Herman Hoften lezing / Felix Rottenberg / Almelo/28-1-2014
Zeer Geachte Mevrouw Höften, familie Höften, Geachte PvdA leden, sociaaldemocratische vrienden en andere bondgenoten. Herman Höften heeft een belangrijke erfenis nagelaten. Velen van U hier aanwezig kennen die veel beter dan ik. Maar zoals een van de organisatoren, Bert Kuiper mij uitvoerig heeft verteld: Höften was dertig jaar lang een indrukwekkend raadslid voor de PvdA in Almelo, door zijn mentaliteit: hij had een groot empatisch vermogen, hij kon erg goed luisteren, was altijd geïnteresseerd in het welzijn van anderen, beschikte over een feilloze intuitie voor sociaal onrecht en cynisme was hem vreemd. Höften stond in een lange traditie van legendarisch sociaaldemocratische raadsleden, die met groot vernuft oplossingen bedachten voor de noden van de aller armste uit de samenleving. Als Amsterdammer denk ik dan aan Floor Wibaut, Monne de Miranda, Eduard Polak en Jan Schaefer, maar als we een canon maken van de vrouwen en mannen die verspreid over de steden en het ommeland van Nederland in de hartkamers van de politiek de afgelopen eeuw het verschil maakten, dan is Herman Höften uit Almelo er een die absoluut naar voren springt. Höften beschikte over nog twee andere eigenschappen: hij was een man van de kwinkslag, hij was humoristisch en tevens bescheiden. Die combinatie komt zelden voor, maar een echte Twentenaar zegt dan ‘Doot ma gewoon’. Misschien had hij dat ook wel tegen een echte Amsterdammer als ik gezegd, na de welgemeende complimenten aan zijn adres weggewoven te hebben. Ik ben toen ik voorzitter was van de PvdA, twee keer in Almelo geweest, dat was lang voor zijn sterven, ik had Herman graag ontmoet. Ook omdat Höften 14 dagen ouder was dan mijn vader. Er zijn een aantal bijzondere overeenkomsten tussen hun. Beiden werden geboren in 1920, vlak na de eerste wereldoorlog, waren behept met een grote maatschappelijke belangstelling, en hebben in een kleine eeuw, veranderingen zien optreden, die, als je erbij stil staat, hun weerga niet kenen. Het toeval wil dat mijn vader, Edwin Rottenberg, 77 werd en Höften precies tien jaar ouder, ze waren ondernemers – en stierven beiden in hun slaap. Höften was een verzetsheld, die zich daar nooit voor op de borst sloeg. Mijn vader, weigerde in mei 1942 de jodenster te dragen. Hij nam de tram naar het Centraal Station, met in zijn onderbroek twee zijtjes spek en begon aan een lange voettocht over smokkelaarspaadjes naar Spanje. Via Portugal kwam mijn vader in Engeland, waar-hij was een talenwonder-hij toetrad tot de Prinses Irene Brigade en uitgeleend werd aan de Engelse marine als coder op een torpedobootjager. Net als Höften, sprak mijn vader, daar later weinig over. De oorlog heeft hun denken en doen sterk beïnvloed. Ik moest daar wederom aan denken toen in mei vorig jaar mijn moeder haar laatste adem uitblies. Mijn moeder kon erg goed vertellen, tot de laatste weken van haar leven kwam ze met verhalen en observaties die mijn zuster en ik nooit zullen vergeten. Onze moeder was een meisje van dertien toen de oorlog uitbrak. Toen was ze al een journaliste: niets ontging haar. De eerste deportaties van joodse families in de straat, het plotselinge en geruisloze vertrek van de benedenburen en de intimidaties van de Duitse bezetters in de straten. Nog niet eens zo lang geleden bespraken we het gevoel dat intimiderend gedrag oproept. Angst natuurlijk, steken in de buik, maar voegde mijn moeder er aan toe, het is vooral een permanente staat van
verontrusting- op je hoede zijn. Dat paste niet bij haar karakter, ze was altijd alert, scherp en sprak kromme redeneringen recht. Ik bekeek onlangs foto’s van mijn ouders, ze zeilen over de Vinkeveense plassen, eind jaren veertig. De vrijheid en een onbelaste toekomst lachen ze toe. Onbelast? De generaties die tussen 1920 en 1930 geboren zijn, dragen allemaal kleine en grote littekens van de oorlog. Het heeft hun denken en handelen bepaald. Ze keken vooral vooruit in de jaren van de wederopbouw. De Europese eenwording voltrok zich snel, maar voor burgers niet rap genoeg. Toen wij in de zomer van 1964 in de Austin A40 naar Bretagne reisden om te kamperen, was bij de grens de groene kaart van mijn vader niet op orde. Of was er wat anders? De auto moest aan de kant, terwijl patrouillerende Franse douaniers streng toekeken. Onze moeder stelde ons gerust door in prachtig Frans een blaffende douanier van repliek te dienen. Terug in de auto werd het handelen van de Franse bureaucraten zonder omwegen geduid: Hollanders met een joodse en Oost-Europees voorkomen worden door dit soort mannen gewantrouwd; besef dat, leg je er nooit bij neer en pareer ze op eigen kracht. Wij hadden een meesterlijke jeugd, de welvaart steeg met grote sprongen . Op een namiddag in 1968 holde ik door de tuin van ons huis naar mijn moeder om haar op de hoogte te stellen van de lunch die ik genoten had bij de familie van een voetbalvriendje in het rijke deel van Amsterdam Zuid, achter de Beethovenstraat. Die aten rosbief op brood, door de week! Vijf jaar later werd Joop den Uyl premier van het progressieve kabinet. Met zijn vieren lagen we op het ouderlijk bed naar het journaal te kijken. Mijn moeder wantrouwde met ironische spot de ambities van Nieuw Links, zij prefereerde de PSP. Zes dagen voor haar sterven vroeg ze: “ hoe staat het in de wereld?”. We zochten naar een sleutelzin waarin het ideale antwoord besloten lag.
Hoe staat het in de wereld? Soms wil ik in een lange brief naar boven, mijn ouders, en de mensen die mij gevormd hebben in de politiek, Joop den Uyl, An en Wim Thomassen, Sicco Mansholt, dus ook hun generatiegenoot Herman Höften, verslag uit brengen, om met GBJ Hilterman te spreken:” Over de toestand in de wereld”. Niet alleen om van alles en nog wat te debiteren maar vooral om vragen aan ze stellen. Want zoals jullie hier in en om de raadsfractie, dertig jaar in gesprek waren met Herman, deden we dat elders ook in en buiten de PvdA met elkaar. Eigenlijk houdt zo’n gesprek nooit op. Niet dat ik nachts letterlijk tijdens een paar slapeloze uren met mijn vader in gesprek treed, het gaat om het delen van gedachten, het leggen van verbanden, het duiden van de loop van de geschiedenis en het interpreteren van de tijdgeest. Wij leven in vergelijking met de jaren twintig in Europa in een fantastische tijd. Er heerst hier vrede en in welvaartslanden als Nederland is armoede een relatief begrip. Verre reizigers uit Kosovo, Bulgarije, Senegal en het binnenland van Marokko kijken hun ogen uit als ze de winkels zien, horen hoe de gezondheidszorg en de rechtspraak is georganiseerd en in cao’s de positie van de laagste inkomens is vastgelegd. Pensioenen, ze weten niet eens wat dat is. Let op, ik ben mij bewust van een paar grote sociale problemen die Almelo kenmerken. Het is alsof we Herman Höften horen zeggen: het hier is een middelgrote stad met grootstedelijke opgaven. Taai en complex. Er zijn gezinnen, dat is geen uitzondering, met drie generaties werklozen, waarvan opa ontslagen werd aan het einde van de jaren zestig bij Ten Cate of Hedeman. Dit type werkloosheid is heel hardnekkig en raakt families diep, hun veerkracht
is definitief aangetast. De afgelopen jaren worden in Nederland de van oudsher sterke wijkcentra, zoals het voorbeeldige De Schöppe –uit de rode wijk van PvdA wethouder Mieke Kuyk- aangevreten door modieuze ontwikkelingen, ik noem dat technocratische schurft. Het beheer van de wijkcentra moet uitbesteed worden aan semi-commerciële organisaties. Alsof Europa daartoe verplicht. Quatsch, het is een keihard bezuinigingstruc. Ik heb dat in veel andere steden helemaal mis zien gaan. Een kleine staf van professionals rondom teams van vrijwilligers, geworteld, gepokt en gemazzeld in de wijk, wordt plotseling aangestuurd of zelfs vervangen door een hoofdkantoor buiten de stad. ‘ Je bent niet goed wies’ zou Herman Höften gezegd hebben. En terecht, het beheer van het altijd weer kwetsbare weefsel van een stad, van een wijk, een buurt en een straat, vraagt bij uitstek om permanente waakzaamheid en alertheid van sociaaldemocratische raadsleden en wethouders. Toen ik in 1992 aantrad als voorzitter van PvdA trof ik hele wisselende praktijken aan. De stadvernieuwingsgolven van de jaren tachtig waren uitgewerkt. De sociale vernieuwing van Ien Dales was goedbedoeld maar veel te vaag. In nog al wat steden kenden de raadsfracties geen Herman Höften, die altijd weer opnieuw, van buiten naar binnen kijkt. Echte verbindingsofficieren tussen de grillige werkelijkheid en abstracties van de raadszaal en fractiekamers. Wij hebben er vijf jaar op gehamerd onder de titel: ‘slotbruggen omlaag, kom naar buiten en onderzoek permanent waar het aan schort’. Ik heb begrepen dat de raad van Almelo eind november heeft besloten om het laatste bouwwerk van architect Oud te vervangen door een nieuw stadhuis op een braakliggend terrein bij het station. Dat kost 56 miljoen. Staat U mij toe daar een enkele kanttekening bij te plaatsen. Het administratieve bestuur en beheer van kleine en grote steden is aan grote veranderingen onderhevig. De komende jaren gaan voor en achter kantoor –front en backoffice- op de proef gesteld worden. Het achter kantoor is eigenlijk een mini ict fabriek die gerund wordt door kleine teams van slimmeriken en rekenmeesters. Het voorkantoor beschikt over het vermogen waar Herman Höften in uitblonk: empatisch, nieuwsgierig, geduldig en oplossingsgericht. Zorg dat alle wijken in een stad over een laagdrempelig voorkantoor met een goed team van ambtenaren beschikken, noem het de burgerbalie of gewoon ouderwets wijkcentrum. Situeer het dicht bij een combinatie van scholen en investeer in nog een paar aanpalende voorzieningen: 24 uur eerste lijn gezondheidszorgfuncties: een goed geoutilleerde huisartsen post, een bureau voor het maatschappelijk werk, de wijkverpleging en de thuiszorg, met in het wijkcentrum een loket van de TNTpost en een bureau voor de wijkagenten en of buurtregisseurs. Als ik kompanen van vroeger tegenkom, inmiddels goed op weg in hun carrière als burgemeester bijvoorbeeld en beleefd informeer, of het abc van Herman Höften door hun wordt mogelijk gemaakt, namelijk zeer krachtige wijkfuncties, gestuwd en begeleid door ambulante ambtenaren, die zich identificeren met hun wijk, kijken ze me vaak meewarig aan, alsof ik zo’n typische geitenharensokken representant van het welzijnswerk van het begin van de jaren zeventig ben. Maar zonder gekheid, geachte aanwezigen: deze net geschetste opgave wordt cruciaal. Vanaf 2014 dienen zich grote veranderingen in de gezondheidszorg in het bijzonder de thuiszorg aan. De gemeenten krijgen bijna alle uitvoeringsverantwoordelijkheid toegeschoven, maar niet zonder een forse bezuiniging. Dat vraagt om visie, maatwerk en wederom een groot vermogen om listig samen te werken. Dat is gedoemd te mislukken als de schalen te groot zijn: vandaar mijn hardnekkig pleidooi voor gedeconcentreerde ambtelijke wijkcentra. Het is ook de reden waarom ik wantrouwig word als ik minister Ronald Plasterk in interviews hoor spreken over het belang van super provincies en vooral de vorming van 100.000 steden. Het is verbijsterend dat een intelligente man, met een zo uitgeklede ministerspost, een parttime
functie, niet eerst gaat nadenken voordat hij een nepuitvinding uit de recente kabinetsformatie tot uitvoering brengt. Het is een typisch consultancy dingetje, ongetwijfeld bedacht door Wouter Bos en met veel instemming begroet door de vrolijke regenten van de VVD, die geen sporen hebben verdiend in het lokaal bestuur. Daarom is de erfenis van Herman Höften van grote waarde. Hij heeft nooit geambieerd wethouder te worden, maar wel jarenlang de schaalgrootte van beslissingen bewaakt. Höften wist door zijn contact met burgers dat een te grote schaal in het openbaar bestuur en administratie, de kwaliteit aantast. Welnu de vergezichten die Plasterk schetst, zijn die van de jaren vijftig van de vorige eeuw. Toen grootschaligheid uit Amerika werd geïmporteerd. Lees de bibliografie van Anet Bleich over Joop den Uyl, ze beschrijft een paar zwarte bladzijden uit zijn loopbaan, toen hij begin jaren zestig twee jaar superwethouder was in Amsterdam en de hele binnenstad overhoop wilde halen, slopen en door grote boulevards vervangen. Gelukkig is dat niet doorgegaan, Den Uyl werd tot hogere daden geroepen, minister van Economische Zaken in het kabinet Cals. Hij heeft de mijnen in Zuid Limburg toen gesloten, dat was wijs. In Amsterdam werden de actiegroepen, als ‘de sterke arm’ in de Dapperbuurt actief, en de actiegroep Nieuwmarkt, de laatste slaagde erin om het plan voor een stads breed aan te leggen metronet te torpederen. De Amsterdamse PvdA heeft het geweten: die was tot het bot verdeeld over kleine en grote schaal, die interne oorlog duurde vijf jaar. Het is met Top Down denken en handelen hetzelfde als met zand. Het dient zich op onverwachte momenten altijd weer opnieuw aan en dat vraagt om grote alertheid. Ik benoemde al eerder het zogenaamde stedelijk weefsel. Het is van het grootste belang de ontstaansgeschiedenis van een stedelijke samenleving te kennen en steeds weer te kijken hoe uitbreidingsplannen hun oorsprong hebben gevonden. Economische en demografische ontwikkelingen drukken hun stempel. Nederland wordt geroemd om haar architectonische traditie en kwaliteit. Niet niets voor worden de universiteiten in Delft en Wageningen platgelopen door experts en studenten uit het buitenland, er vindt een ware Chinese invasie plaats. Stedenbouw en landinrichting, we blinken er in uit. Maar we maken ook nog steeds grote planologische fouten. De Vinex wijken hadden bij uitstek kleiner moeten worden opgezet. Wie zich de moeite troost in Amsterdam IJburg te bezoeken, schrikt zich rot, op de plekken voor zelfbouwers na, domineren monotone ontwerpen en zijn de openbare ruimten, in het bijzonder de pleinen, mislukt. Gek, terwijl de stedenbouw van na de jaren dertig, zoveel kwaliteit heeft opgeleverd. In een stad moeten, wethouders zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid, en afdwingen dat de sociale agenda en stedenbouwkundige plannen in elkaar laten overlopen. Convergeren heet dat in vakjargon. Architecten hebben daar vaak geen oog voor. Hoe komt het toch dat deze beroepsgroepen geen oplossingen hebben bedacht voor de renovatie van verouderde, met de buurt verbonden, winkels en winkelcentra? Jullie kunnen er hier in Almelo met recht over meepraten, want met de traditionele middenstand gaat het ronduit slecht. Er is een woonboulevard buiten het centrum en er zijn plannen om een grote mal met winkelketens te bouwen op het industrieterrein nabij Teunissen en Becking. In Frankrijk zijn in zoals dat heet, de terroirs, in de regio’s, honderden kleine steden leeggelopen, het zwijgen opgelegd, omdat in de velden, op voormalig boerenland extreem grote Super X grootwinkels zijn gevestigd, die de zelfstandige boulangeries en boucheries uit de dorpse centra weg concurreren. Dit vraagstuk is in Nederland volstrekt onderbelicht, de PvdA toont er geen affiniteit mee. Ik ken geen wethouders of raadsleden die het tot een urgente kwestie uitroepen. Hier is overheidshandelen geboden, dringend zelfs, en de politiek moet voorop lopen. De firma Albert Heijn veroorloofd zich in steden een schandelijk hanengedrag door volgens haar marketing en omzetprognoses nieuwe plekken voor winkels te koloniseren. Ook dit is schurft maar
dan radicaal en onstuitbaar. In Amsterdam bevinden zich in het oostelijke deel van het centrum in een straal van 4 kilometer 5 AH winkels. Ik heb verschillende wethouders daar regelmatig op aangesproken. Onbegonnen werk, zeggen ze, juridisch onhaalbaar. Ik zeg lok een proefproces uit: de pluraliteit in het winkelaanbod, het belang van kleinschalig ambacht schap in retail, bepaalt in hoge mate de leef kwaliteit en niet in de laatste plaats de mogelijkheden voor lokale economische groei. Ik moet altijd denken aan de steden in Toscane, toppunt van schoonheid, monumentenzorg en bescherming van lokale en kleinschalige economie. In Lucca zijn in de hoofdstraten van het centrum geen filialen van winkelketens gevestigd. Die worden geweerd, ze krijgen geen vestigingsvergunning, hun foeilelijke gevels, buitenreclame en winkelinrichting worden niet getolereerd. Familiezaken koesteren een vaak eeuwenoude traditie. Nieuwe generaties combineren academische banen met bedrijfsleiderschap: zij voelen zich zeer verantwoordelijk voor hun bijdrage aan het onderhoud van het erfgoed van de stad. Ik hoef U niet te leggen waar het toe leidt: de ontwikkeling van een zelfbewuste, regionale economische cultuur waar smaak, kwaliteit en duurzaamheid voorop staan. Ik kom terug op Ronald Plasterk en de 100.000 steden. Ik ben razend benieuwd hoe hier gedacht wordt over deze exercitie. Jullie hebben ervaring, een stad zoals Almelo met 72.000 inwoners doet niet onder voor Enschede met 150.000, Ik denk dat jullie schaal grootte overzichtelijker is, maar hoe verhoudt zich dit tot Borne met 21.000 inwoners. De grote vraag is welke problemen Borne niet alleen af kan en hoe in de verschillende steden de verhouding tussen burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven zo slim en toegankelijk mogelijk georganiseerd is. Wordt Borne er straks beter van als het door Twente stad wordt ingelijfd, door Hengelo of Almelo. Het gaat hier om de bescherming en ontwikkeling van oude democratische tradities. Ik ga jullie niet lastig vallen met de voor jullie zo bekende geschiedenis van Almelo, een stad die in de middeleeuwen op zandgrond ontstond, in 1420 stadsrechten kende met een gracht maar geen muur. Fascinerend is de rol van de adellijke familie van Richteren Limpurg, die vanaf de 12e eeuw Huis Almelo bezat, recht mocht spreken en tot de dag van vandaag actief is met het renoveren van oude panden in de binnenstad en het onderhouden van bossen die in bezit van de familie zijn. Naast dat particulier initiatief is het primaat van de politiek, van het gekozen stadsbestuur essentieel. Als steden mammoetorganisaties worden, zal de persoonlijke signatuur van volksvertegenwoordigers afnemen. Dit is de rode draad van mijn betoog, dat is de instelling die Herman Höften personifieerde. De geschiedenis van een stad bepaalt haar cultuur, heeft eeuwen invloed op een bestuursstijl- dat kan niet genegeerd worden. Nieuwe raadsleden, wethouders –die steeds vaker van buiten komen- hebben referenties nodig, voorbeelden, iconen. Ze moeten aansluiting zoeken bij tradities, continuïteit waarborgen. En als er aanleiding is om daar van af te wijken, een nieuwe koers in te slaan, dan is het des te meer noodzakelijk te beseffen wat er aan vooraf is gegaan. Daarom is het onzindelijk, zoals Plasterk vorige week in een interview in de Volkskrant heeft gezegd, om gemeentegrenzen af te doen als de uitkomst van twisten tussen pausen en adel. Er is nog een andere reden waarom met de nodige terughoudendheid gesleuteld moet worden aan de lokale identiteiten. De ontwikkelingen in Europa geven burgers nog lang geen
houvast. Het zal decennia duren tot het unieke project Europa aan democratisch gehalte gewonnen heeft. Een dezer dagen las ik opnieuw het interviewboek met Sicco Mansholt uit 1975. La crise, de crisis. Mansholt was net met pensioen, na 15 jaar als pionier in de Europese Commissie gewerkt te hebben aan de opbouw van Europa. “ Is Europa verlamd”, vraagt zijn gesprekspartner.” Ja”, zegt Mansholt, “het is verlamd”. En dan volgt een glasheldere analyse die vandaag nog aan geen enkele waarde heeft ingeboet. Van Rompuy zou het gezegd kunnen hebben, maar het is dus 1975: Opnieuw Mansholt: ‘Europa is verlamd, het zit in een crisis, de toestand is op het ogenblik zeer ernstig en het is heel moeilijk je optimisme te bewaren. Niet zozeer vanwege de problemen die moeten worden opgelost: moeilijkheden zijn normaal, de opbouw van Europa is nog altijd een vallen en opstaan. Maar al te lang werken de Europese instellingen in het luchtledige, zonder een rechtstreeks contact met de Europeanen. Op die manier blijft Europa een kunstmatig bouwwerk. Er staat geen straf, geen sanctie, op het niets doen, op het verkeerd doen. Dat is heel anders in een staat, waar de regering verantwoording schuldig is aan parlement, of een stadsbestuur aan de raad. En wat is het gevolg daarvan? Er ontwikkelt zich geen politieke visie op het Europa van de toekomst. De burger die geen greep heeft op die enorme technocratische machine, gelooft niet meer in Europa, hij keert zich ervan af”. Dat zegt Mansholt in 1975. Ik grijp het aan om nog eens te beklemtonen dat de affiniteit van de burger met zijn of haar stad niet op de proef mag worden gesteld. De stad is sterker dan de stad, schreef Gyorgy Konrad in zijn boek ‘ de stenen klok’ uit 1996. Steden als Almelo, Deventer, Alkmaar zijn naar mijn beleving even belangrijk dan wat Grote Stad betekent in het westen van het land. Stedelijke omgeving mobiliseert talent en dwingt tot keuzes als er visie is. Dit is de tijd om geestelijke verrijking na te streven, niet om nog meer spullen te hebben, maar om dingen beter te doen, beter te beheren. Dat veel misbruikte begrip duurzaamheid komt hier in het geding. Mansholt voorspelde 37 jaar geleden dat de wereld zich tussen 2000 en 2010 op een andere manier zou voeden. Veel minder egocentrisch, waarbij de elite van de geprivilegieerden hun levensstandaard zou verminderen. Dat is niet gelukt, de wereld is welvarender geworden, maar beschaafder? Ik ben desondanks optimistisch. Veranderingen voltrekken zich niet in jaren maar in decennia. Wie de geschiedenis aan de hand van de 30 jaren in de Almelose raad van Herman Höften onder de loep neemt, ziet verrassende vooruitgang en wendingen. Misschien moeten jullie de stadsarchivaris volgend jaar vragen de Höftenlezing te houden, met het verzoek Almelo tussen 60 en 90 in retrospectief te analyseren. En zorg dat partijgenoot Plasterk andere prioriteiten stelt. Juist hij draagt gezien zijn eigen stellingnames in het verleden een grote verantwoordelijkheid. Bij het Europese referendum in juni 2005 keerde hij zich tegen een Europese grondwet. Zijn taak is nu om zich met zijn collega’s in Europa in te spannen voor een paar versnellingen in de Europese democratie. Ik pleitte daar in 1997 bij mijn afscheid als PvdA voorzitter voor. Verminder de ballast, leer van
de lokale politiek, in de verschillende lidstaten. Reduceer het aantal mensen dat Europa bestuurt en controleert. Richt een Europese senaat op, waar naar het Amerikaanse model, ieder land, iedere staat, ongeacht haar omvang en aantal inwoners, recht heeft op 1 gekozen volksvertegenwoordiger, 1 Europese senator. Verklein de Europese commissie tot een bestuur met niet meer dan 7 leden, ieder van hen vertegenwoordigt een landengroep naar het model van de Wereldbank. Tenslotte: Besef dat politiek en democratie altijd een overmatige inzet vergen van actieve volksvertegenwoordigers om te voorkomen dat het vastloopt in loze beloften en stapeling van fouten en miscalculaties. De kracht van volksvertegenwoordigers van de PvdA is dat hun voorgangers van ver zijn gekomen. Toen de SDAP werd opgericht in 1894 was er geen kiesrecht voor mannen noch vrouwen, alleen voor hen die belasting betaalden. 22 jaar later was de strijd daarvoor gewonnen. Toen werden Herman Höften en mijn vader geboren. Zij hebben het van dichtbij meegemaakt, hoe een klasse maatschappij in dertig jaar veranderde in een samenleving waar de lasten en de lusten gelijker werden verdeeld. Nu staan we aan de vooravond van nieuwe veranderingen waar de kwaliteit van het bestaan opnieuw grote urgentie kent. De stad duurzaam en beschaafder maken, dat is een groot project waar politici die er toe willen doen, niet om heen kunnen lopen. Ze zijn het verplicht aan hun kiezers en aan hun voorgangers, aan de generatie van Herman Höften.
***