BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE ROERMOND
2014
FINANCIËLE REGELS VANAF 1 JANUARI 2014
INHOUDSOPGAVE Inleiding
3
Artikel 1: Bedragen eigen bijdrage en eigen aandeel
3
Artikel 2. Uurtarief Persoonsgebonden budget Hulp bij het huishouden
3
Artikel 3. Uurtarief Zorg in natura Hulp bij het huishouden
3
Artikel 4. Woonvoorzieningen
4
Artikel 5. Vervoersvoorzieningen
4
Artikel 6. Overige voorzieningen
4
Artikel 7. Inwerkingtreding
4
Artikel 8. Citeertitel
4
Artikelsgewijze toelichting
6
Bijlage 1 maximale vergoedingen elektrisch beweegbare voorzieningen
8
Bijlage 2
9
Bijlage 3
9
2
INLEIDING De Verordening voorzieningen maatscliappelijl<e ondersteuning Roermond 2012 (hierna: verordening) is op 28 juni 2012 in de gemeenteraad van Roermond vastgesteld. Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Roermond 2014 (hierna: besluit) is bedoeld om alle bijbehorende bedragen in op te nemen. Dit is van belang omdat bedragen tenminste één maal per jaar gewijzigd kunnen worden doordat zij trendmatig worden aangepast. Het besluit wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders. Artikel 1. Bedragen eigen bijdrage en eigen aandeel De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Artikel 2. Uurtarief Persoonsgebonden budget Hulp bij het huishouden Lid 1. Het uurtarief voor het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden door instellingen bedraagt €20,63. Lid 2. Het uurtarief voor het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden plus door instellingen bedraagt €24,43. Lid 3. Het uurtarief voor het persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden door een particuliere hulp bedraagt € 12,80. Lid 4. Het uurtarief voor het persoonsgebonden budget plus voor hulp bij het huishouden plus door een particuliere hulp bedraagt € 15,82. Lid 5. Het uurtarief voor het persoonsgebonden budget plus toegekend vóór 1-1-2013 voor hulp bij het huishouden plus door een particuliere hulp, blijft gedurende de looptijd van de indicatie gehandhaafd op €19,39. Artikel 3. Uurtarief Zorg in natura Huip bij het huishouden Lid 1. Het uurtarief voor hulp bij het huishouden in natura en hulp bij het huishouden plus in natura is afhankelijk van de door de cliënt gekozen gecontracteerde zorgaanbieder naar keuze. Lid 2. De maximale vergoeding per uur van de geleverde hulp bij het huishouden zal het van toepassing zijnde bedrag zoals opgenomen in bijlage 2 niet te boven gaan.
3
Artikel 4. Woonvoorzieningen Lid 1. Het bedrag voor een verliuiskostenvergoeding bedraagt € 2.500,Lid 2. De hoogte van de vergoeding in de kosten van keuring en onderhoud van een elektrische beweegbare voorziening zal het bedrag als bedoeld in bijlage 1 van dit besluit niet te boven gaan. Artikel 5. Vervoersvoorzieningen Voor een tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een (bruikleen)auto geldt een normbedrag van € 37,98 per maand. Artikel 6. Overige voorzieningen Een sportrolstoel wordt uitsluitend verstrekt als persoonsgebonden budget. Het bedrag van dit persoonsgebonden budget bedraagt € 2.662,98, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in de aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel voor een periode van tenminste 3 jaar. Artikel 7. Inwerkingtreding Lid 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2014. Lid 2. Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Roermond april 2013 wordt met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken. Artikel 8. Citeertitel Dit besluit kan worden aangehaald als; Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Roermond 2014.
4
Toelichting op het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Roermond 2014 Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Bedragen eigen bijdrage en eigen aandeel Naast dit lokale Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Roermond 2014 is er ook een AMvB "Besluit maatschappelijke ondersteuning", dat een aantal wettelijke kaders biedt. Hoofdstuk IV van dit Besluit maatschappelijke ondersteuning (AMvB) handelt over eigen bijdragen en het eigen aandeel bij financiële tegemoetkomingen. In artikel 4.1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning (AMvB) wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voorwelke groepen (zie bijlage 3). In artikel 1 van het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Roermond 2014 wordt de hoogte van de eigen bijdrage voor de diverse doelgroepen vermeld zoals die van toepassing zijn voor de in artikel 24 van de verordening genoemde resultaatsgebieden waarvoor een individuele voorziening wordt verstrekt. Artikel 2. Uurtarief Persoonsgebonden budget Hulp bij het huishouden Met ingang van 1 september 2012 is de wet Basistarieven Wmo in werking getreden. Daartoe is artikel 21a in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoegd. Kern van de wet is dat gemeenten basistarieven voor verschillende vormen van huishoudelijke hulp moeten vaststellen op basis van reële kostprijzen. Het betreft basistarieven voor instellingen en basistarieven voor diensten die worden verricht op basis van de Regeling Dienstverlening aan Huis. Basistarieven zijn minimumtarieven. Gemeenten mogen aan dienstverleners geen lagere tarieven betalen, wel hogere. Met deze aanpassing beoogt de wetgever te voorkomen dat aanbieders op prijs in plaats van op kwaliteit gaan concurreren. Het vaststellen van de basistarieven is een raadsbevoegdheid. In de raadsvergadering van 25 oktober 2012 heeft de raad de basistarieven vastgesteld zoals deze zijn opgenomen in artikel 2 lid 1 tot en met 4. Artikel 2 lid 1 en lid 2: De Pgb-tarieven genoemd in artikel 2 lid 1 en lid 2 zijn van toepassing indien met het Pgb hulp bij het huishouden respectievelijk hulp bij het huishouden plus wordt ingekocht bij een instelling. Artikel 2 lid 3 en lid 4: Artikel 2 lid 3 en 4 heeft betrekking op Pgb-tarieven voor hulp bij het huishouden respectievelijk hulp bij het huishouden plus, indien de hulp geleverd wordt door een particulier. Dat kan een familielid zijn, een alfahulp of een ZZP'er. Artikel 2 lid 5: Artikel 2 lid 5 heeft betrekking op het Pgb-tarief voor hulp bij het huishouden plus toegekend vóór 1-1-2013. Gedurende de looptijd van de indicatie blijft hetzelfde (hogere) tarief van toepassing. Artikel 3 Uurtarief Zorg in natura Hulp bij het huishouden Op basis van een gehouden bestuurlijke aanbesteding hebben een aantal zorgaanbieders hun diensten aangeboden. Met iedere zorgaanbieder afzonderlijk hebben onderhandelingen plaatsgevonden en zijn prijsafspraken gemaakt voor het bieden van hulp bij het huishouden en hulp bij het huishouden plus. De overeengekomen tarieven hierbij liggen allen, overeenkomstig het gestelde in artikel 21 a van de Wmo, boven de door de raad vastgestelde basistarieven. De tarieven per zorgaanbieder zijn vastgelegd in bijlage 2, die deel uitmaakt van dit Besluit.
6
Artikel 4. Woonvoorzieningen Bij het vaststellen van het recht op verhuiskostenvergoeding onder de Wmo zijn niet alleen ergonomische belemmeringen leidend, maar ook psychische belemmeringen of psychosociale problemen kunnen ten grondslag liggen aan een indicatie voor een verhuiskostenvergoeding. Dit artikel geeft tevens de bovengrenzen aan van de te verlenen gemaximeerde vergoeding in de kosten van onderhoud en keuring van elektrische beweegbare woonvoorzieningen. E.e.a. is nader uitgewerkt in bijlage 1, die deel uitmaakt van dit Besluit. Artikel 5. Vervoersvoorzieningen De financiële tegemoetkomingen in de vervoersvoorzieningen zijn gewijzigd ten opzichte van hetgeen in de voormalige Wvg gebruikelijk was. Dat is niet het gevolg van de invoering van de Wmo, maar vloeit voort uit jurisprudentie. Het primaat van de vervoersvoorzieningen ligt bij het collectief vervoer. Inmiddels heeft de CRvB geoordeeld dat het collectief vervoer een individuele voorziening is, waarvoor in principe dan ook de keuzevrijheid geldt om een persoonsgebonden budget aan te vragen, tenzij er sprake is van overwegende bezwaren. Een overwegend bezwaar kan ook een gemeentelijke doelmatigheidsoverweging zijn. Uit kamerstukken blijkt eveneens dat het met de invoering van de Wmo niet de bedoeling was om de collectief vervoersystemen de das om te doen. Bij de bepaling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt rekening gehouden met de individuele vervoersbehoefte, een eventueel gedeelde vervoersbehoefte en het bezit van een ander verplaatsingsmiddel. Daarnaast wordt rekening gehouden met het gegeven dat uit jurisprudentie is gebleken dat een vervoersvoorziening van 1500 tot 2000 kilometer op jaarbasis in beginsel toereikend moet worden geacht. De voorwaarden zijn uitgewerkt in de beleidsregels individuele voorzieningen gemeente Roermond. De vergoeding voor de eigen auto dan wel bruikleenauto wordt maandelijks betaalbaar gesteld zonder dat daarvoor declaraties noodzakelijk zijn. De vergoeding is berekend op basis van de onbelaste kilometervergoeding van € 0,19 maal 2000 kilometers, waarna het bedrag is afgerond op € 35,- per maand en inmiddels geïndexeerd naar€ 37,98. Artikel 6. Overige voorzieningen De sportrolstoel is een voorziening die meegenomen is vanuit de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) zonder dat deze sportrolstoel in de Wvg of in de Wmo wordt genoemd. De sportrolstoel was een bovenwettelijke voorziening onder de Wvg. Of dit onder de Wmo ook zo is, is nog niet bekend. Dit zal uit jurisprudentie moeten blijken. Vooralsnog wordt de verstrekkingswijze, zoals bij de Wvg gewoon was voortgezet, hetgeen betekent dat een sportrolstoel alleen verstrekt wordt als een persoonsgebonden budget. Dit persoonsgebonden budget dient beschouwd te worden als tegemoetkoming in de kosten van aanschaf en onderhoud voor een periode van tenminste drie jaar. Artikel 7. Inwerkingtreding In dit artikel is de datum inwerkingtreding opgenomen van dit besluit en de datum intrekking van het vorige besluit. Artikel 8. Citeertitel Om verwarring te voorkomen met de Algemene Maatregel van Bestuur aangeduid als het Besluit maatschappelijke ondersteuning, wordt dit besluit het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Roermond 2014 genoemd.
7
Bijlage 1: Maximale vergoeding van kosten van onderhoud en keuring van liften en elektrisch beweegbare voorzieningen ingevolge artikel 17 lid 1 onder a van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Roermond 2012 en artikel 4 lid 2 van dit Besluit. Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring en onderhoud aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming. a. b. c. d. e. f. g. h.
Stoelliften (oftewel trapliften); rolstoel- of hefplateau liften voor personen; woonhuisliften (met kooi) hefplateauliften (voor personen, zonder schacht tot max. 1,80 meter hoogte) de mechanische inrichting voor het verstellen van een in hoogte verstelbaar keukenblok, bad of wastafel; elektromechanische openings- en sluitmechanismen van deuren. Onderspoel- en föhninrichting Plafondliften
De maximale vergoeding van kosten van onderhoud en keuring, voorrijkosten en 21% BTW van diverse soorten liften genoemd onder a t/m d, in woningen en trappenhuizen geplaatst in het kader van de RGSHG, BGSHG, Wvg of Wmo bedraagt: KEURING
Keuring van liften Beginkeuring Tarief 2013 € 223,20 Stoellift € 347,86 Hefplateaulift € 343,00 Woonhuislift Rolstoel-plateaulift € 343,00
Periodieke keuring Tarief 2013 € 161,15 €198,04 € 195,21 € 195,21
ONDERHOUD
FREQUENTIE Onderhoud van 1 X per jaar Stoellift 1 X per jaar Hefplateaulift Woonhuislift 2 X per jaar Rolstoelplateaulift 2 X per jaar
KOSTEN INCL BTW 2013 € 209,92 €209,92 €304,31 € 209,92
Maximale toeslagen op bovengenoemde onderhoudstarieven: 50% voor installaties geplaatst buiten de woning; 50% voor installaties die meer dan één verdieping overbruggen; 50% voor installaties, uitgevoerd met elektrisch aangedreven plateaus en/of afrijdbeveiliging respectievelijk elektrisch wegklapbare raildelen. Onderhoud, keuring en reparatie
De noodzakelijk gemaakte kosten van onderhoud, keuring en reparatie van de elektrische beweegbare voorzieningen genoemd onder e t/m h, en reparatie van de elektrisch beweegbare voorzieningen genoemd onder a t/m d, in woningen geplaatst in het kader van de RGSHG, BGSHG, Wvg of Wmo worden volledig vergoed. Onderhoudskosten worden één keer per jaar vergoed.
8
Bijlage 2: Maximale vergoeding van het uurtarief zorg in natura hulp bij het huishouden en hulp bij het huishouden plus ingevolge artikel 3 van dit Besluit. Naam zorgaanbieder
TSN
Proteion
Beek en Bos
Zorggroep/Groene Kruis Tliuiszorg
Tzorg
Land van Horne
Orbis
Tarief Hbli1
€ 21,55
€ 23,42
€ 23,20
€ 23,42
€ 22,07
€ 22,71
€ 23,41
Tarief Hbh2
€ 25,22
€ 25,22
€ 25,22
€ 25,22
€ 26,17
€ 27,22
€ 25,22
Naam zorgaanbieder
Vieugelzorg
Vitaal Thuiszorg
Tarief Hbhl
€ 20,97
€ 20,97
Tarief Hbh2
€ 25,22
€ 25,22
Bijlage 3: Artikel 4.1 lid 1 van het Besluit Maatschappelijke ondersteuning 1. Indien de gemeenteraad uitvoering heeft gegeven aan artikel 15, eerste lid, of artikel 19, eerste lid, van de wet, mogen de verschuldigde eigen bijdrage en het aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning dat bij de toekenning van een financiële tegemoetkoming voor eigen rekening blijft, tezamen niet meer bedragen dan: a. voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikte 19,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 23.295 het bedrag van € 19,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 23.295; b. voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt € 19,00 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn inkomen meer bedraagt dan € 16.456 het bedrag van € 19,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen zijn inkomen en € 16.456; c. voor de gehuwde personen indien een van beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 29.174 het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 29.174; d. voor de gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.957 het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen hun gezamenlijke inkomen en € 22.957.
9