Besluit maatschappelijke ondersteuning
Gemeente Wijk bij Duurstede, november 2014
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede; gelet op de artikelen 2 t/m 7 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Wijk bij Duurstede; besluit vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2015
Hoofdstuk 1. Prijspeil en eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen of pgb Artikel 1. Prijspeil maatwerkvoorzieningen en Pgb Het prijspeil wordt enerzijds bepaald door gemeentelijke afspraken over de toe te passen indexering, bijvoorbeeld voor de vergoedingen voor vervoer en woningaanpassingen. Anderzijds zijn afspraken in de contracten met de leveranciers leidend zoals bij de hulp bij het huishouden en begeleiding. De genoemde bedragen kunnen dan ook jaarlijks worden aangepast. Artikel 2. Eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s De bedragen per vier weken, de inkomensbedragen en de percentages die gelden voor de berekening van de eigen bijdrage zijn gelijk aan die genoemd in artikel 3.1, eerste lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Hoofdstuk 2. Pgb Artikel 3. Hoogte Pgb De hoogte van het Pgb kan jaarlijks worden aangepast. Artikel 3.1.1. Hoogte Pgb voor maatwerkvoorziening De hoogte van het bedrag voor een maatwerkvoorziening wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de maatwerkvoorzieningdie de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de maatwerkvoorziening in natura zou zijn verstrekt. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, met een looptijd gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering; Artikel 3.1.2. Hoogte Pgb voor hulp bij het huishouden 1. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedraagt: a. voor hulp bij het huishouden 1 of 2 door een niet daartoe opgeleid persoon die niet werkzaam is voor een instelling (bijvoorbeeld familie/kennissen van de aanvrager): € 15,85 per uur; b. voor hulp bij het huishouden 1 door een zelfstandige zonder personeel (ZZP-er) of gelijkwaardige functie: € 15,85 c. voor hulp bij het huishouden 2, waarvoor bijzondere deskundigheid is vereist door een zelfstandige zonder personeel (ZZP-er) of gelijkwaardige functie die daarvoor in het bijzonder is opgeleid: € 18,90 d. voor hulp bij het huishouden door een daartoe opgeleid persoon werkzaam in dienst van een instelling: € 22,66 per uur; e. voor hulp bij het huishouden 2, waarvoor bijzondere deskundigheid is vereist, door een persoon die daarvoor in het bijzonder is opgeleid, werkzaam in dienst van een instelling, € 27,- per uur. Artikel 3.1.3. Hoogte Pgb voor individuele begeleiding 1. De hoogte van een Pgb voor individuele begeleiding wordt als volgt vastgesteld: a. voor individuele begeleiding door een niet daartoe opgeleid persoon die mantelzorger is of afkomstig is uit het sociale netwerk van de cliënt, het tarief per uur voor mantelzorgers in de Wet langdurige zorg (prijspeil 2015: 20,- per uur); b. voor individuele begeleiding: - door een daartoe opgeleid persoon; of - waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist; wordt per uur of per resultaat voor individuele begeleiding de hoogte van het bedrag als volgt vastgesteld: Klasse Uren per week Pgb per jaar Pgb per week Pgb per uur 1 0-1,9 uur 1869 35,84 35,84 2 2-3,9 uur 5608 107,55 3 4-6,9 uur 10282 197,19 4 7-9,9 uur 15891 304,76 5 10-12,9 uur 21499 412,31 6 13-15,9 uur 27107 519,86 7 16-19,9 uur 33651 645,36 8 20-24,9 uur 42063 806,69
Artikel 3.1.4. Hoogte van een Pgb voor dagbesteding of begeleiding groep 1. De hoogte van een Pgb voor dagbesteding of begeleiding groep wordt als volgt vastgesteld: a. begeleiding groep of dagbesteding met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht wordt per dagdeel of per groep bepaald op basis van het laagste tarief per dagdeel of per groep voor dergelijke begeleiding in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling; b. gespecialiseerde dagbesteding met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen wordt per dagdeel of per groep bepaald op basis van het laagste tarief per dagdeel of per groep voor dergelijke begeleiding in natura door daartoe opgeleide beroepskrachten werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling; Voor 2015 zijn deze bedragen als volgt: Begeleiding groep zonder vervoer Klasse Dagdelen per week 1 1 2 2 3 3 4 4 5 5 6 6 7 7 8 8 9 9 Begeleiding groep met vervoer Klasse Dagdelen per week 1 2 3 4 5 6 7 8 9
Pgb per jaar
Pgb per week
2310 4622 6932 9244 11555 13865 16177 18487 20798
44,30 88,64 132,94 177,28 221,60 265,90 265,90 310,24 398,87
Pgb per jaar
Pgb per week
2588 5175 7763 10348 12939 15248 17561 19871 22183
49,63 99,25 148,88 198,46 248,15 292,43 336,79 381,09 425,43
Pgb per dagdeel 44,30
Pgb per dagdeel 49,63
Artikel 3.1.5. Hoogte pgb voor kortdurend verblijf- en respijtzorg De hoogte van het pgb voor kortdurend verblijf en respijtzorg bedraagt maximaal 101,- per etmaal voor maximaal 3 etmalen per week.
Artikel 4. Bedragen vervoersvoorzieningen 1. Er wordt geen inkomensgrens voor vervoersvoorzieningen gehanteerd. Wel wordt bepaald in hoeverre een persoon met beperkingen in zijn eigen vervoersbehoefte kan voorzien, bijvoorbeeld door het inzetten van eigen (financieel) vermogen. 2. De bedragen voor een vervoersvoorziening zijn: f. autokostenvergoeding € 800,- per jaar g. taxikostenvergoeding € 800,- per jaar h. rolstoeltaxikostenvergoeding € 800,- per jaar Artikel 5. Vergoeding auto-aanpassingen en –rijlessen Indien sprake is van een vergoeding voor autoaanpassingen dan geldt: a. De kosten komen alleen in aanmerking voor vergoeding indien de aanpassing c.q. reparatie van de aanpassing, gelet op de nog te verwachten technische levensduur van de auto, verantwoord is. b. De vergoeding voor het aantal rijlessen voor een gehandicapte of zijn huisgenoot, als een auto de enige vervoersmogelijkheid biedt en er ook sprake is van autoaanpassingen, is aan een maximum van 50 lessen gebonden. Indien blijkt, dat het aantal van 50 niet voldoende is om het rijbewijs te behalen kan van dit aantal in individuele situaties worden afgeweken tot maximaal 75. c. De vergoeding van meerkosten van een aangepaste auto ten opzichte van de aanschaf van een gebruikelijke auto wordt individueel beoordeeld. Artikel 6. Vergoeding bovenregionaal vervoer In geval van bovenregionaal vervoer van en naar het ouderlijk huis voor AWBZ-bewoners wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt, die is gebaseerd op maximaal 18 bezoeken per jaar, de enkele reisafstand maal 4 per bezoek en een kilometervergoeding van € 0,28 per kilometer. Artikel 7. Kindervoorzieningen Voor kindervoorzieningen geldt dat deze in bruikleen worden verstrekt. Indien een kindvoorziening niet in bruikleen kan worden verstrekt en de voorziening noodzakelijk is dan kan voor de meerkosten ten opzichte van de algemeen gebruikelijke voorzieningen een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Artikel 8. Oplaadkosten scootmobiel Een vergoeding voor oplaadkosten van een scootmobiel wordt alleen verstrekt wanneer er in een leefeenheid meer dan één elektrische vervoersvoorziening gebruikt wordt. De vergoeding bedraagt in die gevallen maximaal € 50,- per jaar en moet zelf door de gebruiker worden aangevraagd. Artikel 9. Trapliften 1. Trapliften worden in bruikleen verstrekt. De bruiklener dient hiervoor een bruikleenovereenkomst te tekenen. 2. De gemeente Wijk bij Duurstede blijft eigenaar van de traplift. Zodra de traplift niet meer wordt gebruikt wordt deze teruggenomen door de leverancier van de traplift. Zodra dit mogelijk is wordt de traplift ingezet bij een andere belanghebbende. 3. De gemeente is verantwoordelijk voor het afsluiten van een onderhoudscontract voor de traplift.
Artikel 10. Andere voorzieningen in bruikleen 1. Alle woonvoorzieningen van niet-woontechnische of niet-bouwkundige aard worden in bruikleen verstrekt als hergebruik tot de mogelijkheden behoort. 2. Kleine woonvoorzieningen (onder de € 500,-) en woonvoorzieningen die vanwege hygiënische redenen niet in bruikleen verstrekt worden, kunnen op verzoek wel door de leverancier worden opgehaald en verwijderd. Artikel 11. Het anti-speculatiebeding Bij verkoop van een woning die op grond van de Wvg of Wmo is aangepast dient de cliënt de aangetoonde meerwaarde van de verbouwing terug te betalen. De meerwaarde wordt bepaald door een taxatie van de woning uit te voeren voor en na verbouwing. Deze taxatie wordt uitgevoerd door een door het Wmo-loket aangewezen makelaar. Bij terugbetaling wordt de volgende afschrijvingstermijn gehanteerd: Bij verkoop van de woning binnen een jaar na verbouwing moet 100% van de meerwaarde worden terugbetaald. Bij verkoop van de woning tussen het tweede en twintigste jaar na verbouwing: voor elk jaar 5 % van de meerwaarde. 1 In alle gevallen minus het bedrag dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen. Artikel 12. Verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding Het bedrag voor de verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding bedraagt € 5.250,- mits het bestede bedrag kan worden verantwoord. Deze vergoeding is conform de verhuiskostenvergoeding bij renovatie van huurwoningen, zoals geregeld in het Burgerlijk Wetboek, artikel 220 en 275 van boek 7. Artikel 13. Bezoekbaar maken van de woning Het bezoekbaar maken van een woning wordt bepaald op basis van: - de omvang van de aanpassing; - het programma van eisen voor de aanpassing; - de keuze van de cliënt om al dan niet gebruik te maken van een erkende aannemer, en - de laagste kostprijs voor het bezoekbaar maken van een woning opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met een erkende aannemer Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van een woning bedraagt € 5.000,-. Artikel 14. Financiële tegemoetkoming in kosten van onderhoud, keuring en reparatie De gemeente verstrekt een financiële tegemoetkoming van 100% van de gemaakte kosten van keuring, onderhoud en reparatie van de volgende woonvoorzieningen, mits zij door de gemeente verstrekt zijn en in de kosten voor onderhoud, keuring en reparatie niet al op een andere manier voorzien is: a. Stoelliften; b. Rolstoel- of sta-plateauliften; c. Woonhuisliften; 1
na twee jaar 95%, na drie jaar 90%, na vier jaar 85%, na vijf jaar 80%, na zes jaar 75%, na 7 jaar 70%, na acht jaar 65%, na negen jaar 60%, na tien jaar 55%, na elf jaar 50%, na twaalf jaar 45%, na dertien jaar 40%, na veertien jaar 35%, na vijftien jaar 30%, na zestien jaar 25%, na zeventien jaar 20%, na achttien jaar 15%, na negentien jaar 10%, na twintig jaar 5%)
d. e. f. g. h.
Hefplateauliften; Balansliften; Plafondliften; Tilliften; Mechanische of elektrische inrichting voor het in hoogte verstellen van een keukenblok, bad of wastafel; i. Elektromechanisch open- en sluitmechanisme van deuren; j. Toiletten voorzien van onderspoel en föhninrichting; Artikel 15. Tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting, huurderving en verwijdering van voorzieningen De gemeente kan een financiële tegemoetkoming verstrekken in de kosten van tijdelijke huisvesting aan belanghebbende of in de kosten voor huurderving aan een verhuurder wanneer aanpassing van een woning op grond van de Wmo noodzakelijk is. Deze tegemoetkoming is als volgt bepaald: 1. Voor tijdelijke huur: maximaal 100% van de kale huur van de tijdelijke woning waarbij huurtoeslag wordt verstrekt tot een maximum van 6 maanden; 2. De werkelijke kosten met een maximum ter hoogte van de netto huurprijs voor een sociale huurwoning per maand als tegemoetkoming in de kosten van het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte en het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte; 3. De werkelijke kosten voor huurderving worden verstrekt aan de verhuurder, met een maximum ter hoogte van de netto huurprijs voor een sociale huurwoning per maand, en kan voor maximaal 6 maanden worden verstrekt. 4. Deze tegemoetkomingen worden alleen toegekend in gevallen waarin de woonruimte voor meer dan € 10.000,- wordt aangepast. Artikel 16. Rolstoel in bruikleen Rolstoelen in natura worden in bruikleen verstrekt en zijn eigendom van de gemeente. Artikel 17. Forfaitaire vergoeding sportvoorzieningen Het bedrag voor de aanschaf en het onderhoud van een sportrolstoel wordt bepaald op basis van het laagste tarief voor een sportrolstoel in natura opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met een leverancier van hulpmiddelen en bedraagt maximaal € 2.850,- per drie jaar. Voor een andere voorziening dan een sportrolstoel worden alleen de meerkosten in verband met de handicap verstrekt met een maximum van € 2.850,- per drie jaar. Artikel 18. Vergoeding kinderrolstoelen Voor kinderrolstoelen gelden de volgende specifieke vergoedingen: Orthese-jas Oplaadkosten, wanneer er in een leefeenheid meer dan een elektrische rolstoelvoorziening gebruikt wordt. De vergoeding bedraagt in die gevallen maximaal € 50,- per jaar en moet zelf door de gebruiker worden aangevraagd. Artikel 19. Oplaadkosten elektrische rolstoelen Een vergoeding voor oplaadkosten van een elektrische rolstoel wordt alleen verstrekt wanneer er in een leefeenheid meer dan één elektrische rolstoelvoorziening gebruikt wordt. De vergoeding bedraagt in die gevallen maximaal € 50,- per jaar en moet zelf door de gebruiker worden aangevraagd.
Artikel 20. Bijdrage voor algemene voorzieningen 1. Voor de volgende algemene voorzieningen kan de cliënt een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn: a. collectief vervoer; b. huishoudelijke hulp; d. maaltijdvoorziening; e. kortdurend verblijf- of respijtzorg met laag intensieve ondersteuning; f. was- en strijkservice; g. klussendienst, en 2. De bijdrage in de kosten van: a. het collectief vervoer bedraagt € 0,60 per zone; b. huishoudelijke hulp bedraagt 15,85 (bedrag per uur ZZP-pool) f. de was- en strijkservice bedraagt: € 7,50 per gewassen en gestreken was; Artikel 21. Meldingsregeling calamiteiten en geweld Voor loket WIJK en de gemeente is een protocol ‘agressie en geweld’ van kracht. Incidenten met agressie en geweld gericht tegen medewerkers van de gemeente, stichting Binding of loket WIJK moeten via een meldingsformulier worden gemeld bij de toezichthoudend ambtenaar van de gemeente. De toezichthoudend ambtenaar houdt controle op de naleving van het protocol en draagt zorg voor de nodige veiligheidsmaatregelen en preventie om agressie en geweld tegen medewerkers te voorkomen. Artikel 22. Waardering mantelzorgers De waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat uit: a. een uitnodiging voor de dag van de mantelzorg b. een geldbedrag of tegoedbon waarvan de hoogte wordt bepaald door het jaarlijks beschikbare budget van de gemeente voor mantelzorgwaardering te delen door het aantal mantelzorgers zoals dat op 1 januari van elk jaar bekend is bij de mantelzorgconsulent van de gemeente. Wanneer dit bedrag lager is dan € 25,- per mantelzorger zal voor een andere invulling van de waardering worden gekozen. Artikel 22. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Dit besluit treedt in werking op 1-1-2015. 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijk bij Duurstede 2015. Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede in de vergadering van 16 december 2014. Burgemeester en wethouders voornoemd,
Dhr. T.R. Poppens
Mw. W. van de Werken
burgemeester
secretaris