BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2014 GEMEENTE VELSEN Het College, gelet op de bepalingen in de artikelen 17, 19, 22 en 30 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2013, besluit vast te stellen het volgende: Artikel 1. Begripsbepalingen Lid 1. In dit besluit wordt verstaan onder: College: College van Burgemeester en Wethouders; Verordening: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2013; Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning. Lid 2. Voor zover niet anders bepaald, hebben begrippen zoals genoemd in dit besluit dezelfde betekenis als in de Verordening, de Wet maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 2. Eigen bijdrage Lid 1. Bij het verstrekken van een voorziening is de belanghebbende een eigen bijdrage verschuldigd ten aanzien van de volgende resultaten: a. een schoon en leefbaar huis; b. wonen in een geschikt huis; c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften; d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding; e. het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren; f. zich verplaatsen in, om en nabij de woning voor zover het geen rolstoel betreft; g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel; h. de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Lid 2. De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Artikel 3. Regels rond verstrekking en verantwoording persoonsgebonden budget Lid 1. Het persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen is gelijk aan de waarde van de goedkoopst compenserende voorziening in natura, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering voor de periode van de gemiddelde economische levensduur. Lid 2. Alvorens het persoonsgebonden budget wordt verstrekt, dient belanghebbende bewijsstukken te overleggen waaruit blijkt dat het persoonsgebonden budget zal worden aangewend voor de bekostiging van het gewenste resultaat waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt. Lid 3. Het college controleert steekproefsgewijs na afloop van de verstrekking van het persoonsgebonden budget dan wel na afloop van het kalenderjaar, of het persoonsgebonden budget is aangewend voor de bekostiging van het beoogde resultaat waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt.
Besluit maatschappelijke ondersteuning 2014 gemeente Velsen
1
Lid 4. Bij het overlijden van een houder van een persoonsgebonden budget binnen de looptijd daarvan, dient het resterende budget (waaronder de onbestede gelden voor onderhoud, reparatie en verzekering) door de erven te worden terugbetaald. Indien er sprake is van een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel, wordt het resterende budget bepaald op basis van hetgeen de erven bij verkoop van de voorziening hiervoor maximaal kunnen krijgen. Lid 5. Indien een houder van een persoonsgebonden budget binnen de looptijd daarvan verhuist en daardoor geen compensatie door het college meer nodig is, dient het resterende budget (waaronder de onbestede gelden voor onderhoud, reparatie en verzekering) te worden terugbetaald. Indien er sprake is van een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel, wordt het resterende budget bepaald op basis van hetgeen de houder van het persoonsgebonden budget bij verkoop van de voorziening hiervoor maximaal kan krijgen. Lid 6. Overwegende bezwaren om geen persoonsgebonden budget te verstrekken zijn: a. Het collectief vervoer kan in de vervoersbehoefte voorzien; b. Op grond van aanwijzingen die tijdens het onderzoek duidelijk zijn geworden, bestaat het ernstige vermoeden dat de belanghebbende problemen zal hebben met het omgaan met een persoonsgebonden budget. In uitzonderlijke gevallen kan het college besluiten dat verstrekking van een persoonsgebonden budget plaatsvindt aan derden; c. Belanghebbende zit in een schuldhulpverleningstraject, waaronder tevens begrepen een schuldsanering op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen; d. De verwachting is dat een voorziening noodzakelijk is voor een periode die korter is dan de economische levensduur; e. In eerdere gevallen is gebleken dat belanghebbende niet aan de in de beschikking vastgelegde verplichtingen rond een persoonsgebonden budget heeft voldaan. Artikel 4. Bedragen hulp bij het huishouden Het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedraagt: a. voor hulp bij het huishouden categorie 1, te weten huishoudelijke werkzaamheden, € 17,- per uur; b. voor hulp bij het huishouden categorie 2, te weten huishoudelijke werkzaamheden, aangevuld met de organisatie van het huishouden en hulp bij een ontregeld huishouden, € 19,- per uur. Artikel 5. Bedragen vervoersvoorzieningen De bedragen van een financiële tegemoetkoming voor een vervoersvoorziening zijn: a. maximaal € 1.360- per jaar voor het gebruik van de eigen auto; b. maximaal € 1.360- per jaar voor taxikosten; c. maximaal € 2.040,- per jaar voor rolstoeltaxikosten; d. maximaal € 379,- per jaar voor het gebruik van een gesloten buitenwagen; e. maximaal € 879,- per jaar voor het gebruik van een bruikleenauto; f. maximaal € 379,- per jaar voor vervoerskosten, als collectief vervoer alleen niet geschikt is. Wanneer een auto voor een belanghebbende als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd en wordt aangeschaft, wordt een referentiebedrag van € 21.500,00 gehanteerd; Artikel 6. Bedragen woonvoorzieningen Lid 1. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening is gelijk aan het bedrag van de door het college geaccepteerde offerte. Lid 2. Een verstrekking voor verhuis- en herinrichtingskosten vindt plaats in de vorm van een financiële tegemoetkoming. De financiële tegemoetkoming bedraagt € 2.400,-.
Besluit maatschappelijke ondersteuning 2014 gemeente Velsen
2
Artikel 7. Indexering Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van dit Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen conform het CBS prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie. Artikel 8 Overgangsrecht De belanghebbende die vóór de inwerkingtreding van dit besluit een aanmelding dan wel een aanvraag heeft ingediend, die heeft geleid tot de verstrekking van een woon- en of vervoersvoorziening, is met ingang van 1 april 2015 de van toepassing zijnde eigen bijdrage verschuldigd. Artikel 9. Inwerkingtreding Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 oktober 2014, onder gelijktijdige intrekking van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2013. Artikel 10. Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als “Besluit maatschappelijke ondersteuning 2014 gemeente Velsen.”
Besluit maatschappelijke ondersteuning 2014 gemeente Velsen
3
TOELICHTING BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2014 GEMEENTE VELSEN Algemeen Dit besluit is mede gebaseerd op de bepalingen uit hoofdstuk 6 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Velsen 2013. Deze verordening is in 2012 ontwikkeld om een juridische basis te leggen voor de nieuwe manier van werken binnen de Wmo: de Kanteling. Deze nieuwe manier van werken houdt in dat er niet meer wordt uitgegaan van de door de gemeente aangeboden voorzieningen, maar van de vraag van de belanghebbende. Daarbij staan de eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van belanghebbende centraal. De verordening gaat uit van acht te bereiken resultaten op basis waarvan bepaald wordt of het college moet compenseren: a. een schoon en leefbaar huis; b. wonen in een geschikt huis; c. beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften; d. beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding; e. het kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren; f. zich verplaatsen in en om de woning; g. zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel; h. De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of religieuze activiteiten. Artikel 1. Begripsbepalingen Dit artikel behoeft geen verdere toelichting. Artikel 2. Eigen bijdrage In de verordening staat in artikel 22 bepaald dat bij het verstrekken van een voorziening ten aanzien van de acht resultaten een eigen bijdrage verschuldigd kan zijn. Artikel 22 bepaalt ook dat het college bevoegd is om de omvang van de eigen bijdrage vast te leggen in het Besluit. De omvang van de eigen bijdrage is afhankelijk van de leeftijd, het inkomen, de gezinssamenstelling en de kostprijs van de voorziening. Nadere bepalingen over de eigen bijdrage zijn vastgelegd in de Beleidsregels eigen bijdrage Wmo gemeente Velsen 2014. Artikel 3. Regels rond verstrekking en verantwoording persoonsgebonden budget In de verordening is vastgelegd dat het college de hoogte van het persoonsgebonden budget vastlegt in het Besluit. Lid 1. Dit lid regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen wordt vastgesteld. Hierbij wordt uitgegaan, conform de verordening, van de goedkoopst compenserende voorziening in natura. Als daar sprake van is kan verhoging plaatsvinden met een bedrag noodzakelijk voor onderhoud, reparatie en verzekering. Het persoonsgebonden budget wordt aangegaan voor de periode van de economische levensduur. Lid 2 en 3. De gemeente is zelf verantwoordelijk voor de rechtmatige en doelmatige besteding van gelden op grond van de wet, en heeft ook zelf de bevoegdheid om vast te stellen in hoeverre er wordt gecontroleerd of belanghebbenden hun persoonsgebonden budget besteden conform de voorwaarden. Het is dus aan het college om te bepalen hoe die controle plaatsvindt en daarbij de afweging te maken tussen volledige controle en steekproefsgewijze controle.
Besluit maatschappelijke ondersteuning 2014 gemeente Velsen
4
Lid 4. Indien een houder van een persoonsgebonden budget overlijdt binnen de looptijd van dat persoonsgebonden budget, dienen het resterende budget waaronder de onbestede gelden voor onderhoud, reparatie en verzekering door de erven te worden terugbetaald. Wanneer de houder van het persoonsgebonden budget een onderhoudscontract is aangegaan dat niet meer teruggedraaid kan worden, dan vallen de kosten hiervoor niet onder onbestede gelden. Indien er sprake is van een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel, wordt het resterende budget bepaald op basis van hetgeen de erven bij verkoop van de voorziening hiervoor maximaal kunnen krijgen. Bij terugbetaling aan de gemeente dienen de erven een verkoopbewijs te overleggen zodat het resterende budget kan worden bepaald. Lid 5. Wanneer een houder van een persoonsgebonden budget verhuist, kan het zo zijn dat de compensatieplicht vervalt. Als dat het geval is dient het resterende budget (waaronder de onbestede gelden voor onderhoud, reparatie en verzekering) te worden terugbetaald. Wanneer de houder van het persoonsgebonden budget een onderhoudscontract is aangegaan dat niet meer teruggedraaid kan worden, dan vallen de kosten hiervoor niet onder onbestede gelden. Indien er sprake is van een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel, wordt het resterende budget bepaald op basis van hetgeen de houder van het persoonsgebonden budget bij verkoop van de voorziening hiervoor maximaal kan krijgen. Bij terugbetaling aan de gemeente dient de houder een verkoopbewijs te overleggen zodat het resterende budget kan worden bepaald. Lid 6. In artikel 19 van de verordening ligt vastgelegd dat het college bevoegd is om vast te leggen in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen persoonsgebonden budget verstrekt wordt. Het is niet in alle situaties mogelijk om een persoonsgebonden budget te ontvangen. Allereerst wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt indien het collectief vervoerssysteem kan voorzien in de vervoersbehoefte. De keuzevrijheid tussen zorg in natura en een persoonsgebonden budget kan in dit geval leiden tot leegloop en ondergraving van het collectief vervoerssysteem. Het is ook niet mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen als het ernstige vermoeden bestaat dat een belanghebbende problemen zal krijgen met het omgaan met een persoonsgebonden budget. Hiervan kan bijvoorbeeld sprake zijn als de belanghebbende een verslaving heeft die dagelijks functioneren bemoeilijkt, een ernstige schuldenlast heeft en problemen heeft bij afbetalingen, een zwervend bestaan leidt of veroordeeld is voor een vermogensdelict. Indien de verwachting is dat een voorziening noodzakelijk is voor een periode korter dan de economische levensduur wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt. Dit kan de gemeente namelijk op onnodige kosten jagen. Ook als blijkt dat een belanghebbende in eerdere gevallen niet aan de in de beschikking vastgelegde verplichtingen rond een persoonsgebonden budget heeft voldaan, wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt. Artikel 4. Bedragen hulp bij het huishouden In dit artikel worden de bedragen genoemd voor het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden. Hulp bij het huishouden 1 bestaat uit huishoudelijke werkzaamheden. Hulp bij het huishouden 2 bestaat uit huishoudelijke werkzaamheden aangevuld met de organisatie van het huishouden. Bij de vaststelling van een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden is door de gemeente gekozen voor vaststelling op basis van het aantal geïndiceerde uren. Artikel 17 van de verordening gaat ondermeer uit van een voorziening in natura of het ontvangen van een hiermee vergelijkbaar persoonsgebonden budget. Omdat het persoonsgebonden budget bestaat uit een geldbedrag, mag uit de wettekst worden afgeleid dat dit geldbedrag vergelijkbaar moet zijn met het bedrag dat de gemeente betaalt voor de voorziening in natura. De budgethouder moet met het geldbedrag in staat worden gesteld dezelfde hulp in te kopen als de gemeente doet. Daarbij geldt wel, dat als men zelf
Besluit maatschappelijke ondersteuning 2014 gemeente Velsen
5
iemand inhuurt, men een kleinere overhead heeft. Daarom wordt voor de vergoeding van de hulp bij het huishouden door de gemeente een uurtarief vastgesteld dat gebaseerd is op 80% van de gemiddelde kosten van zorg in natura zoals door de gemeente overeengekomen met de verschillende zorgaanbieders. De overhead ontbreekt namelijk niet volledig. Belanghebbenden moeten verantwoording afleggen en een administratie bijhouden over de bestede gelden. Artikel 5. Bedragen vervoersvoorzieningen Artikel 5 legt een aantal bedragen vast voor vervoersvoorzieningen. Artikel 6. Bedragen woonvoorzieningen Lid 1. In dit lid is geregeld hoe de financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening wordt vastgesteld. Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Te denken valt hierbij aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten van de architect, kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Lid 2 Dit lid legt vast welk bedrag verstrekt wordt als het gaat om een tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten. Artikel 7. Indexering Dit artikel behoeft geen verdere toelichting Artikel 8. Overgangsrecht Dit artikel biedt belanghebbenden die vóór 1 oktober 2014 een aanmelding dan wel een aanvraag indienden, tijd om zich op de nieuwe situatie (vanaf 1 april 2015) voor te bereiden. Belanghebbenden die zich na 1 oktober 2014 melden, hoeven zich niet voor te bereiden, omdat zij de oude situatie vóór 1 oktober 2014 niet kennen. Artikel 9. Inwerkingtreding Dit artikel behoeft geen verdere toelichting Artikel 10. Citeertitel Dit artikel behoeft geen verdere toelichting
Besluit maatschappelijke ondersteuning 2014 gemeente Velsen
6