daarbij een tearoom. De derde winkel is aan de Dorpsstraat 18 gevestigd. De bestemmingsregeling is afgestemd op de aanwezige functie en de hoofdvorm van de panden. De fietsenverhuur en de tearoom zijn als zodanig aangeduid. Alle wezenlijke elementen van openbaar groen hebben deze bestemming ge-
GROEN
kregen. Dit geldt dus niet voor bermen langs wegen en straten. Een oppervlaktecriterium bij de toekenning van deze bestemming is niet gehanteerd. Ook ondergeschikte waterpartijen (zoals sloten) maken deel uit van deze bestemming. Voor speelvoorzieningen is ruimte binnen de voor ‘Groen’ bestemde gronden. In het plangebied zijn verschillende horecabedrijven aanwezig. Op de verbeel-
HORECA
ding is de toegestane horecacategorie aangeduid. Deze indeling is overgenomen uit de Horecanota: -
H1: drank- en maaltijdverstrekking met uitzondering van danscafés/discotheken en logies.
-
H2: danscafés/discotheken.
-
H3: pensions (logies met drank- en maaltijdverstrekking alleen aan eigen gasten).
-
H4: hotels (logies met drank- en maaltijdverstrekking ook aan derden, conform H1).
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
33
Binnen deze bestemming kunnen de bouwvlakken qua situering worden aangepast. Tevens kan het bouwvlak middels een wijzigingsbepaling wordt uitgebreid met maximaal 20%. Een sterkere ontwikkeling is gelet op de aanwezige situatie niet aan de orde. De bestemming kan - indien er sprake is van een geschikte situatie - worden gewijzigd in een woonbestemming. De bestemmingsplanregels bieden tevens ruimte voor het tijdelijk huisvesten van personeel. MAATSCHAPPELIJK
Binnen het plangebied komen een aantal maatschappelijke voorzieningen voor. Hieronder valt ook het binnen het plangebied aanwezige dorpshuis met sportzaaltje. De kerktoren en de begraafplaats zijn aangeduid op de plankaart. Daarnaast zijn ook de bedrijfswoningen aangeduid.
RECREATIE - 1
De kampeerterreinen in het dorp zijn bestemd als ‘Recreatie – 1’. Binnen deze bestemming gaat het primair om een regeling gericht op kampeermiddelen. Bedrijfsbebouwing (sanitaire voorzieningen, ruimte voor kantines, beheergebouwen) is toegestaan tot maximaal 3% van de oppervlakte van het terrein. Verder gelden maximale goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3 en 10 meter, gericht op een kleinschalig karakter (één bouwlaag met kap). De bedrijfswoning is binnen een bouwvlak geregeld.
RECREATIE - 3
Het kampeerterrein De Grote Beer heeft een aparte bestemming, ‘Recreatie – 3’, gekregen. Het verschil met de bestemming ‘Recreatie – 1’ is onder meer dat een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen om de bestemming te wijzigen in de bestemming ‘Recreatie – Recreatiewoningen 2’.
RECREATIE –
Het appartementsgebouw aan de Riezenweg 1 heeft de bestemming ‘Recreatie
APPARTEMENTSGEBOUW
– Appartementsgebouw’ gekregen. Op 26 oktober 2010 is voor dit perceel het bestemmingsplan Hoorn – Riezenweg 1 vastgesteld. De inhoud van dit bestemmingsplan heeft hier als uitgangspunt gediend.
RECREATIE –
De recreatiewoningen die aanwezig zijn aan de noord- en west kant van het
RECREATIEWONINGEN 2
plangebied hebben de bestemming ‘Recreatie – Recreatiewoningen 2’ gekregen. In de bestemmingsregels worden onder andere de bouwregels voor de recreatiewoningen gegeven. Op de verbeelding zijn de bouwvlakken aangegeven waarbinnen een recreatiewoning moet worden gebouwd. Permanente bewoning van recreatiewoningen is niet toegestaan. Alleen de recreatiewoningen die op de verbeelding zijn aangeduid als “specifieke vorm van recreatie - permanente bewoning” mogen worden gebruikt voor permanente bewoning, met dien verstande dat het gebruik van de gronden ten behoeve van permanente bewoning dient te worden beëindigd op het moment dat degenen, die ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan als bewoner van het pand in het GBA stond ingeschreven en destijds 18 jaar of ouder was, het permanente gebruik van de op deze gronden aanwezige woning beëindigt dan wel niet meer onafgebroken heeft voorgezet.
34
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
De sportvelden ten oosten van het dorp zijn bestemd als ‘Sport’. Binnen deze
SPORT
bestemming mogen uitsluitend gebouwen worden gerealiseerd ten dienste van de sportvelden. De ontsluitingswegen in het plangebied vallen onder de bestemming ‘Verkeer’.
VERKEER
Binnen deze bestemming mogen geen bouwwerken worden opgericht. In het westen van het plangebied is een hoofdwatergang bestemd als ‘Water’.
WATER
Hiermee wordt het behoud en de afwaterende functie van dit water vastgelegd. De bestemming ‘Wonen’ geldt voor alle (permanent bewoonde) woningen in
WONEN
het plangebied. De planregels bieden ruimte voor een combinatie met de uitoefening van een vrij beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit. De woningen hebben een maximale goot- en bouwhoogte van 3,5 en 10 meter. In een incidenteel geval is op het erf sprake van een recreatieverblijf. Daar waar dat is toegestaan is op de verbeelding een aanduiding opgenomen. Overeenkomstig de planuitgangspunten is het niet toegestaan om de woning voor recreatieve bewoning te gebruiken, noch mogen de vrijstaande recreatieverblijven als permanente woning worden gebruikt. Met een omgevingsvergunning kan worden toegestaan dat een hoofdgebouw wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits alle woningen een minimale oppervlakte van 75 m² hebben. Voor de woningen kan onder verwijzing naar de planregels het volgende worden opgemerkt. Omvang De woonhuizen zijn conform de bestaande omvang vastgelegd door een bouwvlak op de verbeelding op te nemen. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen Bij ieder woonhuis (hoofdgebouw) mogen aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 40 m². De oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een recreatieverblijf is maximaal 55 m². Op een erf waar één recreatieverblijf aanwezig is, mag bij recht vanuit de bouwregels maximaal 95 m2 worden gebouwd. Met een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan mag tot maximaal 100 m2 aan bijgebouwen e.a. worden gerealiseerd. Dit is een absoluut maximum. De afwijking kan worden toegestaan als aan een aantal ruimtelijke en stedenbouwkundige randvoorwaarden kan worden voldaan. Van belang is daarbij dat gestreefd wordt naar een goede ruimtelijke kwaliteit van de erfbebouwing in relatie tot het bijbehorende woonhuis. De bijgebouwen e.a. moeten ruimtelijk ondergeschikt zijn en qua vormgeving, materiaal en kleur aansluiten bij het woonhuis, zodat er sprake is van een ruimtelijke eenheid. Bovendien moet er sprake zijn van kwaliteit in relatie tot het omliggende gebied, waaronder het open polderlandschap. De beleving van de dorpen vanuit
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
35
de polder mag niet aangetast worden door afwijkende bouw van bijgebouwen e.a. op achtererven. Functies bij wonen Naast de woonfunctie mag onder voorwaarden een beroep of bedrijf aan huis worden uitgeoefend. Daarbij gelden de in de regels opgenomen criteria. Recreatieappartementen Het gebruik van een deel van de woning als recreatieappartementen is toegestaan onder voorwaarde dat de oppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor permanente bewoning minimaal 75 m² moet zijn. Het gebruik van bijgebouwen voor recreatieappartementen is alleen toegestaan waar dat is aangeduid. Ook is het toegestaan een bed & breakfast te exploiteren in een woning. In dat geval mogen er maximaal 4 slaapplaatsen worden gerealiseerd. Recreatieve bewoning woonhuizen Het gebruik van een woning als tweede woning of als recreatiewoning is niet toegestaan. Recreatieve bewoning waarvan het gebruik reeds plaatsvond op 1 juni 1994 en sindsdien onafgebroken en door dezelfde persoon/personen is voortgezet, vormt daarop een uitzondering. Van dit persoonsgebonden overgangsrecht is geen sprake meer indien het recreatieve gebruik wordt beëindigd door inschrijving in het GBA, indien uit gegevens van het Kadaster blijkt dat de gronden met bijbehorende woning in eigendom aan een derde zijn overgedragen, dan wel indien de gronden en woning op andere wijze aan een derde in gebruik zijn gegeven. Aan gedeeltelijk recreatief verhuren van een woning kan het college van Burgemeester en Wethouders onder voorwaarden haar medewerking verlenen. WAARDE – ARCHEOLOGIE
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, naast de andere
(DUBBELBESTEMMING)
voor die gronden aangewezen agrarische bestemming (basisbestemming), bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden. Het betreft het terrein rondom de kerk en een terreintje aan de Dorpsstraat 52. Voor zover de agrarische basisbestemming bouwwerken groter dan 50 m2 toelaat, moeten de archeologische waarden nader worden onderzocht.
36
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
7
U i t v o e r b a a r h e i d
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheids-
aspecten van een bestemmingsplan. In dat verband wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Daarnaast wordt er in dit hoofdstuk ingegaan op grondexploitatie.
7.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan heeft niet als voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegen. Wel is de door de gemeenteraad vastgestelde Nota van uitgangspunten Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt ter inzage gelegd. Deze heeft van 22 november 2012 tot en met 20 december 2012 ter inzage gelegen. Er is een aantal inspraakreacties ingediend. In onderstaande wordt daar nader op in gegaan. De Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt is eveneens als vooroverleg ex artikel 3.1.1. Bro besproken met de provincie Fryslân. De resultaten van dit alternatieve vooroverleg wordt ook in onderstaande besproken. 7 . 1 . 1
Inspraak
Gedurende de inspraakperiode voor de Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt zijn 7 inspraakreacties binnengekomen. In bijlage 4 treft u deze inspraakreacties aan, alsmede per inspraakreactie de gemeentelijke beantwoording daarvan. 7 . 1 . 2
Overleg Provincie Fryslân
Op 10 december 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen een ambtelijke afvaardiging van de provincie en de gemeente Terschelling over de Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt. Hierbij waren aanwezig: -
de heer A. van Dijk, provincie (ruimtelijke plannen);
-
mevrouw M. Kroeze, provincie (ruimtelijke plannen);
-
de heer F. Wagenaar provincie (Nb-wet deskundige);
-
mevrouw M. Oudshoorn, provincie;
-
de heer J. Hellevoort, gemeente Terschelling (projectleider);
-
de heer A. Brouwer, adviseur van de gemeente (ecologie);
-
de heer B. van der Veen, adviseur van de gemeente (planologie).
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
37
De provincie gaf in het gesprek aan dat het gesprek kan worden gezien als het vooroverleg dat in het kader van artikel 3.1.1. Bro gevoerd dient te worden. Tevens diende de bijeenkomst als overleg met het bevoegd gezag voor de Natura 2000-gebieden op en rondom Terschelling, in relatie tot de op te stellen Voortoets Nb-wet. Bestemmingsplan/Nota van Uitgangspunten Een aantal aspecten uit de Nota van Uitgangspunten is besproken. Daarop wordt in onderstaande nader ingegaan. DETAILHANDELSVESTIGINGEN
De provincie twijfelt of natuurwetgeving en –waarden de mogelijkheden voor extra detailhandelsvestigingen zouden belemmeren, zoals nu in de NvU is aangegeven. Wanneer dit niet zo blijkt te zijn, dan acht de provincie een toename van detailhandelsvestigingen in beginsel wel mogelijk in Hoorn, maar dan zou het een maximaal aantal detailhandelsvestigingen moeten worden benoemd in de regels. Vooralsnog houdt de gemeente de lijn vast om geen nieuwe detailhandelsvestigingen in Hoorn toe te staan, zoals in de vastgestelde NvU reeds was aangegeven.
UITBREIDING
In de NvU is aangegeven dat voor een drietal kampeerterreinen uitbreidings-
KAMPEERTERREINEN
mogelijkheden worden voorzien. De provincie geeft aan dat er volgens de Verordening Romte maximaal 200 kampeerplaatsen, dan wel 50 huisjes per kampeerterrein mogelijk gemaakt kunnen worden. Voor een combinatie van kampeermiddelen én huisjes dient een ontheffing te worden aangevraagd bij de provincie. Dit is niet aan de orde voor de uitbreiding van de kampeerterreinen in Hoorn.
BEDDENBOEKHOUDING
Het bestemmingsplan maakt straks mogelijk om meer recreatieappartementen (middels afwijking) toe te staan in Hoorn. In de NvU is aangegeven dat er in de voorwaarden voor die afwijking een passage wordt opgenomen (conform de voorwaarde die ook in de andere recente bestemmingsplannen van de gemeente zit) die aangeeft dat extra appartementen alleen mogelijk zijn, indien het plafond van de beddenboekhouding nog niet is bereikt. De provincie vraagt zich af of de beddenboekhouding niet in de regels van het bestemmingsplan moet worden vertaald. De gemeente geeft aan dat deze regeling in alle nieuwe plannen van de gemeente zit en deze in het bestemmingsplan voor Hoorn wordt overgenomen. Voortoets Voor de Voortoets bleken in hoofdzaak 2 aspecten van belang, te weten de ontwikkelingen in de agrarische sector (die kunnen leiden tot extra ammoniakdepositie, tot verstoring van soorten (met name in de binnenduinrand) en tot mogelijke afname van weidevogelleefgebied en hoogwatervluchtplaatsen) en ontwikkelingen in de recreatieve sector (waarbij het met name gaat om mogelijke verstoring van kritische soorten in de Natura 2000-gebieden.
38
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
Tot slot werd aandacht gevraagd voor effecten van (tijdelijke) bronbemaling. Staande het overleg werd echter al wel geconcludeerd dat voor dat soort activiteiten al een vergunning van de provincie (het bevoegd gezag) nodig is en dat het wellicht overbodig is (en ook niet haalbaar in verband met het vaak tijdelijke karakter van deze werkzaamheden) om hierover in het bestemmingsplan iets te regelen.
7.2
Economische uitvoerbaarheid Het bestemmingsplan Hoorn en De Duunt is onderdeel van een actualiseringtraject voor de dorpen en recreatiegebieden op Terschelling. Binnen het plan worden alleen perceelsgebonden ontwikkelingen voorzien. De kosten hiervan zijn voor rekening van de eigenaren. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid voldoende gewaarborgd. Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening
GRONDEXPLOITATIE
(Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken en kosten voor het bestemmingsplan. Daarnaast hebben gemeenten sturingsmogelijkheden, omdat in het geval van grondexploitatie door derden diverse eisen en regels gesteld kunnen worden. In de Wro is opgenomen dat voor bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, in verband met het kostenverhaal van de gemeente, in beginsel een exploitatieplan vastgesteld moet worden. In dit bestemmingsplan worden geen directe ontwikkelingen mogelijk gemaakt die kunnen worden aangemerkt als bouwplan in de zin van artikel 6.2.1. van het Bro. Daarom is het vaststellen van een grondexploitatieplan op dit moment niet aan de orde. Op het moment dat er gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheden moet de afweging tot het al dan niet vaststellen van een grondexploitatieplan voor de specifieke situatie worden gemaakt en in het op te stellen wijzigingsplan worden vastgelegd.
550.05.05.00.00.toe - Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt - 25 juli 2013
39
B i j l a g e n
B i j l a g e
1 :
V o o r t o e t s
N at uu r r a p po rt best e m mi ngs p l an nen Te r s c he l li ng , B uite nge bi ed Po l de r en Ho or n en De D uu n t
N at uu r r a p po rt best e m mi ngs p l an nen Te r s c he l li ng , B uite nge bi ed Po ld e r e n H oo r n en D e Du un t
Inhoud
Vooronderzoek als bedoeld in de Natuurbeschermingwet 1998 Onderzoek naar beschermde soorten als bedoeld in de Flora- en faunawet Separaat bijgevoegd: Kaartenatlas
10 januari 2013 Projectnummer 550.05.06.00.00.50
I n h o u d s o p g a v e 1
2
Inleiding
5
1.1
Doel
5
1.2
Opzet van het rapport
5
Inventarisatie
7
2.1
Functies in en nabij de plangebieden
7
2.1.1
Bestemmingsplan Buitengebied Polder
7
2.1.2
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
7
2.2
2.3
2.4
3
4
8
2.2.1
Beschermde natuurgebieden
8
2.2.2
Duinen Terschelling
9
2.2.3
Waddenzee
13
2.2.4
Noordzeekustzone
17
2.2.5
Duinen Vlieland en Duinen Ameland
20
2.2.6
Ecologische hoofdstructuur (EHS)
21
2.2.7
Beschermde flora en fauna
23
Agrarische sector
27
2.3.1
Bestaande situatie
27
2.3.2
Autonome ontwikkeling
27
2.3.3
Voornemen
28
Recreatief gebruik
29
2.4.1
30
Waterveiligheid en waterbeheer
Wettelijk kader
31
3.1
Gebiedsbescherming
31
3.2
Soortenbescherming
31
Effecten
33
4.1
Planuitgangspunten
33
4.2
Storingsfactoren
33
4.3
Ontwikkelingen in de agrarische bedrijven
34
4.3.1
Problematiek Ammoniak
34
4.3.2
Uitbreiding bouwpercelen
37
4.4
5
Natuurwaarden
Recreatieve ontwikkelingen
39
4.4.1
Intensivering van de recreatiedruk
39
4.4.2
Fysieke aantasting uitbreiding kampeerterreinen
41
Conclusies en advies
43
5.1
Conclusies
43
5.2
Adviezen voor het bestemmingsplan
44
Bijlagen
550.05.06.00.00.50
1
I n l e i d i n g
1.1
Doel De gemeente Terschelling heeft het voornemen om twee nieuwe bestemmingsplannen op te stellen. Het betreft het bestemmingsplan voor de Terschellinger Polder en voor Hoorn en De Duunt. De bestemmingen kunnen van invloed zijn op beschermde natuur. In dit rapport zijn de resultaten van onderzoek weergegeven naar de mogelijke invloed van de bestemmingen op de beschermde natuurwaarden. Natuurbeschermingswet (Nb -wet) en EHS Op grond van de Nb-wet dient de gemeente te onderzoeken in hoeverre het bestemmingsplan kan leiden tot (significant) negatieve effecten op beschermd Natura 2000-gebied. Indien deze effecten op grond van dat onderzoek (het zogenaamde vooronderzoek) niet met wetenschappelijke zekerheid zijn uit te sluiten, dan moet de gemeente een passende beoordeling opstellen en dientengevolge ook een plan-MER. Dit voorliggende rapport bevat het vooronderzoek als bedoeld in de Natuurbeschermingswet. Tevens dient te worden onderzocht of er effecten te verwachten zijn op de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Indien sprake is van negatieve effecten dient een zwaarwegend maatschappelijk belang te worden aangetoond en moeten negatieve effecten worden gecompenseerd. Flora- en faunawet (Ffw) De Ffw beschermt verschillende diersoorten. Voor het bestemmingsplan is het van belang om te weten of het plan leidt tot een conflict met de Ffw en, als dat het geval zou kunnen zijn, of in dergelijke gevallen een ontheffing van de Ffw kan worden verkregen.
1.2
Opzet van het rapport Het onderzoek is gericht op het volgende: -
Om een goed beeld te krijgen van de mogelijke effecten van het bestemmingsplan, is in hoofdstuk 2 geïnventariseerd welke bestaande functies in het plangebied aanwezig zijn en wat hun kenmerken zijn. Voor de ontwikkeling van deze functies is vooral bepalend wat op grond van de natuurwetgeving is toegestaan.
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
5
-
In hoofdstuk 3 vindt u een beschrijving van het wettelijk kader op grond waarvan beschermde gebieden en beschermde soorten worden beschermd.
-
In hoofdstuk 4 vindt u een overzicht van de uitgangspunten voor het toekomstig ruimtelijk beleid, zoals de gemeente Terschelling dat van plan is te gaan voeren via de bestemmingsplannen Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt en een beschrijving van de effecten die dit beleid op natuurwaarden kan hebben. Daarbij is onderzocht wat de maximale invloed kan zijn van het bestemmingsplan.
-
6
Ten slotte zijn in het laatste hoofdstuk de conclusies opgenomen.
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
2
I n v e n t a r i s a t i e
2.1
Functies in en nabij de plangebieden 2 . 1 . 1
Bestemmingsplan Buitengebied Polder
Het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied Polder bestaat globaal gezien uit de centraal op het eiland gelegen polder, met uitzondering van de daarin gelegen dorpen en verblijfsrecreatiegebieden (waarvoor afzonderlijke bestemmingsplannen zijn of worden opgesteld). De noordelijke plangrens wordt gevormd door de Duinweg (fietspad) en de zuidelijke plangrens door de waddenzeedijk. Binnen het plangebied bevinden zich vier belangrijke functies: -
De agrarische functie: binnen de Terschellinger polder zijn 24 agrarische bedrijven actief. Het betreft in alle gevallen rundmelkveehouderijbedrijven. De bedrijven worden gecombineerd met ondergeschikte verblijfsrecreatieve en dagrecreatieve functies.
-
De woonfunctie: binnen het plangebied zijn 12 reguliere woningen gesitueerd.
-
De recreatiefunctie: binnen het plangebied zijn twee recreatiewoningen, een recreatieverblijf en twee campings gesitueerd.
-
De waterveiligheidsfunctie, die vooral betrekking heeft op de dijk langs de Waddenzee.
Verder bevindt zich nog een veelheid van andere functies in het plangebied, zoals bijvoorbeeld een manege, sportvelden, een begraafplaats en een helihaven. 2 . 1 . 2
Bestemmingsplan Hoorn en De
Duunt
Het plangebied van het bestemmingsplan Hoorn en De Duunt bestaat uit het dorp Hoorn en het recreatiegebied De Duunt. De binnen het dorp gelegen agrarische bedrijven zijn buiten deze begrenzing gelaten en vallen binnen het plangebied van het nieuw op te stellen bestemmingsplan Buitengebied Polder. Binnen dit plangebied bevinden zich de volgende functies: -
De woonfunctie.
-
De recreatiefunctie.
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
7
2.2
Natuurwaarden 2 . 2 . 1
Beschermde natuurgebieden
In het kader van de Nb-wet zijn Natura 2000-gebieden en natuurmonumenten aangewezen. De voor het bestemmingsplangebied relevante Natura 2000-gebieden bestaan uit de Natura 2000-gebieden die als gevolg van ruimtelijk beleid in het kader van de op te stellen bestemmingsplannen Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt beïnvloed zouden kunnen worden. Aansluitend aan het plangebied liggen de volgende Natura 2000-gebieden: -
Duinen Terschelling.
-
Waddenzee.
-
Noordzeekustzone.
Bovenstaande gebieden zijn op 26 februari 2009 definitief aangewezen door het Ministerie van EL&I. Op grotere afstanden liggen de Natura 2000-gebieden Duinen Ameland (17 kilometer) en Duinen Vlieland (circa 14 kilometer). Ook deze gebieden zouden middels depositie van verzurende en vermestende stoffen negatief beïnvloed kunnen worden. Omdat het bij de laatste twee gebieden uitsluitend om externe werking gaat, worden deze gebieden slechts summier behandeld. Natuurmonumenten De genoemde Natura 2000-gebieden zijn tevens deels aangewezen als beschermd natuurmonument.
8
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
Figuur 1 2 . 2 . 2
Duinen
Terschelling
Duinen Terschelling is op 24 maart 2000 aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Sinds de inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet op 1 oktober 2005, wordt het gebied als Natura 2000-gebied aangemerkt. Het gebied is op 26 februari 2009 door de minister van LNV (nu EL&I) definitief aangewezen als Natura 2000-gebied. De duinen van Terschelling behoren - samen met die van Vlieland - tot de kalkarmste gebieden van ons land. Deze kalkarmoede weerspiegelt zich in een wijd verbreid voorkomen van heidebegroeiingen en duingraslanden met Buntgras (Corynephorus canescens), de laatste rijk aan korstmossen. Daartussen liggen valleien met een scala aan levensgemeenschappen, van open water tot Knopbiesbegroeiingen en berkenbossen. De jongere en meer kalkrijke duinen aan de westkant van het eiland, op de Noordvaarder, herbergen een grote groeiplaats van de groenknolorchis (Liparis loeselii). Aan de zuidkant hiervan ligt een groen strand, rijk aan gradiënten en dienovereenkomstig aan gemeenschappen. De diversiteit aan habitattypen gaat gepaard met een aanzienlijke vogelrijkdom. In de embryonale duinen broeden onder meer strandplevier en bontbekplevier, in de oudere duinen blauwe kiekendief, velduil en tapuit, en in de valleien met duinplassen dodaars, bruine kiekendief, paapje en rietzanger.
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
9
In onderstaande tabel zijn de habitattypen en soorten aangegeven waarvoor het gebied is aangewezen. Tabel 1. Doelstellingen van he Natura 2000-gebied Duinen Terschelling
10
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
11
Kernopgaven De belangrijkste doelstelling voor het Natura 2000-gebied zijn: -
Grijze duinen: Uitbreiding en herstel kwaliteit van grijze duinen *H2130, ook als habitat van tapuit A277, velduil A222 en blauwe kiekendief A082, door tegengaan vergrassing en verstruweling.
-
Open vochtige duinvalleien, inclusief vochtige duinbossen: Behoud oppervlakte en herstel kwaliteit van vochtige duinvalleien (kalkrijk) H2190_B. Behoud vochtige duinvalleien H2190 als habitat van roerdomp A021, lepelaar A034, blauwe kiekendief A082, velduil A222, noordse woelmuis *H1340, nauwe korfslak H1014 en groenknolorchis H1903 (vergroting oppervlakte is vrijwel overal gedaan). Meer ruimte voor duinbossen (vochtig) H2180_B.
-
Graslanden: Ontwikkeling heischrale graslanden *H6230, grijze duinen (heischraal) H2130_C en blauwgraslanden H6410 op kansrijke locaties.
-
Gradiënt binnenduinrand: Herstel hydrologie/vochtgradiënt duinbossen (binnenduinrand) H2180_C, heischrale graslanden *H6230 en blauwgraslanden H6410.
In algemene zin dient er ruimte te zijn voor natuurlijke verstuiving: witte duinen H2120 en embryonale duinen H2110, onder meer van belang als habitat voor kleine mantelmeeuw A183, dwergstern A195, bontbekplevier A137 en strandplevier A138. Aandacht voor samenhangend landschap met aantal gradienten en mozaïeken door versterken van noord-zuidgradiënt en samenhang daarbinnen, herstel gradiënt van zeereep-binnenduinrand: droog-nat, meer of minder wind, meer of minder zout, jong-oud, 3) behoud en herstel van mozaieken: open-dicht, hoog-laag, behoud en herstel van rust en donker voor fauna en het versterken samenhang met Noordzee, Wadden en Delta én met Meren en Moerassen.
12
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
2 . 2 . 3
Waddenzee
De Waddenzee is op 8 november 1991 aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Sinds de inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet op 1 oktober 2005, wordt het gebied als Natura 2000-gebied aangemerkt. Het gebied is op 26 februari 2009 door de minister van LNV (nu EL&I) definitief aangewezen als Natura 2000-gebied. De Waddenzee bestaat uit een complex van diepe geulen en ondiep water met zand- en slibbanken waarvan grote delen bij eb droog vallen. Deze banken worden doorsneden door een fijn vertakt stelsel van geulen. Langs het vasteland en de eilanden liggen verspreid kweldergebieden, die door grote verschillen in vocht- en zoutgehalte bijdragen aan een zeer diverse flora en vegetatie. Enkele voorbeelden hiervan zijn de Boschplaat op Terschelling en Neerlands Reid op Ameland, waar op de overgang naar het duingebied bijzondere kweldervegetaties aanwezig zijn. Er is een nagenoeg ongestoorde hydrodynamiek en geomorfologie aanwezig, waarin natuurlijke processen zorgen voor instandhouding en ontwikkeling van karakteristieke ecotopen en habitats en de grenzen van land en water voortdurend wijzigen. Uit het Aanwijzingsbesluit Waddenzee blijkt waaruit de natuurwaarden bestaan en wat de staat van instandhouding is. Hieronder is deze verkort weergegeven. Kernopgaven -
Overstroomde zandbanken & biogene structuren: Verbetering kwaliteit permanent overstroomde zandbanken (getijdengebied) H1110_A o.a. met biogene structuren met mossels. Tevens van belang als leefgebied voor eider A063 en zwarte zee-eend A065 en als kraamkamer voor vis.
-
Zoet-zout overgangen Waddengebied: Herstel zoet-zoutovergangen (bijvoorbeeld via spuiregime en vistrappen) i.h.b. visintrek Afsluitdijk, Westerwoldse Aa en Lauwersmeer/Reitdiep in relatie tot Drentse Aa (rivierprik H1099).
-
Achterland fint: Behoud van verbinding met Schelde en Eems ten behoeve van paaifunctie voor fint H1103 in België en Duitsland.
-
Diversiteit getijdenplaten: Verbetering kwaliteit slik- en zandplaten (getijdengebied) H1140_A ten behoeve van vergroting biodiversiteit.
-
Rust- en foerageergebieden: Behoud slikken en platen voor rustende en foeragerende niet-broedvogels zoals voor bonte strandloper A149, rosse grutto A157, scholekster A130, kanoet A143, steenloper A169 en eider A063 en rustgebieden voor gewone zeehond H1365 en grijze zeehond H1364.
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
13
-
Voortplantingshabitat: Behoud ongestoorde rustplaatsen en optimaal voortplantingshabitat (waaronder embryonale duinen H2110) voor bontbekplevier A137, strandplevier A138, kluut A132, grote stern A191 en dwergstern A195, visdief A193 en grijze zeehond H1364.
-
Diversiteit schorren en kwelders: Behoud (Waddenzee) en herstel (Delta) van schorren en zilte graslanden (buitendijks) H1330_A met alle successiestadia, zoet-zoutovergangen, verscheidenheid in substraat en getijregime en mede als hoogwatervluchtplaats.
In algemene zin is er voor dit gebied een opgave voor landschappelijke samenhang en interne compleetheid (Noordzee, Waddenzee en Delta). Behoud of herstel ruimtelijke samenhang diep water, kreken, geulen, ondiep water, platen, kwelders of schorren, stranden en bijbehorende sedimentatie- en erosieprocessen. Behoud openheid, rust en donkerte. Voor vogels betekent dit voldoende rust en ruimte om te foerageren en voldoende rustige hoogwatervluchtplaatsen op korte afstand van foerageergebieden in het intergetijdengebied. In onderstaande tabel zijn alle doelstellingen voor het Natura 2000-gebied Waddenzee beschreven. Tabel 2. Doelstellingen van he Natura 2000-gebied Waddenzee. Voor legenda zie tabel 1.
14
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
15
16
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
2 . 2 . 4
Noordzeekustzone
De Noordzeekustzone is op 24 maart 2000 aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Sinds de inwerkingtreding van de Natuurbeschermingswet op 1 oktober 2005, wordt het gebied als Natura 2000-gebied aangemerkt. Het gebied is op 26 februari 2009 door de minister van LNV (nu EL&I) definitief aangewezen als Natura 2000-gebied. Op 13 april 2010 heeft de minister een ontwerpwijzigingsbesluit gepubliceerd voor de Noordzeekustzone. Dit besluit is definitief vastgesteld door de staatssecretaris op 30 december 2010. Het zandige kustgebied langs de Noordzee bestaat uit kustwateren, ondiepten, enkele zandbanken (onder andere Noorderhaaks) en de stranden van noordelijk Noord-Holland en de Waddeneilanden. Permanent met zeewater overstroomde zandbanken komen met name voor in de buitendelta’s van de zeegaten tussen de Waddeneilanden. Uit het Aanwijzingsbesluit Noordzeekustzone blijkt waaruit de natuurwaarden bestaan en wat de staat van instandhouding is. Hieronder is deze verkort weergegeven. Kernopgaven -
Overstroomde zandbanken: Behoud zee-ecosysteem met permanent overstroomde zandbanken (Noordzeekustzone) H1110_B, als habitat voor zwarte zee-eend A065, roodkeelduiker A001, topper A062 en eider A063, met bodems van verschillende ouderdom en meer natuurlijke opbouw van vispopulaties.
-
Zeezoogdieren: Verbetering kwaliteit leefgebied zeezoogdieren.
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
17
-
Rust- en foerageergebieden: Behoud slikken en platen voor rustende en foeragerende niet-broedvogels, zoals voor bonte strandloper A149, rosse grutto A157, scholekster A130, kanoet A143, steenloper A169 en eider A063 en rustgebieden voor gewone zeehond H1365 en grijze zeehond H1364.
-
Voortplantingshabitat: Behoud ongestoorde rustplaatsen en optimaal voortplantingshabitat (waaronder embryonale duinen H2110) voor bontbekplevier A137, strandplevier A138, kluut A132, grote stern A191 en dwergstern A195, visdief A193 en grijze zeehond H1364.
In algemene zin is er een opgave voor landschappelijke samenhang en interne compleetheid (Noordzee, Waddenzee en Delta). Behoud of herstel ruimtelijke samenhang diep water, kreken, geulen, ondiep water, platen, kwelders of schorren, stranden en bijbehorende sedimentatie- en erosieprocessen. Behoud openheid, rust en donkerte. Voor vogels betekent dit voldoende rust en ruimte om te foerageren en voldoende rustige hoogwatervluchtplaatsen op korte afstand van foerageergebieden in het intergetijdengebied. In onderstaande tabel worden de volledige doelstellingen weergegeven. Tabel 3. Doelstellingen van het Natura 2000-gebied Noordzeekust. Voor legenda zie tabel 1.
18
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
19
2 . 2 . 5
Duinen
Vlieland
en Duinen Ameland
Duinen Vlieland en Duinen Ameland zijn twee Natura 2000-gebieden die op grotere afstand van het plangebied zijn gelegen, namelijk op 14 respectievelijk 18 kilometer. De habitattypen van beide gebieden overlappen grotendeels met het Natura 2000-gebied Duinen Terschelling. Om deze redenen worden beide gebieden slechts kort beschreven. Vlieland is een van de kleinere eilanden in ons deel van de Waddenzee, maar het heeft wel een relatief gaaf duingebied, mede omdat slechts een klein deel van het eiland is ingepolderd. De droge duinen zijn relatief kalkarm, wat zich uit in korstmosrijke duingraslanden en fraaie heidebegroeiingen. Van bijzonder belang zijn de Kroonspolders, een reeks van bedijkte valleien met goed ontwikkelde valleivegetatie, en de Vliehors, een uitgestrekte strandvlakte met pionierduinen, jonge kwelders en valleitjes met groenknolorchis (Liparis loeselii). De Kroonspolders op Vlieland geven de naam aan een reeks achterduinse strandvlakten die ooit zijn bedijkt met het oog op de uitbreiding van het areaal aan landbouwgrond. De functie hebben ze slechts kort bekleed en momenteel behoren ze tot de beste voorbeelden van kalkrijke duinvalleien in ons land.
20
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
Duinen Ameland wordt landschappelijk gekenmerkt door een uitgestrekt duingebied dat zich over de gehele lengte van het eiland uitstrekt. In het oosten en in de noordwesthoek groeit het eiland aan, ter hoogte van Nes en Buren vindt kustafslag plaats. Het gebied heeft een grote diversiteit aan milieutypen als gevolg van de grote variatie in nat versus droog, zoet versus zout en kalkhoudend versus kalkarm. In het oosten zijn de duinen relatief kalkrijk en is de verstuivingsdynamiek hoog, waardoor de hier gelegen Kooiduinen en Oerderduinen soortenrijk zijn. In het westen liggen heideterreinen, in de Lange Duinen laagveenmoeras en bij Hollum korstmosrijke, oude duinkoppen. In de binnenduinrand is een relatief groot areaal aan natte duinheiden aanwezig met kraaihei en dophei. Het gebied omvat ook een paar kleine boscomplexen die bestaan uit aangeplant naald- en loofbos en spontaan ontstaan jong bos. 2 . 2 . 6
Ecologische hoofdstructuur
Figuur 2. EHS, Natuurdoeltypen, Terschelling
(EHS)
Weidevogelgebied en Botanisch waardevol grasland op
Terschelling maakt geheel onderdeel uit van de EHS (Uitgezonderd de dorpskernen en recreatieterreinen. Het plangebied bestaat grotendeels uit beheersgebied, waar boeren op vrijwillige basis overeenkomsten af kunnen sluiten voor weidevogelgraslanden dan wel graslanden met botanische waarden. Het grootste deel van het poldergebied is in het natuurbeheerplan aangeduid als
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
21
weidevogelgebied, een kleiner deel als graslanden met botanische waarden (zie figuur 2). Overigens is in het Ontwerp Natuurbeheerplan 2013 het poldergebied niet meer aangewezen als weidevogelgebied. Graslanden De polder van Terschelling is van oorsprong een kwelder, waaromheen een zeedijk is aangelegd. Aan de noordkant van de open polder zijn de weilanden omrand met elzensingels. Voor veel vogelsoorten is de polder van grote betekenis. Op de oude strandwal liggen de dorpen. Veeteelt is verreweg de belangrijkste bron van inkomsten voor de Terschellinger boeren. Zoals gezegd zijn graslanden deels aangewezen als graslanden met botanische waarden en deels als weidevogelgebied. Overigens gaat dit ook in veel gevallen goed samen: het streven naar bloem- en kruidenrijk grasland dient om een voedselrijke situatie te creëren voor weidevogelkuikens in de vorm van bloemrijke graslanden die een grote aantrekkingskracht hebben op insecten. Deze percelen kennen een lage bemestingsgraad en een rustperiode wat betreft maaien en dergelijke. Het weidevogelbeheer op Terschelling is succesvol. In 2009 werden 30 paren grutto, 20 paren tureluur en 23 paren graspieper aanwezig. De trend voor kritische soorten als grutto en tureluur is de laatste jaren licht stijgend. Overigens nemen minder kritische soorten als scholekster en kievit iets af (bron: Persbureau ‘t Wakend oog, 2010). Kooibosjes De Kooibosjes liggen op de overgang van de polder naar de binnenduinrand ter hoogte van Hee. Vroeger lag op deze plek een eendenkooi. Het landschap bestaat uit een aantal elzensingels met daartussen kleine bloemrijke hooilandjes. In deze weilandjes bloeien in juni en juli in zeer hoge dichtheden onder andere de gevlekte orchis. De elzenbosjes werden vroeger gebruikt als hakhoutbosjes, waardoor de bloemrijke graslandjes zijn ontstaan.
Figuur 3 en 4. De kooibosjes en de gevlekte orchis
22
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
In de polders liggen nog circa drie oude eendenkooien. Ze bestaan veelal uit een rechthoekige open plas met in de hoeken de vangpijpen voor het vangen van eenden. Vanwege de oude loofhoutbosjes rondom de plas vormen ze een sterk contrasterend biotoop ten opzichte van het omringende open weidegebied. Vanwege het oude loofhout bezitten ze een rijke broedvogelpopulatie met soorten als boomklever, grote bonte specht en fluiter. Ook roofvogels als buizerd en sperwer kunnen in deze bosjes tot broeden komen.
Figuur 5. Eendenkooi bij Formerum
Poldersloten De poldersloten zijn onder meer van belang voor vissen als driedoornige stekelbaars en glasaal (jonge paling). Er wordt veel gefoerageerd door lepelaars op stekelbaars. De bredere sloten zijn van belang voor eenden als wilde eend, kuifeend, krakeend en slobeend. De slootoevers bezitten doorgaans een gevarieerde oevervegetatie met onder meer riet, wolfspoot en zwanenbloem. 2 . 2 . 7
Beschermde flora en fauna
Vaatplanten Zoals uit bijlage 2 blijkt, komen op Terschelling tenminste 12 soorten orchideeën voor. De meeste soorten groeien echter in de schrale, vochtige duinvalleien en bossen. De dennenorchis en kleine keverorchis worden in vochtige bossen aangetroffen. In de duinvalleien en bloemrijke duingraslanden kom je weer hele andere soorten tegen, zoals de vleeskleurige en gevlekte orchis. De stuivende en kalkrijkere duinen zorgen er ook voor dat de groenknolorchis zich hier thuis voelt.
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
23
Gevlekte orchis en rietorchis komen echter op veel meer plaatsen voor, waaronder ook in het plangebied zoals in de reeds eerder beschreven Kooibosjes, maar ook daarbuiten. Ze kunnen worden aangetroffen in halfnatuurlijke graslanden en hooilanden langs de binnenduinrand en langs schrale wegbermen. De rietorchis wordt incidenteel aangetroffen ten westen van Midsland. Op willekeurige kavels met een botanisch rijke hooilandvegetatie is de aanwezigheid van deze soorten dan ook niet uit te sluiten. Gewone dotterbloem en zwanenbloem (beide tabel 1-soorten) kunnen langs de oevers van sloten worden aangetroffen. In sloten die niet te sterk zijn dichtgegroeid met oeverplanten komt de zwanenbloem (tabel 1) veelvuldig voor. De populatie in de Terschellinger polder is groot en vitaal. Waterdrieblad is uitsluitend bekend uit de Kooibosjes en van een groeiplaats ten oosten van Tjermelân (Oosterend). De laatste locatie ligt buiten het plangebied. De gewone dotterbloem komt op uitgebreide schaal voor in het gebied tussen Hee en Midsland en op kleinere schaal in de omgeving van Tjermelân. Gewone vogelmelk (tabel 1) komt verspreid voor in vochtige bosjes en langs schaduwrijke slootoevers.
Figuur 6. Klein glaskruid
Klein glaskruid (tabel 2) kan in het plangebied aangetroffen worden in oude dorpskernen of op muurtjes van oude bebouwing in het buitengebied.
24
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
Het voorkomen van de andere in bijlage 2 genoemde beschermde planten is op grond van biotoopkenmerken niet waarschijnlijk. Vogels Zoals bij de behandeling van de EHS reeds is beschreven, hebben de graslanden een grote waarde voor weidevogels en de bosjes rond de eendenkooien voor zangvogels. Alle vogels zijn op grond van de Flora- en Faunawet streng beschermd. Ook in de winterperiode is de polder voor vogels van belang. In de winterperiode en/of trektijd vormen de polders rust-of foerageergebied voor grote groepen brandganzen en steltlopers als kievit, wulp, rosse grutto en goudplevier. In figuur 7 zijn de slaapplaatsen voor rosse grutto weergegeven.
Figuur 7. Verspreiding van de rosse grutto op Terschelling; weergegeven zijn maandgemiddelden van de jaren 98/99 - 2008/2009 (bron: Wiersma & Van Roomen, 2009)
Voor vogels geldt dat vooral de nesten in de broedtijd beschermd zijn. Daarnaast zijn er vogels waarvan de nestplaats jaarrond beschermd is. In het plangebied kunnen jaarrond beschermde nestplaatsen worden verwacht van kerkuil, gierzwaluw en huismus in het bebouwd gebied. Daarbij is kerkuil incidenteel te verwachten in oude boerenschuren. Gierzwaluw en vooral huismus kunnen ook in kleinschaligere bebouwing van woonhuizen aangetroffen worden. In de bosjes rond eendenkooien en andere kleine bosjes in het buitengebied kunnen jaarrond beschermde nestplaatsen worden aangetroffen van roofvogels en uilen, zoals buizerd, torenvalk en ransuil.
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
25
Zoogdieren Op Terschelling komen onder meer egel, dwergspitsmuis, haas, konijn, rosse woelmuis, veldmuis, dwergmuis, bosmuis, huismuis en ree voor. Deze soorten zijn licht beschermd volgens de Flora- en faunawet (categorie 1) en bij ruimtelijke ontwikkelingen geldt hiervoor een vrijstelling. Op het aangrenzende deel van de Waddenzee komen gewone en grijze zeehond voor. De grijze zeehond is middelzwaar, de gewone zeehond zwaar beschermd. Gezien de openheid van de polders, lijkt het plangebied deels geen geschikt leefgebied voor vleermuizen. Het kleinschalige gebied rond de binnenduinrand en rond de bebouwingskernen is dat echter wel. Laatvlieger, rosse vleermuis, gewone dwergvleermuis en de ruige dwergvleermuis kunnen zeker in het plangebied worden verwacht. De oude agrarische en woonbebouwing van de kernen en daarbuiten bieden veel mogelijkheden voor verblijfplaatsen voor laatvlieger en gewone dwergvleermuis. Rosse vleermuis en ruige dwergvleermuis hebben verblijfplaatsen in oudere bomen. Gezien de relatief oude bebouwing van Terschelling mag verwacht worden dat vleermuizen op grote schaal rond bebouwing en de dorpen voor zullen komen. De foerageergebieden zullen met name rond de bebouwingskernen en langs de binnenduinrand gelegen zijn. Alle vleermuizen zijn streng beschermd binnen de Flora- en Faunawet. Amfibieën en reptielen In het plangebied kunnen in ieder geval drie soorten amfibieën verwacht worden: bruine kikker, kleine watersalamander en rugstreeppad (Van Delft & De Bruin, 2010). De eerste twee zijn licht beschermd; de rugstreeppad is een zwaar beschermde soort volgens de Flora- en faunawet (categorie 3). De rugstreeppad heeft in natte duinvalleien in de duinen van Terschelling uitgebreide populaties. De soort prefereert ondiep open water, met weinig vegetatieontwikkeling, en komt in grote aantallen voor in valleien die recent door plagactiviteiten zijn opgeschoond. In het poldergebied van Terschelling komen op kleine schaal populaties voor (Zumkehr, 2011). Ondiepe poelen en sloten worden gebruikt voor het afzetten van eitjes. De meeste poldersloten zijn voor de rugstreeppad weinig geschikt, daar de oevervegetatie te sterk is ontwikkeld. Een ander probleem is dat de populatie in ondiepe sloten in droge jaren verdwijnt, daar de sloten dan drooggevallen zijn. De rugstreeppad is een pionier, die tijdelijk gunstige omstandigheden maximaal kan benutten. De streng beschermde zandhagedis wordt alleen in de duinen buiten het plangebied aangetroffen. Dit geldt in hoofdzaak ook voor middelzwaar beschermde levendbarende hagedis, hoewel deze soort iets minder kritisch is. Zwervende exemplaren kunnen incidenteel ook in ruige graslandjes binnen het plangebied, langs de binnenduinrand, aangetroffen worden.
26
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
Vissen Van de beschermde vissoorten komt alleen glasaal (jonge paling) in de poldersloten voor. De overige in bijlage 2 genoemde soorten leven buitendijks. Ongewervelde dieren Geschikt leefgebied voor dagvlinders is binnen het onderzoeksgebied slechts beperkt aanwezig in bloemrijke graslanden, bosrandjes en slootoevers. Voorkomende soorten in en rond de polder zijn onder meer: bruin zandoogje, groot dikkopje, bont zandoogje, groot koolwitje, klein geaderd witje, klein koolwitje, zwartsprietdikkopje, atalanta, distelvlinder, dagpauwoog, citroenvlinder, hooibeestje, boomblauwtje, landkaartje en koevinkje (Zumkehr, 2011). Als enige beschermde soort is volgens de Quick-scanhulp het heideblauwtje aangetroffen. Vermoedelijk is de soort buiten het plangebied in de duinen gesignaleerd.
2.3
Agrarische sector 2 . 3 . 1
Bestaande situatie
Binnen het plangebied zijn 24 agrarische bedrijven actief. Het gaat in vrijwel alle gevallen om melkrundveehouderijbedrijven. Op kleine schaal worden enkele kippen en geiten gehouden. Naast een lichte stijging van het aantal koeien is een sterke stijging van de hoeveelheid schapen waar te nemen. Veel agrarische bedrijven hebben naast hun melkveehouderijactiviteiten ook een toeristisch-recreatieve neventak. Daarbij gaat het om kamperen bij de boer en kampeerboerderijfaciliteiten. Tabel 4 (bron: gemeente Terschelling) Landbouw 2000
2012
Aantal agrarische bedrijven
23
24
Stuks melkvee
711
868
Stuks jongvee
522
699
Stuks schapen
24
842
Stuks geiten
102
9
Stuks kippen
85
33
2 . 3 . 2
Autonome ontwikkeling
De ontwikkeling van de agrarische sector is sterk afhankelijk van de marktomstandigheden, beschikbaar areaal, regelgeving, technische ontwikkelingen en mogelijkheden die op grond van het bestemmingsplan worden geboden.
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
27
Voor de landbouw is van belang dat het grondareaal binnen het eiland beperkt is. Groei daarvan mag niet worden verwacht. Een aantal agrarische bedrijven gebruikt grond op de vaste wal ter aanvulling van het areaal op het eiland. Het is goed mogelijk dat dit “buitenplanse” areaal verder wordt uitgebreid. BESLUIT HUISVESTING
Bedrijven moeten in 2013 voldoen aan het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij. Het besluit huisvesting is vanaf 1 april 2008 van kracht en geeft invulling aan het algemene emissiebeleid voor heel Nederland. Het besluit bepaalt dat dierenverblijven, waar emissiearme huisvestingssystemen voor beschikbaar zijn, op den duur emissiearm moeten zijn uitgevoerd. Hiertoe bevat het besluit maximale emissiewaarden. Daarnaast is het mogelijk om te salderen binnen één bedrijf (intern salderen). Dat wil zeggen dat de oudere stalsystemen (met een hogere emissie) in gebruik mogen blijven wanneer een nieuwe stal (op hetzelfde bedrijf) een veel lagere emissie heeft. Niet alle stallen op het bedrijf hoeven dus een emissiefactor te hebben die lager of gelijk is dan de norm uit het Besluit huisvesting. Het besluit leidt ertoe dat in 2013 de normen voor alle veestallen worden aangescherpt, waardoor de emissie per dierplaats lager wordt.
MELKQUOTERING
Verder is van belang dat de melkquotering per 2015 wordt beëindigd. Dit betekent dat agrarische bedrijven zonder de beperking van een melkquotum melk mogen produceren. Het voortbrengend vermogen van het bedrijf en de melkprijs zijn dan meer van belang voor de ontwikkeling van de melkproductie dan de regelgeving op grond van de melkquotering. Uit het onderzoek van Silvis, H.J. e.a. (De agrarische sector in Nederland naar 2020: Perspectieven en onzekerheden, Rapport 2009-021, LEI Wageningen UR, Den Haag, 2009) blijkt dat als gevolg hiervan de hoeveelheid melkvee vermoedelijk zal worden uitgebreid met 2%. Dit betekent dat de hoeveelheid melk vanaf 2015 ook met 2% zal toenemen. 2 . 3 . 3
Voornemen
Het nieuwe bestemmingsplan is gericht op consolidatie van het bestaande beleid. Het zal zich beperken tot de (her)bestemming van de reeds aanwezige agrarische bedrijven. Er zijn geen nieuwe bedrijven voorzien, de uitbreidingsruimte is zeer beperkt. Ten opzichte van de huidige situatie zijn de bouwvlakken met 0,2 tot 0,4 ha vergroot. De bouwpercelen zijn met circa 0,5 ha vergroot. De bebouwing moet binnen het bouwvlak worden gebouwd, (mest)silo’s moeten binnen het bouwperceel worden gebouwd. Een belangrijk verschil met het (vernietigde) bestemmingsplan Buitengebied uit 2008, is dat de bouwpercelen niet meer de weg oversteken (voor zover daar nu nog geen sprake van is) en dus compacter rond de bestaande bebouwing zijn gesitueerd. Bovendien mogen er geen nieuwe stallen worden gebouwd voor vee. Dat betekent dus dat wat betreft de veestapel de bestaande situatie wordt bevroren. Dat betekent dat het bestemmingsplan niet kan leiden tot een toename van de ammoniakemissie.
28
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
2.4
Recreatief gebruik Bezoekers Jaarlijks overnachten op Terschelling circa 1,6 miljoen bezoekers (bron: gemeente Terschelling). In het begin van de jaren tachtig heeft het Rijk besloten dat de toeristische ontwikkeling op de Waddeneilanden gestabiliseerd dient te worden. Vanaf 1999 houdt Terschelling de ontwikkeling van het aantal bedden bij. Met Rijk en provincie is afgesproken dat het maximale aantal slaapplaatsen 21.619 bedden bedraagt. Het huidige aantal bedden bedraagt 20.474. (per 1 januari 2012). Er zijn op Terschelling dus nog zo’n 792 bedden te realiseren. Procentueel nog te verwachten in het plangebied is dit nog circa 86 bedden. Tabel 5. Aantal bedden op Terschelling per categorie
Het gemeentelijk beleid streeft naar seizoensverlenging, maar ondanks dat haalt maar een heel klein deel van de accommodaties een jaarrond bezetting. Op basis van onder andere TROM-onderzoeken is het aantal overnachtingen inclusief verblijfsduur inzichtelijk gemaakt. Dit is uitgezet in onderstaande grafiek.
Figuur 8.
Vanaf 2009 is er sprake van een verdere lichte daling.
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
29
Kampeerterreinen In de campingsector wordt voor de beddenboekhouding uitgegaan van normen die vroeger in de kampeervergunning waren opgenomen (50 caravans, 60 tenten en 100 jeugdtenten per ha). Voor het aantal personen per kampeermiddel worden de volgende normen gehanteerd: -
4 personen in een kampeermiddel op een jaarstandplaats;
-
3,4 personen op een toeristische gezinsstandplaats;
-
2 personen in een kampeermiddel op een jeugdcamping.
Over het algemeen worden deze normen niet gehaald en kiezen bedrijven voor ruimere normen en kwaliteitsverbetering, waarbij ook ruimere plaatsen horen. Al jarenlang is de trend zichtbaar dat de gast ook meer ruimte verlangt. Voornemen Een beperkt deel van het aantal bedden bevindt zich binnen het plangebied, namelijk 13,4 %. Op Terschelling zijn op de campings in totaal 11.966 bedden geregistreerd. Binnen het plangebied komt dat op ongeveer 1603 bedden. Omdat er een aantal jeugdcampings in het plangebied zitten, zou het werkelijke aantal iets hoger kunnen liggen, zeg 1800. De totale oppervlakte van de campings binnen het plangebied komt op 15,4 ha. De uitbreiding van de campings beslaat in totaal 3,45 ha. Dat zou neerkomen op een maximale toename van het aantal bedden van circa 400. Recreatie-appartementen/Bed en Breakfast In principe heeft elke bewoner van Terschelling de mogelijkheid om een recreatie-appartement in zijn woning te realiseren. Doordat hier echter diverse ruimtelijke voorwaarden aan gebonden zijn (bijv. het appartement moet in het hoofdgebouw gelegen zijn), is het aantal gebouwen waarin dit mogelijk is beperkt. Bovendien geldt dat dit ook moet passen binnen de beddenboekhuishouding. 2 . 4 . 1
Waterveiligheid
en waterbeheer
De waddendijk is door het Wetterskip Fryslân afgetoetst. Dit betekent dat de dijk niet voldoet aan de normen die hieraan op rijksniveau zijn gesteld. Vooralsnog worden hieraan geen consequenties verbonden. Het Watergebiedsplan van Wetterskip Fryslân is in uitvoering. Dit plan heeft geen planologische consequenties.
30
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
W e t t e l i j k
3
k a d e r
3.1
Gebiedsbescherming Voor het bestemmingsplangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant (zie ook bijlage 1): -
de Natuurbeschermingswet 1998;
-
de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR);
-
de Provinciale Structuurvisie en Provinciale Ruimtelijke Verordening.
Op 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1989 van kracht geworden.
NATUURBESCHERMINGSWET
Deze wet bundelt de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurge-
1998
bieden. In de Natuurbeschermingswet zijn ook de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn verwerkt. Onder de Natuurbeschermingswet zijn drie typen gebieden aangewezen en beschermd: -
Natura 2000-gebieden;
-
Beschermde Natuurmonumenten;
-
Wetlands.
De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangend netwerk van be-
ECOLOGISCHE
staande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en
HOOFDSTRUCTUUR
vormt de basis voor het natuurbeleid. De Ecologische Hoofdstructuur is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De begrenzing en ruimtelijke bescherming van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur is uitgewerkt in het Streekplan Fryslân 2007 en de Verordening Romte Fryslân. Vanuit het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid (Streekplan Fryslân 2007 en de
NATUUR BUITEN DE
Verordening Romte Fryslân) wordt bij ruimtelijke ontwikkelingen verder speci-
ECOLOGISCHE HOOFD-
fiek ingezet op de bescherming van bestaande natuurgebieden buiten de Eco-
STRUCTUUR
logische Hoofdstructuur en weidevogelgebieden.
3.2
Soortenbescherming Bij de voorbereiding van ruimtelijke ordeningsbesluitvorming moet acht wor-
FLORA- EN FAUNAWET
den geslagen op het soortenbeschermingsregime zoals dat in de Flora- en Faunawet (Ffw) is verankerd. Sinds 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogel- en Habitatrichtlijn van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
31
faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild levende beschermde dieren en planten en hun leefomgeving. BESCHERMINGSREGIME
Op basis van de AMvB 2004 betreffende artikel 75 van de Flora- en faunawet, worden de in Nederland beschermde soorten in drie beschermingsregimes ingedeeld. Het gaat hierbij om algemene soorten (soorten uit tabel 1 van de Ffw), overige soorten (soorten uit tabel 2 van de Ffw) en strikt beschermde soorten (soorten uit tabel 3 van de Ffw). Om verwarring te voorkomen, wordt in dit rapport respectievelijk de benaming ‘licht’, ‘middelzwaar’ en ‘streng beschermd’ gehanteerd (zie bijlage 1). De inheemse vogelsoorten hebben een eigen afwijkend beschermingsregime; ze vallen zowel onder het middelzware als het strenge beschermingsregime.
NOODZAAK VOOR
Het is bestendige jurisprudentie dat een bestemmingsplan niet mag worden
ONTHEFFING
vastgesteld als dat plan naar verwachting een handeling mogelijk maakt waarvoor een of meerdere ontheffingen als bedoeld in artikel 75 lid 3 Flora- en faunawet nodig zijn en ten aanzien waarvan ten tijde van de vaststelling of goedkeuring in redelijkheid kan worden ingezien dat deze ontheffingen niet zullen kunnen worden verleend. Dit blijkt onder meer uit AbRvS 26 oktober 1999, AB 2003, 23, AbRvS 31 maart 2000, BR 2000, 914, AbRvS 29 augustus 2001, M en R 2000, 5, AbRvS 19 februari 2003, 200201758/1 en AbRvS 30 juni 2004, 200402314/1. Overigens is het niet vereist dat de eventueel benodigde Ffw-ontheffingen reeds ten tijde van de besluitvorming over het bestemmingsplan zijn aangevraagd of zijn verleend.
32
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
4
E f f e c t e n
4.1
Planuitgangspunten De gemeente heeft de volgende uitgangspunten voor het bestemmingsplan geformuleerd: 1.
Het plan heeft een conserverend karakter. Er zijn geen geheel nieuwe functies of belangrijke ontwikkelingen voorzien buiten hetgeen in het geldend plan al mogelijk is gemaakt.
2.
Het plan moet gericht zijn op het mogelijk maken van ontwikkelingen van de al bestaande functies, zodat deze zich kunnen aanpassen aan veranderende omstandigheden.
3.
Het plan mag niet in strijd zijn met de geldende wet- en regelgeving van hogere overheden.
Het nieuwe bestemminsplan biedt beperkt mogelijkheden voor de ontwikkeling van agrarische bedrijven, echter geen mogelijkheden voor de uitbreiding van veehouderij. Er is beperkt uitbreidingsruimte voor verblijfsrecreatie, hetgeen gepaard kan gaan met extra toeristisch-recreatieve druk en daarmee samenhangend extra verkeer en mogelijk nog andere activiteiten die leiden tot effecten op beschermde natuurwaarden. In dit hoofdstuk is weergegeven welke ontwikkelingen mogelijk kunnen worden geacht op grond van het op te stellen bestemmingsplan en welke daarvan tot ongewenste effecten kunnen leiden.
4.2
Storingsfactoren Als gevolg van het plan mogen geen significant negatieve effecten optreden op Natura 2000-habitattypen en -soorten en op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS-gebieden. Voor de EHS geldt het zogenaamde ‘nee, tenzij’-beleid. De effecten die kunnen optreden als gevolg van het voornemen zijn: toename van de verzuring en vermesting, aantasting van en afname van oppervlak van graslanden met natuurlijke waarden in het poldergebied en een toename van de verstoring door recreatie. Andere effecten worden op voorhand niet verwacht. 1.
Toename van veehouderij leidt mogelijk tot extra emissie van ammoniak. Deze stof is mede verantwoordelijk voor de verzuring en vermesting van kwetsbaar natuurgebied.
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
33
2.
Het realiseren van terrein voor opslag en de mogelijkheid om het bouwvlak enigszins te vergroten kan leiden tot een aantasting en afname van oppervlak aan graslanden met natuurlijke waarden. Het grasland kan tevens een belangrijke functie hebben als foerageergebied en rustgebied voor Natura 2000-vogelsoorten.
3.
Verder moet worden bezien of de uitbreiding/ontwikkeling/verandering niet leidt tot extra verstoring van de natuurlijke waarden als gevolg van de toename van de recreatieve druk.
4.3
Ontwikkelingen in de agrarische bedrijven Bestemmingsplanbeleid In paragraaf 2.3 zijn de ontwikkelingsmogelijkheden beschreven voor de landbouw. 4 . 3 . 1
Problematiek Ammoniak
De hoeveelheid depositie die een ecosysteem nog kan verdragen zonder schade te ondervinden, wordt de kritische depositiewaarde of kritische belasting genoemd. Bij alle in beschouwing genomen Natura 2000-gebieden overschrijdt de huidige belasting met ammoniak in ruime mate de kritische depositiewaarde, zowel voor het habitattype dat het gevoeligst is voor de invloed van ammoniak, als voor diverse (iets) minder gevoelige habitattypen. De te hoge stikstofdepositie, ook wel vermestende depositie genoemd, kan leiden tot verslechtering van de biodiversiteit van deze ecosystemen. Overmatige depositie van stikstof leidt tot verstoring van de voedingsstoffenbalans in de bodem en verontreiniging van het grond- en oppervlaktewater, wat kan leiden tot de achteruitgang of zelfs het verdwijnen van karakteristieke soorten in bossen en natuurterreinen. Van de habitattypen, waarvoor de Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, is bepaald hoeveel stikstof de meest gevoelige planten daarin kunnen verdragen. Dat wordt de ‘kritische depositiewaarde’ (KDW) genoemd. Binnen het huidige toetsingskader wordt de meest kritische depositiewaarde in een Natura 2000gebied toegerekend aan het hele gebied. Het gevolg daarvan is dat waar meestal de KDW van het dichtstbijzijnde gebied beperkend is (in de gemeente Terschelling is dat Duinen Terschelling) met een oorspronkelijke kritische depositiewaarde van 770 mol N/ha/jaar. Dit is gebaseerd op het meest kritische habitattype dat in dit Natura 2000-gebied voorkomt, namelijk Grijze duinen heischraal (2130C). Nader onderzoek in het kader van het in ontwikkeling zijnde Beheerplan Natura 2000 heeft echter aangetoond dat dit habitattype feitelijk niet op Terschelling voorkomt. Heischrale graslanden (H6230) en Grijze
34
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
duinen kalkarm (H2130B) met kritische depositiewaarden van 830 respectievelijk 940 komen wel voor. De KDW-waarde van het Natura 2000-gebied Duinen Terschelling komt daarmee op 830 mol N/ha/jaar. In tabel 6 is de KDW-waarde aangegeven van de overige in de buurt liggende Natura 2000-gebieden. Tabel 6. Kritische depositiewaarden habitattypen Duinen Terschelling Habitattype
Doelstelling
Kritische depositiewaarde
H1310A - Zilte pionierbegroeiingen (zeekraal)
=
2500
H1310B - Zilte pionierbegroeiingen (zeevetmuur)
=
2500
H1330A - Schorren en zilte graslanden (buitendijks)
=
2500
H2110 - Embryonale duinen
=
1400
H2120 - Witte duinen
=
1400
H2130A - *Grijze duinen (kalkrijk)
=
1240
H2130B - *Grijze duinen (kalkarm)
>
940
H2130C - *Grijze duinen (heischraal)
>
770
H2140A - *Duinheiden met kraaihei (vochtig)
=
1300
H2140B - *Duinheiden met kraaihei (droog)
=
1100
H2150 - *Duinheiden met struikhei
=
1100
H2160 - Duindoornstruwelen
=
2020
H2170 - Kruipwilgstruwelen
= (<)
3210
H2180A - Duinbossen (droog)
>
1300
H2180B - Duinbossen (vochtig)
>
2040
H2180C - Duinbossen (binnenduinrand)
=
1790
H2190A - Vochtige duinvalleien (open water)
>
1000
H2190B - Vochtige duinvalleien (kalkrijk)
>
1390
H2190C - Vochtige duinvalleien (ontkalkt)
>
1380
H2190D - Vochtige duinvalleien (hoge moerasplanten)
=
2400
H6230 - *Heischrale graslanden
830
Van belang is verder de achtergronddepositie van het Natura 2000-gebied. Dit is de depositie die nu al ten gevolge van allerhande bronnen, zoals landbouw, verkeer en industrie, zowel binnen als buiten het plangebied aanwezig is.
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
35
Figuur 9. Achtergronddepositie stikstof op Terschelling , 2011 (bron: PBL)
In figuur 9 is de achtergronddepositie weergegeven met betrekking tot het totaal aan stikstof. Op de site van PBL kan nog een nadere precisering van gridwaarden worden verkregen. Dit leert dat oostelijk van Midsland de depositie lager is dan 700 mol N/ha/jaar. Voor het Natura 2000-gebied Waddenzee is dus overal de achtergronddepositie fors lager dan de kritische depositiewaarde. Echter voor het gebied Duinen Terschelling is op veel plaatsen de achtergronddepositie hoger dan de kritische depositiewaarde. De kritische depositiewaarde is 830 mol N/ha/jaar. De achtergronddepositie op het duingebied varieert van 600 tot iets boven de 1000 mol. Op het kritische habitattype ‘Grijze duinen kalkarm’ en ‘Heischraal grasland’ kan de depositie plaatselijk tot boven de 1000 mol N/ha/jaar bedragen in 2011. Dit is een geringe overschrijding, maar voldoende aanleiding om de conclusie te trekken dat iedere toename van stikstofdepositie een significant negatief effect kan hebben op het habitattype ‘Grijze duinen kalkarm’ en ‘Heischrale graslanden’.
36
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
Om deze reden is in het bestemmingsplan de regeling opgenomen dat er geen uitbreiding van stallen mag plaatsvinden ten behoeve van de veehouderij. Dat betekent dat het bestemmingsplan geen ruimte biedt voor uitbreiding van de veehouderij. Daarmee zijn er ten aanzien van stikstof geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden te verwachten. Tevens zijn er ten aanzien van ammoniak geen effecten te verwachten op de Ecologische Hoofdstructuur en Flora- en faunawetsoorten. Tabel 7. Kritische depositiewaarde van Natura 2000-gebieden Natura 2000-gebied
Afstand tot plangebied
Kritische depositiewaarde
Duinen Terschelling
0 kilometer
830 mol N/ha/jaar
Waddenzee
0
940
Noordzeekust
1,5
1390
Duinen Ameland
18
770
Duinen Vlieland
14
940
4 . 3 . 2
Uitbreiding bouwpercelen
Natura 2000 Het bestemmingsplangebied heeft geen functie voor habitattypen van de Natura 2000-gebieden Duinen Terschelling, Waddenzee of Noordzeekustzone. Bij invulling van de geboden ontwikkelingsruimte treedt geen fysieke aantasting van habitattypen op. Een groot deel van de percelen ligt bovendien ingesloten tussen bestaande bebouwing en wegen. Hierdoor zijn de aangrenzende percelen niet geschikt als slaapplaats of foerageergebied voor ganzen en steltlopers. Tijdens hoogwaterperiodes zijn delen van de polder een slaap- en rustplaats voor verschillende soorten vogels, zoals wulp, smient, scholekster, rosse grutto en groenpootruiter (Wiersma & Van Roomen, 2009). Zie ook figuur 3. Het poldergebied is hoofzakelijk open en onbebouwd. Verdichtingen treden vooral op langs de doorgaande weg naar Oosterend en in en rond de dorpen. Ook de meeste agrarische bedrijven liggen min of meer langs de randen van deze bebouwingslinten (Midsland, Landerum, Formerum en Hoorn). De bouwpercelen mogen in tegenstelling tot het vorige (vernietigde) bestemmingsplan niet in zuidelijke richting een bestaande weg dan wel waterloop oversteken. De feitelijke uitbreidingsrichting in zuidelijke richting is met deze regel en met de maximale grenzen zoals aangegeven op de verbeelding van het bestemmingsplan zeer beperkt. Rond de bestaande bebouwingslinten en de locaties is de actuele verstoring ten gevolge van menselijke activiteiten hoog. De pleisterplaatsen bevinden zich in de regel op grote afstand van de bestaande bebouwing. Van fysieke aantasting van pleisterplaatsen is dus zeker geen sprake. Ook ten aanzien van verstoring zal een geringe uitbreiding van de agrarische bouwpercelen zeker geen negatief effect hebben op de waarde van de polder als pleisterplaats voor genoemde soorten vogels. Slechts één bedrijf ligt op grotere afstand van bestaande bebouwing. Dit is het bedrijf ten zuiden van de Halfweg. Ook hier geldt dat de te verwachte toename van verstoring ten ge-
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
37
volge van een geringe uitbreiding zeker geen significant negatief effect zal hebben op Natura 2000-vogelsoorten. Deze conclusie sluit aan bij vergelijkbaar onderzoek door Oranjewoud (2011) naar uitbreiding recreatiebedrijven en dorpen. Ecologische Hoofdstructuur Voor een deel liggen de agrarische bouwpercelen in het EHS beheersgebied (weidevogels en gebieden met botanische waarden), zie figuur 2. Afhankelijk van situering kan als gevolg van deze ontwikkelingen het oppervlak aan graslanden met natuurlijke waarden afnemen en daarnaast de natuurlijke waarden van graslanden in de omgeving (openheid en rust) worden aangetast. Onbekend is waar, in wat voor omvang en wanneer genoemde ontwikkelingen zullen plaatsvinden. Indien een uitbreiding van de bouwvlakken plaatsvindt, kunnen negatieve effecten op het beheersgebied (gebieden met botanische waarden en weidevogelgebied) niet op voorhand worden uitgesloten. Overige effecten op de EHS treden niet op. Als er sprake is van een areaalverkleining van EHS-beheergebied als gevolg van aangepaste bouwpercelen en de afweging ten opzichte van de wezenlijke kenmerken en waarden positief is, dient de aantasting in de vorm van nieuw areaal of in financiële zin te worden gecompenseerd. Ten aanzien van compensatie van weidevogelareaal kunnen de regels uit het provinciaal Werkplan weidevogels in Fryslân worden toegepast. Overleg met de provincie op dit punt is dan zeker gewenst. Flora – en faunawetsoorten Verspreid over Terschelling zijn een vrij groot aantal beschermde planten- en diersoorten aan te treffen. De meeste soorten betreffen tabel 1-soorten waarvoor bij ruimtelijke ingrepen een vrijstelling geldt. Met name bij sloop van gebouwen kunnen verblijfplaatsen van streng beschermde soorten als vleermuizen, huismus en kerkuil aan de orde zijn. Als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen kunnen in dat kader verbodsovertredingen in het kader van de Flora- en faunawet plaatsvinden. De Flora- en faunawet zegt niet welke concrete activiteiten wel en niet zijn toegestaan. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan (ontheffing). Dit betekent in de praktijk dat het gaat om het effect van de activiteiten op beschermde soorten. Heel vaak gaan werkzaamheden en de bescherming van soorten prima samen. Soms is het echter onvermijdelijk dat schade wordt gedaan aan beschermde dieren en planten. In die situaties is het nodig dat er vooraf bekeken wordt of hiervoor een vrijstelling geldt, of dat een ontheffing moet worden aangevraagd. Verbodsovertredingen welke kunnen plaatsvinden bij werkzaamheden in het kader van uitbreiding bouwpercelen en sloop van oude gebouwen zijn: -
Het verstoren en vernietigen van nesten van gierzwaluw, huismus en kerkuil bij verbouw, aanbouw en sloop van gebouwen. Tevens kunnen hierbij dieren worden verwond en gedood en eieren worden beschadigd of vernielt. Nesten van deze soorten zijn jaarrond beschermd.
38
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
-
Het verstoren en vernietigen van nesten van vogels bij werkzaamheden aan beplanting. Tevens kunnen hierbij dieren worden verwond en gedood en eieren worden beschadigd of vernielt. Indien buiten de broedtijd wordt gewerkt, wordt deze verbodsbepaling voorkomen.
-
Het verstoren en vernietigen van vaste verblijfplaatsen van vleermuizen bij verbouwingen en sloop van gebouwen. Tevens kunnen hierbij dieren worden verwond en gedood.
-
Het verstoren en vernietigen van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van rugstreeppad bij grondwerkzaamheden. Tevens kunnen hierbij dieren worden verwond of gedood.
Het kan nodig zijn dat voor de uitvoering van specifieke ruimtelijke ontwikkelingen een ontheffing van de Flora- en faunawet is vereist. Onbekend is waar, in wat voor omvang en wanneer ruimtelijke ontwikkelingen zullen plaatsvinden. Onafhankelijk wat in het bestemmingsplan bij recht wordt mogelijk gemaakt, dient altijd rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van beschermde planten- en diersoorten in het kader van de Flora- en faunawet.
4.4
Recreatieve ontwikkelingen Het bestemmingsplan biedt beperkt ruimte voor enige recreatieve ontwikkelingen (zie paragraaf 2.4). Met een wijzigingsbevoegdheid kunnen enkele campings fysiek worden uitgebreid (zie bijlage 3), bij agrarische bedrijven is een mogelijkheid voor het kleinschalig kamperen opgenomen met maximaal 15 kampeermiddelen (op het bouwperceel) en bij woningen mag een recreatieappartement/bed and breakfast worden gerealiseerd. Deze ontwikkelingen kunnen twee negatieve effecten genereren: in de eerste plaats fysieke aantasting van leefgebieden bij uitbreiding van campings, in de tweede plaats een toename van de verstoring door intensivering van de recreatieve druk, zowel rond de locaties van verblijfsrecreatie als verder weg in de Natura 2000-gebieden. Beide aspecten worden hieronder behandeld. 4 . 4 . 1
Intensivering van de recreatiedruk
Kamperen bij de boer Het kamperen bij de boer zal vooral in de zomermaanden plaatsvinden. De polder heeft in die periode wel een functie voor broedvogels maar niet voor de Natura 2000-wadvogels die vooral tijdens de vroege voorjaars-, herfst- en winterperioden in het gebied verblijven. Er wordt geen nieuwe recreatieve infrastructuur aangelegd in het kader van deze ontwikkelingen. De recreatieve ontwikkelingen ten gevolge van het kamperen bij de boer zijn verspreid en
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
39
kleinschalig. Openheid en rust van het grootschalige poldergebied blijft gehandhaafd. Voor het poldergebied geldt dat de toeristen daar gebruik maken van de bestaande wegen en paden. Verstoring van slaapplaatsen van vogels in de agrarische graslanden en broedvogels treedt dan ook niet op. Invulling van specifiek in het bestemmingplan geboden ontwikkelingsruimte voor het kamperen bij de boer leidt dan ook niet tot negatieve effecten op de Natura 2000gebieden, EHS en Flora- en faunawetsoorten. Bed and breakfast bij woningen Deze activiteiten zijn nog kleinschaliger dan het kamperen bij de boer. Ze vinden bovendien in de woonkernen plaats, gebieden waar toch al een hoge mate van verstoring aanwezig is en geen belangrijke natuurwaarden aanwezig zijn. Ook deze activiteiten hebben derhalve geen negatieve effecten op Natura 2000, EHS en Flora- en faunawetsoorten. Kampeerterreinen De kampeerterreinen liggen ten noorden van de doorgaande weg richting Oosterend. Ze liggen buiten de Natura 2000-gebieden, voor een deel vallen ze wel binnen het beheersgebied van de Ecologische Hoofdstructuur. Voor uitbreiding van het kampeerterrein geldt dat volgens de regels van het bestemmingsplan deze omgeven moeten worden door een brede strook met randbeplanting, waardoor uitstraling van licht en menselijke aanwezigheid naar de omgeving voorkomen wordt. Ook de uitstraling van geluid wordt hiermee beperkt. Een significant verstorend effect is dan ook uitgesloten. Daar komt bij dat de uitbreidingslocaties vrijwel geheel zijn omgeven door infrastructuur en bebouwing. Er geldt bovendien dat in de directe omgeving geen vogelsoorten broeden waarvoor instandhoudingsdoelen gelden (waarneming op grond van biotoopkenmerken en inventarisatie Staatsbosbeheer 2009). De recreatieve druk op de omgeving ten gevolge van de ontwikkelingen en mogelijkheden van het bestemmingsplan sluit aan bij het bestaande recreatieve gebruik van de omgeving en leidt daarom niet tot een verslechtering of significante verstoring van de in de omgeving aanwezige natuurwaarden. Cumulatieve effecten In totaal bieden beide bestemmingsplannen ruimte voor uitbreiding van 792 bedden. Dit is tevens de maximale uitbreidingsruimte op geheel Terschelling. Een uitbreiding van 792 bedden is circa 4% van wat er totaal op Terschelling aan bedden aanwezig is. In werkelijkheid is de verwachting dat het aantal overnachtingen op Terschelling niet veel verder toe gaat nemen gezien de licht dalende trend van de afgelopen jaren. Van belang is dat de Natura 2000gebieden (Noordzeegebied, Waddenzeegebied en Duinen Terschelling
goed
gezoneerd zijn. De toegankelijkheid van de gebieden is beperkt. Er wordt geen nieuwe recreatieve infrastructuur aangelegd. Bovendien zijn in de broedtijd bepaalde delen van de gebieden afgesloten. Omdat ervan uitgegaan mag worden dat de recreanten van de bestaande wegen en paden gebruik zullen maken, zal een beperkte toename (circa 4% in een worst case) van de recreatiedruk binnen en buiten de Natura 2000-gebieden zeker niet leiden tot signifi-
40
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
cant negatieve effecten. Om dezelfde reden treden ook geen negatieve effecten op de EHS en Flora- en faunawetsoorten. 4 . 4 . 2
Fysieke aantasting uitbreiding kampeerterreinen
Natura 2000 De uitbreidingslocaties van de campings zijn weergegeven in bijlage 3. In totaal gaat het om 3,45 ha. De locaties liggen niet in Natura 2000-gebieden. Zoals gezegd zijn de uitbreidingslocaties vrijwel geheel omgeven door infrastructuur en bebouwing. Er geldt bovendien dat in de directe omgeving geen vogelsoorten broeden waarvoor instandhoudingsdoelen gelden (waarneming op grond van biotoopkenmerken en inventarisatie Staatsbosbeheer 2009). De uitbreidingslocaties kunnen in zeer geringe mate een functie als foerageergebied hebben voor bijvoorbeeld blauwe kiekendief en bruine kiekendief. Gezien het feit dat de uitbreiding gering is en bovendien in reeds verstoord gebied is gelegen (omgeven door infrastructuur en bebouwing), is de aantasting van het foerageergebied voor deze of andere soorten zeker niet significant. Er treden derhalve geen negatieve effecten op Natura 2000-gebieden en -soorten op. Ecologische Hoofdstructuur De uitbreidingslocaties liggen echter wel in het beheersgebied van de EHS (gebieden met botanische waarden), zie figuur 2. Afhankelijk van situering kan als gevolg van deze ontwikkelingen het oppervlak aan graslanden met natuurlijke waarden afnemen. Onbekend is waar, in wat voor omvang en wanneer genoemde ontwikkelingen zullen plaatsvinden. Indien een uitbreiding van de kampeerterreinen plaatsvindt kunnen negatieve effecten op het beheersgebied (gebieden met botanische waarden) niet op voorhand worden uitgesloten. Overige effecten op de EHS treden niet op. Als er sprake is van een areaalverkleining van EHS-beheergebied als gevolg van uitbreidingen van de kampeerterreinen, en de afweging ten opzichte van de wezenlijke kenmerken en waarden positief is, dient de aantasting in de vorm van nieuw areaal of in financiële zin te worden gecompenseerd. Overleg met de provincie op dit punt is gewenst. Flora – en faunawetsoorten Verspreid over Terschelling zijn een vrij groot aantal beschermde planten- en diersoorten aan te treffen. De meeste soorten betreffen tabel 1-soorten waarvoor bij ruimtelijke ingrepen een vrijstelling geldt. Ten aanzien van de uitbreiding van de kampeerterreinen gaat het vooral om het voorkomen van rietorchis en gevlekte orchis (tabel 2-soorten) en het mogelijke voorkomen van rugstreeppad (tabel 3). Als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen kunnen in dit kader verbodsovertredingen in het kader van de Flora- en faunawet plaatsvinden. De Flora- en faunawet zegt niet welke concrete activiteiten wel en niet zijn toegestaan. Het uitgangspunt van de wet is dat geen schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of planten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan (ontheffing). Dit betekent in de praktijk dat het gaat om het effect van
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
41
de activiteiten op beschermde soorten. Heel vaak gaan werkzaamheden en de bescherming van soorten prima samen. Soms is het echter onvermijdelijk dat schade wordt gedaan aan beschermde dieren en planten. In die situaties is het nodig dat er vooraf bekeken wordt of hiervoor een vrijstelling geldt, of dat een ontheffing moet worden aangevraagd. Omdat de wijzigingsbevoegdheid in dit geval een strak omlijnd kader heeft, dient voor de vaststelling van het bestemmingsplan onderzocht te worden of het bestemmingsplan op dit punt uitvoerbaar is; ten aanzien van de uitbreidingslocaties dient nader onderzoek plaats te vinden naar het voorkomen van orchideeën-soorten en het voorkomen van rugstreeppad.
42
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
C o n c l u s i e s
5
e n
a d v i e s
5.1
Conclusies De effectbepaling en –beoordeling leidt tot de volgende conclusies: Natuurbeschermingswet 1998 1.
Indien het bij recht mogelijk maken van nieuwe veestallen wordt uitgesloten, is er als gevolg van ammoniak (emissie en –depositie) geen kans op negatieve effecten op instandhoudingsdoelstellingen.
2.
Een geringe uitbreiding van de agrarische bouwpercelen in het poldergebied heeft gezien de ligging van deze percelen en het behoud van openheid en rust in de polder geen negatief effect op instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden.
3.
Recreatie op Terschelling wordt goed gestuurd (paden, zonering, afsluiten van gebieden). Als gevolg van een lichte toename van het aantal toeristen (4%) worden daarom geen negatieve effecten op instandhoudingdoelstellingen verwacht.
Ecologische Hoofdstructuur 1.
Door het uitbreiden van bouwvlakken en kampeerterreinen treedt er in geringe mate een fysieke aantasting op van het beheersgebied. Bij de agrarische bouwvlakken gaat het om weidevogelgebied, bij de kampeerterreinen gaat het om botanische waarden. Negatieve effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van de graslanden in deze gebieden kunnen optreden. Als er sprake is van een areaalverkleining van EHSbeheergebied als gevolg van aangepaste bouwpercelen en/of uitbreiding van campings, en de afweging ten opzichte van de wezenlijke kenmerken en waarden positief is, dient de aantasting in de vorm van nieuw areaal of in financiële zin te worden gecompenseerd.
2.
Recreatie op Terschelling wordt goed gestuurd (paden, zonering, afsluiten van gebieden). Als gevolg van een lichte toename van het aantal toeristen worden daarom geen significant negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS verwacht.
Flora- en faunawet 1.
Voor uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen dient een toetsing in het kader van de Flora- en faunawet plaats te vinden. Over het algemeen zullen de in het bestemmingsplan toegelaten ontwikkelingen mogelijk zijn. Soms zal daarvoor een ontheffing van de Ffw dienen te worden ge-
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
43
kregen. Het onderzoek toont aan dat de noodzakelijke ontheffing in z’n algemeenheid verleenbaar moet worden geacht, onder al dan niet in het kader van de alsdan te verlenen ontheffing te stellen voorwaarden. 2.
Ten aanzien van de uitbreidingslocaties van de kampeerterreinen dient voor de vaststelling van het plan nader onderzoek te worden verricht naar het voorkomen van orchideeën en rugstreeppad.
Eindconclusies 1.
Op grond van de bovenstaande conclusies is er geen noodzaak tot het opstellen van een passende beoordeling, zoals bedoeld in artikel 19f van de Natuurbeschermingswet.
2.
Ten aanzien van mogelijke aantasting van EHS-beheersgebied dient nader overleg plaats te vinden met de provincie. Tevens dient vooraf hieraan nog vervolgonderzoek plaats te vinden naar aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Dit is tevens geadviseerd door de provincie Fryslân (telefonisch overleg d.d. 9 januari 2013).
3.
Indien voldaan wordt aan het gestelde onder 7, kan worden geconcludeerd dat kan worden voldaan aan de eisen van de Flora- en faunawet.
4.
Mits met de provincie tot overeenstemming wordt gekomen ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur, met name op het gebied met botanische waarden, kan worden geconcludeerd dat de bestemmingsplannen uitvoerbaar mogen worden geacht.
Gezien deze eindconclusie is het noodzakelijk om ter plaatse van de uitbreidingslocaties voor de kampeerterreinen nader onderzoek te doen in het kader van de Flora- en faunawet (punt 7) en in het kader van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS (punt 9). Dit onderzoek dient voor de vaststelling van het bestemmingsplan te worden uitgevoerd in een geschikt seizoen, bij voorkeur in mei 2013.
5.2
Adviezen voor het bestemmingsplan Adviezen met betrekking tot de bescherming van soorten: 1.
De aanwezigheid van een groot aantal soorten (en het aantal individuen daarvan) is afhankelijk van de oppervlakte van hun leefgebied. Direct of indirect oppervlakteverlies daarvan moet dan ook zoveel mogelijk worden voorkomen. Bij indirect oppervlakteverlies moet voor bepaalde soorten worden gedacht aan het verlies van leefgebied als gevolg van verstoringzones rond bebouwing.
2.
De aanwezigheid van een groot aantal (beschermde) soorten is afhankelijk van de waterkwaliteit en van gevoelige grondwatersystemen. Zorgvuldig beheer van het oppervlaktewater en waterpeilen is daarom van groot belang. Hydrologische ingrepen moeten kritisch worden bekeken (ontwatering en verdroging).
44
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
3.
Voor veel diersoorten is het behoud van rust (geluid, licht, trillingen en verstoring door mensen) in foerageergebieden en rust- en voortplantingsplaatsen van groot belang.
4.
Bij het geheel of gedeeltelijk verbouwen of slopen van bouwwerken en bij het kappen van bomen en opgaand groen dient rekening te worden gehouden met het voorkomen van beschermde soorten zoals broedvogels en vleermuizen.
5.
Bij het vergraven van gronden dient rekening te worden gehouden met het voorkomen van beschermde soorten zoals rugstreeppad en broedvogels.
6.
Bij het vergraven of dempen van poelen, watergangen of oevers van sloten dient rekening te worden gehouden met het voorkomen van beschermde soorten in de groepen broedvogels en amfibieën.
7.
Aanleg van (straat)verlichting kan een negatief effect hebben op verschillende beschermde dieren en planten. Door aangepaste lichtarmaturen te gebruiken, kan de lichtuitstraling naar het omringende gebied worden voorkomen.
8.
Nieuwe gebouwen en opgaande begroeiing in het landschappelijk open buitengebied worden bij voorkeur zoveel mogelijk direct grenzend aan bestaande bebouwing en begroeiing geplaatst om zo verstoring van weidevogels en ganzen te voorkomen, dan wel te minimaliseren.
Literatuur -
Oranjewoud. Ecologische voortoets Bestemmingsplannen dorpen en verblijfsrecreatiegebieden Terschelling, september 2011;
-
Persbureau ‘t Wakend oog, Terschelling, 2010;
-
Staatsbosbeheer, 2009. Verspreidingskaarten broedvogels. Gegevens opgenomen van broedvogels, 1990, broedvogels 1997 t/m 1999, broedvogels bos 2003 en broedvogels kartering 2009;
-
Wiersma P. & van Roomen M. 2009. Hoogwatervluchtplaatsen van Terschelling op de kaart. SOVON-informatierapport 2009/11. SOVON Vogelonderzoek Nederland, Beek-Ubbergen;
-
Zumkehr, P.J., 1994a. Dagvlinders van Terschelling. KNNV-Terschelling;
-
Zumkehr, P.J., 1994b. De Zilveren maan op Terschelling, een afwijkende populatie. Vlinders juli 1994;
-
Zumkehr, P.J., 2011. Een inventarisatie van enkele kavels op Terschelling naar het voorkomen van door de Flora- en faunawet beschermde soorten. Juni 2011.
550.05.06.00.00.50 - Natuurrapport bestemmingsplannen Terschelling, Buitengebied Polder en Hoorn en De Duunt - 10 januari 2013
45
B i j l a g e n
B i j l a g e W e t -
1 :
e n
r e g e l g e v i n g
n a t u u r w a a r d e n Relevante wet- en regelgeving met betrekking tot soortenbescherming betreft de Flora- en faunawet en het Besluit Rode lijsten flora en fauna. Relevante wet- en regelgeving met betrekking tot gebiedsbescherming betreft de Natuurbeschermingswet 1998 en het beschermingsregime van de Ecologische Hoofdstructuur. In het navolgende wordt een toelichting op deze wet- en regelgeving gegeven. Flora- en faunawet Op 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Het soortenbeleid uit de Vogelrichtlijn van 1979 en de Habitatrichtlijn van 1992 van de Europese Unie is hiermee in de nationale wetgeving verwerkt. Achter de Flora- en faunawet staat het idee van de zorgplicht voor in het wild
ZORGPLICHT
levende dieren en planten (zowel beschermde als onbeschermde) en hun leefomgeving. Die zorgplicht houdt in ieder geval in dat iedereen die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen heeft voor flora of fauna, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten. Diegene moet alle maatregelen nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden verwacht om die nadelige gevolgen te voorkomen, zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken (artikel 2). Volgens de Flora- en faunawet is het verboden om beschermde planten te ver-
VERBODEN
wijderen of te beschadigen (artikel 8), beschermde dieren te doden, te verwonden, te vangen (artikel 9) of opzettelijk te verontrusten (artikel 10) en voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen te beschadigen (artikel 11). Ook het rapen of beschadigen van eieren van beschermde dieren is verboden (artikel 12). Tevens moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat enkele van deze verboden indirect worden overtreden door aantasting van bijvoorbeeld het foerageergebied en migratieroutes. Beschermd zijn de inheemse zoogdieren (met uitzondering van huismuis, brui-
BESCHERMDE SOORTEN
ne rat en zwarte rat), alle inheemse vogels, amfibieën en reptielen, sommige planten, vissen, vlinders, libellen, kevers en mieren en rivierkreeft, wijngaardslak en Bataafse stroommossel. Op 23 februari 2005 is de AMvB 2004 betreffende artikel 75 van de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze AMvB deelt de in Nederland beschermde soorten in drie beschermingsregimes in. In de ‘Lijst van alle soorten beschermd
BESCHERMINGSREGIMES
onder de Flora- en faunawet’ worden de soorten ingedeeld in drie tabellen. Het gaat hierbij om algemene soorten (soorten uit tabel 1), overige soorten (soorten uit tabel 2) en strikt beschermde soorten (soorten uit tabel 3). Om verwarring te voorkomen, wordt in dit rapport respectievelijk de benaming licht, middelzwaar en streng beschermd gehanteerd. TABEL 1
Licht beschermde soorten (algemene soorten) zijn in Nederland zo algemeen voorkomend dat wordt aangenomen dat ruimtelijke ontwikkelingen de gunstige staat van instandhouding van deze soorten niet negatief beïnvloeden. Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor de artikelen 8 tot en met 12 van de Floraen faunawet. Aan deze vrijstelling zijn geen aanvullende eisen gesteld. De verboden, bedoeld in artikel 9 tot en met 11 van de wet, gelden in het geheel niet ten aanzien van mol, bosmuis en veldmuis. Daarnaast gelden ze niet ten aanzien van huisspitsmuis voor zover dit dier zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevindt.
TABEL 2
Voor middelzwaar beschermde soorten (overige soorten) en vogels geldt een vrijstelling in het kader van de Flora- en faunawet, mits wordt gewerkt volgens een door het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie goedgekeurde gedragscode (zie hierna). Deze gedragscode moet door de sector of de ondernemer zelf worden opgesteld en ingediend voor goedkeuring. Zolang geen gedragscode is opgesteld, moet voor verstoring van de soorten ontheffing worden aangevraagd. Toetsingscriteria voor het verlenen van een ontheffing bij middelzwaar beschermde soorten zijn: -
De activiteit mag er niet voor zorgen dat afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.
TABEL 3
De activiteit moet een redelijk doel dienen.
Ontheffing voor streng beschermde soorten en vogels wordt alleen verleend onder strikte voorwaarden. De algemene beleidslijn hierbij is dat de ingrepen zodanig worden gemitigeerd dat er geen effecten zijn te verwachten op het goede voortbestaan van de soort op de locatie van de ingreep. Toetsingscriteria voor het verlenen van een ontheffing zijn: -
Er mag geen andere bevredigende oplossing voor de geplande activiteit zijn.
-
De activiteit mag er niet voor zorgen dat afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort.
ACTIVITEITENPLAN
-
Er moet een in of bij de wet genoemd belang zijn.
-
Er wordt zorgvuldig gehandeld.
-
Er vindt geen benutting of economisch gewin plaats.
Ten behoeve van een ontheffingsaanvraag artikel 75 Flora- en faunawet dient een activiteitenplan te worden opgesteld. In het activiteitenplan worden het doel van de aanvraag en een uitgebreide onderbouwing van de activiteit beschreven. Het vormt de basis van de beoordeling door de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie.
Wanneer door middel van het nemen van mitigerende maatregelen een ver-
AFWIJZING
bodsovertreding wordt voorkomen, kan het eveneens goed zijn om een activiteitenplan op te stellen om het ‘zorgvuldig werken’ vast te leggen. Dit activiteitenplan kan via de aanvraagprocedure voor een ontheffing artikel 75 Floraen faunawet ter beoordeling aan de Dienst Regelingen worden voorgelegd. Hierbij wordt dan ingezet op een goedkeuring van de maatregelen, maar een afwijzing van de ontheffingsaanvraag. Door uitvoering van de maatregelen die in het activiteitenplan zijn beschreven, wordt een overtreding van de Flora- en faunawet namelijk voorkomen en is een ontheffing niet nodig. Een gedragscode is een document waarin wordt aangegeven hoe bij het uitvoe-
GEDRAGSCODE
ren van activiteiten of werkzaamheden schade aan beschermde planten en dieren wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt. Ook wordt in de gedragscode aangegeven hoe in de praktijk zorgvuldig wordt gehandeld. Om te voldoen aan de onderzoeksverplichting naar andere eventueel belem-
BEOORDELING
merende regelgeving, zoals gesteld in artikel 3.1.6 Bro, is het voldoende dat een ecoloog vaststelt dat er geen ontheffingen volgens artikel 75 Flora- en faunawet nodig zijn of dat deze kunnen worden verkregen (AbRvS 23 augustus 2006). Dit oordeel is geldig wanneer het is gebaseerd op goed onderzoek en juridisch navolgbaar is gedocumenteerd. De begrippen ‘ecoloog’, ‘goed onderzoek’ en ‘rapportage’ zijn beschreven in de ‘Handreiking Flora- en faunawet, 31 oktober 2008’ van de Dienst Landelijk Gebied. Besluit Rode lijsten flora en fauna De Rode lijsten zijn officieel door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit vastgesteld (Besluit Rode lijsten flora en fauna, november 2004, gedeeltelijk herzien en aangevuld per september 2009) op grond van de artikelen 1 en 3 van het Verdrag inzake het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijk leefmilieu in Europa van 19 september 1979 (Verdrag van Bern). Voor het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie zijn de rode lijsten mede richtinggevend voor het te voeren natuurbeleid. Veel rode lijstsoorten (vooral planten) worden niet door de Flora- en faunawet beschermd en hebben daardoor geen (duidelijke) juridische status. De rode lijsten zijn samengesteld aan de hand van twee criteria, te weten de trend en de zeldzaamheid. De rode lijstsoorten worden ingedeeld in de volgende categorieën, met de daarbij behorende trend en zeldzaamheid: -
UW uitgestorven op wereldschaal: maximaal afgenomen en nu afwezig op wereldschaal;
-
UWW in het wild uitgestorven op wereldschaal: maximaal afgenomen en nu in het wild afwezig op wereldschaal, maar in Nederland nog wel in gevangenschap gehouden of gekweekt;
-
VN verdwenen uit Nederland: maximaal afgenomen en nu afwezig in Nederland;
SAMENSTELLING
-
VNW in het wild verdwenen uit Nederland: maximaal afgenomen en nu in het wild afwezig in Nederland, maar in Nederland nog wel in gevangenschap gehouden of gekweekt;
-
EB ernstig bedreigd: zeer sterk afgenomen en nu zeer zeldzaam;
-
BE bedreigd: sterk afgenomen en nu zeldzaam tot zeer zeldzaam, of zeer sterk afgenomen en nu zeldzaam;
-
KW kwetsbaar: matig afgenomen en nu vrij tot zeer zeldzaam, of sterk tot zeer sterk afgenomen en nu vrij zeldzaam;
-
GE gevoelig: stabiel of toegenomen, maar zeer zeldzaam, of sterk tot zeer sterk afgenomen, maar nog algemeen.
Natuurbeschermingswet 1998 De Natuurbeschermingswet uit 1967 voldeed niet meer aan de eisen die internationale verdragen en Europese verordeningen aan natuurbescherming stellen. Daarom is op 1 oktober 2005 de Natuurbeschermingswet 1998 van kracht geworden, die de gebiedsbescherming van nationaal begrensde natuurgebieden bundelt. Daarmee zijn de bepalingen vanuit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn in de Natuurbeschermingswet 1998 verwerkt. BESCHERMDE GEBIEDEN
De volgende gebieden worden aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet 1998: -
Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden);
-
staatsnatuurmonumenten en beschermde natuurmonumenten;
-
wetlands.
Verder is deze wet de basis voor het nationale Natuurbeleidsplan (structuurvisie) waarin de Ecologische Hoofdstructuur is geregeld. VERGUNNING
Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Hierdoor is in Nederland een zorgvuldige afweging gegarandeerd bij projecten die gevolgen kunnen hebben voor natuurgebieden. Meestal verlenen Gedeputeerde Staten van de provincies de vergunningen, maar bij landsbelangoverschrijdende gebieden doet de minister van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie dit.
ORIËNTATIEFASE/
Bij projecten, plannen en activiteiten in of in de omgeving van een beschermd
VOORTOETS
gebied moet in een vooroverleg tussen het bevoegd gezag en de initiatiefnemer (samen met zijn ecologisch adviseur), worden ingeschat of de voorgestane ontwikkeling een significant negatief effect op dit gebied tot gevolg kan hebben. In deze oriëntatiefase vindt een globale toetsing plaats, de zogenaamde voortoets, waardoor een indicatie van de mogelijke negatieve gevolgen wordt verkregen. Op deze manier kan worden bepaald hoe de verdere procedure dient te worden doorlopen en of vergunningverlening aan de orde is. Het bevordert de voortgang van het proces wanneer de initiatiefnemer een aantal globale onderzoeksgegevens voor dit vooroverleg aanlevert.
In tegenstelling tot de beoordeling in het kader van de Flora- en faunawet, die
BEOORDELING
door de ecoloog wordt gegeven, is voor de Natuurbeschermingswet 1998 het oordeel van het bevoegd gezag nodig (zie ook Vergunning). Teneinde te voldoen aan artikel 3.1.6 Bro moet het oordeel van het bevoegd gezag deel uitmaken van de besluitvorming in de planologische procedure. Wanneer er geen wetenschappelijke zekerheid bestaat dat er geen significant
VERGUNNINGAANVRAAG
negatief effect is, moet een passende beoordeling worden uitgevoerd. Indien er mogelijk wel een negatief effect is, maar dit zeker niet significant is, moet een verslechterings- en verstoringstoets worden gedaan. Voor beide toetsen moet de initiatiefnemer de gegevens aanleveren in de vorm van een natuurbeschermingswetrapport. Het bevoegd gezag toetst deze rapportage op verzoek van de initiatiefnemer. In beginsel verleent het bevoegd gezag alleen een vergunning als zekerheid is verkregen dat de activiteit de natuurlijke kenmerken van het gebied niet aantast. Indien een gebied alleen of mede op grond van een eerdere aanwijzing als natuurmonument is aangewezen, geldt voor dat zelfstandige gebied of voor die specifieke aanwijzingscriteria een lichter afwegingskader met een zekere bestuurlijke vrijheid. Wanneer het bevoegd gezag een passende beoordeling nodig acht, moet reke-
ADC-CRITERIA
ning worden gehouden met de ADC-criteria. Het project moet dan achtereenvolgens worden beoordeeld op: mogelijke (A) alternatieven, (D) dwingende reden van groot openbaar belang en verplichte (C) compensatie. Veel projecten zullen niet aan deze criteria voldoen. Het kan daarom gunstig zijn om bij twijfel over effecten een uitgebreider vooronderzoek te doen in de vorm van een natuurbeschermingswetonderzoek. Een interactief proces tussen de onderzoekers, de initiatiefnemer en zijn ontwerpers, biedt daarnaast de mogelijkheid om het plan zo bij te stellen dat significant negatieve effecten worden voorkomen. De omvang van de effecten wordt getoetst aan de instandhoudingsdoelstellin-
INSTANDHOUDINGSDOELEN
gen van het betreffende beschermd gebied. Deze doelstellingen zijn of worden opgenomen in de aanwijzingsbesluiten en de beheerplannen. In het aanwijzingsbesluit van een Natura 2000-gebied staat vanwege welke soorten en habitatten en om welke reden het gebied is aangewezen. De instandhoudingsdoelstellingen van een gebied mogen niet worden geschaad. Ten tijde van het schrijven van dit rapport zijn nog niet alle aanwijzingsbesluiten voor de 162 Natura 2000-gebieden klaar. De laatste stand van zaken met betrekking tot de (definitieve) aanwijzingsbesluiten is te vinden op de internetsite van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (gebiedendatabase). Zolang definitieve aanwijzing nog niet heeft plaatsgevonden, wordt getoetst aan de bestaande gebiedsdocumenten of de conceptaanwijzingsbesluiten.
AANGEWEZEN
BEHEERPLANNEN
Voor alle Natura 2000-gebieden moeten beheerplannen worden opgesteld. In een beheerplan wordt vastgelegd hoe en wanneer de doelen voor een gebied worden gehaald (instandhoudingsdoelstellingen). Activiteiten in en rondom Natura 2000-gebieden (landbouw, recreatie, waterbeheer) die negatieve effecten op de natuur(doelen) hebben, kunnen ook in het beheerplan worden geregeld, waarmee een integrale aanpak wordt bewerkstelligd. Een beheerplan moet binnen drie jaar na aanwijzing als Natura 2000-gebied worden vastgesteld. Sinds 1 september 2009 zijn voor ruim 80 van de 168 gebieden conceptbeheerplannen beschikbaar. Ecologische Hoofdstructuur De Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een samenhangende structuur van gebieden met een speciale natuurkwaliteit (doelen). De Ecologische Hoofdstructuur moet biodiversiteit en duurzame natuurkwaliteit in Nederland waarborgen. De Ecologische Hoofdstructuur is een beleidsconcept dat zijn wortels heeft in het Nationaal Natuurbeleidsplan van 1990. In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen van de rijksoverheid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur. Provincies zijn verantwoordelijk voor de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur. In de Provinciale Structuurvisie en Provinciale Ruimtelijke Verordening is dit als beleidsdoel opgenomen.
BESCHERMDE GEBIEDEN
BESCHERMING
De Ecologische Hoofdstructuur bestaat uit: -
bestaande natuurgebieden;
-
toekomstige natuurgebieden;
-
beheergebieden.
Voor de Ecologische Hoofdstructuur geldt het beschermings- en compensatieregime uit de Nota Ruimte, zoals uitgewerkt in de Spelregels EHS (Beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS). In het geval van een ruimtelijke procedure worden ingrepen bij EHS-gebieden door het bevoegd gezag, het college van Gedeputeerde Staten van de provincie, getoetst. Wezenlijke kenmerken en waarden van de Ecologische Hoofdstructuur mogen niet worden aangetast. Aantasting wordt alleen verdedigbaar geacht als aantoonbaar is dat het project van groot openbaar belang is en er geen redelijk alternatief bestaat. Hier geldt het zogenaamde ‘nee, tenzij’-principe. De aantasting moet zoveel mogelijk worden gemitigeerd. Restschade moet worden gecompenseerd.
BEOORDELING
In tegenstelling tot de beoordeling in het kader van de Flora- en faunawet, die door een ecoloog wordt gegeven, is in het geval van effecten op de Ecologische Hoofdstructuur het oordeel van het bevoegd gezag nodig. Dit komt overeen met de Natuurbeschermingswet 1998. Het college van Gedeputeerde Staten van de betreffende provincie is gewoonlijk het bevoegd gezag. Teneinde te voldoen aan artikel 3.1.6 Bro, moet het oordeel van het bevoegd gezag deel uitmaken van de besluitvorming in de planologische procedure.
B i j l a g e
2
B i j l a g e
3 :
U i t b r e i d i n g
Uitbreiding camping De Kooi
c a m p i n g s
(rood gearceerd)
Campings bij Hoorn (uitbreidingslocatie in rood)
Colofon Opdrachtgever Gemeente Terschelling Rapport BügelHajema Adviseurs b.v. Projectnummer 550.05.06.00.00.50
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E
[email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort
B i j l a g e
2 :
W a t e r a d v i e s
B i j l a g e
3 :
P l a n u i t g a n g s p u n t e n
B i j l a g e
4 :
I n s p r a a k r e a c t i e s
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
2
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Inhoudsopgave Regels Hoofdstuk 1 Artikel 1 Artikel 2
Inleidende regels Begrippen Wijze van meten
5 12
Hoofdstuk 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19
Bestemmingsregels Agrarisch Agrarisch - Paardenhouderij Bedrijf Bos Detailhandel Groen Horeca Maatschappelijk Recreatie - 1 Recreatie - 4 Recreatie - Appartementsgebouw Recreatie - Recreatiewoningen - 2 Sport Verkeer Water Wonen Waarde - Archeologie
13 17 19 22 23 26 27 30 33 37 39 40 42 44 45 46 50
Hoofdstuk 3 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25
Algemene regels Anti-dubbeltelregel Algemene bouwregels Algemene gebruiksregels Algemene afwijkingsregels Algemene wijzigingsregels Overige regels
52 53 54 55 56 57
Hoofdstuk 4 Artikel 26 Artikel 27
Overgangs- en slotregel Overgangsrecht Slotregel
58 59
Bijlagen: Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3
Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten Indeling horecatypen Artikel Recreatie - 2
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
3
4
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS Artikel 1 Begrippen In deze regels wordt verstaan onder: 1.1 plan: het Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt van de gemeente Terschelling met identificatienummer NL.IMRO.0093.BP2013HOORNDUUNT.VG01; 1.2 bestemmingsplan: de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen; 1.3 aan-/uitbouw en aangebouwd bijgebouw: een gebouw dat constructief verbonden is met een (hoofd)gebouw en dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw; 1.4 aanduiding: een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van deze gronden; 1.5 aanduidingsgrens: de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft; 1.6 agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; 1.7 agrarisch aanverwant bedrijf: een bedrijf, dat in nauwe relatie staat tot het agrarisch bedrijf, waarvan de werkzaamheden in hoofdzaak bestaan uit het verlenen van diensten aan derden in de vorm van het houden van dieren en/of het telen en bewerken van gewassen; 1.8 appartement: het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, in een groter gebouw; 1.9 archeologisch monument: terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd; 1.10 archeologisch waardevol terrein: een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden; 1.11 bebouwing: één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 1.12 bed and breakfast: het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt binnen de woning aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, met dien verstande dat er maximaal 4 slaapplaatsen en 2 kamers mogen worden gerealiseerd; 1.13 bedrijfsgebouw: een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
5
1.14 bedrijfsmatige exploitatie: het via een bedrijf, stichting of vereniging voeren van een zodanig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven daadwerkelijke recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden; 1.15 bedrijfsvloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten; 1.16 bedrijfswoning: een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is; 1.17 bestaand: het legale gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, krachtens een bouwvergunning (vóór 1 oktober 2010)/omgevingsvergunning voor het bouwen (ná 1 oktober 2010); 1.18 bestemmingsgrens: de grens van een bestemmingsvlak; 1.19 bestemmingsvlak: een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; 1.20 bewoning: de huisvesting van een persoon (en diens/haar gezin of een daarmee gelijk te stellen groep personen): a. recreatieve bewoning: 1. de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie; b. permanente bewoning: 1. het gebruiken van woonruimte als vaste woonplaats; 1.21 bijgebouw: een gebouw, dat in bouwkundig en/of visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw; 1.22 bosbouw: het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie; 1.23 bouwen: het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk; 1.24 bouwgrens: de grens van een bouwvlak; 1.25 bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; 1.26 bouwperceelgrens: de grens van een bouwperceel; 1.27 bouwvlak: een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
6
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
1.28 bouwwerk: een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden; 1.29 cultuurgrond: grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, niet zijnde gronden in gebruik ten behoeve van een agrarische bedrijfsvoering; 1.30 detailhandel: het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; 1.31 erf: al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw, al dan niet zijnde een hoofdgebouw, en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw; 1.32 erotisch getinte vermaaksfunctie: een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal; 1.33 extensief dagrecreatief medegebruik: een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik; 1.34 fruitteelt: de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen; 1.35 gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; 1.36 gebouwen ten behoeve van beheer en dienstverlening: gebouwen ten behoeve van beheer en dienstverlening op een kampeerterrein, zoals een kantoor, een ziekenboeg en een kantine, welke in hoofdzaak ten dienste staan van het kampeerterrein; 1.37 geluidsbelasting: de geluidsbelasting vanwege een weg; 1.38 geluidsgevoelige objecten: gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder; 1.39 geluidsgevoelige functies: in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt; 1.40 geluidzoneringsplichtige inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld; 1.41 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
7
1.42 hogere grenswaarde: een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder; 1.43 hoofdgebouw: een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt; 1.44 horecabedrijf en/of -instelling: een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie; 1.45 houtteelt: de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend het kweken van bomen ten behoeve van de houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet; 1.46 jaarstandplaats: het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel dat gedurende het gehele jaar aldaar aanwezig mag zijn; 1.47 kampeermiddel: een tent, een tentwagen, een camper of een caravan dan wel enig ander voertuig of onderkomen, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf; 1.48 kampeerterrein: een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf; 1.49 kampwinkel: een winkel op een kampeerterrein, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op detailhandel bedoeld voor de eigen gasten van dat kampeerterrein; 1.50 kantine: een ruimte in of bij een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken, niet in de vorm van bruiloften, partijen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van horeca, in hoofdzaak ten dienste van de gelet op de bestemming van het gebouw aanwezige hoofdfunctie; 1.51 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten: het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, zoals genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bij deze regels, waarvoor geen vergunningplicht op grond van milieuwetgeving geldt; 1.52 landschappelijke waarden: de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap; 1.53 maatschappelijke voorzieningen: educatieve, medische, sociaal-medische, religieuze en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van opvang van mensen en dieren en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen; 1.54 manege-activiteiten: bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony’s (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen); 8
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
1.55 natuurlijke waarden: de abiotische en biotische waarden van een gebied. Bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zal de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn; 1.56 netto horecavloeroppervlakte: de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor horeca, inclusief keuken en dergelijke, exclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke; 1.57 normaal agrarisch gebruik: het gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden; 1.58 normaal onderhoud: het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren; 1.59 overkapping: een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand; 1.60 paardenhouderij: een agrarisch aanverwant bedrijf dat is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen, stallen en verhuren, waaronder huifkarverhuur, van paarden en/of pony’s; 1.61 peil: a. voor een bouwwerk op een perceel waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter hoogte van de hoofdingang; b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld; 1.62 productiegebonden detailhandel: detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie; 1.63 prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; 1.64 recreatieappartement: het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid ten behoeve van verblijfsrecreatie in een groter gebouw; 1.65 recreatieverblijf: een vrijstaand gebouw, al dan niet behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en qua afmetingen ondergeschikt aan dat (hoofd)gebouw, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning; 1.66 recreatiewoning: een gebouw dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben; 1.67 relatie: een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een bestemmingsvlak met elkaar verbindt, zodanig dat voor de toepassing van de regels sprake is van één bestemmingsvlak; 1.68 risicogevoelig bouwwerk c.q. object: een bouwwerk c.q. object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, dat kan worden aangemerkt in de zin van dat besluit als een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object;
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
9
1.69 risicovolle inrichting: een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten; 1.70 seizoenstandplaats: het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel voor ten hoogste de periode van 1 maart tot 1 november; 1.71 seksinrichting: een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar; 1.72 semipermanente overkapping: overkapping die tijdelijk van aard is, waarbij de tijdelijkheid blijkt uit de constructie van de overkapping, deze is zo dat de overkapping relatief eenvoudig kan worden weggehaald; 1.73 sierteelt: de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken; 1.74 snackvoorziening: een eetgelegenheid waar men voornamelijk snacks (friet, kroket, frikandel) kan kopen en nuttigen; 1.75 souterrain: de geheel of gedeeltelijk onder de grond gelegen ruimten van een gebouw; 1.76 stacaravan: een caravan, die, ook al is hij niet omgevingsvergunningplichtig, toch als een gebouw valt aan te merken; 1.77 toeristische standplaats: het terreingedeelte dat bestemd is voor het plaatsen van een kampeermiddel, niet zijnde een bouwwerk, dat slechts gedurende een beperkte periode van ten hoogste enige weken (maximaal drie maanden) op het kampeerterrein aanwezig is; 1.78 voorkeurgrenswaarde: de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder; 1.79 vrij beroep: het beroep van: a. huisarts, medisch-specialist, tandarts, tandarts-specialist, apotheker, fysiotherapeut, oefentherapeut, logopedist, verloskundige, dierenarts, bouwkundig architect, interieurarchitect, stedenbouwkundige, raadgevend ingenieur, notaris, advocaat, gerechtsdeurwaarder, registeraccountant, belastingconsulent, accountant, administratieconsulent, makelaar in onroerend goed, assurantiebemiddelaar, organisatieadviseur, tuin- en landschapsarchitect; b. dan wel een naar de aard daarmee gelijk te stellen beroep, dat, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend in een hoofdgebouw en/of bijgebouw(en) dat is (die zijn) bestemd voor het permanent wonen; 1.80 vrijstaand bijgebouw: een vrijstaand gebouw, dat ruimtelijk ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw;
10
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
1.81 vuurwerkbedrijf: een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen; 1.82 weekend- en/of verblijfsrecreatie: het doorbrengen van één of meer nachten buiten de vaste woonplaats, uitgezonderd sociale bezoeken aan familie, vrienden, kennissen en zakenbezoeken; 1.83 vaste woonplaats: het gebruiken van woonruimte als hoofdverblijf zoals bedoeld in de Wet gemeenschappelijke basisadministratie. Als criterium voor de vaststelling of iemand een woonruimte als hoofdverblijf in gebruik heeft, geldt dat hij of zij op het betreffende adres staat ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie, terwijl tevens uit het geheel van feiten en omstandigheden blijkt dat het betreffende adres als zijn of haar hoofdverblijf fungeert; 1.84 woning: een gebouw, uitsluitend bedoeld voor niet-recreatieve bewoning of een uitsluitend voor niet-recreatieve bewoning bedoeld gedeelte van een gebouw: 1.85 woonhuis: een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
11
Artikel 2 Wijze van meten Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen; 2.2 de dakhelling: langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak; 2.3 de goothoogte van een bouwwerk: vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel; 2.4 de inhoud van een bouwwerk: tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen; 2.5 de oppervlakte van een bouwwerk: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een minimale oversteek van 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend; 2.6 de oppervlakte van een permanent woongedeelte: de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580; 2.7 de vloeroppervlakte van een beroeps- en/of bedrijfsactiviteit: de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580; 2.8 de oppervlakte van personeelsruimten: de gebruiksoppervlakte overeenkomstig NEN 2580; 2.9 de breedte van randbeplanting/afschermende elzensingel: de breedte gemeten tussen de horizontale projectie van de buitenste stammen van de randbeplanting/elzenzingels; 2.10 de goothoogte van een lessenaarsdak: de goothoogte van een lessenaarsdak wordt bepaald door de hoogte van de goot aan de hoge zijde van het dak.
12
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS Artikel 3 Agrarisch 3.1
Bestemmingsomschrijving
De a. b. c.
voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: het grondgebonden agrarisch gebruik; cultuurgrond; het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden; d. een hondenschool, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch – hondenschool”; e. recreatieverblijven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf”; f. parkeer- en/of speelterreinen ten behoeve van aangrenzende kampeerterreinen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein”, met daaraan ondergeschikt: g. agrarisch natuurbeheer; h. openbare nutsvoorzieningen; i. extensief dagrecreatief medegebruik; j. infrastructurele voorzieningen; k. waterhuishoudkundige voorzieningen, waaronder waterberging, met de daarbij behorende: l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; m. een agrarische schuur, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - agrarische schuur”. 3.2
Bouwregels
a. Op of in deze gronden zullen, behoudens gebouwen ten behoeve van een hondenschool, recreatieverblijven en agrarische schuren, geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. b. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een hondenschool gelden de volgende regels: 1. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd; 2. het aantal gebouwen zal op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - hondenschool”, ten hoogste 1 bedragen; 3. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen. c. Voor het bouwen van recreatieverblijven gelden de volgende regels: 1. het aantal recreatieverblijven zal per aanduiding of per bouwperceel, indien de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf” gelegen is binnen de grenzen van een bouwperceel, ten hoogste 1 bedragen; 2. de oppervlakte van een recreatieverblijf zal ten hoogste 55 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen; 3. de bouwhoogte van een recreatieverblijf zal ten hoogste 7,00 m bedragen; 4. de goothoogte van een recreatieverblijf zal ten hoogste 3,00 m bedragen; 5. de dakhelling van een recreatieverblijf zal ten hoogste 60° bedragen. d. Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een agrarische schuur gelden de volgende regels: 1. het aantal gebouwen zal per aanduidingsvlak ten hoogste 1 bedragen; 2. de oppervlakte van een gebouw zal ten hoogste 60,00 m² bedragen; 3. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 5,00 m bedragen. Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
13
e. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 1,50 m bedragen. 3.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het opslaan van mest, hooi- en/of kuilbalen en/of overige landbouwproducten; b. het afgraven en/of vergraven en/of ophogen van gronden, niet zijnde het ophogen van gronden ten behoeve van graslandverbetering; c. het gebruik van de gronden en/of bouwwerken voor sier- en/of fruitteelt, houtteelt, bosbouw, bollenteelt, boomkwekerijbedrijven en/of naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid; d. het opslaan van bagger en/of hekkelmateriaal anders dan het tijdelijk opslaan op de oever van het water waaruit de bagger is verkregen; e. het opslaan van niet-agrarische producten en goederen en/of het stallen van auto’s, boten en caravans; f. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel; g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan in de vorm van recreatieverblijven ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf”; h. het gebruik van de gronden als parkeer- en/of speelterrein, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “parkeerterrein”; i. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de bestaande paardrijbakken. 3.4
Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 3.3, sub a in die zin dat gronden worden gebruikt voor het opslaan van mest, hooi- en/of kuilbalen en/of overige landbouwproducten, mits: 1. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is; 2. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast voor opslag ten behoeve van een als zodanig van een bouwperceel voorzien agrarisch bedrijf; 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het bepaalde in lid 3.3, sub b in die zin dat gronden worden afgegraven en/of vergraven en/of opgehoogd, mits: 1. dit noodzakelijk is voor de teelt van de binnen de bestemming toegestane gewassen; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijk en natuurlijke waarden, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. het bepaalde in lid 3.3, onder c in die zin dat de gronden en/of bouwwerken worden gebruikt voor sier- en/of fruitteelt, houtteelt, bosbouw, bollenteelt, het kweken van bomen en struiken, en/of naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, mits: 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de binnenduinrand; 2. bij de afweging van de toelaatbaarheid van bosbouw, houtteelt en andere opgaande teeltvormen, de landschaps- en beheersvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan 2004, uitgangspunt zal zijn.
14
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
3.5
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Vergunningplicht Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist: a. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt; b. het aanplanten van bomen en/of houtgewas, niet zijnde bomen en/of houtgewas onderdeel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt; c. het graven en/of dempen en/of verbreden van sloten en/of andere watergangen en/of -partijen; d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik; e. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen buiten het bouwperceel; f. het ophogen van gronden ten behoeve van graslandverbetering; g. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, en/of het verharden en/of verbreden van bestaande wegen en bestaande paden. 3.5.2 Uitzondering vergunningplicht Het bepaalde in lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen. 3.5.3 Toetsingscriteria De omgevingsvergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, aardkundige, natuurlijke en cultuurhistorische waarden. Bij de afweging van de toelaatbaarheid van vergunningplichtige werken en werkzaamheden, zal de landschapsontwikkelingsvisie uit het Landschapsontwikkelingsplan 2004, steeds onderdeel van het toetsingskader zijn. 3.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: a. de bestemming ‘Agrarisch’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Recreatie – 1’, ten behoeve van de sanering van een kampeerterrein elders, mits: 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitbreiding van bestaande kampeerterreinen op gronden met de aanduiding “wetgevingzone wijzigingsgebied 1”; 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van Artikel 11 Recreatie - 1 van overeenkomstige toepassing zijn; 3. de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid past binnen de uitgangspunten van de Beleidsregels kamperen 2008; 4. ten behoeve van deze wijzigingsbevoegdheid een bestaand kampeerterrein elders geheel wordt gesaneerd, waarbij tegelijkertijd de verblijfsrecreatieve bestemming van het bestaande kampeerterrein wordt gewijzigd zodanig dat verblijfsrecreatie niet langer is toegestaan; 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur; 6. het bestaande aantal m² van de jaarstandplaatsen op het bestaande kampeerterrein en van het gesaneerde kampeerterrein tezamen, zoals weergegeven op de gronden ter plaatse van de aanduiding “maximum oppervlakte”, niet wordt vergroot; 7. het nieuwe kampeerterrein wordt voorzien van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen en overkappingen”; 8. het nieuwe kampeerterrein wordt omgeven door randbeplanting met een breedte van ten minste 7,00 m, tenzij er sprake is van toeristische standplaatsen in welk geval de breedte ten minste 3,00 m zal bedragen; 9. vooraf advies zal worden ingewonnen bij het Wetterskip Fryslân;
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
15
10. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. de bestemming ‘Agrarisch’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Recreatie – 1’ , ten behoeve van kwaliteitsverbetering/herinrichting van een kampeerterrein, mits: 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de uitbreiding van bestaande kampeerterreinen op gronden met de aanduiding “wetgevingzone wijzigingsgebied 1”; 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van Artikel 11 Recreatie - 1 van overeenkomstige toepassing zijn; 3. de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid past binnen de uitgangspunten van de Beleidsregels kamperen 2008; 4. de uitbreiding niet meer bedraagt dan 50% van de oppervlakte van het bestaande kampeerterrein; 5. het bestaande aantal m² van de jaarstandplaatsen op het bestaande kampeerterrein, zoals weergegeven op de verbeelding, niet wordt vergroot; 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de beginselen van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur; 7. het nieuwe kampeerterrein wordt voorzien van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen en overkappingen”; 8. het nieuwe kampeerterrein wordt omgeven door randbeplanting met een breedte van ten minste 7,00 m, tenzij er sprake is van toeristische standplaatsen in welk geval de breedte ten minste 3,00 m zal bedragen; 9. de bestaande gezamenlijke oppervlakte van de kampeerterreinen en recreatiewoningenterreinen in de gemeente, zoals die bestond op 1 januari 2011, met niet meer dan 11 hectare wordt vergroot; 10. vooraf advies zal worden ingewonnen bij het Wetterskip Fryslân; 11. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
16
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij 4.1 De a. b. c. d. e.
Bestemmingsomschrijving
voor ‘Agrarisch – Paardenhouderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, ten behoeve van een paardenhouderij; een kantine; een recreatieappartement in de bedrijfswoning; een bedrijfswoning, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”; aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning,
alsmede in beperkte mate voor: f. wegen en paden; g. water, met de daarbij behorende: h. tuinen, erven en terreinen; i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 4.2
Bouwregels
a. Voor het bouwen van de in lid 4.1 onder a t/m e genoemde bouwwerken gelden de volgende regels: 1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 paardenhouderij, worden gebouwd; 2. de bedrijfswoning en de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, zullen binnen de bouwvlakken worden gebouwd; 3. het aantal bedrijfswoningen zal per aanduiding “bedrijfswoning” ten hoogste 1 bedragen; 4. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning zal ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – recreatieappartement” ten minste 75 m² bedragen; 5. de bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; 6. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: Functie van een gebouw
Maximale Goothoogte in m Dakhelling in ° Bouwhoogte in m oppervlakte in m² per gebouw gezamenlijk max. min. max. max. 4,00 20 60 10,00
Bedrijfsgebouw en overkapping Bedrijfswoning 150 3,50 30 60 10,00 Aan- en uitbouwen, 40 3,00 60 -* bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning * De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning ten hoogste 2,00 m zal bedragen; 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
17
4.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van: a. het bepaalde in lid 4.2, sub a, onder 6 en toestaan dat bedrijfsgebouwen, waaronder overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het bepaalde in lid 4.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 4.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – recreatieappartement”; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van manegeactiviteiten met de daarbij behorende horecadoeleinden; c. gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan een kantine, waarbij de netto horecavloeroppervlakte niet groter mag zijn dan 100 m² en waarbij geen terras aan de weg is toegestaan; d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel; e. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning; f. het gebruik van agrarische bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; g. het opslaan van niet-agrarische producten en goederen en/of het stallen van auto’s, boten en caravans, anders dan in gebouwen. 4.5
Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4, sub f in die zin dat de gebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits: a. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen; b. de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel; c. het parkeren ten behoeve van de huisvesting op het eigen erf plaatsvindt; d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
18
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Artikel 5 Bedrijf 5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van: 1. detailhandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”; 2. fietsenverhuur, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - fietsenverhuur”; 3. een hoefsmederij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – hoefsmid”; 4. een reparatie- en onderhoudsbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – reparatie- en onderhoudsbedrijf”; 5. een werk- en opslagplaats, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - werk- en opslagplaats”; 6. niet zijnde geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven; b. een bedrijfswoning, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, met daaraan ondergeschikt: d. wegen en paden; e. water, met de daarbij behorende: f. tuinen, erven en terreinen; g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 5.2
Bouwregels
a. Voor het bouwen van de in lid 5.1 onder a t/m c genoemde bouwwerken gelden de volgende regels: 1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 bedrijf worden gebouwd; 2. de bedrijfswoning en de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen binnen de bouwvlakken worden gebouwd; 3. het aantal bedrijfswoningen zal per aanduiding “bedrijfswoning” ten hoogste 1 bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten” waar geen bedrijfswoningen zijn toegestaan; 4. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; 5. de maatvoering van een bouwwerk zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: Functie van een gebouw
Maximale Goothoogte in m Dakhelling in ° Bouwhoogte in m oppervlakte in m² per gebouw gezamenlijk max. min. max. max. 4,00 20 60 10,00
Bedrijfsgebouw en overkapping Bedrijfswoning 150 3,50 30 60 10,00 Aan- en uitbouwen, 40 3,00 60 -* bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning * De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
19
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en/of de bedrijfsgebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 5.3
Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in artikel 5.2, sub a, onder 2, in die zin dat bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, mits: 1. de totale gezamenlijke oppervlakte die is toegestaan aan bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen, voor het verlenen van de omgevingsvergunning, niet wordt vergroot door het verlenen van de omgevingsvergunning; 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde; 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het bepaalde in artikel 5.2, sub a, onder 5 in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. het bepaalde in lid 5.2, sub a, onder 5 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aanen uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits: 1. niet meer dan 50% van het achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gelegen erf, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, wordt bebouwd; 2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in ruimtelijke en stedenbouwkundige zin in goede verhouding staan tot het hoofdgebouw; 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; d. het bepaalde in artikel 5.2, sub b, onder 2, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 5.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven die niet zijn genoemd in lid 5.1; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor recreatieve doeleinden; c. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan één woning; d. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “detailhandel”. 5.5
Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 5.4, sub b in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in de bedrijfswoning, mits:
20
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
1. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder bedraagt dan 75 m²; 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt; 3. met de recreatieappartementen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden; 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het bepaalde in lid 5.4, sub b, in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits: 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bestaande bedrijfswoning. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur); 2. er maximaal 4 slaapplaatsen en 2 kamers gerealiseerd worden; 3. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt; 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt; 5. met de logiesruimten het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden; 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. het bepaalde in lid 5.4, sub d in die zin dat de gebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen; 2. de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel; 3. het parkeren ten behoeve van de huisvesting op het eigen erf plaatsvindt; 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 5.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Bedrijf’, met inbegrip van de bouwvlakken, wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 18 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn; b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; c. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning; d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
21
Artikel 6 Bos 6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bos’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de elzensingels en elzenbossen, met daaraan ondergeschikt: b. infrastructurele voorzieningen; c. openbare nutsvoorzieningen; d. waterhuishoudkundige voorzieningen, met de daarbij behorende: e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 6.2
Bouwregels
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. b. Op of in deze gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, hiervoor geldt de volgende regel: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen. 6.3
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het verwijderen van bomen en/of houtgewas anders dan ten behoeve van de ontsluiting van een perceel of het normale onderhoud; b. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten; c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden. 6.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist: a. het verwijderen van bomen en/of houtgewas ten behoeve van de ontsluiting van een perceel; b. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen. 6.4.2 Uitzondering vergunningplicht Het bepaalde in lid 6.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen. 6.4.3 Toetsingscriteria De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en de cultuurhistorische waarden en aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Artikel 7 Detailhandel 7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van detailhandelsbedrijven; b. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van detailhandelsbedrijven in combinatie met fietsenverhuur, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - fietsenverhuur”; c. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van detailhandelsbedrijven in combinatie met een tearoom, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - tearoom”; d. recreatieverblijven, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf”, e. een bedrijfswoning, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”; f. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning, met daaraan ondergeschikt: g. wegen en paden; h. water, met de daarbij behorende: i. tuinen, erven en terreinen; j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 7.2
Bouwregels
a. Voor het bouwen van de in lid 7.1 onder a t/m f genoemde bouwwerken gelden de volgende regels: 1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 detailhandelsbedrijf worden gebouwd; 2. de bedrijfswoning en de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen binnen de bouwvlakken worden gebouwd; 3. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 1 bedragen; 4. de bedrijfsgebouwen en overkappingen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; 5. vrijstaande bijgebouwen, in de vorm van een recreatieverblijf, zullen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – recreatieverblijf”; 6. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: Functie van een gebouw
Maximale Goothoogte in m Dakhelling in ° Bouwhoogte in m oppervlakte in m² per gebouw gezamenlijk max. min. max. max. 4,00 15 60 10,00
Bedrijfsgebouw en overkapping Bedrijfswoning 150 3,50 30 60 10,00 Aan- en uitbouwen, 40* 3,00 60 -# bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning * In afwijking van deze regel mag de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een recreatieverblijf ten hoogste 55 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen. # De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de bouwhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
23
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 7.3
Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in artikel 7.2, sub a, onder 2, in die zin dat bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, mits: 1. de totale gezamenlijke oppervlakte die is toegestaan aan bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen, voor het verlenen van de omgevingsvergunning, niet wordt vergroot door het verlenen van de omgevingsvergunning; 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde; 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 6 in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. het bepaalde in lid 7.2, sub a, onder 6 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aanen uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits: 1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – recreatieverblijf”, de oppervlakte van de recreatieverblijven meetelt bij het bepalen van de gezamenlijke oppervlakte; 2. niet meer dan 50% van het achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gelegen erf, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, wordt bebouwd; 3. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in ruimtelijke en stedenbouwkundige zin in goede verhouding staan tot het hoofdgebouw; 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; d. het bepaalde in lid 7.2, sub b, onder 2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 7.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie recreatieverblijf”; b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor fietsenverhuur, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – fietsverhuur”; c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca - tearoom”; d. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan 1 woning; e. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning.
24
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
7.5
Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 7.4, sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in de bedrijfswoning, mits: 1. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder bedraagt dan 75 m²; 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt; 3. met de recreatieappartementen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden; 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het bepaalde in lid 7.4, sub a in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits: 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bestaande bedrijfswoning. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur); 2. er maximaal 4 slaapplaatsen en 2 kamers gerealiseerd worden; 3. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt; 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt; 5. met de logiesruimten het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden; 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. het bepaalde in lid 7.4, sub e in die zin dat de gebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen; 2. de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel; 3. het parkeren ten behoeve van de huisvesting op het eigen erf plaatsvindt; 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 7.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Detailhandel’, met inbegrip van de bouwvlakken, wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 18 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn; b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; c. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning; d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
25
Artikel 8 Groen 8.1 De a. b. c.
Bestemmingsomschrijving
voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: groenvoorzieningen; sloten, vijvers en bermen; speelvoorzieningen,
met de daarbij behorende: d. tuinen en erven; e. verhardingen; f. wegen, straten en paden; g. parkeervoorzieningen; h. nuts- en communicatievoorzieningen; i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstobjecten en straatmeubilair. 8.2
Bouwregels
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
26
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Artikel 9 Horeca 9.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. bedrijfsgebouwen en overkappingen, ten behoeve van: 1. horecabedrijven in categorie 1, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 1”; 2. horecabedrijven in categorie 2, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 2”; 3. horecabedrijven in categorie 3, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 3”; 4. horecabedrijven in categorie 4 uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca van categorie 4”; 5. een opnamestudio, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van horeca – opnamestudio”; 6. een congrescentrum en een horecabedrijf in categorie 3, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “congrescentrum”, zoals bedoeld in Bijlage 2 Indeling horecatypen; b. een bedrijfswoning, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”; c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen; d. semipermanente overkappingen op een bestaand terras, met daaraan ondergeschikt: e. wegen en paden; f. water, met de daarbij behorende: g. tuinen, erven en terreinen; h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 9.2
Bouwregels
a. Voor het bouwen van de in lid 9.1 onder a t/m c genoemde bouwwerken gelden de volgende regels: 1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van 1 horecabedrijf worden gebouwd; 2. de bedrijfswoning en de bedrijfsgebouwen en overkappingen, met uitzondering van semipermanente overkappingen van terrassen, zullen binnen de bouwvlakken worden gebouwd; 3. het aantal bedrijfswoningen zal per aanduidingsvlak “bedrijfswoning” ten hoogste 1 bedragen; 4. de bedrijfsgebouwen en overkappingen, met uitzondering van semipermanente overkappingen van terrassen, en de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen tenminste 1,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd; 5. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
27
Functie van een gebouw
Maximale oppervlakte in m² per gebouw gezamenlijk -
Goothoogte in m Dakhelling in ° Bouwhoogte in m
Bedrijfsgebouw en overkapping semipermanente overkapping op een bestaand terras Bedrijfswoning 150 Aan- en uitbouwen, 40 bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning # De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen bouwhoogte van de bijbehorende bedrijfswoning.
max. 4,00
min. 15
max. 60
max. 10,00
4,00
0
60
4,00
3,50 3,00
30 -
60 60
10,00 -#
zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 9.3
Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in artikel 9.2, sub a, onder 2, in die zin dat bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, mits: 1. de totale gezamenlijke oppervlakte die is toegestaan aan bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen, voor het verlenen van de omgevingsvergunning, niet wordt vergroot door het verlenen van de omgevingsvergunning; 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde; 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het bepaalde in artikel 9.2, sub a, onder 2, in die zin dat bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, mits: 1. de totale oppervlakte aan bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen die buiten het bouwvlak wordt gebouwd niet meer bedraagt dan 20% van het bouwvlak; 2. dit noodzakelijk is ten behoeve van kwalitatieve verbeteringen; 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde; 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 5. het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 5 in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. het bepaalde in lid 9.2, sub a, onder 5 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aanen uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits: 1. niet meer dan 50% van het achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gelegen erf, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, wordt bebouwd; 2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in ruimtelijke en stedenbouwkundige zin in goede verhouding staan tot het hoofdgebouw; 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 28
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
d. het bepaalde in lid 9.2, sub b, onder 2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 9.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het splitsen van een bedrijfswoning in meer dan 1 woning; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel; c. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning; d. het gebruik van de bouwwerken als zelfstandige appartementen. 9.5
Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.4, sub c in die zin dat de gebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits: a. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen; b. de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel; c. het parkeren ten behoeve van de huisvesting op het eigen erf plaatsvindt; d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 9.6 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Horeca’, met inbegrip van de bouwvlakken, wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 18 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn; b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; c. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning; d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
29
Artikel 10 Maatschappelijk 10.1 Bestemmingsomschrijving De a. b. c. d. e.
voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen, waaronder een sportzaaltje; een bedrijfswoning, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”; woningen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “wonen”; aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij (bedrijfs)woningen; een toren, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – kerktoren”; f. een begraafplaats, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats”; g. ondergeschikte horeca, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca”, alsmede in beperkte mate voor: h. straten en paden; i. nuts- en communicatievoorzieningen, met de daarbij behorende: j. tuinen, erven en terreinen; k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 10.2 Bouwregels a. Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder a t/m g genoemde bouwwerken gelden de volgende regels: 1. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen worden gebouwd; 2. de (bedrijfs)woning en de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen binnen de bouwvlakken worden gebouwd; 3. het aantal (bedrijfs)woningen zal per aanduiding “bedrijfswoning” of “wonen” ten hoogste 1 bedragen; 4. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: Functie van een gebouw
Maximale Goothoogte in m Dakhelling in ° Bouwhoogte in m oppervlakte in m² per gebouw gezamenlijk max. min. max. max. 4,00 15 60 10,00
Bedrijfsgebouw en overkapping (Bedrijfs)woning 150 3,50 30 60 10,00 Aan- en uitbouwen, 40 3,00 60 -# bijgebouwen en overkappingen bij een (bedrijfs)woning # De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de bouwhoogte van de bijbehorende bedrijfswoning.
5. in afwijking van het gestelde onder 4, geldt voor gebouwen op de gronden ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” dat de bestaande bouwvorm gehandhaafd zal blijven. b. Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder e genoemde toren gelden de volgende regels: 1. de toren, zal uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk – kerktoren” worden gebouwd; 2. de toren, zal binnen een bouwvlak worden gebouwd; 3. de bouwhoogte van de toren zal ten hoogste 35 m bedragen.
30
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en/of de bedrijfsgebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 10.3 Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in artikel 10.2, sub a, onder 2, in die zin dat bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, mits: 1. de totale gezamenlijke oppervlakte die is toegestaan aan bedrijfswoningen, bedrijfsgebouwen en overkappingen, voor het verlenen van de omgevingsvergunning, niet wordt vergroot door het verlenen van de omgevingsvergunning; 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde; 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 4 in die zin dat bedrijfsgebouwen en overkappingen, worden voorzien van een plat dak, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. het bepaalde in lid 10.2, sub a, onder 4 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aanen uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits: 1. niet meer dan 50% van het achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gelegen erf, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, wordt bebouwd; 2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in ruimtelijke en stedenbouwkundige zin in goede verhouding staan tot het hoofdgebouw; 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; d. het bepaalde in lid 10.2, sub c, onder 2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 10.4 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel; b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, met uitzondering van de ondergeschikte horeca op de gronden ter plaatse van de aanduiding “horeca”; c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden; d. het splitsen van een (bedrijfs)woning in meer dan 1 woning; e. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijgebouwen voor bewoning. 10.5 Afwijken van de gebruiksregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.4, sub e in die zin dat de gebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel, mits:
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
31
a. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen; b. de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personeel; c. het parkeren ten behoeve van de huisvesting op het eigen erf plaatsvindt; d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 10.6 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Maatschappelijk’, met inbegrip van de bouwvlakken, wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’, mits: a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 18 Wonen van overeenkomstige toepassing zijn; b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; c. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige (bedrijfs)woning; d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
32
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Artikel 11 Recreatie - 1 11.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Recreatie – 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. standplaatsen voor kampeermiddelen, waaronder stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens; b. gebouwen en overkappingen, ten behoeve van beheer en dienstverlening, sanitaire voorzieningen en onderhoud; c. een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimten ten behoeve van beheer en dienstverlening, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”; d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning; e. bergingen bij stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens, met de daarbij behorende: f. tuinen en terreinen; g. sport- en speelterreinen; h. parkeervoorzieningen; i. groenvoorzieningen en randbeplanting; j. wegen en paden; k. water; l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 11.2 Bouwregels a. Voor het bouwen van de in lid 11.1, sub b genoemde bouwwerken gelden de volgende regels: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 3% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak bedragen, waarbij de ruimten voor beheer en dienstverlening in bedrijfswoningen worden meegerekend; 2. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 200 m² bedragen; 3. de goothoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 3,00 m bedragen; 4. de bouwhoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 10,00 m bedragen; 5. de dakhelling van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 60º bedragen. b. Voor het bouwen van de in lid 11.1, sub c en d genoemde bouwwerken gelden de volgende regels: 1. een bedrijfswoning zal uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” en binnen een bouwvlak worden gebouwd; 2. het aantal bedrijfswoningen per aanduiding “bedrijfswoning” zal ten hoogste 1 bedragen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning uitgesloten” waar geen bedrijfswoningen zijn toegestaan; 3. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: Functie van een gebouw
Maximale oppervlakte in m² per gebouw gezamenlijk 150# 40
Goothoogte in m Dakhelling in °
Hoogte in m
max. min. max. max. Bedrijfswoning 3,50 30 60 10,00 Aan- en uitbouwen, 3,00 60 * bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning # Tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de maximale oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen. * De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de bouwhoogte van de bijbehorende bedrijfswoning.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
33
c. Voor het plaatsen van stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens gelden de volgende regels: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens zal niet meer bedragen dan de maximum oppervlakte, zoals per bestemmingsvlak is aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximum oppervlakte”; 2. de oppervlakte van een stacaravan of naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen zal ten hoogste 45 m² bedragen; 3. de bouwhoogte van een stacaravan of naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen zal ten hoogste 3,00 m bedragen. d. Voor het bouwen van bergingen bij stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens gelden de volgende regels: 1. per stacaravan of een naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen zal ten hoogste 1 berging worden gebouwd; 2. de afstand van een berging tot de naastgelegen stacaravan of het naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomen zal ten minste 3,00 m bedragen; 3. een berging zal niet in de randbeplanting worden gebouwd; 4. de oppervlakte van een berging zal ten hoogste 6,00 m² bedragen; 5. de bouwhoogte van een berging zal ten hoogste 2,50 m bedragen; 6. de dakhelling van een berging zal ten hoogste 30º bedragen. e. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en/of de bedrijfsgebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 11.3 Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in artikel 11.2, sub b, onder 2, in die zin dat bedrijfswoningen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, mits: 1. de totale oppervlakte aan bedrijfswoningen die buiten het bouwvlak wordt gebouwd niet meer bedraagt dan 20% van het bouwvlak; 2. dit noodzakelijk is ten behoeve van kwalitatieve verbeteringen; 3. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde; 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het bepaalde in lid 11.2, sub b, onder 3 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aanen uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits: 1. niet meer dan 50% van het achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gelegen erf, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, wordt bebouwd; 2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in ruimtelijke en stedenbouwkundige zin in goede verhouding staan tot het hoofdgebouw; 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. het bepaalde in lid 11.2, sub e, onder 2, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
34
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
11.4 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van bouwwerken, met uitzondering van de bedrijfswoning en aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, en kampeermiddelen voor permanente bewoning; b. het gebruik van gronden ten behoeve van de plaatsing van kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderkomens, in periode van 1 november tot 1 maart van ieder jaar; c. het gebruik van bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan een kantine, waarbij de kantine is bedoeld voor eigen gasten van het kampeerterrein en de netto horecavloeroppervlakte niet groter mag zijn dan 100 m² en waarbij geen terras aan de weg is toegestaan; d. het verwijderen van randbeplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud; e. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, voor recreatieve bewoning; f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandelsdoeleinden en/of fietsenverhuur, met uitzondering van detailhandel en de fietsenverhuur ten dienste van de eigen gasten van het kampeerterrein. 11.5 Afwijken van de gebruiksregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 11.4, sub a in die zin dat de gebouwen en overkappingen, ten behoeve van beheer en dienstverlening, de bedrijfswoning en/of de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen worden gebruikt voor het inrichten van ruimten ten behoeve van de huisvesting van tijdelijk personeel, mits: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de ruimten ten behoeve van de huisvesting van personeel ten hoogste 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen op het perceel zal bedragen; 2. de personeelsverblijven uitsluitend worden ingericht ten behoeve van de huisvesting van tijdelijk personeel; 3. het parkeren ten behoeve van de huisvesting op het eigen erf plaatsvindt; 4. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt; 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het bepaalde in lid 11.4, onder d in die zin dat randbeplanting wordt verwijderd, mits: 1. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatieterrein; 2. de verwijdering incidenteel plaatsheeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de randbeplanting van het recreatieterrein ten opzichte van het omringende landschap; 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. het bepaalde in lid 11.4, sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in de bedrijfswoning, mits: 1. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder bedraagt dan 75 m²; 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt; 3. met de recreatieappartementen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden; 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
35
11.6 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: a. de oppervlaktes voor jaarstandplaatsen op de verbeelding worden aangepast, mits: 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast, indien sprake is van uitruil van jaarstandplaatsen tussen kampeerterreinen onderling, waarbij de gezamenlijke aantallen m² aan jaarstandplaatsen, zoals weergegeven ter plaatse van de aanduiding “maximum oppervlakte”, niet worden vergroot; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. de bestemming ‘Recreatie – 1’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Agrarisch’, mits: 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 3 Agrarisch van overeenkomstige toepassing zijn; 2. deze wijziging wordt toegepast, indien de verblijfsrecreatie van het kampeerterrein geheel wordt beëindigd, en alle voorzieningen daartoe worden verwijderd; c. de bestemming ‘Recreatie – 1’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Recreatie – 2’, mits: 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels opgenomen in Bijlage 3 Artikel recreatie - 2 van overeenkomstige toepassing zijn; 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend van toepassing is op kampeerterreinen waar jaarstandplaatsen zijn toegestaan; 3. de bouw van de recreatiewoningen past binnen het beleid zoals vastgesteld in de Beleidsregels Kamperen 2008; 4. er voldoende parkeergelegenheid op het nieuwe recreatiewoningenterrein wordt aangelegd; 5. er maximaal 15% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak met recreatiewoningen wordt bebouwd; 6. de maatvoering van een recreatiewoning voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: Functie van een gebouw Recreatiewoning
Maximale oppervlakte in m² 90
Maximale goothoogte in m 2,80
Maximale dakhelling in ° 60
Maximale hoogte in m 7,00
7. de ten behoeve van het voormalige kamperen aanwezige, bestaande beheers- en toiletgebouwen, worden gesaneerd tot een maximaal toelaatbare oppervlakte van 40 m²; 8. de gronden en bouwwerken uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie; 9. met de bouw van de recreatiewoningen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden; 10. vooraf advies zal worden ingewonnen bij het Wetterskip Fryslân; 11. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
36
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Artikel 12 Recreatie - 4 12.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Recreatie – 4’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. standplaatsen voor kampeermiddelen, uitgezonderd (sta)caravans; b. gebouwen en overkappingen, ten behoeve van beheer en dienstverlening, sanitaire voorzieningen en onderhoud, met de daarbij behorende: c. tuinen en terreinen; d. sport- en speelterreinen; e. parkeervoorzieningen; f. groenvoorzieningen en randbeplanting; g. wegen en paden; h. water; i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 12.2 Bouwregels a. Voor het bouwen van de in lid 12.1, sub b genoemde bouwwerken gelden de volgende regels: 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen, zal ten hoogste 40 m² bedragen; 2. de bouwhoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 5 m bedragen; 3. de dakhelling van de gebouwen of overkappingen, zal ten hoogste 60º bedragen. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 12.3 Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2, sub b, onder 2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 12.4 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van bouwwerken en kampeermiddelen voor permanente bewoning; b. het gebruik van gronden ten behoeve van de plaatsing van kampeermiddelen in periode van 1 november tot 1 maart van ieder jaar; c. het gebruik van bouwwerken voor horecadoeleinden, anders dan een kantine, waarbij de kantine is bedoeld voor de eigen gasten van het kampeerterrein en waarbij geen terras aan de weg is toegestaan; d. het verwijderen van randbeplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud; e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandelsdoeleinden en/of fietsenverhuur.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
37
12.5 Afwijken van de gebruiksregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.4, onder d in die zin dat randbeplanting wordt verwijderd, mits: a. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatieterrein; b. de verwijdering incidenteel plaatsheeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de randbeplanting van het recreatieterrein ten opzichte van het omringende landschap; c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 12.6 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming ‘Recreatie – 4’ wordt gewijzigd in de bestemming ‘Recreatie - Recreatiewoningen 2’, mits: a. de bestemming van het bestemmingsvlak in zijn geheel wordt gewijzigd; b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 14 Recreatie Recreatiewoningen 2 van overeenkomstige toepassing zijn; c. het aantal recreatiewoningen ten hoogste 3 mag bedragen; d. de maatvoering van een recreatiewoning voldoet aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: Functie van een gebouw Recreatiewoning
Maximale oppervlakte in m² 90
Maximale goothoogte in m 2,80
Maximale dakhelling in ° 60
Maximale hoogte in m 7,00
e. de ten behoeve van het voormalige kamperen aanwezige, bestaande beheerstoiletgebouwen, worden gesaneerd; f. met de bouw van de recreatiewoningen het maximaal toegestane aantal bedden binnen beddenboekhouding niet wordt overschreden; g. vooraf advies zal worden ingewonnen bij het Wetterskip Fryslân; h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, cultuurhistorische en archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
38
en de de de
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Artikel 13 Recreatie - Appartementsgebouw 13.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Recreatie – Appartementsgebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een gebouw ten behoeve van recreatieappartementen; b. bijgebouwen ten behoeve van berging en stalling, met de daarbij behorende: c. tuinen, erven en terreinen; d. afschermende beplanting; e. parkeervoorzieningen; f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 13.2 Bouwregels a. Voor het bouwen van het gebouw genoemd in lid 13.1, sub a gelden de volgende regels: 1. het gebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van entreepartijen met een diepte van ten hoogste 1,50 m; 2. de oppervlakte van het gebouw zal ten hoogste 385 m² bedragen, waarvan ten hoogste 295 m² bovengronds zal worden gebouwd; 3. ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding – ondergronds” zal het gebouw uitsluitend ondergronds worden gebouwd; 4. de goothoogte van het gebouw zal ten hoogste 4,00 m bedragen; 5. de bouwhoogte van het gebouw zal ten hoogste 9,00 m bedragen; 6. de dakhelling van het gebouw zal ten hoogste 60° bedragen. b. Voor het bouwen van bijgebouwen genoemd in lid 13.1, sub b gelden de volgende regels: 1. er zullen ten hoogste twee bijgebouwen worden gebouwd; 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen zal ten hoogste 35 m² bedragen; 3. de bouwhoogte van een bijgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 13.3 Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.2, sub c, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 13.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan ten behoeve van logiesverstrekking; c. het gebruik van (een deel van) een dak als dakterras; d. het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan ten behoeve van bedrijfsmatige exploitatie.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
39
Artikel 14 Recreatie - Recreatiewoningen - 2 14.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Recreatie - Recreatiewoningen 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. recreatiewoningen, inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen, met de daarbij behorende: b. tuinen en terreinen; c. sport- en speelterreinen; d. parkeervoorzieningen; e. groenvoorzieningen en randbeplanting; f. nuts- en communicatievoorzieningen; g. wegen en paden; h. water; i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 14.2 Bouwregels a. Voor het bouwen van de in lid 14.1, sub a genoemde bouwwerken gelden de volgende regels: 1. een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd; 2. de oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of aangebouwde overkappingen zal ten hoogste 90 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen; 3. er zullen geen kelders worden gebouwd; 4. de goothoogte van een recreatiewoning, een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkapping zal ten hoogste 2,80 m bedragen; 5. de dakhelling van een recreatiewoning, een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde overkap-ping zal ten hoogste 60º bedragen; 6. de bouwhoogte van een recreatiewoning, een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aangebouwde over-kapping zal ten hoogste 7,00 m bedragen; 7. in afwijking van het gestelde onder 4, 5 en 6 geldt voor recreatiewoningen op de gronden ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek” dat de bestaande bouwvorm gehandhaafd zal blijven. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de recreatiewoning ten hoogste 2,00 m zal bedragen; 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 14.3 Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan afgeweken worden van: a. het bepaalde in lid 14.2, sub a, onder 1 in die zin dat buiten een bouwvlak mag worden gebouwd, mits: 1. de oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of aangebouwde overkappingen ten hoogste 90 m² bedraagt; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
40
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
b. het bepaalde in lid 14.2, sub a, onder 3 in die zin dat een kelder wordt gebouwd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. het bepaalde in lid 14.2, sub b, onder 2 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 14.4 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gebouwen voor permanente bewoning, met uitzondering van de recreatiewoningen ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - permanente bewoning”; b. de voor recreatieve bewoning aangewezen gronden mogen ten aanzien van de percelen met de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - permanente bewoning” worden gebruikt voor permanente bewoning, met dien verstande dat het gebruik van de gronden ten behoeve van permanente bewoning dient te worden beëindigd op het moment dat degenen, die ten tijde van het vaststellen van het bestemmingsplan als bewoner van het pand in het GBA stond ingeschreven en destijds 18 jaar of ouder was, het permanente gebruik van de op deze gronden aanwezige woning beëindigt dan wel niet meer onafgebroken heeft voorgezet; c. het verwijderen van randbeplanting anders dan in de vorm van normaal onderhoud.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
41
Artikel 15 Sport 15.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. een sportveldencomplex, met de daarbij behorende: b. gebouwen, waaronder overkappingen; c. terreinen; d. wegen en paden; e. parkeervoorzieningen; f. water; g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 15.2 Bouwregels a. Voor het bouwen van gebouwen, waaronder overkappingen, gelden de volgende regels: 1. er zullen uitsluitend gebouwen, waaronder overkappingen, worden gebouwd ten behoeve van de in lid 15.1, sub a genoemde sportveldencomplexen; 2. een gebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd; 3. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen; 4. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen; 5. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 8,00 m bedragen, met uitzondering van de gebouwen op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte” waar de bouwhoogte ten hoogste 3,00 m zal bedragen. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen; 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 15.3 Afwijken van de bouwregels Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van: a. het bepaalde in lid 15.2, sub a, onder 2, in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. de totale gezamenlijke oppervlakte die is toegestaan aan gebouwen en overkappingen, voor het verlenen van de omgevingsvergunning, niet wordt vergroot door het verlenen van de omgevingsvergunning; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het bepaalde in lid 15.2 sub a, onder 2, in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten een bouwvlak mogen worden gebouwd, met dien verstande dat: 1. deze afwijking niet mogelijk is voor het bouwvlak op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte”; 2. de totale oppervlakte aan gebouwen en overkappingen die buiten het bouwvlak wordt gebouwd niet meer bedraagt dan 20% van het bouwvlak; 3. dit noodzakelijk is ten behoeve van kwalitatieve verbeteringen; 4. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde; 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
42
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
c. het bepaalde in lid 15.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m, ten behoeve van de plaatsing van lichtmasten en ballenvangers, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; d. het bepaalde in lid 15.2, sub b, onder 2 en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 15.4 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden anders dan een kantine, waarbij de netto horecavloeroppervlakte niet groter mag zijn dan 100 m², met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte” geen kantine is toegestaan; c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning; d. het verwijderen van singelbeplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
43
Artikel 16 Verkeer 16.1 Bestemmingsomschrijving De a. b. c. d. e. f. g. h.
voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: (ontsluitings)wegen; paden; dammen en/of duikers; sloten, bermen en beplanting; parkeerterreinen en -voorzieningen; ondergrondse nutsvoorzieningen; extensief dagrecreatief medegebruik; het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, de natuurlijke en de cultuurhistorische waarden van de elzensingels en elzenbos,
met de daarbij behorende; i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 16.2 Bouwregels a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 2,00 m bedragen. 16.3 Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 16.2, sub b, onder 1 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid, de woonsituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden en het bebouwingsbeeld. 16.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 16.4.1 Vergunningplicht Voor de volgende werken, geen bouwwerken omgevingsvergunning vereist: a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen; b. het verwijderen van elzensingels en/of elzenbos.
zijnde,
en
werkzaamheden
is
een
16.4.2 Uitzondering vergunningplicht Het bepaalde in lid 16.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen. 16.4.3 Toetsingscriteria De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke en de cultuurhistorische waarden.
44
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Artikel 17 Water 17.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. hoofdwatergangen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging en het behoud en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden; b. oeverstroken en -beplanting, met de daarbij behorende: c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 17.2 Bouwregels a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel: 1. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
45
Artikel 18 Wonen 18.1 Bestemmingsomschrijving De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. woonhuizen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen eventueel in combinatie met: 1. een vrij beroep dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit als genoemd in Bijlage 1 bij deze regels; 2. recreatieappartementen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – recreatieappartement”; 3. bed and breakfast, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bed and breakfast”, met dien verstande dat in de bed and breakfast op het perceel Dorpsstraat 25 maximaal 8 slaapplaatsen en 4 kamers zijn toegestaan; 4. vrijstaande bijgebouwen in de vorm van een recreatieverblijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – recreatieverblijf”; 5. een ruimte voor het geven van kookworkshops, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – kookworkshops”; b. woonhuizen en aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, al dan niet ten behoeve van recreatieve bewoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen recreatieve bewoning”, met de daarbij behorende: c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; d. tuinen, erven en terreinen; e. paden. 18.2 Bouwregels a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd; 2. per bestemmingsvlak zal ten hoogste 1 woonhuis worden gebouwd; 3. een hoofdgebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd; 4. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen, tenzij de bestaande goothoogte van een hoofdgebouw meer bedraagt, in welk geval de goothoogte maximaal de bestaande goothoogte zal bedragen; 5. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen, tenzij de bestaande dakhelling van een hoofdgebouw minder dan wel meer bedraagt, in welk geval de dakhelling minimaal dan wel maximaal de bestaande dakhelling zal bedragen; 6. de bouwhoogte zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij de bestaande bouwhoogte van een hoofdgebouw meer bedraagt, in welk geval de bouwhoogte maximaal de bestaande bouwhoogte zal bedragen. b. Voor het bouwen van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels: 1. vrijstaande bijgebouwen, in de vorm van een recreatieverblijf, zullen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – recreatieverblijf”; 2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in het verlengde daarvan worden gebouwd; 3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zal per hoofdgebouw ten hoogste 40 m² bedragen, uitgezonderd het vrijstaande bijgebouw ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – recreatieverblijf”; 4. de oppervlakte van een vrijstaand bijgebouw in de vorm van een recreatieverblijf zal ten hoogste 55 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
46
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
5. de goothoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen; 6. de dakhelling van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen; 7. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping zal ten minste 0,50 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw. c. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: 1. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 10,00 m bedragen; 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de hoofdgebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen; 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 18.3 Afwijken van de bouwregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 18.2, sub a, onder 3 in die zin dat een hoofdgebouw als gevolg van een uitbreiding en/of een te wijzigen situering deels buiten een bouwvlak wordt gebouwd, mits: 1. de oppervlakte van het hoofdgebouw ten hoogste 150 m² zal bedragen; 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde; 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het bepaalde in artikel 18.2, sub b, onder 2 in die zin dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen vóór een naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd, mits: 1. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast in hoeksituaties, waarbij in ieder geval de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 1,00 m achter één van de naar de weg gekeerde gevels van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan, gesitueerd worden; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; c. het bepaalde in lid 18.2, sub b, onder 3 in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aanen uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits: 1. ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – recreatieverblijf”, de oppervlakte van de recreatieverblijven meetelt bij het bepalen van de gezamenlijke oppervlakte; 2. niet meer dan 50% van het achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw gelegen erf, exclusief de oppervlakte van het hoofdgebouw, wordt bebouwd; 3. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen in ruimtelijke en stedenbouwkundige zin in goede verhouding staan tot het hoofdgebouw; 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; d. het bepaalde in lid 18.2, sub c, onder 3 in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 18.4 Specifieke gebruiksregels Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
47
c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen – kookworkshops”; d. het gebruik van gedeelten van de gebouwen voor de uitoefening van een vrij beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien: 1. het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis en/of waarbij meer dan één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam is; 2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van het vloeroppervlak van het woonhuis; 3. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen, minder bedraagt dan 75 m²; 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt; 5. horeca en/of detailhandel plaatsvinden; e. het gebruik van een woonhuis voor recreatieve bewoning, met uitzondering van: 1. recreatieve bewoning ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van wonen recreatieve bewoning”; 2. recreatieve bewoning waarvan het gebruik reeds plaatsvond op 1 juni 1994 en sindsdien onafgebroken en door dezelfde persoon/personen is voortgezet. Van dit persoonsgebonden overgangsrecht is geen sprake meer indien het recreatieve gebruik van de op deze gronden aanwezige woning wordt beëindigd door inschrijving in het GBA, indien uit gegevens van het Kadaster blijkt dat de gronden met bijbehorende woning in eigendom aan een derde zijn overgedragen, dan wel indien de gronden en woning op andere wijze aan een derde in gebruik zijn gegeven; f. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “maximum aantal wooneenheden” waar het aantal woningen niet meer mag bedragen dan het in de aanduiding aangegeven aantal; g. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor permanente bewoning; h. het gebruik van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor recreatieve bewoning, met uitzondering van de recreatieverblijven ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – recreatieverblijf” en met uitzondering van de recreatieappartementen ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie – recreatieappartement”, met dien verstande de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m². 18.5
Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 18.4, sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in het hoofdgebouw, mits: 1. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m²; 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt; 3. met de recreatieappartementen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden; 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het bepaalde in lid 18.4, sub e in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits: 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het bestaande hoofdgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur); 2. er maximaal 4 slaapplaatsen en 2 kamers gerealiseerd worden; 3. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt; 4. parkeren op eigen erf plaatsvindt; 5. met de logiesruimten het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden; 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; 48
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
c. het bepaalde in lid 18.4, sub f in die zin dat een hoofdgebouw wordt gebruik voor meer dan één woning, mits: 1. alle woningen een minimale oppervlakte hebben van 75 m²; 2. de toename van het aantal woningen past binnen het gemeentelijk woningbouwcontingent; 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 18.6 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: a. de aanduiding “specifieke vorm van wonen - recreatieve bewoning” wordt verwijderd, mits: 1. de recreatieve bewoning wordt beëindigd of is opgehouden voor een periode langer dan een jaar of door inschrijving in het GBA op dat perceel; b. een bouwvlak ten behoeve van een nieuwe woning wordt toegevoegd, mits: 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van een nieuwe woning op gronden met de aanduiding “wetgevingzone - wijzigingsgebied 2”; 2. een nieuwe woning past binnen het Woonplan; 3. de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde; 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
49
Artikel 19 Waarde - Archeologie 19.1 Bestemmingsomschrijving De op de kaart voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, naast de andere op de kaart voor die gronden aangewezen bestemming (basisbestemming), tevens bestemd voor: het behoud en de bescherming van de archeologische waarden. 19.2 Bouwregels Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel: bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 50 m² en waarbij grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 30 cm zullen uitsluitend worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, zal een advies worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij de provinciaal archeoloog. 19.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen: 1. het ontgronden, afgraven en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur; 2. het graven, baggeren en dempen van sloten, vaarten en andere watergangen; 3. het aanbrengen van drainage; 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; 5. het uitvoeren van grondbewerkingen, behalve indien deze in het kader van onderzoek naar mogelijke historische vindplaatsen worden uitgevoerd en met uitzondering van het graven van een graf op de gronden ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats; 6. het bouwrijp maken van gronden; 7. het aanbrengen van funderingen. b. Het in sub a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die het normale onderhoud betreffen tot een diepte in de grond van ten hoogste 30 cm. c. De in sub a genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de plaats waar werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende archeologisch is onderzocht, vaststaat dat er geen onevenredige afbreuk aan de archeologische waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of bescherming van die waarden of de eventuele bodemvondsten naar elders zijn overgebracht. 19.4 Wijzigingsbevoegdheid Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: a. de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ op de kaart wordt aangebracht, mits door aanvullend historisch en/of archeologisch onderzoek archeologische waarden van terreinen naar voren komen;
50
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
b. de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ van de kaart wordt verwijderd, mits na voldoende onderzoek van de vindplaats en het inwinnen van deskundigen-advies blijkt dat voor de archeologisch waardevolle gebieden de waardebepalende elementen niet zijn te handhaven in relatie tot de functie van de gronden en de gebouwen, en de aanwezige bodemvondsten naar elders zijn overgebracht.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
51
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS Artikel 20 Anti-dubbeltelregel Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
52
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Artikel 21 Algemene bouwregels De bouwgrenzen mogen in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2, uitsluitend worden overschreden door: a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda’s en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m; b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
53
Artikel 22 Algemene gebruiksregels 22.1 Algemene gebruiksregels Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen en andere onderkomens, tenzij de gronden zijn voorzien van de bestemming ‘Recreatie – 1’ of ‘Recreatie – 4’; b. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken, met uitzondering van de bestaande paardrijbakken; c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting; d. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden; e. het storten van puin en afvalstoffen; f. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen; g. het gebruik van gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen. 22.2 Afwijken van de gebruiksregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 22.1, sub b in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken, mits: 1. de paardrijdbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd; 2. er geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden; 3. er geen verlichting bij een paardrijdbak wordt aangebracht; b. het bepaalde in lid 22.1, sub g en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor culturele voorstellingen en/of evenementen, mits: 1. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor culturele voorstellingen en/of evenementen niet langer duurt dan ten hoogste zes weken per jaar; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
54
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Artikel 23 Algemene afwijkingsregels Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits: de afwijking om bouwtechnische redenen en/of redenen van doelmatigheid noodzakelijk en aantoonbaar is.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
55
Artikel 24 Algemene wijzigingsregels Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: a. enige bestemming wordt gewijzigd ten behoeve van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten, mits: 1. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand bouwwerk; 2. de mast radiografisch noodzakelijk is; 3. bij plaatsing binnen de grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming de bouwhoogte van de mast ten hoogste 30,00 m mag bedragen; 4. bij plaatsing binnen de grenzen van een woon- of bedrijfsbestemming gelegen aan een weg, de bouwhoogte van de mast ten hoogste 15,00 m mag bedragen; 5. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit; b. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Verkeer’ dan wel de bestemming ‘Verkeer’ wordt gewijzigd in enige bestemming, mits: 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van Artikel 16 Verkeer dan wel enige andere bestemming van overeenkomstige toepassing zijn; 2. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden dan wel ten behoeve van geringe uitbreidingen van tuinen en erven; 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de cultuurhistorische en de archeologische waarden.
56
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Artikel 25 Overige regels 25.1 Nadere eisen Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria. 25.2 Saneringsregel Na afwijking ten aanzien van bouwwerken die vallen onder de werking van de overgangsregels van Artikel 26 lid 26.1 kan worden toegestaan dat een krachtens de Woningwet aanwezig gebouw of meerdere gebouwen en overkappingen, binnen een bestemmingsvlak, eenmalig geheel mag of mogen worden vernieuwd, mits de gezamenlijke bebouwde oppervlakte binnen het bestemmingsvlak niet meer dan 70% van de gezamenlijke bebouwde oppervlakte van de in Artikel 26 lid 26.1 toegelaten bouwwerken zal bedragen. 25.3 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; b. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; c. de ruimte tussen bouwwerken.
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
57
HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- SLOTREGEL Artikel 26 Overgangsrecht 26.1 Overgangsrecht bouwwerken 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid 26.1, sub 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 26.1, sub 1 met maximaal 10%. 3. Het bepaalde in lid 26.1, sub 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 26.2 Overgangsrecht gebruik 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 26.2, sub 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind. 3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 26.2, sub 1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. 4. Lid 26.2, sub 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
58
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Artikel 27 Slotregel Deze regels worden aangehaald als: “Regels van het bestemmingsplan Hoorn en de Duunt”. Behorend bij het besluit van........................................
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
59
Bijlagen Bijlage 1: Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten Bijlage 2: Indeling horecabedrijven Bijlage 3: Artikel Recreatie - 2
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
69
Bijlage 1: Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
70
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Lijst met bij afwijking toelaatbare vormen v an bedrijvigheid bij een woning (op basis van indeling hoofdgroepen basiszoneringslijst VNG) (maximaal milieucategorie 2)
Bedrijvigheid voor kleding c.a.:
-
ambachtelijke kledingfabricage of –reparatie.
Grafische bedrijvigheid:
-
binderij; grafisch ontwerp/adviesbureau.
Overige bedrijvigheid:
-
ambachtelijke speelgoedmakerij; ambachtelijke productie van souvenirs.
Reparatiebedrijven voor gebruiksgoederen:
-
ambachtelijke schoenen- en klompenfabricage of –reparatie.
Reparatiebedrijven:
-
reparateurs uurwerken, goud- en zilversmeden, elektrische gebruiksgoederen, muziekinstrumenten.
Sociaal-culturele activiteiten:
-
ateliers, galerieën en/of musea voor kunst en nijverheid of het geven van workshops.
Overige dienstverlenende bedrijven:
-
schoorsteenveger; glazenwasser; schoonmaker; stoppage/oppersinr.; kappers- en schoonheidsspecialistes.
Museale activiteiten:
-
galerie/atelier.
Webwinkels.
Bijlage 2: Indeling horecabedrijven
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
71
Horeca van categorie I Drank- en maaltijdverstrekking met uitzondering van discotheken.
Horeca van categorie II Danscafé’s en discotheken.
Horeca van categorie III Pensions (logies met drank- en maaltijdverstrekking, alleen aan eigen gasten).
Horeca van categorie IV Hotels (logies met drank- en maaltijdverstrekking, ook aan derden).
Bijlage 3: Artikel Recreatie - 2
72
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
Artikel Recreatie – 2 1.1
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie - 2’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. recreatiewoningen, inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen; b. gebouwen en overkappingen, ten behoeve van beheer en dienstverlening en onderhoud; c. een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”; d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen, met de daarbij behorende: e. tuinen en terreinen; f. sport- en speelterreinen; g. parkeervoorzieningen; h. groenvoorzieningen en randbeplanting; i. wegen en paden; j. water; k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.2
Bouwregels
1.2.1 Bouwwerken genoemd in lid 1.1 onder a Voor het bouwen van de in lid 1.1 onder a genoemde bouwwerken gelden de volgende regels: a. een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd; b. de oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of aangebouwde overkappingen zal ten hoogste 90 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen; c. de goothoogte van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 2,80 m bedragen; d. de dakhelling van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 60° bedragen; e. de bouwhoogte van een recreatiewoning, de aan- of uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen of de aangebouwde overkappingen, zal ten hoogste 7,00 m bedragen. 1.2.2 Bouwwerken genoemd in lid 1.1 onder b Voor het bouwen van de in lid 1.1 onder b genoemde bouwwerken gelden de volgende regels: a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen, zal ten hoogste 40 m² bedragen; b. de goothoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 2,80 m bedragen; c. de dakhelling van de gebouwen of overkappingen, zal ten hoogste 60° bedragen. 1.2.3 Bouwwerken genoemd in lid 1.1 onder c en d Voor het bouwen van de in lid 1.1 onder c en d genoemde bouwwerken gelden de volgende regels: a. het aantal bedrijfswoningen zal per aangeduid gebied ten hoogste één bedragen; b. de bedrijfswoning zal uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd; c. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning zullen tenminste 1,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
d. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld: Functie van een gebouw Bedrijfswoning
Maximale oppervlakte in m²
Goothoogte in m
Dakhelling in °
Hoogte in m
per gebouw
gezamenlijk
max.
min.
max.
max.
150
-
3,50
30
60
10,00
-
40
3,00
-
60
-*
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning
* De bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen zal ten minste 0,50 m lager bedragen dan de bouwhoogte van de bijbehorende bedrijfswoning.
1.2.4 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels: a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen; b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen. 1.3
Afwijken van de bouwregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in artikel 1.2.2 onder a in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen, ten behoeve van beheer en dienstverlening en onderhoud wordt vergroot tot ten hoogste 90 m², mits: 1. deze vergroting noodzakelijk is voor een goed beheer en onderhoud van het recreatieterrein en de recreatiewoningen; 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het bepaalde in artikel 1.2.4 onder b in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, mits: 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 1.4
Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend: a. het gebruik van gebouwen, met uitzondering van bedrijfswoningen, voor permanente bewoning; b. het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie; c. het verwijderen van randbeplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud; d. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning, voor recreatieve bewoning. 1.5
Afwijken van de gebruiksregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van: a. het bepaalde in lid 1.4 onder c in die zin dat randbeplanting wordt verwijderd, mits: 1. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatiewoningenterrein;
2. de verwijdering incidenteel plaatsheeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de randbeplanting van het recreatiewoningenterrein ten opzichte van het omringende landschap; 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het bepaalde in lid 1.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in de bedrijfswoning, mits: 1. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van de bedrijfswoning niet minder mag bedragen dan 75 m²; 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt; 3. met de recreatieappartementen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden; 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. 1.6
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat: a. een bouwvlak met de aanduiding “bedrijfswoning” wordt vergroot, mits: 1. de oppervlakte van het bouwvlak met ten hoogste 20% wordt vergroot, waarbij de maximum oppervlakte van het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 150 m²; 2. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde; 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden; b. het aantal en/of de omvang van bouwvlakken wordt gewijzigd, mits: 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast, indien de wijziging gelijktijdig betrekking heeft op alle recreatiewoningen binnen het betreffende bestemmingsvlak, zodat er een samenhangend bebouwingsbeeld blijft bestaan; 2. de betreffende afmetingen voor wat betreft de oppervlakte, de goothoogte, de dakhelling en de bouwhoogte van de recreatiewoningen, inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen, respectievelijk ten hoogste 90 m², 2,80 m, 60° en 7,00 m zullen bedragen; 3. de gezamenlijke oppervlakte van de recreatiewoningen, inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen, per bestemmingsvlak niet meer zal bedragen dan 15% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak; 4. de bestaande afschermende randbeplanting niet wordt aangetast; 5. met de bouw van de recreatiewoningen het maximaal toegestane aantal bedden binnen de beddenboekhouding niet wordt overschreden; 6. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Colofon Bestemmingsplan BügelHajema Adviseurs b.v. Projectleiding BügelHajema Adviseurs b.v. De heer B. van der Veen Projectnummer 550.05.05.00.00
BügelHajema Adviseurs bv Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu BNSP Balthasar Bekkerwei 76 8914 BE Leeuwarden T 058 215 25 15 F 058 215 91 98 E
[email protected] W www.bugelhajema.nl Vestigingen te Assen, Leeuwarden en Amersfoort
Bos
Legenda Bos
Plangebied plangebied
Bestemmingen Agrarisch Hornermiede
A
11
Agrarisch - Paardenhouderij
(bw)
Bos Bos
A-P
Bos
H
Bedrijf B
Bos
Bos
(coc)
BO
Bos(h=3)
Detailhandel DH Bos
Bos
Groen
Bos
G
Horeca H
Bos Bos
Maatschappelijk M
Bos
Bos
Recreatie - 1 R-1
Recreatie - 3
Bos
R-3
Recreatie - Appartementsgebouw R-AG
Recreatie - Recreatiewoningen 2 R-RW2 Bos
Sport S
Verkeer
School
Bos
V
1 School
1A
Water WA
Wonen
M
W
Waarde - Archeologie WR-A
W
[ka]
32
30
Aanduidingen
M
1
wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
2
wetgevingzone - wijzigingsgebied 2
Bos
W
R-1
[sba-abh]
bed & breakfast
(bw)
bedrijfswoning
(-bw)
bedrijfswoning uitgesloten
(-bw)
(sr-ra) (sw-rb)
S
(bb)
m 396
(bp)
begraafplaats
A 4
Trafo
(coc)
congrescentrum
(dh)
detailhandel
33
W
Trafo
1 TR
R-1
0
10 6
4 2
R-RW2
W
11
3
5A
9
22 21
R-RW2
R-RW2
R-RW2
13A
1F
og] sba [
Bos
R-RW2
20
9C
R-RW2 R-RW2
R-RW2
23
R-RW2
8
14
W
10
20
5B
R-RW2
R-RW2 R-RW2
41A
W
WR-A
23
W
6
22
W 7
1E
1G
1D
specifieke vorm van bedrijf - fietsenverhuur
(bw)
W
2
48
W
1B 1A
(sr-ra) (sr-rv)
(sr-rv)
24
M
W
(sb-hfs)
specifieke vorm van bedrijf - hoefsmid
4
(sb-rob)
specifieke vorm van bedrijf - reparatie- en onderhoudsbedrijf
(sb-wop)
specifieke vorm van bedrijf - werk- en opslagplaats
(sh-opn)
specifieke vorm van horeca - opnamestudio
(sh-tea)
specifieke vorm van horeca - tearoom
(sm-kto)
specifieke vorm van maatschappelijk - kerktoren
(sr-pbw)
specifieke vorm van recreatie - permanente bewoning
(sr-ra)
specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement
(sr-ra)
13 11
1C
(sr-ra)
(sr-ra)
1
9 5
Trafo
W
W
5A
W
(sr-ra)
2 TR 21
W R-RW2 R-RW2 23A
A
2
R-RW2
W
5
(sr-ra)
W 15
W 3A
W
W
1 1
W
W
14
W
W
3
W
2 9
W
(sr-ra)
(bw)
13
W
W
W
3 1
6
W
67
21
69
W
(h=3)
2A
W
(sb-rob)
A-P
126
wonen
W
bouwvlak
W 2
(sr-ra)
(dh)
(-bw) m
(w)
W
9
(sr-ra)
(sb-fv) R-1
W
Trafo
W B
H
specifieke vorm van wonen - recreatieve bewoning
W
23
W
W
W
specifieke vorm van wonen - kookworkshops
10 2A
71
63B
(sw-rb)
8
W 6
(sr-rv)
2
specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf
W
W
5 7
(bw)
(sw-kws)
W W
(sr-rv)
(sr-ra)
4
(sr-rv)
4
63
17
DH
73
(sr-rv)
W
19
6
65
W
W
16
W
7 4
8
W
W W
2
1
W
W
W
W
20
1 10
W
W
W
(bw)20A
14
12
50
WA
15
W
W
18 18A
(bw)
(sr-ra)
W
W
11
7
5
1A
2
(sr-ra)
22
W
(sr-rv)
(sr-ra)
BO
W
W
24
W
(sr-rv)
W
W
W
5
W
4
3
W
W
W
50B
2
17
5A
WA
(sb-hfs)
W
W
26
W
W
28
W
1
15 1
(bw) 40A
7
(sr-ra)
R-RW2
B
(h=1)
32
30
(-bw)
H
38
34
19
A
16
W
W
(bb)
(h)
50A
W
36
W
W
W
Bibliotheek
42 40
wiu
15
15A
A
54
(sb-fv)
V
2
specifieke vorm van agrarisch - hondenschool
52
2
26 5A
R-RW2
(sa-hsc)
25
4
specifieke vorm van agrarisch - agrarische schuur
(sw-kws)
(sr-pbw)
R-RW2
(sa-ag)
31
W
(bb)
47
(bw)
(w)
3
18
W
2
WA
23B
W
41
W R-AG
parkeerterrein
43
R-RW2
R-RW2
W
7
R-RW2
R-RW2 23C
R-RW2
18
12
W
9B
35
(sr-ra)
29
33
25A
W
R-RW2
horeca van categorie 4
(p)
2
W
W
W
W
W
9
13
W
3
R-RW2
(h=4)
W
W
R-RW2
horeca van categorie 3
(h=4)
29A
1
R-RW2
(h=3)
2A
(sr-rv)
W
W
9A
2B
H
35A
17
5
27
R-RW2
WR-A
W
11
horeca van categorie 2
(bp)
W W
BO
M
W
13
7
W
R-RW2
(sr-ra)
W
19
W
5 (sr-pbw)
R-RW2
R-RW2
W 25
W
W
R-3
17
27
G
15
(h=2)
(sr-ra)
W
W
21
horeca van categorie 1
Kerk
39
27
R-RW2 BO
R-RW2
27
W
23
(h=1)
(sm-kto) A
W
4
7
R-RW2
R-RW2
W 31
R-RW2
3
19
WA
29
R-RW2
R-RW2
A 37
R-RW2
BO
25
W
R-RW2
horeca
W
R-RW2
(sr-pbw)
9
(sr-pbw)
(sr-pbw)
1
(h)
8
R-RW2
R-RW2
11
(bp)
35
(-bw)
R-RW2
(sa-ag)
14
m
[ka]
1A
W
R-1
6
[sba-abh]
karakteristiek
specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte
(-bw)
(sr-rv) 1
m 30
W
[sba-og]
specifieke bouwaanduiding - ondergronds
W maatvoeringsvlak
9
E
maximum aantal wooneenheden
Blad 1
50 4 3
m
maximum oppervlakte (m2)
J
(sr-rv) 48
3A
Verklaring 26
8
Blad 2 gegevens GBKN
46
44
44A 42A
Gemeente Terschelling
R-1
Trafo
10
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
(-bw) m 150
Verbeelding
datum:
25-07-2013
schaal:
1 : 1000
BgelHajema Plek voor ideeºn
papierformaat: A0 status:
vastgesteld
projectnr.:
550.05.05.00.00
gezien:
RS
BgelHajema Adviseurs bv, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu Balthasar Bekkerwei 76, 8914 BE Leeuwarden T NL.IMRO.0093.BP2013HOORNDUUNT-VG01
E
[email protected] W
058 215 25 15
www.bugelhajema.nl
BNSP
Bos
Legenda
Plangebied Bos Bos
plangebied
Bos
Bos
Bestemmingen Agrarisch A
Agrarisch - Paardenhouderij A-P
W
Bedrijf B 7
Bos
13
BO
60
Detailhandel DH
(sa-hsc)
Bos
Groen G
R-1 Bos
BO
Horeca H
(-bw) 11
Maatschappelijk
m
M
0
[ka]
(p)
Recreatie - 1 R-1
A
9
Recreatie - 3
Bos
R-3
[ka]
[ka]
56
Recreatie - Appartementsgebouw
7
R-AG
S
Recreatie - Recreatiewoningen 2 R-RW2
5
Sport
[ka]
S
R-RW2
11
R-1
Verkeer V
(bw)
Bos
BO
m
R-1
150
Water
H
m
WA
A
0
Wonen
Bos
(coc)
W Bos
Bos(h=3) Sportterrein
(bw)
(bw)
Bos
105
50
3
[ka]
Bos
Aanduidingen
(sr-rv)
1C Bos
Waarde - Archeologie WR-A
1
wetgevingzone - wijzigingsgebied 1
2
wetgevingzone - wijzigingsgebied 2
1
[ka]
Bos
R-RW2
(p)
Bos
Bos
A
101
(bw) Bos
(bb)
bed & breakfast
(bw)
bedrijfswoning
(-bw)
bedrijfswoning uitgesloten
(sr-ra) W
46
44
99
W
Trafo
972
W
(bp) 42
begraafplaats
(sr-rv) 95A
8
W 95 1
(coc)
congrescentrum
(dh)
detailhandel
6 38A
W
(sr-rv) 1 School
1A
W
(sr-ra)
(sr-rv)
(sr-rv)
(sr-rv)
W
School
W
(sr-ra)
95
(h)
W
38
5
W
93
91
W M
40
horeca
(h=1)
horeca van categorie 1
(h=2)
horeca van categorie 2
(h=3)
horeca van categorie 3
(h=4)
horeca van categorie 4
(sr-ra) W
W
(sr-ra)
36
[ka]
(h=2) (sh-opn)
2 34
M
87
W
(h=1)
32
30
87B
W
W
(sr-ra)
100 83A
85 98
(sr-ra)
2
H
53B
(bw)
(sr-rv) A
(sr-rv)
94
81 77 1
(sr-rv)
R-1 R-1
m
53 3
(sr-ra)
3
(sr-ra)
H (h=3)
specifieke vorm van agrarisch - agrarische schuur
(sa-hsc)
specifieke vorm van agrarisch - hondenschool
96A
(sr-ra)
(sb-fv)
210
86
(sr-ra)
2
A
W (sb-fv)
(sr-ra)
W
(sr-ra)
specifieke vorm van bedrijf - fietsenverhuur
1
W
3 53 1
4
W
W
DH
92B
(sr-rv)
(sh-tea) 61A
70 68
53A
(sr-ra)
55
(sh-opn)
specifieke vorm van horeca - opnamestudio
(sh-tea)
specifieke vorm van horeca - tearoom
(sm-kto)
specifieke vorm van maatschappelijk - kerktoren
(sr-pbw)
specifieke vorm van recreatie - permanente bewoning
(sr-ra)
specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement
9
68A 66
W
specifieke vorm van bedrijf - werk- en opslagplaats
W
W
W
W
Kerk
A
(sr-ra)
4
(sr-ra) (sr-ra)
W
(sb-wop)
W
55A
W
7
W
57
(sr-rv)
specifieke vorm van bedrijf - reparatie- en onderhoudsbedrijf
(sr-ra)
W
W (sr-ra)
W 59
(sm-kto)
2
W
(sr-ra)
W
W
72
61
W
(sb-rob)
W
(sr-rv)
74
2
(sr-ra)
specifieke vorm van bedrijf - hoefsmid
5
W
(bp)
(sb-hfs)
92 63
5
27
(sa-ag)
(sr-ra)
(sr-rv)
W (sr-rv)
77
53 2
51
2
(sr-rv)
W
6
4
53 11
2 64
(bp)
(sr-ra)
WR-A
2B
H
35A
(sr-rv)
49
62
(h=4)
W W
(sr-ra)
35
(sr-ra)
62 3
(sw-kws)
60A 60
56
(w)
(bw)
(sw-kws) WR-A
(sr-ra)
58
62A
(sr-rv)
(sw-rb)
specifieke vorm van wonen - recreatieve bewoning
(sr-ra) W
56A
54
specifieke vorm van wonen - kookworkshops
W (bw)
Trafo
8
W
W
56A TR
DH
specifieke vorm van recreatie - recreatieverblijf
62 2
62 4
31
W
62 5
W
47
(bw)
33
(sr-rv)
13
W
(bb)
62 1
2
29A
29
W
62B 2A
W
(sr-rv)
m
396
M
W
(bw)
W
90
65
(-bw)
(sw-rb)
94B 94A
88
W
W
parkeerterrein
94C
1 92A
(-bw)
(p)
96
B (-bw) (sb-wop)
(sr-ra)
W
W
(bw) 83
(sr-ra)
W
W
41A
W
87A
(w)
wonen
52
(bw)
V 2
48
(sb-fv)
W
H (h=1)
W
W
bouwvlak
17
M
[ka]
karakteristiek
4
(sr-ra) W
W
3
Bibliotheek
42 40
19
58A
(h)
12
[sba-abh]
specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte
50A
W
(-bw)
H (h=1)
(bw)
specifieke bouwaanduiding - ondergronds
A
(sb-hfs)
40A
[sba-og]
W
B
W
50B
W
2
maatvoeringsvlak
(sr-ra)
2
2
2
(sr-ra)
50
W
E
maximum aantal wooneenheden
Blad 1
W W
2A
m
2
W
W
maximum oppervlakte (m2)
J
(sr-ra)
WA
2
W
Verklaring
W 7
1
26
1A
Blad 2 gegevens GBKN
(sr-rv)
4
W 6
(sr-ra)
W W 8 21
Gemeente Terschelling
W 10
23
Trafo
Bestemmingsplan Hoorn en De Duunt
W Verbeelding
datum:
25-07-2013
schaal:
1 : 1000
BgelHajema Plek voor ideeºn
papierformaat: A0 status:
vastgesteld
projectnr.:
550.05.05.00.00
gezien:
RS
BgelHajema Adviseurs bv, Bureau voor Ruimtelijke Ordening en Milieu Balthasar Bekkerwei 76, 8914 BE Leeuwarden T NL.IMRO.0093.BP2013HOORNDUUNT-VG01
9
E
[email protected] W
058 215 25 15
www.bugelhajema.nl
BNSP