FINANCIEEL BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING RHENEN 2013
23 april 2013
Het college van Burgemeester en Wethouders van Rhenen, Gelet op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning; Mede gelet op artikel 12 van de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Rhenen 2013;
Besluit: vast te stellen het navolgende
“Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Rhenen 2013
Hoofstuk 1 Algemene Bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1. In dit besluit wordt verstaan onder: a. Verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning Rhenen 2013; b. Beleidsregels: de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Rhenen 2013; c. woonvoorzieningen: de voorzieningen als bedoeld in artikel 4 van de verordening en verder beschreven in de beleidsregels; d. Hulp bij het huishouden: de voorzieningen als bedoeld in 5 tot en met 8 van de verordening en verder beschreven in de beleidsregels; e. Vervoersvoorzieningen: de voorzieningen als bedoeld in artikel 10 en 11 van de verordening en verder beschreven in de beleidsregels; f. Rolstoelen: de voorzieningen als bedoeld in artikel 9 van de verordening en verder beschreven in de beleidsregels; g. erkende zorgaanbieder: een zorgaanbieder die voldoet aan de eisen die de gemeente stelt aan de leveranciers van zorg. h. instandhoudingskosten : kosten die gemaakt worden om de gebruiksduur van een voorziening te kunnen waarborgen. Deze kosten betreffen uitsluitend kosten van reparatie, onderhoud en zo nodig verzekering van een hulpmiddel. 2. De begripsbepalingen van de Verordening zijn mede van toepassing op dit Financieel Besluit
Hoofdstuk 2. Woonvoorzieningen Paragraaf 1. Financiele tegemoetkomingen Artikel 1. Financiële Tegemoetkoming Bouwkundige of Woontechnische woningaanpassing 1. De financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing wordt vastgesteld op basis van de door het college geaccepteerde offerte, of op basis van vaste prijsafspraken. 2. De maximale financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing aan de woning van een mantelzorger bedraagt € 10.000,--. Artikel 2. Terugbetaling kosten bij verkoop van de woning 1. Voor woningaanpassingen die boven de grens van het primaat van verhuizen worden gerealiseerd, is bij verhuizing binnen de afschrijvingstermijn van de voorziening een terugbetalingsregeling van toepassing. 2. Bij het bepalen van de hoogte van het terug te betalen bedrag van de woningaanpassing na verkoop van een aangepaste woning, wordt uitgegaan van een lineaire afschrijving in 10 jaar. Artikel 3 Afschrijvingstermijnen voor woningonderdelen Bij het bepalen van de financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische aanpassing wordt rekening gehouden met de ouderdom van de aanwezige voorzieningen. Voor de meest voorkomende onderdelen is de volgende afschrijvingstabel van toepassing. Woningonderdeel Keuken(standaard keukenaanrechtblok en bovenkastjes Tegelwerk Sanitair cv-ketel cv-installatie (excl. Cv-ketel) (radiatoren en leidingen) Stucwerk Deuren
Afschrijving 15 jaar 20 jaar 20 jaar 15 jaar 30 jaar 20 jaar 20 jaar
Artikel 4. Financiële tegemoetkoming bezoekbaar maken woning Het bedrag dat als maximum verstrekt wordt bij het bezoekbaar maken van een woning als genoemd in artikel 4 lid 5 van de Verordening bedraagt 100% van de kosten met een maximum van € 2300,-Artikel 5. Financiële tegemoetkoming woningsanering en aanbrengen rolstoeltapijt De vergoeding voor woningsanering (die noodzakelijk is in verband met longaandoening, zoals cara en/of allergische aandoeningen) en rolstoelvast tapijt is slechts eenmalig en vindt plaats aan de hand van onderstaande maximale vergoedingsbedragen: De financiële tegemoetkoming voor woningsanering bedraagt maximaal: Gordijnen : € 10,00 per strekkende meter glasoppervlakte. Vloerbedekking : € 40,00 per strekkende meter vloeroppervlakte.
Bij het bepalen van de financiële tegemoetkoming voor woonsanering wordt rekening gehouden met de afschrijving van de te vervangen gordijnen en vloerbedekking. Het volgende afschrijvingsschema wordt gehanteerd: leeftijd stoffering
afschrijving
tot 2 jaar van 2 tot 4 jaar van 4 tot 6 jaar van 6 tot 8 jaar Ouder dan 8 jaar
0% 25% 50% 75% 100%.
Artikel 6. Financiële tegemoetkoming tijdelijke huisvesting 1. De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming voor tijdelijke huisvesting, bedraagt de werkelijke kosten van de kale huur met een maximum van € 681,01 per maand gedurende een periode van zes maanden. 2. De financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid wordt alleen uitgekeerd over de periode dat de woonruimte ten gevolge van het daadwerkelijk verrichten van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de aanvrager voor dubbele woonlasten komt te staan. Artikel 7. Financiële tegemoetkoming kosten huurderving In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte of mogelijk aan te passen woonruimte, kan het college aan de eigenaar van de woonruimte een tegemoetkoming verstrekken in de huur van de woonruimte voor maximaal een half jaar. De hoogte van de tegemoetkoming bedraagt maximaal het bedrag van de laatstgenoten kale huur per maand. Artikel 8. Financiële vergoeding kosten onderhoud, keuring en reparatie trapliften 1. De kosten van onderhoud, keuring en reparatie worden in natura verstrekt indien daartoe door het college afspraken zijn gemaakt met leveranciers of onderhoudsbedrijven. 2. Indien de in het eerste lid bedoelde afspraken ontbreken, wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming jaarlijks vastgesteld op basis van algemeen gebruikelijke prijzen. Paragraaf 2. Verhuizen Artikel 9. Het Primaat van verhuizen 1. Van het primaat van de verhuizing als bedoeld in artikel 4 lid 3 van de Verordening wordt afgezien indien de noodzakelijke aanpassingskosten lager zijn dan € 15.000-2. Bij verhuizing naar een geschikte woning kan op basis van artikel 4. lid 4 van de verordening een verhuiskostenvergoeding worden toegekend. Deze tegemoetkoming wordt alleen toegekend indien de persoon met een beperking binnen een half jaar na de beschikkingsdatum verhuist naar een woning die voldoet aan de wooneisen die in het tegemoetkomingsbesluit zijn gesteld. Artikel 10. Hoogte verhuiskostenvergoeding 1. De hoogte van de verhuiskostenvergoeding bedoeld in artikel 4 lid 4 van de Verordening bedraagt maximaal € 2850,--. Dit bedrag is inclusief de kosten van herinrichting van de woning. 2. Aan degene die op verzoek van het college een aangepaste rolstoelgeschikte woning verlaat, kan een dubbele verhuiskostenvergoeding van € 5700,-- worden verstrekt.
Hoofdstuk 3 Hulp bij het huishouden Paragraaf 1. Persoonsgebonden Budget Artikel 11. Hoogte van het persoonsgebonden budget hulp bij het huishouden De huishoudelijke hulp wordt bij een persoonsgebonden budget vastgesteld in uren. Het bedrag dat per uur wordt vergoed bedraagt voor: a. hulp bij het huishouden door een niet daartoe opgeleid persoon die niet werkzaam is voor een instelling: € 12,95 per uur; b. voor hulp bij het huishouden, waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist, door een persoon die daarvoor aantoonbaar is opgeleid: € 15,54 per uur. c. hulp bij het huishouden via een erkende zorgaanbieder: € 18,87 per uur; d. hulp bij het huishouden bij opname in een hospice € 18,87 per uur met een maximum van 6 uur per week. Artikel 12. Vrijstelling verantwoording persoonsgebonden budget Over een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp hoeft per jaar geen verantwoording te worden afgelegd over € 250,--. Paragraaf 2. Duur van de indicatie Artikel 13. Bepalen omvang hulp bij het huishouden Het aantal uren en minuten huishoudelijke hulp wordt vastgesteld aan de hand van de noodzakelijk te verrichten werkzaamheden op basis van een gestelde indicatie. Deze indicatie wordt afgegeven voor een periode van maximaal 5 jaar. Artikel 14. Coulanceregeling Wanneer de belanghebbende komt te overlijden, wordt de hulp voor de nabestaanden binnen de leefeenheid waarvan belanghebbende deel uit maakte, nog gedurende maximaal 8 weken voortgezet.
Hoofdstuk 4 Vervoersvoorzieningen
Artikel 15. Hoogte tegemoetkomingen 1. Het bedrag dat per jaar maximaal verstrekt wordt voor gebruik van een eigen auto of taxi bedraagt € 647,50 2. Het bedrag dat per jaar maximaal verstrekt wordt voor gebruik van een bruikleenauto bedraagt € 332,50,-3. Indien de vervoersbehoefte van (echt)paren samenvalt, wordt ten hoogste de maximale financiële tegemoetkoming van 1 persoon per (echt)paar toegekend. 4. Voor zover de vervoersbehoefte van (echt-)paren niet samenvalt, wordt ten hoogste anderhalf maal de maximale financiële tegemoetkoming van 1 persoon toegekend. Artikel 16. Restricties gebruik collectief vervoer 1. Pashouders kunnen tegen gereduceerd tarief reizen in een gebied van vijf zones rondom het woonadres, de zone waarin het woonadres is gelegen daaronder begrepen. Vanaf de zesde zone geldt het tarief van de vervoerder. Per rit mogen maximaal tien zones worden afgelegd. 2. Het aantal zones dat per jaar met korting kan worden gereisd wordt vastgesteld op basis van de geïndiceerde vervoersbehoefte, maar bedraagt maximaal 900 zones per jaar. 3. Indien er tevens sprake is van een vergoeding voor het gebruik van de eigen auto of er ook een scootmobiel is verstrekt, bedraagt het maximaal aantal te verstrekken zones 450.
Hoofdstuk 5. Rolstoelen Artikel 17. Hoogte persoonsgebonden budget 1. De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een gewone rolstoel die door de budgethouder wordt aangeschaft, wordt als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de goedkoopst compenserende voorziening op basis van de op dat moment geldende prijsafspraken met de door de gemeente gecontracteerde leverancier, indien nodig verhoogd met een bedrag voor onderhoud, reparatie en verzekering. 2. Sportrolstoelen worden uitsluitend via een persoonsgebonden budget verstrekt voor de gebruiksduur van drie jaar. Het bedrag voor een handbewogen sportrolstoel bedraagt maximaal € 2.500,-- en voor een electrische sportrolstoel € 5.000,--. Dit bedrag is inclusief de instandhoudingskosten. Artikel 18. Hoogte persoonsgebonden budget bij huur Indien huur de goedkoopst compenserende voorziening is voor een gewone rolstoel waarvoor een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt het persoonsgebonden budget als volgt vastgesteld: de tegenwaarde van de huurprijs, inclusief onderhoud, reparatie en verzekering zoals die door de gemeente aan de leverancier wordt betaald.
H O OF D ST U K 6 EI G EN B I J DR A G E
Ar ti k el 1 9 . Ui tw e r ki ng V er or d eni ng In artikel 26 van de verordening is aangegeven dat voor alle individuele voorzieningen een eigen bijdrage of eigen aandeel is verschuldigd voor zover dit niet door de Wet is beperkt. In dit hoofdstuk worden de regels die gelden bij het opleggen van een eigen bijdrage en eigen aandeel voor de verschillende soorten individuele voorzieningen uitgewerkt. Ar ti k el 2 0 . A a nw i j z i ng V o or z i e ni ng e n 1 . Voor voorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt is een eigen aandeel verschuldigd (o.a. woningaanpassingen, verhuis- en inrichtingskosten, diverse vervoersvoorzieningen). 2 . Voor voorzieningen die in natura of als persoonsgebonden budget worden verstrekt is een eigen bijdrage verschuldigd (o.a. huishoudelijke hulp, roerende woonvoorzieningen, scootmobielen). 3 . In uitzondering op lid 1 en 2 van dit artikel is geen eigen aandeel of eigen bijdrage verschuldigd voor rolstoelvoorzieningen, voor tijdelijke huisvesting, voor een verhuiskostenvergoeding ten behoeve van het vrijmaken van een rolstoelgeschikte woning, voor huurderving en voor voorzieningen voor kinderen jonger dan 18 jaar. 4 . Indien de aanvrager een duurdere voorziening wil dan de goedkoopst compenserende komt het meerdere voor rekening van de aanvrager.
Artikel 21. Berekening eigen bijdragen 1. De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb. 2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. 2. Bij de bepaling van de hoogte van de Maximale periodebijdrage in een bepaald jaar, wordt rekening gehouden met het verzamelinkomen van de aanvrager en dat van de eventuele partner het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het jaar waarin aan een persoon maatschappelijke ondersteuning is verleend. Onder verzamelinkomen wordt in dit besluit verstaan: het inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2. lid 1 van het landelijk besluit maatschappelijke ondersteuning. 3. Wanneer meerdere Wmo voorzieningen verstrekt worden en/of wanneer er ook voor AWBZzorg een eigen bijdrage opgelegd wordt, geldt het anticumulatiebeginsel. Het anticumulatiebeginsel bepaalt dat de aanvrager per 4 weken nooit meer betaalt dan de voor zijn situatie berekende 'Maximale periodebijdrage', ongeacht de totale kosten van alle voorzieningen (van AWBZ-zorg en/of Wmo). In afwijking hierop geldt dat indien er sprake is van intramurale zorg waarvoor een AWBZ-bijdrage verschuldigd is, er geen eigen bijdrage of eigen aandeel op grond van de Wmo verschuldigd is. 4. De eigen bijdrage of het eigen aandeel over een periode van 4 weken is gelijk aan de wettelijke 'Maximale periodebijdrage' in die periode tenzij deze hoger is dan de 'Kosten van de voorziening per 4 weken' in die periode. In dat geval is de eigen bijdrage of het eigen aandeel gelijk aan de 'Kosten van de voorziening per 4 weken' 5. Vaststelling en inning van de eigen bijdrage vindt plaats door het Centraal Administratie Kantoor (CAK).
6. Bij een persoonsgebonden budget wordt de eigen bijdrage niet ingehouden op het persoonsgebonden budget. Dit betekent dat de aanvrager, evenals bij zorg in natura, geld moet reserveren om de door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) opgelegde eigen bijdrage te betalen. 7. De eigen bijdrage die verschuldigd is bedraagt maximaal de kostprijs van de voorziening in natura, respectievelijk het bedrag van het persoonsgebonden budget.
Artikel 22. Duur en kosten eigen bijdrage 1. Voor huishoudelijke hulp in natura wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de huishoudelijke hulp wordt verstrekt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: het aantal uren ontvangen zorg in die 4 weken, vermenigvuldigd met het uurtarief dat de gemeente aan de desbetreffende zorgaanbieder betaalt. 2. Voor huishoudelijke hulp in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang het periodieke persoonsgebonden budget wordt verstrekt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de hoogte van het periodieke persoonsgebonden budget omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken. 3. Voor het gebruik van het collectief vervoer is aan de gemeente een pasbijdrage verschuldigd van € 7,50. Deze bijdrage wordt door de vervoerder namens de gemeente geïnd. 4. Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een periodieke financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld de gebruiksvergoeding voor eigen auto, taxi, bruikleenauto of rolstoeltaxi) wordt een eigen aandeel opgelegd zolang de tegemoetkoming verstrekt wordt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: hoogte van de periodieke financiële tegemoetkoming omgerekend naar het bedrag per periode van 4 weken. 5. Voor voorzieningen die verstrekt worden in de vorm van een eenmalige financiële tegemoetkoming (bijvoorbeeld woningaanpassing of woningsanering) wordt een eigen aandeel opgelegd gedurende 39 periodes van 4 weken (3 jaar). De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de hoogte van de financiële tegemoetkoming gedeeld door 39 periodes van 4 weken. 6. Voor voorzieningen die verstrekt worden in eigendom wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 periodes van 4 weken (3 jaar). De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de aanschafprijs van de voorziening, gedeeld door 39 periodes van 4 weken. 7. Voor voorzieningen in bruikleen wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: de gemiddelde prijs (aanschaf, accessoires, onderhoud) voor de voorzieningensoort gedeeld door de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort, omgerekend naar een bedrag per 4 weken. Een uitzondering hierop vormen fietsen en losse hulpmiddelen voor douchen en baden, en scheggen (die in bruikleen worden verstrekt),daarbij wordt voor de berekening van de eigen bijdrage uitgegaan van de aanschafprijs (aanschaf, accessoires, onderhoud)
8. Indien gekozen wordt voor een eenmalig persoonsgebonden budget in plaats van een voorziening in bruikleen, wordt een eigen bijdrage opgelegd zolang de voorziening gebruikt wordt. De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: het eenmalige persoonsgebonden budget gedeeld door de gemiddelde levensduur van de voorzieningensoort, omgerekend naar een bedrag per 4 weken. 9. Indien gekozen wordt voor een eenmalig persoonsgebonden budget in plaats van een voorziening in eigendom, wordt een eigen bijdrage opgelegd gedurende 39 periodes van 4 weken (3 jaar). De ‘Kosten van de voorziening per 4 weken’ worden als volgt vastgesteld: het eenmalige persoonsgebonden budget bedrag gedeeld door 39 periodes van 4 weken.
HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN Artikel 23. citeertitel Dit besluit kan worden aangehaald als het Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Rhenen 2013 Artikel 24. inwerkingtreding 1. Dit besluit treedt in werking met terugwerkende kracht op 1 januari 2013.