Inleidende voordracht bij de openbare verdediging van het proefschrift Het vergrootglas van de geest: een vergelijkende studie over het denken van J.P. van Praag en hedendaagse auteurs over humanisme in relatie tot spiritualiteit door Alfons Nederkoorn op 28 september 2011 om 10.30 in de Senaatszaal van het Academiegebouw Geachte leden van de promotiecommissie, beste familie, vrienden, collega’s, Een bijzondere dag om hier te staan en een studietraject van tenminste 5 jaar af te ronden. Een afsluiting van een project dat te maken heeft met de wens eens serieus zaak te maken van het humanisme. Waarom begin je aan een studie over humanisme en spiritualiteit? Het antwoord is, samengevat, dat verdieping van de twee begrippen kan bijdragen aan het debat erover. Wat zijn de uitgangspunten van humanisme, wat zijn humanistische waarden? Waar liggen hun kracht en bezieling, hun inspiratie? En wat lijkt het dan logischer om, zoals Jaap van Praag zei, de zaak bij de wortel aan te pakken. Een leuke toevalligheid om hier te vermelden is het feit dat Jaap van Praag 100 jaar geleden in 1911 is geboren. En ik heb door een wonderlijke samenloop van omstandigheden enige tijd geleden kennis mogen maken met de oudste zoon van Jaap van Praag en met zijn kleinzoon. ‘Het vergrootglas van de geest’ ‘Het vergrootglas van de geest’ is de titel van mijn onderzoek. Aan deze titel ligt een persoonlijke ervaring ten grondslag die ik in mijn proefschrift heb opgenomen. En die ik hier citeer: (begin citaat) “Hoe in het eerste licht van de morgen de dauw zichtbaar wordt. Over het hele veld tot aan de bosrand lag een waas van zilver, alsof zilverkleurig vloeipapier over het gras, de bloemen en de struiken heen gelegd was. Toen hij het veld overstak viel het hem nu pas op hoeveel spinnenwebben er waren die door de dauw hun structuur zichtbaar maakten. Het was eigenlijk een groot vergrootglas, de dauw maakte het kleine leven op de grond toegankelijk. Spiritualiteit als een soort vergrootglas waarmee je de samenhang kunt zien, het fijne rasterwerk van ervaringen, ideeën, emoties en het gevoel dat het goed is. Spiritualiteit als vruchtbaar en doorschijnend, als mogelijkheid om dieper te zien en te ervaren.” (einde citaat) We zouden ook kunnen zeggen dat het vergrootglas van de geest de potentie van de mens is – dat wat hem menselijk maakt – om te kunnen doorzien, afstand te nemen, samenhang te ervaren en daar woorden aan geven. Geest in de titel verwijst naar spiritus en adem. Leven op het ritme van ervaring en beschouwing. Een levende adem, zoals Van Praag zei, om weerbaar en menselijk te blijven. Wetenschappers In mijn studie staan de begrippen humanisme en spiritualiteit centraal. Ik vergelijk de opvatting van Jaap van Praag, een van de grondleggers van het Nederlands georganiseerd humanisme, met de opvattingen van de socioloog Harry Kunneman, de politiek-filosoof Tzvetan Todorov en de docent levensbeschouwing en filosofie Suzette Van IJssel. Kunneman is hoogleraar aan deze universiteit en heeft in talrijke publicaties het thema van individuele autonomie in een postmoderne samenleving verkend. Met metaforen als het
1
wolkmen-ego en het dikke-ik wordt een autonomie-opvatting bekritiseerd en een pleidooi gehouden voor diepe autonomie. Todorov pleit in zijn studies over o.a. het totalitair denken voor een actief humanisme waarbij de ander doel van mijn handelen is. Van IJssel heeft in haar promotie-onderzoek aan deze universiteit de rol van spiritualiteit onderzocht binnen het humanistisch geestelijk raadswerk. Jaap van Praag Het humanistisch denken van Jaap van Praag vormt dus het referentiepunt in deze studie. Wie was Jaap van Praag? Jaap van Praag is geboren in 1911 in Amsterdam. Na zijn studie is hij als leraar Nederlands gaan werken. Daarnaast was hij politiek actief bij de PvdA en ruilde in de vijftiger jaren zijn conrectorschap in voor zijn politieke werk in de Provinciale Staten van Zuid-Holland in de functie van gedeputeerde. In de oorlogsjaren is de kiem gelegd voor een leven vol van functies binnen de georganiseerde humanistische beweging. In 1946 is hij gepromoveerd op het werk van Henriette Roland-Holst. Vanaf de oprichting van het Humanistisch Verbond in 1946 heeft Jaap van Praag decennialang in theoretisch en bestuurlijk opzicht mede het beeld van het humanisme in Nederland bepaald. In 1981 overlijdt hij op zeventigjarige leeftijd. In de dertiger jaren van de vorige eeuw ontwikkelde hij de inzichten die in zijn verdere leven richtsnoer zijn geworden voor zijn denken over humanisme. Vanuit zijn betrokkenheid bij de socialistische- en de vredesbeweging legde hij de basis voor zijn humanistisch denken. De voor hem belangrijke begrippen als geestelijke weerbaarheid en overtuiging (bezieling) komen hieruit voort. Vooral ook werd hij zich bewust dat de mens zelf de bron is waaruit geput moet worden. Die thema’s van autonomie (zelfbestemming, zelfbeschikking), persoonlijke verantwoordelijkheid en weerbaarheid blijven zijn aandacht houden. Hij heeft een realistische kijk op de werkelijkheid wat wil zeggen dat je als mens zelf zorg moet dragen en verantwoordelijk bent voor je bestaan. Het is een realisme dat hij zelf ook wel omschrijft als een tragische levensopvatting wat je begrijpt als je weet dat hij de samenleving typeert in termen als chaotisch, onkenbaar, weerbarstig en demonisch. Motto’s In zijn leven zijn twee motto’s bepalend geweest: Het eerste is ‘tussen droom en daad’ (ontleend aan Henriette Roland Holst) en het tweede is ‘verkiesen doet verliesen’ (ontleend aan Coornhert). Beide motto’s functioneren bij Van Praag als een eenheid van tegendelen. Droom als bezieling, hoop voor het handelen vanuit het besef dat deze droom nooit samenvalt met de daad. Er is altijd een iets, een hoop, die ernaar verlangt gerealiseerd te worden. Maar de droom heeft de daad nodig om werkelijk te worden en de daad de droom nodig om gevoed, geïnspireerd te worden. Zij vallen nooit samen omdat in het tweede motto ‘Verkiesen doet verliesen’ het dilemma verwoord wordt dat een keuze maken altijd ook iets opgeven is. Kiezen betekent verantwoordelijkheid nemen en gaan staan voor je overtuiging, ook in het besef dat er een dromend verlangen blijft naar volledigheid en volmaaktheid dat nooit gerealiseerd zal worden.
2
Humanisme en spiritualiteit Wat versta ik nu in mijn studie onder humanisme en onder spiritualiteit? Wat hebben humanisme en spiritualiteit met elkaar te maken? Wat is humanisme eigenlijk? Humanisme is geloof in de kracht van het individu. Met de woorden van Van Praag gaat het om de vernieuwde mens die gekenmerkt wordt door weerbaarheid, vorming en menselijke waardigheid. Voor Van Praag, Kunneman, Todorov en Van IJssel levert het humanisme het instrumentarium waarmee de werkelijkheid, het hier en nu, geïnterpreteerd kan worden. Humanisme biedt geen idealistische vergezichten en hunkert niet naar het verleden. In de samenhang van waarden wordt het bestaan benoemd en verantwoord. Humanisme aanvaardt het bestaan als uitgangspunt en uitdaging. Affirmatief aanvaarden wil ook zeggen dat het humanisme de wereld niet beschouwt als wat het niet is (ontkenning)of zou moeten zijn (ideaal) maar als een gegevenheid die door mensen ervaren en geïnterpreteerd wordt. Humanisme vertegenwoordigt in de opvattingen van de auteurs een realistisch perspectief. Goed en kwaad, leven en dood, volmaaktheid en onvolmaaktheid horen bij elkaar als een eenheid van tegendelen. Hiermee wordt bedoeld dat goed en kwaad, beleving en beschouwing geen gescheiden delen zijn maar aanvullend, complementair. Het goede en schone mogen niet verabsoluteerd en losgemaakt worden van het kwade. Het is de verantwoordelijkheid van de mens zich te verantwoorden met betrekking tot zowel de goede als kwade drijfveren. Deze drijfveren liggen aan de basis van zijn handelen in het besef dat goed en kwaad in elkaar overlopen en nooit los van elkaar bestaan. Levensovertuiging Door Van Praag, Kunneman, Todorov en Van IJssel worden verschillende karakteriseringen gebruikt voor humanisme. Van Praag volstond met te spreken over de humanistische levensovertuiging. Ook hanteerde hij wel de term niet-godsdienstig of ongodsdienstig humanisme. Hij wilde hiermee aangeven dat humanisme een wereldlijke overtuiging is die niet verwijst naar een bovenwereldlijke of bovennatuurlijke instantie. Een enkele maal spreekt hij over religieus humanisme. Hij bedoelde hiermee een seculiere vorm van religie die het accent legt op intense ervaringen die iets van ontzag oproepen. Humanisme wordt opgevat als een levensovertuiging die seculier is waarin niet het geloof in een bovennatuurlijke instantie als uitgangspunt voor het bestaan wordt genomen. ‘ Seculier’ verwijst naar het proces van secularisatie. Het beschrijft de ontwikkeling waarin de invloed en de beleving van een kerkelijk geloof in de Europese cultuur aan het afnemen is. Openbaringswaarheden zijn steeds minder bepalend voor hoe iemand zijn leven inricht. Dit wil ook zeggen dat de verbondenheid met kerkelijke instituties afneemt of zoals Van Praag constateerde dat het proces van buitenkerkelijkheid een maatschappelijk fenomeen is.
3
Dit verschijnsel van secularisatie kan beschouwd worden als een emancipatieproces waarin de mens loskomt van afhankelijkheden. Maar het is ook een proces waarin secularisatie een mogelijk dreigende lege ruimte creëert. Een ruimte waarin buitenkerkelijke mensen, zoals Van Praag zei, vatbaar worden voor processen van nihilisme en vervreemding. Humanistische overtuiging is vragen stellen en antwoorden formuleren. Van Praag gebruikte de term humanistische levensovertuiging ook om aan te geven dat het niet alleen een theoretische beschouwing is. Er doorheen klinkt steeds dat beleving en beschouwing, bezinning en handeling op elkaar betrokken zijn. Levensovertuiging is het zich bewust zijn en praktiseren van de waarden die betekenis geven aan hoe iemand is en hoe iemand handelt. Transcendentie Dit betekent dat het humanisme centraal stelt wat het menselijke typeert. Bij de mens hoort het vermogen tot transcendentie. Humanisme benadrukt transcendentie als de van nature antropologische eigenschap van de mens. Transcendentie vormt binnen de opvattingen van de hier besproken auteurs een belangrijk uitgangspunt. Het wil zeggen dat de mens in staat is afstand te nemen van zichzelf en van zijn omgeving. Het is het vruchtbaarheidsbeginsel van de mens, een scheppende kracht. Transcendentie drukt het vermogen van de mens uit naar buiten te treden, afstand te nemen, verwonderd te kunnen zijn, op zoek te gaan naar invulling en naar antwoorden. Met dit vermogen om afstand te kunnen nemen, wordt de verbondenheid van de mens met de ander zichtbaar. Het is een niet-ik-gerichte houding waarin het individu zich verbonden weet met de ander. Het individu gaat vanuit dit besef van onafgestemdheid en onvolledigheid op zoek naar aanvulling . Onvolmaaktheid, onvolledigheid doen verlangen naar juist die volmaaktheid of aanvulling. In de ruimte tussen het ik en de ander wordt zowel de uniciteit van het individu bevestigd als de verbondenheid van het ik met de ander. Het vormt de basis voor waarden als verdraagzaamheid, respect voor het anders-zijn, voor verschillen en verbondenheid. In de woorden van Van Praag is mens-zijn medemens-zijn. Het is een opvatting van transcendentie die vooral horizontaal wordt begrepen. Hiermee wordt bedoeld dat in de ruimte tussen mensen de invulling en realisering van waarden plaatsvindt. Anderzijds en eigen aan de mens kent transcendentie een dubbelzinnig karakter. Naast een horizontale interpretatie blijven voorwaarden aanwezig waarin afhankelijkheid en kwetsbaarheid verhuld worden ten gunste van macht en absolute waarheden. Humanisme benadrukt het perspectief van eindigheid en onvoltooidheid van mens en wereld. In de mate waarin de mens en de samenleving zich dat realiseren lopen het verlangen naar afstemming en voltooiing parallel met een bewustwording van afhankelijkheden en verschillen. Vooral tegen deze achtergrond worden autonomie en emancipatie in het humanisme begrepen. Tegenover het zelfgenoegzame individu, het dikke-ik, staat een open en kwetsbaar individu dat in de verbinding met de ander op zoek is naar vervulling van verlangens. Dit vraagt om een weerbaar individu dat zich bewust is van eigen kracht, weerbaarheid en kritisch vermogen. En waarmee het zich te weer kan stellen tegenover bewegingen in de samenleving die dit verlangen naar authentieke autonomie beperken.
4
Spiritualiteit Waar staat spiritualiteit voor? Ziel, inspiratie, begeestering verwijzen naar een spiritualiteit die diepe en betekenisvolle ervaringen bewust maakt. Spiritualiteit drukt zich bij Van Praag uit in een mythisch bewustzijn. Het is een ingrijpend proces van intuïtieve drijfveren, waarin een bewustwording op gang komt. Het zijn de betekenisvolle funderende krachten die laten zien waarom het bestaan de moeite waard is. Spiritualiteit vormt de motor die een proces in werking zet dat leidt tot verdieping en inzicht. Zonder spiritualiteit als bewustwordings- en openbaarwordingsproces kan een mens niet. En ook het wetenschappelijk kennen heeft spiritualiteit nodig om in een proces van beschouwing en reflectie ervaringen te transformeren tot inzichten. Spiritualiteit is in onze cultuur een geseculariseerd begrip geworden. Eronder ligt een kracht of behoefte om op zoek te gaan naar geluk en zingeving. Spiritualiteit wordt geassocieerd met openbaar worden, ontwaken, schouwen, zien, gewaarworden. Als iets bijzonders maar ook als behorend bij de mens. Zo’n proces vraagt om een houding van openstaan, toelaten en ondergaan om ingrijpende ervaringen een plek te kunnen geven. Het is een proces van oefenen, een leerproces dat zich baseert op waarden of kenmerken die in onze cultuur steeds weer aangeboord worden. Spiritualiteit is universeel en berust op het vermogen tot transcendentie die elk mens eigen is. Spiritualiteit transformeert transcendentie tot iets wat gedeeld kan worden, wat openbaar wordt. Het zich bewust worden van deze fundamentele en ingrijpende ervaringen is een geestelijke activiteit die tot inzichten leidt. Voor de hier behandelde auteurs geldt dat spiritualiteit verbonden is met waarden die het positieve uitdrukken. Spirituele ervaringen als vertaling van transcendentie, als menselijke eigenschap, dragen bij aan versterking van de autonomie of anders geformuleerd verbeteren de kwaliteit van het individueel bestaan. Dit neemt niet weg dat spiritualiteit in onvrije, extremistische of populistische contexten onderdrukkend kan zijn en zo de ontwikkeling naar een weerbare en authentieke individualiteit in de weg staat. Perspectief Wat hebben humanisme en spiritualiteit deze tijd te zeggen? Humanisme kan niet zonder spiritualiteit, concludeer ik in mijn studie. Spiritualiteit en humanisme vormen het vergrootglas van de geest. Met de metafoor ‘vergrootglas van de geest’ heb ik geprobeerd een beeld te geven van het fijnmazige rasterwerk van verbindingen die bestaan tussen spiritualiteit en humanisme. Met een dergelijk perspectief hoop ik een doorkijk te hebben gegeven naar datgene wat ons bestaan betekenis verleent en de greep op het eigen bestaan verstevigt. Het werken aan het proefschrift heeft voor mij het inzicht opgeleverd dat humanisme een waardevol perspectief kan bieden in deze bij tijd en wijle chaotische, onbegrijpelijke wereld. Ik heb het humanisme gekenschetst in de rol van tuinman en dichter. Het is een smal pad tussen droom en daad, tussen verlangen en relativering in een meestal nog onvoltooide tuin. De tuinman spit in deze tuin van de samenleving zodat datgene wat groeit kan bloeien. En de dichter geeft woorden aan groei en schoonheid van de tuin.
5
Ik wil eindigen met een citaat van Jaap Van Praag over de betekenis van het humanisme voor hem: Begin citaat: “het humanisme is een prikkel die aanspoort tot nuchter blijven in de verwarring, die bezielt tot strijdbaar geloof. Het is dan ook niet burgerlijk of socialistisch, niet kapitalistisch of communistisch, niet militaristisch of pacifistisch, maar een energie die alle stelsels springen doet, omdat het zijn kracht ontleent aan de noden en vreugden, de verlangens en vermogens van de levende mens.” Einde citaat.
6