Beste bestuur, directie, team en jury van de P&V - stichting, beste familie, vrienden, collega's en genodigden, Na deze (lovende) woorden wil ik jullie om te beginnen allemaal danken dat jullie hier aanwezig zijn. Het betekent niet alleen veel voor mij dat de Burgerschapsprijs 2013 van de stichting P&V mij is toegekend, het betekent nog meer dat ik hem mag ontvangen in het bijzijn van veel mensen die al jaren trouwe kompanen zijn, en op wie ik kan rekenen in moeilijke tijden, maar vooral ook op feestelijke momenten zoals deze avond. Er is meer dan één reden waarom ik vereerd ben met deze erkenning. Allereerst is er het feit dat ze wordt gedragen door een jury uit de beide grote gemeenschappen in dit land, dat is op zich al bijzonder vandaag. Als ik bedenk dat ik meer dan tien jaar geleden aan de slag ging in een cultuurhuis waarmee geen enkele niet-Vlaming in Brussel zich identificeerde, dan hebben we een lange weg afgelegd. Mij lijkt er trouwens evenmin een weg terug te zijn: de Brusselse cultuurhuizen van de toekomst zullen bastaardjes als de KVS, of wereldvreemde UFO's zijn. Verder ben ik verguld met het feit dat dit au fond geen cultuurprijs is. Uiteraard is het een blijk van waardering voor het verschil dat artiesten en culturele spelers kunnen maken in een samenleving, maar in de jury zijn vooral andere maatschappelijke sectoren vertegenwoordigd. Ook dat is vandaag zeldzaam en voor mij van groot belang. Ik steek niet onder stoelen of banken dat ik me soms een vreemde eend in de bijt voel in een culturele sector die zich steeds meer op zijn eigen terrein terugtrekt en vrede neemt met schouderklopjes die haast exclusief uit de eigen rangen komen. Hoe problematisch de verhouding met de (buiten)wereld soms ook kan zijn, voor mij blijft het nog steeds van cruciaal belang dat we als sector maatschappelijke ambities hebben die onze eigen speeltuin overstijgen. Daarnaast is het mij zeer dierbaar dat deze prijs vooral jongeren wil aanzetten tot maatschappelijke betrokkenheid. Als mijn traject van het voorbije decennium werkelijk een beetje inspiratie kan bieden aan enkele jonge cultuurmensen of anderen uit de generaties die na mij komen, dan is het allemaal in ieder geval ontzettend de moeite waard geweest. Toen ik als 29-jarige werd benoemd tot artistiek directeur van de KVS waren het mentoren als Gerard Mortier en Frie Leysen naar wie ik opkeek en die me de weg wezen. En tenslotte is het natuurlijk zo dat de Burgerschapsprijs het voorbije decennium werd toegekend aan heel wat mensen van wie ik mezelf vandaag nog lang niet de gelijke vind. Laat deze erkenning dus vooral een motivatie zijn om te proberen in hun voetsporen te treden. Of het nu gaat om Job Cohen, die een uiterst verscheiden stadsbevolking meenam in een gezamelijk toekomstproject, om Wannes Van de Velde, in wiens werk populaire traditie en eigenzinnige creatie op pakkende wijze samensmolten, of om de broers Dardenne, die met hun films bewijzen dat sociale betrokkenheid niet ten koste hoeft te gaan van artistieke kwaliteit en geloofwaardigheid, het zijn allemaal voorbeelden, om het woord helden niet te gebruiken. En dan heb ik niet eens Stéphane Hessel vernoemd, met wie ik hier zelf twee jaar gelden een onvergetelijke avond mocht meemaken. Een meer dan 90-jarige
die ons kwam vertellen dat contestatie en verzet een ontegensprekelijk deel van burgerschap uitmaken, het blijft een levensles. In een steeds consensueler en conformistischer wereld waarin Greenpeace-activisten strafkamp riskeren, Edward Snowden allicht nooit meer naar de VS terug kan en aardappel-activisten hun job verliezen, terwijl het geïnstitutionaliseerde geweld van het grote geld ons steeds meer in de greep heeft, zijn de woorden van Stéphane Hessel actueler dan ooit. Zonder naief, drammerig of onbescheiden te willen klinken heeft burgerschap voor mij zonder twijfel te maken met de overtuiging dat een andere wereld mogelijk is, op politiek, economisch, sociaal en ecologisch vlak, en dat het mijn opdracht is daar vanop mijn persoonlijke en professionele, culturele terrein toe bij te dragen. Solidariteit, betrokkenheid en generositeit zijn sleutelwoorden, eerder dan het egoïsme, de afstand en het cynisme die ik rond me de kop zie opsteken. Maar vooral: burger ben je nooit alleen en evenmin in het luchtledige. Ik zou u vanavond dus graag iets vertellen over de artiesten en de steden die mij hebben gevormd tot wie ik ben. Dat is zonder twijfel de grootste voldoening die ik zelf overhoud aan twaalf jaar KVS: dat deze job en de mensen en plekken die ze op mijn weg bracht van mij een ander mens hebben gemaakt. Daarom misschien geen beter mens, daarover heb ik zelf trouwens niet te oordelen. Maar wel een bewuster burger, mag ik hopen. Alleszins een burger die leeft in een grotere en complexere wereld dan tevoren, waarin alles met alles samenhangt en iedereen met iedereen verbonden is. Dat hoeft geen bedreiging te zijn die tot verkramping leidt, evenmin is het modieusmulticulturele en politiek-correcte 'wishful thinking'. Het is een realiteit waarmee je in iedere grote stad voortdurend aan de slag moet. Terwijl ik rondom me verwoede pogingen zie om de wereld weer homogeen en zuiver te maken, om muren op te trekken (is het niet rond Vlaanderen, dan rond Europa) en verbindingen door te knippen, heb ik het voorrecht in een theater te werken dat niet één op één samenvalt met zijn geschiedenis, zijn naam, of de gemeenschap waartoe het officieel behoort. De KVS is nog steeds gevestigd aan de Lakensestraat, maar vandaaruit lopen er tentakels die zich niet storen aan taal -of andere grenzen. Kinshasa en Kisangani, Ramallah en de West Bank, Bamako in Mali, of gewoon Luik en Charleroi: mijn culturele burgerschap vanuit een Vlaams cultuurhuis speelt zich vandaag ook voor een stukje daar af. Een soort van permanente tussenpositie dus, waarbij bruggen en overlappingen belangrijker zijn dan grenzen en afbakeningen. Of in de woorden van de door mij bewonderde nieuwe Belg Stromae: 'Ni l'un ni l'autre, bâtard tu es, tu l'étais et tu le resteras.' Geen academische theorie of politieke ideologie, maar een culturele en levenspraktijk van iedere dag. En een heleboel artiesten uit diverse steden wezen en wijzen me daarbij de weg. Dat mijn betrokkenheid bij die grote wereld heel lokaal begint, in de kleine wereldstad die Brussel is, zal u niet verbazen. Dat Brussel naast een Vlaamse en Franstalige ook een Afrikaanse en Arabische stad is, dat je er iedere dag uit je eigen cultuur moet treden door er diverse andere talen te spreken, dat het een stad is die je verbindt met de rest van Europa, maar je ook dagelijks confronteert met het feit dat ongelijkheid, armoede en werkloosheid enorme problemen zijn die ons allen
aanbelangen, het overtuigt mij er telkens weer van dat de toekomst van onze stad te belangrijk is om haar enkel aan de politici over te laten. En ik neem kunst en cultuur daarnaast ook te ernstig om ze in Brussel te herleiden tot kwesties van vorm en esthetica die steeds dezelfde kleine publieken van experten aanbelangen. Maar ik ben wat dat betreft lang niet de enige: vele artiesten en cultuurmensen timmeren iedere dag aan de weg, en zijn ondertussen ook boezemvrienden zonder wie mijn werk weinig zou betekenen. Om er enkele te noemen: Arno Hintjens sleepte me in 2006 mee in het fantastische 0110-verhaal (de grote stadsconcerten voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1 oktober) dat bewees dat artistiek avontuur, grote publieken en politiek engagement mekaar niet uitsluiten. Muzikant en componist Fabrizio Cassol heropende met tientallen Brusselse koren de gerenoveerde KVS-zaal en bezorgde me daarmee één van de grootste artistieke cadeaus ooit; maar vooral: zowel in Brussel als Kinshasa blijft hij zoeken naar artistieke vormen voor ons intercultureel werk met een toewijding en zorg waar geen woorden voor zijn – gelukkig vertelt zijn muziek alles. Zangeres Marie Daulne van Zap Mama of acteurs en Maroxellois Sam Touzani en Ben Hamidou toonden me tijdens mijn beginjaren in KVS dat het in hun Afrikaanse en Maghrebijnse gemeenschappen barst van de culturele energie, als we onze ogen er maar voor willen openen. KVS-theatermakers Willy Thomas, Guy Dermul en Hildegard De Vuyst hameren er terecht op dat we het ook over armoede moeten hebben op onze podia, dat we geregeld onze veilige zalen moeten verlaten en de Brusselse wijken intrekken, en dat ook Palestina een deel van Brussel is. Wim Vandekeybus, bij wie ik opgroeide, is een internationaal topartiest die zijn studio met veel enthousiasme precies daar in Molenbeek installeerde waar de Mortierbrigade met veel pathetische tamtam wegtrok. En collega-directeur JeanLouis Colinet van het Franstalige Théâtre National is de voorbije jaren de 'partner in crime' geweest van wie ik lang dacht enkel te mogen dromen. Niet alleen had ik het voorrecht met hem Luik te leren kennen, maar dat Tom Lanoye, Josse De Pauw en Bruno Vanden Broecke ook rolmodellen zijn in Franstalig theaterland is aan hem te danken. Vanuit Brussel leidden de wegen ook naar Afrika en Palestina: naar Kinshasa in Congo, naar Bamako in Mali, naar Ramallah op de West Bank. Theatermaker Faustin Linyekula die zowat ieder jaar in KVS en in de belangrijkste theaterhuizen ter wereld speelt, maar ook consequent zes maanden per jaar uittrekt voor zijn thuisstad Kisangani, die iedere Congolese oorlog van de afgelopen 50 jaar over zich heen zag gaan; de jonge operazanger Serge Kakudji die leerde zingen via cassettebandjes die hij vond op de markten van Lubumbashi, maar nu ook optreedt bij Gerard Mortier in Madrid en volgende zomer samen met Alain Platel het Festival van Avignon opent met de KVS-productie Coup Fatal; of zangeres Rokia Traoré (die u daarnet hoorde) die tijdens haar concerten overal ter wereld de traditionele muziek uit Mali verbindt met de Westerse rock, of het werk van Jacques Brel of Billie Holiday, en die en passant in Bamako ook nog een hele generatie jonge muzikanten opleidt, zich niks aantrekkend van alle oorlogsspanningen ter plekke: meer dan wie ook zij zijn mijn voorbeelden, zijn zij de wereldburgers met wie ik mij wil meten, en van wie het werk voor mij ook op evidente wijze thuishoort in het repertoire en de canon van een
Vlaams stadstheater in de Europese hoofdstad Brussel in 2013. Als artiesten staan zij midden in de wereld, maar ook tussen allerlei werelden in: tussen Afrika en Europa, tussen artistieke creatie en maatschappelijk engagement, tussen experiment en groot publiek, tussen hun hoogst individuele verlangens en een groter, algemeen belang. In hun burgerschap sluiten die dingen mekaar niet uit, wordt er niet gekozen en gestreefd naar zuiverheid en homogeniteit, ben je niet artiest, of activist. In hun burgerschap wordt er niet verdeeld, maar verbonden. Ik zou zo nog een tijdje kunnen doorgaan en het ook hebben over de jonge generatie van dansers en acteurs met wie we in Palestina aan de slag zijn, over mijn mentor en Amerikaans regisseur Peter Sellars die me al erg vroeg wegwijs maakte in de 'melting pot' van zijn Los Angeles en me zo perfect voorbereidde op Brussel, of over de gesprekken met Tom Lanoye en David Van Reybrouck die me vanuit hun ervaringen in Kaapstad en Congo telkens weer motiveren om door te gaan in Kinshasa, én in Brussel, omdat ook zij beseffen dat die twee steden en werelden steeds meer één zijn. Maar ik heb nog een maar een heel klein beetje tijd over en die wil ik vooral gebruiken om enkele mensen te bedanken. Allereerst P&V en voorzitter van het directie-comité Hilde Vernaillen, de P&V-stichting en Mark Elchardus, Marniq Speltdoorn en Saskia De Groof, en de hele jury van de Burgerschapsprijs. Deze Prijs is een eer, een plezier en een motivering om verder te werken, mijn welgemeende dank daarvoor. Daarnaast duizend maal dank aan Fadila Laanan, Hadja Lahbib en Rokia Traoré: drie fantastische vrouwen in impressionante tussenposities, naar wie ik opkijk en met wie het een eer is het podium te delen. En last but definitely not least, deze prijs is natuurlijk ook een prijs voor de hele KVS. Niet voor de instelling, niet voor het gebouw, maar voor de mensen die er iedere dag samen met mij keihard aan het werk zijn. Toen ik in 2001 tot artistiek directeur van KVS werd benoemd had ik nooit gedacht dat ik dat vandaag nog steeds zou zijn. Als dat wel zo is, heeft dat te maken met de stad waar we werken en de artiesten over wie ik vandaag sprak. Maar misschien nog het meest heeft het te maken met het feit dat ik mijn dromen iedere dag weer mag realiseren met een ploeg van gedreven en betrokken medewerkers die mij door en dik steunen, maar die vooral heel goed weten waarom ze vandaag in Brussel en in de KVS aan de slag zijn, en nergens anders. Ik draag deze prijs zonder aarzeling aan hen op. En ik hoop samen met u verder nog van een lange avond te mogen genieten. Dank u.