1
Beschrijving van de Landschappen, Landschapseenheden en Geosites van het toekomstige Geopark Gooi en Vecht
Versie mei 2016
Stichting ter realisatie van het Geopark Gooi en Vecht
2
Inleiding De landschappen omvatten de grote landschappelijke en geologische eenheden: het Pleistocene stuwwalgebied, het Holocene veen- en rivierlandschap, en het kustlandschap. Op dit niveau komen de grote contrasten in geologie en geologische opbouw, ecologie, hydrologie en cultuurgeschiedenis binnen het Geopark tot uiting De landschapseenheden zijn onderdelen van de landschappen, die omschreven kunnen worden als eenheden met een specifieke geologie etc., die tezamen het landschap opbouwen. Karakteristieke eenheden zijn stuwwallen, dekzandruggen, oeverwallen, kommen, etc. Binnen de landschappen en landschapseenheden komen ‘geosites’ voor, die in vele gevallen een specifieke landschappelijke eenheid karakteriseren voor wat betreft de geologie en geologische geschiedenis en voor zover relevant de ecologische, hydrologische en cultuurhistorische kenmerken van deze eenheid. Geosites kunnen ook fungeren als specifiek voorbeeld van de karakteristieke relaties tussen de diverse landschappelijke eenheden of landschappen. Dit geldt in het bijzonder voor de met de geologische opbouw samenhangende hydrologische relaties (infiltratie, kwel, grondwaterstroming, etc.). Het centrale thema van het Geopark Gooi en Vecht is ‘Nederland in het klein’. Dat heeft betrekking op haar geologische geschiedenis en de in de regio voorkomende landschappen en verschijnselen. Bij dat laatste speelt de hydrologie een belangrijke rol. De genoemde aspecten zijn hieronder kort samengevat. Het ‘Geopark Gooi en Vecht’ wordt gekenmerkt door: - In het Pleistoceen: landijs met vorming van stuwwallen en aanverwante terreinvormen. - In het Holoceen (laatste 10.000 jaar): verdronken door zeespiegelstijging, laaggelegen venen met jonge rivier, en oude zeekust. - Hydrologisch: - Inzijging en verdroging van stuwwal; kwel en nat in laagland. - Ontginning (polders en kanalen). - Drinkwaterwinning. Deelthema’s / landschappen en daarbinnen voorkomende landschapseenheden en verschijnselen - G1: stuwwal met deelfenomenen (stuwwal, dekzand, spoelzandvlakten, droge dalen, stuifzand) - G2: laagland met venen (oud en recent) en rivierafzettingen (oeverwal en kommen + oude meren). - G3: kust: klif en zeeafzettingen. - G4: hydrologie: inzijging en kwel + effecten in droogmakerijen en waterbeheer (zowel winning als drinkwater als gebiedsgericht).
3
De landschappelijke eenheden en hun geosites Hieronder volgt een lijst van onderscheiden landschappelijke eenheden en daarbinnen voorkomende geosites, en hun beschrijving. In cursief wordt een beknopte algemene karakterisering gegeven, die tevens de argumenten levert op grond waarvan bepaalde gebiedsdelen beschouwd worden als behorend tot de karakteristieke geosites van de regio Gooi en Vecht.
Aan de beschrijvingen van de geosites zijn uitsneden van de volgende kaarten/beelden toegevoegd: - De topografische kaart van Nederland, schaal 1:25.000. - Het AHN-2 beeld (digitale hoogtekaart), met een kleurverloop van blauw/groen (laag) via geel naar rood (hoog). - De 1:50.000 bodemkaart van Nederland. Voor de legenda zie: http://content.alterra.wur.nl/Webdocs/PDFFiles/Alterrarapporten/AlterraRapport811.pdf
4
Naardermeer: Van oorsprong natuurlijk meer (G2, G4) Geosites 1. Uitzichtpunt De Muggenbult (Bij spoorlijn aan oostzijde) 2. Uitzichtpunt De Machine (NW-N zijde) 3. Uitzichtpunt Meerkade (Z-zijde) Beschrijving Meer waarvan ontstaan in hoofdlijnen bepaald is door verdrinking van het Pleistocene zandlandschap (stuwwal/puinwaaiers en eolisch zanddek) tijdens het Holoceen en onvoldoende sedimentaanvoer (door de Vecht) en te weinig veengroei om grondwaterspiegelstijging en door wind en golven veroorzaakte veenafslag en -erosie te kunnen compenseren / bij te kunnen houden. Oorspronkelijk een meander van de rivier de Vecht in het veengebied ten zuiden van Weesp, die zich door windwerking naar het NO heeft uitgebreid tot een meer. Deze uitbreiding dateert vermoedelijk van na de Romeinse tijd en is opgetreden bij hoge waterstanden en tijdens zuidwester stormen, waardoor relatief erosiegevoelig veen in de kwelrijke randzone van het Gooi werd weggeslagen. Dit meer breidde zich geleidelijk uit in noordoostelijke richting tot ongeveer de huidige omvang en ligging, die nu middels dijken en dammen is vastgelegd. Uitbreiding naar NO werd tevens belemmerd door steeds ondieper voorkomen van Pleistocene zanden. Vanuit de Vecht werd in eerste instantie rivierklei in het meer afgezet, maar dit stopte na de afdamming van de Vecht bij Wijk bij Duurstede in 1122. Enige kleiafzetting trad nog op bij stormvloeden vanuit de Zuiderzee, maar ook dit stopte toen de verbinding van de Vecht met het Naardermeer tussen 1383 en 1389 werd afgedamd. In de verdere uitbreiding van het meer naar het NO bestaat de bodem uit zandige, doorlatende Pleistocene afzettingen. Het Naardermeer behoort tot de weinige natuurlijke meren in het Hollandse veengebied met zowel regenwater als kwelwater gevoede systemen, en overgangen daartussen, tot uiting komend in haar geschiedenis en vegetatie. Cultuurhistorie/geschiedenis In 1629 werd het meer voor de eerste keer omdijkt en leeg gemalen. Deze drooglegging duurde maar kort in verband met de 80-jarige oorlog (1568-1648). Na een nieuwe, min of meer mislukte poging in de periode 1806-1809, werd in 1883 het meer opnieuw drooggelegd, maar enkele jaren later werd hiermee gestopt, vanwege de slechte landbouwkundige eigenschappen van de drooggelegde bodem en zoute kwel. De drooglegging was problematisch en duur, vanwege de zeer doorlatende ondergrond en na stopzetten van de bemaling veranderde de polder weer snel in een meer. Nadat het meer in 1905 als eerste Nederlandse natuurmonument is aangekocht door de daartoe opgerichte Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten, in reactie op plannen van het Amsterdamse bestuur om het als stortplaats van huisvuil te gebruiken, die overigens door haar gemeenteraad al waren weggestemd, heeft het meer zich grotendeels 5
natuurlijk ontwikkeld, met als belangrijkste kenmerken veengroei en geleidelijke verlanding van ondiepe delen en vanuit de randzones. De oude polderinrichting is echter nog steeds in het landschap te herkennen. Hydrologie De grondwaterstroming is gericht van de stuwwal in het oosten naar het laagveengebied in het westen. In het oostelijke deel van het Naardermeer kwelt dit grondwater op, terwijl in het westelijke deel water inzijgt als gevolg van de lage grondwaterstanden in de aangrenzende polders. In de afgelopen jaren is de waterspiegel in het Naardermeer geleidelijk gedaald door de combinatie van onttrekking van grondwater voor drinkwaterproductie in de stuwwal en doorgaande verlaging van polderpeilen, die samenhangen met de klink van het veen en daardoor dalende maaiveld. Oppervlaktewater van buiten het gebied (o.a. Vechtwater) wordt ingelaten om watertekorten, vooral in de zomer, te compenseren. Echter, de kwaliteit van dit water is verre van optimaal en bedreigt het voortbestaan van de huidige vegetatie en fauna. Binnen het gebied bestaat een duidelijke relatie tussen vegetatietype en waterhuishouding en –kwaliteit. Vegetaties van calcium- en bicarbonaatrijk water komen voor in kwelgebieden en in infiltratiegebieden die gevoed worden met oppervlaktewater, waar dit water afkomstig is van kwelgebieden. Daarbuiten komen regenwater gevoede vegetaties voor en vegetaties die door suppletiewater worden gevoed. De relatief sterke kwel voorkomt dat suppletiewater uitstroomt over het hele Naardermeer en beperkt daarmee het effect van de suppletie. Ecologie Compleet en intact, grotendeels natuurlijk meer met grote variatie in veengroei en verlanding en bijbehorende vegetatietypen. Voor details, zie literatuur) Literatuur www.natuurmonumenten.nl/natuurgebied/naardermeer) www.synbiosys.alterra.nl/Natura2000/gebiedendatabase.aspx?subj=n2k&groep=8&id=n 2k94 www.synbiosys.alterra.nl/Natura2000/gebiedendatabase.aspx?subj=n2k&groep=8&id=n 2k94&topic=introductie www.cs.uu.nl/research/projects/i-cult/Vecht/Portal/Atlas/Naardermeer.pdf Gans, W. de, Bunnik, F. en Wirdum, G. van (2010) Het Naardermeer: een bijzondere en complexe ontstaansgeschiedenis. Grondboor & Hamer 1-2010. Koomans, R.L. en Jonkman, H. (2008) Kartering van de bodemligging en bodemsamenstelling in het Naardermeer. Medusa Explorations BV, Groningen.
6
7
Weesp: Aetsveldse polder en Vechtoeverwallen (G2) Geosites 4. Fort Hinderdam + aangrenzende Vechtoeverwallen. 5. Fietspad door Aetsveldsepolder met kreekrug. Beschrijving Na de laatste ijstijd, in het Vroeg-Holoceen, liep de temperatuur op, steeg de zeespiegel, nam het verval in de rivieren af en steeg het grondwater. In het West-Nederlandse kustgebied ontstonden uitgebreide moerasgebieden en natuurlijke zoetwatermeren. De Vecht, oorspronkelijk een veenontwateringsgeul, ontwikkelde zich vanaf rond 1000 voor Christus tot een Rijn-arm, die nog tot in Romeinse tijd een verbinding vormde tussen de hoofdstroom – de Rijn bij Utrecht – en het Flevomeer en de oer-IJ monding. In het noordelijke deel van de Vechtstreek bevonden zich in die periode in het grote veengebied meerdere binnenmeren, waaronder het ‘Aetsveldsche meer’. Sediment, aangevoerd door de Vecht, in deze periode een getijderivier, die in verbinding stond met het oer-IJ, vulde dit meer grotendeels op, met een dik pakket zanden (oeverwallen/kreekruggen) en kleien, die over grote oppervlakken het eerder gevormde veenpakket afdekken. In een late fase, toen het oer-IJ minder actief werd en de getijdewerking en aanvoer van sediment afnam, werd vooral zware klei afgezet en nam de veengroei weer toe. Van dit jongere veen is weinig meer terug te vinden als gevolg van de ontginning en ontwatering van het gebied in de Late Middeleeuwen en de daarmee gepaard gaande versnelde oxidatie van het veen. De Aetveldsche polder is reeds een aardkundig monument (provinciaal) en is goed beschreven door I. Bos en anderen (zie literatuur). De polder bestaat voornamelijk uit open weidegebied met in hoofdzaak agrarische bebouwing langs de randen. Zeer kenmerkend zijn de oeverwallen langs de Vecht. Dankzij de hogere ligging fungeerden deze oeverwallen als ontginningsbasis voor het gebied. Anders dan de meer naar het oosten gelegen polders en droogmakerijen, heeft deze polder een kleiige ondergrond en slechts plaatselijk veen. Reeds aardkundig monument. Uit PDF- Provincie Noord-Holland (Rapport - Aardkundige monumenten – 010505.pdf): Een vertakkend systeem bestaande uit voormalige veenrivieren, veenstromen en kreekbeddingen met oeverwallen. Het systeem zoals het in dit gebied voorkomt is uniek voor alluviale kustvlakten in Europa. Langs de Waver liggen goed ontwikkelde oeverwallen en stroomruggen, die goed zichtbaar zijn vanaf de weg. De Aetsveldse polder is een door een delta opgevuld meer, waar de Vechtlopen (Gein en Vecht) omheen slingerden, toen dat gebied nog hoger lag. De Vecht is een getijdenrivier en heeft het omliggende gebied beïnvloed. Hier zijn goed bewaarde voormalige kreekbeddingen en oeverwallen, komgronden, overslaggronden en klei op veengebieden aan te treffen, die de geschiedenis van het gebied vertellen. In een groot deel van het gebied komt humeuze kalkloze klei en zware klei in de bodem voor. De voormalige veenstroom maakt nog steeds een belangrijk uit van de hydrologische situatie. Verder is kwel een veelvoorkomend verschijnsel in de 8
deelgebieden. De ecologie bestaat uit soortenrijke rietlanden (met onder andere de moerasvaren), kwelvegetatie en soortenarm grasland. Het gebied grenzend aan de Waver bestaat voor een belangrijk deel uit veen met een dun kleidek. Bij de Vecht en Aetveldsche polder zijn jonge zeeklei met veen, getij-oeverwal, overslaggronden, boezemland en veen aan te treffen. Hier en daar treedt veenvorming op. De Vecht en de Aetveldsche polder vormen een uniek verschijnsel in Nederland. De gebieden worden gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan (tamelijk) gave, kenmerkende vormen, met een grote genetische en ruimtelijke (merendeel) interne samenhang. De deelgebieden hebben zowel educatieve als wetenschappelijke waarde. Met name de Vechtloop en -delta draagt hieraan bij. De Vecht en de Aetveldsche polder zijn belangrijk voor de reconstructie van de ontstaansgeschiedenis. De Vecht is de mooiste veenstroom met voormalige getijdeninvloed. De Waver heeft nog een onaangetaste oorspronkelijk meanderende loop. Er is een provinciale tot internationale waardering aan de gebieden toegekend. Literatuur Bos, Ingwer J., H Feiken, F Bunnik, J Schokker, 2009. Influence of organics and clastic lake fills on distributary channel processes in the distal Rhine–Meuse delta (The Netherlands)." Palaeogeography, Palaeoclimatology, Palaeoecology 284; 355-374 Provincie Noord-Holland (Rapport - Aardkundige monumenten – 010505.pdf) Aet Zie tevens route aardkundig monument Prov NH en Aetsveldroute (wandelroute stelling van Amsterdam).
9
Gooikust met klif en stuwwal (G1, G3) Geosites 6. Aalberg met klifkust en stormrug 7. Akkers + heuvel in Naarder Enk bij Huizen Beschrijving Voormalige, goed bewaarde klifkust die aan de noordzijde de Gooise/Utrechtse stuwwal begrenst, ontstaan als gevolg van de inbraak van de Noordzee na de Romeinse tijd in het centraal Nederlandse veengebied, waarbij eerst het Flevomeer en later de Zuiderzee ontstonden, een met zeewater gevulde en door getijden gekenmerkte binnenzee Grindrijke gestuwde lagen in de stuwwal, met overwegend N-Z strekking, vormen hogere, meer erosieresistente koppen met grote aantallen windkanters, met in lagere delen overwegend zandige of lemige afzettingen. Door golfwerking en kusterosie is een steil klif ontstaan, met een brede, ondiepe zandige vooroeverzone. Lagere stuwwaldelen zijn hier en daar tegen inundatie beschermd door dijkaanleg, met kleine en smalle polders. Ter plekke van het klif ontbreken dijken en is sprake van een natuurlijke kustverdediging, die qua aard sterk afwijkt van andere natuurlijke kustverdedigingen in Nederland - de duinen en minder voorkomende keileemkliffen (Wieringen, Gaasterland, kop van Overijssel). De klifkust is nog grotendeels natuurlijk en is, met de veel kleinere en minder goed ontwikkelde klifkust van Muiderberg, uniek binnen NW-Europa. Elders voorkomende klifkusten in Pleistocene afzettingen zijn vrijwel altijd gevormd in keileem. Bijzonder is verder het voorkomen van stormruggen in de oeverzone. Hydrologie Hydrologisch gezien kenmerkt de klifkust zich door extreme gradiënten in drainage – van zeer droog tot frequent/permanent geïnundeerd – en grondwatersamenstelling, met lokale relicten van mariene invloed in de vorm van licht brak grondwater vanuit de voormalige Zuiderzee en regenwatergevoed grondwater in de stuwwal. Cultuurhistorie De stuwwal zelf vertoont niet alleen een morfologie die sterk gekoppeld is aan de variatie in samenstelling van het gestuwde pakket, maar tevens een daarop aangepast historisch landgebruik in de vorm van bosaanplantingen en heidevelden op de armere gronden van de grindhoudende gestuwde pakketten en oude bouwlanden (es/enk) op de lager gelegen, fijner getextureerde pakketten. Dit eslandschap is in de kustzone goed bewaard en duidelijk zichtbaar. Literatuur Sevink J. 2007: het Gooi, Grondboor en Hamer Vos, P.C., J. Bazelmans, H.J.T. Weerts & M.J. van der Meulen (red.), 2011, Atlas van Nederland in het Holoceen. Landschap en bewoning vanaf de laatste ijstijd tot nu. Bert Bakker, Amsterdam: 94 p
10
W. de Gans, F.P.M. Bunnik. 2005: Resten van stormruggen rond de voormalige Zuiderzee. Grondboor en Hamer, nr. 5/6, 124-127.
11
Muiderberg: klifkust en stormrug (G1, G3) Geosites 8. Stormrug 9. Klif Beschrijving Meeste westelijke stuwwalfragment in NW Europa en in dit opzicht uniek. Geïsoleerde opduiking van Pleistocene stuwwal in het West-Nederlandse Holocene veengebied, met meerdere karakteristieke geomorfologische elementen van een dergelijke opduiking – stuwwalheuvel gevormd tijdens het Saalien, dekzand uit het Weichselien- en daarbij tevens een nog zichtbare min of meer natuurlijke klifachtige kust, waar de Zuiderzee en stuwwal elkaar ontmoeten. Het ‘eilandkarakter’ van Muiderberg is goed zichtbaar. Ondanks de beperkte grootte van de opduiking zijn alle karakteristieke elementen van een Pleistoceen cultuurlandschap aanwezig, waaronder een brink en es/enk, als ook van een natuurlijke kust met een zogenaamde stormrug. Aanvullende beschrijving (http://www.geosites.nl/publicaties/247) Stormruggen waren tot het begin van de 19e eeuw vaak goed zichtbaar in het landschap. Maar door de toenemende vraag naar zand is echter een groot deel van de ruggen afgegraven of verdwenen onder bebouwing van de steeds uitbreidende steden en dorpen. Vlak bij de kerk van Muiderberg is echter nog een stormrug te vinden die goed zichtbaar is gebleven. Deze stormrug is nog steeds enkele meters hoog, heeft een lengte van 500 meter een breedte van 10-20 meter. De stormrug ligt hier voor een hoek in de dijk bij het voormalige klif en er staan enkele huisjes op. Literatuur W. de Gans, F.P.M. Bunnik. 2005: Resten van stormruggen rond de voormalige Zuiderzee. Grondboor en Hamer, nr. 5/6, 124-127. Archeologisch onderzoek locatie Hockeyveld MHC Muiderberg te Muiderberg, gemeente Muiden Bureauonderzoek en Inventariserend veldonderzoek d.m.v. boringen Grontmij Archeologische Rapporten 1301, 1203. 30 p.
12
13
Muiden (G2, G3, G4): de Vechtmonding Geosites 10. Muiderslot 11. Zeesluizen. Beschrijving Van oorsprong een veenontwateringsgeul, die zich ontwikkelde tot een Rijnafvoer met bijbehorende oeverwallen, stroomafwaarts overgaand in een getijderivier die via het Oer-IJ op de Noordzee afwaterde, vervolgens vanaf de Romeinse tijd door dichtslibben van dat Oer-IJ en ontwikkeling van Flevomeer en vervolgens de Zuiderzee is omgevormd tot vanaf ca. 1200 AD een kleinschalig estuarium van een getijderivier en uiteindelijk door afdamming (in 1674, zeesluis bij Muiden) en bedijking tot een ingepolderde kustzone en afgedamde brede riviermonding in een vanaf 1932 getijloos meer. Cultuurhistorie Het Muiderslot ontstond in een periode dat de Vecht een belangrijke verbinding en transportweg vormde tussen het Sticht (Utrecht) en Holland, en had een belangrijke functie in de tolheffing op en controle over de vervoerde goederen door de graven van Holland. Pogingen om overstromingen van het Vechtgebied vanuit de Zuiderzee te beteugelen leidden in eerste instantie tot de aanleg van de zuidelijker gelegen Hinderdam in 1437, waarbij bovenstrooms getijden een rol bleven spelen, en in 1672 de zeesluis van Muiden. De geschiedenis van de Vecht komt tot uiting in de kenmerken van haar loop - breed en met een diepe door getijdewerking ontstane vaargeul en duidelijke oeverwallen - die in hoge mate de vorm van de oeverbebouwing hebben bepaald. De bebouwing van Muiden, met inbegrip van zeesluizen en het Muiderslot, reflecteert de complexe geschiedenis van deze rivier en haar monding. Literatuur Bos, Ingwer J., H Feiken, F Bunnik, J Schokker, 2009. Influence of organics and clastic lake fills on distributary channel processes in the distal Rhine–Meuse delta (The Netherlands)." Palaeogeography, Palaeoclimatology, Palaeoecology 284.3; Vos, P.C., J. Bazelmans, H.J.T. Weerts & M.J. van der Meulen (red.), 2011, Atlas van Nederland in het Holoceen. Landschap en bewoning vanaf de laatste ijstijd tot nu. Bert Bakker, Amsterdam: 94 p
14
15
Nederhorst den Berg: Vechtoeverwallen en ‘berg’ (G2) Geosites: 12. Kerk op oud stuifduin 13. Overgang van veen naar komklei langs Vecht Beschrijving Bij Nederhorst den Berg splitst en versmalt de gordel van rivierafzettingen (oeverwallen en overslaggronden) van de Vecht zich en overheerst veen, deel uitmakend van het grote Hollandveen complex van West-Nederland, met slechts een smalle zone van relatief zandige oeverwallen. Het veen is ontstaan op een Pleistocene zandige ondergrond, die veelal op meerdere meters diepte ligt, en is sterk geklonken door de eeuwenlange ontwatering en over grote gebieden weggegraven, vooral ten oosten van Nederhorst den Berg. Recentere zandwinning in diepe zuigputten heeft daar tot de vorming van een diepe plas geleid (de Spiegelpolder) en volledig verdwijnen van dit veenlandschap. De Willibrord kerk staat op een ‘berg’ van zand, die gekenmerkt kan worden als een ‘donk’, een Pleistoceen duin vermoedelijk ontstaan in de Jonge Dryas (Jonger Dekzand II), dat uitsteekt boven de jongere Holocene afzettingen en een maximale hoogte van enkele meters boven NAP bereikt. Het oorspronkelijke duin had een N-Z verloop met vermoedelijk een lengte van enkele honderden meters en als hoogste punt de ‘berg’, maar is grotendeels vergraven. In de Middeleeuwen vormde deze berg een van de weinig droge ‘eilanden’ in een verder zeer moerassig en drassig veengebied. De oude kern en het kasteel van Nederhorst den Berg liggen op dit Pleistocene duin. Niet op een oeverwal van de Vecht, zoals bij andere Vechtdorpen veelal het geval is. Die oeverwallen liggen meer ten westen van Nederhorst, maar zijn wel goed te herkennen door hun wat hogere ligging ten opzichte van het veengebied, dat door klink sterk is gezakt. De berg is de meest westelijke opduiking van het Pleistoceen in het West-Nederlandse veengebied. Literatuur: Bos, Ingwer J., H Feiken, F Bunnik, J Schokker, 2009. Influence of organics and clastic lake fills on distributary channel processes in the distal Rhine–Meuse delta (The Netherlands)." Palaeogeography, Palaeoclimatology, Palaeoecology 284.3; Cruysheer, A.T.E. en S. Koopman (2011); De Berg is een Stuifduin. Werinon, nr. 78, Historische Kring Nederhorst den Berg.
Koopman, S., A.T.E. Cruysheer Paleogeografie en bewoningsdynamiek tussen Vecht en Eem. AWN Naerdincklant. 56 p
16
17
Ankeveen: Veenlandschap met zandopduikingen (G2, G4) Geosites 14. Zandopduiking met oude NH Kerk 15. Veenlandschap langs voetpad naar NM (‘s Graveland) 16. Molen en oude kapel bij Ankeveen (Hollands end) Beschrijving Veenlandschappen met verveningen en recente veengroei en daarnaast oude zandopduikingen (dekzand) waarop bewoningskernen. Als gevolg van de Holocene zeespiegelstijging raakte het gebied direct ten westen van de Goois/Utrechts stuwwal geleidelijk met veen bedekt, uiteindelijk resulterend in een min of meer aaneengesloten veengebied met lokale opduikingen van dekzandduinen, de zogenaamde gordeldekzanden uit de Jonge Dryas, veelal in de vorm van globaal N-Z georiënteerde lage ruggen. De veendikte neemt van west naar oost af. Veenontginning en –winning leidden vanaf de late Middeleeuwen tot klink van het veen en het ontstaan van petgaten, die zich door wind- en golferosie uitbreiden tot plassen. Dit laatste vooral daar waar het veen relatief dik was c.q. het Pleistoceen zich op wat grotere diepte bevond. In moderne tijd, na stopzetten van de vervening, trad opnieuw veenvorming op en groeien de petgaten en plassen geleidelijk weer dicht, waarbij allerlei stadia van veenvorming zijn ontstaan. In het gebied rond Ankeveen zijn de variatie in veendikte en voorkomen van zandopduikingen uitstekend te herkennen, mede aan de hand van de bewoningspatronen, waarbij alle oudere gebouwen en kernen op het zand zijn gebouwd. Die dateren uit de late Middeleeuwen, waarin de veengebieden zijn ontgonnen en het huidige petgaten/plassenpatroon begon te ontstaan. In het huidige veenlandschap komen alle stadia van laagveenvorming voor met in het meest oostelijke deel plaatselijk kwelrijke zones. Literatuur: Alleen algemeen, geen specifieke publicaties.
18
Horstermeer: droogmakerij met sterke kwel (G2, G4). Geosites 17: Gemaal Beschrijving Het Horstermeer is een voormalig meer, oorspronkelijk Overmeer geheten, dat voor het eerst werd drooggelegd in 1629 (maar tijdelijk - tot ca. 1636) en definitief in eind negentiende eeuw. Het meer lag oorspronkelijk verder naar het westen en verschoof in de loop der eeuwen naar het NO door veenerosie, net als het Naardermeer. Vanuit de Vecht werd klastisch sediment afgezet, vooral in het westelijke en centrale deel van het meer, terwijl in het oostelijke deel de Pleistocene ondergrond dicht onder de meerbodem lag. De huidige bodem varieert sterk met zand- veen- en kleibodems. De veen- en kleidekken zijn dun en worden door vele sloten en vaarten doorsneden. Het gebied wordt gekenmerkt door een zeer sterke kwel, vooral in het oostelijke deel en mede het gevolg van de diepe ligging van de droogmakerij. In het midden en noorden is de kwel brak tot zout, in het zuidoosten, waar de sterkste kwel optreedt, zoet. Tot dagelijks 100.000 kubieke meter brak kwelwater moet naar de Vecht gepompt worden. Die sterke kwel leidt tot grondwaterstandsdalingen in de aangrenzende veengebieden, versterkte kwelstromen vanuit de Utrechtse heuvelrug, problemen met de drainage van de Horstermeer zelf tijdens perioden met hoge neerslag, zoals in 1987, en een vereiste hoge capaciteit van de bemaling (grote gemalen). Literatuur: http://www.cs.uu.nl/research/projects/i-cult/Vecht/Portal/Atlas/Naardermeer.swf Brouwer, F., van SPJ Delft, and R. H. Kemmers. "Landinventarisatie en ruimtelijke systeemanalyse van het herinrichtingsgebied De Vechtstreek, fase 2; resultaten van een bodemgeografisch onderzoek." (2002).
19
20
Laarder Wasmeren/Zuiderheide: droog dal en stuifzanden (G1, G4) Geosites 18. Groot Wasmeer 19. ’t Bluk en Leeuwenkuil met actief stuifzand 20. Langewater met Allerød Beschrijving Breed droog dal door de stuwwal van het Gooi. Een van de vroegere afvoeren van smeltwater van de landijstong, die tijdens het Saalien in het Eemdal lag. Tijdens het Weichselien werd dit dal voor een deel opgevuld met fluvio-periglaciale afzettingen en dekzanden. Die dekzanden werden afgezet in verschillende fasen. Tijdens een intermediaire, relatief warme fase aan het einde van het Weichselien – het Allerød interstadiaal – ontstond een paleosol, die gekenmerkt wordt door het voorkomen van een grote hoeveelheid houtskool – de laag van Usselo. Deze laag is goed ontwikkeld en komt op meerdere plekken voor. De na de ijstijd, in het Holoceen, ontstane bosvegetatie werd al vroeg – rond 8000 jaar voor heden – vervangen door een heidevegetatie, vermoedelijk als gevolg van te intensief landgebruik door de mens die ook leidde tot plaatselijk optredende wind erosie en afzetting van stuifzand. Dit proces – degradatie van de vegetatie en ontwikkeling van stuifzanden door te intensief landgebruik – herhaalde zich rond 6000 jaar geleden en, op grotere schaal, rond 5000 jaar geleden tijdens het Neolithicum. In de laatste periode werden in het Gooi de eerste grafheuvels gebouwd en landbouw geïntroduceerd. Tussen die stuiffasen in herstelde het bos, stopte de verstuiving en trad bodemvorming op, leidend tot ontstaan van arme, sterk verzuurde podzolen. Grootschalige zandverstuiving trad op vanaf de late middeleeuwen en tegen het einde van de negentiende eeuw was het hele gebied in verstuiving. Door de komst van kunstmest aan het einde van die eeuw verdween het traditionele landgebruik – begrazing met schapen en heide plaggen – geleidelijk. Het stuifzand werd door beplantingen met Grove den vastgelegd en actief stuifzand kwam uiteindelijk vrijwel alleen nog voor in een klein gebied ten noorden van Laarder Wasmeren. Tegenwoordig wordt de verstuiving in stand gehouden door gericht beheer (verwijdering van vegetatie en strooisel). Het is het meest westelijke actieve stuifzandgebied in Noord/Centraal Nederland. De afwisseling tussen degradatie (met winderosie en afzetting van stuifzand) en stabiele perioden (met bosherstel en bodemvorming) heeft geleid tot de vorming van een uniek en zeer complex bodemarchief, met meerdere stuifzandafzettingen en ingeschakelde bodems. Dit archief is uniek binnen Nederland en omvat onder meer het vermoedelijk vroegste – pre-Neolithische – stuifzand van NW-Europa. Tevens blijkt uit dit archief dat degradatie van bos al lang voor de introductie van landbouw in het Neolithicum leidde tot het (tijdelijk) ontstaan van open droge heidevegetaties. Rond 5000 jaar geleden stond het grondwater tijdelijk voldoende hoog voor de ontwikkeling van een ondiep meer en slecht gedraineerd moeras, vermoedelijk in samenhang met de ontwikkeling van het Hollandveen in de kustzone en daarmee gepaard 21
gaande stijging van het grondwaterniveau in dit vengebied en het aangrenzende achterland. Na die periode zakte de grondwaterspiegel en bleef tot op heden ruim beneden het maaiveld. Vanaf ongeveer 5000 jaar geleden leidde bodemvorming tot het ontstaan van een podzol, waarvan de inspoelingshorizont (podzolB) steeds slechter doorlatend werd en plaatselijk aanleiding gaf tot de ontwikkeling van hangwatervennen. Het Groot Wasmeer, een hangwaterven, bereikte rond 500 voor Christus al het hoge peil, dat op historische kaarten van de vorige eeuw wordt getoond. Cultuurhistorie Grafheuvels Karrensporen/Oude Postweg Hydrologie In het verleden waterinfiltratie en verontreiniging met grote gevolgen voor waterwinning, met recent herontwikkeling van vennen als gevolg van waterstagnatie op ondoorlatende laag. Voorbeeld van ‘hangwaterven’. Literatuur J. Sevink, E.A. Koster, B. van Geel, J. Wallinga. Drift sands, lakes and soils: the multiphase Holocene history of the Laarder Wasmeren area near Hilversum, The Netherlands. Netherlands Journal of Geosciences. 92, 243-266. S. Koopman en J. Sevink. 2015: Zand in beweging: over Goois stuifzand en stuifzandrestauratie.
22
Tafelberg/Tafelbergheide (G1) Geosites 21. Tafelberg 22. Crailo: zandsteenblokken bij kruising 23. Leemkuil Beschrijving De Tafelberg vormt het hoogste punt van de stuwwal tussen Blaricum en Huizen, die hier bestaat uit min of meer NO-ZW lopende ruggen waarvan de oostelijke de hoogste is, met de Tafelberg als hoogste punt van het Gooi (36.4 m + NAP). De ruggen tonen de strekkingsrichting van de gestuwde lagen in de ondergrond (Midden-Pleistocene afzettingen van wisselende textuur) en bestaan overwegend uit grovere afzettingen met een residuair dek van grind (veel windkanters). De oostelijke begrenzing – naar het Eemdal – is scherp en steil; de westelijke veel geleidelijker. De kleiige tot lemige lagen zijn van oorsprong veelal kalkhoudend (o.a. schelpen), zoals in diepe groeves zichtbaar was (o.a. tennisbanen aan de noordzijde). Deze kalk heeft plaatselijk geleid tot verkitting van zandige lagen tot kalkzandsteen, waarvan een aantal blokken terug te vinden is bij de Methylschool/Trappenberg. Lagere delen van de stuwwal bestaan uit minder grove en wat rijkere afzettingen, en zijn als bouwland gebruikt, waarbij de grond met plaggenmest werd opgehoogd. Hier komen grote complexen van plaggenbodems voor. In het verleden is veel leem, zand en grind gewonnen door de omwonende boerenbevolking. Dat is zichtbaar in de vorm van vele langwerpige kuilen die in de strekkingsrichting van de gestuwde lagen liggen. Het gaat vooral om ‘leemkuilen’, die zich nu nog kenmerken door een afwijkende, rijkere begroeiing dan de heide op de overwegend grindhoudende zanden van de ruggen. Later zijn enkele grote groeves ontstaan, o.a. een zogenoemde leemkuil aan de zuidzijde. Aanvullende beschrijvingen: http://www.geosites.nl/publicaties/243 Uit deze publicatie: De wandeling begint bij het revalidatiecentrum de Trappenberg, tegenover restaurant 'De Goede Gooier'. Achter het revalidatiecentrum vindt u het eerste Aardkundige puntje van deze wandeling: De Trapjesberg. Dit is een 17e eeuwse uitzichtheuvel, een van de vele die we nog later tegen zullen komen. De heuvel is 23,2 m hoog en u kunt hem beklimmen voor een mooi uitzicht. Ga via de andere kant van de heuvel weer naar beneden en hou links aan. U komt op de Museumlaan uit, welke aan de andere kant van het revalidatiecentrum ligt. Steek de asfaltweg over en ga de Blaricumerheide op. Neem het pad dat rechtdoor loopt. Onderweg komt u langs heide, bos en een stuk zandverstuiving. Deze heide maakt deel uit van de resten van oude heidevelden van voor 1850. De heide ligt op het noordelijke deel van een stuwwal, welke tegenwoordig ongeveer 10 meter lager ligt dan toen hij gevormd werd. De stuwwal bestaat uit grove rivierafzettingen welke ruim 150.000 jaar geleden door het landijs opgeduwd zijn. De rivierafzettingen (waarschijnlijk oorspronkelijk afkomstig van de Rijn) liggen wat hoger in het landschap dan de zandafzettingen. Deze laatste waren minder bestendig tegen erosie in latere perioden. Langs de paden kunt u duidelijk het grove zand en grinden zien liggen van de rivierafzettingen. 23
Als u links aanhoudt komt u langs een schapenkooi en u komt uit bij restaurant de Tafelberg. Dit restaurant ligt op Oude Naarderweg, welke de scheiding is tussen de Blaricumerheide en de Tafelbergheide. Ga naast het restaurant links de Lage Naarderweg op. Na enige tijd ziet u aan uw linkerhand nog een uitzichtberg: de Tafelberg. Ook deze heuvel is door de mensen opgeworpen. De vlakke top van deze heuvel reikt tot 36,4 meter boven NAP. Er wordt door sommige archeologen gespeculeerd dat deze heuvel vroeger diende als grote offerheuvel en dat de naam Tafelberg een verwijzing is naar de offertafel die op de vlakke top zou hebben gestaan. Na de berg gaat u links door een hekje de Tafelbergheide op, steek deze schuin links over. Ook dit stuk heide is een restant van de oude heidevelden waarmee dit gebied bedekt was tot 1850. In het Gooi vinden we tegenwoordig een zogenoemd postzegellandschap, resten oud heidegebied ingeklemd tussen wegen en huizen. Verderop tijdens de wandeling komen we nog meer resten van dit oude heidegebied tegen. Als u over de Tafelbergheide loopt kunt u langs de paden windkanters vinden. Dit zijn stenen die in de laatste ijstijd door de wind afgeslepen zijn en daarbij twee- of driekantige vlakken hebben gekregen. Ook zijn er vele grote leemkuilen te zien. Deze zijn te herkennen aan een afrastering eromheen. Dit doordat er speciale planten groeien die beschermd worden tegen grazers en wandelaars. Het omhoog gedrukte rivierleem werd op plekken waar dit dagzoomde uitgegraven door de Gooise boeren o.a. voor hum erf. Het is opmerkelijk dat alle kuilen dezelfde lengterichting vertonen. Dit komt ruwweg overeen met de stuwingsrichting van het landijs. Literatuur Alleen algemeen en http://www.ivngooi.nl/ggis/index.htm
24
Westerheide: keileemafzettingen en archeologie (G1) Geosites 24. Aardjesberg: ontsloten keileem met veel noordelijk materiaal en lokale waterstagnatie. Archeologische vindplaats. 25. Lange Heul: Pleistoceen lengteduin op kameterras. Beschrijving Smeltwaterafzettingen met keileem plateau en jonger dekzand ruggen. Archeologisch belangrijk vanwege keileem (Aardjesberg). De vorming van de stuwwallen van het Gooi in het Saalien voltrok zich in fasen, waarbij eerst de stuwwal van Hilversum ontstond en vervolgens, na een korte regressie, de landijstong in het Eemdal zich opnieuw uitbreidde en de stuwwal van Laren-Huizen werd gevormd. Tussen die stuwwal en de stuwwal van Hilversum ontstond een puinwaaier of bekkenafzetting, die bestond uit door gletsjersmeltwater afgezette zanden en grinden, waarin relatief materiaal van noordelijke herkomst zitten. Vervolgens breidde het landijs zich opnieuw uit, waarbij de smeltwaterafzettingen enigszins werden gestuwd en op die afzettingen een laag keileem werd afgezet. Daarna trok het landijs zich definitief terug en stopte de glaciale ontwikkeling van het gebied. In het Weichselien was de ondergrond van dit gebied – de Westerheide – langdurig diep bevroren, waardoor oppervlakkige afvoer van (sneeuw)smeltwater mogelijk was en een aantal ondiepe, nu droge dalen ontstonden. De eerder gevormde grove smeltwaterafzettingen waren net als de keileem relatief ongevoelig voor dergelijke periglaciale erosie en het oorspronkelijke reliëf van het gebied– een vrij vlak plateau bleef goed bewaard. Wel trad door de relatief hoge ligging winderosie op, waarbij een residuaire grindlaag – keienvloer – ontstond, maar ook voor dergelijke winderosie was de keileem weinig gevoelig. De afzetting van dekzand beperkte zich tot enkele min of meer uitgesproken lengteduinen, waaronder de Lange Heul. Binnen het Gooi behoort de Aardjesberg, het hoogste punt van deze Westerheide en te beschouwen als een soort ‘restheuvel’, tot de weinige gebieden waar de bodem uit keileem bestaat en dus lemig en stagnerend/slecht doorlatend is, en daarmee een geheel eigen vegetatie heeft (wisselvochtig en relatief voedselrijk). Ook komen veel noordelijke gesteenten aan het oppervlak voor, soms als grote blokken (zwerfstenen). Tot die gesteenten behoort ook noordelijke (zwarte) vuursteen, die in flinke formaten en hoeveelheden voorkomt en al vroeg de aandacht van de prehistorische mens heeft getrokken, blijkend uit de vele vondsten van ook zeer vroege (Paleolithische) vuurstenen werktuigen. Vandaar ook dat de Aardjesberg niet alleen geologisch en ecologisch bijzonder is, maar ook archeologisch zeer waardevol. Literatuur Koopman S. en Pfeifer, A.E. Geologische atlas van het Gooi, AWN Naerdincklant, 2014 Wimmers, W.H. , 1991. Een archeologisch onderzoek in de akker van de Aardjesberg, Westerheide, gem. Hilversum. Wageningen. DLO_Staring Centrum, Rapport 122. 25
Wimmers, W.H., van Zweden R.R., 1992. Archeologische en historisch-geografische elementen in een natuurgebied. Een onderzoek naar de antropogene achtergronden van de Gooise natuurgebieden. Wageningen, DLO-Staring Centrum, Rapport 143.
26
Sint Jans Kerkhof: oudst bewoonde plek op de stuwwal (G1, G4) Geosites 25. Museum Hofland met zwerfstenen 27. Zuiderheide, stuwwal helling met grafheuvels 28. Doodweg met langgerekte greppels van grind/zand/leemwinning. 29. Pompstation in diepe groeve bij Vitens-terrein (hydrologie) Beschrijving Bij het St. Janskerkhof vormt de oostelijke rug van de Gooise stuwwal (de rug van Huizen-Laren) een brede, vlakke rug op ca. 20m + NAP. Oorspronkelijk was deze rug veel hoger, maar tijdens het Weichselien is door periglaciale solifluctie, erosie door afstromend sneeuwsmeltwater over een bevroren ondergrond (permafrost) en winderosie de rug sterk verlaagd. De strekking van de gestuwde lagen is ongeveer noord-zuid en komt tot uiting in het reliëf van dit gebied. Relatief grindrijke lagen zijn te herkennen aan hun iets hogere ligging en hun stenige bovengrond met veel windkanters, maar het meest opvallend zijn de vele, gegraven greppels en kuilen, die ook diezelfde strekking vertonen. Het zijn grind-, zand- en leemkuilen, in het verleden door de boeren uit de omgeving gegraven. Vanwege de relatief hoge ligging komen op de hogere delen van de rug vrijwel geen dekzandafzettingen voor. Die beperken zich tot de lagere delen van de hellingen en een incidenteel lengteduin, zoals ten noordwesten van het St. Janskerkhof. De grens tussen dekzand en oudere, al dan niet verspoeld stuwwalmateriaal is goed vast te stellen aan de hand van het grindgehalte van de bodem. Anders dan het dekzand, is het stuwwalmateriaal vrij lemig en mineralogisch relatief rijk (bruine zanden), waardoor de bodems in dit materiaal minder arm zijn en geschikter voor primitieve landbouw (raatakkers) dan de humuspodzolen in het dekzand en armere stuwwalmateriaal (‘witte zanden’). Het gebied en de hellingen ten westen en zuiden zijn bekend vanwege de vele prehistorische resten, waaronder vele grafheuvels en bewoningsresten (o.a. raatakkers en urnenvelden). Historisch is het St.Janskerkhof de oudst bewoonde plek in het Gooi. Hydrologie In hydrologisch opzicht is het een karakteristiek inzijgingsgebied met grondwater van uitstekende (drinkwater)kwaliteit. Vandaar dat dit grondwater van oudsher is gewonnen, eerst via gegraven putten (St. Janskerkhof), later via geboorde putten en pompen. De maximale diepte tot waarop grondwater kan worden gewonnen via zuigpompen is ca. 10 meter. De grondwaterwinning leidde tot wegzakken van het grondwaterniveau met meer dan die 10 meter en vandaar dat men een diepe kuil groef om vanuit die kuil het grondwater te kunnen blijven oppompen. De ontwikkeling van perspompen maakte een diepere winning mogelijk en wel zo grootschalig dat deze leidde tot een sterke lokale verlaging van het grondwaterpeil. Daardoor werd grondwater vanuit aangrenzende gebieden aangetrokken, waaronder het sterk verontreinigde grondwater onder de Laarder Wasmeren. Dit noodzaakte tot wegvanging van dit water via interceptieputten en reductie van de grondwateronttrekking, waardoor de toestroom van het verontreinigde grondwater 27
afnam. Cultuurhistorie Grondstoffenwinning (grind, zand en leemkuilen + andere oude vormen van landgebruik (celtic fields, bijenschansen etc.) Literatuur Koopman S. en Pfeifer, A.E. Geologische atlas van het Gooi, AWN Naerdincklant, 2014 Wimmers, W.H., W. Groenman-Van Waateringe & Th. Spek (1993) Het culturele erfgoed van een natuurgebied. Honderden eeuwen menselijke activiteit in het natuurlandschap van de Bussumer- en Westerheide. In: Historisch Geografisch Tijdschrift, 11e jrg., nr. 2: 53-74.
28
Gijzenveen/Laegieskamp: grenszone van het Pleistoceen (G1, G2, G4) Geosites 30. Fort Gijzenveen met veen 31. Lagieskamp/Koeienmeent Beschrijving Overgang van Pleistoceen naar Holoceen met zand/veen + kwel‘. Verdronken randzone’ van Gooi. Nieuwe Hollandse Waterlinie (batterijen + fort), Koedijk. West-Nederland in het klein. De westrand van het Gooi is over grote delen sterk vergraven, zoals het gebied ten westen van Naarden en de landgoederen van ‘s Graveland. Een uitzondering hierop vormt het gebied direct ten westen van Bussum, waar de grenszone tussen het Holland veengebied en het Pleistoceen nog grotendeels onverstoord is. Het Pleistoceen in dit gebied bestaat uit lokaal voorkomend dekzand op oudere veelal grindhoudende tot grindrijke afzettingen van een smeltwaterwaaier uit het Saalien, die een aaneengesloten, vrij vlak gebied ten westen van de stuwwal van Huizen-Laren vormt. Plaatselijk komen op het dekzand lage stuifzandduinen voor (rand van gemeente Bussum). Het oppervlak van de Pleistocene afzettingen is versneden, met ondiepe geulen en depressies, en helt naar het westen. Het is tijdens het Holoceen geleidelijk overdekt met veen als gevolg van het ‘verdrinken’ van het landschap door de stijgende zeespiegel. In het Gijzenveen/Lagieskamp gebied is dit veen goed bewaard door de eeuwenlange slechte ontwatering. Die hield verband met de strategische ligging van dit gebied in de Hollandse Waterlinie, reden waarom het na de ontginning in de Middeleeuwen niet sterk ontwaterd is, en met de sterke kwel vanuit het Gooi in deze randzone. De maximale hoogte die het veen hier bereikte ligt tussen 0.5 en 1 m + NAP. De sterke kwel is zichtbaar in de vorm van uittredend ijzerrijk water in diepere sloten in dit gebied en in de vegetatie, en wel zeer bijzondere blauwgraslanden. Meer naar het westen neemt deze kwel af bij een dikker wordend veenpakket. Opmerkelijk is het plaatselijk oppervlakkig voorkomen van pyriteuze venen, die zijn ontstaan bij inundaties van dit veengebied met zeewater, vermoedelijk tijdens of na de late Middeleeuwen en voorafgaand aan de bedijking van de Zuiderzee. Van de Waterlinie resteren nog enkele forten op de overgang van het veen naar het zand. De grens tussen de droge, meer oostelijk gelegen bodems, en de nattere, overwegend venige gronden in het westelijk deel wordt grotendeels gevormd door de zogenaamde Koedijk, die de veenweidegebieden waarop koeien graasden scheidde van de door schapen begraasde droge heide. Literatuur den Haan, M en Sevink J. 2010. Inventarisatie bodemverstoring Koedijkgebied
29
A.C. Bouman & B.F. van Tooren 2005. Het Laegieskamp' een blauwgrasland op de overgang van zand en veen. Stratiotes 30: 48-55 Koopman S, Sevink J. 2015: Over het ontstaan van een keienrijk diamict in het Gijzenveen . Grondboor en Hamer Jaargang 69, nr. 3: p. 99-105 Mars, H. de. 1996. Herstel van een afgeschreven blauwgrasland in de Vechtstreek? De Levende Natuur 97: 123-129. Mars, H. de, W. Fokkema & J.C.A. van Alphen. 1995. Natuurontwikkeling in het Laegieskampgebied. De Levende Natuur 96 156-157. Van Geel, B., Brinkkemper, O. Weeda, E.J., Sevink, J. 2016. Formation, vegetation succession and acidification of a mid-Holocene moorland pool in the western Netherlands. Netherlands Journal of Geosciences.
30
Naarden en Naarden buiten de vesting (G1, G4) Geosites 32. Fort Ronduit, bolwerk aan zeezijde 33. Vesting Naarden, bolwerk aan Gooizijde Beschrijving De stad Naarden ligt aan de westzijde van de Gooise stuwwal, waar deze wordt ‘afgesneden’ door de voormalige Zuiderzee, het huidige randmeer. Haar ondergrond bestaat uit Pleistocene afzettingen, vermoedelijk Weichselien dekzand op gestuwde oudere, Midden-Pleistocene afzettingen. Van deze oorspronkelijke opbouw is door de vestingbouw weinig overgebleven, maar het was wel de belangrijkste redenen voor het ontstaan van Naarden juist op deze zeer strategische plek: op de relatief droge westflank van de stuwwal en direct aan de kust gelegen, met goede overlandverbindingen naar het meer oostelijke achterland (Utrecht, Gelre, Oversticht) onder anderen via de zogenaamde Oude Postweg. De ligging aan zee maakte het mogelijk om ook bij belegering mensen en goederen naar en van Naarden te vervoeren. Die ligging en haar ondergrond maakten de vesting goed verdedigbaar. Door de ligging aan zee werd in de loop van de tijd een buitendijks kleidek afgezet, dat uiteindelijk werd ingepolderd, waardoor ook haar functie als haven- en doorvoerplaats minder zichtbaar werd. Het zijn zogenaamde knippige kleien, afgezet onder brakwatercondities en getuigend van de oorspronkelijk mariene invloed in dit gebied. De vesting is vele keren verbouwd, van een eerste kleine vesting met stenen muren tot uiteindelijk de huidige, complexe vesting in 1685. Later vormde het onderdeel van de Hollandse Waterlinie en werd het omliggende terrein tot vlak boven het grondwater afgegraven en de bouw van stenen gebouwen verboden, dit om een optimaal schootsveld vanuit de vesting te garanderen en het graven van gangen (mineren) en loopgraven door belegeraars te verhinderen. Literatuur Bestemmingsplan Naarden Vesting: http://www.ruimtelijkeplannen.nl/documents/NL.IMRO.0425.BP2009N001001vo08/t_NL.IMRO.0425.BP2009N001001-vo08.pdf
31
32
Schip op de stuwwal: Hoorneboegseheide en landgoed Zonnestraal (G1) Geosites 34. Hoorneboegseheide 35. Zonnestraal, werelderfgoed en positie van Zonnestraal in het landschap. 36. De Straal, middeleeuwse verkaveling van Loosdrecht Beschrijving De stuwwal van Hilversum zet zich ten zuiden van Hilversum in zuidelijke richting voort in de vorm van een aantal heuvels waaronder de Hoorneboeg, die een hoogte bereikt van ca. 23 m + NAP. Vanaf deze stuwwalkop in westelijke richting daalt het terrein geleidelijk via hellingen met bodems in verspoeld grindrijk stuwwalmateriaal en een lagere zone met dekzanden, naar het vlakke en lage veenlandschap van Loosdrecht, op ongeveer NAP. De overgang van diep ontwaterde gronden naar veengronden met permanent hoge grondwaterstanden is zeer geleidelijk en kenmerkt zich door het veelal ongestoorde karakter van deze bodems, in het bijzonder op de stuwwal. Mede als gevolg daarvan is een groot aantal archeologische verschijnselen, waaronder grafheuvels, raatakkers en bundels van karrensporen bewaard gebleven, in het bijzonder op de Hoorneboegse heide. Het ongestoorde karakter van bodem, het open landschap in deze randzone en de vele archeologische resten maakt het gebied uniek. Literatuur Zeiler, F.D. (1994); Onder de hei. Archeologische en historisch-geografische landschapselementen in het Gooi. Matrijs, Utrecht.
33
Groeve Rijsbergen, oude kalkzandsteenfabriek in stuwwalflank (G1) Geosites 37. Groeve Rijsbergen: wand van de groeve met keileem. 38. Rijsbergen: wand van de groeve aan de bovenzijde. Beschrijving De oostelijke stuwwalrug van Huizen-Laren is gevormd tijdens een late fase van stuwwalvorming in het Saalien. De helling vanaf deze rug het Eem-tongbekken in, was oorspronkelijk vrij steil, met nu nog een hoogteverschil tussen stuwwal en het centrale deel van dit tongbekken van minimaal 50 meter. De diepe groeve Zuidermeent bij de kalkzandsteenfabriek van Huizen liep vanaf de stuwwal naar het oosten en ontsloot de afzettingen op de helling van de stuwwal naar het oosten. Bij of kort na de vorming van de stuwwal (mogelijk tijdens een korte periode van groei van de tong) is een dun pakket keileem op de stuwwal afgezet met veel stenen en blokken van noordelijke herkomst. Latere erosie, vermoedelijk tijdens het Weichselien en onder invloed van opdooi van de bovengrond van de permafrost-laag, leidde tot afzetting van een metersdik pakket van slecht gesorteerd materiaal, bestaande uit een mengsel van stuwwal en keileemmateriaal op de hellingen en tot afvlakking van de stuwwal, De herkomst van het materiaal is af te leiden uit het relatief hoge gehalte aan noordelijk grind en stenen. Tijdens het Eemien ontstond in het Eem-dal een diepe zeearm waarin kleiige mariene afzettingen ontstonden, maar deze komen op zodanige diepte voor, dat zij niet zijn ontsloten. Tijdens het Weichselien werd op de lagere hellingen en in het Eemdal, aan de lijzijde van de stuwwal, tijdens meerdere fasen dekzand afgezet, terwijl op de stuwwal zelf winderosie optrad, blijkend uit het voorkomen van een ‘desert pavement’ van windkanters. Oudere dekzanden zijn vrij lemig, terwijl de jongere dekzanden weinig leem bevatten en het jongste dekzand een onregelmatig reliëf heeft en in feite sprake is van duinen. Door de dekzandafzetting vervlakte het reliëf. Uiteindelijk verdronk tijdens het Holoceen ook dit landschap en trad veengroei op, waarbij het lagere deel van het Pleistocene zandlandschap afgedekt werd en het eolische reliëf van het dekzandpakket gefossiliseerd. Ontginning en daardoor veroorzaakte klink en oxidatie van het veen heeft plaatselijk geleid tot het weer aan het oppervlak komen van dit eolische reliëf. Literatuur L.H. Hofland 1959. De zandgroeve van de kalkzandsteenfabriek “Rijsbergen’ te Huizen (Gooi). Grondboor & Hamer nr. 13. Gonggrijp, G.P. (1987); Om het behoud van een uniek geologisch monument in de Groeve Oostermeent. De Levende Natuur jaargang 88 nr. 6.
34
35
Zanderij Crailo (G1, G4) Geosites 39. Zanderij Crailo, Heimanspad met zwerfstenen door plassen. Beschrijving Oude, grote zanderij, die oorspronkelijk ontstaan is door zandwinning ten behoeve van de spoorlijn Amsterdam – Amersfoort, aan het einde van de 19e eeuw. Daarna tot 1970 in gebruik gebleven als zandgroeve en uiteindelijk de grootste zandgroeve van het Gooi. Het betreft grotendeels grindhoudende zanden uit de Saale ijstijd, afgezet door gletsjersmeltwater, en gestuwde oudere rivierafzettingen, maar plaatselijk kwam ook keileem voor met grote noordelijke zwerfstenen. Resten van die zwerfstenenhoudende keileem zijn nu nog te vinden in de zuidelijke helling van de groeve. De zanderij is afgegraven tot vrijwel op het grondwater. Bij de afgraving achtergebleven zwerfkeien zijn door E. Heimans, een vroege natuureducatiepionier, net als J.P. Thysse, onderzocht en bijeen gebracht op een door hem gepacht terreintje, waarvan de pacht na zijn dood in 1914 is opgezegd en de zwerfstenencollectie verstrooid raakte. In het begin van de 20e eeuw is besloten om de ecologische barrière, die gevormd werd door de groeve en daarin aanwezige spoorlijn, provinciale weg, bedrijventerrein en sportveldencomplex, te overbruggen met een ecoduct. Dit kwam gereed in 2006 en is met zijn 800 meter lengte het langste ter wereld. Het westelijke deel van de groeve werd opnieuw ingericht en voor het publiek toegankelijk gemaakt. De bodem van de groeve werd daarbij ten dele verdiept, waardoor grondwater gevoede waterpartijen ontstonden, die de diepe ligging van het grondwater in dit centrale deel van het Gooi illustreren. Er doorheen loopt een vlonderpad, gemarkeerd met teruggevonden zwerfstenen uit de groeve, het Eli Heimans-Zwerfkeienpad. Cultuurhistorie De zanderij vormt een typisch voorbeeld van de uitgebreide zand- en grindwinning in het Gooi ten behoeve van de aanleg van wegen en spoorwegen, en van stadsuitbreidingen. Veelal is de afgegraven grond landbouwkundig in cultuur gebracht, maar hier is ook een belangrijk deel door de Spoorwegen ingenomen (o.a. lijnwerkplaats). Bijzonder is het kalkterreintje, dat is ontstaan door dump van carbidafval van de spoorwegen. Op dit kalkterreintje heeft zich een bijzondere flora ontwikkeld. Bij de aanleg van het ecoduct is het kalkterreintje verplaatst om zodoende de bijzondere flora in stand te houden. Literatuur Grift, E.A. van der; Ottburg, F.G.W.A.; Landsmeer, D.; Hulzing, P. Natuurbrug Zanderij Crailoo: verbinding voor mens en dier. Vakblad Natuur Bos Landschap 7 (2010)1. ISSN 1572-7610 - p. 24 - 29. Hoogendoorn W. 2007. Komt dat zien: Zwerfsteenmonumenten in Nederland (deel 1). Grondboor en Hamer nr 3-4. www.aardkundigewaarden.nl
36
37
Corversbos: De vroege archeologie van Nederland (G1) Geosites 40. Corversbos: Akkercomplex met restlandschap uit het Eemien Beschrijving Ten westen van de stuwwal van Hilversum komt een brede zone van smeltwaterafzettingen voor, ontstaan tijdens het Saalien en bestaand uit verspoeld stuwwalmateriaal (grotendeels Rijn en Maas afzettingen) en uit noordelijk materiaal dat door het landijs werd aangevoerd. In deze afzettingen komt relatief veel vuursteen voor, dat in de prehistorie de basis vormde voor de productie van stenen werktuigen. De smeltwaterafzettingen zijn tijdens het laatste Glaciaal niet of nauwelijks met dekzand overdekt en de vuursteenhoudende afzettingen liggen hier aan het oppervlak. Dekzand komt meer westelijk, lager op de helling voor. In het Corversbos komt een vindplaats voor van laat Midden-Paleolithische artefacten, waarvan aangenomen wordt dat zij de resten vormen van een Neanderthalerkampement. De vindplaats dateert vermoedelijk uit het Eemien, ca. 120.000 jaar geleden. Dergelijke vindplaatsen zijn zeer zeldzaam in Nederland, ook al omdat landoppervlakken uit deze periode maar zelden bewaard zijn gebleven. Meestal zijn ze in de laatste ijstijd zo sterk geërodeerd, dat geen met het oude oppervlak geassocieerde vondsten meer voorkomen, of ze zijn overdekt met jongere afzettingen (bijv. dekzand), waardoor eventueel voorkomende artefacten niet zichtbaar zijn. De combinatie van bewaard oud oppervlak uit het Eemien en artefacten uit die vroege periode is uitzonderlijk. Literatuur Offerman-Heykens, J., Stapert, D. & Johansen, L. 2010. Een Neanderthaler-kampement in het Corversbos bij Hilversum (N.H.). Paleo-aktueel. 21, p. 9 - 16 http://www.tussenvechteneem.nl/2-de-eerste-mensen-in-het-gooi/
38
W = Wetenschappelijk G = Geologie M = Geomorfologie H = Hydrologie I = Internationaal belang N = Nationaal belang R = Regionaal belang Overige waarden: Cultuurhistorie Archeologie Ecologie Landschappelijk Educatief
Nr
Naam
Beschrijving
1
De Muggenbult
2
De Machine
3
De Meerkade
4
Fort Hinderdam
Naardermeer, natuurlijk meer; kwelzone met zandige meerbodem en legakkers Naardermeer, natuurlijk meer; kleiige meerbodem en veenoevers Naardermeer, natuurlijk meer; moerasbos met kwelzone en zandige bodem Vecht met oeverwallen en kommen, voormalige getijderivier
5 6
Aetsveldsepolder Aalberg
7
Naarder Enk
8
Muiderbergkust
9
Muiderbergklif
Vecht met oeverwallen en kleiige kommen, met kreekrug Gooikust met stuwwal als natuurlijke kustverdediging en voormalig zeeklif. Kust met stormrug en ondiepe zandige vooroever. Voor Nederland uniek type kust Kustzone met stuwwal als natuurlijke kustverdediging. Oud cultuurlandschap met karakteristiek stuwwal reliëf (grindkoppen) Kust met stormrug Klifkust van voormalige Zuiderzee; voor Nederland uniek type natuurlijke kust
Geologisc he waarde W, M, H, I, N, R
Ecologie, Landschappelijk, Educatief
W, M, H, N, R W, M, H, N, R
Ecologie, Landschappelijk Educatief Ecologie Landschappelijk
G, M, H, N, R
Landschappelijk Educatief Cultuurhistorisch Landschappelijk Educatief Landschappelijk, Ecologie, Cultuurhistorie, Educatief
W, G, M, H, N, R W, G, M, H, I, N, R
Overige waarden
G, M, N, R
Landschappelijk, Cultuurhistorie Educatief
W, G, M, N, R W, G, M, I, N, R
Landschappelijk Cultuurhistorie Landschappelijk Educatief Cultuurhistorie 39
10
Muiderslot
11
Zeesluizen Muiden
12
De Berg
13
De Kaai
14
Ankeveen
15
Bergse pad
16 17
De Ankeveense Molen Horstermeer
18
Groot Wasmeer
19
‘t Bluk
20
Langewater
21
Tafelberg
22
Crailo
23
De Leemkuil
24
Aardjesberg
Vechtmonding: voormalig estuarium met kasteel
M, H, I, N, Landschappelijk R Cultuurhistorie Educatief Vechtmonding met voormalige M, H, I, N, Landschappelijk zeesluizen, zeedijken en R Cultuurhistorie oeverwallen Educatief Opduiking van Pleistoceen duin in W, G, M, Landschappelijk West-Nederlandse veengebied N, R Cultuurhistorie met vroeghistorische bewoning Educatief Vechtoeverwal in het veengebied: G, M, H, Landschappelijk klink en veenoxidatie N, R Cultuurhistorie Educatief Pleistocene opduiking in WestG, M, N, Landschappelijk Nederlandse veengebied R Cultuurhistorie Educatief Ecologie Legakkers en plassen in W, M, H, Landschappelijk, Ecologie Hollandveen N, R Educatief Pleistocene opduiking in WestH, N, R Landschappelijk, Ecologie Nederlandse veengebied Educatief Drooggemaakt voormalig ten dele W, H, I, Landschappelijk natuurlijk meer, met enorme kwel N, R Ecologie, Educatief en zeer variabele ondergrond Cultuurhistorie Hangwaterven in lage deel van W, G, M, Landschappelijk met dekzand gevuld H, N, R Ecologie smeltwaterdal door stuwwal Archeologie Actieve stuifzanden in lage deel W, G, M, Landschappelijk van met dekzand gevuld N, R Ecologie, Educatief smeltwaterdal door stuwwal Archeologie/Cultuurhistorie Voormalig stuifzand complex met W, G, M, Landschappelijk meerdere oude (Holocene) I, N, R Cultuurhistorie verstuivingsfasen en goed Archeologie ontwikkelde laag van Usselo. Uniek voor Nederland. Hoge stuwwalkop met goed G, M, N, Landschappelijk, zichtbare strekking van gestuwde R Ecologisch lagen en veel oude groeven Cultuurhistorie Educatief Kalkzandsteen uit ondergrond: W, H, N, Ecologisch, verkitte zandpakketten uit R Educatief gestuwde afzettingen in stuwwal Groeve in gestuwde afzettingen H, N, R Landschappelijk met leemlagen Cultuurhistorie Keileemplateau over kameterras W, G, M, Landschappelijk met groeve in keileem. H, I, N, R Cultuurhistorie Archeologie Ecologie, Educatief 40
25 26 27
28
29 30
31
32 33 34
35 36 37
38 39
40
Lange Heul
Pleistoceen lengteduin op kameterras Museum Geologisch museum met Hofland zwerfstenentuin Zuiderheide Stuwwalflank met Neolithische/Bronstijd grafheuvelcomplex Doodweg Stuwwal met groeves: grondstoffenwinning in gestuwde zand, leem en grindlagen Pompstation Drinkwaterwinning in de stuwwal: pompstation in groeve Fort Gijzenveen Randzone van Gooi met Hollandveen over Pleistocene zanden: Het verdronken landschap Lagieskamp/ Randzone van Gooi met kwelzone Koeienmeent op overgang Pleistoceen naar Hollandveen Fort Ronduit Naarden aan Zee: voormalige kust en zeehaven van Naarden Vesting Naarden Vesting op kop van Gooise stuwwal Hoorneboegse Stuwwalkop met grafheuvels, Heide raatakkers en andere cultureel erfgoed elementen. Zonnestraal Stuwwalhelling met Werelderfgoed Zonnestraal De Straal Veenontginningslandschap met middeleeuwse verkaveling Groeve Westhelling van Eem-dal met in Rijsbergen groeve ontsloten gestuwde lagen, keileem, jongere hellingafzettingen en dekzandcomplex Rijsbergen Intacte westhelling van Eemtongbekken Zanderij Crailo Grote, diepe zandgroeve in Pleistocene afzettingen met zwerfkeien en grondwatergevoede plassen. Grootste ecoduct ter wereld. Corversbos Spoelzandvlakte uit Saalien met uit Eemien daterende Neanderthalervindplaats (vermoedelijk kampement)
G, M, N, R G, M, N, R W, M, I, N, R
Landschappelijk Ecologie Educatief, Archeologie
G, M, N, R
Educatief, Cultuurhistorie, Ecologie
M, H, R
Educatief, Cultuurhistorie
W, G, M, H, N, R
Landschappelijk, Ecologie, Cultuurhistorie, Educatie
W, G, M, H, I, N, R
Landschappelijk, Ecologie, Cultuurhistorie
Educatief, Archeologie
M, H, N, R G, M, H, I, N, R W, G, M, N, R
Landschappelijk, Cultuurhistorie, Educatie Landschappelijk, Cultuurhistorie, Educatie Landschappelijk, Archeologie, Cultuurhistorie, Educatie G, M, I, N, Cultuurhistorie, Educatie R G, M, H, Landschappelijk, N, R Cultuurhistorie W, G, M, Landschappelijk, Ecologie, H, I, N, R Cultuurhistorie
G, M, H, N, R H, R
Landschappelijk, Ecologie, Cultuurhistorie Landschappelijk, Ecologie, Educatie, Cultuurhistorie
W, G, N
Archeologie, Educatie
41