Rijnstraat 8 Postbus 20952 2500 EZ Den Haag Contactpersoon
Bestaande ontruimingsalarminstallaties Instructie Versie 1.0 Status Definitief
T 0800 - 899 1103 info.infofoon @rgd.minbzk.nl Datum 21 december 2010 Betreft Bestaande Ontruimingsalarminstallaties
Pagina 1 van 7
Inleiding In deze instructie is omschreven hoe er omgegaan dient te worden met bestaande ontruimingsalarminstallaties (OAI) binnen de objecten van de Rijksgebouwendienst. Hierbij gaat het om luid alarm OAI die voor 1 november 2008 zijn opgeleverd.
Datum 21 december 2010
In de brandscans is vaak te lezen dat de ontruimingsalarminstallatie waarschijnlijk niet voldoet aan de NEN2575, veelal zonder indicatie welk onderdeel niet goed functioneert. Als in een definitiefase van een brandveiligheidsproject met een loep naar de installatie gekeken wordt, is een veelgehoorde conclusie dat de installatie ingrijpend aangepast dan wel uitgebreid dient te worden of dat deze zelfs vervangen zou moeten worden. Dit gaat vaak gepaard met de nodige inbreuk op het bedrijfsproces van de klant en is vaak kosten intensief. Het kan echter voorkomen dat een OAI toch voldoende functionaliteit biedt en daarmee voldoende veiligheid biedt, waardoor een investering deze te vervangen of ingrijpend aan te passen onevenredig veel kost in relatie tot de bescheiden extra verkregen mate van zekerheid over het functioneren van de veiligheid. De OAI is dan wel onder het beoogde niveau van de norm (NEN2575) aangebracht, maar dit heeft geen wezenlijke nadelige invloed op de doeltreffendheid. Met de gebruiker en het bevoegde gezag kan dan afgesproken worden om een investering op te schorten tot het moment dat of de installatie aan het eind van de technische levensduur is of er een renovatie zal plaatsvinden in het gebouw. De ambitie is om uiteindelijk te voldoen aan wet en regelgeving. Deze instructie is slechts toepasbaar op bestaande OAI. Er is sprake van een bestaande OAI als de installatie voor 1 november 2008 is opgeleverd. Nieuwe installaties dienen te worden aangelegd conform de NEN 2575. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling om het aangereikte handvat van bestaande OAI dus toe te passen op nieuwe installaties. Ook is het niet de bedoeling om deze instructie toe te passen op OAI die voorheen wel voldeden aan de NEN 2575 maar door omstandigheden, zoals een interne verbouwing, niet meer voldoen. Die installaties dienen vervangen te worden. Deze instructie beoogt geen gelijkwaardigheid. Het is uitsluitend bedoeld als overbruggingsperiode. Deze instructie geeft de Rijksgebouwendienst een instrument voor hoe om te gaan met bestaande OAI. Deze instructie vervangt niet de regelgeving en (NEN)normen. Aan deze instructie kunnen geen rechten worden ontleend inzake het voldoen aan het wettelijk kader. De POV heeft derhalve uitsluitend een private betekenis en geen publieke.
Pagina 2 van 7
Doel Om te voorkomen dat OAI nodeloos worden vervangen naar installaties die geheel voldoen naar functionaliteit aan de NEN 2575, is door de Rijksgebouwendienst een basisniveau vastgesteld. In deze instructie worden de uitgangspunten vastgelegd waaraan de OAI minimaal moet voldoen.
Datum 21 december 2010
Het kan betekenen dat de installatie hiermee onder het normniveau komt, maar de afwijkingen mogen niet de doeltreffendheid van de installatie nadelig beïnvloeden. Als deze instructie wordt toegepast op een bestaande ontruimingsalarminstallatie, dient er ook extra aandacht worden besteed aan het ontruimingsplan en de bedrijfshulpverleningorganisatie (BHV). Er moet bijvoorbeeld een jaarlijks ontruimingsoefening worden gehouden. Dit moet worden opgenomen in het BHV- of calamiteitenplan. Motivatie Na het toepassen van deze instructie zijn Rijksgebouwendienst, de klant en de bevoegde autoriteit geïnformeerd over het aantoonbare basisniveau dat de installatie heeft. Bij het opstellen van deze instructie is het veilig kunnen vluchten een centrale factor geweest. Twee belangrijke onderdelen die afwijken ten opzichte van de norm maar wel voldoen aan het vastgestelde basis niveau zijn bekabeling en geluidniveau. In deze instructie staat beschreven waarom deze onderdelen acceptabel zijn en geen nadelige invloed hebben op het veilig kunnen vluchten. Bekabeling In de installatiepraktijk is bekabeling vaak niet op helemaal de correcte wijze aangebracht, het gaat hierbij bijvoorbeeld om bevestiging van kabels. Het corrigeren van deze gebreken levert geen significante veiligheidswinst bij toetsing aan een reëel brandscenario. Een ander voorbeeld is het scheiden van zwakstroom en sterkstroom circuits. In beginsel wordt dit meestal wel zo aangelegd echter in praktijk blijkt dat tijdens het gebruik dit niet geheel wordt gehandhaafd. Toch blijkt dat dit geen nadelige invloed heeft op het functioneren van de brandbeveiligingsinstallatie. Geluidniveau Het akoestisch geluid van een ontruimingsalarminstallatie is herkenbaar Als er een normaal omgevingsgeluid aanwezig is op een kantoor, zal het minimaal vereiste geluidniveau van 6 dB(A) boven dit omgevingslawaai toereikend zijn. Hierbij is van belang dat de interne BHV-organisatie regelmatig ontruimingsoefeningen doet, zodat het personeel hierop adequaat kan reageren.
Pagina 3 van 7
Bijlagen: Datum 21 december 2010
Hoe om te gaan met afwijkingen In onderstaande lijst zijn in de eerste kolom de meest voorkomende afwijkingen bij bestaande OAI beschreven. In de tweede kolom is aangegeven hoe hiermee om te gaan. De lijst is niet limitatief, afwijkingen dienen altijd te worden opgenomen in het Programma van Eisen (PvE).
Afwijkingen1 Er is geen PvE (PvE) ontruimingsalarminstallatie aanwezig/opgesteld. De installatie is niet conform het PvE uitgevoerd.
De productcertificaten van de toegepast componenten zijn verlopen. Er wordt geen onderhoud aan de installatie uitgevoerd. Het minimaal toelaatbaar geluidniveau van het toonsignaal (de akoestische signaalgever) en/of gesproken bericht is niet toereikend.
Acceptaties Het PvE moet alsnog worden opgesteld, maar wel conform de geldende voorschriften op het moment dat de ontruimingsalarminstallatie is aangelegd. Er dient te worden bekeken wat de afwijkingen zijn. Indien deze afwijkingen niet nadelig zijn voor het doel waarvoor de installatie is aangebracht, dient er een Nota van Aanvullingen (NvA) te worden opgesteld waarin de afwijkingen verwerkt worden. Tijdens het in bedrijfstellen van de installatie (oplevering) geldige productcertificaten die aanwezig zijn, zijn, zijn geaccepteerd. Er moet een onderhoudscontract conform NEN 2654-2 worden afgesloten en het onderhoud moet direct worden uitgevoerd. Houd als vereist geluidniveau 65 dB(A) aan. Indien dit in praktijk niet gerealiseerd wordt, is minimaal vereist dat in de verkeersruimtes het geluidniveau 65 dB is en in de verblijfsruimtes (kamers, kantine etc) het geluid in ieder geval 6dB boven het werkelijke omgevingsgeluid uitkomt. Daar waar zich in het pand samenvallende vluchtwegen bevinden, behoren ook de verblijfsruimtes te voldoen aan de minimale vereiste van 65 dB. In tabel F.2 van de NEN 2575 is het gemiddelde omgevingsgeluid van diverse gebieden opgenomen, deze tabel is leidend Bijvoorbeeld: Het omgevingsgeluid van kantoorcellen is gemiddeld 45 dB(A). Het minimaal toelaatbaar geluidniveau moet dan 51 dB(A) (45 dB(A) + 6 dB(A) = 51 dB(A)) zijn. Meer voorbeelden zijn: voor kantoortuinen bedraagt dit 65 dB(A), voor een bibliotheek
1
De afwijkingen mogen de functionaliteit van de ontruimingsalarminstallatie niet negatief beïnvloeden.
Pagina 4 van 7
bedraagt dit 46 dB(A) en voor een vergaderruimte bedraagt dit 49 dB(A).
Afwijkingen2
Acceptaties
De transmissiewegen zijn niet conform de NEN 1010 uitgevoerd (bijvoorbeeld open bochten boven verlaagd plafond, gescheiden kabelgoten, bevestiging om de 50 cm). De transmissiewegen zijn niet functiebehoudend bevestigd (bekabeling is wel functiebehoudend uitgevoerd).
De transmissiewegen mogen worden gehandhaafd. Zodra de ontruimingsalarminstallatie wordt vervangen, dient deze wel te voldoen aan de gestelde eisen.
Er zijn onvoldoende isolatoren in de lus aangebracht.
Datum 21 december 2010
De transmissiewegen mogen worden gehandhaafd. Zodra de ontruimingsalarminstallatie wordt vervangen, dient dit wel te voldoen aan de gestelde eisen. Er dienen minimaal twee isolatoren per bouwlaag te zijn aangebracht.
Stroomschema voor bestaande installaties Onderstaand is een stroomschema voor bestaande OAI weergegeven. In dit schema staat beschreven welke stappen de projectmanager of objectmanager moet nemen.
2
De afwijkingen mogen de functionaliteit van de ontruimingsalarminstallatie niet negatief beïnvloeden.
Pagina 5 van 7
Start Datum 21 december 2010
Nee
Bestaande 1 OAI
Ja
Installatie conform NEN 2575 uitvoeren
Ja
Grootsch. 2 Renovatie
Nee
3 Rapport 0-meting
Installatie onderzoeken
Programma van Eisen
Basisniveau vastleggen
Documenten: RvO / PvE / Tekeningen / Certificaten / Onderhoudscontract Installatie: Projectering / bekabeling / toegepaste componenten / koppeling met de BMC
4
Goedkeuren: Eerst door Rgd, dan door Bevoegde autoriteiten.
Nee 5 Goedkeuren
Ja Ontwerpen Aanpassen installatie Testen RvO / Inspectie rapport
6 Realiseren
Pagina 6 van 7
Punten van aandacht bij het hanteren van het stroomschema 1. Controleer of er sprake is van een bestaande ontruimingsalarminstallatie. i 2. Ga na of er op korte termijn een grootschalige renovatie plaatsvindt.ii 3. Beoordeel de aanwezige documenten. Beoordeel de ontruimingsalarminstallatie. 4. Leg het basisniveau voor de ontruimingsalarminstallatie vast. De uitgangspunten worden vastgelegd in een PvE . 5. RGD controleert de uitgangspunten van de ontruimingsalarminstallatie welke zijn vastgelegd in een PvE. De bevoegde autoriteit controleert de uitgangspunten van de ontruimingsalarminstallatie welke zijn vastgelegd in een PvE. In vooroverleg met de bevoegde autoriteit moet helder gemaakt worden dat het om een overbruggingsperiode gaat. Eisende partijen (Bevoegde autoriteit en RGD) ondertekenen het PvE. 6. Start realisatie van de ontruimingsalarminstallatie na goedkeuring middels een ondertekend PvE.
i
Datum 21 december 2010
Er is sprake van een bestaande OAIals de installatie voor 1 november 2008 is opgeleverd.
ii
Onder grootschalige renovatie wordt verstaan: Renovatie van het gehele gebouw of een deel van het gebouw (meer dan 30%), een grote verbouwing (meer dan 30%), wijziging andere installatie, zodra andere installaties moeten worden vervangen (e-installaties) dan moet de OAI ook worden meegenomen.
Pagina 7 van 7