Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Zoetermeer Versie geldig van 9 januari 2007 tot 5 juni 2009.
Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie Officiële naam regeling Citeertitel Besloten door Deze versie is geldig tot (als de vervaldatum is vastgesteld) Onderwerp
gemeente Zoetermeer Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Zoetermeer Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Zoetermeer gemeenteraad Sociale Zaken, Welzijn en onderwijs
Opmerkingen m.b.t. de regeling Geen.
Grondslagen 1. Wet maatschappelijke ondersteuning, art 5
Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) 1. Geen.
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Datum inwerkingtreding
09-01-2007
Terugwerkende kracht
Betreft
nieuwe regeling
Ontstaansbron: Inwerkingtreding: Voorstel datum ondertekening; datum ondertekening; gemeenteraad bron bekendmaking bron bekendmaking
29-1-2007 Streekblad 02-02-2007
29-1-2007 Streekblad 02-02-2007
070056
1
Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Zoetermeer HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1.1 begripsbepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
a. b. c. d.
e. f g. h.
Verordening De WMO verordening gemeente Zoetermeer; Voorziening Een woonvoorziening, een vervoervoorziening, hulp bij het huishouden of een rolstoelvoorziening; Wet De Wet maatschappelijke ondersteuning van 29 juni 2006, Staatsblad 2006, 351; Inkomen
Het inkomen over het peiljaar van de ongehuwde dan wel de gehuwde personen tezamen vastgesteld op grond van het verzamelinkomen bedoeld in de Wet inkomstenbelasting of in de overige gevallen op grond van het belastbaar loon bedoeld in de Wet op de loonbelasting in het peiljaar. Het peiljaar is het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend;
Norminkomen Onder norminkomen wordt verstaan 100% van het inkomen op het relevant sociaal minimum van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (A.M.v.B.)van 2 oktober 2006; Instelling
Een AWBZ instelling als bedoeld in de wet toelating zorginstellingen;
Collectief Vraagafhankelijk Vervoer Het openbaar vervoerssysteem voor de regio Zoetermeer dat op verzoek van de passagier het vervoer regelt van deur tot deur, nader te noemen de Regiotaxi; Eigen auto
Auto die op naam staat van de aanvrager of zijn/haar partner, waarbij minimaal één van beiden in het bezit is van een geldig rijbewijs. Alle begrippen die in dit Besluit worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet, de Verordening, de AmvB en de Algemene Wet bestuursrecht (Awb)
HOOFDSTUK 2. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 2.1 De aanvraag
1. De aanvraag voor een voorziening wordt door de persoon met beperkingen of door de rechtmatige vertegenwoordiger van de persoon met beperkingen ingediend;
2. Het College of de daartoe door het College aangewezen persoon kan aanvragers verzoeken zich te legitimeren door middel van een document als aangewezen in artikel 1, eerste lid, onder 1º tot en met 3º, van de Wet op de Identificatieplicht;
Artikel 2.2 Gegevens in de beschikking 1.
Indien een voorziening wordt toegekend, wordt in de beschikking in ieder geval vermeld:
2
a. de voorwaarden waaraan rechthebbende dient te voldoen voordat tot verstrekking kan worden overgegaan;
b. b. de aard en de omvang van de voorziening; en c. c. voor welk doel de voorziening aangewend dient te worden.
2. Indien een voorziening voor bepaalde tijd wordt toegekend, wordt in de beschikking tevens de geldigheidsduur vermeld;
3. Indien een financiële tegemoetkoming wordt toegekend, wordt in de beschikking tevens
vermeld: op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft; Indien een persoonsgebonden budget wordt toegekend, wordt in de beschikking tevens vermeld: a. de omvang van het persoonsgebonden budget; b. de looptijd van het persoonsgebonden budget; 5. Indien een persoonsgebonden budget wordt toegekend, wordt bij de beschikking een programma van eisen verstrekt waarin is aangegeven aan welke vereisten de met het persoonsgebonden budget te verwerven voorziening dient te voldoen; 6. Indien een voorziening wordt afgewezen, worden de gronden van deze afwijzing gemotiveerd weergegeven. 4.
Artikel 2.3 Terugvordering
1. Eventuele schade aan een door de gemeente in bruikleen toegekende voorziening kan, met inachtneming van de bepalingen in de overeenkomst, worden verhaald op bruiklener;
2. Een verleende voorziening wordt van de persoon met beperkingen teruggevorderd bij de in
artikel 36 van de verordening bedoelde gevallen, dan wel indien blijkt dat de voorziening niet wordt aangewend voor het doel waarvoor deze is verleend; 3. In geval een in bruikleen verstrekte voorziening als gevolg van verwijtbare omstandigheden niet meer aanwezig is, kan de restwaarde van de voorziening in rekening worden gebracht bij de bruiklener.
HOOFDSTUK 3. BIJZONDERE REGELS OVER HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET Artikel 3.1 Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager. Artikel 3.2 Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget. Artikel 3.3 Na verzending van de beschikking wordt het persoonsgebonden budget met inachtneming van de in de overeenkomst persoonsgebonden budget gestelde voorwaarden beschikbaar gesteld aan de budgethouder of het servicecentrum waarmee een aansluitingsovereenkomst is gesloten.
3
HOOFDSTUK 4. HULP BIJ HET HUISHOUDEN Artikel 4.1 Vaststelling bedrag persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden De vaststelling van een persoonsgebonden budget vindt ten aanzien van hulp in de huishouding als volgt plaats:
Er wordt een bedrag , waarop de eigen bijdrage nog in mindering wordt gebracht, beschikbaar gesteld van 100% van de volgende bedragen:
14 euro per uur voor hulp bij het huishouden van categorie 1 20 euro per uur voor hulp bij het huishouden van categorie 2 21 euro per uur voor hulp bij het huishouden van categorie 3. HOOFDSTUK 5. WOONVOORZIENINGEN Artikel 5.1 Een persoonsgebonden budget te besteden aan een woonvoorziening zoals genoemd in art. 15 onder b, c en d van de verordening wordt uitgekeerd in de vorm van een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen dient te verwerven. De keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget dient geboden te worden bij voorzieningen die niet onder de categorie algemene voorzieningen vallen. Artikel 5.2 Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor woonvoorzieningen wordt vastgesteld als 100% tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld in de door het College geaccepteerde offerte op basis van het programma van eisen. De bedragen genoemd in bijlage 1 dienen hierbij als uitgangspunt. De lijst is niet limitatief en artikel 4 van de wet blijft volledig van toepassing. Artikel 5.3 Het in artikel 22 van de van de verordening genoemde afschrijvingsschema luidt als volgt: Terugbetaling: • voor de eerste twee jaar: 100% van de door de gemeente vergoede aanpassingskosten 80% van de door de gemeente vergoede • voor het derde en vierde jaar aanpassingskosten 60% van de door de gemeente vergoede • voor het vijfde en zesde jaar: aanpassingskosten • voor het zevende en achtste jaar: 40% van de door de gemeente vergoede aanpassingskosten • voor het negende en tiende jaar 20% van de door de gemeente vergoede aanpassingskosten In alle gevallen minus het bedrag dat voor rekening van de eigenaar van de woonruimte is gekomen.
4
Artikel 5.4 De bedragen voor de verhuis- en inrichtingskostenvergoedingen als genoemd in artikel 15 onder a van de verordening zijn als volgt vastgesteld. 1. De hoogte van de te verlenen forfaitaire vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten bedraagt € 2.000. Dit bedrag kan worden verhoogd tot maximaal € 2.500 indien de gemeente beslist dat verhuizen de goedkoopst adequate voorziening is en dat aanpassingen aan de huidige woning niet vergoed zullen worden. 2. Indien op verzoek van de gemeente een aangepaste woning wordt vrijgemaakt door achterblijvende huurders, bedraagt de forfaitaire vergoeding voor de verhuis- en inrichtingskosten maximaal € 4.000. Artikel 5.5
Aanvang werkzaamheden en bezichtiging van de woonruimte in verband met woonruimteaanpassing 1.
De in artikel 15 lid b en d van de in de verordening bedoelde voorzieningen wordt bovendien alleen verstrekt, indien: a. met de werkzaamheden waarop de voorziening betrekking heeft, geen aanvang is genomen voordat het college positief heeft beslist op de aanvraag;
b. door het college aangewezen personen op één of meer door hen te bepalen
2.
tijdstippen toegang is geboden tot dat gedeelte van de woonruimte waar de woonruimteaanpassing wordt verricht; c. deze personen inzage wordt gegeven in de bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de woonruimteaanpassing en de gelegenheid is geboden tot het controleren van de woonruimteaanpassing; Het college kan van het bepaalde in het eerste lid onder a afwijken, indien bijzondere spoedeisende medische omstandigheden daartoe aanleiding geven.
Artikel 5.6
Kosten in verband met woonruimteaanpassing zoals genoemd in artikel 15 lid b, c en d van de verordening a. onderhoud /keuring/ reparatie De financiële tegemoetkoming in de kosten van keuring en onderhoud/reparatie van
de in art. 15 onder b, c en d van de verordening genoemde voorzieningen wordt uitbetaald aan de leverancier. b. 1.
2. 3.
Kosten in verband met tijdelijke huisvesting Een financiële tegemoetkoming in de noodzakelijk geachte kosten van tijdelijke huisvesting die door de persoon met beperkingen zoals bedoeld in de wet worden gemaakt in verband met het aanpassen van zijn huidige woonruimte of de door deze persoon nog te betrekken woonruimte kan alleen worden verstrekt voor de periode dat de woonruimte ten gevolge van het verrichten van de woonruimteaanpassing niet bewoond kan worden en deze persoon voor dubbele woonlasten komt te staan. Een financiële tegemoetkoming in verband met tijdelijke huisvesting wordt alleen verstrekt als de persoon met beperkingen zoals bedoeld in de wet redelijkerwijs niet had kunnen voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten zou hebben. De termijn gedurende welke een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, bedraagt ten hoogste zes maanden.
5
c. Kosten in verband met huurderving In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 5.000 is aangepast, kan het college, indien noodzakelijk, een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 6 maanden, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.
d. Kosten in verband met het verwijderen van woonvoorzieningen Het college kan een financiële tegemoetkoming verstrekken in de kosten van verwijdering van een woonruimteaanpassing als de woonruimte in de huidige staat niet opnieuw verhuurbaar is. Artikel 5.7
Bezoekbaar maken van een woning Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van een woning als genoemd in art. 19 lid 2 tot en met 5 van de verordening bedraagt maximaal € 5.500.
Artikel 5.8
Primaat van de verhuizing Het grensbedrag waarboven het primaat van de verhuizing geldt is bepaald op € 6.800. HOOFDSTUK 6. HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL
Artikel 6.1 Onder een algemene voorziening, waaronder een collectieve vervoersvoorziening zoals bedoeld in art. 23 sub a van de verordening wordt verstaan: Het gebruik van een gemaximeerd aantal zones met het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV), hierna te noemen de Regiotaxi; Artikel 6.2 Onder een vervoersvoorziening in natura zoals bedoel in art. 23 b van de verordening wordt verstaan; een al dan niet aangepaste voorziening in de vorm van: a. een scootmobiel/open elektrische buitenwagen; b. een gesloten buitenwagen; c. een auto; d. een ander verplaatsingsmiddel; Met betrekking tot verstrekkingen in natura wordt een overeenkomst afgesloten.
6
Artikel 6.3 Onder een persoonsgebonden budget te besteden aan een vervoersvoorziening zoals bedoeld in art. 23 c van de verordening wordt verstaan: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen dient te verwerven. De keuzemogelijkheid voor een persoonsgebonden budget dient geboden te worden bij voorzieningen die niet onder de categorie algemene voorzieningen vallen. Het persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de 100% tegenwaarde van de gemiddelde prijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud, reparatie en WA verzekering zoals dat door het college aan de leverancier wordt betaald. De hoogte van de bedragen van het persoonsgebonden budget voor de verschillende verstrekkingen zijn opgenomen in bijlage 1. De lijst is niet limitatief en artikel 4 van de wet blijft volledig van toepassing. Artikel 6.4 Indien bij de berekening volgens artikel 9.4 van de eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel blijkt dat de cliënt voor een scootmobiel minder dan de helft van de kostprijs moet betalen, dan krijgt de cliënt de scootmobiel in bruikleen met betaling van een eigen bijdrage. Indien bij deze berekening blijkt dat de cliënt meer dan de helft van de kostprijs zelf betaalt, dan wordt de voorziening in eigendom van de cliënt verstrekt met een tegemoetkoming in de kosten van de gemeente.
Artikel 6.5
Indien een scootmobiel is verstrekt met een tegemoetkoming in de kosten van de gemeente, en blijkt dat de cliënt de voorziening niet meer nodig heeft, heeft de gemeente de eerste 5 jaar het recht van terugkoop. De cliënt krijgt daarbij een deel van hetgeen hij inmiddels voor de scootmobiel heeft betaald terug volgens het volgende schema: In het eerste jaar: 80% van zijn eigen aandeel in de kosten. In het tweede jaar: 70% van zijn eigen aandeel in de kosten. In het derde jaar: 60% van zijn eigen aandeel in de kosten. In het vierde jaar: 40% van zijn eigen aandeel in de kosten. In het vijfde jaar: 25% van zijn eigen aandeel in de kosten. Artikel 6.6
Onder een financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening zoals bedoeld in art. 23 d van de verordening wordt verstaan; Een forfaitaire tegemoetkoming in: 1. a. a. Een aantal te gebruiken zones voor vervoer door de Regiotaxi b. b. De kosten van gebruik van eigen auto of individuele taxi c. c. De kosten van gebruik van een bruikleenauto d. d. De kosten van gebruik van de individuele rolstoeltaxi e. e. De vergoeding in het kader van de overgangsbepaling van art. 38 van de f.
verordening f. De kosten gebruik van bovenregionaal vervoer bij dreigende vereenzaming
7
2.
Een tegemoetkoming in de werkelijke kosten van: a. een autoaanpassing b. een aanpassing aan een via een PGB aangeschaft vervoermiddel die niet in de oorspronkelijke indicatie is voorzien.
Artikel 6.7 1. 2. 3.
Het college houdt bij de verstrekking van een vervoervoorziening rekening met de individuele vervoersbehoefte. De persoon met beperkingen zoals genoemd in de wet kan slechts voor een (aanpassing van een) auto als verstrekking in aanmerking komen, indien er een noodzaak is voor het gebruik van eigen gesloten buitenvervoer. De persoon met beperkingen zoals genoemd in de wet kan slechts voor een verstrekking in natura of pgb van een scootmobiel of open elektrische buitenwagen in aanmerking komen indien hij over een adequate stalling beschikt. De kosten van deze stalling moeten in redelijke verhouding staan tot de huur- of aanschafkosten én van de verwachte gebruiksduur van de betreffende voorziening.
Artikel 6.8 1. 2. 3.
Het recht op een vervoervoorziening
Bepalingen ten aanzien van de verstrekking
Met betrekking tot een verstrekking in natura wordt een overeenkomst gesloten. De beschikking tot toekenning van een voorziening, als genoemd in 6.1 van dit besluit, kan voor een bepaalde tijd worden gegeven. Voor zover echtgenoten beiden geen gebruik kunnen maken van het regulier openbaar vervoer kan ingeval de behoeften van de echtgenoten samenvallen, bij een financiële tegemoetkoming volstaan worden met een enkele voorziening. Vallen de behoeften niet samen, of slechts ten dele, dan kan twee maal een financiële tegemoetkoming worden verstrekt tot maximaal 1,5 maal het normbedrag. Voor het aantal zones met de Regiotaxi kan wel het maximale aantal per persoon worden toegekend.
Artikel 6.9
Hoogte van de verstrekking
1. De tegemoetkomingen voor vervoervoorzieningen als genoemd in artikel 6.4 lid 1 onder a
van dit besluit bedragen op jaarbasis maximaal: a voor gebruik van de Regiotaxi maximaal 600 zones; b voor gebruik van de Regiotaxi maximaal 300 zones wanneer de indicatie luidt dat de aanvrager alleen bij minder goed weer gebruik dient te maken van de Regiotaxi; c voor gebruik van de Regiotaxi maximaal 200 zones als de aanvrager over een scootmobiel, aangepaste fiets of ander vervoermiddel als vervoersvoorziening beschikt.
2. De tegemoetkoming voor het gebruik van de eigen auto of individuele taxi bedraagt:
a voor inkomens onder 1,5 maal het norminkomen maximaal € 1.320 per jaar; b voor inkomens tussen 1,5 en 2 maal het norminkomen de helft van het bedrag genoemd in het vorige lid; c voor inkomens boven 2 maal het norminkomen wordt geen vergoeding als bedoeld onder a verleend.
8
3. De tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een bruikleenauto bedraagt:
a voor inkomens onder 1,5 maal het norminkomen € 720 per jaar b voor inkomens tussen 1,5 en 2 maal het norminkomen de helft van het bedrag genoemd in het vorige lid. c voor inkomens boven 2 maal het norminkomen wordt geen vergoeding als bedoeld onder a verleend.
4. De tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de individuele rolstoeltaxi bedraagt
a voor inkomens onder 1,5 maal het norminkomen maximaal € 1.920 per jaar. b voor inkomens tussen 1,5 en 2 maal het norminkomen de helft van het bedrag genoemd in het vorige lid. c voor inkomens boven 2 maal het norminkomen wordt geen vergoeding als bedoeld onder a verleend.
5. De tegemoetkoming in de kosten van gebruik van bovenregionaal vervoer bij dreigende
vereenzaming bedraagt voor personen met een inkomen tot 1, 5 maal het norminkomen een bedrag van € 420 per jaar, tenzij een individuele vervoersregeling kan worden getroffen ter voorziening in de noodzakelijke vervoersbehoeften. Voor inkomens boven 1,5 maal het norminkomen wordt geen tegemoetkoming verstrekt.
6. Op individuele basis kan worden afgeweken van bovengenoemde normbedragen, afhankelijk van de noodzakelijke vervoersbehoefte.
7. In voorkomende gevallen kan bij toekenning van de onder lid 2, 3, 4 en 5 van dit artikel genoemde tegemoetkomingen de voorwaarde worden opgelegd nota’s te overleggen.
8. De onder punt 1 tot en met 4 van dit artikel genoemde verstrekkingen sluiten elkaar uit. HOOFDSTUK 7. VERPLAATSING IN EN ROND DE WONING. Artikel 7.1 Onder een rolstoelvoorziening zoals bedoel in artikel 28 sub a, ben c van de verordening wordt verstaan; a. een handbewogen rolstoel of b. een elektrische rolstoel of c. een duwrolstoel Artikel 7.2 Het persoonsgebonden budget voor een rolstoel wordt vastgesteld aan de hand van de tegenwaarde van de gemiddelde prijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud, reparatie en WA verzekering zoals die door het college aan de leverancier wordt betaald. De hoogte van de bedragen van het persoonsgebonden budget voor de verschillende verstrekkingen zijn opgenomen in bijlage 1. Deze lijst is niet limitatief en is bedoeld als basislijst. Het individuele programma van eisen dient als uitgangspunt.
Artikel 7.3 Met betrekking tot de verstrekking in natura van een rolstoelvoorziening wordt een bruikleenovereenkomst afgesloten.
9
Artikel 7.4 Een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 29 lid 2 van de verordening wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2000,voor de rolstoel en € 350,- voor het onderhoud welke bedragen bedoeld zijn als forfaitaire tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van drie jaar. HOOFDSTUK 8. ADVISERING EN SAMENHANGENDE AFSTEMMING. Artikel 8.1 Samenhangende afstemming Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies als bedoeld in artikel 33 lid 2 van de verordening indien van toepassing aandacht besteed aan:
a. de algemene gezondheidstoestand van de aanvrager; b. de beperkingen die de aanvrager in zijn functioneren ondervindt als gevolg van ziekte of c. d. e. f.
gebrek; de woning en de woonomgeving van de aanvrager; het psychisch en sociaal functioneren van de aanvrager; de sociale omstandigheden van de aanvrager afstemming met de AWBZ voorzieningen
Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten. HOOFDSTUK 9. EIGEN BIJDRAGEN EN EIGEN AANDEEL Artikel 9.1 Omvang eigen bijdrage en eigen aandeel Het maximum van de verschuldigde eigen bijdrage en het voor eigen rekening komende eigen aandeel voor de Wmo-voorzieningen en AWBZ-zorg tezamen bedraagt:
a. voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 16,60 per vier weken, met dien
verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 16.137 het bedrag van € 16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16.137; b. voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 16,60 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 14.162 het bedrag van € 16,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 14.162; c. voor de gehuwde personen, indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar, € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 20.810 het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 20.810; d. voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 23,80 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 19.837 het bedrag van € 23,80 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 19.837.
10
Artikel 9.2 Eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden Voor de berekening van de eigen bijdrage voor de Hulp bij het huishouden wordt een rekenprijs van € 12 per uur gehanteerd.
Artikel 9.3 Woon- en vervoersvoorzieningen a. de eigen bijdrage respectievelijk het eigen aandeel in de kosten die moet worden betaald bij
woon- en vervoersvoorzieningen wordt bepaald op het bedrag van de kostprijs verdeeld over 39 periodes van 4 weken; b. de inning van de eigen bijdrage respectievelijk het eigen aandeel in de kosten wordt beëindigd met ingang van de eerste maand volgend op die waarin de voorziening aan de gemeente terug wordt gegeven, respectievelijk terug wordt verkocht. Artikel 9.4 Eigen bijdrage voor woon- en vervoersvoorzieningen 1.
Bij het vaststellen van de eigen bijdrage of van het eigen aandeel volgens artikel 9.3 lid a gelden per voorziening de volgende maxima: a. voor de ongehuwde persoon jonger dan 65 jaar € 0 per 4 weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan 200% van € 13.448 het bedrag van € 0 wordt verhoogd met een dertiende deel van 2,92% van het verschil tussen zijn inkomen en 200% van € 13.448; b. voor de ongehuwde persoon van 65 jaar of ouder € 0 per 4 weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan 200% van € 11.802 het bedrag van € 0 wordt verhoogd met een dertiende deel van 2,92% van het verschil tussen zijn inkomen en 200% van € 11.802; c. voor de gehuwde personen indien een van beiden jonger is dan 65 jaar of beiden jonger zijn dan 65 jaar € 0 per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan 200% van € 17.342 het bedrag van € 0 wordt verhoogd met een dertiende deel van 2,92% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en 200% van € 17.342; d. voor de gehuwde personen die beiden 65 jaar of ouder zijn € 0 per 4 weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan 200% van € 16.531 het bedrag van € 0 wordt verhoogd met een dertiende deel van 2,92% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en 200% van € 16.531; e. voor de vervoers- en woonvoorzieningen wordt bij de berekening van de eigen bijdrage of het eigen aandeel uitgegaan van de werkelijke kostprijs.
2.
Bij de berekeningen van de vervoers- en woonvoorzieningen wordt uitgegaan van de werkelijke kostprijs, waarbij aanschaf en onderhoud van een voorziening worden gezien als een voorziening.
3.
Bij het vaststellen van de eigen bijdrage of het eigen aandeel per cliënt blijft artikel 9.1 onverkort van toepassing.
Artikel 9.5 Drempelbedrag en individuele aanpassingen/reparaties Geen eigen bijdrage wordt in rekening gebracht indien de kosten van de woon- of vervoersvoorziening het bedrag van € 250 per verstrekking niet te boven gaan. Geen eigen bijdrage wordt in rekening gebracht indien het een individuele aanpassing op grond van de handicap van de gebruiker of reparatie van een vervoersvoorziening betreft.
11
Artikel 9.6 Afwijking op grond van wijziging in inkomen a. Een voorlopige vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen vindt plaats, indien redelijkerwijs te verwachten is dat het inkomen in het lopende jaar tenminste € 1816,- lager zal zijn dan het inkomen in het peiljaar. b. Indien het vorige lid is toegepast, vindt na afloop van het jaar definitieve vaststelling van het bijdrageplichtig inkomen over dat jaar plaats. Indien daarbij blijkt dat het bijdrageplichtig inkomen minder dan € 1.816 lager is geweest dan het inkomen van het peiljaar, vindt definitieve vaststelling plaats aan de hand van het inkomen van het peiljaar. HOOFDSTUK 10. SLOTBEPALINGEN
Artikel 10.1 Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Zoetermeer. Artikel 10.2 Overgangsrecht Aanvragen om toekenning van een voorziening, die ingediend zijn voor 9 januari 2007, zullen worden behandeld volgens de Verordening wet voorzieningen gehandicapten en de Algemene wet bijzondere ziektekosten op grond van de overgangsartikelen van de wet. Artikel 10.3 Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de bekendmaking daarvan en werkt terug tot 9 januari 2007.
12
Bijlage 1
PGB excl. BTW
BTW%
incl BTW
408 669 834 926 654
6% 6% 6% 6% 6%
432,48 709,14 884,04 981,56 693,24
2230 2295 1621
6% 6% 6%
2363,8 2432,7 1718,26
elektrische rolstoelen elektrische binnenrolstoel
3018
6%
3199,08
elektrische binnenrolstoel/beperkt buiten elektrische binnen/buitenrolstoel
2312 2798
6% 6%
2450,72 2965,88
scootmobielen scootmobiel 8km/u scootmobiel 15km/u
1191 1811
6% 6%
1262,46 1919,66
scootmobiel extra vering
2272
6%
2408,32
319 446 482
6% 6% 6%
338,14 472,76 510,92
driewielfiets vanaf 13 jaar handbike tot 12 jaar handbike vanaf 12 jaar tandem duofiets
544 1132 1180 455 738
6% 6% 6% 19% 19%
576,64 1199,92 1250,8 541,45 878,22
liften stalift passieve lift traplift plafondlift
2063 2177 2500 3000
19% 19% 19% 19%
2454,97 2590,63 2975 3570
rolstoele rolstoelen incidenteel gebruik rolstoelen permanent gebruik nadruk op mobiliteit rolstoelen permanent gebruik nadruk op zitten rolstoelen voor passief continu gebruik vastframerolstoel elektrische aandrijfsystemen hoepelgestuurd joystick besturing begeleidersbediening
fietsen driewielfiets tot 4 jaar driewielfiets tm 8 jaar driewielfiets tm 12 jaar
tbv handbewogen rolstoelen
13
toiletverhoger met armleuningen toiletbeugelset badplank
83 98 28
19% 19% 19%
98,77 116,62 33,32
douchestoelen houten postoel opvouwbare douchestoel kunststof douchestoel op ihv poten stalen douche/toiletstoel stalen douche/toiletstoel op zwenkwielen
97 136 80 166 240
19% 19% 19% 19% 19%
115,43 161,84 95,2 197,54 285,6
Douche/toiletrolstoel
504
6%
534,24
buggy wandelwagen
293 823
19% 19%
348,67 979,37
804 1057
6% 6%
852,24 1120,42
610
6%
646,6
122 133 289 109 112 111 117 172 83 86 88 91
19% 19% 19% 19% 19% 19% 19% 19% 19% 19% 19% 19%
145,18 158,27 343,91 129,71 133,28 132,09 139,23 204,68 98,77 102,34 104,72 108,29
toiletpot +6cm toiletpot +10cm toiletreservoir verhogen vloerstatief voor opklapbare beugels wandbeugel 100-140 cm wandbeugel 100 cm
349 359 102 88 79 58
19% 19% 19% 19% 19% 19%
415,31 427,21 121,38 104,72 94,01 69,02
wandbeugel 140-160 cm wandbeugel 160-200 cm wandbeugel 30cm
98 121 50
19% 19% 19%
116,62 143,99 59,5
kinderhandbewogen rolstoel kinderkantelrolstoel aangepast autostoeltje
eenvoudige bouwkundige voorzieningen aanpassing raamopener papegaai aan muur of plafond douchezitje aan de muur met armleggers opklapbare toiletbeugel 60cm opklapbare toiletbeugel 70cm opklapbare toiletbeugel 80cm opklapbare toiletbeugel 90cm sokkel voor huishoudelijk apparaat toiletbeugel 60 cm toiletbeugel 70cm toiletbeugel 80cm toiletbeugel 90cm
incl montage
14
wandbeugel 40cm wandbeugel 50cm wandbeugel 60cm wandbeugel 70cm
51 52 54 55
19% 19% 19% 19%
60,69 61,88 64,26 65,45
wandbeugel 80cm wandbeugel 90cm
56 57
19% 19%
66,64 67,83
per jaar
7 jaar incl BTW
52 91 117 78
364 637 819 546
400 279 72 54 18 210 350 300
2800 1953 504 378 126 1470 2450 2100
PGB onderhoudscontacten, looptijd 7 jaar ( betreft onderhoud, reparatie en WA verzekering) rolstoel incidenteel gebruik rolstoel permanent gebruik rolstoel passief gebruik vastframerolstoel elektrische rolstoelen scootmobiel driewielfiets tandem/duofiets douchestoel losse tillift plafondlift traplift
(incl WA-verzekering) (incl WA-verzekering)
met een waarde vanaf 300 euro
15