Financieel Besluit Wmo Onderdeel Maatschappelijke Ondersteuning
December 2006
Inhoudsopgave Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1 Artikel 2
Begripsbepalingen Beperkingen
Hoofdstuk 2
Hulp bij het Huishouden
Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6
Persoonsgebonden budget Betalingsschema Eigen bijdrage Kostprijs van de voorziening
Hoofdstuk 3
Woonvoorzieningen
Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10
Persoonsgebonden budget Financiële tegemoetkomingen Woningsanering Vereisten keukenaanpassing
Hoofdstuk 4
Vervoervoorzieningen
Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14
Persoonsgebonden budget Inkomensgrens Hoogte financiële tegemoetkomingen Rijvaardigheidstraining
Hoofdstuk 5
Rolstoelen
Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17
Persoonsgebonden budget Sportrolstoel Rijvaardigheidstraining
Hoofdstuk 6
Slotbepalingen
Artikel 18 Artikel 19
indexering Citeertitel en inwerkingtreding
Financiëel Besluit Wmo
3 3
4 4 4 5
5 5 6 7
8 8 8 8
9 9 9
9 9
2
Burgemeester en wethouders van de gemeente Haaksbergen, gelet op de artikelen 15 en 19 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en de bepalingen van de Verordening maatschappelijke ondersteuning, besluiten de navolgende regels voor financiële tegemoetkomingen , persoonsgebonden budget en verstrekkingen vast te stellen:
Hoofdstuk 1
Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen De begripsbepalingen van het Besluit maatschappelijke ondersteuning, 2 oktober 2006 Stb.450 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning zijn tevens op deze regels van toepassing. 1. Inkomen: het verzamelinkomen of belastbaar inkomen dat relevant is voor de maximale eigen bijdrage of eigen aandeel die in een kalenderjaar verschuldigd is, als bedoeld in de artikelen 4.1 en 4.2 van de Algemene maatregel van bestuur; 2. Norminkomen: het verzamelinkomen berekend op het niveau van het geldende sociaal minimum; 3. Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning; 4. Algemene maatregel van bestuur: het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.450; 5. Eigen bijdrage: een vast te stellen bijdrage die bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget betaald moet worden; 6. Besparingsbijdrage: een vastgestelde bijdrage die is afgestemd op de kosten die worden bespaard door het verkrijgen van een vervoersvoorziening in natura of een PGB daarvoor. 7. Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen of diensten kan verwerven; 8. Forfaitaire vergoeding: een bijdrage ineens die los van het inkomen en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt; 9. Gemaximeerde vergoeding: een vergoeding in de kosten van een voorziening die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens. 10. Overige vervoervoorzieningen: alle vervoervoorzieningen buiten het collectief vervoer, zoals genoemd in artikel 22 onder b en c van de verordening, waarvoor een financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget kan worden verleend of welke in natura kunnen worden verstrekt. 11. Instandhoudingkosten: kosten die gemaakt worden om een voorziening te kunnen gebruiken en de levensduur te waarborgen. Deze kosten betreffen uitsluitend kosten van reparaties en onderhoud en, zonodig, WA-verzekering van woonvoorzieningen genoemd in artikel 8 lid 5 van dit besluit, vervoermiddelen en rolstoelen. Artikel 2 Beperking Voor voorzieningen onder de € 45,00 wordt, met uitzondering van de Hulp bij het Huishouden, geen financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget gegeven, tenzij het de verstrekking van een voorziening betreft die in principe duurder is dan € 45,00 maar er een alternatief beschikbaar is dat voldoet aan het uitgangspunt "goedkoopst en adequaat" en waarvan de prijs door centrale inkoop door de gemeente onder deze grens ligt.
Financiëel Besluit Wmo
3
Hoofdstuk 2 Hulp bij het Huishouden Artikel 3 Persoonsgebonden budget 1. Het bruto persoonsgebonden budget (PGB) wordt voor Hulp bij het Huishouden 1 (HH1) in de vorm van een bedrag per klasse per jaar vastgesteld en bedraagt
klasse 1 klasse 2 klasse 3
€ 634,€ 1.909,€ 3.503,-
klasse 4 klasse 5 klasse 6
€ 5.416,-€ 7.329,-€ 9.242,-
2. Het bruto persoonsgebonden budget (PGB) wordt voor Hulp bij het Huishouden 2 (HH2) in de vorm van een bedrag per klasse per jaar vastgesteld en bedraagt klasse 1 klasse 2 klasse 3
€ 839,€ 2.523,€ 4.628,-
klasse 4 klasse 5 klasse 6
€ 7.152,€ 9.678,€ 12.203,-
3. Indien sprake is van additionele uren boven klasse 6 wordt, op grond van de hardheidsclausule, voor die additionele uren een uurbedrag van € 14,43 (HH1) respectievelijk € 19,05 (HH2) gehanteerd. 4. Het netto PGB is het bruto PGB verminderd met de eigen bijdrage. 5. Van het netto PGB is 10% vrij besteedbaar, met een minimum van € 100,- en een maximum van € 750,-.
Artikel 4 Betalingsschema 1. Het bruto PGB wordt periodiek vooraf uitbetaald, volgens onderstaand schema: klasse 1: 1x per jaar, 100% ineens klasse 2: 2x per jaar, 50% per keer klasse 3: 4x per jaar, 25% per keer klasse 4: 4x per jaar, 25% per keer klasse 5: 4x per jaar, 25% per keer klasse 6: 4x per jaar, 25% per keer 2. De eerste betaling vindt plaats binnen 1 maand na dagtekening van de beschikking.
Artikel 5 Eigen bijdrage 1. De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage bij de hulp bij het huishouden bedraagt: a. voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 16,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 16.137,- het bedrag van € 16,60
Financiëel Besluit Wmo
4
wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16.137; b. voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 16,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 14.162,- het bedrag van € 16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 14.162,-; c. voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 20.810,- het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 20.810,-; d. voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 19.837,- het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 19.837,-. 2. De eigen bijdrage is verschuldigd zolang recht bestaat op de voorziening in natura dan wel het PGB hiervoor. Artikel 6 Kostprijs van de voorziening 1. Het uurtarief Hulp bij het Huishouden (HH1) bedraagt € 14,43. Voor de ondersteuning bij het voeren van de regie over het huishouden (HH2) bedraagt dit uurtarief € 19,05. 2. De kostprijs Hulp bij het Huishouden (HH1 en HH2) is het product van het aantal uren geïndiceerde zorg en de uurprijs van die zorg zoals vermeld in het voorgaande lid. 3. De eigen bijdrage is niet hoger dan de kostprijs Hulp bij het Huishouden (HH1 dan wel HH2).
Hoofdstuk 3
Woonvoorzieningen
Artikel 7 Persoonsgebonden budget 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening; 2. De goedkoopst adequate voorziening kan blijken uit een door het college goedgekeurde offerte of uit een door de gemeente met een gecontracteerde leverancier afgesloten overeenkomst, 3. Het PGB kan worden verhoogd met instandhoudingkosten (zie bijlage I), 4. Onder instandhoudingkosten wordt verstaan kosten van reparatie en onderhoud. Artikel 8 Financiële tegemoetkoming 1. Verhuiskosten: De maximale vergoeding voor verhuiskosten op declaratiebasis (artikel 15 lid 1 onder a Verordening) bedraagt € 2000,00 voor een gelijkvloerse woning en € 2.500,00 voor een eengezinswoning. Uitbetaling vindt plaats na overlegging van nota’s. Financiëel Besluit Wmo
5
2. Woningaanpassingen en woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard: de financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing en woonvoorzieningen van niet bouwkundige of woontechnische aard (artikel 15 lid 1 onder b, c en d Verordening) bedraagt 100% van de goedgekeurde kosten. 3. Tijdelijke huisvesting: De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting (art.15 lid 2 sub b Verordening) bedraagt maximaal: a. de werkelijke kosten met een maximum van € 680,67 per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte; b. de werkelijke kosten met een maximum van € 453,78 per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte. 4. Huurderving: De financiële tegemoetkoming tot een maximum van € 453,78, in de kosten van huurderving (art.15 lid 2 onder c verordening), omvat de werkelijke kosten van kale huur, vermeerderd met de subsidiabele servicekosten, tot een maximum dat overeenkomt met de maximum huurgrens per maand als bedoeld in de Wet op de Huurtoeslag. 5. Onderhoud en reparatie woonvoorzieningen A. de vergoeding wordt uitsluitend verstrekt voor de onderstaande voorzieningen: - stoelliften; - rolstoel- of sta - plateauliften; - woonhuisliften; - hefplateau - liften; - balansliften; - tilliften; - mechanisme voor een hoog / laag verstelbaar keukenblok; - elektromechanische openings - en sluitingsmechanisme van deuren; - bad of wastafel; - onderspoeling- en föhninrichting - intercom; - plafondliften. B. indien de gemeente een contract met een leverancier heeft afgesloten voor de levering van de onder het eerste lid genoemde voorzieningen, gelden voor de hoogte van de kosten van onderhoud en reparatie de desbetreffende prijzen uit het contract. Dit geldt ook indien de toekenning van de voorziening heeft plaatsgevonden in de vorm van een persoonsgebonden budget. Artikel 9 Woningsanering 1. De tegemoetkoming voor woningsanering (art. 15 lid 1 onder c Verordening) betreft uitsluitend de kosten die noodzakelijk zijn voor vervanging van vloerbedekking en/of gordijnen in verband met cara of allergische aandoeningen, of vervanging van tapijt dat niet geschikt is voor rolstoelgebruik. De maximale vergoedingen worden gebaseerd op de lid 2 genoemde bedragen en de in lid 3 vermelde afschrijvingspercentages. 2. Voor vloerbedekking en raambedekking gelden de volgende normbedragen per m2 inclusief bijkomende kosten als egaliseren, leggen, ophangen etc. a. Vinyl (PVC) vloerbedekking (rolstoelgeschikt) per strekkende meter van 4 meter breed € 72,50 b. Gordijnen per m2 raamoppervlak *) € 22,00 *) naar eigen keuze kan worden gekozen voor rolgordijnen of lamellen.
Financiëel Besluit Wmo
6
3. Afschrijvingspercentages: Bij het bepalen van de hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehouden met afschrijving van de te vervangen stoffering, door toepassing van de volgende afschrijvingspercentages op de in lid 2 genoemde normbedragen Gebruiksduur Vergoeding
Tot 2 jaar 100%
Tot 4 jaar 75%
Tot 6 jaar 50%
Tot 8 jaar 25%
Ouder 8 jr Nihil *)
*) Omdat de artikelen economisch zijn afgeschreven.
Artikel 10 Vereisten keukenaanpassing Het aanbrengen van een aangepaste keuken: Wanneer volgens het advies noodzakelijk wordt geacht een aangepaste, vrij onderrijdbare keuken aan te brengen, zal een keuken met een max. lengte van 2,4 m worden vergoed. De opstelplaats van het kooktoestel is hierbij inbegrepen. Ter verkrijging van voldoende opbergruimte zullen over de volle lengte (2,4 m) bovenkastjes worden aangebracht. Bij een onderrijdbaar aanrechtblok dat niet in hoogte verstelbaar is, dienen de wandtegels van de bovenkant van het aanrechtblad (± 0,9 m + peil) tot de onderkant van de kastjes (± 1,5 m + peil) te worden aangebracht (achterwand aanrecht). Bij een onderrijdbaar aanrechtblok dat wel in hoogte verstelbaar is, zal het tegelwerk vanaf peil tot een hoogte van ± 1,5 m worden aangebracht (gehele achterwand aanrecht). De zijwanden van de hiervoor omschreven aanrechttypen zullen ter breedte van het aanrechtblad met een max. hoogte van ± 1,5 m worden vergoed. Indien het noodzakelijk is dat een keuken in het kader van de Wvg aangepast dient te worden en er derhalve nieuwe vloertegels aangebracht dienen te worden zal alleen een oppervlakte van vloertegels worden vergoed, waarvan de breedte voor het aanrechtblok langs max. 0,60 meter bedraagt. Bij de aangepaste keuken zullen max. 2 aansluitpunten van wandcontactdozen worden vergoed.
Financiëel Besluit Wmo
7
Hoofdstuk 4
Vervoervoorzieningen
Artikel 11 Persoonsgebonden budget 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde leverancier (Bijlage I), 2. Het PGB kan worden verhoogd met instandhoudingkosten, 3. Onder instandhoudingkosten worden begrepen kosten van reparaties en onderhoud en, zonodig, WA-verzekering (Bijlage I), 4. Het PGB voor aanschaf van een vervoermiddel wordt ineens betaald aan de budgethouder, 5. Instandhoudingskosten worden jaarlijks vastgesteld en betaald. Artikel 12 Inkomensgrens 1. Voor de gesloten buitenwagen en de financiële tegemoetkoming in de gebruikskosten van een auto geldt een inkomensgrens van 1½ maal het van toepassing zijnde norminkomen (artikel 25 verordening). 2. Indien het inkomen hoger is, wordt geen tegemoetkoming verstrekt, behoudens in geval van (rolstoeltaxi)vervoer. 3. Voor alle overige vervoersvoorzieningen geldt geen inkomensgrens.
Artikel 13 Hoogte financiële tegemoetkoming 1. De tegemoetkoming voor het gebruik eigen auto of bruikleen auto (artikel 22 onder c Verordening) is gebaseerd op: • een verplaatsing van 1500 km op jaarbasis • een kostendekkende kilometervergoeding ad € 0,397 voor gebruik eigen auto, of € 0,260 voor gebruik bruikleenauto. • een eigen bijdrage per kilometer ad € 0,13 die gebaseerd op het zonetarief voor Wvmo-pashouders. Dit uitgangspunt leidt tot de volgende gemaximeerde vergoedingen op jaarbasis (op declaratiebasis): 1. voor het gebruik van de eigen auto € 400,00 2 . voor het gebruik van een bruikleenauto € 195,00 3. voor het gebruik van de individuele taxi € 2.580,00 4. voor het gebruik van de rolstoeltaxi € 3.030,00 2. Indien belanghebbende beschikt over een eigen auto en er de voorkeur aan geeft om deze te gebruiken in plaats van de taxi, kan in plaats van een taxivergoeding een tegemoet-ko ming in de gebruikskosten eigen auto toegekend worden, waarbij de indicatie ïndividueel taxivervoer” in stand blijft 3. Rechthebbenden op een scootmobile ontvangen 375 zones per jaar (50%). 4. Aanpassingskosten van de eigen auto: Deze voorziening wordt slechts toegekend indien de aan te passen auto niet ouder is dan vijf jaar. De kosten van de noodzakelijke aanpassingen worden voor 100% vergoed, behoudens algemeen gebruikelijke voorzieningen. Artikel 14 Rijvaardigheidstraining Indien het naar het oordeel van het college noodzakelijk is, kunnen de kosten van lessen rijvaardigheidstraining voor een scootmobiel worden vergoed. Financiëel Besluit Wmo
8
Hoofdstuk 5
Rolstoelen
Artikel 15 Persoonsgebonden budget 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor aanschaf van een rolstoel is gelijk aan de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening, zoals deze door de gemeente kan worden aangeschaft bij de gecontracteerde leverancier (Bijlage I), 2. Het PGB kan worden verhoogd met kosten van individuele aanpassingen, 3. Het PGB wordt na ontvangst van de factuur en betalingsbewijs ineens betaald aan de budgethouder, 4. Indien een PGB voor aanschaf van een rolstoel wordt verstrekt, wordt ook een PGB voor instandhoudingkosten toegekend (Bijlage I), 5. Het PGB voor de instandhoudingkosten wordt per jaar betaald zolang de technische levensduur van de voorziening niet is verstreken en de kosten niet vallen onder garantiebepalingen van de leverancier. Artikel 16 Sportrolstoel 1. Het persoonsgebonden budget voor de aanschaf, de reparaties en het onderhoud van een sportrolstoel (artikel 27 onder d Verordening) bedraagt € 2.450,00; 2. Het in het eerste lid genoemde budget wordt niet vaker dan eens in de 3 jaar verstrekt; 3. Het in het eerste lid genoemde budget kan in het vierde en daarop volgende jaren op declaratiebasis worden aangevuld met een maximale bijdrage in de onderhoud- en reparatiekosten tot een maximum van € 359,00 per jaar. Artikel 17 Rijvaardigheidstraining Indien het naar het oordeel van het college noodzakelijk is, kunnen de kosten van lessen rolstoelof rijvaardigheidstraining worden vergoed.
Hoofdstuk 6
Slotbepalingen
Artikel 18 Indexering a. b.
De Wmo-inkomensgrenzen volgen automatisch de aanpassingen van het wettelijk minimumloon en de daaraan gerelateerde normen op grond van de Wet werk en bijstand. De forfaitaire tegemoetkomingen worden jaarlijks geïndexeerd volgens het advies van de VNG.
Artikel 19 Citeertitel en inwerkingtreding 1. Dit besluit kan worden aangehaald als: Financiëel Besluit Wmo 2. Dit besluit is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haaksbergen in hun vergadering van 12 december 2006 en treedt in werking op 1 januari 2007. burgemeester en wethouders
L.J.J.M. Franken secretaris Financiëel Besluit Wmo
drs. K.B. Loohuis burgemeester 9