Beschrijving ontwikkelteams VSLS Inleiding: In het kader van de subsidieregeling het versterken samenwerking lerarenopleidingen en scholen organiseert de ROWF in schooljaar 2014/2015, 2015/2016 en het eerste halfjaar van schooljaar 2016 /2017 een project rondom zgn. ‘ontwikkelteams’. Deze teams functioneren als onderzoekleergemeenschappen. In elke team zijn onderzoekers, opleiders, (onderzoeks) docenten, startende docenten en studenten aan elkaar gekoppeld en ondersteunen elkaar ieder vanuit de eigen situatie, kennis en ervaring bij de individuele onderzoeken. Elke participant doet onderzoek naar de eigen praktijk gerelateerd aan het te behandelen thema. Producten van een team worden na afloop samengebundeld en worden aan alle scholen, studenten en docenten aangeboden als instrument om scholen en docenten praktisch te ondersteunen in de ontwikkeling wat betreft het behandelde thema . Zo werkt iedereen aan de eigen ontwikkeling maar ook en vooral leveren de gezamenlijke producten een bijdrage aan de ontwikkeling van de (eigen) school en de inhoud van de lerarenopleidingen. Elk team komt elke 2/3 weken bij elkaar ( ong 16 x per jaar). De ontwikkelteams werken steeds volgens het volgende stappenplan: Stap 1 Vraagarticulatie / (individuele) behoefteanalyse gericht op (één van) de thema’s. Een senior (onderzoeks) docent (onderzoekers), opleiders en onderzoekers geven dit proces deskundige invulling volgens een in de regiegroep afgestemde procedure. Stap 2 Op basis van de behoefteanalyse wordt gezamenlijk besloten tot toepasbare en effectieve activiteiten / interventies. Een senior docent (onderzoekers), opleiders en onderzoekers geven dit proces deskundige invulling. Stap 3 Inhoudelijke input door deskundige(n) op (één van) de specifieke thema’s ter voorbereiding op de uitvoering van activiteiten. Stap 4 Uitvoering en monitoring van activiteiten. Stap 5 Evaluatie, reflectie en het verder uitkristalliseren van sterke en zwakke punten. Stap 6 Feedback van evaluatieopbrengsten naar regiegroep voor programma en curriculum aanpassingen. Ic. De aandacht is gericht op een eindproduct. Concreet, herkenbaar, toepasbaar, wat levert het individueel en de school op! Plan om aan te geven hoe je tot het product kan komen! NB Alle activiteiten worden steeds gekoppeld aan het doel en inhoud van de behoefte analyse(s). Als activiteiten van de ontwikkelteam valt te denken aan: ontwerpactiviteiten lesson studies ontwikkelen van good practises ontwerpen van kennis wiki’s voor leerlingen, ouders, studenten en docenten. Enzovoorts Ontwikkelteam 1 en 2 behandelen achtereenvolgens één didactisch thema en één pedagogisch thema. Participanten: Schoolleider/ bestuurder. Iemand met zicht op bestuurlijke/ formatieve aspecten en die dat kan vertalen naar concrete/ uitvoerbare acties om de ontwikkelgroepen werkbaar en duurzaam te maken. Schoolopleider. Iemand met ervaring in het opleiden van studenten en het organiseren en coördineren daarvan in de eigen locatie. Is in staat het opleiden van studenten en het doen van onderzoek te koppelen. Is een bindende factor. Doet i.h.k.v dit project onderzoek naar zijn eigen rol. Onderzoeksdocent Iemand uit de school met ervaring in het doen en begeleiden en integreren van praktijkgericht onderzoek in de school.
Ervaren docent. Binding met het ‘onderzoeken’ van de eigen praktijk. Begeleidt (heeft) studenten en of docenten . Is in staat ervaring te delen op praktisch gebied en staat open voor de concerns en ontwikkeling van studenten en (startende) docenten. Instituutsopleider / onderzoeker Iemand uit de opleiding die een groep kan motiveren tot het doen van praktijkgericht onderzoek, de ind leden bijstaat in de vraagarticulatie en dat kan koppelen aan de meest effectieve (onderzoeks) activiteit. Studenten. In de laatste fase van hun opleiding. IC 2e semester eerste graads, LIO tweede graads. Hebben affiniteit met de onderwerpen van het gekozen ontwikkelteam. Het onderwerp van hun onderzoek is direct gerelateerd aan het thema dat in het ontwikkelteam wordt behandeld. Studenten solliciteren naar een plek. Er zijn 8 plekken voor studenten beschikbaar ( zie schema). De tijd die wordt geïnvesteerd valt binnen de tijd die beschikbaar is om het onderzoek uit te voeren. Deelname biedt kansen op een baan. Regiegroep: Indeling: Coördinator Opleidingsbureau Schoolleider Schoolopleider Instituutsopleider Onderzoeker
ROWF
Hans vd Linden
e- mail
[email protected] ;
Atlas/OSG RSG ILO HVA
Peter Snoek Harry Hageman Natasja Maas Marco Kragten
[email protected] ;
[email protected] ;
[email protected] ;
[email protected];
Ontwikkelteam 1: Thema Omgaan met verschillen. Omgaan met verschillen is sinds het onderwijs bestaat een probleem. Vanaf de eerste schooldag verschillen leerlingen van elkaar in mogelijkheden, kennis, vaardigheden, attituden en motivatie over wat onderwezen gaat worden. Sommige kinderen kunnen in het begin van groep 3 al lezen, terwijl voor andere kinderen het leren lezen in groep 3 veel tijd en ondersteuning vraagt. In het algemeen geldt wanneer een leerkracht met een les begint verschillende leerlingen al veel over de inhoud weten, terwijl dat voor andere kinderen weer niet het geval is. Een school dient vooral rekening te houden met de verschillen die de leerlingresultaten beïnvloeden. Er zijn kinderen die het veel minder goed doen dan we verwachten, maar er zijn ook kinderen die het juist veel beter doen. Om effectief onderwijs voor alle kinderen te realiseren, moet met die verschillen rekening gehouden worden. In de praktijk is het omgaan met verschillen in aanleg en achtergrond van kinderen – ook wel interne differentiatie genoemd – één van de grootste knelpunten in het onderwijs. Ondanks dat er in de loop der tijd diverse oplossingen zijn gezocht om het onderwijs beter met de verschillen tussen leerlingen te laten omgaan, noemt de inspectie van onderwijs in haar Onderwijsverslag 2006/2007 (mei 2008) het omgaan met verschillen de Achilleshiel van het Nederlandse onderwijs. Het maken van een professionaliseringsslag om adequaat om te gaan met verschillen tussen leerlingen is noodzakelijk. Het differentiërend vermogen in scholen wordt in belangrijke mate bepaald door de professionaliteit van docenten in het omgaan met verschillen tussen leerlingen. Het gaat er bijvoorbeeld om of docenten verschillen tussen leerlingen kunnen zien, die verschillen kunnen analyseren, ernaar kunnen handelen en aan de hand van de voortgang kunnen evalueren of de actie adequaat is geweest. Wat zijn de succesfactoren bij het leren omgaan met verschillen tussen leerlingen in de klas? Hoe ga je daar in jouw specifieke situatie mee om? Wat betekent dat voor jouw lessen en jouw leerlingen?
Thema pesten. Een tas van een fiets af schoppen, schelden, spugen, anonieme mailtjes sturen en buitensluiten. Pesten kan altijd en overal gebeuren, ook (juist) op school. Slachtoffers gaan niet alleen elke dag met angst naar school, vaak houden zij hun leven lang last van de gevolgen. Als leraar kan - en moet - je optreden tegen pesten op school samen met ouders en andere betrokkenen. Het aantal meldingen over pesten op school nam in 2007 met 11% toe in vergelijking met 2006. Maar ook in 2006 was al een flinke stijgende lijn te zien: het aantal meldingen had zich toen verdubbeld ten opzichte van het jaar daarvoor. Dat komt ten dele doordat er de laatste jaren veel aandacht is geweest voor het probleem. Maar ook het pesten zelf is toegenomen, onder andere door de vele mogelijkheden die er tegenwoordig zijn om ook op andere manieren te pesten (cyberpesten). Wat kun jij doen om pestgedrag te voorkomen in jouw lessen? Indeling ontwikkelteam 1: Schoolopleider
Martinus
Sjef Roest
[email protected] ;
(Instituuts)opleider
ALO
(Instituuts)opleider
HVA
Freke Heideman
[email protected] ;
Onderzoeker
ILO
Tanja Janssen
[email protected] ;
Startend docent 1e gr Startend docent 2e gr
Tabor Martinus
Sara Mulder Martijn Feijs
[email protected] ;
[email protected] ;
Startend docent LO
RSG
Barry Dammers
[email protected] ;
Ervaren docent/ onderzoeksdocent Onderzoeksdocent
Atlas
Bart Segers
[email protected] ;
RSG
Nicolette Kroeze
[email protected] ;
Student
ALO
Folkert Kaagman
[email protected] ;
Student
HVA
Mirjam Wessing
Student
ILO
Remco v Doorn
[email protected] ;
[email protected] ;
[email protected] ;
Ontwikkelteam 2: Thema Opbrengst gericht werken. De inspectie definieert ‘opbrengstgericht’ als ‘kenmerk van een school die systematisch en doelgericht werkt aan het maximaliseren van de prestaties van haar leerlingen’. (Betere prestaties door opbrengstgericht werken, Onderwijsinspectie 2010) Beter presteren vergt een cultuur van opbrengstgericht werken, gericht op verbetering van de leerresultaten van alle leerlingen. Hierin is een cruciale rol weggelegd voor de leraar. Het doel is om het maximale uit elke leerling te halen. Dit wordt alleen bereikt met een goed doordachte en doelgerichte werkwijze, waarbij doelen kunnen worden bijgestuurd en gericht actie kan worden ondernomen. Leerresultaten verbeteren als scholen daadwerkelijk opbrengstgericht gaan werken. Doelen stellen, zicht hebben op leerresultaten en planmatig en resultaatgericht werken zijn essentieel voor het bereiken van zo hoog mogelijke opbrengsten voor alle leerlingen. Als een school systematisch en doelgericht werkt aan het maximaliseren van de prestaties van haar leerlingen, is zij actief bezig met opbrengstgericht werken. Hoe verhoog jij de resultaten in jou lessen? Wat moet je daarvoor doen? Hoe kun je dat meten? Thema ouderbetrokenheid. Ouderbetrokkenheid in het onderwijs bestaat al zolang er scholen zijn, en is geen nieuw fenomeen. Kinderen brengen de meeste tijd thuis en daarnaast op school door, wat maakt dat opvoeden en onderwijzen niet los van elkaar staan. Het wordt dan ook van groot belang geacht dat opvoeders en onderwijsprofessionals samenwerken.
Het uitgangspunt is dat wanneer er een gelijkwaardige samenwerking ontstaat tussen ouders en school, de kans vergroot dat kinderen zich beter ontwikkelen en ontplooien. Goede contacten tussen school, ouders en leerlingen werken door in de kwaliteit van een school en komen de leerprestaties én de maatschappelijke ontwikkeling van de leerlingen ten goede (Ministerie van OCW, 2009). Internationaal gezien loopt Nederland in de pas. De relatie tussen de Nederlandse scholen en ouders kenmerkt zich door een behoorlijke betrokkenheid en een positieve waardering (Smit et al., 2006). Het doel bij ouderbetrokkenheid in het onderwijs is tweeledig. Aan de ene kant gaat het om het vergroten van de leeropbrengsten bij kinderen en aan de andere kant om de invulling van de school als waardengemeenschap. Ouders kunnen op verschillende manieren betrokken zijn bij het onderwijs van hun kind. Een algemene omschrijving van ouderbetrokkenheid is: ‘Alle vormen van belangstellende betrokkenheid van de ouders bij de begeleiding van hun eigen kind, bij de groep waarin hun kind zit en bij de school als geheel’. Wat betekent ouderbetrokkenheid voor de school in het algemeen en voor de docent / student in het bijzonder? Indeling ontwikkelteam 2: Schoolopleider Instituutsopleider Onderzoeker Startend docent 1e gr Startend docent 2e gr Startend docent 1e gr
Tabor Inholland VU Martinus
Milja Vels
[email protected] ;
Wilma Jongejan Lara Broekman
[email protected] ;
[email protected] ;
Atlas
Nathalie v Kampen
[email protected] ;
Ervaren docent / onderzoeksdocent Onderzoeksdocent Student Student Student
Copernicus
Bertil Nieuwenhuis
[email protected] ;
Martinus VU Inholland VU
Karina Nijhof
[email protected] ;
Ontwikkelteam 3: Thema begeleiden van startende leraren (BSL). Beginnende leraren hebben baat bij een goede start. Het is mogelijk om in korte tijd de kwaliteit van hun lessen te verbeteren met inwerkprogramma’s en gerichte begeleiding in de 'zone van de naaste ontwikkeling'. De noodzaak tot begeleiding van startende leraren is tweeledig: enerzijds moet deze gericht zijn op het voorkomen van uitval uit het beroep, anderzijds op het doorgroeien in bekwaamheden en professioneel functioneren in de school. Het beginnend leraarschap is voor velen een ‘strijd’, deels met zichzelf en deels met de werkomgeving, waarvoor weinig oog is van buitenaf en die het ontwikkelen van een positieve professionele identiteit belemmert in een fase van de beroepsloopbaan waarin dat juist zo belangrijk is. Voor beginners is dit ook een reden om het beroep te verlaten, ondanks dat ze over voldoende vaardigheden beschikken, of een (veel) te laag ambitieniveau ontwikkelen. Ook inductie gericht op support bij of voorkomen van bovengenoemde problemen en beginners uitdagen en faciliteren tot doorgroeien in het beroep is daarom van belang. Stilstand is namelijk ook gauw bereikt, terwijl men nog veel meer aan expertise zou kunnen en moeten ontwikkelen (vgl. ook Kessels, 2010). Dit is zonder een adequaat inductieprogramma in veel scholen niet zonder meer gegarandeerd. De focus in dit team is voor de deelnemers te onderzoeken waar de eigen behoeftes liggen, en hoe daar in de dagelijkse praktijk, eigen ontwikkeling en begeleiding het meest effectief mee om te gaan. Als product levert dit een kader op hoe ROWF scholen en opleidingsinstituten effectief met de begeleiding van startende leraren (en het voorbereiden van studenten op het leraarschap)
Indeling ontwikkelteam 3:
Schoolleider Instituutsopleider Onderzoeker Startend docent Startend docent Ervaren docent / onderzoeksdocent Startend docent Schoolopleider / coördinator NAP Schoolopleider / coördinator NAP Student Student
Hans van der Linden Augustus 2014
Atlas ILO HVA RSG
Peter Snoek Natasja Maas Marco Kragten Samantha Degeling
[email protected] ;
[email protected] ;
[email protected];
[email protected] ;
Tabor RSG
Bo Zuijderwijk Liesbeth Hendriks
[email protected] ;
[email protected] ;
Atlas
Klaas Kingma
[email protected] ;
ILO HVA
Floris de Haan Sam Kornalijnslijper
[email protected] ;
[email protected] ;
[email protected] ;