Besluit uitvoeringsregels Wmo 2015 gemeente Son en Breugel “De verordening in uitvoering”
1.
Inleiding
De verordening geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). De Wmo 2015 is een uitvloeisel van de decentralisatie naar gemeenten van een aantal taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). Deze taken worden toegevoegd aan het takenpakket dat al bij gemeenten lag onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning. Hierbij wordt deels voortgeborduurd op de weg die met die wet al was ingezet. Er wordt gekeken wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de cliënt en zijn sociaal netwerk, vervolgens zal waar nodig de gemeente in aanvulling hierop hem in staat stellen gebruik te maken van een algemene voorziening of – als dat niet volstaat – een maatwerkvoorziening waarmee een bijdrage wordt geleverd aan zijn mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig te functioneren in de maatschappij. Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden. Dit om de hulpvraag van de cliënt, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen. De Wmo 2015, de verordening en deze beleidsregels leggen deze toegangsprocedure vast. Want waar het recht op compensatie dat bestond onder de ‘oude’ Wet maatschappelijke ondersteuning is komen te vervallen, wordt een recht op een zorgvuldige procedure daartegenover gesteld. Een dergelijke procedure die bovendien goed wordt uitgevoerd, zal telkens tot een juist besluit moeten leiden; ondersteuning waar ondersteuning nodig is. Indien de cliënt van mening is dat het college hem ten onrechte geen maatwerkvoorziening verstrekt of dat de maatwerkvoorziening onvoldoende bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie kan betrokkene daartegen vanzelfsprekend bezwaar maken. En daarna eventueel in beroep gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures. De Wmo 2015 en de verordening leggen veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door deskundige consulenten, ambtenaren of aanbieders. Waar in de verordening en in de wet ‘het college’ staat, kan het college deze bevoegdheid namelijk mandateren aan ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb.
2
2.
Procedure
2.1
Hulpvraag
Wanneer een cliënt behoefte heeft aan ondersteuning kan hij of zij bij het CMD zijn vraag stellen. Soms blijkt na een korte vraagverkenning dat informatie en advies voldoende is. Wanneer verdere vraagverheldering of verdieping nodig blijkt dan zal het brede gesprek gevoerd worden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van een gezamenlijke checklist zodat alle levensgebieden (inkomen, gezondheid, relatie/gezin, etc.) worden besproken. De zogenaamde “zelfredzaamheidmatrix” (http://www.zelfredzaamheidmatrix.nl/resources/site1449/General/Matrix/Zelfredzaamh eid_Matrix_Ouderschap%202013.pdf) kan hierbij als instrument worden gebruikt. Van het gesprek wordt door de gespreksvoerder aantekeningen gemaakt die uitgewerkt worden tot een verslag. Dit verslag wordt bij de aanvraag gevoegd om te voorkomen dat zaken dubbel gedaan worden. Belanghebbende heeft de mogelijkheid in het verslag correcties en aanvullingen aan te brengen. Deze komen niet in de plaats van het oorspronkelijke verslag, maar worden aan het oorspronkelijke verslag toegevoegd.
2.2
De beschikking
De cliënt ontvangt de beslissing op de aanvraag op ondersteuning op grond van de Wmo 2015 binnen 2 weken schriftelijk in de vorm van een beschikking. Indien deze termijn overschreden lijkt te worden, zal op grond van de Awb de cliënt schriftelijk geïnformeerd worden over een verlenging van deze termijn met 8 weken.
2.3
Persoonlijk Plan
Het persoonlijk plan is een schriftelijke onderbouwing van de hulpvraag waarin ook de mogelijke oplossingen worden aangegeven. Het persoonlijk plan wordt door de cliënt of in samenspraak met de medewerker CMD opgesteld. Het opstellen van een persoonlijk plan is overigens geen verplichting van de cliënt. Het plan: - is persoonlijk; - betrekt, waar dit relevant is, de situatie van alle betrokkenen; - is gericht op bevordering, behoud of ondersteunen bij de zelfredzaamheid en participatie van de leefeenheid; - behandelt meerdere leefdomeinen conform de zelfredzaamheidmatrix (ZRM); - is de drager van het proces en is de samenvatting van het onderzoek (wat is er aan de -hand, welke zorgen zijn er), beschrijft doelen, de in te zetten ondersteuning en zorg (wat gaan we doen, wie doet wat en wanneer) en de te behalen resultaten; - wordt ondertekend door de cliënt, betrokkenen in het sociaal netwerk en de medewerker CMD, geeft richting aan de ondersteuning in de praktijk (professionele sturing), het is richtinggevend voor ondersteunende en uitvoerende werkers en is bindend voor alle betrokkenen; - is consistent, het doel van het plan en de doelen in het plan houden verband met elkaar: er is samenhang - benoemt de medewerker CMD die overzicht over alle afspraken heeft, deze coördineert en bewaakt (wie/wat/wanneer, één regisseur), zorg draagt voor evaluatie van het ondersteuningsplan, eventuele bijstelling en afronding.
3
3.
Criteria voor een maatwerkvoorziening
3.1
Hoofdverblijf
Een voorwaarde om voor een maatwerk voorziening in aanmerking te komen is dat de cliënt zijn hoofdverblijf in de gemeente heeft waar de aanvraag gedaan wordt. Cliënt moet ingeschreven staan in de Basisregistratie personen (BRP, voorheen het GBA) van de gemeente. Hoofdverblijf betekent volgens jurisprudentie meer dan alleen ingeschreven staan in de BRP; belanghebbende moet daadwerkelijk het grootste deel van de tijd in de gemeente verblijven. Als belanghebbende kan aantonen dat hij op korte termijn in de gemeente van aanvraag komt wonen, kan -als hij nog niet staat ingeschreven in de BRP- de aanvraag in behandeling worden genomen. Er wordt dan wel een termijn afgesproken waar binnen de inschrijving in het BRP geregeld moet zijn.
3.2
Duur van de beperking
Bij de beoordeling van de hulpvraag wordt rekening gehouden met de duur, aard en ernst van de beperkingen. Er moet worden vastgesteld dat er sprake is van beperkingen waardoor belanghebbende niet kan deelnemen aan het leven van alle dag. Een voorziening kan slechts worden toegekend indien deze langdurig noodzakelijk is. Met langdurig wordt bedoeld dat de cliënt voor langere tijd (ter indicatie: langer dan een half jaar) aangewezen moet zijn op de desbetreffende voorziening. Voor langere tijd betekent in ieder geval dat wie tijdelijk beperkingen ondervindt, bijvoorbeeld door een ongeluk, terwijl vaststaat dat de beperkingen slechts tijdelijk zijn, niet voor een voorziening in aanmerking komt. Degene die voor 'beperkte of onzekere duur' beperkingen ondervindt kan een beroep doen op de Zorgverzekeringswet. Als de prognose is dat de cliënt na enige tijd zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen zal kunnen functioneren, dan mag het college van kortdurende noodzaak uitgaan en dus de Wmo-aanvraag afwijzen. Ondersteuning bij het huishouden kan wel voor een korte periode worden toegekend.
3.3
Individueel gericht
Een maatwerkvoorziening moet in overwegende mate op het individu gericht zijn. Een aanvraag voor een gemeenschappelijke voorziening is niet mogelijk. Dit betekent dat er altijd één individuele aanvrager moet zijn die de voorziening aanvraagt. De voorziening moet specifiek op de persoon van de aanvrager gericht zijn
3.4.
Afschrijvingstermijn
Er wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is. Tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen, of tenzij cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.
4
3.5
Algemene voorzieningen
Wanneer blijkt dat cliënt niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kan komen, wordt beoordeeld of er zogenaamde algemene voorzieningen zijn die de problemen die cliënt ervaart (gedeeltelijk) kunnen oplossen. Algemene voorziening is een breed begrip. Het betreft voorzieningen waar iedereen, zonder indicatie of andere vorm van toegang, gebruik van kan maken. Algemene voorzieningen kunnen: - commerciële diensten (marktvoorziening) zijn zoals - schoonmaakdienst, - een wasserette/stomerij of - een boodschappenbezorgdienst van een supermarkt - maar ook diensten zonder winstoogmerk, zoals - het restaurant van een verzorgingshuis waar buurtbewoners tegen een geringe vergoeding kunnen eten. De bedoeling is dat er steeds meer algemene voorzieningen komen zodat inwoners minder een beroep doen op (duurdere) maatwerkvoorzieningen.
3.6.
Voorliggende voorzieningen op grond van andere wet- of regelgeving
Voorliggend op de Wmo is een voorziening/dienst op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet of Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen (UWV). Indien dit het geval is, zal er op grond van de Wmo geen voorziening/dienst worden verstrekt. Voorliggende voorzieningen vanuit de Zorgverzekeringswet zijn ondermeer loophulpmiddelen. Ziektekostenverzekeraars hebben afspraken met hulpmiddelendepots van thuiszorgaanbieders voor tijdelijk gebruik van krukken of een rolstoel en met hulpmiddelenleveranciers voor permanent gebruik van andere loophulpmiddelen. Het aanbod is afhankelijk van het verzekeringspakket. Vanuit UWV en de werkgever kan er aanspraak gedaan worden op hulpmiddelen in de werksituatie en voor vervoer van en naar het werk. De Wlz is verantwoordelijke voor woningaanpassingen en diensten in een Wlz-instelling.
3.7
Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Een algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die voldoet aan de volgende criteria: - Het is niet speciaal bedoeld voor personen met een beperking; - Het is verkrijgbaar in de reguliere handel; - Het kan voor een persoon zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie worden gerekend tot het normale aanschaffingspatroon. In geval van een laag inkomen (op bijstandsniveau) kan een beroep worden gedaan op bijzondere bijstand. Een voorziening kan ook bestaan uit een PGB voor de meerkosten ten opzichte van de algemeen gebruikelijke kosten die iemand voor de noodzakelijke voorziening moet maken. Hierbij kan worden gedacht aan een auto of fiets met (specifiek vanwege de handicap noodzakelijke) aanpassingen. Een auto of fiets is algemeen gebruikelijk, dus de kosten hiervoor (normbedragen zoals vastgesteld door het NIBUD) worden niet vergoed.
5
3.8
Goedkoopst adequate maatwerkvoorziening of individuele voorziening
De verstrekking is altijd gebaseerd op de goedkoopst adequate voorziening. Er zijn vaak meerdere geschikte oplossingen, maar er wordt gekozen voor de oplossing die naar objectieve maatstaven de goedkoopste is. Indien belanghebbende een duurdere voorziening wil (die eveneens adequaat is) komen de meerkosten voor rekening van belanghebbende. In dergelijke situaties kan de verstrekking plaatsvinden in de vorm van een PGB gebaseerd op de goedkoopste voorziening.
3.9
Verantwoordelijkheden belanghebbende versus college
In de verordening wordt uitgebreid de verantwoordelijkheid van het college en de verantwoordelijkheid van cliënt benoemt. In de Wmo 2015 wordt uitgegaan van wederzijdse inspanningen van zowel gemeente als cliënt. Er wordt zowel een beroep gedaan op de gemeente om zeer uitgebreid alle mogelijkheden om tot oplossingen te komen te onderzoeken, als op de eigen kracht van de cliënt van wie wordt verwacht eerst zelf naar oplossingen te zoeken voordat bij de gemeente om ondersteuning wordt gevraagd.
6
4.
Regels voor een persoonsgebonden budget (PGB) bij een maatwerkvoorziening
Een PGB kan een geschikt instrument zijn voor de cliënt om zijn leven naar eigen wensen en behoeften in te vullen. Het is een verstrekkingsvorm die bij uitstek geschikt is voor mensen die zelf de regie over hun leven kunnen voeren. De gemeente streeft ernaar dat een PGB niet noodzakelijk is, omdat alle gewenste voorzieningen op lokaal niveau aanwezig zijn, maar beseft hierbij dat dit niet in alle gevallen mogelijk is. De gemeente vindt het van belang dat mensen eigen regie over hun leven kunnen voeren en dat zij, indien zij dit wensen, hiervoor een PGB inzetten. Wanneer de cliënt niet voldoende in staat is dat op eigen kracht te doen kan de cliënt zich laten bijstaan door zijn sociale netwerk dan wel door een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde.
4.1
Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een PGB
4.1.1
Motivatie
De cliënt moet gemotiveerd aangeven dat hij gebruik wil maken van een Pgb.
4.1.2
Bekwaamheid van de budgethouder
Overwegende bezwaren zijn er als er een ernstig vermoeden is dat de budgethouder problemen zal hebben met het omgaan met een Pgb. De situaties waarbij het risico groot is dat het Pgb niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn: - de belanghebbende handelingsonbekwaam is; - de belanghebbende heeft als gevolg van dementie, een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie heeft; - er sprake van verslavingsproblematiek is; - er eerder misbruik gemaakt is van het Pgb; - eerder sprake is geweest van fraude. Bovenstaande opsomming is niet limitatief. Er kunnen andere situaties denkbaar zijn waarin het verstrekken van een Pgb niet gewenst is. In deze situaties kan een Pgb worden geweigerd. Om een Pgb af te wijzen op overwegende bezwaren, moet er enige feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan afgewezen kan worden. Dit kan een medische onderbouwing zijn, maar ook het aantonen van schulden of eerder misbruik. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.
4.1.3
Kwaliteit van dienstverlening
De kwaliteit van de dienstverlening die ingezet wordt door een Pgb moet van vergelijkbare kwaliteit zijn als de dienstverlening in zorg in natura.
4.2
Voorlichting
Zoals uit de Wmo 2015 is af te leiden, is het belangrijk dat cliënten vooraf goed weten wat het Pgb inhoudt en welke verantwoordelijkheden ze daarbij hebben. Deze voorlichting zal al bij het moment van aanvragen worden gegeven. Daarnaast verzorgt
7
het servicecentrum Pgb van de sociale verzekeringsbank (SVB) voorlichting voor en ondersteuning van budgethouders.
4.3
Eigen verantwoordelijkheden van de budgethouder
De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor: - het inkopen van de individuele voorziening, hulpmiddel of hulp; - het onderhoud, de reparaties en de verzekering van het hulpmiddel. Degene die ingeschakeld wordt voor hulp is verantwoordelijk voor het doorgeven van loongegevens aan de belastingdienst.
4.4
Trekkingsrecht
In de Wmo 2015 is de verplichting opgenomen dat gemeenten Pgb’s uitbetalen in de vorm van trekkingsrecht. Dit houdt in dat de gemeente het Pgb niet op de bankrekening van de cliënt (budgethouder) stort, maar op rekening van het servicecentrum Pgb van de SVB. De cliënt (budgethouder) laat via declaraties of facturen aan de SVB weten hoeveel uren hulp zijn geleverd en de SVB zorgt vervolgens voor de uitbetaling van de zorgverlener. De niet bestede Pgb bedragen worden door de SVB na afloop van de verantwoordingsperiode terugbetaald aan de gemeente. Ook de Pgb’s voor een hulpmiddel of voorziening moeten door de gemeente worden overgemaakt naar de SVB, waarna de SVB de ingezonden facturen betaalt. Dat geldt echter niet voor eenmalige Pgb’s die in 2015 worden verstrekt. Het Rijk heeft besloten dat gemeenten eenmalige Pgb’s (voor bijvoorbeeld een woningaanpassing of vervoermiddel) in 2015 nog zelf kunnen betalen. Het blijkt namelijk niet mogelijk om per 1 januari eenmalige Pgb’s volgens de werkwijze van het trekkingsrecht (via de SVB) uit te voeren.
4.5
Inzetten sociaal netwerk
In de motivatie van de cliënt kan hij of zij de wens uitspreken om zijn sociale netwerk in te willen zetten bij het Pgb. In navolging van de regering stelt het college vast dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt.
4.6
Voorwaarden voor verstrekking
1. Bij verstrekking van een Pgb voor hulpmiddelen is de belanghebbende vrij om te kiezen voor een willekeurige leverancier. Echter het college bepaalt de hoogte van het Pgb aan de hand van de goedkoopst adequate voorziening zoals die kan worden geleverd door de gecontracteerde leverancier van de gemeente. De hoogte van het Pgb is inclusief de eventuele kosten voor onderhoud, reparatie, keuring en verzekering, zijnde 10% van de waarde van de toegekende voorziening. Bij overlijden van de belanghebbende voor het verstrijken van de afschrijftermijn van de verstrekte, kan het resterende bedrag worden ingebracht in de nalatenschap. 2. Het Pgb voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen kan worden verstrekt in één keer. De volgende voorwaarden worden gesteld aan een Pgb: a. Het te verstrekken Pgb geldt voor de periode die gelijk is aan de technische levensduur van de voorziening (afschrijftermijn van maximaal 7 jaar);
8
b. Het te verstrekken Pgb is inclusief de standaardaanpassingen; c. Voor individuele aanpassingen wordt een Pgb verstrekt ter hoogte van de daadwerkelijke kosten; d. Het Pgb moet worden besteed aan de kosten die betrekking hebben op het compenseren van de beperkingen; e. Indien het Pgb betrekking heeft op individuele aanpassingen bij vervoersvoorzieningen en rolstoelen dan kunnen de kosten voor een individuele aanpassing slechts opnieuw worden vergoed indien de voorziening niet is afgeschreven en de voorziening zonder de nieuwe aanpassing niet meer adequaat is; f. Indien een goedkopere voorziening wordt aangeschaft, wordt het Pgb beperkt tot aankoopprijs van de gekochte voorziening; g. Indien, nadat de afschrijftermijn is verstreken, de voorziening nog in goede staat verkeert, wordt in beginsel geen nieuw Pgb verstrekt. Daarbij wordt gekeken naar de algemeen gebruikelijke eisen van dat moment. h. Van de belanghebbende wordt verwacht dat hij zorgvuldig met de voorziening omgaat en onnodige schade en slijtage voorkomt; i. De belanghebbende dient zelf zorg te dragen voor een aansprakelijkheidsverzekering voor schade die door het gebruik van de voorziening aan derden kan ontstaan; j. Indien de belanghebbende niet gedurende de gehele termijn waarbinnen de voorziening wordt afgeschreven recht heeft op de voorziening, wordt het Pgb van de belanghebbende teruggevorderd tot het bedrag waarvoor de afschrijftermijn nog niet verstreken is. Hiermee wordt het risico voor het gebruik van het Pgb bij de belanghebbende gelegd; k. Indien de belanghebbende niet gedurende de gehele termijn waarbinnen de voorziening wordt afgeschreven, op adequate wijze gebruik kan maken van de voorziening, wordt het Pgb van de belanghebbende teruggevorderd tot het bedrag waarvoor de afschrijftermijn nog niet verstreken is. Hiermee wordt het risico voor het gebruik van het Pgb bij de ondersteuning behoevende gelegd l. Het Pgb voor woonvoorzieningen (zijnde bouwkundige en woontechnische woonvoorzieningen) wordt in één keer verstrekt. De volgende voorwaarden worden gesteld aan een eenmalig Pgb: m. Binnen 2 maanden na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van woningaanpassing of uiterlijk binnen 12 maanden na datum besluit van deze voorziening moet de factuur worden ingediend. n. Het Pgb moeten worden besteed aan de kosten die betrekking hebben op het compenseren van de beperkingen; o. Wanneer er een Pgb wordt verstrekt voor een traplift wordt een afschrijftermijn van 10 jaar gehanteerd voor de traplift; p. Indien de belanghebbende niet gedurende de gehele termijn waarbinnen de traplift wordt afgeschreven recht heeft op de traplift of de traplift wordt binnen de afschrijftermijn verwijderd uit de woning, wordt conform onderstaande tabel een gedeelte van de aanschafprijs van de traplift teruggevorderd: Afschrijftermijn
Terug te vorderen percentage van aanschafprijs
9
0 t/m 3 jaar 4 t/m 7 jaar 8 t/m 10 jaar
4.7
70% 40% 10%
Omzetting Pgb in voorziening in natura
Een omzetting van het Pgb in een voorziening in natura is binnen de afschrijftermijn niet meer mogelijk nadat het Pgb al is besteed aan een voorziening.
4.8
Pgb bij individuele begeleiding, dagbesteding en kortdurend verblijf en ondersteuning bij het huishouden
De gemeente maakt onderscheid tussen ondersteuning die wordt geleverd door gediplomeerde hulpverleners verbonden aan een zorgaanbieder en hulpverleners die niet in dienst zijn (zoals het sociale netwerk, werkstudenten). Wanneer het Pgb wordt ingezet voor gediplomeerde hulpverleners verbonden aan een zorgaanbieder geldt dat het Pgb gelijk is aan de kostprijs van de goedkoopste adequate maatwerkvoorziening in natura. In alle overige gevallen geldt een lager tarief. (zie financieel besluit) Bij een Pgb voor de maatwerkvoorziening ondersteuning bij het huishouden voor het sociale netwerk geldt een ander tarief (zie financieel besluit). Tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het Pgb betaald worden.
4.9 Overgangsrecht In de Wmo 2015 is een overgangsrecht opgenomen. Dit overgangsrecht geldt ook voor personen die gebruik maken van een Pgb. Het overgangsrecht houdt in dat de cliënt recht heeft op de huidige indicatie tot maximaal eind 2015. Indien de indicatie in de loop van 2015 afloopt wordt het Pgb gebaseerd op het dan geldende tarief.
10
5.
Regels voor bijdrage voor maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen
De wet maakt een onderscheid tussen de bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. De bijdragen in de kosten van algemene voorzieningen mag de gemeente bepalen en dit mag kostendekkend zijn. De bijdragen in de kosten van maatwerkvoorzieningen zijn gelimiteerd tot een bedrag gelijk aan de kostprijs van de voorziening.
5.1
Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen
De hoogte van de eigen bijdrage wordt vastgesteld door het Centraal Administratie Kantoor (CAK) en is afhankelijk van de kostprijs van de voorziening en de hoogte van het inkomen en vermogen.
5.2
Vaststelling eigen bijdrage
De gemeente legt een eigen bijdrage op voor alle maatwerkvoorzieningen waarvoor dat wettelijk is toegestaan. Daarbij gaan we uit van de kostprijs van de voorziening in natura, of de hoogte van het verstrekte Pgb. Er is geen eigen bijdrage verschuldigd voor een rolstoel en voor voorzieningen voor jeugdigen onder de 18 jaar (m.u.v. woningaanpassingen). Er zijn vier verschillende wijzen waarop een voorziening verstrekt kan worden. Dat wil niet zeggen dat de cliënt altijd de keuze heeft. Het heeft namelijk met name te maken met de wijze waarop de gemeente een overeenkomst met een leverancier heeft afgesloten. 1. Voor de voorzieningen waar een bruikleenovereenkomst voor is afgesloten leggen wij een eigen bijdrage op, uitgaande van de duur van de bruikleenovereenkomst en de kosten van de voorziening voor de gemeente. Dit betekent dat zo lang er een voorziening in gebruik is er een Eigen Bijdrage wordt betaald 2. Voor de maatwerkvoorziening ondersteuning bij het huishouden geldt een eigen bijdrage. Deze wordt opgelegd op basis van het bedrag dat we aan de zorgleverancier betalen. Zolang er hulp geleverd wordt, wordt een eigen bijdrage opgelegd. De jaarlijkse indexering kan doorgegeven worden aan het CAK. 3. Als een Pgb periodiek wordt vertrekt, dan wordt over dat bedrag een eigen bijdrage opgelegd zolang het Pgb verstrekt wordt. 4. Voor de voorzieningen die de gemeente aanschaft en die in lease of in eigendom verstrekt worden, wordt een periode vastgesteld waarover de eigen bijdrage opgelegd wordt. De periode is gelijk aan de afschrijftermijn van de voorziening
11
Voor een Pgb, dat incidenteel verstrekt wordt gaan we uit van de kostprijs minus de kosten voor onderhoud en reparatie. Voor een maatwerkvoorziening ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is een eigen bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders. Voor de vaststelling van de hoogte en duur va de eigen bijdrage geldt dezelfde berekening als die voor een eigen bijdrage voor voorzieningen die aan een volwassene worden toegekend. Aan jeugdigen tot 18 jaar mag niet voor alle voorzieningen een eigen bijdrage opgelegd worden. Als cliënt 18 jaar oud is, kan voor de verstrekte voorzieningen alsnog een eigen bijdrage opgelegd worden. Vanaf de eerste periode volgend op de dag dat de cliënt 18 jaar oud wordt, gaan we een eigen bijdrage heffen, voor de betreffende voorzieningen waarbij dat wettelijk is toegestaan. Daarbij gelden bovenstaande afspraken. Bij voorzieningen die in eigendom verstrekt worden of als Pgb wordt het aantal perioden vastgesteld bij de toekenning. De cliënt hoeft dan alleen nog maar over de resterende perioden een eigen bijdrage te betalen. Dit wordt in de toekenningsbeschikking vermeld.
5.3.
Overgangsregeling
Voor cliënten die een toekenning hebben gekregen voor 1 januari 2015 op basis van de Wmo voor een voorziening op basis van een bruikleenovereenkomst geldt een overgangstermijn van 6 maanden. Cliënten worden in 2015 van de wijzigingen op de hoogte gebracht. Cliënt heeft dan een redelijke termijn om zich op de nieuwe situatie in te stellen, naar eigen mogelijkheden te zoeken en eventueel af te zien van de voorziening. Voor voorzieningen die voor 1 januari 2015 in eigendom of in de vorm van een incidenteel Pgb zijn verstrekt, wordt de eigen bijdrage niet gewijzigd. Als een voorziening, die is toegekend voor 1 januari 2015, wordt vervangen op verzoek van de gemeente of als er noodzaak voor vervanging is door een fout van de gemeente, of als een voorziening vervangen moet worden, omdat er sprake is van mankementen die niet door cliënt veroorzaakt zijn, dan wordt de periode van de eigen bijdrage niet voor 1 januari 2016 gewijzigd. In alle andere gevallen van vervanging gaat de nieuwe werkwijze met betrekking tot de eigen bijdrage meteen in. Cliënten met een indicatie voor de AWBZ-functies die per 1 januari 2015 zijn overgeheveld naar de Wmo 2015, behouden hun rechten gedurende de looptijd van hun indicatiebesluit maar uiterlijk tot het einde van 2015. Concreet houdt dit ook in dat de bijdrage die zij op grond van het Bijdragebesluit zorg verschuldigd waren gedurende de looptijd van hun indicatiebesluit verschuldigd blijven
5.4
Eigen bijdrage algemene voorziening
Voor algemene voorzieningen gesubsidieerd door de gemeente kan een bijdrage in de kosten vastgelegd worden die kostendekkend mag zijn. De hoogte van de kosten van een algemene voorziening niet mag leiden tot niet-gebruik.
12
6.
Maatwerkvoorzieningen
In de Wmo 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronisch psychische of psychosociale problemen, welke erop gericht is dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. De gemeente onderzoekt daarvoor de mogelijkheden van cliënt om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen en voorliggende voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren. Daarbij wordt ook de mogelijkheid van mantelzorg of hulp van andere personen onderzocht. Als dat niet voldoende is, dan kan een maatwerkvoorziening verstrekt worden. De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zolang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven wonen. Aangezien er maatwerk geleverd moet worden, is een opsomming van alle mogelijke voorzieningen niet aan de orde. In dit hoofdstuk worden wel enkele specifieke maatwerkvoorzieningen besproken. De richtlijnen met betrekking tot schoonmaken van de woning zijn als bijlage toegevoegd.
6.1
Rolstoelvoorzieningen
Een rolstoelvoorziening kan cliënt in staat stellen zich te verplaatsen in en om de woning. Er zijn diverse soorten rolstoelen, zoals en handbewogen transportrolstoel, een kantelbare rolstoel en een elektrische rolstoel. Welke rolstoel noodzakelijk is voor de cliënt, is afhankelijk van de beperkingen en belemmeringen.
6.2
Sportvoorziening
Sporten kan een belangrijk middel tot participatie zijn. Wanneer het voor de cliënt zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport, kan een sportvoorziening worden verstrekt. Dat kan een sportrolstoel zijn maar ook een ander hulpmiddel. Op grond van eerdere regelgeving Wmo en jurisprudentie kan worden gesteld dat het redelijk is om maximaal eens per drie jaar hiervoor een vergoeding te verstrekken. De aanvrager moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening. De ervaring leert dat sportclubs, sponsors of fondsen vaak bereid zijn een deel van de kosten te vergoeden. De gemeente verwacht van de cliënt dat deze aantoonbare maximale inspanning verricht op de mogelijkheden. Bovendien kost sporten zonder beperking ook geld dus mag van de aanvrager zelf ook worden verwachten dat hij een deel van de kosten draagt. Ook bij een sportvoorziening wordt uitgegaan van de goedkoopst adequate oplossing bij het ondersteunen van de participatie. Gezien de aard van de voorziening wordt de sportrolstoel veelal in de vorm van een Pgb verstrekt.
13
6.3
Woonvoorzieningen
6.3.1 Normaal gebruik van de woning Woningaanpassing heeft als doel normaal gebruik van de woning mogelijk te maken. Onder normaal gebruik wordt verstaan dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten zijn: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het bereiden en consumeren van voedsel en het zich verplaatsen in de woning. Voor kinderen komt daarbij het veilig kunnen spelen in de woning. Er worden geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, omdat het hier geen elementaire woonfuncties betreft. Ook worden geen aanpassingen vergoed voor voorzieningen met een therapeutisch doel zoals dialyseruimte en therapeutisch baden.
6.3.2 Zelfstandige woonruimte Woningaanpassingen worden alleen verstrekt als er sprake is van een zelfstandige woonruimte binnen de gemeente. Niet in aanmerking komen: hotels/pensions, trekkerswoonwagens, vakantiewoningen, tweede woningen, kamers in verhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw-)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden. Gemeenschappelijke ruimten In principe worden er geen voorzieningen verstrekt voor aanpassingen in de gemeenschappelijke ruimte. Voorzienbaarheid Uit de criteria voor een maatwerkvoorziening in artikel 8.3 van de verordening blijkt dat de cliënt alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt als de noodzaak tot ondersteuning redelijkerwijs niet vermijdbaar was, de voorziening niet voorzienbaar was of van cliënt niet verwacht kon worden dat hij maatregelen getroffen zou hebben die de hulpvraag overbodig hadden gemaakt. Dit betekent bijvoorbeeld dat wanneer men verhuist naar de woning waarvan bij verhuizing duidelijk is dat deze niet geschikt is voor de cliënt of zijn huisgenoten dat men niet in aanmerking komt voor woningaanpassingen. Bezoekbaar maken woning Wanneer de cliënt in een Wlz-instelling woont kan één woning waar hij regelmatig op bezoek komt (bijvoorbeeld van ouders) bezoekbaar gemaakt worden. Bezoekbaar houdt in dat de cliënt toegang heeft tot de woning, één verblijfsruimte (bijvoorbeeld de woonkamer) en het toilet. Er worden geen aanpassingen vergoed om logeren mogelijk te maken. In geval van co-ouderschap kan er sprake zijn van dat voor de cliënt er 2 woningen bezoekbaar worden gemaakt. Primaat van verhuizing Een woning wordt alleen aangepast als verhuizen naar een geschikte woning niet mogelijk of niet de goedkoopst adequate oplossing is. Dit zogenaamde verhuisprimaat kan opgelegd worden als de totale kosten van de woningaanpassingen meer bedragen
14
dan het in het financieel besluit genoemde bedrag. Als de kosten meer bedragen en er geen sprake is van zwaarwegende redenen waardoor aanpassen toch noodzakelijk is, worden geen woningaanpassingen toegekend maar wordt de cliënt geadviseerd te verhuizen en wordt eventueel – indien nodig- ondersteuning geboden bij het vinden van geschikte woonruimte. Verhuiskosten Een verhuizing die samenhangt met een levensfase (bijvoorbeeld ouder worden en kleiner en gelijkvloers willen gaan wonen) is voorzienbaar. Deze verhuizingen worden als algemeen gebruikelijk beschouwd en hiervoor heeft men geld kunnen reserveren. Hiervoor wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt. Als men ten gevolge van plotseling opgetreden beperkingen onvoorzien met een verhuizing wordt geconfronteerd dan kan mogelijk wel een maatwerkvoorziening worden verstrekt. In alle andere gevallen niet. De hoogte van deze maatwerkvoorziening wordt afgestemd op de individuele situatie van de aanvrager (bijvoorbeeld grootte van het huishouden en de eigen financiële mogelijkheden). De cliënt neemt zelf actie bij het zoeken naar een geschikte woonruimte. Als een cliënt binnen een jaar niet is verhuisd, dan wordt onderzocht of cliënt voldoende heeft gedaan om een andere woning te vinden en wordt onderzocht of de verhuizing nog wel noodzakelijk is. Verhuiskosten worden vergoed in de vorm van een Pgb en niet in natura.
6.4
Vervoersvoorzieningen
De Wmo heeft onder andere tot doel om cliënten te laten participeren in de samenleving. Vervoer kan hierbij een belangrijke rol spelen. Wanneer een cliënt problemen ervaart op het gebied van vervoer wordt onderzocht of en welke beperkingen cliënt heeft en wat de vervoersbehoefte is. Er wordt bekeken in hoeverre men zelf in de vervoersbehoefte kan voorzien (bijvoorbeeld: heeft cliënt een auto of een brommer), hulp kan inschakelen van het eigen netwerk (bijvoorbeeld: kan cliënt meerijden met de buurvouw naar de kaartclub of kan met een familielid naar cliënt toekomen in plaats van daar naar toe te reizen), gebruik kan maken van een algemene voorziening of dat een maatwerkvoorziening noodzakelijk is. Om beperkingen en vervoersbehoefte inzichtelijk te maken onderscheiden we 3 soorten afstanden: - De korte afstanden; loop- en fietsafstand in de directe omgeving ( bijvoorbeeld om een brief te posten, kinderen naar school te brengen of de dichtst bijzijnde winkels te bezoeken) - De middenlange afstanden; dat zijn de afstanden die een persoon zonder beperkingen per fiets, brommer, auto of openbaar vervoer aflegt binnen de regio ( bijvoorbeeld naar een (groter) winkelcentrum, ziekenhuis of uitgaanscentra). - De lange afstanden; naar bestemmingen buiten de regio. Deze vervoersdoelen vallen buiten de Wmo m.u.v. cliënten met een verblijfsindicatie die op Zonhove verblijven.
6.4.1 Collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV)
15
Bij beperkingen op het gebied van vervoer ligt het primaat bij het CVV. Er wordt dan ook geen Pgb verstrekt. Alleen wanneer is aangetoond dat het CVV niet geschikt is voor cliënt, zal worden beoordeeld of een andere maatwerkvoorziening passend is (individueel taxivervoer of een PGB). Het CVV is een collectief vervoerssysteem met (rolstoel)busjes en taxi’s dat vervoer van deur tot deur biedt voor mensen met een beperking. Cliënt kan een loophulpmiddel, rolstoel of scootmobiel meenemen in het vervoer. Ook kan een medereiziger (tegen hetzelfde tarief) of een begeleider (gratis, als begeleiding tijdens de rit medisch gezien noodzakelijk is) meereizen. Voor begeleiding moet een indicatie worden gesteld. Als men een indicatie voor begeleiding heeft mag de cliënt niet meer zonder begeleiding reizen.
6.4.2
Bovenregionaal vervoer
Het bovenregionaal vervoer wordt enkel toegekend aan de ondersteuningsvrager die een collectieve vervoersvoorziening op basis van de Vwmo verstrekt heeft gekregen en wordt enkel in natura toegekend. Het college kent jaarlijks aan het begin van het kalenderjaar de ondersteuningsaanvrager een budget toe voor de bekostiging van het bovenregionaal vervoer; De Rijksoverheid biedt voor het bovenregionaal vervoer Valys aan. In eerste instantie dient gebruik te worden gemaakt van deze voorziening voordat een beroep kan worden gedaan op de gemeentelijke bovenregionale vervoersvoorziening. Het toegekende budget is voldoende om een door het college vast te stellen aantal retourritten (heen en weer) te maken vanaf het woonadres naar de opgegeven postcode. Met het toegekende budget kunnen maximaal vier retourritten worden uitgevoerd (2015). Het toe te kennen budget dient te worden besteed bij de vervoerder die door de gemeente is gecontracteerd voor het collectief vervoer; De ondersteuningsvrager is een door het college vast te stellen eigen bijdrage per kilometer verschuldigd. Deze bijdrage is gelijk aan de bijdrage die door Valys in rekening wordt gebracht. In 2015 bedraagt de eigen bijdrage € 0,18 per gereden kilometer. Dit bedrag dient per rit te worden betaald aan het taxibedrijf.
6.4.3 Vervoersmiddelen voor mensen met een beperking Er zijn steeds meer vervoersmiddelen voor mensen met een beperking, die ook steeds meer rechtsreeks aan cliënten worden aangeboden. Hierdoor zijn deze voorzieningen toegankelijker geworden. Steeds meer van deze voorzieningen worden als algemeen gebruikelijk beschouwd en komen dus niet meer voor vergoeding in aanmerking omdat de cliënt deze zelf kan aanschaffen. Denk bijvoorbeeld aan een fiets met lage instap, een elektrische fiets, of een tandem. Deze worden als algemeen gebruikelijk beschouwd, ook al zijn de aanschafkosten hoger dan van een normale fiets. De driewielfiets en een duofiets die speciaal ontworpen en bestemd zijn voor mensen met een beperking en alleen bij gespecialiseerde bedrijven worden verkocht zijn, vooralsnog, niet algemeen gebruikelijk.
16
6.4.4
Auto-aanpassingen
Als een cliënt zonder autoaanpassingen geen gebruik kan maken van zijn auto en het collectief vervoer niet voldoet, kunnen autoaanpassingen worden vergoed. Bij autoaanpassingen wordt beoordeeld of het specifiek voor mensen met een beperking bedoelde voorzieningen betreft die meer kosten dan gebruikelijke autoaanpassingen (dus geen stuurbekrachtiging of cruise controle). Een voorwaarde is dat de auto nog in redelijke staat verkeert en in principe niet ouder is dan vijf jaar.
6.5
Begeleiding
Begeleiding kan zowel individueel als in een groep worden geboden. Het betreft activiteiten gericht op het bevorderen of behoud van de zelfredzaamheid en zelfregie en tot voorkoming van opname of verwaarlozing van de cliënt.
6.5.1
Vormen van Begeleiding
6.5.1.1 Groepsbegeleiding Het is veelal bekend onder de naam “dagbesteding” of “dagverzorging”. Groepsbegeleiding is: programmatisch (met een vast dag en/of weekprogramma), methodisch (een methode voor werken met de doelgroep als basis) met een welomschreven doel en vraagt een actieve betrokkenheid van de cliënt gericht op het structureren van de dag, oefenen met vaardigheden, die de zelfredzaamheid bevorderen. Het is nadrukkelijk anders dan welzijnsactiviteiten; ook al bevatten welzijnsactiviteiten wel elementen die in Begeleiding Groep voorkomen. Voor veel cliënten zal deelname aan activiteiten in de buurt voldoende zijn om structuur te bieden aan de dag en om medemensen te ontmoeten. Alleen voor cliënten die door hun cognitieve beperkingen, psychische en/of psychosociale beperkingen, ernstig fysieke beperkingen of gedragsproblematiek een dergelijke dagstructurering, gericht op het verbeteren of behouden van capaciteiten en/of het reguleren van gedragsproblemen nodig hebben is Begeleiding nodig. 6.5.1.2 Individuele Begeleiding Individuele Begeleiding kent vele vormen: toezicht of aansturing bij activiteiten (zowel thuis als buitenshuis) op het gebied van praktische vaardigheden ondersteuning bij het aanbrengen van structuur c.q. het voeren van regie oefenen van in behandeling aangeleerde vaardigheden of gedrag ondersteuning bij het organiseren van het dagelijks leven (huishouden, agenda, administratie, geldzaken, regelzaken etc.) ; dan wordt het vaak “thuisbegeleiding “genoemd Individuele Begeleidingl ligt in veel gevallen dicht bij ondersteuning bij het huishouden en Persoonlijke verzorging (die vanuit de AWBZ naar de ziektekostenverzekering gaat). Er zal dan ook gezocht worden naar combinaties van ondersteuning en begeleiding om de hulp zo efficiënt mogelijk in te zetten.
17
6.5.1.3 Kortdurend verblijf Bij kortdurend verblijf logeert iemand (maximaal 3 etmalen p/week) in een instelling. Bijvoorbeeld in een gehandicapteninstelling, verpleeghuis of verzorgingshuis. Hierdoor wordt de mantelzorg ontlast, zodat deze de zorg langer kan volhouden en de cliënt thuis kan blijven wonen. Kortdurend verblijf is bedoeld voor mensen die permanent toezicht nodig hebben. Bijvoorbeeld als er valgevaar is of als cliënt zelf niet in staat is hulp in te roepen als dat nodig is of omdat er ernstige gedragsproblemen zijn. Dat toezicht kan ook een vorm van actieve observatie zijn, zoals bij kinderen met een lichamelijke beperking waarbij ouders actief de vitale functies van het kind moeten controleren. Het kan ook gaan om constante zorg of zorg op ongeregelde tijdstippen; bijvoorbeeld voor iemand met een ernstige hartaandoening of dementie. Er zijn veel manieren om de mantelzorg te ontlasten bijvoorbeeld door een vrijwilliger in te schakelen om een paar uur de zorg voor een cliënt over te nemen en ook dagbesteding kan als belangrijk neveneffect of zelfs doel hebben de mantelzorg te ontlasten. Soms is dat niet voldoende om het langdurig vol te kunnen houden of is de zorg die een vrijwilliger kan bieden onvoldoende vanwege de beperkingen van de cliënt. Alleen als er sprake is van de combinatie van voortdurend zorg en toezicht van de cliënt en dreigende overbelasting van de mantelzorger en als andere voorliggende voorzieningen niet voldoen kan kortdurend verblijf worden geïndiceerd. Een uitzondering hierop geldt wanneer het gaat om ouders die bovengebruikelijke zorg verlenen aan hun kinderen; hierbij hoeft geen sprake te zijn van dreigende overbelasting en kan alleen op grond van hun bovengebruikelijke taken kortdurend verblijf worden geïndiceerd. De omvang van kortdurend verblijf is 1, 2 of 3 etmalen per week; afhankelijk van wat noodzakelijk is in de specifieke situatie van de cliënt. Er is een maximum van 3 etmalen per week gesteld omdat het logeren betreft; bij meer dan 3 etmalen in een instelling is er sprake van opname waarvoor een indicatie op grond van Wlz moet worden gesteld. Het is denkbaar dat hierop in specifieke situaties een uitzondering kan worden gemaakt om bijvoorbeeld verblijf van een week, zodat mantelzorg op vakantie kan, mogelijk te maken. Dan moet wel vaststaan dat andere oplossingen, zoals respijtzorg vergoed door de ziektekostenverzekeraar geen optie zijn. In de instelling waar de cliënt kortdurend verblijft wordt de dagelijkse zorg overgenomen. Wanneer verpleging nodig is moet hiervoor apart een indicatie op grond van de Wlz worden aangevraagd bij het CIZ. Behandeling behoort nadrukkelijk niet bij kortdurend verblijf. De cliënt en zijn omgeving zijn zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar de instelling voor kortdurend verblijf. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van eigen vervoer of van hulp uit het eigen netwerk. 6.5.1.4 Beschermd wonen Cliënten die door hun beperkingen behoefte hebben aan een beschermd woonklimaat dat gericht is op het bieden van structuur en ondersteuning van alle dagelijks activiteiten wonen vaak in een zogenaamde woonvorm voor beschermd wonen. Dit is
18
geen grote instelling maar een cluster van vaak “gewone” woningen waarbij op kleine schaal cliënten uit een bepaalde doelgroep (psychiatrie, verstandelijke beperking, ouderen) bij elkaar wonen. Soms is er sprake van een eigen leefeenheid, soms alleen van een eigen slaapkamer. Er zijn gemeenschappelijke ruimten, waar de cliënten elkaar en de aanwezige begeleiders ontmoeten. Cliënten krijgen begeleiding bij het brengen van structuur in hun dagelijks leven, ondersteuning bij regelzaken en geldbeheer en bij het vinden van een passende daginvulling. Voor een deel van de cliënten is beschermd wonen een opstapje naar zelfstandig wonen. Het bieden van de maatwerkvoorziening beschermd wonen is een taak van de centrumgemeenten, zij krijgen ook het budget voor deze taak. De toewijzing van beschermd wonen, gebeurt ook via de centrumgemeente Eindhoven. Er worden in regionaal verband criteria voor beschermd wonen opgesteld en afspraken gemaakt over toewijzing. Ook over de uitstroom (als een cliënt vanuit de beschermde woonvorm naar een zelfstandige woning gaat) worden werkafspraken gemaakt met regio gemeenten. 6.5.1.5 Maatschappelijke opvang Maatschappelijke opvang is het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door één of meer problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Centrumgemeente Eindhoven is verantwoordelijk voor de uitvoering van een samenhangend aanbod van maatschappelijke opvang. De focus binnen de maatschappelijke opvang zal de komende jaren worden verlegd van opvang naar preventie en blijvend herstel na uitstroom. Mensen worden in hun eigen kracht ondersteund, zodat dakloosheid zoveel mogelijk wordt voorkomen. Doel is dat een opvangplek hooguit een korte tussenstop is, waarna weer participatie in de Nederlandse samenleving kan plaatsvinden. Ook de ondersteuning van zwerfjongeren maakt onderdeel uit van het maatschappelijke opvangbeleid.
6.6. Zelfredzaamheid en zelfregie Het zelf realiseren van een acceptabel niveau op belangrijke domeinen van het dagelijkse leven, ook door de juiste hulp te organiseren op het moment dat een behoefte ontstaat die de persoon niet zelf kan uitvoeren, voorkomen of kan verhelpen. De Zelfredzaamheidmatrix is een gevalideerd instrument die op de domeinen: Financiën, Dagbesteding, huisvesting, Huiselijke relaties, Geestelijke gezondheid, lichamelijke gezondheid, verslaving, Activiteiten Dagelijks Leven, Sociaal Netwerk, Maatschappelijke participatie en Justitie een moment opname maakt. Voor ouders met inwonende kinderen worden nog een viertal aanvullende domeinen onderzocht, te weten: lichamelijke verzorging, sociaal-emotionele ontwikkeling, scholing en opvang van de kinderen. Hoe zelfredzaam iemand is in termen van een score op de ZRM is een resultaat, het gevolg van allerlei factoren en processen die hebben geleid tot de mate van zelfredzaamheid op dit moment. Met de ZRM kijk je dus alleen naar de uitkomst en laat
19
je de oorzaken zoveel mogelijk buiten beschouwing. Hiervoor zijn twee redenen. Ten eerste zijn oorzaken niet altijd zichtbaar en moeilijk in kaart te brengen (bijvoorbeeld persoonlijkheid, cultuur, motivatie). Ten tweede is de manier waarop deze factoren elkaar en de uitkomst (zelfredzaamheid) beïnvloeden heel ingewikkeld. Je beoordeelt de zelfredzaamheid dus zonder uitspraken te doen over de manier waarop dit zo is gekomen. Met de ZRM beoordeel je hoe zelfredzaam iemand nu is. Je maakt als het ware een foto van iemands functioneren. Niveau’s van zelfredzaamheid. De ZRM is ingedeeld in vijf niveaus van zelfredzaamheid. Het laagste niveau op de schaal is minimale zelfredzaamheid. Het hoogste niveau is maximale zelfredzaamheid. De niveaus zijn aangegeven met een score: een getal tussen 1 en 5; en met een korte beschrijving: ‘acuut probleem’, ‘niet zelfredzaam’, ‘beperkt zelfredzaam’, ‘voldoende zelfredzaam’, en ‘volledig zelfredzaam’.
Acuut
Niet
Beperkt
Voldoende
Volledig
Zelfredzaam
Acute problematiek De situatie is onhoudbaar
Cliënt is niet zelfredzaam. Sitautie verslechterd als niet wordt ingegrepen
Beperkte zelfredzaamheid situatie is stabiel maar minimaal toereikend
De cliënt is voldoende zelfredzaam
De zelfredzaamheid is bovengemiddeld goed
Zorg
De client heeft direct (meer) zorg nodig
Grote zorgbehoefte waar de cliënt niet zelf in kan voorzien
Cliënt heet een zorgbehoefte waarin deels wordt voorziening
In eventueel aanwezige zorgbehoefte is voorziening
De cliënt heeft geen zorgbehoefte
Begeleiding
Extra intensieve begeleiding is acuut noodzakelijk
Extra begeleiding is nodig
Begeleiding kan verbeterd worden
Begeleiding is voldoende
Begeleiding is onnnodig
20
6.7.
Resultaten en activiteiten die deel kunnen uitmaken van de maatwerkvoorziening
De maatwerkvoorziening is gericht op: 1. het begeleiden van een cliënt bij zijn verslechterende zelfredzaamheid en/of participatie; of 2. het stabiliseren van de zelfredzaamheid en/of participatie van een cliënt; of 3. het verbeteren van de zelfredzaamheid en/of participatie van een cliënt. Concrete doelen worden door de gemeente beschreven in de Individuele opdrachtverstrekking. In het kader van de uitvoering van de maatwerkvoorziening, geeft de gemeente een besluit af. Dienstverleners kunnen een of meer van de volgende activiteiten aanbieden in een of meer van de volgende resultaatsgebieden:
6.8.
Resultaatgebieden
De door de dienstverlener te verrichten activiteiten vallen binnen de volgende resultaatgebieden: 1. ondersteunen bij en opbouwen van sociaal netwerk jeugdige of inwoner; 2. ondersteunen van de thuisadministratie; 3. ondersteuning bij (arbeidsmatige)dagbesteding; 4. persoonlijke verzorging voor jeugdige en inwoner; 5. mantelzorgondersteuning; 6. ondersteuning bij zelfredzaamheid /zelfregie; 7. ondersteuning bij het invullen van het ouderschap. Ad 1. Resultaatgebied ondersteuning bij en het opbouwen van sociaal netwerk cliënt 1. cliënt heeft gezond sociaal netwerk en vervult daarbinnen een passende sociale rol; 2. cliënt in staat een beroep te doen op personen in zijn/haar sociaal netwerk; 3. cliënt kan eigen problematiek in relatie tot sociale netwerk hanteren; 4. bij bemoeizorg: cliënt staat open voor opbouw sociaal netwerk. NB. Bij bemoeizorg en geïsoleerde cliënt zonder een sociaal netwerk is het resultaat ‘cliënt heeft een gezond sociaal netwerk’ een brug te ver. Het gaat hier om het opbouwen van een sociaal netwerk met als achterliggende doelstelling mensen uit isolement of uit ‘verkeerde/foute sociale omgeving’ te halen. Bij bemoeizorg is op die wijze afname van overlast en hanteerbaar gedrag beoogd. Ad 2. Resultaatgebied ondersteunen van de thuisadministratie 1. overzicht van de administratie / administratie op orde; 2. tijdige betaling van rekeningen; 3. inkomsten en uitgaven in balans; 4. indien aanwezig beheersbaar maken van de schulden problematiek (en indien mogelijk in relatie tot de inkomsten: vermindering van de schuldenlast). Ad 3. Resultaatgebied ondersteuning bij (arbeidsmatige) dagbesteding 1. cliënt heeft een zinvolle dagbesteding; 2. cliënt of Inwoner heeft onbetaald werk met ondersteuning; 21
3. cliënt of Inwoner heeft onbetaald werk zonder ondersteuning. Ad 4. Resultaatgebied persoonlijke verzorging voor Jeugdige 1. Jeugdige is in staat om (onder begeleiding) de Algemeen Dagelijkse Levensverrichtingen uit te voeren. 2. Jeugdige is in staat met behulp van ondersteuning zichzelf te verzorgen 3. Jeugdige of inwoner is in staat om hun eigen zelfverzorging te organiseren. Ad 5. Resultaatgebied mantelzorgondersteuning. Mantelzorger kan omgaan met de gevolgen van de aandoening, stoornis en beperking van Jeugdige en Inwoner. Ad 6. Resultaatgebied ondersteuning bij zelfredzaamheid /zelfregie 1. cliënt is voldoende zelfredzaam; 2. cliënt is indien nodig in staat de juiste hulp te organiseren; 3. cliënt komt voor. zichzelf en voor. zijn/haar kinderen afspraken na met instanties zoals bijvoorbeeld school, werk, huisarts, gemeente, etc. 4. cliënt heeft voldoende handvatten om veilig te kunnen wonen. Ad 7 Resultaatgebied: ondersteuning bij het invullen van het Ouderschap 1. de Ouder is in staat om te zorgen voor een veilig fysieke omgeving voor de Jeugdige; 2. de Ouder is in staat om regels en grenzen te stellen en positief gedrag te stimuleren; 3. de Ouder is in staat om een goed klimaat te scheppen, zodat de Jeugdige zich pedagogisch kan ontwikkelen; 4. de Ouder is in staat om informele vormen van opvang of toezicht te organiseren; 5. Jeugdige of Inwoner en zijn/haar kinderen dragen schone kleding en zien er verzorgd uit.
6.9.
Activiteiten
Dienstverlener kan een of meer van de volgende activiteiten uitvoeren binnen de hiervoor genoemde resultaatgebieden. Wanneer de dienstverlener concludeert dat het aanleren van vaardigheden/handelingen niet tot het gewenste resultaat leidt, sluit de dienstverlener in samenspraak met de cliënt dit kort met het CMD voor een andere vorm van ondersteuning. A. Het oefenen of ondersteunen bij het oefenen met vaardigheden of handelingen. en gebruik hulpmiddelen voor communicatie, stimuleren van wenselijk gedrag, inslijpen van gedrag. Het kan hierbij gaan om: a. hulp bij uitvoeren of overnemen van eenvoudige of complexe taken/activiteiten, of bij oplossen van praktische problemen die buiten de dagelijkse routine vallen; b. hulp bij uitvoeren van vaardigheden die geleerd zijn tijdens behandeling; c. hulp bij het beheren van (huishoud)geld; d. hulp bij de administratie (alleen in de zin van oefenen); e. hulp bij openbaar vervoer gebruik (alleen in de zin van oefenen);
22
f. g. h. i.
hulp bij of overnemen van post openmaken, voorlezen en regelen afhandeling praktische zaken; instructie bij persoonlijke verzorging; hulp bij plannen en stimuleren van contact in persoonsgebonden sociale omgeving; hulp bij communicatie in de persoonsgebonden omgeving bij bijvoorbeeld afasie.
B. Oefenen van de mantelzorger/gebruikelijke zorger hoe om te gaan met de gevolgen van de aandoening, stoornis of beperking van de client. C. Het oefenen of ondersteunen bij het oefenen met het aanbrengen van (dag)structuur of het voeren van regie. Het kan hierbij gaan om: a. hulp bij initiëren of compenseren van eenvoudige of complexe taken, besluiten nemen en gevolgen daarvan wegen; b. hulp bij het regelen van randvoorwaarden op het gebied van wonen, onderwijs, werk, inkomen, iets kopen/betalen, het stimuleren tot en voorbereiden van een gesprek met dit type instanties (dit betreft niet het meegaan naar- aanwezig zijn bij het gesprek); c. hulp bij plannen, stimuleren en voorbespreken van activiteiten; d. hulp bij het initiëren of compenseren van op/bijstellen van dag/weekplanning, dagelijkse routine; e. inzicht geven in (mogelijke) gevolgen van besluiten; f. hulp bij zich aan regels, afspraken houden, corrigeren van besluiten of gedrag. D. Het overnemen van toezicht en het aansturen van gedrag ten gevolge van een stoornis, thuis of elders. E. Het overnemen van toezicht gericht op het bieden van fysieke zorg, zodat tijdig in kan worden gegrepen bij bijvoorbeeld valgevaar, of complicaties bij een ziekte en medicijngebruik. F. Het aansturen van gedrag. G. Het ondersteunen in verband met ernstig tekortschietende vaardigheden in het zelfregelend vermogen (dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, sociale relaties, organisatie van de huishouding, persoonlijke zorg). H. Het ondersteunen bij sociaal-emotionele problematiek die samenhangt met de stoornis. I. Het ondersteunen bij de mogelijke integratie in de samenleving en de sociale participatie (bijvoorbeeld hulp bij de opbouw van een sociaal netwerk) met als doel zelfredzaamheid. J. Het ondersteunen bij de mogelijke integratie in de samenleving, met extra aandacht voor ontwikkeltrajecten op het vlak van wonen, werken (niet gericht op arbeidsre-
23
integratie), sociaal netwerk (doelgericht toepassen van methoden van casemanagement). K. Communicatietraining aan Jeugdige, Inwoner en/of leden van het sociale netwerk. L. Het ondersteunen bij “activering” (activiteiten gericht op zinvol besteden van de dag, aangepast aan mogelijkheden en interesse van de Jeugdige of Inwoner, waaronder handvaardigheid, expressie, beweging, belevingsactiviteiten). M. Het begeleiden bij “activering, individueel belevingsgericht” (belevingsgerichte activiteiten op een eenvoudig niveau met extra aandacht voor sfeer, geborgenheid, veiligheid, ritme en regelmaat). N. Het in groepsverband begeleiden van een zelfgekozen bezigheid en activering. Het dagprogramma biedt ruimte voor vaardigheidstraining. O. Ondersteuning bij Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen. P. Ondersteuning bij beperkingen op het vlak van zelfverzorging. Q. Advies, instructie en voorlichting bij zelfverzorging.
24
6.10
Vervoer
De dienstverlener kan bij de activiteiten vervoer aanbieden. De dienstverlener regelt dit dan binnen de gemaakte contractafspraken voor het uitvoeren van de maatwerkvoorziening. Het vervoer kan hij regelen in samenspraak met de cliënt, hij kan dit zelf regelen of hij kan daarvoor een overeenkomst sluiten met een vervoerder. Dienstverlener mag een bijdrage vragen voor vervoer van cliënt.
6.11
Wijze van verstrekken van individuele opdrachten voor de levering van de maatwerkvoorziening
1
Voor de maatwerkvoorziening begeleiding geldt: inwoner meldt zich met hulpvraag bij het CMD.
2
Beoordeling van de hulpvraag vindt plaats in een brede context. Als cliënt zich meldt bij het CMD, dan maakt het CMD ter ondersteuning gebruik van de Zelfredzaamheidmatrix.
3
Bij het beoordelingsproces wordt nadrukkelijk gebruik gemaakt van informatie zoals die voorhanden is via derden (familie/naasten, Dienstverleners, cliëntondersteuners, vertrouwenspersonen, etcetera).
4
Op basis van de bevindingen voortgekomen uit 2. en 3. wordt in het aanvraagproces bepaald of het CMD zelf met lichte ondersteuning in de hulpvraag kan voorzien of dat een aanbod van de gemeente dient plaats te vinden in de vorm van een maatwerkvoorziening.
5
De Gemeente formuleert op basis van een Ondersteuningsplan of informatie van huisarts, medisch specialist of jeugdarts, het te bepalen resultaat.
6
De maatwerkvoorziening wordt in tijd beperkt (duur besluit, indicatiestelling).
7
Indien de situatie van de cliënt vóór afloop van de gestelde termijn verandert c.q. vóór afloop van de termijn een passend alternatief , aan de voorziening voorliggend (bijvoorbeeld een algemene voorziening), aanbod voorhanden komt, waardoor de inzet van de voorziening niet langer noodzakelijk is, kan de gemeente eenzijdig de Individuele opdrachtverstrekking voor het aanbieden van de voorziening beëindigen.
8
In beginsel bepaalt de cliënt van welke dienstverlener hij een maatwerkvoorziening wil ontvangen. Verwijzers kunnen hierbij ondersteuning bieden. Tot de leeftijd van 12 jaar bepaalt bij een jeugdige de ouder, tussen de leeftijd van 12 jaar en 16 jaar bepalen jeugdige en ouder samen en bij 16 jaar of ouder bepaalt de jeugdige zelf.
9
Ondersteuning bij het bepalen van het aanbod kan ook geboden worden door een cliëntondersteuner of een vertrouwenspersoon. De cliënt kan sowieso
25
gedurende het gehele proces van aanvraag gebruik maken van een vertrouwenspersoon of cliëntondersteuning. 10
Ter afronding van het aanvraagproces zoals hierboven beschreven geeft de gemeente een besluit af aan de cliënt.
11
Richting de dienstverlener wordt gelijktijdig een individuele opdrachtverstrekking geformuleerd. Als het CMD verwijst, bestaat voordat gemeente een Individuele opdrachtverstrekking formuleert richting de door cliënt gekozen dienstverlener(s) de mogelijkheid om een kennismakings- of afstemmingsgesprek plaats te laten vinden tussen cliënt en dienstverlener. Zowel cliënt als dienstverlener kunnen besluiten dat wel of niet moet worden overgegaan tot het formuleren van een Individuele opdrachtverstrekking. Als de cliënt besluit dat niet moet worden overgegaan tot het formuleren van een Individuele opdrachtverstrekking richting deze dienstverlener, coördineert het CMD de keuze voor een andere dienstverlener. Als de dienstverlener besluit dat niet moet worden overgegaan tot een individuele opdrachtverstrekking, meldt deze dat gemotiveerd bij het CMD. De gemeente besluit, of dienstverlener op basis van deze motivatie kan afzien van het leveren van de voorziening. Besluit hij dat dit zo is, dan, afhankelijk van de motivatie van dienstverlener, coördineert het CMD de keuze van cliënt voor een andere dienstverlener of neemt hij een aangepast besluit op basis van een aangepast plan van aanpak.
6.12.
In de Individuele opdrachtverstrekking wordt beschreven:
a. b.
Duur van de opdracht inclusief evaluatie momenten. Welk resultaat behaald dient te worden met daarbij een nadere specificering in termen van: vooruitgang / verbetering van situatie; stabilisatie van situatie; of begeleiden van achteruitgang van situatie. De verplichting tot opstellen van een hulpverleningsplan waarin de dienstverlener – in samenspraak met de cliënt benoemt: I. Zorginhoudelijke gedeelte Welke activiteit(en) ingezet worden ter verwezenlijking van het door Gemeente gestelde resultaat. II. “Procesafspraken” Afspraken waar de Jeugdige en de Inwoner zich aan te houden hebben richting de Dienstverlener, bijvoorbeeld Algemene leveringsvoorwaarden.
c.
6.13
Omvang begeleiding
Begeleiding maakt soms deel uit van een totaal pakket van zorg van behandeling en persoonlijke verzorging. Bij de bepaling van de omvang en de duur van de hulp wordt dit meegewogen en zal de hulp met deze zorgaanbieders afgestemd worden.
26
6.13.1 Omvang Individuele Begeleiding Individuele begeleiding wordt vastgesteld in uren, minimaal 1 maximaal 25 uur per week. Meer uren per week zijn indien nodig en duidelijk gemotiveerd mogelijk. De omvang van het aantal uren begeleiding is gebaseerd op de optelsom van de duur van de betreffende activiteiten: - welke activiteiten zijn nodig, - wat biedt het eigen netwerk of de voorliggende voorzieningen, hoe belast is de mantelzorg etc.) - de mogelijkheden van de cliënt (hoeveel kan de cliënt fysiek en mentaal aan?) - hoeveel tijd kosten deze activiteiten, - hoe vaak per week, - zijn de activiteiten planbaar of niet - is er vaak toezicht nodig?
6.13.2 Omvang Groepsbegeleiding
-
-
-
Begeleiding groep wordt vastgesteld in dagdelen. Een dagdeel staat gelijk aan maximaal 4 aaneengesloten uren. Het maximum is 9 dagdelen dat is gelijk aan een in Nederland gebruikelijke 36-urige werkweek. Het aantal dagdelen Begeleiding Groep dat wordt geïndiceerd is afhankelijk van: de noodzaak (hoeveel structuur, activering, toezicht etc. is nodig? Wat biedt het eigen netwerk of de voorliggende voorzieningen, hoe belast is de mantelzorg etc.) - de mogelijkheden van de cliënt (hoeveel kan de cliënt fysiek en mentaal aan?) het doel dat begeleiding groep voor deze specifieke cliënt heeft (als een doel is: een zinvolle dagbesteding dan worden bijvoorbeeld 8 of 9 dagdelen geïndiceerd; vergelijkbaar met een werkweek) de mogelijkheden van de specifieke dagbestedingsgroep (bij het werken in groepen is groepsdynamiek essentieel. Hiermee dient rekening gehouden te worden om de voorziening effectief te laten zijn.
27
6.14
Voorliggende voorzieningen begeleiding
6.14.1 Behandeling Alvorens begeleiding te verstrekken is het van belang dat wordt onderzocht of verbetering van functioneren of handelen (vaardigheden nog mogelijk is (behandeling). Het is uiteraard niet aan de CMD medewerker om dit te bepalen. Hiervoor kan een medisch adviseur (onafhankelijk arts) ingeschakeld worden. Behandeling kan worden geboden door bijvoorbeeld: ergotherapeut, psycholoog, specialist ouderen geneeskunde of in een revalidatiecentrum of een centrum gespecialiseerd in bepaalde problematiek (zoals een reuma-centrum). Behandeling is gericht op: het verbeteren van de aandoening/ stoornis/beperking, het aanleren van nieuwe vaardigheden of gedrag of nadere functionele diagnostiek. De diagnose is niet leidend maar een diagnose is doorgaans wel vereist om behandeling in te kunnen zetten en om te bepalen hoe begeleiding de behandeling eventueel kan versterken (en niet contra- productief is). Begeleiding kan wel worden ingezet om de tijdens behandeling geleerde vaardigheden te oefenen of in te slijten. Soms kan begeleiding en behandeling ook tegelijkertijd worden ingezet; dan neemt de begeleiding de taak tijdelijk over, totdat deze tijdens behandeling is aangeleerd. Uiteraard dient er hierover een goede afstemming tussen behandelaar en begeleider plaats te vinden. 6.14.2 (Wettelijk) voorliggende voorzieningen. Dit zijn (wettelijke) voorzieningen waar eerst een beroep op kan worden gedaan alvorens de maatwerkvoorziening “begeleiding” wordt overwogen: Onderwijs: begeleiding van kinderen met problemen is de verantwoordelijkheid van school. Tevens zijn er mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs. Alleen in uitzonderlijke situaties; als toezicht en aansturen meer vraagt dan van school en ouders kan worden verwacht en de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn kan begeleiding zijn toegekend Kinderopvang: kinderopvang is verantwoordelijkheid van ouders, werkgever en overheid (kinderopvangtoeslag)Kinderopvang is ook voor kinderen met een beperking voorliggend en het leren omgaan van leidsters met kind met een beperking is gebruikelijke hulp van ouders. Alleen in uitzonderlijke situaties als een kind extra begeleiding nodig heeft die niet door leidsters kan worden geboden en niet van ouders kan worden verwachten, kan begeleiding worden toegekend. Jeugdwet: Opvoedingsondersteuning voor alle ouders en ouders van kinderen met een beperking medisch kinderdagverblijf, specialistische hulp thuis, tijdelijke opname worden op grond van de Jeugdwet geboden. Begeleiding kan iN sommige gevallen ondersteunend op opvoedingsondersteuning thuis ter bevordering van de zelfredzaamheid van ouders worden geboden. Arbeidsvoorzieningen: op grond van ziektewet, WIA, Wajong en Participatiewet zijn er mogelijkheden voor aangepast werk. Het uitgangspunt is dat als aangepast werk of speciaal onderwijs op grond van genoemde regelingen niet mogelijk is dat dan begeleiding groep (dagbesteding) kan worden overwogen. 6.14.3 Algemeen gebruikelijke voorzieningen en gebruikelijke hulp
28
Activiteiten van het dagelijks leven en vrijetijdsbesteding zijn normale activiteiten. De verantwoordelijkheid ligt bij de cliënt of zijn huisgenoten. Er zijn ook voor mensen met verminderde zelfredzaamheid veel algemeen beschikbare en redelijke oplossingen voorhanden ( die mensen zonder beperking ook zelf moeten regelen of betalen). Voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen: - Activiteiten zoals computercursus of taalles - Alarmering - Pictogrammenbord of domotica in huis - Gezelschap of ondersteuning door vrijwilliger - Kinderopvang Net als bij ondersteuning bij het huishouden wordt bij Begeleiding het begrip:” gebruikelijke hulp” (afgeleid van de AWBZ-term “gebruikelijke zorg”) gehanteerd. Gebruikelijke hulp is hulp die verwacht wordt van huisgenoten, die “normaal” wordt geacht in de relatie tussen huisgenoten en/of niet structureel méér is dan wanneer de huisgenoot geen beperking zou hebben. Begeleiding/ondersteuning door partner, ouder, volwassen inwonend kind of andere volwassen huisgenoot wordt als gebruikelijke hulp beschouwd: In kortdurende situaties (max. 3 maanden): als uitzicht op herstel (van de zelfredzaamheid) dusdanig is dat begeleiding daarna niet meer nodig zal zijn. In langdurige situaties; bij normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer (bezoek familie/vrienden, bezoek huisarts, brengen en halen van kinderen naar school, sport of clubjes); hulp bij overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden behoren zoals de thuisadministratie; het leren omgaan van derden met cliënt afhankelijk van de zwaarte van de beperking ouderlijk toezicht op kinderen, de aard en mate hiervan is afhankelijk van de leeftijd van het kind. Alleen wanneer er sprake is van een langdurige situatie waarbij de begeleiding, in vergelijking tot gezonde kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel, substantieel wordt overschreden is er sprake van bovengebruikelijke hulp en kan Begeleiding worden ingezet. Het CIZ heeft schema’s ontwikkeld waarin per leeftijdscategorie, vaardigheden en behoefte aan toezicht of hulp voor gezonde kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel wordt beschreven. Op basis hiervan kan objectief worden vastgesteld welke taken gebruikelijk en welke bovengebruikelijk zijn. Als een diagnose ontbreekt doordat de cliënt zorg mijdt (huisarts/specialist) kan begeleiding worden ingezet “bij een sterk vermoeden van” (ook hier weer op basis van advies medisch adviseur). De begeleiding heeft tot doel om de situatie te stabiliseren of in ieder geval niet te laten verergeren en is er op gericht de cliënt te bewegen om behandeling te aanvaarden.
29
7.
Slotbepalingen
7.1
Inwerkingtreding
Het Besluit uitvoeringsregels Wmo gemeente Son en Breugel 2015 “De verordening in uitvoering” treedt in werking op 1 januari 2015. Deze beleidsregels zijn een nadere invulling van deze verordening en treden in werking na besluitvorming door het college.
30
Bijlage 1
Financiële bijlage
Prijspeil 2015 Het prijspeil wordt enerzijds bepaald door gemeentelijke afspraken over de toe te passen indexering, bijvoorbeeld voor de vergoedingen voor woningaanpassingen. Anderzijds zijn afspraken in de contracten met de leveranciers leidend zoals bij de ondersteuning bij het huishouden en de hulpmiddelen. Eigen Bijdrage Bij de berekening van de hoogte van de eigen bijdrage hanteren wij de systematiek zoals vastgesteld door het Rijk en uitgevoerd door het CAK. Voorziening in natura (ZIN) en persoonsgebonden budget (PGB). Alle voorzieningen in natura waarvan de leasekosten voor de gemeente per maand € 5,00 of minder bedragen, worden in eigendom verstrekt aan de aanvrager. De aanvrager is zelf verantwoordelijk voor het onderhoud en reparatie van deze voorzieningen. Indien het leasebedrag boven de € 5,00 per maand is, dan is de gemeente verantwoordelijk voor het onderhoud, reparatie en verzekering van de voorzieningen, mits geen sprake is van nalatigheid van de cliënt. Bouwkundige woonvoorzieningen in natura (met uitzondering van traplift en drempelhulpen) worden eigendom van de woningeigenaar. De woningeigenaar is verantwoordelijk voor onderhoud en reparatie van de voorzieningen. Trapliften en drempelhulpen worden altijd in bruikleen verleend. Deze zijn herinzetbaar waardoor kapitaalvernietiging kan worden voorkomen. Bij aanpassingskosten hoger dan € 15.000,00 wordt geen woningaanpassing uitgevoerd, maar geldt het primaat tot verhuizen, tenzij er individuele omstandigheden te noemen zijn waardoor verhuizen geen adequate oplossing is. Hierbij moet rekening worden gehouden met: 1. De aanwezigheid van aangepaste of eenvoudig aan te passen woningen; 2. De aanwezigheid en beschikbaarheid van informele zorg; 3. Kostenvergelijking tussen aanpassen en verhuizen; 4. Volkshuisvestelijke afwegingen; 5. Snelheid waarmee het woonprobleem opgelost kan worden; 6. Sociale omstandigheden; 7. Integrale afweging verschillende voorzieningen; 8. Werksituatie; 9. Woonlastenconsequenties; 10. Wooncomfort; 11. Is de belanghebbende huurder of eigenaar van de woning; 12. De wil van de belanghebbende om te verhuizen.
31
Tarieven Vaste tarieven: Tarief ondersteuning bij het huishouden: nnb Tarief HbH1 (overgangsperiode deel 2015): € 22,03 Tarief HbH2 (overgangsperiode deel 2015): € 24,05
Tarieven begeleiding, persoonlijke verzorging en kortdurend verblijf nieuw (Prestatie) code Omschrijving Eenheid Tarief F125
Dagactiviteit
per uur
€ 8,85
Per uur
€ 41,04
Per uur
€ 43,97
Per dagdeel
€ 38,17
Per uur
€ 41,04
Per uur
€ 47,38
Per uur
€ 72,39
Per uur
€ 76,97
Per uur Per uur
€ 44,23 € 44,23
Per dagdeel
€ 29,04
Per dagdeel
€ 53,65
GGZ-LZA (p/u.) H126
Persoonlijke verzorging (p/u.)
H127
Persoonlijke verzorging extra (p/u.)
H132
Nachtverzorging (p/clt.p/dg.dl.)
H136
H150 H152 H153
H300 H305
H531
H533
Persoonlijke verzorging op afstand aanvullend Begeleiding extra (p/u.) Begeleiding speciaal 1 ( nah) Gespecialiseerd e begeleiding (psy) Begeleiding Begeleiding zorg op afstand aanvullend Dagactiviteit basis (p/clt.p/dg.dl.) Module clientkenmerk (PG)
32
H800
H811 H812 H813 H831 H832 H833 H991 H992 H993 H994 H995 H996
Module clientkenmerk (somondersteunend) Dagactiviteit VG licht Dagactiviteit VG midden Dagactiviteit VG zwaar Dagactiviteit LG licht Dagactiviteit LG midden Dagactiviteit LG zwaar GGZ1c dagbesteding GGZ2c dagbesteding GGZ3c dagbesteding GGZ4c dagbesteding GGZ5c dagbesteding GGZ6c dagbesteding
Per dagdeel
€ 53,65
Per dagdeel
€ 30,93
Per dagdeel
€ 39,16
Per dagdeel
€ 60,25
Per dagdeel
€ 39,50
Per dagdeel
€ 44,69
Per dagdeel
€ 47,86
Per dagdeel
€ 32,47
Per dagdeel
€ 30,24
Per dagdeel
€ 33,24
Per dagdeel
€ 37,65
Per dagdeel
€ 31,96
Per dagdeel
€ 41,34
Tarieven PGB De budgethouder is verplicht gebruik te maken van “Betaling en overzicht” van het servicecentrum PGB van de SVB. De hoogte van het Pgb bij inzet zorgleverancier: in overeenstemming met tarief zorg in natura Bij hulpverleners die niet in dienst zijn: 85% van het overeenkomstige tarief zorg in natura Bij inzet van het sociaal netwerk: 75% van het overeenkomstige tarief zorg in natura Woonvoorzieningen Het budget (ZIN en PGB) voor bouwkundige of woontechnische voorzieningen aan de woning wordt vastgesteld op basis van de door de gemeente gehanteerde standaardbedragen.
33
Bij het vaststellen van de hoogte van een persoonsgebonden budget in de kosten van een bouwkundige woningaanpassing wordt rekening gehouden met de volgende kostensoorten: a. de aanneemsom voor het treffen van de voorziening; b. het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in De Nieuwe Regeling 2005 (DNR 2005) van de BNA; c. de kosten in verband met technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de aanpassing; d. de kosten van heraansluiting op de openbare nutsvoorziening; e. de door het college (schriftelijk) goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.
34
Rolstoel De kostprijs van een vergelijkbare voorziening bij de door de gemeente gecontracteerde leveranciers, met aftrek van tussen de gemeente en de leverancier overeengekomen kortingspercentages. Voorwaarden bij bewoning woonwagen 1. Indien de cliënt een woonwagen bewoont, kan het college een voorziening verlenen, indien: a de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal vijf jaar is; b de standplaats niet binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt; c de woonwagen ten tijde van de indiening van de zorgvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op een standplaats stond; d de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewonersvergunning als bedoeld in de Woningwet. 3. De maximale vergoeding aanpassingskosten van de woonwagen bedraagt € 914,00 indien de technische levensduur van de woonwagen ten tijde van indiening van de zorgvraag minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt. Artikel opnemen in besluit? Of in financiële bijlage?
Bij collectief vervoer: 1. Wordt bij een positieve indicatie een CVV-pas toegekend; 2. Wordt bij de volgende doelgroepen uitgegaan van een lagere vervoersbehoefte: a Belanghebbenden in een Wlz-instelling; b Belanghebbenden ouder dan 11 jaar en jonger dan 15 jaar; c Belanghebbenden ouder is dan 3 jaar en jonger dan 12 jaar. 3. Wordt geen collectief vervoer toegekend wanneer de belanghebbende jonger is dan 3 jaar; 4. Wordt toegekend voor onbepaalde tijd bij gelijkblijvende wet- en regelgeving; 5. Dient de belanghebbende een deel van de kosten te betalen per zone. De hoogte van deze kosten komen overeen met de kosten voor openbaar vervoer. Voor 2015 worden de volgende tarieven gehanteerd: opstaptarief personen tot 65 jaar : € 0,88 opstaptarief personen 65 jaar en ouder : € 0,58 zonetarief : € 0,62 Het onder 5 benoemde deel van de kosten wordt via een factuur per kwartaal in rekening gebracht bij de belanghebbende door de vervoerder; 6. Wordt het vervoer uitsluitend verzorgd door een door de gemeente gecontracteerde vervoerder. Regeling sociale begeleiding binnen collectief vervoer Op grond van deze regeling mag een sociaal begeleider meereizen tegen een gereduceerd tarief van € 1,50 per zone. Dit tarief staat los van het deel van de kosten dat belanghebbende per zone betaalt. Voor de sociaal begeleider van de gebruiker van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer gelden de volgende voorwaarden:
35
a. De sociaal begeleider mag geen Wmo-geïndiceerde zijn; b. De sociaal begeleider dient zelfstandig te kunnen reizen en niet rolstoel / scootermobiel gebonden te zijn; c. Maximaal één sociaal begeleider per (enkele) rit; d. De sociaal begeleider reist vanaf hetzelfde opstapadres naar dezelfde bestemming; e. De rit van de sociaal begeleider wordt gelijktijdig met dezelfde reservering geboekt als de rit van de Wmo-pashouder. Winterstalling scootermobielen Een belanghebbende kan kiezen voor een winterstalling van de scootermobiel. De winterstalling is een extra service tijdens de winterperiode en is geheel vrijblijvend. De volgende werkwijze wordt gehanteerd: 1. Jaarlijks wordt in het najaar het totale bestand van scootermobielgebruikers aangeschreven over de mogelijkheid tot winterstalling; 2. Na melding van belanghebbende wordt de scootermobiel ingenomen; 3. Tijdens de winterstalling is geen eigen bijdrage verschuldigd; 4. De belanghebbende is verzekerd van een technisch in goede staat verkerende scootermobiel na de winterstalling. Het is mogelijk dat niet de ingeleverde scootermobiel wordt her verstrekt; 5. Aanpassingen van scootermobielen van de huidige leverancier blijven bij belanghebbende achter. Na de winterstalling worden deze weer op scooter geplaatst door de leverancier; 6. Na het verzoek van belanghebbende volgt een telefonische inventarisatie naar het gebruik van de scootermobiel. Indien van toepassing wordt (binnen 6 weken) een scootermobiel geleverd;
Afschrijving van woningaanpassingen (Antispeculatiebeding) De via zorg in natura of Pgb toegekende vergoeding dient, eventueel gedeeltelijk, tot maximaal de verstrekte vergoeding aan de gemeente te worden teruggestort. Het terug te storten bedrag is: 1. voor het eerste jaar 100% van de verstrekte vergoeding, 2. voor het tweede jaar 90% van de verstrekte vergoeding, 3. voor het derde jaar 80% van de verstrekte vergoeding, 4. voor het vierde jaar 70% van de verstrekte vergoeding, 5. voor het vijfde jaar 60% van de verstrekte vergoeding, 6. voor het zesde jaar 50% van de verstrekte vergoeding, 7. voor het zevende jaar 40% van de verstrekte vergoeding, 8. voor het achtste jaar 30% van de verstrekte vergoeding, 9. voor het negende jaar 20% van de verstrekte vergoeding, 10. voor het tiende jaar 10% van de verstrekte vergoeding.
36
Bijlage 2 Normtijden Hulp bij het huishouden (tot einde looptijd huidige contractpartijen) Normtijden hulp bij het huishouden zijn gebaseerd op het “Richtlijnen individuele voorzieningen 2014 Protocol Indicatiestelling voor Huishoudelijke Verzorging” van het CIZ, zoals dat gebruikt werd in de voormalige AWBZ en is aangepast naar de huidige Wmo praktijk. Uitgangspunten: Aantal minuten HH wordt afgerond op kwartieren. Aanbieder bepaalt (i.o. cliënt) of hulp 1 of 2 wekelijks wordt ingezet Meerhulp is mogelijk; wordt alleen gemotiveerd toegekend. Huishoudelijke taken bij HH1: Licht huishoudelijke taken o Hier wordt onder verstaan: afstoffen, opruimen, afwassen, bed opmaken. o Max. 15 minuten meerhulp per kind jonger dan 5 jaar. o Max. 30 minuten meerhulp bij extra vervuiling t.g.v. aandoening of extra hygiëne nodig t.g.v. aandoening (bijvoorbeeld COPD of astma). Zwaar huishoudelijke taken o Hier wordt onder verstaan: stofzuigen, nat afnemen, dweilen en soppen van sanitair en keuken, bedden verschonen, ramen lappen (1 x p 2 á 3 maanden). o Max. 15 minuten meerhulp bij kinderen t/m 12 jaar. o Max. 30 minuten meerhulp bij extra vervuiling t.g.v. aandoening of extra hygiëne nodig t.g.v. aandoening. o Max. 30 minuten meerhulp bij hulphond of tijdelijk (max. 6 weken) voor huisdier in acute situatie. Wasverzorging o Hier wordt onder verstaan: wasgoed sorteren, in en uit wasmachine halen, ophangen, vouwen, strijken (alleen bovenkleding, geen onderkleding en linnengoed) en opbergen. o Max. 30 minuten meerhulp bij kinderen t/m 12 jaar. o Max. 30 minuten meerhulp bij bedlegerigheid, incontinentie, etc. 9. Broodmaaltijden bereiden o Broodmaaltijden: uitgangspunt: overnemen door persoonlijke verzorging voorliggend, als dat niet kan. o Max. 1 x per dag 15 minuten per keer. 10. Warme maaltijden o Warme maaltijden: warme maaltijdservice (geïndiceerd door team Wmo) is voorliggend. 11. Hulp bij de boodschappen o Boodschappenbezorgdienst voorliggend.
37
o Max. 45 minuten voor boodschappen, alleen als aantoonbaar is dat cliënt geen gebruik kan maken dan boodschappenservice. 12. Verzorging van huisdieren Het hebben van huisdieren is een keuze, hiervoor worden geen minuten hulp geïndiceerd. o Max. 105 minuten voor verzorging van een blindengeleidehond of een hulphond. Het gaat dan om 15 minuten per dag voor voedsel klaarzetten, een kort uitlaatrondje en haren/rommel opruimen. Voor uitgebreid uitlaten is hondenuitlaatservice voorliggend. 13. Signaleren van veranderingen in gezondheid of sociale situatie Dit vindt plaats tijdens het uitvoeren van de andere taken. Hier wordt doorgaans geen extra tijd voor geïndiceerd. Max. 30 minuten extra tijd per week in uitzonderlijke situaties.
38
Huishoudelijke taken bij HH2: 14. Dagelijkse organisatie van het huishouden o Max. 30 minuten per week voor het aanbrengen en handhaven van structuur. o Max. 30 minuten per week (tijdelijk, max. 3 maanden) voor het aanleren huishoudelijke taken. o Max. 30 minuten per week meerhulp bij communicatieproblemen of kinderen in gezin. 15. Verzorging van inwonende kinderen o Indicatie verzorging kinderen alleen bij uitzondering. In eenoudergezinnen of gezinnen waar beide ouders beperkt zijn of een van de ouders overbelast is door de zorg voor de ouder met beperkingen kan hulp bij het huishouden geïndiceerd worden voor verzorging van jonge kinderen. En dan alleen als voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang, buitenschoolse opvang en mantelzorg niet beschikbaar of niet toereikend zijn. Het gaat dan om een tijdelijke indicatie (maximaal 6 maanden) waarbij van belanghebbende wordt verwacht dat ondertussen naar andere oplossingen wordt gezocht. Voor kinderen kan een indicatie gegeven worden voor verzorgende activiteiten: o Voor kinderen t/m 6 jaar; - Flesje geven: 20 minuten per keer; - Broodmaaltijd: 30 minuten per keer; - Warme maaltijd: 40 minuten per keer; - In/uit bed halen: 10 minuten per keer; - Aan- en uitkleden (luier verschonen wassen/aankleden): 30 minuten per dag. o Voor kinderen 7 t/m 12 jaar; - Van en naar school brengen: 20 minuten per dag; - Helpen bij eten: max. 70 minuten per dag; - Naar bed brengen: max. 10 minuten per kind per dag. 16. Het aanleren en activeren van huishoudelijke taken Personen die niet eerder huishoudelijke taken hebben uitgevoerd kunnen hiervoor instructie krijgen. o Max. 30 minuten extra week voor het uitleg geven, voordoen en samen met belanghebbende de activiteit uit voeren. o Max. 30 minuten extra tijd per week voor het aansporen en samen op werken als belanghebbende geactiveerd moet worden zelf huishoudelijke taken weer op te nemen. Licht huishoudelijk werk in woning met 1 of 2 slaapkamers 1 of 2 persoons Opruimen/afwassen Interieur hoog Interieur op middelhoogte, inclusief bed opmaken Interieur laag Max. totaal per week
Norm 25 10
Cliënt
15 10 60
39
Licht huishoudelijk werk in woning met 3 slaapkamers 1 of 2 persoons Opruimen/afwassen Interieur hoog Interieur op middelhoogte, inclusief bed opmaken Interieur laag Max. totaal per week
Norm 35 15
Cliënt
25 15 90
Zwaar huishoudelijk werk in woning met 1 of 2 slaapkamer(s) 1-persoons Norm Cliënt Stofzuigen woonkamer/nat afnemen (incl halletje, keuken, toilet) 15 Stofzuigen/nat afnemen (slaap)kamer(s) (inclusief badkamer) 15 Nat schoonmaken keuken 15 Nat schoonmaken badkamer 20 Nat schoonmaken toilet 10 Bed verschonen 10 Binnenkant ramen zemen 5 Max. totaal per week 90 Nb. Bij een kleine eengezinswoning minuten voor stofzuigen trappenhuis 15 minuten toevoegen. Zwaar huishoudelijk werk in woning met 1 of 2 slaapkamer(s) 2-persoons Norm Cliënt Stofzuigen/nat afnemen woonkamer (incl halletje, keuken, toilet) 30 Stofzuigen (slaap)kamer(s) inclusief badkamer 20 Nat schoonmaken keuken 30 Nat schoonmaken badkamer 30 Nat schoonmaken toilet 20 Bed verschonen 15 Binnenkant ramen zemen 5 Max. totaal per week 150 Nb. Bij een kleine eengezinswoning minuten voor stofzuigen trappenhuis 15 minuten toevoegen. Zwaar huishoudelijk werk in woning met 3 slaapkamers 1-persoons Stofzuigen/nat afnemen woonkamer (incl halletje, keuken, toilet) Stofzuigen/nat afnemen (slaap)kamers (inclusief badkamer)
Norm
Cliënt
25 30
40
Stofzuigen trappenhuis (eengezinswoning) Nat schoonmaken keuken Nat schoonmaken badkamer Nat schoonmaken toilet Bed verschonen Binnenkant ramen zemen Max. totaal per week Zwaar huishoudelijk werk in woning met 3 slaapkamers 2-persoons Stofzuigen/nat afnemen woonkamer (inclusief halletje, keuken en toilet) stofzuigen/nat afnemen (slaap)kamers (inclusief badkamer) stofzuigen trappenhuis (eengezinswoning) Nat schoonmaken keuken Nat schoonmaken badkamer Nat schoonmaken toilet Bed verschonen Binnenkant ramen zemen Max. totaal per week
15 20 25 15 10 10 150
Norm
Cliënt
30 30 15 30 30 20 15 10 180
Wasverzorging 1 persoons Sorteren en inladen Was ophangen Was afhalen Was opvouwen Strijken Max. totaal per week
Norm 5 15 10 15 15 60
Cliënt
Norm 10 20 15 25 20 90
Cliënt
Wasverzorging 2 persoons sorteren en inladen was ophangen was afhalen was opvouwen Strijken Max. totaal per week Boodschappen Boodschappenlijst opstellen Boodschappen inruimen Boodschappen doen
Norm 10 5 30
Cliënt
41
Max. totaal per week Broodmaaltijd Klaarzetten broodmaaltijd per keer Afruimen/afwassen broodmaaltijd per keer Max. totaal per keer Max. totaal per week (5x per week)
45 Norm 5 10 15 75
Cliënt
42
Bijlage 3 Tarieven begeleiding overgangstermijn Prestatie) code F125 H126 H127
H132 H136
H150 H152
H153
H300 H305
Omschrijving Dagactiviteit GGZ-LZA (p/u.) Persoonlijke verzorging (p/u.) Persoonlijke verzorging extra (p/u.) Nachtverzorging (p/clt.p/dg.dl.) Persoonlijke verzorging op afstand aanvullend Begeleiding extra (p/u.) Begeleiding speciaal 1 ( nah) (p/u.) Gespecialiseerde begeleiding (psy) (p/u) Begeleiding Begeleiding zorg op afstand aanvullend
Eenheid per uur
Tarief € 8,85
Per uur
€ 41,04
Per uur
€ 43,97
Per dagdeel
€ 38,17
Per uur
€ 41,04
Per uur
€ 47,38
Per uur
€ 72,39
Per uur
€ 76,97
Per uur Per uur
€ 44,23 € 44,23
43
H531
H533
H800
H803
H811 H812 H813 H831 H832 H833 H894
H895
Dagactiviteit basis (p/clt.p/dg.dl.) Module clientkenmerk (PG) Module clientkenmerk (somondersteunend) Vervoer dagbesteding/da gbehandeling V&V Dagactiviteit VG licht Dagactiviteit VG midden Dagactiviteit VG zwaar Dagactiviteit LG licht Dagactiviteit LG midden Dagactiviteit LG zwaar Vervoer dagbesteding/da gbehandeling GHZ extramuraal Vervoer
Per dagdeel
€ 29,04
Per dagdeel
€ 53,65
Per dagdeel
€ 53,65
aanw. dag
€ 5,59
Per dagdeel
€ 30,93
Per dagdeel
€ 39,16
Per dagdeel
€ 60,25
Per dagdeel
€ 39,50
Per dagdeel
€ 44,69
Per dagdeel
€ 47,86
aanw. dag
€ 6,61
aanw. dag
€ 15,77 44
H990
H991 H992 H993 H994 H995 H996 Z902
Z903
Z992
Z993
dagbesteding/da gbehandeling GHZ rolstoel extram. Vervoer dagbesteding/da gbehandeling GGZ GGZ1c dagbesteding GGZ2c dagbesteding GGZ3c dagbesteding GGZ4c dagbesteding GGZ5c dagbesteding GGZ6c dagbesteding Vervoer dagbesteding GGZ Vervoer dagbesteding GHZ ZZP GGZ verblijfscompone nt ZZP VG&LG verblijfscompone
aanw. dag
€ 5,46
Per dagdeel
€ 32,47
Per dagdeel
€ 30,24
Per dagdeel
€ 33,24
Per dagdeel
€ 37,65
Per dagdeel
€ 31,96
Per dagdeel
€ 41,34
Per dagdeel
€ 5,46
aanw. dag
€ 5,55
per dag
€ 20,38
per dag
€ 24,01
45
Z996
nt Verblijfscompone nt kortdurend verblijf V&V
per dag
€ 30,30
46
BIJLAGE 4A Tabel compensatie kosten schoonmaakondersteuning. Maximale bedrag waarover compensatie wordt berekend is € 300,- (4,5 uur HbH p/week) Inkomsten < 18000
Alleenstaand
18000-
20000-
22000-
24000-
26000-
28000-
31000-
34000-
38000-
20000
22000
24000
26000
28000
31000
34000
38000
42000
95%
95%
95%
85%
80%
75%
60%
40%
20%
0%
95%
95%
90%
90%
85%
85%
75%
60%
40%
20%
95%
85%
75%
60%
40%
40%
20%
-
-
-
95%
95%
90%
80%
60%
60%
40%
20%
-
-
jonger 65 Meerpersoons jonger 65 Alleenstaand pensioengerechtigd Meerpersoons pensioengerechtigd Uitgaven voor schoonmaakondersteuning boven € 300,- worden niet gecompenseerd. Er is aansluiting gezocht bij de systematiek voor de berekening van de EB door het CAK Er is geen rekening gehouden met inkomsten uit vermogen. Basis voor berekening vormt het belastbaar inkomen n-2
47
Omwille van het terugdringen van administratieve lasten wordt een drempelbedrag van € 35,-- gehanteerd. Dit betekent dat wanneer de berekenende compensatie minder dan € 35,-- bedraagt er geen compensatie plaatsvindt. Nadere toelichting: Dit zal zich alleen voordoen in die situaties waarbij minder dan 3 uur schoonmaakondersteuning wordt geleverd waarbij de compensatie maximaal 20% bedraagt (3 uur x 15,- = 45,- p/week. Per maand is dat 195,-. 20% van 195,- = 39,-)
48
BIJLAGE 4B Tabel compensatie meerkosten chronische ziekte en/of beperking
Inkomsten < 18000
Alleenstaand
18000-
20000-
22000-
24000-
26.000-
28000-
31000-
34000-
38000-
20000
22000
24000
26000
28000
31000
34000
38000
42000
100%
100%
90%
50%
50%
50%
25%
25%
-
-
100%
100%
90%
75%
75%
75%%
50%
25%
-
-
100%
100%
75%
50%
25%
25%
-
-
-
-
100%
100%
90%
75%
50%
50%
25%
-
-
-
jonger 65 Meerpersoons jonger 65 Alleenstaand pensioengerechtigd Meerpersoons pensioengerechtigd
49
Maximale bedrag waarover compensatie wordt berekend is € 500,--. Dit bedrag is gebaseerd op de voormalige Cer (€ 99,--) en de voormalige maximale Wtcg vergoeding voor mensen jonger dan 65 jaar (€ 420,-) .Er is geen rekening gehouden het vervallen de Wtcgkorting voor de Wmo. Er is geen rekening gehouden met inkomsten uit vermogen. Basis voor berekening vormt belastbaar inkomen n-2 Omwille van het terugdringen van administratieve lasten wordt een drempelbedrag van € 50,-- gehanteerd. Dit betekent dat wanneer de berekenende compensatie minder dan € 50,- er geen compensatie plaatsvindt. De volgende meerkosten kunnen worden opgevoerd om gecompenseerd te worden: -
Extra stookkosten Extra waskosten
-
Extra kosten schoenen, kleding, beddengoed (slijtage)
-
Dieetkosten
-
Wettelijke Eigen bijdragen
-
Lidmaatschap patiëntenvereniging
-
Medicijnen zonder recept
-
Pedicure
Er vindt geen compensatie plaats van kosten die via een (collectieve) aanvullende verzekering gedekt kunnen worden. In dat verband is er voor mensen met een inkomen tot 110% van het bijstandsniveau de mogelijkheid gebruik te maken van de collectieve aanvullende zorgverzekering. In die zin is een aanvullende zorgverzekering dan ook een voorliggende voorziening.
50