Beslissen in het gevecht, bouwen aan veiligheid De ontwikkeling van het landoptreden
INHOUDSOPGAVE INLEIDING ..............................................................................................................................................5 1.
INTERNATIONALE ONTWIKKELINGEN, EEN COMPLEXE DYNAMIEK ................................................7 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
2.
NATIONALE ONTWIKKELINGEN ....................................................................................................13 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7
3.
INLEIDING....................................................................................................................................................... 17 OPTREDEN IN EEN COMPLEXE OMGEVING ............................................................................................................... 17 INVLOED GEOGRAFISCHE OMSTANDIGHEDEN EN HET KLIMAAT ..................................................................................... 18 DIFFUSE DREIGING ............................................................................................................................................ 18 MEER VERANTWOORDELIJKHEDEN IN EEN GROTER GEBIED VAN VERANTWOORDELIJKHEID .................................................. 19 DE BETEKENIS VAN MODERNE CONFLICTEN VOOR HET LANDOPTREDEN .......................................................................... 19 OPERATIES IN DE STABILISATIEFASE: DE LANGE ADEM VOOR SUCCES.............................................................................. 21 TOENEMEND BELANG VAN INLICHTINGEN ............................................................................................................... 23 STATISCH EN MOBIEL OPTREDEN .......................................................................................................................... 23 TECHNOLOGIE ALS BASIS ONDER HET OPTREDEN....................................................................................................... 24 OPLEIDING EN TRAINING VOORWAARDEN VOOR SUCCES ............................................................................................ 27 NATIONALE OPERATIES VRAGEN GEDEGEN INSPANNING ............................................................................................. 28 SUBCONCLUSIES ............................................................................................................................................... 28
ONTWIKKELING VAN HET LANDOPTREDEN ..................................................................................31 4.1 4.2 4.3 4.4 4.4.1 4.4.2 4.4.3 4.4.4 4.4.5 4.4.6 4.4.7
4.5
5.
INLEIDING....................................................................................................................................................... 13 RELEVANTE MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN ................................................................................................... 13 EEN BESCHRIJVING VAN HET HUIDIGE DEFENSIE- EN VEILIGHEIDSBELEID ......................................................................... 13 CONTINUE INZET: EXPEDITIONAIR EN NATIONAAL ..................................................................................................... 14 DE BESTUURLIJKE OMGEVING VAN DEFENSIE........................................................................................................... 15 INTERNE ONTWIKKELINGEN DEFENSIE.................................................................................................................... 15 SUBCONCLUSIES ............................................................................................................................................... 16
ERVARINGEN UIT OPERATIES .......................................................................................................17 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10 3.11 3.12 3.13
4.
INLEIDING......................................................................................................................................................... 7 GLOBALISERING ................................................................................................................................................. 7 SCHAARSTE, ONDERONTWIKKELING EN ONGELIJKHEID ................................................................................................. 7 KLIMAATVERANDERING ....................................................................................................................................... 8 DEMOGRAFISCHE ONTWIKKELINGEN ....................................................................................................................... 8 TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELINGEN ...................................................................................................................... 8 DE STRATEGISCHE SITUATIE: POTENTIËLE BEDREIGINGEN EN CONFLICTEN ......................................................................... 9 SUBCONCLUSIES ............................................................................................................................................... 10
INLEIDING....................................................................................................................................................... 31 PERSONEEL, HET KAPITAAL VAN DE LANDSTRIJDKRACHTEN .......................................................................................... 31 MATERIEEL, DE HARDWARE VAN DE LANDSTRIJDKRACHTEN. ....................................................................................... 33 INZET, INSTANDHOUDEN INZET EN OEFENEN. .......................................................................................................... 34 EOC-1: Tijdige beschikbaarheid. ................................................................................................................................ 34 EOC-2: Gevalideerde inlichtingen. ............................................................................................................................. 35 EOC-3: Ontplooibaarheid en mobiliteit...................................................................................................................... 36 EOC-4: Effectieve inzet............................................................................................................................................... 39 EOC-5: Hoogwaardige commandovoering. ............................................................................................................... 42 EOC-6: Adequate logistieke ondersteuning. .............................................................................................................. 44 EOC-7: Veiligheid en bescherming. ............................................................................................................................ 45
SUBCONCLUSIES ............................................................................................................................................... 46
AFSLUITING ..................................................................................................................................51
Pagina 3
Pagina 4
INLEIDING
Vooraf Ontwikkelingen in de wereld waarin wij leven voltrekken zich in een steeds hoger tempo. Deze dynamiek heeft zijn invloed op de vrede en veiligheid in de wereld. Waar we in sommige delen van de wereld de stabiliteit zien toenemen, zien we in andere delen instabiliteit groeien. Het verstoren van het evenwicht is van alle dag en een voedingsbodem voor conflicten. Conflicten zullen ook in de toekomst wereldwijd voorkomen. Nederland is hier vaak bij betrokken, vanuit een (in)direct veiligheidsbelang, of vanuit de ambitie bij te dragen aan de internationale rechtsorde, vrede en stabiliteit in de wereld. De krijgsmacht is één van de machtsinstrumenten die Nederland hierbij kan inzetten. De vele ontwikkelingen in de omgeving van de landstrijdkrachten en de ervaringen die wij opdoen in de missies waaraan wij bijdragen, zijn van grote invloed op het landoptreden. De verdere professionalisering als gevolg van recente missies zoals in Afghanistan en Irak is blijvend. Maar tegelijkertijd zijn de ervaringen in Afghanistan niet de enige norm. Toekomstige conflicten zullen variëren in aard, omvang, plaats, geweldsniveau en actoren. De landstrijdkrachten moeten daarom gereed en relevant blijven voor het gehele spectrum van conflicten (full spectrum operations), met alle capaciteiten die daarvoor ook in de toekomst nodig zijn.
Waarom dit document? Dit document bouwt voort op de studie “De ontwikkeling van het landoptreden, de Koninklijke Landmacht op weg naar de toekomst” uit april 2005. Die studie gaf de ‘hoofdschootsrichting’ aan voor de ontwikkeling van het landoptreden tot 2020 en vormde een uitgangspunt voor de ontwikkeling van doctrine, studies en operationele concepten. Sinds 2005 is er echter het nodige veranderd. Internationale en nationale ontwikkelingen gaan erg snel. Met de beleidsbrief ‘Wereldwijd Dienstbaar’ is het beleidskader veranderd en ook de bestuurlijke omgeving waarbinnen het Commando Landstrijdkrachten functioneert is anders: de verantwoordelijkheid beperkt zich tot de gereedstelling en instandhouding van inzetbare eenheden. In Afghanistan voeren we op dit moment een van de meest veeleisende operaties uit. De Comprehensive Approach is de leidende benadering voor het oplossen van conflicten, een geïntegreerde aanpak waarbij per definitie de inzet van militairen altijd maar één van de middelen is. Deze relevante veranderingen zijn voor mij aanleiding geweest de bestaande studie “De ontwikkeling van het landoptreden” uit 2005 tegen het licht te houden. Dit document gaat in hoofdstuk 1 en 2 in op de ontwikkelingen die de internationale en nationale situatie beïnvloeden. Hoofdstuk 3 geeft de beschrijving van de ontwikkelingen in het militair optreden en hoofdstuk 4 vertaalt deze naar de consequenties voor essentiële operationele capaciteiten.
Pagina 5
Tot slot In het nieuwe besturingsmodel is de ontwikkeling van kennis voor en over het landoptreden belegd bij 1
de Commandant Landstrijdkrachten als ‘Autoriteit Landoptreden’ . Vanuit die hoedanigheid ben ik gesprekspartner voor de bestuursstaf bij de beleidsontwikkeling maar ook voor de andere operationele commando’s en in de internationale omgeving. Gereed en relevant blijven, betekent dat we de ontwikkelingen die zich voordoen en aftekenen tijdig moeten onderkennen, ze moeten analyseren en het effect ervan op het landoptreden in kaart moeten brengen. Daarmee geef ik als Autoriteit Landoptreden richting aan de gewenste ontwikkeling van het landoptreden en zo aan de ontwikkeling van het Commando Landstrijdkrachten. Dat is de doelstelling van dit document.
Utrecht, december 2008,
Commandant Landstrijdkrachten
R.A.C. Bertholee Luitenant-generaal
1
Het autoriteitsgebied Landoptreden omvat het optreden van grondgebonden eenheden. Optreden “op de grens van zee en land”
(amfibische operaties) en optreden van grondgebonden luchtverdedigingseenheden van het CLSK maken daar geen deel van uit.
Pagina 6
1.
INTERNATIONALE ONTWIKKELINGEN, EEN COMPLEXE DYNAMIEK
1.1
Inleiding
Dit hoofdstuk behandelt eerst op hoofdlijnen vijf algemene ontwikkelingen die de internationale situatie beïnvloeden. Vervolgens komen de militaire ontwikkelingen en de ontwikkeling van dreigingen aan bod. Dit hoofdstuk vormt samen met het volgende hoofdstuk de basis voor de ontwikkelingen in het militair optreden die in de daarop volgende hoofdstukken worden beschreven. 1.2
Globalisering
Wereldwijd ontstaat er een steeds sterkere economische vervlechting. Gecombineerd met moderne informatietechnologie en migratiestromen betekent deze vervlechting dat afstanden en grenzen tussen nationale samenlevingen betrekkelijk worden: de aarde is plat. Dit biedt kansen voor economische ontwikkeling, zeker voor een open en internationaal land als Nederland. De economische vervlechting schept daarnaast wederzijdse afhankelijkheden die dempend werken op mogelijke conflicten. Globalisering beïnvloedt de traditionele verhoudingen van macht en schaarste in de wereld en is daarmee een bron van conflicten. Globalisering leidt er ook toe dat beginnende conflicten zich sneller kunnen verspreiden. Er is een grotere kans op horizontale escalatie, met geografische uitbreiding en meer actoren. Ook de kans op verticale escalatie (een hogere geweldsintensiteit) neemt toe. De economische vervlechting en globalisering komen sterk tot uiting in het internationale financieel systeem. De complexiteit en kwetsbaarheid hiervan kwamen bij de kredietcrisis aan het licht. 1.3
Schaarste, onderontwikkeling en ongelijkheid
Conflicten hebben meestal ook een economische dimensie en zijn gebaseerd op tegengestelde belangen. In de toekomst groeit de wereldwijde schaarste aan grondstoffen, energie, voedsel en drinkwater. De vraag hiernaar neemt door stijging van de welvaart en groei van de wereldbevolking verder toe. De beschikbaarheid van grondstoffen, energie, voedsel en drinkwater houdt deze vraagontwikkeling niet bij: dit leidt tot verdere schaarste. Er worden nu al tussen en zelfs binnen staten oorlogen gevoerd om de toegang tot natuurlijke hulpbronnen. Een complicerende factor is bovendien dat de wereldwijde energievoorraad zich voor een substantieel deel bevindt in instabiele landen en regio’s. Kortom, ook in de toekomst is het zeker stellen van de toegang tot grondstoffen, energie, voedsel en drinkwater een bron van conflicten. Onderontwikkeling is een andere bron van conflicten: veiligheid en ontwikkeling hangen nauw samen. Wereldwijd blijft armoede bestaan. Een grote groep armen is bezig met overleven en op zoek naar middelen van bestaan, zoals schoon drinkwater, energiebronnen en vruchtbaar land. Dit kan leiden tot plaatselijke conflicten, migratie en een voedingsbodem bieden voor criminaliteit en terrorisme.
Pagina 7
Ook een grote mate van ongelijkheid tussen regio’s, godsdienstige of etnische groeperingen betekent dat er een grotere kans op conflicten is. Het gaat niet alleen om economische ongelijkheid, maar ook om verschillen in positie en kansen. Dit geldt met nadruk niet alleen tussen, maar ook binnen landen. 1.4
Klimaatverandering
Een niet gemakkelijk te duiden en ook niet gemakkelijk te beïnvloeden ontwikkeling is de opwarming van de aarde en daarmee de verandering van het klimaat. De zeespiegel zal stijgen en de golfstromen in de oceanen kunnen veranderen. Extreme weersinvloeden zullen toenemen. Dit kan leiden tot meer neerslag, overstromingen en orkanen, maar ook verdroging en woestijnvorming. De hoeveelheid land geschikt voor bewoning en voedselproductie neemt waarschijnlijk af. Klimaatverandering wordt vooral veroorzaakt en versterkt door wereldwijde economische activiteiten. Geopolitieke belangen spelen een belangrijke rol in de discussie rondom het nemen van maatregelen tegen de klimaatverandering, met frictie tussen landen als mogelijk gevolg. 1.5
Demografische ontwikkelingen
De wereldbevolking zal vooral in Azië en in Afrika toenemen. De bevolking van Europa neemt relatief en absoluut af. Gecombineerd met economische groei zal het machtsevenwicht hierdoor uiteindelijk naar het Oosten verschuiven. Urbanisatie neemt toe, mensen trekken weg van het platteland in de richting van steden en voorsteden, het aantal steden met meer dan 10 miljoen inwoners stijgt. In 2025 zal meer dan 60% van de wereldbevolking in steden wonen. In bepaalde delen van de wereld heeft de toename van de bevolking, gecombineerd met urbanisatie, grote gevolgen. Bestuur, infrastructuur en werkgelegenheid van steden, regio’s en landen zijn hier nauwelijks op berekend. Samen met de al genoemde schaarste in andere delen van de wereld, kan de bevolkingsgroei in de wereld leiden tot een destabilisering van regio’s, conflicten en migratie. De demografische ontwikkelingen hebben overigens ook voor Nederland gevolgen. Het lage geboortecijfer, samen met het teruglopende bevolkingsaantal en vergrijzing, verkleint de beroepsbevolking en kan leiden tot arbeidsschaarste. Het arbeidspotentieel neemt af en daarmee neemt de concurrentie op de arbeidsmarkt toe. Door migratie, ook in het verleden, verandert langzaam de samenstelling van de bevolking: de multiculturele samenleving. Een substantieel deel van de bevolking heeft een andere achtergrond. 1.6
Technologische ontwikkelingen
De mogelijkheden van technologie zullen minstens zo sterk blijven toenemen als de afgelopen twintig jaar. De ontwikkeling van informatietechnologie loopt waarschijnlijk voorop, maar er valt ook veel ontwikkeling te verwachten in gebieden als biotechnologie, nanotechnologie, robotica, nieuwe materialen en energietechnologie.
Pagina 8
De ontwikkeling van technologie is vooral civiel gedreven en globalisering geeft steeds meer actoren en ook potentiële tegenstanders toegang tot hoogwaardige technologie. Dit biedt veel kansen, maar ook bedreigingen. De afhankelijkheid van goed functionerende ICT-systemen neemt sterk toe en daarmee de kwetsbaarheid. Cyber warfare is een goed voorbeeld van een nieuwe bedreiging die inspeelt op deze kwetsbaarheid. De voorspelbaarheid van technologische ontwikkelingen op de langere termijn is moeilijk en onzeker. Hetzelfde geldt voor de consequenties ervan. Beter is het om te beseffen dat technologisch ontwikkelingen sneller en verder gaan dan we ons nu kunnen voorstellen. Dat betekent ook een noodzakelijk vermogen om hierop te kunnen anticiperen Het gebruik van de ruimte is zowel civiel als militair sterk toegenomen. Satellieten vormen een essentiële schakel in vitale civiele en militaire systemen, waardoor afhankelijkheid van een vrij gebruik ervan toeneemt. Beheersing van de ruimte is dan ook een dimensie binnen het militair optreden die aan belang zal winnen. 1.7
De strategische situatie: potentiële bedreigingen en conflicten
De hiervoor genoemde wereldwijde ontwikkelingen beïnvloeden elkaar en vormen samen de achterliggende oorzaken, of bronnen van conflicten en dreigingen in de toekomst. Deze paragraaf gaat in op de hoofdlijnen van de huidige strategische situatie, potentiële bedreigingen en conflicten. Van een interstatelijke, directe militaire bedreiging van Nederland en de overige delen van het Koninkrijk lijkt geen sprake. Hoewel het aantal oorlogen afneemt, blijven grote delen van de wereld echter instabiel. Instabiel is het Midden-Oosten, met de situatie in Irak, het Israëlisch-Palestijnse conflict en de ontwikkelingen in Iran. Toenemende instabiliteit is ook te vinden in grote delen van Afrika en Azië zoals de Kaukasus. De uitbreiding van de NAVO brengt deze laatste dichter bij het verdragsgebied. Buitenlandse conflicten en binnenlandse veiligheid zijn door escalatie en uitstralingseffecten met elkaar verweven: het onderscheid tussen externe en interne veiligheid vervaagt. Zo verplaatst terrorisme de strijd naar Nederland: het bedreigt de veiligheid van Nederlandse staatsburgers in hun eigen leefomgeving. De Nederlandse veiligheid wordt ook op andere wijzen bedreigd: door de verspreiding van massavernietigingswapens, piraterij, pandemieën, digitale onveiligheid en ook cyber warfare. Een andere bedreiging is grensoverschrijdende criminaliteit (zoals drugssmokkel, mensenhandel en wapenhandel). Conflicten zijn moeilijk te voorspellen. Een complicerende factor hierbij is dat niet alleen staten actoren zijn, maar ook individuele burgers, bevolkingsgroepen, internationale organisaties, private netwerken, criminele – of terroristische organisaties, non-gouvermentele instellingen en multinationals.
Pagina 9
Nederland is vrijwel continu betrokken bij conflicten die indirect de Nederlandse belangen bedreigen. Actoren zijn veelal niet-statelijk en vinden een vruchtbare bodem in fragiele-, falende- of schurkenstaten. Steun aan staatsvorming en duurzame ontwikkeling zijn bij zulke conflicten vrijwel zonder uitzondering de belangrijkste opgaven. Dit gebeurt altijd in internationaal verband, zoals de VN, NAVO, EU of ad hoc coalities. Het militair optreden hierbij strekt zich uit van humanitaire hulpverlening tot het omverwerpen van onwettige en bedreigende regimes. Dergelijke operaties zijn veelal langdurig en vinden plaats op het land, tussen de bevolking. 1.8
Subconclusies •
Toekomstige
bronnen
van
dreigingen
en
conflicten
zijn
globalisering,
schaarste,
onderontwikkeling en ongelijkheid, klimaatverandering, demografische ontwikkelingen en technologische ontwikkelingen. •
Wereldwijd blijft er een groot potentieel aan interstatelijke, intrastatelijke en transnationale dreigingen en conflicten. Deze verschillen in complexiteit door de aard, omvang, plaats, geweldsniveau en actoren.
•
Van een interstatelijke, directe militaire bedreiging van Nederland en de overige delen van het Koninkrijk lijkt op korte termijn geen sprake. Escalatie en uitstralingseffecten van buitenlandse conflicten bedreigen echter indirect de Nederlandse veiligheid. Voorts brengt de uitbreiding van de NAVO de toenemende instabiliteit in de Kaukasus dichter en dichter bij het verdragsgebied.
•
Nederland is vrijwel continu betrokken bij conflicten die indirect de Nederlandse belangen bedreigen. Steun aan staatsvorming en ontwikkeling zijn bij zulke conflicten vrijwel zonder uitzondering de belangrijkste opgaven. Dit vereist dat landstrijdkrachten continu in staat moeten zijn wereldwijd een militaire bijdrage te leveren aan de Nederlandse politieke inspanningen om deze conflicten op te lossen. Militaire inzet hierbij is veelal langdurig en vindt plaats op het land, tussen de bevolking. De inzet strekt zich uit van humanitaire hulpverlening tot het omverwerpen van onwettige en bedreigende regimes.
Pagina 10
Wereldwijd blijft armoede bestaan. Een grote groep armen is bezig met overleven en op zoek naar middelen van bestaan, zoals schoon drinkwater, energiebronnen en vruchtbaar land.
In 2025 zal meer dan 60% van de wereldbevolking in steden wonen. In bepaalde delen van de wereld heeft de toename van de bevolking, gecombineerd met urbanisatie, grote gevolgen.
De samenwerking met civiele autoriteiten voor de nationale veiligheid is geïntensiveerd.
De afhankelijkheid van goed functionerende ICT-systemen neemt sterk toe en daarmee de kwetsbaarheid.
2.
NATIONALE ONTWIKKELINGEN
2.1
Inleiding
Dit hoofdstuk behandelt een aantal nationale ontwikkelingen die van invloed zijn op het landoptreden. Aan de orde komen achtereenvolgens: maatschappelijke ontwikkelingen, het defensiebeleid, continue inzet van Defensie, de bestuurlijke omgeving en tot slot een aantal ontwikkelingen binnen Defensie. 2.2
Relevante maatschappelijke ontwikkelingen
In Nederland is er sprake van een toenemende individualisering. Individuen gedragen zich op alle gebieden meer en meer als kritische consumenten. De rol van maatschappelijke organisaties neemt af en burgers tonen zich zeer kritisch naar de overheid: dit kan een risico vormen voor het draagvlak van militaire operaties. De invloed en snelheid van de publieke opinie nemen sterk toe. De kritische publieke opinie speelt een nadrukkelijke rol bij het verkrijgen en behouden van draagvlak voor een missie. Militaire operaties worden hierdoor beïnvloed: moderne media brengen operaties nagenoeg onmiddellijk ‘tot in de huiskamer’. Het belang van de beeldvorming, publieke opinie en de rol van de media neemt hiermee toe. Perceptie en beeld bepalen mede het slagen van een operatie. De maatschappij eist tegelijkertijd meer van Defensie: een hoge relevantie, bruikbaarheid, efficiency én verantwoording. Dat betekent bijvoorbeeld vooraf én achteraf het waarom en hoe van een militaire operatie gedetailleerd uitleggen. Het betekent ook dat het publiek verwacht dat militairen ook nationaal hun bijdrage leveren, aandringt op snel ingrijpen bij internationale rampen of als bijvoorbeeld mensenrechten worden geschonden. Tegelijkertijd worden bij operaties schade, doden en gewonden (aan beide zijden) niet zonder uitleg of goede reden geaccepteerd. Een maatschappelijke ontwikkeling die hierbij aansluit, is het toenemend veiligheidsbesef, waarbij risico’s zoveel mogelijk uitgesloten worden. Een actueel voorbeeld zijn de hogere eisen aan bescherming voor militairen, die onder meer leidden tot de aankoop van pantsercontainers. Recente terreurdaden en - dreigingen beïnvloeden dit veiligheidsbesef: waarden als privacy worden deels ingeruild voor een mogelijke vergroting van de veiligheid. 2.3
Een beschrijving van het huidige Defensie- en veiligheidsbeleid
Het defensiebeleid, vastgelegd in de beleidsbrief ‘Wereldwijd Dienstbaar’ uit 2007, is gebaseerd op ontwikkelingen in de nationale en internationale omgeving en de gevolgen daarvan voor de veiligheid van ons land en voor onze belangen en waarden. Nederland is een open land in een wereld die alsmaar kleiner lijkt te worden. De openheid heeft Nederland onder meer een hoog levenspeil gebracht, maar maakt ons ook kwetsbaar. Nederland wil haar weerbaarheid op peil houden en in internationaal verband een actieve en constructieve partner blijven. De bevordering en de handhaving van de
Pagina 13
internationale rechtsorde staat in de grondwet. Nederland investeert in versterking van de internationale samenwerking, in de internationale rechtsorde én in duurzame ontwikkeling waar armoede heerst. Nederland loopt niet weg voor verantwoordelijkheid, ook niet als daarbij aanzienlijke risico’s worden gelopen. Deze betrokkenheid -ook die van militaire aard -geeft in internationaal verband bovendien recht van spreken. Een van de instrumenten voor dit actieve, geïntegreerde buitenlands beleid is een moderne, snel inzetbare en kwalitatief hoogwaardige krijgsmacht. Ook binnen de landsgrenzen levert de krijgsmacht op tal van manieren een wezenlijke bijdrage aan veiligheid. Het huidige Defensiebeleid adresseert een aantal ontwikkelingen. Ten eerste de eerder genoemde groeiende verwevenheid tussen interne en externe veiligheid. Ten tweede is onderkend dat de rol van Defensie verandert en verbreedt: naast de bescherming van het grondgebied gaat het in toenemende mate om de bescherming van het individu en de samenleving (way of life). De derde ontwikkeling in het Defensiebeleid is het besef van de sterke samenhang tussen veiligheid en ontwikkeling. Nederland heeft zich ten doel gesteld de millennium-ontwikkelingsdoelen aanzienlijk dichterbij te brengen. Hoewel de doelen betrekking hebben op gezondheid, honger, milieu, onderwijs, eerlijke handel en gelijke rechten, is de afgelopen jaren in internationaal verband het besef gegroeid dat ze alleen haalbaar zijn in landen waar sprake is van voldoende veiligheid. Hierbij is in toenemende mate ook een (ondersteunende) rol voor de krijgsmacht weggelegd. 2.4
Continue inzet: expeditionair en nationaal
Veelvuldige en wereldwijde inzet van militairen in landoptreden is de afgelopen jaren een gegeven. Militairen van het CLAS zijn de afgelopen jaren actief geweest in operaties in Afghanistan, Tsjaad, Irak, Bosnië, Soedan, Congo en Liberia. Ook droegen zij bij aan noodhulpoperaties in Indonesië (tsunami) en Pakistan (aardbeving). Jaarlijks zijn er meer dan 5.000 landmachtmilitairen op uitzending. Dit staat los van andere operationele verplichtingen, zoals de bijdragen aan Nato Response Force en de EUbattlegroups. Naast de continue inzet bij expeditionaire operaties zijn landstrijdkrachten ook grootschalig gecommitteerd aan nationale operaties. De samenwerking met civiele autoriteiten voor de nationale veiligheid is geïntensiveerd. Niet alleen de omvang, maar ook de aard van de bijdrage is veranderd. Voor 2
nationale veiligheidstaken zijn niet alleen tot 3200 CLAS-militairen onafgebroken beschikbaar, maar zijn ook specialistische capaciteiten geoormerkt. De regionale militaire commando’s, ingebed in de brigades, ontwikkelen zich tot één van de structurele veiligheidspartners in het nationale domein.
2
Defensiebreed worden continu 4600 militairen beschikbaar gehouden vanuit alle Operationele Commando’s. Een substantieel
deel hiervan kan hierbij grondgebonden worden ingezet.
Pagina 14
Het valt te verwachten dat deze veelvuldige inzet blijvend is: ook in de toekomst zullen militairen voor landoptreden continu, wereldwijd én nationaal, voor een palet aan taken worden ingezet en gereed gesteld. 2.5
De bestuurlijke omgeving van Defensie
De inzet van militairen is per definitie een onderdeel of instrument van het Nederlandse internationale veiligheidsbeleid. Steeds meer groeit het besef dat de verschillende machtsinstrumenten binnen dat beleid onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en dus ook in samenhang moeten worden aangestuurd. Dit heet de geïntegreerde aanpak; in dit stuk hanteren we de internationale benaming, de 3
Comprehensive Approach . Deze aanpak zal zich verder ontwikkelen op alle niveaus; zowel in de uitvoering als in de politiek-bestuurlijke context. Ook de invloed van Europese besluitvorming en samenwerking groeit verder. Dit geldt niet alleen het gezamenlijke Europees veiligheidsbeleid, maar ook de totstandkoming en de invloed van Europese weten regelgeving. Overigens, binnen de wet- en regelgeving verdwijnt de uitzonderingspositie van Defensie meer en meer. Defensie is daarmee gebonden aan reguliere (Europese) civiele procedures en regelgeving. Dit heeft direct zijn effect op operationele processen. Een andere relevante ontwikkeling is de verdergaande noodzaak tot een meer gedetailleerde beleidsen activiteitenverantwoording; niet alleen in de bedrijfsvoering maar ook over operaties. Hieraan gekoppeld is de eis tot een juist en volledig financieel en materieel beheer. 2.6
Interne ontwikkelingen Defensie
Met het nieuwe besturingsmodel is de rol van Operationele Commando’s veranderd en gericht op de gereedstelling en instandhouding van eenheden. De verantwoordelijkheden in het besturingsmodel leiden tot een centrale rol van de Bestuursstaf: daar vindt de beleidsvorming en aansturing van operaties plaats. Dit verbetert de afstemming en synergie. Centralisatie en eenvormigheid zijn hierbij echter niet altijd de beste oplossingen. Een andere relevante ontwikkeling binnen Defensie is de fragmentatie van de organisatie: met het nieuwe besturingsmodel en na vele reorganisaties bestaat Defensie uit steeds meer aparte organisatieonderdelen. Deze moeten vervolgens weer onderling afspraken maken. Dit geldt niet alleen bij de gereedstelling en vredesbedrijfsvoering, maar ook bij (expeditionaire) operaties. De consequentie hiervan is een continu en ingewikkeld afstemmingsvraagstuk. De uitbesteding van taken, publiek-private partnerschappen en de inzet van private military companies versterken dit effect nog eens.
3
Andere benamingen voor deze aanpak zijn: de “3D benadering (Defense, Diplomacy, Development) en DIME (USA). In essentie
verschillen deze benaderingen niet van elkaar.
Pagina 15
2.7
Subconclusies •
Maatschappelijke ontwikkelingen in Nederland zoals individualisering en de snelheid van de publieke opinie, beïnvloeden militaire operaties.
•
De maatschappij stelt steeds hogere eisen aan Defensie: relevantie, bruikbaarheid, efficiency én verantwoording.
•
Het veiligheidsbesef in Nederland neemt toe. Dit stelt onder meer hogere eisen aan de bescherming van militairen.
•
Nederlandse ambities, veiligheids- en defensiebeleid en de recente geschiedenis maken waarschijnlijk dat in de toekomst militairen voor landoperaties veelvuldige inzet worden: continu, wereldwijd én nationaal, voor een palet aan taken.
•
Inzet van militairen is altijd een onderdeel van het Nederlandse veiligheidsbeleid. De geïntegreerde aanpak, de Comprehensive Approach is dan ook de norm, zowel in de politiekbestuurlijke context áls in de uitvoering.
•
De complexiteit binnen de Defensie-organisatie is toegenomen wat leidt tot een continu en ingewikkeld afstemmingsvraagstuk.
Pagina 16
3.
ERVARINGEN UIT OPERATIES
3.1
Inleiding
De transformatie van de landstrijdkrachten krijgt mede vorm door operationele inzet. Veranderingen die door deze inzet plaatsvinden, grijpen diep in op alle aspecten van onze organisatie. De verworven ervaring is bijzonder waardevol en eist daarom terecht een plaats in het landoptreden van de toekomst. Dit hoofdstuk geeft een analyse van de operationele ervaringen uit onze operaties en de ervaringen in de internationale militaire omgeving. 3.2
Optreden in een complexe omgeving
Militaire landoperaties zijn complex vanwege de diversiteit aan actoren, de continue en diffuse dreiging, de invloed van geografische omstandigheden en het klimaat en tot slot een diversiteit aan taken. Bij het optreden op het land komen al die elementen samen, waardoor de complexiteit zich altijd en overal laat 4
gelden . Een Nederlandse operatie staat in principe niet op zichzelf maar maakt deel uit van een grotere operatie. Expeditionair landoptreden betekent veelvuldig samenwerken met andere landen (combined), instanties (inter-agency) en krijgsmachtdelen (joint). Voor het succes van een operatie bestaat een wederzijdse afhankelijkheid tussen andere (civiele) actoren en coalitiepartners. Dit stelt eisen aan de interoperabiliteit, vraagt om het kunnen overbruggen van cultuurverschillen, maar ook aan de beheersing van talen als (militair) Engels en Frans op alle niveaus. Om een volwaardige bondgenoot te zijn, dient Nederland over landstrijdkrachten te beschikken die zelfstandig expeditionair kunnen optreden. Naast toereikende algemene militaire capaciteiten zijn ook (internationaal) schaarse capaciteiten en de bereidheid tot burden sharing en risk sharing nodig om een volwaardig partner te kunnen zijn. Het integreren en afstemmen van de militaire bijdrage is hierbij een bijzondere verplichting. Deze commandovoering vindt steeds lager in de organisatie plaats, waarbij de complexiteit dus ook steeds lager komt te liggen. Bataljonsstaven bijvoorbeeld hebben bij hun optreden te maken met een grote diversiteit van militaire en niet-militaire actoren en moeten dat op hun niveau afstemmen. Een hoofdkwartier waar deze integratie en afstemming plaatsvindt, is essentieel om de gewenste effecten te kunnen bereiken. Dit beperkt zich niet alleen tot de Nederlandse operatie maar strekt zich uit tot de mogelijkheid om invulling te kunnen geven aan de rol van lead nation van een internationaal
4
AJP 3.2..: Land Operations: Complexity of environment: weather and terrain vary widely and affect operations dramatically;
Interaction with population: direct and complex: refugees/IDP, NGOs, civil government etc; Number of moving parts: thousands; Exposure to combat: 24/7 for a significant portion of the force.
Pagina 17
hoofdkwartier. Hierbij bepaalt de complexiteit van de operatie het uit te brengen hoofdkwartier en niet zo zeer de omvang van de troepenmacht. Om dus effectief te kunnen zijn in moderne operaties is het essentieel dat hoofdkwartieren deze complexe coördinatie kunnen uitvoeren. De benodigde kennis en ervaring hiervoor zijn geborgd in de brigadehoofdkwartieren en ook bij HQ 1 German/Netherlands Corps. Doorontwikkeling van deze capaciteit is noodzakelijk om ook in de toekomst op elk niveau invulling te kunnen blijven geven aan command and control in een joint, combined en multi-agency omgeving. Inzet brigade- en legerkorpshoofdkwartieren 2002
HQ Task Force Fox Macedonië
41 Mechbrig
2003
HQ ISAF Kabul
HQ 1 (GE/NL) Corps
2006
Deployment Task Force Uruzgan
101 Gevechtssteunbrigade
2006 - heden
ISAF HQ Task Force Uruzgan
11 Luchtmobiele Brigade, 13 en 43 Mechbrig
2006
ISAF HQ Regional Command South
43 Mechbrig
2008
ISAF HQ Regional Command South
43 Mechbrig
2009
HQ ISAF Kabul
HQ 1 (GE/NL) Corps
2010
Redeployment Task Force Uruzgan
Operationeel Ondersteunings Commando Land
3.3
Invloed geografische omstandigheden en het klimaat
Conflicten op het land vinden vooral plaats in gebieden met een minder sterk ontwikkelde infrastructuur en onder uiteenlopende klimatologische omstandigheden. De effecten op mens en materiaal zijn groot: materiaal wordt zwaar belast en is aan grote slijtage onderhevig. Materiaal moet soms ook worden aangepast om in het specifieke missiegebied onder alle omstandigheden optimaal bruikbaar te zijn. Personeel heeft soms aparte uitrusting nodig om haar taken uit te kunnen voeren. Dit stelt hoge eisen aan het personeel van de landstrijdkrachten, aan het materieel en aan de flexibiliteit van personele en materiële processen. Tevens heeft het budgettaire consequenties, die niet altijd vooraf zijn te voorzien. Operaties stellen altijd specifieke eisen aan uitrusting en materieel van landstrijdkrachten. 3.4
Diffuse dreiging
Kenmerkend voor de dreiging op het land is dat zij veelal niet gebonden is aan staatsgrenzen, het “thuisvoordeel“ heeft en snel veranderende verschijningsvormen kent. De tegenstander bevindt zich veelal tussen de bevolking en verandert zijn wijze van optreden voortdurend. De irregulier optredende tegenstander gebruikt technieken en middelen waarmee hij zich minder kwetsbaar maakt voor onze technologische superioriteit. Deze diffuse dreiging toont zich ondermeer in het gebruik van Improvised Explosive Devices (IEDs). Veelvuldig is er een verwevenheid van de tegenstander met criminaliteit door het creëren van een vrijplaats voor criminaliteit of het financieren van het optreden uit opbrengsten van criminaliteit.
Pagina 18
3.5
Meer verantwoordelijkheden in een groter gebied van verantwoordelijkheid
Binnen het landoptreden is op steeds lagere niveaus een verwevenheid van middelen te zien. Dit heeft zijn oorsprong in het autonome optreden van kleine eenheden waartoe de ontoegankelijkheid en uitgestrektheid van operatiegebieden noodzaakt. Schaarse capaciteiten die traditioneel op hoger niveau in de organisatie zijn ingebed, worden hierdoor zelfs al op compagnies- en pelotonsniveau geïntegreerd. Dit geldt ook voor joint enablers zoals luchtsteun. Bij het uitvoeren van de landoperatie worden deze niveaus geconfronteerd met een diversiteit aan taken. Bijna gelijktijdig moeten zij de aandacht verdelen over het uitschakelen van tegenstanders, het bewaren van de verkregen veilige situatie en het ondersteunen van (weder)opbouw. Daarom is een mix van middelen op laag niveau noodzakelijk, zodat men op dat niveau kan beslissen welke middelen men gezien de situatie het beste kan inzetten. Maar ook op andere niveaus zien we een vergelijkbare tendens: compagniesstaven en bataljonsstaven hebben
te
maken
met
joint,
combined
en
inter-agency-spelers,
de
brigadestaf
krijgt
verantwoordelijkheden die in het verleden op operationeel en soms strategisch niveau lagen: integratie van verschillende instrumenten van macht in de operatie. Dit gaat gepaard met een geografisch steeds groter gebied waarvoor een eenheid verantwoordelijk wordt gemaakt. Dit heeft dus gevolgen voor de samenstelling van de staven, de ervaringsopbouw van het personeel en het te volgen opleidings- en trainingstraject voor deze staven. 3.6
De betekenis van moderne conflicten voor het landoptreden
Moderne conflicten spelen zich af tussen mensen en worden daardoor vrijwel altijd beslist op het land. In de literatuur zijn diverse discussies over een mogelijke paradigmaverandering. Generaal Rupert Smith stelt in zijn bijna klassieke boek ‘The Utility of Force’ dat het aloude paradigma van de industriële oorlog vervangen is door het paradigma van de oorlog tussen de bevolking (‘War amongst the People’). Anderen, zoals de Britse generaal Richard Dannat, zijn juist van mening dat naast het klassieke paradigma er een tweede paradigma, zoals beschreven door Smith, bij is gekomen. Conflicten zoals in Afghanistan vallen ontegenzeggelijk in het paradigma van de oorlog tussen de bevolking. De Russische operatie in Georgië in 2008 laat zien dat het klassieke paradigma ook nog steeds bestaat. Dit betekent dat landstrijdkrachten binnen beide paradigma’s in staat moeten zijn effectief op te treden. Hoewel de recente publieke discussie anders doet vermoeden, kan in werkelijkheid geen onderscheid 5
worden gemaakt naar ‘’(weder)opbouw”- of “vechtmissies” . De militaire bijdrage aan wederopbouw is, binnen de Comprehensive Approach, voornamelijk het scheppen van een veilige situatie. Dit vereist een
5
. Operaties zijn operaties. Alle operaties kunnen fundamenteel op dezelfde manier worden benaderd. Er bestaan immers geen
beheersbare ‘schotten’ meer tussen de verschillende geweldsniveaus. Tijdens elke operatie moeten de deelnemende strijdkrachten een breed scala van militaire activiteiten kunnen uitvoeren, variërend van offensieve en defensieve activiteiten tot stabiliserende activiteiten.’(LDP 1 2008, paragraaf 3211).
Pagina 19
in tijd en ruimte gesynchroniseerde combinatie van offensieve, defensieve en stabiliserende activiteiten. Militaire operaties vinden altijd plaats binnen het zogenoemde conflictspectrum. Dit spectrum beschrijft in algemene zin de omgeving waarin de operaties plaatsvinden. Het belangrijkste onderscheid binnen het spectrum wordt gevormd door het geweldsniveau. Dit niveau loopt van vreedzame samenwerking tot oorlog. Om de militaire rol te kunnen invullen, moeten landstrijdkrachten dus kunnen optreden op alle geweldsniveaus (Amerikanen noemen dit full spectrum operations). Deze veelzijdigheid van optreden vereist een even veelzijdige mix van middelen. Operaties vragen om eenheden die reactievermogen, voortzettingsvermogen, strategische- en tactische bewegelijkheid combineren met bescherming en slagkracht. Een voorwaarde voor succesvolle inzet is de mogelijkheid en wil om bij toenemend geweld beslissend te kunnen optreden, zogenoemde escalatiedominantie. De diversiteit van de mix van middelen en de kleine verzorgingstotalen binnen uitgezonden eenheden zorgen ervoor dat een effectieve logistieke ondersteuning naar verhouding veel logistieke mensen en middelen kost. De ondersteuning stelt daarmee hoge eisen aan het adaptief vermogen van het logistiek systeem. De veelzijdigheid van het optreden heeft ook grote effecten op het personeel. Door technische middelen neemt de gevechtskracht van de individuele militair toe. De rol van mensen vindt een brandpunt in de uitvoering op de lagere niveaus. Dit stelt buitengewoon hoge eisen aan de leidinggevenden. Hun handelen is niet alleen gericht op het militaire resultaat, maar moet ook in overeenstemming zijn met andere actoren en andere operatielijnen. Zij dienen zich zelfs bewust te zijn van de mogelijke strategische gevolgen. Dit geldt voor zowel de jonge leidinggevenden (junior leaders) als voor de hoger leidinggevenden (senior leadership). Een toename aan verantwoordelijkheden vinden we op alle niveaus terug. Een compagniescommandant bijvoorbeeld, is binnen operaties vaak al verantwoordelijk voor een immens gebied, moet zelfstandig zaken doen met lokale en districtsautoriteiten, treedt op in een joint, combined en inter-agency omgeving en is daarbij actief op alle operatielijnen. Maar ook zien we dat een jonge pelotonscommandant patrouilles zelfstandig uitvoert en daarbij steeds meer middelen meeneemt: naast een regulier gemechaniseerd of gemotoriseerd infanteriepeloton, een geniegroep met search capaciteit; een Explosive Ordnance Disposal team, een Tactical Air Control Party, een Forward Observer, soms extra verkenningscapaciteit, een missieteam van het PRT, een PsyOps element, geneeskundige capaciteit. Zo’n eenheid groeit van een kleine 40 man in vier voertuigen naar 80 man met soms wel zestien voertuigen. Hij treedt bovendien zeer zelfstandig op in een groot gebied van verantwoordelijkheid, patrouilles duren tot wel negen dagen en in gevecht stuurt hij ook de inzet van gevechtshelikopters en Close Air Support met vliegtuigen aan. We zien dus dat verantwoordelijkheden lager in de organisatie steeds meer toenemen: een luitenant die steeds meer middelen krijgt, de effecten daarvan moet integreren in zijn optreden dat over verschillende operatielijnen loopt in een Three Block Warfare omgeving waarin hij geconfronteerd wordt met ethische dilemma’s waarbij hij in een spilt second moet besluiten terwijl de internationale
Pagina 20
media over zijn schouder meekijkt. Hij is daarbij verantwoordelijk voor leven en veiligheid van zijn eigen mensen en van onschuldige burgers. Achteraf dient de leidinggevende zich altijd te kunnen verantwoorden over zijn handelen. Opdracht gerichte commandovoering is essentieel onder deze omstandigheden. Dat betekent dat het senior leadership de te behalen doelstellingen en het gekoppelde oogmerk dient te articuleren, dat het de randvoorwaarden moet scheppen en dat het weg moet blijven van micromanagement in de uitvoering: dit geldt zowel tijdens operaties als tijdens opleiding en training en de vredesbedrijfsvoering. De transparantie van het optreden dat wordt veroorzaakt door alom aanwezige media is een complicerende doch onlosmakelijke factor. De strategic corporal is realiteit: het handelen van een individu binnen een missie kan binnen minuten wereldwijd bekend zijn en daarmee strategische gevolgen hebben. Het hoge operationele tempo, de wisselende- en diffuse dreiging en de klimatologische omstandigheden van hedendaagse operaties vragen bijzonder veel van militairen, het leiderschap en het materieel. 3.7
Operaties in de stabilisatiefase: de lange adem voor succes.
De Nederlandse bijdrage aan het oplossen van conflicten vraagt om een geïntegreerde inzet van de instrumenten van macht, de in het vorige hoofdstuk beschreven Comprehensive Approach. Het doel van de militaire bijdrage binnen de Comprehensive Approach is het creëren van een veilige omgeving, waarbinnen de andere processen van staatsvorming kunnen plaatsvinden. Staatsvorming heeft alleen kans van slagen als de bevolking hiermee een aantrekkelijk alternatief wordt geboden. Dit plaatst de bevolking centraal in de operatie. De militaire inzet in conflicten verloopt meestal in drie fases, die niet altijd duidelijk van elkaar zijn gescheiden: de interventiefase, de stabilisatiefase en de normalisatiefase.
Pagina 21
Level of violence
Winning the battle
Building peace
Intermediate objective
Intervention
Strategic
DECISIVE PHASE
Stabilisation
objective
Normalisation
Figuur 1: De drie fases van een conflict
6
De eerste fase is de interventiefase. In deze fase ligt de nadruk op het militair optreden. De doelstelling is de slag te winnen. Door militaire successen neemt het geweldsniveau geleidelijk af en komt de operatie in de volgende fase. Een Nederlandse inzet binnen een conflict hoeft niet per definitie aan te vangen in deze fase. De tweede fase is de stabilisatiefase. Dit is de beslissende fase binnen de gehele operatie en deze duurt ook het langste. In deze fase verschuift het accent van voornamelijk militair optreden naar de geïntegreerde inzet van alle ter beschikking staande machtsmiddelen teneinde de strategische doelstelling van de missie te kunnen realiseren. Afstemming van effecten in tijd en ruimte is daarbij de crux. De inzet van landstrijdkrachten en het effect ervan dienen dus afgestemd te zijn op de inzet en effecten van andere machtsinstrumenten. Landstrijdkrachten zijn hierbij een conditio sine qua non. Binnen de stabilisatiefase zal regelmatig (zwaar) gevochten moeten worden om veiligheid te creëren, uit te bouwen en blijvend te behouden, want eenmaal gerealiseerde veiligheid wordt continue bedreigd. Het geweldsniveau zal dus regelmatig oplaaien. De tegenstander is nog niet definitief verslagen. De mate van stabiliteit neemt steeds meer toe en het geweldsniveau bouwt langzaam af. Hierbij is het van belang om te beseffen dat dit geen lineair proces is en geen eenduidige faseafronding kent. Landstrijdkrachten dienen dus hierop te zijn ingericht. Het op termijn bestendigen van de afgedwongen
6
Bron: Winning the Battle, Building Peace; Land Forces in present and future conflicts. ‘Centre de Doctrine d’Emploi des Forces’
French Army; Paris 2007.
Pagina 22
vrede is afhankelijk van lokale veiligheidsinstanties. Het trainen en ondersteunen van lokale veiligheidsdiensten (Security Sector Reform, SSR) maakt hier deel van uit. Operaties hierbij zijn vrijwel altijd joint, combined en inter-agency van karakter. Operaties in de stabilisatiefase zijn het meest complex door de verwevenheid van militaire en niet-militaire activiteiten in het kader van de Comprehensive Approach. Landstrijdkrachten moeten zich dus richten op het optimaal kunnen uitvoeren van operaties binnen de beslissende en tevens meest complexe fase van een operatie: de stabilisatiefase. Opleiding en training van landstrijdkrachten dient zich primair op het optreden binnen deze, meest complexe fase te richten. De derde fase is de normalisatiefase. In deze fase ligt de focus op het installeren en versterken van een blijvend politiek, justitieel en sociaal systeem dat door de betrokken hoofdrolspelers in het conflict wordt geaccepteerd. De militaire inbreng in de operatie wordt steeds verder afgebouwd naar een volledige terugtrekking. 3.8
Toenemend belang van inlichtingen
Om de complexe omgeving te kunnen begrijpen en succesvol optreden mogelijk te maken, neemt het belang van inlichtingen toe. Het gaat daarbij niet alleen om de vraag waar de tegenstander zich bevindt en over zijn motieven en intenties. Binnen die complexe omgeving is het ook belangrijk om inzicht te hebben in andere factoren van invloed, zoals de bevolking, cultuur, bestuur, etc (the human environment).
Dit
beïnvloedt
zowel
de
benodigde
kwaliteit
en
kwantiteit
van
de
inlichtingenverzamelorganen, maar ook de mogelijkheid tot verwerken en de integratie met andere (internationale) informatiebronnen. Er is zowel nationaal als internationaal een groeiende behoefte aan het delen van informatie/inlichtingen tussen de verschillende actoren. Ook is er een groeiende behoefte te onderkennen aan specifieke inlichtingen op steeds lagere niveaus die vooral door Humint, Imint, Sigint en forensisch onderzoek moeten worden verzameld. Deze ontwikkelingen stellen hoge eisen aan de organisatie van de inlichtingenverzamelorganen, de verwerkingscapaciteit en de ervaringsopbouw van het inlichtingenpersoneel. Het onderstreept de noodzaak tot het hebben van kwalitatief en kwantitatief toereikende geïntegreerde (eigen) inlichtingencapaciteit, op elk niveau. 3.9
Statisch en mobiel optreden
De recente operaties in de stabilisatiefase hebben een vergelijkbaar karakter: ze duren langere tijd en vinden plaats in een specifieke Area of Operations. De meest voorkomende modus operandi is het gebruik maken van een of meerdere bases of compounds. Dit compound-principe verbetert de effectiviteit en het voortzettingsvermogen van een eenheid, zeker op langere termijn. Zo biedt het meer mogelijkheden tot bescherming, nemen de mogelijkheden van geneeskundige en logistieke faciliteiten sterk toe, vergemakkelijkt het de noodzakelijke energie- en watervoorziening, biedt het bescherming
Pagina 23
tegen weersinvloeden en geeft het ruimte voor comfort verhogende infrastructurele voorzieningen voor rust en ontspanning. Deze statische benadering lijkt bijna vanzelfsprekend. Maar de statische benadering heeft echter ook een belangrijke keerzijde. De opbouw en afbraak vergen veel tijd en capaciteit: het duurt lang voor de eigenlijke operatie kan beginnen en omgekeerd geldt hetzelfde voor de eventuele afbraak. Daarnaast kosten vooral de instandhouding en beveiliging van een base veel van de beschikbare capaciteit. Deze indirecte inzet gaat ten koste van de efficiëntie: het verkleint de direct beschikbare capaciteit voor de operatie. Mobiel optreden is een vanzelfsprekendheid binnen de interventiefase maar heeft ook zijn plaats binnen de stabilisatiefase: juist binnen de steeds groter wordende gebieden van verantwoordelijkheid, versterkt mobiel optreden de fysieke presentie in grotere delen van het operatiegebied en brengt de inzet zichtbaar dichter bij de bevolking. Ook vanuit de statische benadering moet een eenheid streven naar bewegelijk optreden. De geweldsintensiteit in de stabilisatiefase en het geografisch zwaartepunt van een operatie kunnen veranderen, hoofdkwartieren moeten daarom altijd capaciteit behouden om deze verandering fysiek te kunnen volgen. Mobiel landoptreden legt verder de kwetsbaarheid van de logistiek bloot: additionele maatregelen voor bescherming van de logistiek zijn dan ook benodigd. 3.10
Technologie als basis onder het optreden
Technologische ontwikkelingen voltrekken zich, zoals in het vorige hoofdstuk beschreven, in een hoog tempo. Omdat technologie een belangrijke basis vormt onder het moderne optreden moeten deze ontwikkelingen, onder druk van operationele belangen, sneller te velde worden gebracht. Dit vraagt een snel en flexibel behoeftestellings- en verwervingsproces, een flexibel opleidingsproces en goed kennismanagement. Eenmaal verworven materiaal dat zijn waarde heeft bewezen bij operationele inzet, moet duurzaam worden ingebed in de organisatie. Het personeel is immers vertrouwd geraakt met de succesvolle wijze van optreden met deze middelen. Eenmaal terug op de kazerne kan deze ervaring niet worden weggepoetst. Technologie vervult een sleutelrol in het verminderen van het thuisvoordeel van de tegenstander. Zijn vertrouwdheid met de omgeving wordt bij het landoptreden opgevangen door een hoge situational awareness
die
voortkomt
uit
goede
(persoonlijke)
verbindingsmiddelen
en
commandovoeringondersteuningssystemen van onze militairen. Deze middelen stellen militairen instaat om beter te overzien wat er gebeurt. Deze trend zal zich doorzetten met de individuele digitale assistent, joint common operational picture, battlefield management system, etc. en ontwikkelen tot een netwerk waar sensorinformatie, commandovoering en inzet van effectbrengers toegankelijk worden samengebracht. Dit concept wordt Network Enabled Capabilities (NEC) genoemd. NEC grijpt
Pagina 24
Eenmaal gerealiseerde veiligheid wordt continue bedreigd.
Conflicten op het land vinden vooral plaats in gebieden met een minder sterk ontwikkelde infrastructuur en onder uiteenlopende klimatologische omstandigheden. Dit stelt hoge eisen aan personeel en materieel.
Binnen de stabilisatiefase zal frequent gevochten moeten worden om veiligheid te creëren en blijvend te behouden.
Doelmatige logistiek moet onder operationele omstandigheden onder alle soorten dreigingen blijven functioneren.
diep op landstrijdkrachten in: het heeft effecten op doctrine, commandovoering, training, opleiding, materieel en personeel. Technologie ondersteunt landoptreden over de hele breedte van het geweldspectrum. Het optreden tussen de mensen kan beter vorm worden gegeven met niet of minder letale middelen (Less lethal weapons (LLW)) . Deze wapens verdienen een vaste plek in het arsenaal. Verminderd-zichtmiddelen geven een belangrijk voordeel op tegenstanders omdat we daarmee beter in staat zijn om bij duisternis op te treden, het adagium ‘own the night’ geeft dit goed weer. Tenslotte kan technologie bijdragen aan het verhogen van bescherming. Verbeteringen aan persoonlijke bescherming, opsporingsmiddelen tegen IEDs, geschikte voertuigen en bescherming van bases getuigen hiervan. Hierbij is het goed te realiseren dat de snel wisselende en diffuse dreiging in de eerste plaats het hoofd geboden wordt door getraindheid en goede procedures. Kortom, het effect van nieuwe technologieën gaat veel verder dan vervanging van bestaande systemen. Om het potentieel van technologie op termijn echt te kunnen benutten, moet tijdig gewerkt worden aan nieuwe (operationele) concepten. (Concept Development and Experimenation). 3.11
Opleiding en training voorwaarden voor succes
Het belang van opleiding en training (O&T) voor succes in landoperaties kan niet genoeg benadrukt worden. De complexe omgeving bij het landoptreden en de rol van de mens hierbij stellen hoge eisen aan het O&T-traject. In het bijzonder de opleiding van junior leaders is van groot belang omdat juist zij met geringe ervaring zich in het brandpunt van moderne operaties bevinden. Het optreden binnen het gehele conflictspectrum (full spectrum operations) vraagt opleiding en training voor alle taken. Binnen de operaties in de stabilisatiefase komen alle taken (offensief, defensief en stabiliserend) terug, immers het creëren en handhaven van veiligheid is geen lineair proces. Kinetische inzet en non-kinetische inzet wisselen elkaar continu af en stellen daarmee zeer hoge eisen aan opleiding en training. Operaties in de stabilisatiefase zijn de meest complexe operaties. De context van landgebonden operaties in de stabilisatiefase moet dan ook leidend zijn binnen O&T. Trainingen waarin alle elementen aan bod komen en die gebaseerd zijn op reële scenario’s, bieden de noodzakelijke voorbereiding. Vanwege de veelheid aan taken moeten landeenheden breed inzetbaar zijn. Daarnaast beschikken individuen en landeenheden ook nog eens over steeds meer verschillend materiaal. Samen met de mix van middelen die benodigd is om iedere vorm van geweld aan te kunnen grijpen binnen landoperaties, vraagt dit een zeer brede opleiding. Het samenstellen van eenheden om de vereiste capaciteiten te ontplooien doet op sommige niveaus geweld aan het principe ‘train as you fight’ en eenheidsvorming. Dit vraagt om een bezinning over de wijze van organiseren en gereed stellen van landstrijdkrachten.
Pagina 27
Het effect van technologie op opleiding en training is tweeledig. Enerzijds ontstaan mogelijkheden door technologie in te zetten voor opleiding en training, bijvoorbeeld door simulatie. Dit vormt een effectieve en efficiënte aanvulling op bestaande trajecten. Anderzijds vraagt technologie zelf ook om een opleiding- en trainingsinspanning. Alleen dan worden deze middelen goed benut en realiseren daarmee het beoogde voordeel. De verschillende ontwikkelingen vragen steeds meer van de landstrijdkrachten en van het personeel in het bijzonder. Bij het maken van keuzes zal het absorptievermogen van mens en organisatie meegewogen moeten worden. 3.12
Nationale operaties vragen gedegen inspanning
Naast een snelle ontwikkeling in expeditionair optreden, is ook op nationaal gebied verandering opgetreden. Defensie is een structurele veiligheidspartner geworden, waardoor het belang van nationale operaties is toegenomen. In feite geldt het begrip Comprehensive Approach ook voor het nationale optreden: landstrijdkrachten slechts als één van de actoren. De inbreng van landstrijdkrachten beperkt zich niet tot het verwerven en gereedhouden van gegarandeerde capaciteiten. De samenwerking met civiele veiligheidsregio’s vertaalt zich ook in gezamenlijk oefenen en uitwisselen van kennis. De invulling van dit potentieel kan nog verder groeien, waarmee landstrijdkrachten zich nog nadrukkelijker als nationale veiligheidspartner zullen manifesteren. Te denken valt hierbij aan de CBRNcapaciteit, verkenningscapaciteit, verbindingscapaciteiten en mobiliteitsmiddelen van de genie. Veel lessen uit expeditionair optreden zijn ook van waarde voor nationale operaties, immers “operaties zijn operaties”. Een kenmerkend verschil is echter de civiele verantwoordelijkheid en aansturing . 3.13
Subconclusies •
Militaire operaties zijn integraal onderdeel van de Comprehensive Approach. Staatsvorming is hierbij veelal een leidend thema. Primaire doelstelling van militair optreden is het creëren van een veilige omgeving op het land waarbinnen andere actoren hun deel van deze Comprehensive Approach kunnen realiseren. Hierbij is inzet van landstrijdkrachten een conditio sine qua non.
•
Militaire landoperaties zijn complex vanwege de diversiteit aan actoren, de continue en diffuse dreiging, de invloed van geografische omstandigheden en klimaat en tot slot een diversiteit aan taken. Bij het optreden op het land komen alle elementen samen, waardoor de complexiteit zich altijd en overal laat gelden.
•
Bij het landoptreden komen verantwoordelijkheden steeds lager in de organisatie te liggen. De diversiteit van taken en verantwoordelijkheden vereisen ook laag in de organisatie een toereikende mix van middelen om full spectrum te kunnen optreden. Het optreden binnen het full spectrum vraagt opleiding op alle taken.
Pagina 28
•
De stabilisatiefase is de beslissende fase van een operatie. Het optreden binnen deze fase is vrijwel altijd joint, combined en inter-agency van karakter, complex en vergt een lange termijn inspanning. Het militair optreden binnen deze fase is daarmee het meest complex van de gehele operatie. Binnen de stabilisatiefase komen alle taken terug, immers het creëren en behouden van veiligheid zal regelmatig worden bevochten. Opleiding en training van landstrijdkrachten moet zich daarom primair richten op het optreden binnen deze fase.
•
Het optreden binnen de Comprehensive Approach en in een complexe omgeving stelt hoge eisen aan de commandovoering. Organisatorisch zijn de brigadehoofdkwartieren en HQ 1 GE/NL Corps erop ingericht om aan complexe landoperaties leiding te kunnen geven. Verdere doorontwikkeling van deze capaciteit is nodig om effectief te kunnen opereren in een joint, combined en inter-agency omgeving, binnen de Comprehensive Approach.
•
De bevolking staat centraal in het optreden. De tegenstander gaat veelvuldig op in de bevolking, waardoor de operatie zich ook tussen de bevolking afspeelt. Het belang van adequate inlichtingen neemt dan ook toe. Het onderstreept de noodzaak tot het hebben van kwalitatief en kwantitatief toereikende geïntegreerde inlichtingencapaciteiten op elk niveau.
•
Binnen de uitvoering van operaties lijkt het werken vanuit compounds vanzelfsprekend. Vanuit logistiek en beschermingsoogpunt heeft deze benadering voordelen. Een meer mobieler optreden heeft, juist binnen de steeds groter wordende gebieden van verantwoordelijkheid, operationeel voordelen: het versterkt fysieke presentie in grotere delen van het operatiegebied en brengt inzet zichtbaar dichter bij de bevolking. Ook vanuit de statische benadering moet een eenheid streven naar bewegelijk optreden. De geweldsintensiteit zal daarnaast regelmatig oplaaien, waardoor ook hoofdkwartieren de capaciteit moeten behouden om de manoeuvre fysiek te kunnen volgen.
•
Technologische ontwikkelingen gaan steeds sneller. Technologie ondersteunt het eigen optreden in toenemende mate. Het effect van nieuwe technologieën gaat veel verder dan vervanging van bestaande systemen. Om het potentieel van technologie op termijn echt te kunnen benutten, is het tijdig werken aan nieuwe (operationele) concepten noodzakelijk. Daarnaast moeten wij als organisatie flexibel zijn om nieuwe ontwikkelingen snel in te voeren, maar daarbij beheersingseffecten en O&T-consequenties niet uit het oog verliezen.
•
Landstrijdkrachten zijn een structurele nationale veiligheidspartner geworden waardoor het belang van nationale operaties is toegenomen. Het begrip Comprehensive Approach geldt ook bij nationaal optreden: landstrijdkrachten als één van de actoren. De samenwerking met civiele veiligheidsregio’s vertaalt zich ook in gezamenlijk oefenen en uitwisselen van kennis. De invulling van dit potentieel kan nog verder groeien, waarmee landstrijdkrachten zich nog nadrukkelijker als nationale veiligheidspartner manifesteren.
Pagina 29
Pagina 30
4.
ONTWIKKELING VAN HET LANDOPTREDEN
4.1
Inleiding
De in de voorgaande hoofdstukken beschreven ontwikkelingen, trends en ervaringen hebben hun effecten op het landoptreden en de landstrijdkrachten. Dit hoofdstuk beschrijft deze effecten. Bij de beschrijving hiervan zijn we uitgegaan van de waardeketen zoals die binnen het besturingsmodel Defensie wordt gebruikt. Daarbinnen liggen de verantwoordelijkheden van de Commandant 7
Landstrijdkrachten en de Autoriteit Landoptreden bij de processen “Inzetten, Instandhouden inzetten en Oefenen”. Deze verantwoordelijkheden hebben directe raakvlakken met de processen “Vervullen van de materieelbehoefte en de personeelsbehoefte”. Dit hoofdstuk beschrijft de effecten van ontwikkelingen op het landoptreden voor het personele en materiële proces en vervolgens voor de processen “Inzetten, Instandhouden inzetten en Oefenen”.
MISSIE - HOOFDTAKEN - VERANDERDOELSTELLINGEN – TAKEN – VERANDERDOELSTELLINGEN MISSIE
BESTUREN VERVULLEN MATERIEELBEHOEFTE
VERVULLEN PERSONEELSBEHOEFTE
INZETTEN SA ME OEFENEN NS SAMENSTELLEN TE LL EN
Militaire operatie LE VE LEVEREN Civiele RE overheidstaak Civiele N overheidstaak INSTANDHOUDEN INZETTEN
INSTANDHOUDEN (Onderhouden/Bevoorraden)
Figuur 2: Generiek procesmodel Defensie 4.2
Personeel, het kapitaal van de landstrijdkrachten
In het vorige hoofdstuk is beschreven dat bij landoperaties mensen het succes van een operatie bepalen. Militaire operaties zijn alleen succesvol als militairen beschikken over de onvoorwaardelijke wil operaties tot een goed einde te brengen en de bereidheid hebben daarvoor eventueel offers te willen brengen, het combat ethos. Hierbij prevaleert operationele effectiviteit boven individuele keuzes. Dit
7
Subtaakbesluit CLAS 2007, artikel 1.
Pagina 31
vereist onderlinge binding, wederzijds vertrouwen, een hiërarchische structuur, met een cruciale rol van leiderschap op elk niveau. Maar ook specifieke aandacht voor mentale vorming en training valt hieronder. Militaire operaties vinden plaats in een uitermate complexe omgeving. Daarbij treden commandanten op met een grote mate van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Dit vraagt heel erg veel van al onze militairen en van onze leidinggevenden in het bijzonder. Het stelt dus hoge eisen aan de selectie, opleiding en begeleiding van militairen in het algemeen en leidinggevenden in het bijzonder. Het personeel moet voldoen aan hoge fysieke en psychische eisen. Vooral op fysiek gebied groeit de kloof tussen de gewenste en aanwezige capaciteiten. In algemene zin vertonen de fysieke vaardigheden (motoriek, conditie, kracht) van de jeugd in de westerse wereld een neerwaartse tendens. Dit in tegenstelling tot de militaire fysieke eisen, die een tegenovergestelde ontwikkeling kennen, gebaseerd op het optreden in extreme terrein- en weeromstandigheden en het klokrond uitvoeren van operaties. Opleiding en training dienen dus voortdurend afgestemd te worden op het overbruggen van deze kloof, waarbij omvang en tijd voor opleidings- en trainingsinspanning zullen toenemen. De behoeften van toekomstige werknemers zijn aan verandering onderhevig. Voor de huidige en aanstaande generaties werknemers zijn niet langer geld en een baan voor het leven de voornaamste drijfveren, maar juist de mogelijkheden tot individuele ontwikkeling, de mate van afwisseling en de maatschappelijke relevantie. Een grotere uitstroom past bij de hedendaagse mobiliteit. Om dit effect gedeeltelijk te compenseren en in te spelen op de demografische ontwikkelingen, zullen landstrijdkrachten zich meer moeten richten op specifieke doelgroepen, zoals vrouwen, allochtonen en 30-plussers. Ook moet er een balans worden gevonden tussen de verwachtingen van personeel naar meer zeggenschap en controle over het eigen leven tegenover de operationele noodzaak voor teamwork, opoffering en cohesie. Dat is niet eenvoudig. Kennis en vakmanschap zullen voortdurend moeten worden onderhouden en vernieuwd. Permanent leren is essentieel, hiervoor moet tijd en ruimte in loopbaanpatronen worden geïntegreerd en de mogelijkheden tot leren worden verbeterd. Speerpunten hierbij zijn afstandsonderwijs, gezamenlijke en internationale samenwerking, uitwisseling en eigen initiatief. Loopbaanpatronen moeten worden afgestemd op het operationele tempo en de hierbij behorende opleidings- en trainingscyclus. Als gevolg van de toenemende individualisering in de Nederlandse samenleving, zullen loopbaanmogelijkheden meer op individuele wensen moeten worden afgestemd. Onnodige formaliteiten, bureaucratie en procedures kunnen de vulling van de organisatie schaden. Het veelvuldig inzetten van personeel noodzaakt tot een cyclus waarin deze periodes van hoge intensiteit afwisselen met ruimte voor recuperatie, opleiding en training. Dit vertaalt zich onder meer in het inrichten van loopbanen maar vereist eveneens een omvang, aard en samenstelling van de gehele defensieorganisatie die dit mogelijk maakt. Ook speelt het thuisfront een belangrijke rol. Door de alom
Pagina 32
aanwezige media en de telecommunicatiemogelijkheden vanuit het inzetgebied, is het thuisfront nauw betrokken. De (mentale) druk kan dan ook erg groot zijn. Maar ook binnen de O&T-cyclus is het personeel vaak van huis en staat het thuisfront er dus vaak alleen voor. Aandacht voor het thuisfront voor, tijdens en na de missie is dan ook van groot belang, maar Family support is breder dan alleen de missie: het beslaat de totaliteit van de militaire loopbaan. De landmacht kan en moet zich verder ontwikkelen tot een ‘warme’ organisatie. Het gevoel van verzakelijking en ontheemding bij personeel is een belangrijke dissatisfier. Defensie is een bijzondere werkgever, waar een bovenmatige loyaliteit en inzet van medewerkers wordt gevraagd. Daar moet iets tegenover staan: van die bijzondere organisatie mag op haar beurt dan ook bijzondere aandacht voor de werknemer en een bijzondere identiteit worden verwacht. De grote doelmatigheidsoperatie van de afgelopen jaren, waarbij veel staf- en ondersteunende capaciteit verdween en personele ondersteuning gedeeltelijk werd vervangen door geautomatiseerde systemen vraagt om gewenning maar ook om begrenzing. Ook aandacht voor een aantrekkelijk en modern werk- en woonklimaat past hier nadrukkelijk bij. 4.3
Materieel, de hardware van de landstrijdkrachten.
Mensen staan centraal bij het landoptreden. Tegelijkertijd blijven modern materieel en hoogwaardige technologie onmisbaar om succesvol te opereren. Dit geldt niet alleen voor de persoonlijke uitrusting en wapens,
maar
ook
voor
grotere
grondgebonden
wapensystemen,
(gevechts)voertuigen,
commandovoerings- en informatiesystemen en een grote diversiteit aan ondersteunende systemen en specialistische capaciteiten. De ontwikkelingen op materieelgebied komen enerzijds voort uit de Essential Operational Capabilities (EOC’s) die hierna worden beschreven en anderzijds uit de technologische ontwikkelingen en mogelijkheden. De voorziene gebruiksduur van moderne gevechtsvoertuigen en systemen is relatief lang, soms zelfs tot tientallen jaren. Om in te kunnen blijven spelen op technologische ontwikkelingen moet dit materiaal periodiek worden ‘aangepast’, een soort overhaul. Dit principe is te vergelijken met bijvoorbeeld de mid-life update van de F16. Echter, voor commandovoerings- en informatiesystemen geldt dit principe juist niet: continue evolueren en vernieuwen hiervan is juist het devies. Van het verbruik van voorraden tijdens operaties is adequate compensatie noodzakelijk. Dit stelt eisen aan de (strategische) voorraadniveaus. Verwervingstrajecten zijn gebonden aan (Europese) regelgeving en afhankelijk van onder andere de productiecapaciteit van de industrie. Lessen uit recente missies leren dat het aanvullen van voorraden via verwervingstrajecten regelmatig zeer veel tijd kost. Bij het vaststellen van de (strategische) voorraadniveaus moeten operationele en realistische argumenten bepalend zijn, teneinde de uitvoering van de missie en de ononderbroken voortgang van het opleidingsen trainingsproces niet in gevaar te brengen.
Pagina 33
Tot slot is het besef nodig dat langdurige landoperaties leiden tot extreme slijtage van het materieel en ook kunnen leiden tot operationele verliezen. Om dit op te lossen is toereikende redundantie in de initiële aanschaf een effectieve oplossing hiervoor. 4.4
Inzet, instandhouden inzet en oefenen.
Teneinde het gehele scala aan opdrachten in het kader van een landoperatie succesvol te kunnen uitvoeren, dienen landstrijdkrachten binnen hun militair vermogen te beschikken over diverse operationele functionaliteiten. Deze vinden hun grondslag in de EOC’s, zoals door NAVO opgesteld. De invloed van de in de voorgaande hoofdstukken beschreven ontwikkelingen en trends op het landoptreden binnen de deelgebieden inzet, instandhouding en oefenen beschrijven we aan de hand van deze EOC’s. 4.4.1
EOC-1: Tijdige beschikbaarheid.
Het gereedstellingsproces van het landstrijdkrachten is erop gericht tijdig, goed voorbereidde eenheden gereedgesteld te hebben voor inzet. Het gereedstellingsproces richt zich op het gereedstellen voor operaties binnen de meest complexe fase: de stabilisatiefase, waarbij de uit te zenden eenheid modulair is opgebouwd. Het deelproces Oefenen (Opleiden en Trainen) is erop gericht eenheden tot en met brigadeniveau (niveau 6) operationeel gereed te maken voor dergelijke operaties. De missiespecifieke voorbereiding volgt aansluitend in gereedstellen voor de opgedragen missie. Opleiden, oefenen en trainen is een samenhangend stelsel van activiteiten dat gebruik maakt van schaarse middelen. Een modulaire benadering is hierbij noodzakelijk om in de beperkte tijd de inzet van schaarse middelen te optimaliseren en daarmee een optimaal opleidingsresultaat te behalen. Dit mag echter een flexibele benadering niet uitsluiten: het ontstaan van nieuwe crises in de wereld en een adequate reactie daarop met de inzet van landstrijdkrachten kan maatwerk vragen binnen het gereedstellingsproces. Landstrijdkrachten zijn ingedeeld in diverse gereedheidstermijnen. Deze termijnen geven het aantal dagen aan dat een eenheid maximaal ter beschikking heeft om na opdracht gereed te zijn voor daadwerkelijke ingezet. HQ 1 GE/NL Corps, 11 Air Manoeuvre Brigade met 3 Luchtmobiele infanteriebataljons, 13 of 43 Mechbrigade, 3 KCT-compagnieën, 3 ISTAR modules, Staf NLMARFOR en 1 Mariniersbataljon, delen van het Operationeel Ondersteunings Commando Land, evenals EOD ploegen staan op een gereedheidstermijn van twintig dagen (RC NAVO 4). Overige landstrijdkrachten vallen binnen RC NAVO 9, dat wil zeggen een reactietermijn van 180 dagen. De logistieke opbouw voorafgaande aan de missie en de beperkte beschikbare capaciteit van (strategisch) transport hebben een vertragend effect op de (volledige) operationele beschikbaarheid van gevechtskracht in een missiegebied. Tijdige beschikbaarheid betekent dan ook dat voorbereidingen vroegtijdig moeten worden gestart. In een eerste fase van een operatie zijn vaak tijdelijk extra
Pagina 34
capaciteiten benodigd om geen logistieke- en beschermingsrisico’s te lopen. Zeer zeker bij een operatie in de interventiefase prevaleert vaak snelle inzet boven uitgebreide voorbereiding en opbouw. 4.4.2
EOC-2: Gevalideerde inlichtingen.
Inlichtingenwerk wordt meer en meer een specialisme waar veel kennis, inzicht en ervaring voor nodig is om (ook in internationaal verband) in staat te zijn op tactisch en operationeel niveau te kunnen functioneren. Inlichtingen omvatten niet alleen gevechtsinlichtingen maar onder andere ook culturele, bestuurlijke, infrastructurele, financiële en medische inlichtingen. Het Commando Landstrijdkrachten dient dan ook het inlichtingenspecialisme meer dan thans het geval is, te verwerken in loopbaanpatronen van het betrokken personeel en deze af te stemmen op de noodzakelijke opbouw van kennis en ervaring. Daarnaast is er een toenemende behoefte aan taalvaardig personeel, vooral in de Arabische, Russische, Franse, Spaanse en Slavische taalgebieden. Hiermee wordt 80% van potentiële crisisgebieden afgedekt. De inzet van landstrijdkrachten vereist dat deze beschikken over middelen om te voldoen aan de primaire inlichtingenbehoefte van commandanten van het laagste niveau tot op het operationele niveau. Dit betekent minimaal de capaciteiten om in ieder soort terrein en weer, klokrond, in alle soorten operaties, wereldwijd, inlichtingen te kunnen verzamelen van alle bij een conflict betrokken partijen. Absolute voorwaarde is dat de inlichtingen onderdeel zijn van een netwerk, zodat optimaal gebruik kan worden gemaakt van beschikbare en gevalideerde inlichtingen van andere operationele commando’s, de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en bondgenoten. Dat betekent dat interoperabiliteit en interconnectiviteit van inlichtingensystemen hoge prioriteit krijgen. Omdat per organisatieniveau aangrijpingspunten van opponenten verschillen, doelstellingen van commandanten variëren en daardoor primaire inlichtingenbehoeftes afwijken, dient ieder organisatieniveau te beschikken over adequaat eigen inlichtingenpersoneel en een minimum aan eigen middelen. Inlichtingenpersoneel moet tevens bekend zijn met het optreden van de eigen eenheid teneinde inzicht te hebben in specifieke inlichtingenbehoeftes en de juiste appreciaties te kunnen maken voor de operationele commandant. Voor de inlichtingenmiddelen betekent dit: •
Grondgebonden, fysieke sensoren, zoals de gevechtssoldaat, verkenningseenheden, human intelligence (humint) en lange-afstandsverkenners.
•
Grond- of luchtgebonden, technische sensoren die in staat zijn zowel militaire middelen te detecteren als, binnen het gegeven juridische kader voor de operatie, aangewezen civiele objecten en personen te kunnen opsporen en volgen. Een belangrijke capaciteit hierin is het vermogen civiele communicatiemiddelen te kunnen opsporen en interpreteren.
•
Lucht- , zee- of ruimtegebonden sensoren die ongeacht de configuratie van het terrein, daglicht of weer de commandant over grote afstand kunnen voorzien van real-time inlichtingen.
Pagina 35
•
Een robuust C4I-systeem.
Bovenstaande middelen kennen ieder hun beperkingen en specifieke kwaliteiten. De bundeling van deze middelen in één organisatorisch verband (zoals het JISTARC) leidt tot een unieke synergie en wordt dan ook verder nagestreefd. Operaties zijn veelal combined, waardoor de inlichtingengemeenschap betrokken bij de operatie ook breder wordt. Voor Nederland is het dan ook belangrijk dat inlichtingenrelaties met onze voornaamste partners al in “vredestijd” zijn gelegd, zodat op operationeel en tactisch niveau Nederland integraal deel uitmaakt van de inlichtingengemeenschap. Essentieel voor verkrijgen en uitwisselen van inlichtingen is een goede operational security (OPSEC). OPSEC dient een vast onderdeel van de mindset van elke militair en burger te worden in zowel de missie als in de vredessituatie. 4.4.3
EOC-3: Ontplooibaarheid en mobiliteit.
Landstrijdkrachten zullen sterk afhankelijk blijven van strategisch lucht- en zeetransport, niet alleen voor de ontplooiing maar ook voor de instandhouding van de inzet en de redeployment terug naar Nederland. Dit betekent onder andere dat bij de verwerving van nieuw materieel rekening moet worden gehouden met deze vormen van strategisch transport. Op operationeel en tactisch niveau dienen landstrijdkrachten te beschikken over het vermogen snel en over grote afstanden te kunnen verplaatsen. Dit impliceert een adequaat C4I-systeem, mogelijkheden tot herstel van routes en de capaciteiten om hindernissen te overwinnen. Inzet van deze capaciteit zal in vele gevallen manoeuvremiddelen vragen ter bescherming. Daarnaast is door de grootte van het operatiegebied ondersteuning door helikopters veelal noodzakelijk. Mobiliteit binnen het operatiegebied wordt sterk beïnvloed door het base-concept. Het base-concept mag niet leiden tot een beperking van de mobiliteit binnen de operatie. Landstrijdkrachten dienen te beschikken over capaciteiten om snel en adequaat een base in te richten en in bedrijf te houden. Daarnaast dient het operatieconcept te voorzien in mogelijkheden om eenheden (minimaal pelotons en compagniesniveau) gedurende langere tijd los van de base logistiek en operationeel zelfstandig te kunnen inzetten. Voorts dienen de commando-elementen (compagnies-, bataljons- en brigade/TFniveau) in staat te zijn om de manoeuvre in voorkomend geval te kunnen volgen.
Pagina 36
Om de complexe omgeving te kunnen begrijpen en succesvol optreden mogelijk te maken, neemt het belang van inlichtingen toe.
Een goed getrainde gevechtssoldaat met de juiste uitrusting blijft een van de belangrijkste middelen waar landstrijdkrachten in de toekomst over kunnen beschikken.
Direct vurende wapensystemen blijven essentieel voor succes in operaties.
De verminderde acceptatie van verliezen en de noodzaak tijdens operaties ook capaciteit te moeten gebruiken voor verzorging van andere partijen, stellen hoge eisen aan de medische zorgketen.
4.4.4
EOC-4: Effectieve inzet.
Conflicten worden niet uitsluitend met militaire middelen beslecht. Operaties zullen in de toekomst nog meer als effect based operations moeten worden aangemerkt en vinden dan veelal in een joint, combined en inter-agency omgeving plaats. De integrale afstemming van alle instrumenten van macht in een alomvattend plan (campaign plan), wordt internationaal aangeduid met de term Comprehensive Approach. Bij de geïntegreerde benadering worden door de direct betrokken actoren, op basis van een gemeenschappelijke analyse van een veiligheidsprobleem, politiek-strategische einddoelstellingen ontwikkeld en in het campaign plan opgenomen. De militaire inspanningen zijn hiervan een geïntegreerd onderdeel. Dit vereist in de planning, voorbereiding en uitvoering van de operaties een gezamenlijke aanpak en vereist het gezamenlijk oefenen en trainen. Een militaire operatie is een continu en naadloos proces. Het begint bijvoorbeeld met een initial entry operation, die via gevechtsoperaties met een ontplooide grotere troepenmacht geleidelijk over gaat in een operatie binnen de stabilisatiefase die gericht is op het bevechten, behouden en uitbouwen van veiligheid en daarmee het mogelijk maken van de (staats)opbouw. Omdat er geen sprake is van een geïsoleerd gevechtsveld, zijn gevechtsoperaties en opbouwactiviteiten niet van elkaar te scheiden binnen deze fase. Binnen de stabilisatiefase zal frequent gevochten moeten worden om veiligheid te creëren en blijvend te behouden. Alle eenheden, commandanten en individuen dienen dus in staat te zijn om binnen het full spectrum of operations te kunnen opereren. Landstrijdkrachten opereren in alle typen operaties met een mix van special forces (SF), air manoeuvre en gemechaniseerde eenheden samen met een volwaardige helikoptercomponent ondersteunt door gevechtsteun- en gevechtsondersteunings-eenheden. Deze mix is het fundament van de landstrijdkrachten.
Het
Commando
Landstrijdkrachten
beschikt
daarmee
over
commandovoeringselementen, personeel en middelen, voortzettingsvermogen en kennis om operaties in elke fase van een missie uit te kunnen voeren. Zo beschikt het Commando Landstrijdkrachten over snel ontplooibare eenheden voor afschrikking en interventie, maar is zij ook in staat om duurzaam effectief bij te dragen aan de stabilisatiefase binnen een conflict. De militaire bijdrage in operaties bestaat primair uit het creëren van een veilige omgeving, waarbinnen de andere processen van staatsvorming kunnen plaatsvinden. Dit stelt hoge eisen aan het voortzettingsvermogen: landstrijdkrachten moeten in staat zijn om gedurende meerdere jaren een missie te continueren en tegelijkertijd het reguliere opleidings- en trainingsproces te continueren. Bij de bouw van de uit te zenden eenheid moet het voortzettingsvermogen nadrukkelijk worden meegewogen en kan dit beperkingen opleggen aan de organisatie van de uit te zenden eenheid. Een modulaire samenstelling van deze eenheden is daarbij noodzakelijk. Dit betekent ook dat materieel dat specifiek voor een missie wordt aangeschaft eveneens in voldoende mate voorhanden moet zijn voor het opleidings- en trainingsproces in Nederland.
Pagina 39
Het is noodzakelijk dat strategische voorraden (reservedelen, munitie etc) het voortzettingsvermogen in brede zin ondersteunen: de missie en het continueren van het gereedstellingsproces in Nederland. Ook op personeelsgebied heeft dit consequenties: voortzettingsvermogen creëert een behoefte aan specifieke specialismen en kennis en ervaring die anders is dan in de reguliere organisatieopbouw. Het is dus noodzakelijk dit voortzettingsvermogen reeds in de “vredesorganisatie” te beleggen, met andere woorden “organise as you fight”. Het grote gebied van verantwoordelijkheid binnen de stabilisatiefase en het toenemende optreden onder zware terrein- en klimaatomstandigheden en in verstedelijkt gebied, vereisen dat landstrijdkrachten ook fysiek moeten kunnen blijven manoeuvreren met hun middelen. Dit betekent dat landstrijdkrachten in staat moeten zijn om de tegenstander de toegang en het gebruik van gebieden te ontzeggen. Ook is de snelle verplaatsing over lange afstanden van belang. Daarvoor moeten zij beschikken over systemen die zowel in open terrein als in een geürbaniseerde omgeving kunnen worden ingezet. Deze systemen dienen voorts een hoge mate van bescherming te bieden aan het personeel. De steeds veranderende dreiging leidt ertoe dat de systemen flexibel moeten zijn voor aanpassing aan deze veranderende dreiging. Technologische ontwikkelingen stellen ons in staat sneller in te kunnen spelen op de nieuwe dreigingen. Ook zullen technologische ontwikkelingen bestaande systemen effectiever maken. Een voortdurende innovatie is van belang om te komen tot (gefaseerde) aanpassing van materieel, tactieken en procedures. Daarnaast moeten technologische vernieuwingen in toenemende mate sneller beschikbaar komen om voordeel in de lopende operatie te behalen. Vuurkracht is het middel bij uitstek om bij operaties een fysiek effect te sorteren. Daarbij gaat de tendens uit naar het gebruik van precisie-effectwapens, die zo min mogelijk collateral damage veroorzaken en een ‘chirurgische ingreep’ beter mogelijk maken. Bestrijding van doelen geschiedt met zowel wapens met indirecte richting als wapens met directe richting. Door onder meer het toenemend optreden in verstedelijkt gebied, de noodzaak om 24/7 en onder alle weersomstandigheden op te kunnen treden, de diffuse dreiging en hieraan gekoppeld de snelle dreigingsescalatie op lage niveaus, blijven direct vurende wapensystemen essentieel voor succes in operaties. Direct vurende systemen dragen door hun precisie bij aan het minimaliseren van collateral damage. Dit betekent dus dat de commandant altijd over een mix van direct vurende systemen dient te beschikken waarmee hij de verschillende dreigingen binnen zowel het nabijgevecht als het gevecht op de langere afstand kan bestrijden. Deze mix dient dan ook te bestaan uit een combinatie van capaciteiten, zoals de huidige CV90, Leopard II, Apache en F-16. Deze systemen vervangen elkaar niet, maar vullen elkaar aan. De mix van deze middelen moet worden bestendigd en zo mogelijk worden versterkt. Naast de ontwikkeling om op grotere afstand puntdoelen aan te pakken, neemt tegelijkertijd het belang van het nabijgevecht toe. Vooral irregulier optredende tegenstanders dwingen ons tot het voeren van het nabijgevecht in bedekt terrein. De rol van de gevechtssoldaat is hier de sleutel tot succes. Hij is als enige in staat vrijwel overal te komen, zijn optreden ter plekke aan te passen en keuzes te maken over
Pagina 40
welke effecten moeten worden bereikt. De techniek biedt de soldaat nu gedeeltelijk, maar zeker in de toekomst de mogelijkheid te beschikken over een groot arsenaal aan minder-letale en letale wapens. De bescherming en effectiviteit van de soldaat verbetert met het Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS). Omdat iedere situatie weer anders is, blijft een goed getrainde gevechtssoldaat met de juiste uitrusting een van de belangrijkste middelen waar landstrijdkrachten in de toekomst over kunnen beschikken. Indirect vuur kan door de toegenomen dracht en hogere precisie in combinatie met NEC, snel en over een grote afstand de gewenste effecten creëren en kan het zwaartepunt van een operatie snel verleggen. Frictie en geografische spreiding benadrukken echter de noodzaak om vuurkracht met indirecte richting en de hierbij behorende (precisie) munitie eveneens in te delen op lagere organisatieniveaus. Het luchtoptreden ondersteunt het grondoptreden en speelt een belangrijke rol in de escalatiedominantie. Meer dan ooit is Close Air Support belangrijk bij de ondersteuning van het grondoptreden. Tegelijkertijd is het luchtwapen voor het doelaanbod in toenemende mate afhankelijk van grondtroepen. Om de effectiviteit van de ondersteunende rol van het luchtwapen te vergroten en de kans op collateral damage te verkleinen, dient het luchtoptreden nog beter geïntegreerd te worden in het landoptreden. Dit kan door meer en intensiever gezamenlijk te oefenen en ‘blue force tracker systems’ toe te passen. De grootste meerwaarde kan behaald worden door vuursteun- en luchtsteunspecialisten (waarnemers en forward aircontrollers) om te vormen tot ‘joint effecten brengers’. Dit betekent dat dit personeel in staat is iedere vorm van vuursteun (dus zowel artillerie- en mortiervuur, als ook inzet van luchtsteun en naval surface fire support) te genereren. Binnen operaties, zeker binnen de stabilisatiefase, dient een in te zetten eenheid ook niet letale effecten te kunnen genereren. Op dit moment beschikken landstrijdkrachten niet over afdoende Less Lethal Weapons (LLW) voor Crowd and Riot Control (CRC). Weliswaar hebben middelen met vuurkracht alleen al door hun afschrikkende werking een niet-letaal effect, maar er wordt geen goede invulling gegeven aan een trapsgewijze escalatiedominantie. Het is waarschuwen of schieten, een tussenweg is er niet. Daarom moeten landstrijdkrachten gaan beschikken over LLW capaciteiten. Naast kinetische effecten die door vuurkracht kunnen worden toegebracht, kan het begrip vuurkracht in mentale zin worden vertaald in de toepassing van non-kinetische effecten (slagkracht genoemd in de LDP). Bij operaties zijn deze vooral gericht op aanpassing van de opinie van de betrokken partijen en de wil om weerstand te verminderen of te breken (INFO-OPS). Een nieuwe dimensie hierbij is “cyberwarfare”. ICT-systemen bieden ook mogelijkheden om offensief de tegenstander het gebruik van zijn ICT-systemen te ontzeggen (cyber warfare). Cyber aanvallen tegen Letland en in 2008 tijdens het Russische offensief tegen Georgië geven de ontwikkeling van deze vorm van vuurkracht aan. Deze
Pagina 41
dimensie is onvoldoende ontwikkeld binnen Nederland en verdient gerichte aandacht. Het verder doorontwikkelen van de verschillende vormen van INFO-OPS dient dan ook opgepakt te worden. De rol en functie van brigadestaven binnen nationale operaties verdient nadere aandacht. Door de samenvoeging van de Regionale Militaire Commando’s (RMC) met de drie brigade staven, is een landelijke regionale dekking ontstaan van militaire capaciteiten en de bijbehorende C2 die direct kunnen aansluiten op de regionale veiligheidsstructuren. Dit versterkt de regionale rol die brigadestaven kunnen spelen. Het sluit tevens aan bij de regionale belangen die de staven hebben met het oog op werving, behoud en uitstroom van personeel. Deze brede verantwoordelijkheid, regionale inbedding en de vele relevante capaciteiten binnen een brigade, maakt de brigade(staven) een sterke regionale (veiligheids)partner. Voorts richt het CLAS in voorkomend geval een Staf Grootschalige Evacuaties in samen met het Landelijk Operatie en Coördinatie Centrum te Driebergen. Deze bovenregionale staf adviseert enerzijds de Landelijke Operationele Staf van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en anderzijds de regionale veiligheidsorganisaties. Het succes van de inzet in een operatie wordt voor een belangrijk deel bepaald door de verwachtingen die daarover bestaan. We moeten ervoor zorgen dat de verschillende actoren het juiste beeld krijgen van wat we kunnen, wat we doen en wat we hebben gedaan, als bevestiging van wat we hebben aangekondigd. Dat is meer dan alleen het sturen van de berichtgeving. Het begint met respect voor de waarden en overtuigingen van de actoren en uitstraling. Bij uitstraling hoort ook ontzag. In inzetgebieden geldt vaak het recht van de sterkste. Het moet voor alle actoren duidelijk zijn dat wij de sterkste zijn. Dit wordt bereikt door aanwezigheid en demonstratie, niet alleen van professionaliteit, maar ook van vastberadenheid en waarneembare escalatiedominantie. Dit betekent dus dat ook in de toekomst bij elke inzet al deze factoren moeten zijn afgedekt. 4.4.5
EOC-5: Hoogwaardige commandovoering.
De complexiteit van landoperaties vereist, mogelijk nog meer dan voorheen, opdrachtgerichte commandovoering. Dit stelt speciale eisen aan het leiderschap, mentale flexibiliteit, kennis en ervaringsopbouw van commandanten. Het nemen van verantwoordelijkheden en maken van keuzes gebaseerd op de intentie van de hogere commandant dienen de ankerpunten te zijn bij vorming van jonge officieren en onderofficieren. Binnen de militaire operatie zijn landstrijdkrachten in staat de effecten van grond-, lucht- en zeegebonden platforms te integreren en gecoördineerd in te zetten op het land. Dit gevecht van verbonden wapens en de afstemming op de andere operatielijnen wordt in effect, tijd en ruimte onafgebroken gesynchroniseerd door staven, die leiding geven aan de landcomponent van een (mogelijk gemeenschappelijke en doorgaans internationale) troepenmacht. Het Commando Landstrijdkrachten beschikt hiertoe over de nodige kennis, vaardigheden en middelen zoals vormgegeven in de brigadestaven en HQ 1(GE/NL)Corps. Inbedding van andere dan militaire actoren binnen een staf zal
Pagina 42
frequent plaatsvinden, maar het moet ook mogelijk zijn om militaire capaciteiten in een civiele staf in te brengen. Dit betekent dat van huis uit staven erop ingericht moeten zijn om met andere dan alleen militaire actoren gezamenlijk operaties (oefeningen) te plannen en gezamenlijk uit te voeren (train as you fight, organise as you fight). Dit geldt ook voor nationale operaties. Het gezamenlijke en bondgenootschappelijke aspect van operaties vereist zo veel mogelijk interconnectiviteit en interoperabiliteit. Intern de Nederlandse krijgsmacht moet een gezamenlijk C4Isysteem worden ontwikkeld waarop de specifieke krijgsmachtdeelsystemen kunnen aansluiten. Deze systemen dienen eenvoudig te kunnen worden bediend en huidige, tijdrovende handelingen te vervangen. Door het vastleggen en nakomen van internationale afspraken met betrekking tot standaardisatie moet aansluiting moeten worden verkregen met bondgenoten. Voorts is het van groot belang voor nationale operaties dat militaire en civiele C2-systemen op elkaar kunnen aansluiten. Het toenemend gebruik van de mogelijkheden van informatietechnologie en de toepassing hiervan in C2-systemen maakt het landoptreden sterk afhankelijk van de beschikbaarheid van deze systemen. NEC draait volledig op toepassing van moderne informatietechnologie. Om de kwetsbaarheid van C2systemen te beperken, moeten C2-systemen robuust worden uitgevoerd, misleiding als integraal deel van operaties worden beschouwd en militaire veiligheid versterkt worden in de cultuur. In offensief opzicht zullen landstrijdkrachten zich meer dan tot nu toe gaan richten op C2-warfare, waarbij door een geïntegreerd gebruik van Cyber Warfare, PSYOPS, EOV en fysieke destructie de commandovoering van opponenten wordt ontregeld en verlamd. Op het gebied van besluitvorming spelen de ontwikkeling en het gebruik van beslissingsondersteunende systemen een belangrijke rol. Een goed beeld van het operatiegebied en inzicht in de dreiging zijn hierbij essentieel. Dit moet gestalte krijgen in een snelle en ongelimiteerde toegang tot informatie over weer, terrein en betrokken partijen en opties tot wargaming. Het tempo van operaties vereist een ononderbroken bevelvoering. Dit maakt robuuste en beveiligde commandovoeringssystemen en middelen noodzakelijk. Deze dienen te beschikken over een hoge mate van bescherming (door bepantsering en beweeglijkheid) en technische en fysieke redundantie. Ook het ononderbroken tempo van operaties noodzaakt tot redundantie in commandovoering: dit moet dus worden belegd in de organisatie. Binnen operaties moet de eenheid ook op directe ondersteuning van buiten het operatiegebied kunnen terugvallen. In Nederland of in veilige gebieden direct buiten het operatiegebied moet ondersteunende capaciteit voorhanden moeten zijn, die de missie rechtstreeks ondersteunt en waarop de missie te allen tijde terug kan vallen. Beoefening van dit concept is daarom van belang. Om snel expeditionair te kunnen optreden dienen landstrijdkrachten te beschikken over verkenningsteams die wereldwijd snel inzetbaar zijn en die qua samenstelling de gezamenlijke aanpak uitstralen. Dit kan betekenen dat, naast operationele capaciteiten ook logistieke, juridische, diplomatieke, industriële en andere capaciteiten vertegenwoordigd zijn. Deze verkenningsteams
Pagina 43
moeten in staat zijn de basis te vormen voor een onafgebroken C2 ter plaatse, zodat dit element ter plaatse kan blijven en aansluitend een rol kan spelen binnen een initial entry, RSOM-operatie (Reception, Staging and Onward Movement) of de reguliere ontplooiing van de Nederlandse eenheden. Staven (brigades en HQ 1 (GE/NL) Corps) moeten zijn voorbereid om een dergelijke capaciteit uit te kunnen brengen en om een rol te kunnen spelen binnen een initial entry operation (inclusief het aansturen van een RSOM-proces). 4.4.6
EOC-6: Adequate logistieke ondersteuning.
De logistiek moet het expeditionaire optreden van landstrijdkrachten wereldwijd ondersteunen. De hiervoor benodigde basislogistiek heeft een sterk krijgsmachtbreed karakter, waarbij de mogelijkheden voor gedeeltelijke civiele uitbesteding een belangrijke rol spelen. De operationele logistiek is gekoppeld aan de basislogistiek en op maat gesneden voor de ambitie van landstrijdkrachten. Doelmatige logistiek moet onder operationele omstandigheden onder alle soorten dreigingen blijven functioneren. Gezien de omstandigheden waaronder de operationele logistiek moet acteren, zal het integraal deel uit moeten maken van het Commando Landstrijdkrachten. Militaire logistieke kerncapaciteiten zijn namelijk schaars. Zij zijn noodzakelijk voor situaties waarin civiele bedrijven niet kunnen optreden. Indien omstandigheden het toestaan, kan gebruik worden gemaakt van civiele bedrijven. Doordat er geen achtergebied meer bestaat, moeten logistieke eenheden beschikken over een niveau van mobiliteit en bescherming dat in lijn is met de dreiging. Dit betekent dus dat het principe Every Soldier a Rifleman nadrukkelijk blijft gelden en in de gehele organisatie moet worden uitgevoerd. Logistieke samenwerking is gebaseerd op standaardisatie. Het Commando Landstrijdkrachten streeft naar zo veel mogelijk afname van volume en gewicht, afname van het verbruik (zuinigere systemen, andere energiebronnen), gebruik van lokale middelen (o.a. water) en eenvoudiger herstel (modulaire uitrustingsstukken). Het logistieke systeem wordt sterker gecentraliseerd en wordt afhankelijk van een robuust C4I-systeem dat in staat is goederenstromen te volgen (‘tracking and tracing’). Hierdoor ontstaat inzicht in de locatie van middelen en kunnen deze optimaal worden ingezet (Total Asset Visibility). Tevens draagt dit bij aan het op een adequate en verantwoorde wijze beheren van materieel en voorraden. Beheer blijft echter een commandantenverantwoordelijkheid. Verantwoording van de bedrijfsvoering, ook tijdens de missies, is een terechte eis die de overheid stelt aan Defensie. Op het gebied van financieel en materieel beheer dienen commandanten meer invulling te geven aan de verantwoordelijkheden die zij op dit gebied hebben. Zeker de dynamiek van het materieelproces tijdens de operaties, waarbij snel op wensen vanuit het inzetgebied wordt ingesprongen, vereist een sterke commandantenbetrokkenheid en -verantwoordelijkheid bij het beheer. De verminderde acceptatie van verliezen en de noodzaak tijdens operaties ook capaciteit te moeten gebruiken voor verzorging van andere partijen, stellen hoge eisen aan de medische zorgketen. Het
Pagina 44
Commando Landstrijdkrachten moet voorzien in een adequate verzorgingsketen met expertise tot op het laagste niveau en een snelle en robuuste afvoerketen, zowel over land, lucht als zee, waarbij de patiënten in de geneeskundige keten voortdurend kunnen worden gevolgd. Voor landoperaties moet er over voldoende snel inzetbare chirurgische capaciteit worden beschikt en moet er toereikende medische evacuatie (medevac) capaciteiten beschikbaar zijn. Hierbij vormen medevac-helikopters een onmisbare schakel, die dus voorhanden moeten zijn binnen operaties. 4.4.7
EOC-7: Veiligheid en bescherming.
Binnen landoperaties wordt bescherming in conceptuele zin verkregen door operatieconcepten, die erop gericht zijn de tegenstander de wil tot vechten, en anders de mogelijkheid daartoe te ontnemen en tenslotte de gevolgen ervan te beperken en een adequate reactie erop te geven. Hierbij staan adequate inlichtingen, spreiding en misleiding voorop. In fysiek opzicht wordt bescherming verkregen door een samenspel van vuurkracht, spreiding, mobiliteit, misleiding en bepantsering. Dit laatste element bestaat niet alleen uit passieve aspecten zoals stealth-structuren en pantser, maar kent steeds meer actieve elementen zoals Explosive Reactive Armour (ERA) en Defensive Aid Suites (DAS). Het kenmerk van dit samenspel is dat deze elementen elkaar niet vervangen, maar aanvullen. In mentaal opzicht wordt bescherming vooral gerealiseerd door goede training. Het operationele raamwerk en het asymmetrische karakter van conflicten leiden ertoe dat individuele militaire vaardigheden, ongeacht rang of functie, van levensbelang zijn. Het principe van Every Soldier a Rifleman is het fundament voor training. In mentale zin is bescherming te verkrijgen door binnen opleiding en training de mentale weerbaarheid nadrukkelijk te trainen. Landstrijdkrachten richten hun bescherming primair op dreigingen op de grond en vanuit de lucht. Het betreft hier zowel symmetrische als asymmetrische dreigingen, zoals IEDs en dirty bombs maar ook ROTA-incidenten. Adequate drills en tactieken, die continue worden getoetst aan de veranderende dreiging zijn hierbij een belangrijke bouwsteen voor bescherming. De Task Force Counter–IED is een goed voorbeeld van een adequate reactie op de toenemende dreiging van IEDs. Maar ook de introductie van search-technieken en procedures past in deze benadering. Speciale aandacht verdient de bescherming van infrastructuur die vooral wordt gebruikt tijdens stabilisatiefase. Deze installaties hebben doorgaans een (semi-) permanent karakter en zijn daarom kwetsbaar. Door een samenstel van preventieve maatregelen, fysieke bescherming en snelle reactiemogelijkheden, door bijvoorbeeld Counter Rocket Artillery and Mortar (C-RAM)-maatregelen en het gebruik van kleine UAV’s en DISCUS-systemen voor de bescherming van compounds, wordt een optimale bescherming bereikt. Force Support, waarbinnen de bouw van operationele infrastructuur wordt gerealiseerd, zal voortdurend de base-concepten moeten toetsen aan de nieuwe en toekomstige dreigingen en de operationele eisen die de gebruikers eraan stellen.
Pagina 45
Van ieder toekomstig operatiegebied moet worden onderzocht wat mogelijke gezondheidsrisico’s zijn. Hierdoor kan afdoende preventie, voorbereiding en bescherming plaatsvinden tegen biologische, chemische, industriële, endemische en milieubedreigingen. Defensie beschikt over luchtverdedigingsmiddelen die eenheden beschermen tegen de luchtdreiging. De evoluerende luchtdreiging stelt hoge eisen aan de coördinatie van de luchtverdediging en de totstandkoming van een optimaal geïntegreerd luchtbeeld. Naast bestaande dreigingen zoals vliegtuigen en helikopters, zal de luchtdreiging in toenemende mate gaan bestaan uit (kleine) UAV’s, al dan niet bewapend. Net als bij het optreden tegen dreigingen over land, kan bescherming tegen luchtdreiging niet door één systeem of één krijgsmachtdeel worden afgedekt. Het gaat erom diverse effectsystemen met een eigen taak en bereik nauw gecoördineerd te laten samenwerken. Met de mixed and layered air defence wordt gestreefd naar een totale luchtverdediging voor het luchtruim in het theater: total volume defence. Dit vraagt om grondluchtverdedigingssystemen, die in staat zijn de manoeuvre te volgen en de drie verschillende componenten (sensoren, shooters en battlespace management) met elkaar te integreren. Naast algemene aspecten van bescherming is bescherming tegen CBRN-middelen en bescherming tegen broedermoord (blue-on-blue) bijzonder van belang. Een vriend/vijand- identificatiesysteem (Battlefield Target Identification System) dat actief selecteert is van grote toegevoegde waarde, waardoor invoering van dergelijke systemen nodig is. De afhankelijkheid van het landoptreden van ICT-systemen neemt steeds verder toe. Wapensystemen, command and controlsystemen, logistieke systemen, maar ook besturing en beheersing van operationele processen en daarmee de uitvoering van operaties zijn afhankelijk van het goed functioneren van ICT-systemen. Nationaal zien we dezelfde toenemende afhankelijkheid. Hier liggen de belangen van Defensie en de Nederlandse maatschappij naast elkaar. Actieve en passieve bescherming tegen bedreiging van deze systemen (cyber warfare) dient dan ook een voornamere plaats in te nemen binnen landstrijdkrachten en biedt mogelijkheden om dit breder dan alleen binnen Defensie aan te pakken.
4.5
Subconclusies •
Mensen zijn de bepalende factor bij het landoptreden. Dit vereist combat ethos, onderlinge binding en wederzijds vertrouwen en een cruciale rol van leiderschap op elk niveau.
Pagina 46
•
Operaties in een complexe omgeving vragen bijzonder veel van militairen en leidinggevenden. Opleiding en training maken het verschil en zijn daarom cruciaal.
•
Mensen zijn het kapitaal van de landstrijdkrachten. Het CLAS zal zich moeten blijven ontwikkelen als aantrekkelijke werkgever: met ruimte voor individuele ontwikkeling, family support, maatschappelijke relevantie en met een goede balans tussen werk en privé. Bij een bijzondere organisatie die hoge eisen stelt, hoort bijzondere aandacht voor het personeel.
•
Modern materieel is onmisbaar om succesvol te opereren: dat betekent bijblijven in de evolutie van militaire technologie. Bijzondere aandacht vereisen de strategische voorraden, slijtage en redundantie: de uitvoering van de missie en de ononderbroken voortgang van het gereedstellingsproces mogen niet in gevaar komen.
•
Het gereedstellingsproces richt zich op het gereedstellen van eenheden voor operaties binnen de meest complexe fase: de stabilisatiefase. Dit proces is modulair van opbouw, enerzijds vanwege de schaarste aan opleidingsmiddelen, anderzijds om flexibel in te kunnen spelen op een specifieke operatie.
•
Het belang en de complexiteit van inlichtingen vereisen langdurige ervaringsopbouw voor het personeel. Dat heeft consequenties voor loopbaanpatronen.
•
Omdat per organisatieniveau aangrijpingspunten van opponenten verschillen, doelstellingen van commandanten variëren en daardoor primaire inlichtingenbehoeftes afwijken, dient ieder organisatieniveau te beschikken over adequaat eigen inlichtingenpersoneel en een minimum aan eigen middelen. Inlichtingenpersoneel moet tevens bekend zijn met het optreden van de eigen eenheid teneinde inzicht te hebben in specifieke inlichtingenbehoeftes en de juiste appreciaties te kunnen maken voor de operationele commandant. Tegelijkertijd is hierbij ook de netwerkbenadering van toepassing.
•
Om expeditionair te kunnen optreden blijft strategisch transport onmisbaar. Niet alleen bij de ontplooiing, maar zeker ook voor de instandhouding en de redeployment. Ook tactische mobiliteit blijft onmisbaar in elke fase van een operatie.
•
Operaties vinden altijd plaats in een joint, combined en inter-agency omgeving, binnen de Comprehensive Approach. Deze gezamenlijke uitvoering vereist een gezamenlijke training, planning en voorbereiding.
•
Om in elke fase adequaat te kunnen reageren of het initiatief te kunnen nemen, moeten militaire eenheden in staat zijn binnen het full spectrum of operations op te kunnen treden. Dit vereist een complete mix van middelen. Deze mix is het fundament van de landstrijdkrachten en
bestaat
uit
gevechts-,
gevechtssteun-,
gevechstondersteunende
–
en
Pagina 47
commandovoeringseenheden. Daarbovenop komt voortzettingsvermogen en de kennis en ervaring om alle operaties uit te voeren. •
Optreden in de stabilisatiefase duurt lang en stelt daarmee hoge eisen aan het voortzettingsvermogen: continuering van de missie met roterende eenheden, instandhouding van de missie en steeds weer nieuwe eenheden opleiden en trainen voor inzet.
•
Vuurkracht blijft essentieel om fysiek effect te sorteren, echter met steeds meer precisie en zo min mogelijk collateral damage. Ook hier blijft een mix van middelen nodig: direct – en indirect vuur, grondgebonden – en luchtsystemen. Optreden tussen de bevolking en in bebouwd gebied maakt dit nog complexer en vereist andere systemen. Tevens moet het luchtoptreden nog beter geïntegreerd worden in het landoptreden.
•
Landstrijdkrachten moeten meer beschikken over Less Lethal Weapons en middelen voor vuurkracht in mentale zin: information operations en cyber warfare
•
De rol en functie van brigadestaven bij nationale inzet als een regionale veiligheidsstructuur moet zich nog verder ontwikkelen.
•
Succesvol optreden in operaties kent twee voorwaarden: enerzijds vastberadenheid en de wil en mentaliteit om te winnen, anderzijds respect voor de waarden en overtuigingen van anderen, cultural awareness.
•
De complexiteit van operaties vereist nog meer dan nu het principe van opdrachtgerichte commandovoering.
•
Voor een succesvolle commandovoering in een joint, combined en inter-agency omgeving, moeten doctrine, training, organisatie, materieel en personeel hierop zijn aangepast. Interconnectiviteit en interoperabiliteit zijn de voorwaarden hiervoor.
•
NEC is het leidend concept voor ontwikkeling van commandovoeringssystemen. Deze systemen moeten ook robuuster
worden. Reachback en een concept van ononderbroken
commandovoering ‘van verkenning tot operatie’ helpen hierbij. •
Om onder alle omstandigheden, zeker met een hoog dreigingsniveau, te kunnen blijven beschikken over logistieke ondersteuning, moeten landstrijdkrachten altijd eigen logistieke middelen hebben. Dit sluit echter zeker geen aanvulling van civiele of internationale partners uit. Invoering van logistieke concepten als een robuust C4I-systeem om te kunnen sturen in de keten als ook Total Asset Visibility zullen nog verder ontwikkelen.
•
De eisen aan de medische verzorgingsketen zullen blijven groeien. Natuurlijk vanwege de verminderde acceptatie van verliezen, maar ook vanwege de groeiende medische
Pagina 48
mogelijkheden. Dit vereist steeds meer medische deskundigheid en capaciteiten als medevac – helikopters. •
Bescherming stoelt conceptueel op operatieconcepten die erop gericht zijn de tegenstander de wil en mogelijkheid tot vechten te ontnemen, de gevolgen te beperken en actie te kunnen ondernemen. Dit vereist training in drills en tactieken (every soldier a rifleman, search), moderne wapensystemen, materieel en inlichtingencapaciteiten.
Pagina 49
Pagina 50
5.
AFSLUITING
De ontwikkeling van het landoptreden vindt plaats in een dynamische wereld. Deze dynamische wereld vertoont als constante dat er voortdurend conflicten zijn, conflicten die vaak de directe en indirecte veiligheidsbelangen van Nederland raken. Als machtsinstrument in handen van de Nederlandse regering zullen militaire middelen nu en in de toekomst deel uit blijven maken van de geïntegreerde Nederlandse inspanningen om, veelal in coalitieverband, een bijdrage te leveren aan het voorkomen en oplossen van conflicten. Landstrijdkrachten spelen daarbij een belangrijke rol. Om gereed en relevant te blijven, zal het landoptreden en daarmee de landstrijdkrachten zich moeten aanpassen aan de ontwikkelingen die zich voordoen en aftekenen. Met dit document heb ik als autoriteit landoptreden de aanzet gegeven tot het behoud van die relevantie. Dit document geeft mijn visie weer en voorziet daarmee beleidsmakers van de noodzakelijke achtergrond om beleid te kunnen maken om het landoptreden en landstrijdkrachten te voorzien van de juiste doctrines, personeel en materieel en randvoorwaarden voor opleiding, training en gereedstelling. Daarmee zijn landstrijdkrachten ook in 2025 gereed en relevant.
Pagina 51