Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Wmo Woensdrecht 2013
Vastgesteld in de collegevergadering
van 17 september
2013
1
Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget en de financiële
ensdrecht
tegemoetkoming.
Artikel 1.1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening kan in de vorm van een persoonsgebonden budget (PGB) plaatsvinden op verzoek van de belanghebbende. Artikel 1.2. Een P G B kan geweigerd worden indien: a.
de PGB-houder in gebreke blijft bij de verantwoording, of
b.
het budget niet inzet voor het inkopen van de voorziening waarvoor de beschikking is afgegeven,
c.
van aanvrager bekend is dat deze psychiatrische problematiek heeft, of
d.
van aanvrager bekend en tevens voorzienbaar is dat deze als gevolg van een progressieve ziekte
of
slechts een korte tijd van het gevraagde hulpmiddel gebruik zal kunnen maken. De gemeente zal dan gebruik maken van artikel 6 in de wet, dat stelt dat gemeenten de vorm van financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget kan weigeren als daartegen overwegende bezwaren zijn. Artikel 1.3. Een aantal woonvoorzieningen wordt bij voorkeur in natura en in bruikleen verstrekt, deze zijn: mobiele tilliften, bad-, douche- en toiletvoorzieningen en trapliften. Wanneer de aanvrager echter uitdrukkelijk om een P G B vraagt om zelf een dergelijke voorziening te kunnen aanschaffen, zal een PGB worden toegekend. Het toe te kennen P G B is gelijk aan de aanschafprijs van het voor de aanvrager goedkoopstcompenserende hulpmiddel inclusief BTW. De medisch/ergonomisch adviseur adviseert wat het voor de aanvrager goedkoopst-compenserende hulpmiddel is. Aan de toekenning van een P G B voor de aanschaf van een hulpmiddel is een minimale gebruiksduur verbonden welke gelijk is aan de afschrijvingstermijn van het hulpmiddel. Andere woonvoorzieningen zoals opgenomen in de Beleidsregels, kunnen in natura of in de vorm van een P G B of een financiële tegemoetkoming verstrekt worden. Artikel 1.4. Het persoonsgebonden budget wordt inclusief de eigen bijdrage betaald. De eigen bijdrage dient de belanghebbende te voldoen aan het CAK. Artikel 1.5. 1.
De PGB-houder, die een periodiek P G B ontvangt, verantwoordt het PGB jaarlijks, op verzoek, op de wijze die daartoe is voorgeschreven. De PGB-houder wordt tijdig over de af te leggen verantwoording geïnformeerd.
2
De verantwoording bij de verstrekking van een eenmalig P G B kan geschieden door overlegging van de aankoopnota of het aankoopbewijs.
Artikel 1 6 Bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming verantwoordt de belanghebbende, na aanschaf van de voorziening of, bij een bouwkundige voorziening, na afronding van de werkzaamheden, door overlegging van de nota. Artikel 1.7 Indien de financiële vergoeding wordt verstrekt voor een bouwkundige voorziening, wordt de financiële vergoeding vastgesteld en uitbetaald na gereedmeldìng van de voorziening.
2
Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen en eigen aandeel.
ensdrecht
Artikel 2.1 Voor alle individuele voorzieningen wordt een eigen bijdrage gevraagd, met uitzondering van rolstoelvoorzieningen, verhuiskostenvergoedingen en forfaitaire tegemoetkomingen in de vervoerskosten. Artikel 2.2. De maximale eigen bijdrage wordt per periode van vier weken vastgesteld aan de hand van artikel 4.1 van de AMvB (Besluit maatschappelijke ondersteuning: hoofdstuk 4 Eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen). Artikel 2.3. De maximale bijdrage bedraagt nooit meer dan de kostprijs van de voorziening. Artikel 2.4. Indien een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische voorziening aan een woning die in eigendom is van de belanghebbende, wordt gedurende een periode van maximaal 39 maal 4 weken een eigen bijdrage/eigen aandeel in rekening gebracht. De berekening, oplegging en inning van de eigen bijdrage/eigen aandeel geschiedt door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).
3
Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.
ensdrecht
Artikel 3.1. De belanghebbende kan, bij de voorziening hulp bij het huishouden in natura, een keuze maken tussen de zorgaanbieders die de gemeente na een aanbesteding voor het leveren van zorg heeft geselecteerd. Artikel 3.2. Voor een persoonsgebonden budget ten aanzien van hulp bij het huishouden wordt een bedrag per uur beschikbaar gesteld: Uurtarieven persoonsgebonden budget Categorie hulp bij het huishouden Uurtarieven persoonsgebonden budget Hulp bij het huishouden 1 C 17.25 Hulp bij het huishouden 2 C 17,25 Het budget voor hulp bij het huishouden, indien geïndiceerd voor Hbh 2, wordt vastgesteld op het werkelijk uurtarief, met een maximum van 6 21,50 per uur indien de belanghebbende aantoonbaar hulp ontvangt van een professionele, op thuiszorg gerichte, organisatie. Artikel 3.3. Bij het beoordelen van een aanvraag van een persoonsgebonden budget voor hulp bíj het huishouden speelt het criterium 'regisserend vermogen' een rol. Zie verder de toelichting bij dit artikel. De hoogte van het budget wordt afgeleid van het aantal geïndiceerde uren per week, afgerond naar kwartieren. Het uurtarief persoonsgebonden budget omvat tevens een vergoeding voor de kosten die gemaakt moeten worden in relatie tot het persoonsgebonden budget zoals vermeld in artikel 1.5.1, en een vergoeding van eventuele reiskosten. De kosten van WA-verzekering, rechtsbijstandverzekering, het loon van de vervangende hulp bij ziekte van de hulpverlener, ziekteverzuimbegeleiding en arbodienst komen op grond van de tussen de gemeente en de Sociale Verzekeringsbank (SVB) gesloten aansluitovereenkomst ten laste van de gemeente, mits de belanghebbende voldaan heeft aan de door de S V B gestelde voorwaarden. Daarnaast kunnen de budgethouders met een beroep op deze aansluitovereenkomst hun administratie kosteloos aan de S V B uitbesteden. De gemeente neemt alle voorwaarden en condities omtrent het persoonsgebonden budget op in (een bijlage bij) de beschikking. Artikel 3.4. Het netto P G B is het bruto P G B minus de eigen bijdrage. De persoon aan wie het P G B is toegekend, ontvangt het bruto P G B .
Artikel 3.5. De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond naar kwartieren, per week.
4
ensdrecht Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen.
Artikel 4.1. Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding, bij toepassing van artikel 9 , lid 3 van de Verordening voorzieningen Wmo, bedraagt C 2.750. Artikel 4.2. Het bedrag voor het bezoekbaar maken van een woning als genoemd in de Beleidsregels (Resultaat 5), bedraagt maximaal ê 1.450. Artikel 4.3. De eigenaar-bewoner van een aangepaste woning, waarvan de waarde is gestegen als rechtstreeks effect van de door de gemeente gesubsidieerde woningaanpassingen, moet de eventuele verkoop van deze woning binnen een periode van tien jaar na gereedmelding van de gesubsidieerde aanpassingen aan het college melden. Deze waardestijging wordt gedurende de eerste tien jaren na gereedmelding lineair afgeschreven, d.w.z.: over elk van deze tien jaren wordt tien procent van het bedrag van de waardestijging afgeschreven. Artikel 4.4. Het college stelt voor woonvoorzieningen de voorlopige financiële tegemoetkoming vast: 1.
direct na de selectie indien de kosten vooraf duidelijk zijn te bepalen;
2.
na ontvangst van de offerte(s) of kostenbegroting(en).
Artikel 4.5. Indien de kosten van een woningaanpassing hoger zijn dan C 7.500 dient het primaat van verhuizing afgewogen te worden.
5
Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
1
"'
Artikel 5.1. Collectief vervoer is enkel verkrijgbaar in natura (artikel 15, leden 3 en 4, van de Verordening voorzieningen Wmo). Overige vervoersvoorzieningen zijn verkrijgbaar in natura en bruikleen, of als P G B dan wel een financiële tegemoetkoming. Artikel 5.2. Het persoonsgebonden budget voor een vervoermiddel wordt op basis van de volgende criteria bepaald: a.
de aanschafprijs van het voor de aanvrager goedkoopst-compenserend vervoermiddel inclusief 6Yo BTW. De medisch/ergonomisch adviseur adviseert wat het voor de aanvrager goedkoopstcompenserend vervoermiddel is.
b.
indien van toepassing: de aanschafprijs inclusief 6 A BTW van de voor de aanvrager noodzakelijke 0
aanpassing(en) van het vervoermiddel. De medisch/ergonomisch adviseur adviseert welke aanpassing(en) eventueel voor de aanvrager noodzakelijk is (zijn). c.
de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van het vervoermiddel gedurende de totale gebruiksduur met een minimum van zeven jaar.
d.
De vergoedingen genoemd onder a en b worden in een eenmalig bedrag en tegelijk uitgekeerd. De vergoedingen genoemd onder c worden tot een bedrag van C 250 op declaratiebasis vergoed. Vergoedingen hoger dan ê 250 worden eerst toegekend na ontvangst van de offerte(s) of kostenbegroting(en).
Artikel 5.3. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een (eigen) auto bedraagt C 1.062. Het bedrag dat per jaar verstrekt wordt voor gebruik van een rolstoeltaxi bedraagt ë 1.593. Artikel 5.4. 1.
Het college verstrekt aan de belanghebbende, die ergonomische belemmeringen ervaart bij het gebruik van het openbaar vervoer als bedoeld in artikel 15 van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning recht op gebruik van de Deeltaxi binnen het vastgestelde vervoersgebied. Binnen het interne vervoersgebied kan onbeperkt worden gereisd. Binnen het externe vervoersgebied kan alleen vanuit het interne vervoersgebied naar de plaats van bestemming worden gereisd en vice versa. Het aantal ritten dat kan worden gemaakt is onbeperkt. De betaling van de belanghebbende wordt door de vervoerder in ontvangst genomen in naam en voor rekening van de gemeente die het vervoer aanbiedt.
2.
De belanghebbende aan wie een vervoersvoorziening is toegekend als bedoeld in artikel 15 van de Verordening, is een betaling verschuldigd voor het vervoer van de Deeltaxi, waarbij het tarief is gebaseerd op het reizigerstarief van het openbaar vervoer tot een afstand van maximaal 5 zones. De belanghebbende is vanaf de 6 zone het kostprijsdekkende tarief verschuldigd. e
6
ensdrecht
Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning.
Artikel 6.1. Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt op basis van de volgende criteria bepaald: a.
de aanschafprijs van de voor de aanvrager goedkoopst-compenserende rolstoel inclusief 6 Zo 0
BTW. De medisch/ergonomisch adviseur bepaalt wat de voor de aanvrager goedkoopstcompenserende rolstoel is. b.
indien van toepassing: de aanschafprijs inclusief 6Zo BTW van de voor de aanvrager noodzakelijke 0
aanpassing(en) van de rolstoel. De medisch/ergonomisch adviseur bepaalt welke aanpassing(en) eventueel voor de aanvrager noodzakelijk is (zijn). c.
de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van het vervoermiddel gedurende de totale gebruiksduur met een minimum van vijfjaar.
d.
De vergoedingen genoemd onder a en b worden in een eenmalig bedrag en tegelijk uitgekeerd. De vergoedingen genoemd onder c worden tot een bedrag van C 250 op declaratiebasis vergoed. Vergoedingen hoger dan ê 250 worden eerst toegekend na ontvangst van de offerte(s) of kosten begroting(en).
Artikel 6.2. Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als financiële tegemoetkoming. Het bedrag van deze financiële tegemoetkoming bedraagt ê 2.606, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van driejaar.
7
ensdrecht
Hoofdstuk 7. Slotbepalingen
"
Artikel 7.1. De genoemde bedragen kunnen worden aangepast indien veranderingen in indexeringen daartoe aanleiding geven. Artikel 7.2. 1.
Dit besluit kan worden aangehaald als: "Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Woensdrecht 2013".
2.
Dit besluit treedt in werking de dag na publicatie in de Woensdrechtse Bode (publicatiedatum 25.09.2013).
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woensdrecht van 17 september 2013.
•Baart, MBA secretaris
M.A. Fränzel burgemeester,
8
Toelichting bij het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Wmo 2013 Inleiding Naast een Verordening en Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Wmo Woensdrecht 2013, is er ook een Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Wmo Woensdrecht. In dit Besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat, in het besluit ingevuld. Het voordeel van het opnemen van alle bedragen in een besluit is dat bij wijziging van de bedragen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt) niet de verordening gewijzigd moet worden en dus in de Raad besproken en opnieuw vastgesteld moet worden. Bijstelling van het besluit door het college kan aanzienlijk sneller plaatsvinden. Het eerste onderwerp dat in het Besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoonsgebonden budget mogelijk is, wordt in het Besluit uitgewerkt hoe het bedrag van het persoonsgebonden budget wordt samengesteld. Per hoofdstuk worden alle vastgestelde bedragen opgenomen, zodat het Besluit spoort met de verordening. Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget en de financiële teg em oetko m i n g. Algemeen. De systematiek van de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Woensdrecht is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder collectief vervoer, het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt, er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking daarvan nooit een eigen bijdrage wordt gevraagd. Het onderwerp 'eigen bijdrage' is verder uitgewerkt in artikel 2. Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende, in artikel 1 genoemde, bijzondere regels gelden. Artikel 1.1. Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Dit kan bij voorkeur tegelijk met de aanvraag, indien op dat moment al duidelijk is dat de aanvrager dit wenst. Artikel 1.2. Artikel 6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning biedt de gemeente de mogelijkheid om een individuele voorziening in de vorm van een P G B te weigeren, als daartegen overwegende bezwaren bestaan. De gemeente moet zelf definiëren of zij van deze mogelijkheid gebruik wil maken en in welke situatie er sprake is van dergelijke overwegende bezwaren. Artikel 1.2 van dit Besluit vermeldt o.a. dat de gemeente een PGB zal omzetten naar levering in natura, als de cliënt geen verantwoording over de besteding van het P G B indient of het PGB niet inzet voor het inkopen van de voorziening waarvoor de beschikking is afgegeven. Artikel 1.3. Artikel 1.3 bepaalt dat bepaalde roerende woonvoorzieningen bij voorkeur in natura en in bruikleen worden aangeboden, dit om te voorkomen dat er sprake zal zijn van kapitaalvernietiging. Deze keuze hangt samen met het vormen van een depot en de daarmee samenhangende herverstrekking. Wanneer de aanvrager echter uitdrukkelijk om een P G B vraagt om zelf een dergelijke voorziening te kunnen aanschaffen, is de gemeente gehouden om een P G B toe te kennen.
9
Artikel 1.4.
-"
Over het beschikbaar gestelde bedrag aan P G B dient de belanghebbende een eigen bijdrage te voldoen. Deze eigen bijdrage wordt door het Centraal Administratiekantoor (CAK) vastgesteld, opgelegd en geïnd. Artikel 1.5. De verantwoording van het P G B vindt jaarlijks op verzoek plaats als het P G B periodiek is verstrekt op de wijze die door het college is vastgesteld. Wat de belanghebbende moet overleggen wordt hem bij de toekenning van het P G B kenbaar gemaakt. Een eenmalig PGB kan worden verantwoord door overlegging van de aankoopnota of het aankoopbewijs. Artikel 1.6. Dit artikel spreekt voor zich. Artikel 1.7. Dit artikel spreekt voor zich. Hoofdstuk 2. Eigen bijdragen en eigen aandeel. Artikel 2.1. De gemeente heeft besloten een eigen bijdrage te heffen over alle individuele voorzieningen, met uitzondering van rolstoelvoorzieningen, verhuiskostenvergoedingen en forfaitaire tegemoetkomingen in de vervoerskosten. Over forfaitaire tegemoetkomingen voor de aanschaf van een sportrolstoel kan wel een eigen bijdrage geheven worden omdat het hier een zogenoemde 'bovenwettelijke regeling' betreft. De gemeente houdt zich daarbij aan de kaders en de grenzen die het Rijk heeft gesteld met de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), De AMvB onderscheidt vier groepen: »
ongehuwde personen, jonger dan 65 jaar
»
ongehuwde personen van 65 jaar en ouder
«
gehuwde personen indien (één van) beide jonger zijn/is dan 65 jaar
»
gehuwde personen die beide 65 jaar of ouder zijn
Artikel 2.2. van dit Besluit noemt, in navolging van de AMvB, voor deze groepen een verschillende nominale eigen bijdrage. Vanaf 120 7o van het sociaal minimum per groep wordt een inkomensafhankelijke eigen 0
bijdrage geheven van maximaal 15Zo van het verschil tussen het inkomen en het sociaal minimum per 0
groep van M0 Zo. Het inkomen dat hier bedoeld wordt, is het verzamelinkomen. 0
Het sociaal minimum per groep is verschillend. De minima zijn gebaseerd op de belastbare inkomens van de verschillende groepen. Het sociaal minimum van de groep die 65 jaar of ouder is, ligt bijvoorbeeld lager dan de groep die jonger is dan 65 jaar. Dit komt omdat de groep die 65 jaar of ouder is, in een gunstiger belastingregime valt en dus netto meer overhoudt dan de groep die jonger is dan 65 jaar. Artikel 2.3. Mocht de berekening van eigen bijdrage uitkomen op een bedrag wat hoger is dan de kostprijs van de voorziening, dan wordt de eigen bijdrage vastgesteld op de kostprijs van de voorziening. Artikel 2.4. De periode waarover een eigen bijdrage of een eigen aandeel in rekening wordt gebracht is maximaal 3 jaren, ofwel 39 perioden van 4 weken als een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt Dit geldt ook als er een bouwkundige of een woontechnische voorziening aan een woning is verricht die in eigendom van belanghebbende is. De eigen bijdrage of het eigen aandeel wordt door het C A K berekend, opgelegd en geïnd. 10
Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden.
ensàrtcht
Artikel 3.1. De gemeente heeft overeenkomsten gesloten met meerdere zorgaanbieders die hulp bij het huishouden (in natura) leveren. Het staat de belanghebbende vrij een keuze te maken tussen deze zorgaanbieders. Als de belanghebbende overigens geen keuze maakt dan wordt de zorgaanbieder die op de aanbesteding het goedkoopst heeft ingeschreven verzocht de hulp bij het huishouden te gaan leveren. Artikel 3.2. Dit artikel bevat het uurtarief van het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden. Het tarief voor hulp bij het huishouden zonder regie {Hbh 1) en met regie (Hbh 2) is momenteel gelijk. Het is mogelijk dat een belanghebbende een P G B wenst te ontvangen om daarmee professionele hulp in te kopen (bijvoorbeeld van een organisatie waarmee de gemeente geen overeenkomst heeft afgesloten). Dan wordt het P G B vastgesteld op het werkelijke uurtarief met een in dit artikel genoemd maximum. Artikel 3.3. De te bieden ondersteuning bij het voeren van een huishouden kan bestaan uit huishoudelijke hulp (Hbh1) of huishoudelijke zorg (Hbh 2). De keuze tussen huishoudelijke hulp of huishoudelijke zorg is afhankelijk (van de mate) van het regisserend vermogen van de belanghebbende of cliënt en haar/zijn 'naaste omgeving'. De belanghebbende en haar/zijn naaste omgeving worden tezamen ook wel aangeduid als 'cliëntsysteem'. In dit verband maken personen die met regelmaat en met korte tussenpozen een bezoek aan de cliënt brengen, deel uit van de naaste omgeving van de cliënt dan wel van het cliëntsysteem. De primaire vraag luidt dus: beschikt de belanghebbende, eventueel samen met haar/zijn naaste omgeving, over voldoende regisserend vermogen? 'Regisserend vermogen' is het vermogen om zich een oordeel te vormen en zaken te regelen Dit artikel bepaalt ook hoe de hoogte van het 'klassiek' PGB wordt berekend. Tevens bevat dit artikel nadere condities over het vergoeden doorbetalen van het loon van een vervangende hulp tijdens ziekte van de hulpverlener, de kosten van ziekteverzuimbegeleiding en arbodienst. De budgethouder geeft de ziekmelding van de hulp door aan de Sociale Verzekeringsbank. De budgethouder betaalt de zieke hulp vanuit het P G B door gedurende maximaal zes weken. Wanneer de hulp na zes weken nog steeds ziek is, neemt de Sociale Verzekeringsbank de betaling van de zieke hulp over op grond van de Ziektewet (maximaal één jaar). Tevens schakelt de Sociale Verzekeringsbank een arbodienst in en zorgt voor ziekteverzuimbegeleiding. De budgethouder kiest een vervangende hulp en meldt dit aan de Sociale Verzekeringsbank. De Sociale Verzekeringsbank verstrekt een budget voor vervangende loonkosten aan de budgethouder en declareert deze kosten aan de gemeente. De budgethouder betaalt geen loon door tíjdens de vakantie van de hulp. Artikel 3.4 De persoon aan wie het P G B is toegekend, ontvangt het bruto PGB. Dat wil zeggen dat de eigen bijdrage niet vooraf in mindering ís gebracht op het P G B . Artikel 3.5. Dit artikel spreekt voor zich.
Hoofdstuk 4. Woonvoorzieningen Artikel 4.1. Indien er een voorziening in de woning is aangebracht en het was op dat moment voorzien dat deze voorziening in de toekomst niet meet adequaat zou zijn ís compensatie in het kader van 11
de W m o niet noodzakelijk. Dit geldt ook voor het wel of niet geven van een verhuiskostenvergoeding. Ook hierbij wordt rekening gehouden met de voorzienbaarheid van de noodzaak tot verhuizen. Indien de noodzaak om te verhuizen te voorzien was wordt geen verhuiskostenvergoeding gegeven. Daarnaast wordt meegewogen of de burger op tijd de gemeente betrokken heeft bij de verhuizing. Artikel 4.2. Dit artikel behoeft geen nadere toelichting, Artikel 4.3. Dit artikel bepaalt wanneer de waardestijging van de woning en welk deel van de waardestijging moet worden terugbetaald, voor zover deze waardestijging een rechtstreeks effect is van de gesubsidieerde woningaanpassingen. Deze bepaling geldt bij aanbouw aan een woning en niet voor interne voorzieningen. Op basis van ervaringscijfers wordt gemiddeld 1 x per jaar een dergelijke voorziening verstrekt. Vanuit de GBA worden adreswijzigingen/overlijden doorgegeven. Op basis hiervan wordt een beëindigingonderzoek ingesteld naar de voorzieningen. Op grond van dit beëindigingonderzoek wordt bepaald welk deel van de waardestijging moet worden terugbetaald. Artikel 4.4. Een financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening wordt eerst voorlopig vastgesteld. Als de kosten vooraf duidelijk zijn dan gebeurt dat direct na de selectie. In alle andere gevallen vindt de voorlopige vaststelling plaats na ontvangst van de offerte(s). Na gereedmelding van de woonvoorziening vindt een onderzoek naar de voorziening plaats. Hierna wordt de financiële tegemoetkoming definitief vastgesteld en vindt er (eventueel) verrekening met het voorlopig vastgestelde bedrag plaats. Artikel 4.5. Het primaat van verhuizing vindt plaats boven het hier genoemde bedrag. Daaronder niet omdat de kosten van een verhuizing niet opwegen tegen dit relatief geringe bedrag aan woningaanpassing.
Hoofdstuk 5. Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel Artikel 5.1. In dit artikel wordt voor het zich verplaatsen per vervoermiddel, het primaat gelegd bij het collectief vervoer. Een primaat van een systeem van collectief vervoer, waarbij een belanghebbende in beginsel niet in aanmerking komt voor een andere vervoersvoorziening dan collectief vervoer indien collectief vervoer de beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen compenseert zoals bedoeld in artikel 4 lid 1 Wmo, is volgens constante jurisprudentie als zodanig niet in strijd met de artikelen 4 en 5 Wmo.De verwachting dat een substantieel deel van de deelnemers aan het collectief vervoer gebruik gaat maken van het persoonsgebonden budget indien sprake is van een keuzemogelijkheid tussen het collectief vervoer en een persoonsgebonden budget en dat daarmee het systeem van collectief vervoer wordt ondergraven, is, gelet op de parlementaire geschiedenis van de Wmo, een overwegend bezwaar als bedoeld in artikel 6 Wmo. Artikel 5.2. In dit artikel is geregeld hoe het P G B voor de aanschaf van een vervoermiddel wordt berekend. De medisch/ergonomisch adviseur houdt bij het bepalen van wat voor de aanvrager het goedkoopstcompenserend vervoermiddel is, rekening met de door de gemeentelijke leverancier(s) aangeboden kernassortiment(en). Wanneer in het kernassortiment er geen compenserend vervoermiddel beschikbaar is, kiest de medisch/ergonomisch adviseur het voor de belanghebbende goedkoopst-compenserende vervoermiddel buiten het kernassortiment van de gemeentelijke leverancier(s) De gemeente vergoedt in beide gevallen de gehele aanschafprijs (incl. BTW), zoals die door de gemeentelijke leverancier(s) is of wordt vastgesteld. In de aanschafprijs zijn de kosten van eventueel noodzakelijke aanpassingen inbegrepen. De termijn van 7 jaar komt overeen met de economische afschrijvingstermijn van de in natura verstrekte voorzieningen
12
cnsàrecht Artikel 5.3. Dit artikel legt de bedragen vast voor de autokostenvergoeding en de vergoeding voor de rolstoeltaxi. Onder welke voorwaarden deze bedragen worden toegekend, is in de Verordeningen de Beleidsregels voorzieningen Wmo gemeente Woensdrecht nader uitgewerkt. Artikel 5.4. Binnen het vastgestelde vervoersgebied (het grondgebied van alle samenwerkende gemeenten) mag een belanghebbende die daarvoor geïndiceerd is, onbeperkt reizen met de Deeltaxi. Daarnaast bestaat er ook een extern vervoersgebied (gebied grenzend aan het intern vervoersgebied). Binnen het externe gebied mag alleen vanuit of naar het interne vervoersgebied worden gereisd. Een rit van een plaats in het externe gebied naar een andere plaats in het externe gebied is dus niet toegestaan. Ook het reizen vanuit of naar het extern vervoersgebied is onbeperkt De reiziger is voor iedere rit een tarief verschuldigd. Dit tarief is gebaseerd op het reizigerstarief van het openbaar vervoer, tot een afstand van maximaal 5 zones. Deze 5 zones maken het voor iedere inwoner van Woensdrecht mogelijk om de belangrijkste voorzieningen te bereiken (compensatieplicht van de gemeente), zoals bijv. een treinstation, bioscoop, theater, grotere winkels etc. die in Bergen op Zoom aanwezig zijn. Vanaf de 6 zone is de reiziger het kostendekkende tarief van de Deeltaxi verschuldigd. e
Hoofdstuk 6. Verplaatsen in en rond de woning. Artikel 6.1. In dit artikel is geregeld hoe het P G B voor de aanschaf van een rolstoel wordt berekend. De medisch/ergonomisch adviseur houdt bij het bepalen van wat voor de aanvrager de goedkoopstcompenserend rolstoel is, rekening met de door de gemeentelijke leverancier(s) aangeboden kernassortiment(en). Wanneer in het kernassortiment er geen compenserend rolstoel beschikbaar is, kiest de medisch/ergonomisch adviseur een voor de belanghebbende goedkoopst-compenserende rolstoel buiten het kernassortiment van de gemeentelijke leverancier(s). De gemeente vergoedt in beide gevallen de gehele aanschafprijs (incl. BTW), zoals die door de gemeentelijke leverancier(s) is of wordt vastgesteld. In de aanschafprijs zijn de kosten van eventueel noodzakelijke aanpassingen inbegrepen. De termijn van 5 jaar komt overeen met de economische afschrijvingstermijn van de in natura verstrekte voorzieningen. Artikel 6.2. Sportrolstoelen worden niet in natura verstrekt. Er kan uitsluitend een financiële tegemoetkoming worden verstrekt in de kosten van aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel. Deze financiële tegemoetkoming hoeft niet kostendekkend te zijn en dient daarom beschouwd te worden al tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van 3 jaar. Na 3 jaar kan opnieuw een financiële tegemoetkoming worden toegekend.
Hoofdstuk 7. Slotbepalingen Artikel 7 1 In dit artikel wordt geregeld dat de in dit Besluit opgenomen bedragen jaarlijks aangepast kunnen worden Het wordt aan het college van burgemeester en wethouders overgelaten om de bedragen al dan niet aan te passen aan de indexeringen. Wel is het college gehouden aan de verplichting in de Wet maatschappelijke ondersteuning dat met de bedragen het te behalen resultaat behaald moet kunnen worden (compensatiebeginsel). Artikel 7.2. Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
13