Beslissing op bezwaar Kenmerk: 23275/2011003181 Betreft: Beslissing op bezwaar inzake de NCRV – Family Matters Het Commissariaat voor de Media, gezien het besluit van 6 juli 2010, kenmerk 18438/2010010882, waarbij het Commissariaat voor de Media (hierna: het Commissariaat) de Nederlandse Christelijke Radio Vereniging (hierna: NCRV) boete heeft opgelegd wegens overtreding van artikel 2.89, eerste lid onder b, van de Mediawet, gezien het daartegen op 5 augustus 2010, aangevuld bij brief van 3 september 2010, ingediende bezwaarschrift, gelet op de Mediawet 2008, gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, overweegt als volgt, _________________________________________________________________________
A.
Verloop van de procedure
18 februari 2009 heeft de NCRV op het telefonisch verzoek van het Commissariaat daartoe, de productbegroting met betrekking tot het programma Family Matters aan het Commissariaat doen toekomen. 23 februari 2009 heeft het Commissariaat Good TV B.V. (hierna: Good TV) verzocht informatie te verstrekken over de bijdrage die Good TV heeft geleverd aan het programma. 24 februari 2009 heeft het Commissariaat Strix Television B.V. (hierna: Strix) verzocht hem alle afspraken te doen toekomen die zijn gemaakt in het kader van het programma. Bij brieven van 10 en 17 maart 2009 hebben respectievelijk Good TV en Strix de gevraagde informatie overgelegd. 22 december 2009 heeft het Commissariaat de NCRV op de hoogte gesteld van het voornemen tot het opleggen van een bestuurlijke boete van € 50.000,- wegens overtreding van artikel 2.106 Mediawet 2008 en een boete van eveneens € 50.000,- wegens overtreding van artikel 2.89, eerste lid, onder b, Mediawet 2008. Daarbij is de NCRV uitgenodigd voor een hoorzitting.
Bij e-mail van 26 januari 2010 ontvangt het Commissariaat van de NCRV, ten behoeve van de hoorzitting van 2 februari 2010, het uittreksel van Good TV en bevestiging van gemaakte afspraken met Good TV en Strix. Op 2 februari 2010 is de NCRV op de hoorzitting verschenen en heeft zij haar zienswijze mondeling toegelicht. Bij e-mail van 16 februari 2010, brief van 15 april 2010 en e-mail van 1 juni 2010 heeft de NCRV nadere informatie overgelegd, waaronder een schikkingsovereenkomst tussen Strix en Good TV. Bij brief van 23 april 2010 heeft het Commissariaat bevestigd informatie te hebben ontvangen en het nog te nemen besluit verdaagd. Bij beschikking van 6 juli 2010, verzonden op 13 juli 2010, kenmerk 18438/201004213, heeft het Commissariaat de NCRV een boete opgelegd van €50.000,- wegens overtreding van artikel 2.89, eerste lid, onder b, (niet toegestane reclame-uitingen) van de Mediawet 2008. Bij e-mail van 5 augustus 2010 heeft de NCRV op nader aan te voeren gronden bezwaar aangetekend tegen bovenvermelde beschikking van het Commissariaat. Bij brief van 9 augustus 2010, kenmerk 23275/2010012773, heeft het Commissariaat de ontvangst van dit bezwaarschrift bevestigd en heeft hij de NCRV tot 6 september 2010 de gelegenheid gegeven voor het indienen van de gronden van het bezwaar. Bij brief en e-mail van 3 september 2010 heeft de NCRV de gronden van haar bezwaarschrift ingediend. Bij brief van 13 september 2010 is het bezwaarschrift met onderliggende stukken doorgezonden aan de Adviescommissie Bezwaarschriften. Op 2 november 2010 heeft de Adviescommissie een hoorzitting gehouden waarbij de NCRV en het Commissariaat in de gelegenheid zijn gesteld hun respectievelijke standpunten toe te lichten. Op 26 januari 2011 heeft het Commissariaat het advies van de Adviescommissie Bezwaarschriften ontvangen.
-2-
Ontvankelijkheid Advies Adviescommissie 1. De Adviescommissie overweegt dat de NCRV bij brief van 5 augustus 2010 bezwaar heeft gemaakt tegen het sanctiebesluit dat op 13 juli 2010 bekend is gemaakt. Dit is binnen de daarvoor gestelde termijn. 2. Nu de NCRV in deze kwestie als belanghebbende aangemerkt kan worden – zij is namelijk door het gewraakte sanctiebesluit rechtstreeks in haar (in ieder geval: financiële) belang(en) geraakt – en het bezwaarschrift binnen de daarvoor geldende termijn is ingediend, kan dit bezwaarschrift in behandeling worden genomen. Standpunt Commissariaat 3. Het advies wordt ten aanzien van de ontvankelijkheid overgenomen (zie p. 10 van het advies). Het Commissariaat verklaart het bezwaarschrift van de NCRV ontvankelijk.
B. Motivering Bezwaren NCRV 4. Voor een uitgebreide weergave van de bezwaren van de NCRV verwijst het Commissariaat naar het advies van de Adviescommissie (p. 5-10). Geen reclame-uitingen Adviescommissie 5. De NCRV kan zich niet verenigen met het oordeel dat de in de sanctiebeschikking genoemde uitingen ofwel individueel ofwel in onderlinge samenhang één of meer reclame-uitingen zouden opleveren. 6. Teneinde te kunnen beoordelen of de in de sanctiebeschikking genoemde gewraakte uitingen in de uitzendingen van Family Matters als ‘reclame-uitingen’ aangemerkt moeten worden, heeft de Adviescommissie de gewraakte uitingen getoetst aan de vraag of sprake is van (a) een voor het gemiddelde publiek duidelijk waarneembare uiting (b) waardoor het publiek in staat is de dienst of het bedrijf van Keith Bakker onloochenbaar te identificeren (i.e. de uiting moet herleidbaar zijn tot de dienst of het bedrijf) en (c) die geschikt is om een positieve houding van het publieke ten opzichte van die dienst of het bedrijf te bevorderen. 7. Na toetsing van de in de sanctiebeschikking genoemde afleveringen 1, 8 en 10 van Family Matters aan voorgaande toetsingscriteria, constateert de Adviescommissie dat in elk van deze afleveringen is gerefereerd aan ‘de kliniek’ van Keith Bakker in Wassenaar. De Adviescommissie is van mening dat door de min of meer opvallende, niet niet-negatieve wijze waarop in de afleveringen is gerefereerd aan de kliniek van Keith Bakker in Wassenaar in beginsel een positieve houding van het relevante kijkerspubliek ten opzichte van de kliniek is bevorderd. De conclusie moet volgens de Adviescommissie aldus zijn dat sprake is van een reclame-uiting als bedoeld in artikel 2.89 lid 1 sub b van de Mediawet 2008.
-3-
8. Het twistpunt komt volgens de Adviescommissie dan neer op de vraag of de uitingen ook voldoen aan de voorwaarden van de uitzonderingsregeling van artikel 9 van het Mediabesluit 2008, meer specifiek de voorwaarden sub c (voorwaarde dat de ‘vertoning of vermelding niet op een overdreven en overdadige wijze plaatsvindt’) en sub d (voorwaarde dat ‘er geen sprake is van specifieke aanprijzingen’). De Adviescommissie overweegt hierbij dat het niet de bedoeling van de wetgever kan zijn geweest dat het Commissariaat uitingen uit verscheidene programma-onderdelen (i.e. afleveringen) bij elkaar kan sprokkelen om aldus tot een ‘kritische massa’ te komen, om zo te kunnen concluderen dat (bijvoorbeeld) het aantal malen dat de kliniek getoond is overdreven of overdadig is. Beoordeeld moet worden hoe de ‘impact’ van de uitingen op de gemiddelde tv-kijker is geweest, die één aflevering heeft gezien. 9. Na beoordeling van de verschillende afleveringen, moet de Adviescommissie concluderend oordelen dat de NCRV – alleen – met het uitzenden van aflevering 8 in strijd heeft gehandeld met artikel 2.89, eerste lid, van de Mediawet 2008, nu de gewraakte uitingen in die aflevering geacht kunnen worden ‘reclame-uitingen’ te zijn en deze de grens overschreden van hetgeen artikel 9, sub d, van het Mediabesluit toestaat. Dit betekent dat de conclusie van het Commissariaat – i.e. dat artikel 2.89 van de Mediawet 2008 is overtreden – op zichzelf gegrond is, maar dat de in de sanctiebeschikking gegeven motivering voor die conclusie aanpassing behoeft, nu deze tevens stelt dat andere aangehaalde uitingen in afleveringen 1,8 en 10 strijdig waren met artikel 9 sub c. Standpunt Commissariaat 10. Het Commissariaat overweegt, in navolging van de Adviescommissie, dat de NCRV, anders dan in het primaire besluit is overwogen, alléén met het uitzenden van aflevering 8 in strijd heeft gehandeld met artikel 2.89, eerste lid, van de Mediawet 2008. Het advies van de Adviescommissie wordt ten aanzien van de beoordeling van de verschillende afleveringen en de toetsing daarvan aan artikel 2.89, eerste lid Mediawet 2008 en artikel 9 Mediabesluit 2008 overgenomen (p.11 – 15). Over het gevolg hiervan voor de hoogte en de motivering van de boete zal later in dit besluit worden ingegaan. Artikel 6 Besluit Ontheffingen reclame-uitingen 11. De NCRV heeft gesteld dat voor wat betreft het vermelden van de kliniek in de eerste aflevering (als locatie) haar beroep op artikel 6, eerste lid, van het Besluit Ontheffingen reclame-uitingen van toepassing is. De Adviescommissie is van oordeel dat, gezien de observaties met betrekking tot de reclame-uitingen in de in de sanctiebeschikking genoemde verschillende gewraakte afleveringen, toetsing aan artikel 6 van het Besluit Ontheffingen reclame-uitingen hier achterwege kan blijven nu de enige uitingen die in strijd met artikel 52 van de Mediawet (oud, inmiddels artikel 2.89 Mediawet 2008) geoordeeld kunnen worden (de ‘goede behandeling’ in een kliniek ‘gespecialiseerd in gameverslaving’, uit aflevering 8) niet onder deze uitzonderingsregeling vallen. 12. Het Commissariaat wijst dit bezwaar van de NCRV af en verwijst voor de motivering hiervan naar het advies van de Adviescommissie (p.15) welke als overgenomen en ingelast dient te worden beschouwd.
-4-
Gelijkheidsbeginsel Adviescommissie 13. Ten aanzien van het beroep door de NCRV op het gelijkheidsbeginsel wijst de Adviescommissie er op dat voor een geslaagd beroep op dat beginsel zou moeten worden aangetoond dat er sprake is van een ongelijke behandeling van rechtens vergelijkbare gevallen. De Adviescommissie constateert in haar advies dat de NCRV zijn stelling dat er sprake zou zijn van vergelijkbare situaties onvoldoende heeft onderbouwd. Aldus kan dit beroep op het gelijkheidsbeginsel naar het oordeel van de Adviescommissie niet slagen. Wel heeft de NCRV volgens de Adviescommissie gelijk in haar constatering dat het Commissariaat in de sanctiebeschikking niet afdoende is in gegaan op haar stellingen op dit punt en dat dit hersteld kan worden in de beslissing op bezwaar. Standpunt Commissariaat 14. Met de Adviescommissie is het Commissariaat van oordeel dat het beroep van de NCRV op het gelijkheidsbeginsel niet kan slagen. Ter motivering wordt verwezen naar hetgeen de Adviescommissie hierover in haar advies heeft overwogen (p.15). 15. Ten aanzien van de opmerkingen van de Adviescommissie dat het Commissariaat geadviseerd wordt in de beslissing op bezwaar nader in te gaan op de stellingen van de NCRV dat het Commissariaat met de in het geding zijnde sanctiebeschikking in strijd handelt met het gelijkheidsbeginsel, wordt nog het volgende overwogen. 16. Allereerst is het Commissariaat van oordeel dat de NCRV haar beroep op het gelijkheidsbeginsel onvoldoende heeft gemotiveerd. De NCRV heeft niet nader onderbouwd waarom zij van oordeel is dat in de door de NCRV aangehaalde (‘reality’) programma’s sprake is geweest van vergelijkbare uitingen als de onderhavige (in aflevering 8 van het programma Family Matters). Volgens jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRvS) ligt het op de weg van degene die zich op het gelijkheidsbeginsel beroep om concrete gevallen te noemen waarin het bestuursorgaan zijns inziens ander heeft gehandeld dan in het zijne of zulks heeft nagelaten en voorts tot op zekere hoogte onderbouwt waarom die gevallen zijns inziens op relevante punten zodanig overeenkomst met het zijne dat sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel (vgl. o.m. ABRvS 29 augustus 2007, LJN BB2475). Nu de NCRV uitsluitend heeft verwezen naar andere programma’s waarin deskundigen hun kennis en kunnen ten toon kunnen spreiden is deze bezwaargrond onvoldoende gemotiveerd. Daarmee is immers nog niet aangetoond dat sprake is geweest van vergelijkbare uitingen. 17. Daarnaast benadrukt het Commissariaat dat hij in de onderhavige procedure niet optreedt tegen het feit dat het programma Family Matters is gemaakt met medewerking van de heer Bakker die naast hoofdrolspeler in het programma tevens eigenaar is van een verslavingskliniek die in het programma getoond en vermeld wordt. Het Commissariaat sanctioneert slechts de wijze waarop deze verslavingskliniek vermeld en aangeprezen wordt. Indien dezelfde verslavingskliniek in dit of een ander programma op vergelijkbare wijze zou zijn aangeprezen door
-5-
iemand die niets met de kliniek te maken heeft, zou het Commissariaat op dezelfde wijze hebben gehandeld. 18. Van een toezichthouder kan daarenboven niet worden gevergd dat hij, gelet op de capaciteit, alle programma’s uitvoerig onderzoekt. Naast de constatering dat de NCRV niet gewezen heeft op programma’s waarin uitingen zijn gedaan die te vergelijken zijn met de gewraakte reclame-uitingen in het programma Family Matters, geldt dat niet alle programma’s waarin overtredingen begaan worden, ook worden beboet. Strijd met artikel 3.3 Beleidslijn Sanctiemaatregelen Adviescommissie 19. De eerste aflevering van het programma Family Matters is uitgezonden op 16 december 2008. Het Commissariaat heeft op 22 december 2009 een sanctievoornemen geredigeerd, waarvan de NCRV op 5 januari 2010 kennis heeft genomen. De NCRV stelt zich op het standpunt dat er dus meer dan een jaar na kennisname van de overtreding is verstreken, alvorens het Commissariaat aan de NCRV een voornemen tot het opleggen van een sanctiemaatregel bekend heeft gemaakt. De NCRV meent dat het Commissariaat daarom van het starten van een procedure af had moeten zien en beroept zich daarbij op het bepaalde in artikel 3.3 van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007. 20. De Adviescommissie merkt op dat zij artikel 3.3. van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen weinig helder geformuleerd acht, maar dat aangenomen moet worden dat deze bepaalt dat het Commissariaat afziet van sanctionering wanneer niet binnen één jaar na uitzending van het betreffende programma-onderdeel de sanctieprocedure is gestart. Volgens het Commissariaat vangt deze procedure meestal aan met verzending van een zogenaamde ‘informatiebrief’ (ex artikel 3.2 van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen). De Adviescommissie stelt vast dat een dergelijke – zeer ruim geformuleerde – informatiebrief in dit geval op 16 januari 2009 aan de NCRV is gestuurd. 21. De Adviescommissie is van oordeel dat het Commissariaat voldaan heeft aan zijn regel of - zoals de Adviescommissie stelt – zijn interpretatie daarvan; het Commissariaat heeft de informatiebrief verzonden binnen één jaar na de uitzending. De Adviescommissie merkt daarbij op dat het Commissariaat daarna anderhalf jaar genomen heeft om de boete voor de reclame-overtreding te formuleren, zonder dat er (bijzondere) redenen zijn aangevoerd welke dit (zeer) ruime tijdsverloop zouden kunnen verklaren of rechtvaardigen. Gezien dit (ruime) tijdsverloop acht de Adviescommissie het onredelijk wanneer het Commissariaat nu alsnog een aanzienlijke boete zou opleggen. Standpunt Commissariaat 22. Anders dan de NCRV is het Commissariaat van mening dat er overeenkomstig artikel 3.3 van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007 is gehandeld. Op grond van artikel 3.2 van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007 wint het Commissariaat bij een belanghebbende informatie in over een vermoedelijke overtreding. Op grond van artikel 3.4 van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007 stelt het Commissariaat
-6-
belanghebbende bij aangetekend schrijven in kennis van zijn voornemen tot het opleggen van de sanctie en van de gronden waarop dit voornemen berust. Op grond van artikel 3.3 van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007 moet het Commissariaat van het starten van de in artikel 3.2 dan wel de in artikel 3.4 weergegeven procedure afzien indien meer dan een jaar na kennisname van de overtreding is verstreken. Het Commissariaat is van oordeel dat artikel 3.2 van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007 aldus gelezen moet worden dat het Commissariaat binnen een jaar na kennisname van de overtreding óf een voorlopige sanctie moet hebben opgelegd óf een informatiebrief moet hebben verstuurd. 23. Gelet op het feit dat de eerste uitzending van het programma Family Matters op 16 december 2008 is uitgezonden en het Commissariaat naar aanleiding daarvan aan de NCRV op 16 januari 2009 een informatiebrief heeft verzonden, is het Commissariaat binnen twee maanden met de in artikel 3.3 van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007 genoemde procedure gestart en heeft het Commissariaat daarmee voldaan aan de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007. Het bezwaar van de NCRV op dit punt is dan ook ongegrond. 24. Het Commissariaat kan zich niet verenigen met het standpunt van de Adviescommissie dat het (ruime) tijdsverloop tussen de relevante uitzending en het versturen van de informatiebrief en het bepalen van de sanctiebeschikking meegewogen moet worden bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen boete. De Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007 legt niet de verplichting op om na het vragen van informatie binnen datzelfde jaar ook de uiteindelijke sanctiebeschikking te bepalen. Het Commissariaat zal het advies van de Adviescommissie op dit punt dan ook niet volgen en blijft bij zijn oordeel dat hij heeft gehandeld overeenkomstig artikel 3.3 van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007. Hoogte boete Adviescommissie 25. Wat betreft de motivering van de hoogte van de boete overweegt de Adviescommissie dat het Commissariaat de gestelde overtreding heeft aangemerkt als ‘ernstig’ vanwege het commerciële belang dat commerciële derden hebben gehad bij de uitzending. Volgens de Adviescommissie wekt het gebruik van dit argument bevreemding nu dit door het Commissariaat in het algemeen wordt gebruikt om aan te duiden dat het dienstbaarheidverbod is overtreden en het treffen van de onderhavige sanctiemaatregel daar niet (langer) op gegrond is. 26. De Adviescommissie wijst er op dat voor de constatering dat een reclameovertreding ‘licht’, ‘ernstig’, of ‘zeer ernstig’ was, het bepalend is in hoeverre een merk, product, dienst, (handels)naam et cetera nadrukkelijk – bijvoorbeeld door inzoomen – en/of langdurig en/of veelvuldig is vermeld en/of getoond. Een andere relevante factor waardoor een reclameovertreding (zeer) ernstig kan zijn, is, aldus de Adviescommissie, of de omroep zich heeft laten betalen voor het vermelden of vertonen. Het enkele feit dat een commerciële derde belang zou hebben gehad bij de uiting is volgens de Adviescommissie geen onderscheidende factor.
-7-
27. Gezien de uitingen in de drie beoordeelde afleveringen, concludeert de Adviescommissie dat niet gesteld kan worden dat hier de kwalificatie ‘ernstig’ gerechtvaardigd zou zijn. Nu hoogstens enkele uitingen uit één aflevering als strijdig met artikel 9 van het Mediabesluit gezien kunnen worden, kan volgens de Adviescommissie alleen nog de categorie ‘lichte ‘overtreding aan de orde zijn. Standpunt Commissariaat 28. Het Commissariaat kan zich niet verenigen met het door de Adviescommissie ingenomen standpunt dat het door het Commissariaat in de sanctiebeschikking gebruikte argument dat de in het geding zijnde overtreding als ‘ernstig’ moet worden aangemerkt ‘vanwege het commerciële belang dat commerciële derden hebben gehad bij de uitzending’, de Adviescommissie bevreemdt omdat dit argument in het algemeen ook gebruikt wordt om aan te duidend dat het dienstbaarheidsverbod (artikel 2.141, eerste lid van de Mediawet 2008) is overtreden en het treffen van de onderhavige sanctiemaatregel daar niet (langer) op gegrond zou zijn. 29. In artikel 2.8 van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007 zijn de verschillende omstandigheden opgenomen die, indien van één of meer van deze omstandigheden sprake is, een overtreding als ernstig kwalificeren. Eén van de in artikel 2.8 van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007 opgenomen omstandigheden luidt: ‘een publieke omroep heeft de beginselen van non-commercialiteit, bijvoorbeeld het dienstbaarheidsverbod, en onafhankelijkheid in meer dan beperkte mate geschonden’. In de sanctiebeschikking heeft het Commissariaat het feit dat de NCRV met de in de sanctiebeschikking gewraakte overtredingen de beginselen van noncommercialiteit heeft geschonden als ernstig aangemerkt, omdat commerciële derden door de betreffende gewraakte uitzendingen een commercieel belang hebben gehad bij de betreffende uitzendingen. Het dienstbaarheidsverbod wordt in deze bepaling inderdaad als een voorbeeld gebruikt voor de wijze waarop de beginselen van noncommercialiteit geschonden kunnen worden, maar dit betekent niet dat het gebruik van deze omstandigheid uit artikel 2.8 van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007 ter motivering van de ernst van een boete alleen gebruikt zou kunnen worden bij schending van het dienstbaarheidsverbod. Het reclameverbod is zelfs een lex specialis van het dienstbaarheidsverbod, hetgeen erop duidt dat ook bij schending van het reclameverbod, de beginselen van non-commercialiteit in het geding komen. 30. Hoewel dit niet met zoveel woorden uit de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2008 blijkt, is het Commissariaat het met de Adviescommissie eens dat ter motivering van het argument dat de in de sanctiebeschikking gewraakte overtredingen als ‘ernstig’ moeten worden aangemerkt vanwege de geschonden beginselen van noncommercialiteit, het Commissariaat tevens had moeten ingaan op de vraag in hoeverre een merk, product, dienst (handels)naam et cetera nadrukkelijk – bijvoorbeeld door inzoomen – en/of langdurig en/of veelvuldig is vermeld en/of getoond. 31. Nu in deze beslissing op bezwaar geconstateerd is dat slechts aflevering 8 van de serie Family Matters tot overtreding van artikel 2.89 van de Mediawet 2008 heeft geleid en in het betreffende programma de kliniek van Keith Bakker drie keer is aangeprezen en één keer is getoond, is het Commissariaat het met de
-8-
Adviescommissie eens dat niet gesteld kan worden dat hier nog de kwalificatie ‘ernstig’ gerechtvaardigd zou zijn. Het Commissariaat is van oordeel dat de NCRV met deze aflevering de beginselen van non-commercialiteit in beperkte mate heeft geschonden, hetgeen, overeenkomstig artikel 2.9 van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen tot een ‘lichte’ overtreding leidt. 32. Voor de vaststelling van de hoogte van de bestuurlijke boetes hanteert het Commissariaat, met inachtneming van het in artikel 7.12, eerste lid, Mediawet 2008 neergelegde boetemaximum en op grond van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007, drie boetecategorieën met bijbehorende bandbreedtes. De plaatsing van een overtreding in een boetecategorie is afhankelijk van de aard, ernst en voor zover relevant de duur van de overtreding. Aan de hand van boeteverhogende en boeteverlagende omstandigheden wordt vervolgens de hoogte van de boete vastgesteld. 33. Onder verwijzing naar voorgaande motivering merkt het Commissariaat de door de NCRV met uitzending van aflevering 8 van de serie Family Matters begane overtreding van artikel 2.89, eerste lid, onder b, van de Mediawet 2008, op grond van artikel 2.9 van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007 aan als ‘lichte’ overtreding. 34. Bij een lichte overtreding van artikel 2.89, eerste lid, onder b, van de Mediawet 2008 geldt op grond van artikel 7.12, eerste lid, van de Mediawet 2008 in samenhang met artikel 2.4 van de Beleidslijn Sanctiemaatregelen 2007 voor de NCRV als publieke landelijke omroep, voor de te hanteren boete in beginsel een bandbreedte van €0,- tot €20.000,-. 35. Bij de vaststelling van de hoogte van de boete wordt in beginsel uitgegaan van het midden van die bandbreedte. 36. Het Commissariaat is niet gebleken van feiten of omstandigheden die het zouden rechtvaardigen de hoogte van de boete te verhogen dan wel te matigen of van de toepassing van de bestuurlijke boete in dit geval af te zien. 37. Gelet op het voorgaande besluit het Commissariaat de NCRV een boete op te leggen van €10.000,-. Overgangsrecht 38. Met de Adviescommissie is het Commissariaat van oordeel dat de NCRV terecht heeft opgemerkt dat het Commissariaat, gelet op artikel 9.5 van de Mediawet 2008 en de periode waarin de overtredingen zijn begaan (deels vóór de inwerkingtreding van de Mediawet 2008, op 1 januari 2009), artikel 135 juncto de artikelen 52a en 55 van de (oude) Mediawet had moeten gebruiken als grondslag voor het opleggen van een boete voor zover die betrekking heeft op in de periode vóór de inwerkingtreding van de Mediawet 2008 begane overtredingen.
-9-
39. Nu in deze beslissing op bezwaar geconstateerd is dat de NCRV alleen met het uitzenden van aflevering 8 op 10 februari 2009 de Mediawet c.a. heeft overtreden, volgt het Commissariaat de Adviescommissie in haar advies dat het Commissariaat niet hoeft te verwijzen naar de ‘oude’ Mediawet c.a.
C. Besluit Het Commissariaat: I. verklaart de bezwaren van de NCRV gericht tegen het besluit van 6 juli 2010, met kenmerk 18438/2010010882, gedeeltelijk gegrond, voor zover deze bezwaren gericht zijn tegen de (hoogte van) de boete die het Commissariaat in het besluit heeft opgelegd wegens overtreding van artikel 2.89, eerste lid, sub b, van de Mediawet 2008 door de NCRV met uitzending van de afleveringen 1, 8 en 10 van het programma Family Matters; II. verklaart de overige bezwaren van de NCRV ongegrond; III. handhaaft het primaire besluit met dien verstande dat de motivering op bovenstaande wijze wordt aangepast en aangevuld en dat een bestuurlijke boete wordt opgelegd van €10.000,-, wegens overtreding van artikel 2.89, eerste lid, sub b, van de Mediawet 2008.
Hilversum, 12 april 2011,
prof. dr. Tineke Bahlmann voorzitter
prof. mr. dr. Madeleine de Cock Buning commissaris
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan de natuurlijke persoon of rechtspersoon wiens belang rechtstreeks bij dit besluit is betrokken, daartegen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, beroep instellen bij de Rechtbank van het arrondissement waarbinnen zijn woonplaats zich bevindt.
Bijlagen:
- Advies Adviescommissie - Verslag hoorzitting Adviescommissie
- 10 -