BESLUIT Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Brummen
Januari 2014
- INT13.2646 -
- INT13.2646 -
INHOUDSOPGAVE
BLZ.
Hoofdstuk 1 Artikel 1.1
Algemene bepalingen ................................................................................................ 3 Begripsbepalingen ......................................................................................................... 3
Hoofdstuk 2 Artikel 2.1
Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget .......................................... 4 Regels rond verstrekking en verantwoording ................................................................ 4
Hoofdstuk 3 Artikel 3.1 Artikel 3.2 Artikel 3.4 Artikel 3.5
Huishoudelijke verzorging ......................................................................................... 5 Keuze van hulp bij huishoudelijke verzorging in natura ................................................ 5 Omvang van de huishoudelijke verzorging ................................................................... 5 Vaststelling eigen bijdrage huishoudelijke verzorging ................................................... 6 Vervangende zorg/respijtzorg ....................................................................................... 6
Hoofdstuk 4 Artikel 4.1 Artikel 4.2 Artikel 4.3 Artikel 4.4 Artikel 4.5 Artikel 4.6 Artikel 4.7 Artikel 4.8 Artikel 4.9 Artikel 4.10 Artikel 4.11 Artikel 4.12 Artikel 4.13 Artikel 4.14 Artikel 4.15 Artikel 4.16
Woonvoorzieningen .................................................................................................... 7 Tegenwaarde natura waarde ........................................................................................ 7 Afschrijvingstermijn........................................................................................................ 7 Terugbetaling meerwaarde woonvoorziening ............................................................... 7 Verhuis- en inrichtingskosten ........................................................................................ 7 Woningsanering ............................................................................................................. 7 Vergoeding kosten bezoekbaar maken ......................................................................... 8 Kosten van onderhoud, keuring en reparatie ................................................................ 8 Vergoeding tijdelijke huisvesting ................................................................................... 8 Vergoeding kosten huurderving .................................................................................... 8 Vergoeding extra bouw en grondkosten ................................................................... 9 Vergoeding kosten padverharding ............................................................................ 9 Vergoeding kosten terrasverharding ......................................................................... 9 Vergoeding kostenposten woningaanpassingen ...................................................... 9 Opstalverzekering ................................................................................................... 10 Vergoeding bij afwijkende levensduur van de woonruimte ..................................... 10 Eigen bijdrage/eigen aandeel ................................................................................. 10
Hoofdstuk 5 Artikel 5.1 Artikel 5.2 Artikel 5.3 Artikel 5.4 Artikel 5.5
Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel ...................................................... 12 Persoonsgebonden budget ......................................................................................... 12 Collectieve vervoersvoorziening .................................................................................. 12 Gebruik eigen auto,taxi en bruikleenauto .................................................................... 12 Auto aanpassing .......................................................................................................... 13 Eigen bijdrage/eigen aandeel ...................................................................................... 13
Hoofdstuk 6 Artikel 6.1 Artikel 6.2
Verplaatsen in en rond de woning (rolstoelvoorziening) ...................................... 15 Persoonsgebonden budget ......................................................................................... 15 Sport voorziening ......................................................................................................... 15
Hoofdstuk 7 Artikel 7.1
Advisering en samenhangende afstemming .......................................................... 16 Samenhangende afstemming ..................................................................................... 16
Hoofdstuk 8 Artikel 8.1 Artikel 8.2 Artikel 8.3
Slotbepalingen ........................................................................................................... 17 Wijziging bedragen ...................................................................................................... 17 Inwerkingtreding .......................................................................................................... 17 Citeertitel ..................................................................................................................... 17
BIJLAGEN: BIJLAGE I
BIJLAGE 2
BIJLAGE 3
Aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven in gevolge artikel 4.7 Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen. .........................................................................................................1 Maximale vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie ingevolge artikel 4.10 Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen. .........................................................................................................2 Overgangsregeling HV-2 geindiceerden PGB-houders. ...................................................3
1
- INT13.2646 -
BESLUIT Maatschappelijke Ondersteuning
2
- INT13.2646 -
BESLUIT Maatschappelijke Ondersteuning
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen a. aanvrager
:
b. inkomen
:
c. verzamelinkomen
:
d. belastbaar inkomen
:
e. norminkomen
:
f. eigen bijdrage
:
g. eigen aandeel
:
h. forfaitaire vergoeding
:
een persoon met een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem; 1. het netto inkomen van de aanvrager 2. het gezamenlijk netto inkomen van de aanvrager en zijn partner in de zin van artikel 1 lid 2 tot en met 7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning; het inkomen dat de belastingdienst vaststelt op basis van het inkomen uit werk en woning en eventuele opbrengsten uit sparen dan wel beleggen; het inkomen waarover inkomstenbelasting verschuldigd is. Deze kan worden herleid uit de jaaropgave; de toepasselijke bijstandsnorm als genoemd in de Wet werk en bijstand; een bijdrage die bij de verlening van een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget voor rekening van de aanvrager blijft en waarop de in de verordening en in dit besluit te stellen regels van toepassing zijn. Bij de vaststelling van de eigen bijdrage wordt uitgegaan van het verzamelloon of als dit nog niet door de belastingdienst is vastgesteld van het belastbaar inkomen; het ten laste van de aanvrager blijvende deel van de kosten van een voorziening waarvoor een financiële tegemoetkoming wordt verleend. Bij de vaststelling van het eigen aandeel wordt uitgegaan van het verzamelloon of als dit nog niet door de belastingdienst is vastgesteld van het belastbaar inkomen. Een financiële vergoeding in de vorm van een vast bedrag dat ineens en los van de werkelijke kosten van een voorziening wordt verstrekt;
3
- INT13.2646 -
BESLUIT maatschappelijke ondersteuning
Hoofdstuk 2 Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget
Artikel 2.1 Regels rond verstrekking en verantwoording 1. Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. 2. Verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats als: a. er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de aanvrager zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van het persoonsgebonden budget en (professionele) hulp niet beschikbaar is; b. er sprake is van de verstrekking van een voorziening voor huishoudelijke verzorging bij een hulpvraag die naar verwachting niet langer zal duren dan drie maanden; c. als uit onderzoek is gebleken dat de aanvrager een eerder persoonsgebonden budget niet in overeenstemming met doel en/of bestemming heeft ingezet; d. op grond van de progressiviteit van het ziektebeeld de aangevraagde voorziening zo snel weer door een aangepaste voorziening vervangen moet worden dat deze verstrekking zich daardoor niet leent voor een persoonsgebonden budget. 3. Er wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt voor het collectief vraagafhankelijk vervoer. 4. Er wordt in beginsel geen persoonsgebonden budget verstrekt voor een woonvoorziening in de vorm van een traplift. 5. Voor een sportvoorziening wordt uitsluitend een financiële tegemoetkoming verstrekt. 6. Het persoonsgebonden budget voor een eenmalige voorziening wordt door de budgethouder na aanschaf van of besteding aan de voorziening aan het college verantwoordt door, voor zover van toepassing, het inleveren van: a. de nota/factuur van de aangeschafte voorziening; b. een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening. binnen 2 maanden na aanschaf van de voorziening dan wel binnen 2 maanden na afloop van de geldigheid van de beschikking. 7. De verantwoording van het persoonsgebonden budget voor een periodieke voorziening door de budgethouder aan het College vindt steekproefsgewijs plaats. De steekproef heeft minimaal een omvang van 20% van de verstrekte persoonsgebonden budgetten. De besteding van het persoonsgebonden budget wordt door de budgethouder verantwoord door het inleveren van: a. de nota/factuur van de aangeschafte voorziening; b. een betalingsbewijs van de aangeschafte voorziening; c. een overzicht van de budgetadministratie. binnen 2 maanden na afloop van ieder kalenderjaar als het persoonsgebonden budget verstrekt is voor huishoudelijke verzorging of binnen 2 maanden na afloop van de beschikking. 8. Tot maximaal vijf jaar na besteding van het persoonsgebonden budget, moet de budgethouder rekening houden met controle door het college naar de besteding van het persoonsgebonden budget en moet de budgethouder hiervoor van belang zijnde stukken beschikbaar houden. 9. Na ontvangst van de in het zesde of zevende lid genoemde bewijsstukken besluit het college tot voortzetten, wijzigen of intrekken van het persoonsgebonden budget, of tot het geheel of gedeeltelijk terugvorderen of verrekenen van het verstrekte persoonsgebonden budget. 10. Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget overgemaakt door storting op het rekeningnummer van de aanvrager.
4
- INT13.2646 -
BESLUIT maatschappelijke ondersteuning
Hoofdstuk 3 Huishoudelijke verzorging
Artikel 3.1 Keuze van hulp bij huishoudelijke verzorging in natura Bij huishoudelijke verzorging in natura kiest de aanvrager één van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders en gaat hiermee een zorgovereenkomst aan. De gemeente betaalt de geleverde zorguren per 4 weken, tot maximaal wat is geïndiceerd, aan de zorgaanbieder tegen het contractueel vastgestelde uurtarief. Als zowel HV1 als HV2 zorguren door één en dezelfde zorgaanbieder wordt geleverd betaalt de gemeente aan de zorgaanbieder de geleverde zorguren tegen het contractueel vastgestelde uurtarief voor HV2.
Artikel 3.2 Omvang van de huishoudelijke verzorging De omvang van de huishoudelijke verzorging wordt uitgedrukt in uren en minuten. Bij (eventueel) gebruik van klassen kunnen de volgende klassen met de daarbij behorende uren worden toegekend: Klasse 1 = Klasse 2 = Klasse 3 = Klasse 4 = Klasse 5 = Klasse 6 =
0 2 4 7 10 13
tot en met tot en met tot en met tot en met tot en met tot en met
1,9 3,9 6,9 9,9 12,9 15,9
uur per week; uur per week; uur per week; uur per week; uur per week; uur per week.
Artikel 3.3 Persoonsgebonden budget 1. De hoogte van een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke verzorging wordt berekend conform het in lid 2 t/m 4 gestelde. 2. Personen die op of na 1 januari 2010 geïndiceerd zijn/worden of geherindiceerd worden krijgen een bedrag per uur uitbetaald gebaseerd op het of de soort(en) huishoudelijke verzorging en het aantal uren en minuten waarvoor ze zijn geïndiceerd. Personen met een geldige indicatie huishoudelijke verzorging 2(HV-2) van vóór 1 januari 2010 behouden het persoonsgebonden budget gebaseerd op de soort huishoudelijke verzorging en het midden van de klasse waarvoor ze zijn geïndiceerd tot einde indicatie of tot de ingangsdatum van de herindicatie. Het persoonsgebonden budget in klasse 1 is gebaseerd op 1 uur zorg Het persoonsgebonden budget in klasse 2 is gebaseerd op 3 uur zorg Het persoonsgebonden budget in klasse 3 is gebaseerd op 5,5 uur zorg Het persoonsgebonden budget in klasse 4 is gebaseerd op 8,5 uur zorg Het persoonsgebonden budget in klasse 5 is gebaseerd op 11,5 uur zorg Het persoonsgebonden budget in klasse 6 is gebaseerd op 14,5 uur zorg 3. Het persoonsgebonden budget voor HV1 voor het inkopen van particuliere hulp bedraagt € 15,90 per uur; Als een klant aantoonbaar een hoger persoonsgebonden budget nodig heeft om HV-1 bij een organisatie in te kunnen kopen, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal € 21,40 per uur, zijnde het herleid uurtarief van de bij de aanbesteding gegunde aanbieders. 4. Het persoonsgebonden budget voor HV-2 voor het inkopen van particuliere hulp bedraagt € 17,95 per uur; Als een klant aantoonbaar een hoger persoonsgebonden budget nodig heeft om HV-2 bij een organisatie in te kunnen kopen, bedraagt het persoonsgebonden budget maximaal € 23,90 per uur, zijnde het herleid uurtarief van de bij de aanbesteding gegunde aanbieders.
BESLUIT maatschappelijke ondersteuning
5
- INT13.2646 -
5. In uitzondering op het in lid 3 en 4 gestelde ontvangt iemand die voor zowel HV1 als HV2 is geïndiceerd èn voor beide vormen een persoonsgebonden budget heeft aangevraagd, voor beide
vormen een budget gebaseerd op de door de gemeente vastgestelde tariefprijs voor HV2, onder voorwaarde dat zowel voor HV1 als voor HV2, HV2 wordt ingekocht. 6. In de kosten van verzekering van ziektegeld, arbodienst en –voor zover van toepassingloonadministratie wordt door de gemeente voorzien in de vorm van ondersteuning door Sociale Verzekerings Bank servicecentrum PGB.
Artikel 3.4 Vaststelling eigen bijdrage huishoudelijke verzorging 1. Vaststelling en inning van de eigen bijdrage voor hulp bij huishoudelijke verzorging vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor Bijzondere Zorgkosten(CAK-BZ) conform de door de gemeente afgegeven parameters die zijn opgenomen in lid 3. 2. De hoogte van de eigen bijdrage voor huishoudelijke verzorging wordt vastgesteld aan de hand van het verzamelinkomen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner van het peiljaar (is twee jaar voor het zorgjaar). Voor het zorgjaar 2014 gelden de inkomensgegevens van het jaar 2012. Voor het zorgjaar 2015 de inkomensgegevens van het jaar 2013 en zo verder. De gegevens over het verzamelinkomen worden overgenomen van de definitieve aanslag inkomstenbelasting. Wanneer de definitieve belastingaanslag van het betreffende peiljaar nog niet is vastgesteld, wordt voor de berekening van de eigen bijdrage het belastbaar inkomen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner gebruikt. 3. Omvang van de eigen bijdrage hulp bij huishoudelijke verzorging: De eigen bijdrage bedraagt voor ongehuwde personen, niet pensioengerechtigd € 19,00 per vier weken, met dien verstande dat, als het inkomen zoals bedoeld in lid 2 meer bedraagt dan €23.295,= per jaar, het bedrag van € 19,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 23.295,=. De eigen bijdrage bedraagt voor ongehuwde personen, pensioengerechtigd € 19,00 per vier weken, met dien verstande dat, als het inkomen zoals bedoeld in lid 2 meer bedraagt dan €16.456,= per jaar, het bedrag van € 19,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 16.456,=. De eigen bijdrage bedraagt voor gehuwde personen, niet pensioengerechtigd, € 27,00 per vier weken, met dien verstande dat, als het inkomen zoals bedoeld in lid 2 meer bedraagt dan € 29.174,= per jaar, het bedrag van € 27,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 29.174,=. De eigen bijdrage bedraagt voor gehuwde personen, pensioengerechtigd, €27,00 per vier weken, met dien verstande dat, als het inkomen zoals bedoeld in lid 2 meer bedraagt dan € 22.957,= per jaar, het bedrag van € 27,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 22.957,=. 4. De eigen bijdrage bedraagt maximaal de kostprijs van de voorziening; 5. De eigen bijdrage voor huishoudelijke verzorging wordt zowel voor een verstrekking in natura als voor een verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget vastgesteld conform lid 3.
Artikel 3.5 Vervangende zorg/respijtzorg De mantelzorger die zijn taken tijdelijk niet kan waarnemen, kan worden vrijgesteld van zijn taak. De verzorgde komt dan in aanmerking voor vervangende zorg, voor zover voorliggende voorzieningen ontbreken. Dan wordt de omvang van de vervangende zorg vastgesteld aan de hand van de geïndiceerde zorgbehoefte maar kan in beginsel maximaal een periode van zes weken op jaarbasis beslaan. De door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders dragen zorg voor deze zogenaamde respijtzorg. De verzorgde betaalt voor de vervangende zorg een eigen bijdrage conform de regels zoals die zijn vastgelegd in artikel 3.4 lid 3 van dit besluit.
6
- INT13.2646 -
BESLUIT maatschappelijke ondersteuning
Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen
Artikel 4.1 Tegenwaarde natura waarde De financiële tegemoetkoming minus het eigen aandeel, of het persoonsgebonden budget minus de eigen bijdrage, voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als tegenwaarde van de door het college geaccepteerde kosten, voor zover de tegemoetkoming niet betreft een forfaitair bedrag of een gemaximeerd bedrag.
Artikel 4.2 Afschrijvingstermijn Het in artikel 4.18 lid 3 van de van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen genoemde afschrijvingstermijn bedraagt 10 jaar.
Artikel 4.3 Terugbetaling meerwaarde woonvoorziening 1. Terugbetaling van de meerwaarde van de woonruimte ten gevolge van een woonvoorziening op grond van artikel 4.18 van Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen is alleen vereist voor onroerende woonvoorzieningen met een waarde van méér dan € 20.000,00. 2. De terugbetaling wordt bepaald door de formule: - 90% van de meerwaarde bij verkoop na 1 jaar. - 80% van de meerwaarde bij verkoop na 2 jaar - 70% van de meerwaarde bij verkoop na 3 jaar - 60% van de meerwaarde bij verkoop na 4 jaar - 50% van de meerwaarde bij verkoop na 5 jaar - 40% van de meerwaarde bij verkoop na 6 jaar - 30% van de meerwaarde bij verkoop na 7 jaar - 20% van de meerwaarde bij verkoop na 8 jaar - 10% van de meerwaarde bij verkoop na 9 jaar Bij verkoop na 10 jaar wordt geen terugbetaling van eventuele meerwaarde meer gevraagd. Bij berekening van de meerwaarde wordt rekening gehouden met een eventueel door eigenaarbewoner geïnvesteerd eigen deel.
Artikel 4.4 Verhuis- en inrichtingskosten De financiële tegemoetkoming voor de verhuis- en inrichtingskosten als genoemd in artikel 4.3 onder a van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen bedraagt € 2.660,00 voor verhuizing van die personen als genoemd en onder de voorwaarden als gesteld in artikel 4.6 van bovenstaande verordening.
Artikel 4.5 Woningsanering 1. Als de in artikel 4.3 lid d van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen bedoelde voorzieningen een woningsanering betreft, wordt een financiële tegemoetkoming verleent. De hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt berekend aan de hand van de benodigde oppervlakte en conform de normbedragen in de Nibud richtlijnen.
BESLUIT maatschappelijke ondersteuning
7
- INT13.2646 -
2. Een financiële tegemoetkoming wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de te vervangen zaken nog niet zijn afgeschreven. Als een artikel is afgeschreven (na 8 jaar) wordt geen financiële tegemoetkoming verleend. Als de levensduur van een artikel niet vast te stellen is, wordt een
schatting gemaakt aan de hand van de staat van het artikel en/of de woonduur op het adres aan de hand van de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA). De afschrijftermijn is nader geregeld in de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen. 3. Bij verhuizing wordt geen financiële tegemoetkoming voor woningsanering gegeven omdat bij verhuizing de woning opnieuw moet worden ingericht en dan rekening gehouden kan worden met de ondervonden klachten.
Artikel 4.6 Vergoeding kosten bezoekbaar maken Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt voor het bezoekbaar maken als genoemd in artikel 4.16 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen bedraagt € 6.400,00.
Artikel 4.7 Kosten van onderhoud, keuring en reparatie 1. De kosten van onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening, zoals bedoeld in artikel 4.10 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen, wordt in natura verstrekt, als daartoe afspraken zijn gemaakt met leveranciers, installateurs en onderhoudsbedrijven. 2. Als de in het eerste lid bedoelde afspraken ontbreken, wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming voor die voorzieningen als genoemd in bijlage 1, vastgesteld op basis van de werkelijke kosten met een maximum van de in bijlage 1 genoemde bedragen. 3. Als de kosten van onderhoud, keuring en reparatie deel uitmaken van een verstrekking van een woonvoorziening als persoonsgebonden budget wordt een bedrag vastgesteld op basis van ervaringsbedragen.
Artikel 4.8 Vergoeding tijdelijke huisvesting 1. De financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 4.11 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen, wordt uitsluitend verleend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de wet als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan. 2. Een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting wordt slechts verleend als door de betreffende aanvrager redelijkerwijs niet kan worden voorkomen dat dubbele woonlasten ontstaan. 3. Een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting wordt alleen verleend als deze kosten gemaakt worden in verband met het: a tijdelijk betrekken van een zelfstandige woonruimte; b tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte; c langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte. 4. De financiële tegemoetkoming omvat de werkelijke kosten en bedraagt maximaal: a Voor de in lid 3 onder a en c genoemde huisvesting, de maximum huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag; b Voor de in lid 3 onder b genoemde huisvesting, 50% van de maximum huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag.
Artikel 4.9 Vergoeding kosten huurderving
BESLUIT maatschappelijke ondersteuning
8
- INT13.2646 -
De hoogte van de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 4.12 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen, is gelijk aan de kale huur van de woonruimte
met een maximum bedrag per maand gelijk aan het bedrag genoemd in artikel 13 eerste lid onder a van de Wet op de huurtoeslag. De financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt voor maximaal 6 maanden verleend. De eerste maand is voor rekening van de verhuurder. De financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel wordt slechts verstrekt als de betreffende woonruimte is aangepast voor meer dan € 5.240.
Artikel 4.10 Vergoeding extra bouw en grondkosten Als een woningaanpassing slechts gerealiseerd kan worden door een bestaande of nieuw te bouwen woning uit te breiden kan een financiële tegemoetkoming worden verleend in de extra bouw en grondkosten. 1. Voor zover een woningaanpassing gerealiseerd wordt door uitbreiding van een bestaande woning of door uitbreiding van een nieuw te bouwen woning welke zonder de voorzieningen niet nodig zou zijn, wordt een bijdrage verleend in de extra kosten. 2. Een financiële tegemoetkoming in de extra grondkosten wordt bij een bestaande woning alleen verstrekt, als uitbreiding of aanbouw op eigen grond niet mogelijk is. 3. Bij een nieuw te bouwen woning waarvoor de perceeloppervlakte groter is dan 250 m², wordt geen financiële tegemoetkoming verleend. 2
4. Het totale aantal extra m dat op grond van de noodzaak tot uitbreiding van de woning nodig is, wordt vermenigvuldigd met € 147,= (afgeleid van de grondprijs). Dit bedrag is inclusief BTW. 2 Maximale totale subsidiabele vergoeding (incl. BTW) is: aantal m x € 148,=. 2
Het aantal m dat voor een financiële tegemoetkoming voor aan- of uitbouw in aanmerking komt, is per vertrek aan een maximum gebonden en nader geregeld in bijlage 2.
Artikel 4.11 Vergoeding kosten padverharding Als de aanleg van een verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, of tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort noodzakelijk is, kan in de kosten daarvan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Dit geldt zowel bij de aanleg van een nieuw pad als bij de aanpassing van een bestaand pad. Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximum 2. oppervlakte van 20 m
Artikel 4.12 Vergoeding kosten terrasverharding Als de aanleg van een verhard terras, direct aansluitend aan de woonruimte, of de aanpassing van een bestaand terras noodzakelijk is, wordt in de kosten daarvan een financiële tegemoetkoming 2. verstrekt. Voor de financiële tegemoetkoming geldt een maximum oppervlakte van 6 m
Artikel 4.13 Vergoeding kostenposten woningaanpassingen De volgende kostenposten bij het aanpassen van een woning komen voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking: 1. De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de voorziening;
BESLUIT maatschappelijke ondersteuning
9
- INT13.2646 -
2. De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991;
3. Het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 1988 van de BNA. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten subsidiabel geacht. Het betreft dan veelal de ingrijpender woningaanpassingen. 4. De kosten voor het toezicht op de uitvoering, als dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom; 5. De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening; 6. De verschuldigde en niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting; 7. Renteverlies in verband met het verrichten van noodzakelijke betaling aan derden, tot de datum van gereedmelding, voor zover dit verband houdt met de bouw dan wel het treffen van voorzieningen; 8. De prijs van bouwrijpe grond, indien noodzakelijk, als niet binnen de oorspronkelijke kavel kan worden gebouwd. 9. De door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien konden worden; 10. De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing; 11. De kosten van (her)aansluiting op de openbare nutsvoorziening; 12. De administratiekosten die verhuurder maakt ten behoeve van het treffen van een woonvoorziening, voor zover de kosten onder 1 t/m 11 méér dan € 1.050,00 bedragen, 10% van die kosten met een maximum van € 358.
Artikel 4.14 Opstalverzekering Bij het vergroten van de woning wordt er van uitgegaan dat de eigenaar van de woning zijn opstalverzekering aan de hogere herbouwwaarde van de woning aanpast.
Artikel 4.15 Vergoeding bij afwijkende levensduur van de woonruimte Als de aan te passen woonruimte binnen 5 jaar niet meer bewoond mag worden of gesloopt gaat worden of binnen die termijn de stand- of ligplaats niet meer geldig is, bedraagt de financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening maximaal € 1.068,--.
Artikel 4.16 Eigen bijdrage/eigen aandeel 1. De hoogte van de eigen bijdrage of het eigen aandeel voor woningaanpassingen wordt vastgesteld aan de hand van het verzamelinkomen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner van het peiljaar (is twee jaar voor het zorgjaar). Voor het zorgjaar 2014 gelden de inkomensgegevens van het jaar 2012. Voor het zorgjaar 2015 de inkomensgegevens van het jaar 2013 en zo verder. De gegevens over het verzamelinkomen worden overgenomen van de definitieve aanslag inkomstenbelasting. Wanneer de definitieve belastingaanslag van het betreffende peiljaar nog niet is vastgesteld, wordt voor de berekening van de eigen bijdrage het belastbaar inkomen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner gebruikt.
BESLUIT maatschappelijke ondersteuning
10
- INT13.2646 -
2. De eigen bijdrage of het eigen aandeel is van toepassing op bouwkundige of woontechnische woonvoorzieningen, waaronder ook uitraasruimten, woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of
woontechnische aard en de kosten van onderhoud, keuring en reparatie, voor zover de voorziening in eigendom wordt verstrekt dan wel de financiële vergoeding betrekking heeft op in eigendom komende voorziening. 3. Omvang van de eigen bijdrage of het eigen aandeel bij de in lid 2 genoemde voorzieningen: De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor ongehuwde personen, niet pensioengerechtigd, 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 23.295,=. De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor ongehuwde personen, pensioengerechtigd, 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 16.456,=. De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor gehuwde personen, niet pensioengerechtigd,, 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 29.174,=. De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor gehuwde personen, pensioengerechtigd, 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 22.957,=. 4. De uitkomst van de in lid 3 berekende eigen bijdrage wordt herleid naar een bedrag per vier weken. 5. De uitkomst van het in lid 3 berekende eigen aandeel wordt in principe in één keer op de financiële vergoeding in mindering gebracht. Als dit onoverkomelijke problemen oplevert wordt gehandeld conform het gestelde in lid 4. 6. De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt echter nooit meer dan de kostprijs van de voorziening.
11
- INT13.2646 -
BESLUIT maatschappelijke ondersteuning
Hoofdstuk 5 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 5.1 Persoonsgebonden budget 1. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van: de tegenwaarde van de goedkoopst adequate voorziening, voor zover nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud en reparatie, gebaseerd op het gemiddelde bedrag voor onderhoud en reparatie over het jaar voorafgaand aan het laatste volle kalenderjaar voor de toekenning van de voorziening; of 2. de tegenwaarde van de huurprijs van de goedkoopst adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald.
Artikel 5.2 Collectieve vervoersvoorziening Het in artikel 5.1 onder b. van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen bedoelde systeem van collectief vervoer betreft Regiotaxi Gelderland, regio StedenDriehoek. De houder van een Wmo regiotaxipas kan met dit vervoer tegen een gereduceerd tarief reizen. Voor de aanvrager die in het kader van voornoemde verordening in aanmerking komt voor Wmo regiotaxi vervoer gelden de volgende bepalingen: 1. De aanvrager betaalt, als Wmo regiotaxi pashouder, voor een rit met de regiotaxi een gereduceerd opstaptarief en verder voor iedere zone waar doorheen gereisd wordt (met een maximum van vijf zones) ook een gereduceerd tarief. Het gereduceerde tarief is gelijk aan het blauwe strippen tarief zoals dat jaarlijks wordt vastgesteld voor het reguliere openbaar vervoer. 2. Kinderen tot vier jaar mogen gratis mee (maximaal twee kinderen per betalende reiziger). 3. Als sprake is van het meereizen van een medische begeleider, op grond van een daartoe verstrekte indicatie, mag deze begeleider gratis mee. 4. Voor de kosten van aanmaak Wmo regiotaxipas wordt een bedrag van € 7,50 bij de pashouder in rekening gebracht.
Artikel 5.3 Gebruik eigen auto,taxi en bruikleenauto 1. Het normbedrag dat per jaar verstrekt wordt in de kosten van eigen vervoer binnen het zorggebied bedraagt € 740,00(= 2000 leefkilometers). 2. Het bedrag dat verstrekt wordt in de kosten van het gebruik van een commerciële taxi is een gemaximeerde vergoeding, op basis van declaratie, van € 5.220,00 per jaar(= 2000 leefkilometers x €2,61 incl. starttarief). 3. Het bedrag dat verstrekt wordt in de kosten van gebruik van een commerciële rolstoeltaxi is een gemaximeerde vergoeding, op basis van declaratie, van € 6.760,00 per jaar(= 2000 leefkilometers x €3,38 incl. starttarief). 4. Het normbedrag dat verstrekt wordt in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 155,00 per kwartaal.
BESLUIT maatschappelijke ondersteuning
12
- INT13.2646 -
5. Als naast de in lid 1 tot en met 5 genoemde voorzieningen een andere individuele vervoersvoorziening, niet zijnde een al dan niet aangepaste bruikleen auto of een tegemoetkoming in de kosten van aanpassing eigen auto, is dan wel wordt verstrekt worden de in lid 1 tot en met 5 genoemde bedragen met 25% verminderd.
6. Bij gehuwden of samenwonende partners die beide voor een vervoersvoorziening in aanmerking komen en waarbij de vervoersbehoeften niet of ten dele samenvallen, wordt de vervoersvergoeding vastgesteld op maximaal anderhalf maal het normbedrag dat individueel geldt. Als er sprake is van samenvallende vervoersbehoeften wordt volstaan met een enkelvoudig normbedrag.
Artikel 5.4 Auto aanpassing 1. Een vervoersvoorziening in de vorm van de aanpassing van een eigen auto bestaat uit een financiële tegemoetkoming. Bij de toekenning van de financiële tegemoetkoming vormen de werkelijke kosten van de auto aanpassing het uitgangspunt. De kosten worden door tussenkomst van de verstrekker van de auto aanpassingen vastgesteld. 2. De tegemoetkoming bedraagt 100% van het door het college aanvaarde kosten. 3. Voor de toekenning van een vervoersvoorziening in de vorm van aanpassing van een eigen auto geldt: a dat de aanvrager medisch niet in staat is om met de Regiotaxi te kunnen reizen; b dat de voorziening nodig is voor alle vervoersbehoeften zowel op de korte als de lange afstand; c en een (combinatie van 2 of meer) andere voorziening(en) een duurder alternatief zal zijn. 4. Aan de toekenning van deze voorziening zijn de volgende voorwaarden verbonden: a aanpassingen die bij de aanschaf van een eigen auto al in uitvoering kunnen worden gekocht worden niet vergoed; b de aanpassing moet functioneel noodzakelijk zijn voor het gebruik van de auto door de aanvrager; c de auto mag niet ouder zijn dan 6 jaar; d de tegemoetkoming in de kosten van aanpassing eigen auto wordt slechts eenmaal per 5 jaar verstrekt.
Artikel 5.5 Eigen bijdrage/eigen aandeel 1. De hoogte van de eigen bijdrage of het eigen aandeel voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld aan de hand van het verzamelinkomen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner van het peiljaar (is twee jaar voor het zorgjaar). Voor het zorgjaar 2014 gelden de inkomensgegevens van het jaar 2012. Voor het zorgjaar 2015 de inkomensgegevens van het jaar 2013 en zo verder. De gegevens over het verzamelinkomen worden overgenomen van de definitieve aanslag inkomstenbelasting. Wanneer de definitieve belastingaanslag van het betreffende peiljaar nog niet is vastgesteld, wordt voor de berekening van de eigen bijdrage het belastbaar inkomen van de aanvrager en dat van zijn eventuele partner gebruikt. 2. De eigen bijdrage of het eigen aandeel is van toepassing op: a. een voorziening in natura in de vorm van een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen, een open elektrische buitenwagen of een ander verplaatsingsmiddel niet zijnde het collectief vervoersysteem; en b. een tegemoetkoming of vergoeding in de kosten van aanpassing auto of aanschaf van een ander verplaatsingsmiddel; voor zover de voorziening in eigendom wordt verstrekt dan wel de financiële tegemoetkoming of vergoeding betrekking heeft op in eigendom komende voorziening.
BESLUIT maatschappelijke ondersteuning
13
- INT13.2646 -
3. Omvang van de eigen bijdrage of het eigen aandeel bij de in lid 2 genoemde voorzieningen: De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor ongehuwde personen, niet pensioengerechtigd, 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 23.295,=. De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor ongehuwde personen, pensioengerechtigd, 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 16.456,=.
De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor gehuwde personen, niet pensioengerechtigd,, 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 29.174,=. De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt voor gehuwde personen, pensioengerechtigd, 15% van het verschil tussen zijn verzamelinkomen en € 22.957,=.
4. De uitkomst van de in lid 3 berekende eigen bijdrage wordt herleid naar een bedrag per vier weken. 5. De uitkomst van het in lid 3 berekende eigen aandeel wordt in principe in één keer op de financiële tegemoetkoming of vergoeding in mindering gebracht. Als dit onoverkomelijke problemen oplevert wordt gehandeld conform het gestelde in lid 4. 6. De eigen bijdrage of het eigen aandeel bedraagt echter nooit meer dan de kostprijs van de voorziening.
14
- INT13.2646 -
BESLUIT maatschappelijke ondersteuning
Hoofdstuk 6 Verplaatsen in en rond de woning (rolstoelvoorziening)
Artikel 6.1 Persoonsgebonden budget Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld als tegenwaarde van: a. de goedkoopst adequate voorziening, verhoogd met het goedkoopst adequate bedrag voor onderhoud en reparatie voor vergelijkbare rolstoelen, danwel b. de huurprijs voor de goedkoopste adequate voorziening inclusief onderhoud en reparatie zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald.
Artikel 6.2 Sport voorziening Voor de verstrekking van een sportvoorziening geldt een forfaitaire tegemoetkoming van € 3.530 die bedoeld is voor de aanschaf en het onderhoud van een sportvoorziening voor een periode van drie jaar.
15
- INT13.2646 -
BESLUIT maatschappelijke ondersteuning
Hoofdstuk 7 Advisering en samenhangende afstemming
Artikel 7.1 Samenhangende afstemming Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek betreffende het advies zoals bedoeld in artikel 7.3 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen, voor zover van toepassing, aandacht besteed aan: a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager; b. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt, als gevolg van ziekte of gebrek; c. de woning en de woonomgeving van de aanvrager; d. het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager; e. de sociale omstandigheden van de aanvrager. Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.
16
- INT13.2646 -
BESLUIT maatschappelijke ondersteuning
Hoofdstuk 8 Slotbepalingen
Artikel 8.1 Wijziging bedragen 1. Het college kan de in het kader van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen en de op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen dan wel Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen geldende bedragen verhogen of verlagen. 2. Bij verhoging of verlaging van de in dit besluit geldende bedragen kan gebruik gemaakt worden van de consumentenprijsindex van het CBS, normeringen door andere bestuursorganen zoals het UWV en NZa en prijsontwikkelingen in de markt.
Artikel 8.2 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2014 en vervangt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen januari 2013..
Artikel 8.3 Citeertitel Dit besluit kan worden aangehaald als:”Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen 2014”.
Aldus vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders met kenmerk BW
17
- INT13.2646 -
BESLUIT maatschappelijke ondersteuning
- INT13.2646 -
BIJLAGEN
- INT13.2646 -
- INT13.2646 -
BIJLAGE I
Aantal m2 waarvoor een financiële tegemoetkoming kan worden gegeven in gevolge artikel 4.7 Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen.
Ingevolge artikel 4.7 is het mogelijk om een tegemoetkoming te krijgen voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uitbreiding van een bepaald vertrek als dit op grond van ergonomische beperkingen noodzakelijk zou zijn. Het aantal m2 wat voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt is per vertrek (zie onderstaande tabel) gemaximaliseerd.
Soort vertrek
aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek
aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van uitbreiding van een al aanwezig vertrek
Woonkamer
30
6
Keuken
10
4
Eenpersoons slaapkamer
10
4
Tweepersoons slaapkamer
18
4
Toiletruimte
2
1
a. wastafelruimte
2
1
b. doucheruimte
3
2
Entree/gang/hal
5
2
Berging
6
4
Badkamer:
n.b
Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt bedraagt 20 m2
- INT13.2646 -
1
BIJLAGE 2
Maximale vergoeding van kosten van onderhoud, keuring en reparatie ingevolge artikel 4.10 Verordening Maatschappelijke ondersteuning gemeente Brummen.
Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring, onderhoud en reparatie aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming. a. b. c. d. e. f. g.
stoelliften(liftinstituut spreekt van traplift); rolstoel- of sta-plateauliften(liftinstituut spreekt van hefplateaulift voor personen); woonhuisliften(met kooi) staplateaulift of hefplateauliften(liftinstituut spreekt van hefplateau voor personen zonder schacht tot maximaal 1.80 meter hoogte) balansliften(worden niet meer gemaakt); de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel; elektromechanische openings- en sluitingsmechanisme van deuren;
De maximale vergoeding van kosten voor keuring en onderhoud van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt exclusief 19% BTW en exclusief voorrijkosten: Keuring Begin- Kosten Frequentie Kosten excl. van liften keuring excl. BTW periodieke BTW Traplift Hefplateaulift Woonhuisliften Platformlift
ja ja ja ja
€ 132,90 € 230,80 € 230,80 € 230,80
1 x per 4 jr. 1 x per 1,5 jr. 1 x per 1,5 jr. 1 x per 1,5 jr.
€ 83,80 € 110,70 € 110,70 € 110,70
Gebaseerd op Tarieven 2008 voor veiligheidskeuringen uitgevoerd door het Liftinstituut.
Onderhoud van
Frequentie periodiek onderhoud
Stoelliften Rolstoelplateauliften Sta-plateauliften Woonhuisliften Hefplateauliften Balansliften
1 x per jaar 1 x per jaar 1 x per jaar 2 x per jaar 2 x per jaar 1 x per jaar
Kosten excl. BTW
Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven: 50% voor installaties geplaatst buiten de woning; 50% voor installaties die meer dan 1 verdieping overbruggen; 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging resp. elektrisch wegklapbare raildelen.
- INT13.2646 -
2
BIJLAGE 3
Overgangsregeling voor personen met een geldige indicatie huishoudelijke verzorging 2(HV-2) van vóór 1 januari 2010.
De huishoudelijke verzorging is ingedeeld in klassen. De klasse geeft aan op hoeveel zorg iemand recht heeft. Het gemiddeld aantal uren zorg wordt vertaald naar een klasse. De volgende klassen met de daarbij behorende uren gebaseerd op het midden van de klasse kunnen als Pgb worden toegekend: De volgende klassen zijn te onderscheiden: Klasse Uren op het Bedrag Bedrag midden van persoonsge persoonsge de klasse per bonden bonden week budget per budget per week HV2 jaar HV2 1 1 € 19,60 € 1.019 2 3 € 58,80 € 3.057 3 5,5 € 107,80 € 5.605 4 8,5 € 166,60 € 8.663 5 11,5 € 225,40 € 11.720 6 14,5 € 284,20 € 14.778 7 >16 € 284,20 + € 14.778 + bedrag bedrag aantal meer aantal meer uren x uren x Voor de huishoudelijke verzorging is een indeling in activiteiten te maken Aard van de activiteiten Activiteiten Personeel Huishoudelijke werkzaamheden Boodschappen doen HV1
Organisatie van het huishouden
Hulp bij ontregelde huishouding i.v.m. psychische stoornis
Broodmaaltijd bereiden Warme maaltijd bereiden Licht huishoudelijk werk Zwaar huishoudelijk werk De was doen Huishoudelijke spullen in orde houden Anderen helpen in huis met zelfverzorging
HV1 HV1 HV1 HV1 HV1 HV1
Anderen helpen in huis bij bereiden maaltijd Dagelijkse organisatie van het huishouden Advies, instructie, voorlichting
HV2
HV2
HV2 HV2
- INT13.2646 -
3