BIJLAGE Ib Toelichting Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning ISD De Rijnstreek
A.
Algemene toelichting
1.0 Omvang van de eigen bijdrage/eigen aandeel In de Verordening is bepaald dat een cliënt een eigen bijdrage betaalt bij een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget (pgb), behalve voor een rolstoel. Een eigen aandeel is aan de orde bij een financiële tegemoetkoming. Een pgb wordt vooraf betaald, dus voordat de kosten gemaakt zijn. Een financiële tegemoetkoming wordt achteraf betaald, dus als duidelijk is hoe hoog de totale kosten zijn die voor vergoeding in aanmerking komen. In het Besluit zijn twee afzonderlijke regelingen opgenomen voor het bepalen van de eigen bijdrage: één voor de hulp bij het huishouden, één voor vervoers- en woonvoorzieingen. 1.1 Eigen bijdrage voor de hulp bij het huishouden De regeling voor het vaststellen van de eigen bijdrage voor de hulp bij het huishouden is ongewijzigd overgenomen uit de door het ministerie van VWS vastgestelde AmvB. 1.2 Eigen bijdrage of eigen aandeel voor vervoers- en woonvoorzieningen Om voor de vervoers- en woonvoorzieningen zo nauw mogelijk aan sluiten op de huidige Wvg systematiek is er voor de woon- en vervoersvoorziening juist wel voor gekozen om af te wijken van het AmvB. Daarnaast maakt de ISDR gebruik van alle mogelijkheden om de eigen bijdrage lager vast te stellen dan de AmvB aangeeft: -
het maximale bedrag dat per vier weken betaald moet worden gaat van € 16,60/€ 23,80 naar € 0,0 de inkomensgrens waarboven een inkomensafhankelijke bijgedragen moet worden gevraagd, wordt verhoogd van 120% naar 150% van het sociaal minimum (conform Wvg) het percentage van het inkomen boven 150% van het sociaal minimum dat bijgedragen moet worden, wordt verlaagd van 15% naar 8,75% de maximale periode waarover een eigen bijdrage in rekening wordt gebracht is beperkt van negenendertig periode van 4 weken (3 jaar) naar 13 periode van vier weken (1 jaar).
Voor mensen die naast de Wmo ook een beroep doen op de AWBZ (hulp bij het huishouden) geldt overigens dat voor de AWBZ wel de minimale eigen bijdrage van € 16,60 of € 23,80 per maand geïnd wordt. 2. Hulp bij het huishouden Onder de AWBZ ontvangen klanten een pgb dat 75% bedraagt van de kosten in natura voor het geïndiceerde aantal uren. De redenering is, dat een pgb houder goedkoper uit is. In de regel koopt een pgb-houder geen hulp in bij een thuiszorgorganisatie, maar regelt dit particulier. Hierdoor zijn er geen tot minimale overheadkosten. Onder de Wmo koopt de ISDR de hulp bij het huishouden in via een verplichte Europese aanbestedingsprocedure. Door de marktwerking ligt de uurprijs lager dan onder de AWBZ. Om deze reden is overname van de systematiek van de AWBZ niet reëel.
1
BIJLAGE Ib Toelichting Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning ISD De Rijnstreek
In het Besluit is gekozen om de uurprijs voor de pgb-houder gelijk te stellen aan het laagste uurtarief dat uit de aanbesteding komt. Dit geldt voor zowel categorie 1 als categorie 2. Bij de aanbesteding is er van uitgegaan dat het totale gemiddelde gebruik van de uren hulp bij het huishouden uit zal komen op het gemiddelde van de diverse klassen. Deze aanname hanteren we ook bij pgb-houders. Voor een pgb-houder betekent dit het volgende. Een pgb-houder ontvangt een indicatie voor één van beide categorieën hulp bij het huishouden en voor een klasse. Het bijbehorend budget wordt vervolgens berekend op het gemiddelde van de klasse, naar boven afgerond op halve uren, en op de laagst gecontracteerde prijs. De pgb-houder is zelf vrij om het budget in te zetten. Mocht hij een hulp hebben voor een lager uurtarief, dan kunnen dus meer uren ingekocht worden. Andersom is dat ook het geval: als het uurtarief hoger is, kunnen er minder uren ingekocht worden. Een pgb-houder legt via een eenvoudig urenoverzicht per kwartaal verantwoording af over de besteding van het pgb. Deze verantwoording wordt steekproefsgewijs gecontroleerd. Bij een goede indicering zal geen sprake zijn van een overschot op het budget. Om deze reden wordt ook geen geld teruggevorderd, tenzij blijkt dat het budget niet is ingezet voor de geïndiceerde hulp. Als blijkt dat een pgb-houder een aanzienlijk bedrag overhoudt, kan sprake zijn van een onjuiste indicatie. In dat geval kan een vervroegde herindicatie plaatsvinden. 3. Woonvoorzieningen Voor het bepalen van de hoogte van een pgb of een financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening is een indicatie van de kosten nodig. Om deze reden wordt door de ISDR één of meerdere offertes opgevraagd conform het aanbestedingsbeleid. De laagste offerte is vervolgens bepalend voor de hoogte van het pgb of de financiële tegemoetkoming. Voor een aantal woonvoorzieningen gelden vaste tarieven. Dit is nu ook het geval binnen de Wvg. Deze tarieven blijven gelijk. Dit geldt voor verhuiskosten, bezoekbaar maken, woningsanering, kosten tijdelijke huisvesting en kosten huurderving. Nieuw in de Wmo is de mogelijkheid een financiële tegemoetkoming aan te vragen voor het logeerbaar maken van een woning. Voor de hoogte van deze tegemoetkoming is aansluiting gevonden bij het maximale bedrag dat uitgekeerd wordt om een woning aan te passen. Zijn de kosten hoger, dan ligt een verhuizing naar een aangepaste woning voor de hand. De verantwoording en controle van het pgb of de financiële tegemoetkoming is gelijk aan de huidige praktijk onder de Wvg. Er worden originele facturen en betalingsbewijzen overlegd en deze worden gecontroleerd. 4. Vervoersvoorzieningen Bij een indicatie voor een vervoersvoorziening wordt een programma van eisen opgesteld voor de vervoersvoorziening. Dit programma van eisen is de basis voor een offerte, die vervolgens de hoogte van het budget bepaalt. Het pgb wordt vervolgens aangevuld met een bedrag voor onderhoud. Dit is een vast percentage dat nog berekend wordt. De overige artikelen onder het hoofdstuk vervoersvoorzieningen zijn overgenomen uit de uitvoeringsregels van de Wvg. 5. Rolstoelvoorzieningen
2
BIJLAGE Ib Toelichting Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning ISD De Rijnstreek
Ook bij een indicatie voor een rolstoelvoorziening wordt een programma van eisen opgesteld voor de rolstoelvoorziening. Dit programma van eisen is de basis voor een offerte, die vervolgens de hoogte van het budget bepaalt. Ook hierbij wordt het budget aangevuld met een bedrag voor onderhoud. Voor de aanschaf van een sportrolstoel is een vast bedrag opgenomen, overeenkomstig de huidige systematiek onder de Wvg.
B.
Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen Artikel 1 lid 1 Besluit bevat de nodige begripsbepalingen. Er is voor gekozen om de begrippen die al zijn gedefinieerd in de Wmo, de Verordening, de AMvB en de Algemene wet bestuursrecht niet nogmaals in het Besluit te definiëren (artikel 1 lid 2 Besluit). Hoofdstuk 2 Regels rond het weigeren van het persoonsgebonden budget. Artikel 2 Weigeringgronden persoonsgebonden budget In artikel 2 Besluit heeft het dagelijks bestuur invulling gegeven aan het begrip overwegende bezwaren, zoals bedoeld in artikel 6 Wmo. Artikel 2 Besluit noemt in algemene bewoordingen een aantal situaties waarin geen persoonsgebonden budget wordt verstrekt. In de genoemde situaties is er naar het oordeel van het dagelijks bestuur sprake van overwegende bezwaren die ertoe leiden dat de belanghebbende niet de keuze heeft tussen de voorziening in natura en de voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget Hoofdstuk 3 Omvang van de eigen bijdrage/eigen aandeel Artikel 3 Hulp bij het huishouden Artikel 3 Besluit bepaalt wat de belanghebbende per vier weken aan eigen bijdrage maximaal is verschuldigd voor de hulp bij het huishouden. De zinsnede “met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.1 AmvB” ziet op de kaders die in dat artikel zijn vastgelegd. Artikel 4.1 AMvB bepaalt wat de belanghebbende per vier weken maximaal aan eigen bijdrage en eigen aandeel verschuldigd mag zijn. De hoogte van de eigen bijdrage voor hulp bij het huishouden kan daarom per vier weken minder zijn dan de in artikel 3 AMvB genoemde maxima, omdat al een eigen bijdrage of eigen aandeel voor een andere Wmovoorziening verschuldigd is. Artikel 4 Vervoers- en woonvoorzieningen Artikel 4 lid 1 Besluit bepaalt wat de belanghebbende per vier weken maximaal aan eigen bijdrage en eigen aandeel tezamen verschuldigd is voor vervoers- en woonvoorzieningen. Zie voor de toelichting op de zinsnede “met inachtneming van het bepaalde in artikel 4.1 AMvB” de toelichting bij artikel 3 Besluit. Lid 2 van artikel 4 Besluit bepaalt de maximale periode waarover eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd is. Deze periode is dertien perioden van vier weken ofwel 1 jaar.
Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden. Artikel 5 Hoogte persoonsgebonden budget
3
BIJLAGE Ib Toelichting Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning ISD De Rijnstreek
In dit artikel wordt aangegeven hoe het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt vastgesteld. Bij de hoogte van het persoonsgebonden budget is uitgegaan van het gemiddeld aantal uren per klassen. Dit gemiddelde is naar boven afgerond op halve uren. De vergoeding per uur is bepaald ter hoogte van het laagste tarief waarvoor hulp bij het huishouden door de ISD De Rijnstreek wordt ingekocht. NB: Dit bedrag is pas bekend na definitieve gunning voor de hulp bij het huishouden, dit zal naar verwachting eind november 2006 zijn. Op dat moment worden de juiste bedragen ingevuld. Dit geldt ook voor het uurtarief voor de additionele uren. Artikel 6 Verantwoording en controle Dit artikel regelt de verantwoording en controle. Hierbij is gekozen voor aansluiting bij de AWBZsystematiek. Dat wil zeggen dat er altijd verantwoording moet plaatsvinden, waarbij steekproefsgewijs controle plaatsvindt. Door verantwoording en controle te laten plaatsvinden, kan het dagelijks bestuur vaststellen of belanghebbende de hulp bij het huishouden heeft ingekocht waarvoor het persoonsgebonden budget is bedoeld. Mocht hierbij blijken dat dit niet het geval is, dan kan het dagelijks bestuur het persoonsgebonden budget terugvorderen. Artikel 7 Bevoorschotting Dit artikel regelt op welke wijze het persoonsgebonden budget voor de hulp bij het huishouden wordt uitbetaald. De uitbetaling vindt per kwartaal plaats op basis van bevoorschotting.
Hoofdstuk 5 Woonvoorzieningen Artikel 8 Hoogte persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming De vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor de woningaanpassing en de woonvoorziening van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard wordt gebaseerd op de offerte van de laagste aanbieder. Het programma van eisen vormt de basis voor de offerte. Dit artikel regelt eveneens de jaarlijkse vergoeding voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering. De kosten zijn bepaald op het percentage dat de leveranciers normaal hanteren voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering bij de verstrekking van voorzieningen. Artikel 9 Anti-speculatiebeding Dit artikel bevat de staffelsgewijze uitwerking van het anti-speculatiebeding, zoals vastgelegd in artikel 45 Verordening. Artikel 10 Verhuiskosten Dit artikel regelt de hoogte van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten. In lid 2 is een maximum bedrag opgenomen. Artikel 11 Logeerbaar/bezoekbaar maken Het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woning bedraagt maximaal € 4.537,80. Voor het logeerbaar maken is het maximum € 7.800,Artikel 12 Woningsanering Lid 1 van dit artikel bepaalt de maximaal te verstrekken bedragen voor woningsanering. Lid 2 bepaalt welk deel van de in lid 1 genoemde maximale bedragen in aanmerking komt voor vergoeding. Artikel 13 Kosten tijdelijke huisvesting
4
BIJLAGE Ib Toelichting Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning ISD De Rijnstreek
Dit artikel bepaalt de hoogte van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming indien de persoon met beperkingen zich als gevolg van een woningaanpassing tijdelijke elders moet huisvesten. De maximale duur is 6 maanden. Artikel 14 Kosten huurderving Dit artikel bepaalt de hoogte van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming die aan een eigenaar van een woning kan worden verstrekt wegens huurderving. De maximale duur is ook hier 6 maanden. Artikel 15 Verantwoording Dit artikel regelt de verantwoording. Hiertoe moet de budgethouder de volgende gegevens overleggen: aankoopbewijs, betalingsbewijs en afgesloten onderhouds- en servicecontract.
Hoofdstuk 6 Vervoersvoorzieningen Artikel 16 Hoogte persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming De vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor de vervoersvoorzieningen als bedoeld in artikel 46 lid 2 en lid 3 onder a en b Verordening wordt op basis van de tegenwaarde van de kostprijs van de goedkoopst-adequate voorziening inclusief onderhoud, reparatie en verzekering. Artikel 17 Kosten onderhoud, reparatie en verzekering Dit artikel regelt de jaarlijkse vergoeding voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering. De kosten zijn bepaald op het percentage dat de leveranciers normaal hanteren voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering bij de verstrekking van voorzieningen. Artikel 18 Tegemoetkoming taxikosten/gebruik eigen auto In dit artikel bepaalt de maximale hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor voorzieningen als bedoeld in artikel 46 lid 3 onder c Verordening. Artikel 19 Stapeling van voorzieningen Dit artikel is opgenomen om een ongewenste stapeling van vervoersvoorzieningen tegen te gaan. Artikel 20 Verantwoording Dit artikel regelt de verantwoording. Hiertoe moet de budgethouder de volgende gegevens overleggen: aankoopbewijs, betalingsbewijs en afgesloten onderhouds- en servicecontract. De verantwoording van de financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een eigen auto, taxi of rolstoeltaxi vindt eenmaal per kwartaal plaats (lid 2). Hoofdstuk 7 Rolstoelvoorzieningen Artikel 21 Hoogte persoonsgebonden budget/financiële tegemoetkoming De vaststelling van de hoogte van het persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor de rolstoelvoorzieningen als bedoeld in artikel 50 Verordening vindt plaats op basis van de tegenwaarde van de kostprijs van de goedkoopst-adequate voorziening, inclusief onderhoud, reparatie en verzekering. Artikel 22 Kosten onderhoud, reparatie en verzekering Dit artikel regelt de jaarlijkse vergoeding voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering. De kosten zijn bepaald op het percentage dat de leveranciers normaal hanteren voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering bij de verstrekking van voorzieningen.
5
BIJLAGE Ib Toelichting Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning ISD De Rijnstreek
Artikel 23 Sportrolstoel Voor de kosten van een sportrolstoel wordt een persoonsgebonden budget verstrekt. De persoon met beperkingen dient de sportrolstoel voor dit bedrag zelf aan te schaffen en gedurende drie jaar te onderhouden, zonodig te repareren en/of te verzekeren. Artikel 24 Verantwoording en controle Dit artikel regelt de verantwoording. Hiertoe moet de budgethouder de volgende gegevens overleggen: aankoopbewijs, betalingsbewijs en afgesloten onderhouds- en servicecontract.
Hoofdstuk 8 Slotbepalingen Artikel 25 Citeer titel Dit artikel behoeft geen verdere toelichting. Artikel 26 Inwerkingtreding Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
6