MEI - JUNI 2009 | Afgiftekantoor Kortrijk, mail _ p708831
BESAFE
BULLETIN VOOR BURGEMEESTERS
voor een lokaal preventie- en veiligheidsbeleid 2 e jaargang − nr. 9 | verschijnt tweemaandelijks behalve in juli en augustus
Brandpreventie Rookmelders uitdelen, burgers mee inschakelen voor het onderhoud van brandkranen, jongeren betrekken bij brandveiligheid. Het zijn enkele van de lokale recepten voor een lokaal brandpreventiebeleid die u in dit nummer van Besafe Bulletin kunt vinden.
Antwerpen burgemeester: Patrick Janssens inwoners: 466.000 locatie: provincie Antwerpen
Een plan voor brandveilige markten Antwerpen wil brandveiligere markten en startte hiervoor met een grootschalige actie. Die verloopt in verschillende fasen: prospectie, sensibilisering en dan controle. Geen eenvoudige opdracht, zo blijkt. De Vogeltjesmarkt op het Theaterplein vormde het decor voor de pilootactie. In Antwerpen zijn er wekelijks 26 markten, samen goed voor zo’n 5.000 standplaatsen. Als iedereen kriskras door elkaar gaat staan, levert dat gevaarlijke taferelen op voor de brandveiligheid. Daarom is een marktplan essentieel. Na de ontploffing van een kippenkraam op de markt op het Theaterplein bleek dat de markten niet meer voldeden aan dat plan. Het incident gebeurde op 12 juni 1999. In 2007 besloot de dienst Integrale Veiligheid op initiatief van de bevoegde schepen komaf te maken met het gedoogbeleid en de markten ‘gezonder’ te maken. Het plan van aanpak bevatte 5 werkpunten: een betere organisatie door het marktplan, de algemene netheid aanpakken – minder sluikstorten –, het verkeersgedrag verbeteren, waken over de brandveiligheidsnormen en de sociaal-economische wetten controleren.
De hele aanpak verloopt in fasen. In de eerste fase gebeurt er een prospectie in burger. In de volgende fase, de sensibiliseringsfase, gaat de politie langs en wijst op een aantal werkpunten, die ze na een aantal weken komt controleren. Zo moeten de handelaars hun kraam opstellen binnen de vergunde oppervlakte, mogen er geen oliën op de openbare weg lekken, moeten ze hun afval meenemen, tijdig het marktterrein verlaten, in het bezit zijn van een juist blustoestel, enz. De marktleider speelt hierbij geen repressieve rol, maar kan de marktkramers op een vriendelijke manier wijzen op een probleem. “Zo kom je via genegotieerd beheer tot gezonde markten waarbij handelaars en klanten zich houden aan de voorschriften”, zegt Tom Meeuws, directeur van de dienst Integrale Veiligheid van de stad Antwerpen.
Handhaving op het Theaterplein De hele actie werd zorgvuldig voorbereid. Het Theaterplein was net heraangelegd, dus ideaal om daar met de actie te beginnen: er moest toch een nieuw marktplan opgesteld worden. In maart 2008 bezocht de actieploeg (politie en toezichtsambtenaren) de Vogeltjesmarkt iedere week en daarna 1 keer per maand. Tegen de zomer waren de resultaten redelijk goed. Na een tijdje afwezigheid brachten ze opnieuw een bezoek in november. Toen was de veiligheidstoestand van de markt iets minder goed dan in de zomer en tegen maart 2009 was bijna alles opnieuw als voorheen. Hoe de situatie op het Theaterplein evolueerde, leest u op p. 7.
Goede resultaten door overleg Een beleid kan je niet van de ene dag op de andere wijzigen, een graduele en gecoördineerde aanpak is nodig. De dienst Integrale Veiligheid stuurt alles aan. De brandweer controleert bijvoorbeeld of de doorgang tussen de verschillende kramen breed genoeg is zodat indien nodig een brandweerauto door kan. Daarnaast werken ook de lokale politie en de marktleider (een ambtenaar van de stad) mee. Soms worden ze bijgestaan door het Federaal Voedselagentschap (FAVV) of door mensen van de sociale inspectie.
Het festival en het brandweerkorps - Dour Gratis rookmelders, een goede investering - Oostende Burgers houden de brandmond vrij - Heist-op-den-Berg Brandpreventie vanaf de kleuterschool - Eupen Jeugd belonen voor brandpreventie - Puurs
p. 2 p. 3 p. 4 p. 5 p. 6
Dour burgemeester: Carlo Di Antonio inwoners: 16.800 locatie: Henegouwen
Het festival en het brandweerkorps In juli van dit jaar zal het Dour Festival aan zijn 21e editie toe zijn. Met 144.000 festivalgangers op vier dagen tijd en meer dan 20.000 mensen die hun tentje hadden opgesteld, brak het muziekfestival vorig jaar alle records. Bij dit massa-evenement gaat de nodige aandacht uit naar brandpreventiemaatregelen.
BESAFE Bulletin voor Burgemeesters | mei - juni 2009
Het Dour Festival werd in 1989 opgericht door de huidige burgemeester van de gemeente Dour, Carlo Di Antonio. Het vindt al twintig jaar plaats, midden juli, op de plaine de la Machine à feu. Het evenement is uitgegroeid van een kleine ambachtelijke organisatie tot een groot internationaal gebeuren. Er zijn maar liefst zes podia in een grote tent of buiten, met een totale capaciteit van meer dan 40.000 mensen. De helft daarvan verblijft op de gelegenheidscamping. Als je zoveel mensen samenbrengt, zijn er natuurlijk een aantal veiligheidsmaatregelen vereist, met name op het vlak van brandpreventie. Volgens Carlo Di Antonio “kende de evolutie van het Dour Festival verschillende fasen. In de eerste periode was de brandweer niet zo talrijk aanwezig op de site, maar jaar na jaar is hun aantal fors toegenomen. Dan volgden zeven jaren waarbij het bezoekers aantal sterk steeg met files en een toenemend aantal personen op de site als gevolg. Hierdoor was er een groeiende nood aan organisatie van de middelen ter plaatse. De afgelopen zeven jaar is de organisatie op kruissnelheid gekomen, zowel wat de middelen betreft als de communicatie. Men richtte een geïntegreerde staf op met daarin de politiediensten, de brandweer, het Rode Kruis en de organisatoren. Het systeem werkt momenteel heel goed.”
2
De brandweer bewaart op elk moment van het festival het overzicht.
“Er bestaan geen reglementen voor dit soort evenementen” Tijdens de vier dagen van het Festival en de weken die eraan voorafgaan, wordt de hulp ingeroepen van de brandweer van Dour. Het korps zorgt voor een preventieverslag, en werkt een noodplanning uit. Tijdens het evenement is er een team van vier brandweermannen ter plaatse.. Een operator en het hoofd van de brandweer zijn 24 uur op 24 aanwezig. “De eerste vergaderingen vonden als plaats in mei”, zegt luitenant Jean-Claude Doye. “We moeten een preventieverslag opstellen en doen daarvoor een beroep op onze ruime ervaring, want er bestaat geen specifieke reglementering voor dit soort van evenementen. We besteden veel aandacht aan de toegangen tot de site, maar ook aan de camping. Wij vragen dat er voldoende ruimte wordt gelaten tussen de tenten en dat de doorgangen breed genoeg zijn om de voertuigen van de hulpdiensten door te laten. Er wordt ook een politiehelikopter ingezet waardoor we een algemeen overzicht hebben van de site. Hij kan ook interventies op de grond uitvoeren. In het preventieverslag worden de blusmiddelen uitgelegd die op de site staan opgesteld. Wij organiseren trouwens een opleiding voor het personeel om deze middelen in geval van nood te kunnen gebruiken. Men vindt brandblussers op alle strategische punten, in alle gebouwen en op elk kookeiland. Behalve de brandweerwagen zetten wij ook een terreinvoertuig met alle interventiemateriaal in om, ongeacht de weersomstandigheden, alle punten van de site te kunnen bereiken.”
Een site onder controle Sinds het begin van het festival zijn er nooit grote problemen geweest, op enkele kleine brandhaarden op de campingplaatsen en wat lichte brandwonden na. JeanClaude Doye: “Onze bezorgdheid gaat voornamelijk uit naar de kamperende jongeren. Zij hebben geen ervaring en gebruiken materiaal dat ze niet kennen. Met de jaren hebben we dit probleem ook onder controle gekregen. Kampvuren zijn niet langer toegelaten op de camping. Zomaar ergens gaan barbecueën mag niet meer. Dat moet gebeuren op speciaal daartoe ingerichte plaatsen”. Sinds december 2006 is de organisator van het festival ook burgemeester van Dour. Hij wil belangenconflicten vermijden en noodgevallen zo goed mogelijk kunnen beheren. Tijdens de vier dagen van het festival laat Carlo Di Antonio zich daarom ook vervangen door een schepen die dienst doet als burgemeester.
Oostende burgemeester: Jean Vandecasteele inwoners: 69.000 locatie: West-Vlaanderen
Gratis rookmelders, een goede investering Een jaar rookmelders uitdelen en installeren is goedkoper dan één persoon met zware brandwonden verzorgen. Daarom startte de huisvestingsdienst in Oostende met de rookmelderactie. Een campagne die in Vlaanderen navolging kreeg. De maatschappelijke kosten van een woningbrand zijn enorm. Bovendien kan ook het persoonlijk leed, zowel materieel als lichamelijk, bijzonder hoog zijn. Oostende begon daarom in 2002 met een preventieve sensibiliseringsactie: gratis rookmelders uitdelen. Schepen voor huisvesting Nancy Bourgoignie lanceerde het initiatief in de gemeenteraad en burgemeester Vandecasteele schaarde zich achter het idee. Politiek was er snel eensgezindheid over dit dossier en kon de actie van start gaan.
sensibiliseren over brandgevaar,” zegt Peter Jonckheere van de Dienst Huisvestiging. De mensen zien hoe ze een rookmelder moeten installeren en krijgen ook uitleg over het type dat de stad hen aanbiedt. Dat zet hen ertoe aan om de brandveiligheid van hun eigen woning meer ter harte te nemen. “Bovendien gaan ze dan zelf gemakkelijker de stap zetten om voldoende rookmelders te installeren.” De keuze om slechts 1 rookmelder aan te bieden is ingegeven door budgettaire overwegingen. Het eerste jaar kostte de actie 75.000 euro. “Daarin zat onder andere ook het bedrag voor de communicatie rond het project.” De communicatiedienst en de dienst Huisvesting stelden samen de informatiebrochure Uw gratis rookmelder op. Op de website van de stad en in het gemeentelijke informatieblad werd de actie eveneens gepromoot en zelfs de wijkraden en het onthaalpakket voor nieuwe inwoners communiceerden over de actie. De kosten namen nadien geleidelijk af. Het tweede jaar ging het nog om 25.000 euro. Toch vallen ook de kosten voor het eerste jaar te verantwoorden. “Je moet alles in perspectief plaatsen. Een slachtoffer dat maanden verzorgd moet worden in een gespecialiseerd brandwondencentrum, kost meer dan 75.000 euro”, preciseert Jonckheere. Voor publieke instellingen voor sociaal zwakkeren gold een structurele aanpak: de dienst Huisvesting stapte met de rookmelders zelf naar kinderdagverblijven, bejaardentehuizen, de sociale woningmaatschappij en scholen.
Het belang van een batterij
Na de succesvolle actie met de rookmelders, deelt Oostende nu branddekens uit.
Uitdeelactie Oorspronkelijk wilde de stad CO-melders installeren. Nadeel: op het moment dat het alarm afgaat, is het misschien al te laat. Om dus geen vals gevoel van veiligheid te creëren, opteerde men voor de rookmelders. De stad biedt via de dienst Huisvesting aan elke inwoner 1 rookmelder aan, inclusief de plaatsing ervan. Op zich volstaat één enkele rookmelder voor een klein appartement, maar voor een huis is dat te weinig. Dan is het aangewezen om in elke ruimte waar de deuren van de slaapkamers op uitgeven een rookmelder te hangen. “De bedoeling was voornamelijk om de mensen te
Branddeken Na enkele jaren nam het aantal aanvragen om rookmelders te plaatsen af. “We waren ervan overtuigd dat we de kritische massa nog niet bereikt hadden en organiseerden daarom een uitgebreide mailing.” De mensen die nog geen aanvraag hadden ingediend, kregen een brief in de bus om de actie nog eens onder hun aandacht te brengen. De respons bij deze herhaling lag hoog. Om ook mensen die al een rookmelder gekregen hebben opnieuw te kunnen benaderen, kwam er een nieuwe actie. “De meeste branden ontstaan in de keuken. Dus kozen we ervoor om een gratis branddeken aan te bieden.” Oostende communiceerde die actie via affiches, broodzakken en folders. Op 1 jaar tijd kwamen er 6.000 aanvragen binnen.
BESAFE Bulletin voor Burgemeesters | mei - juni 2009
De campagne werd van nabij gevolgd, bijgestuurd en uitgebreid. De eerste toestellen hadden een batterij die na een jaar aan vervanging toe was. Daarom leverde de stad er meteen een reservebatterij bij. “Bij gelijkaardige initiatieven in het buitenland was namelijk gebleken dat de curve van slachtoffers van woningbranden aanvankelijk naar beneden ging, maar nadien weer stelselmatig steeg. Dit kwam doordat de batterijen niet meer werkten en mensen ze niet vervingen.” Nadien schakelde Oostende over op toestellen met lithiumbatterijen die vijf tot tien jaar meegaan. In totaal plaatste Oostende zo’n 9.000 brandmelders. Maar het stopt niet bij de installatie. Bij een woningbrand controleert de brandweer of de rookmelder naar behoren functioneerde. Indien wel, blijkt uit deze bevindingen alvast dat mensen bijzonder snel hebben kunnen reageren op het alarm. Daardoor konden ze sneller de brandweer verwittigen en hadden ze meer tijd om zich in veiligheid te brengen.
3
Heist-op-den-Berg burgemeester: Luc Vleugels inwoners: 39.000 locatie: provincie Antwerpen
Burgers houden de brandmond vrij Hydranten of aansluitpunten voor bluswater liggen verspreid over het gemeentelijk grondgebied. Ze moeten in geval van brand meteen gebruiksklaar zijn. Voor dat onderhoud schakelt Heist-op-den-Berg haar inwoners in. “Dankzij de meldingen van burgers kunnen we korter op de bal spelen.”
BESAFE Bulletin voor Burgemeesters | mei - juni 2009
Luc Vleugels, Burgemeester Heist-op-den-Berg
4
Op haar grondgebied telt de gemeente 4.500 hydranten, ook wel brandkranen genoemd. Alles begint bij weten waar de dichtstbijzijnde brandmond in de buurt is. “Eigenlijk zou iedereen dat moeten weten. Bij brand telt elke seconde. Met het zoeken naar water mag dus geen tijd verloren gaan”, zegt brandweercommandant Guy Van de gaer. Mensen weten niet wat ondergrondse hydranten zijn. “Ze verstoppen dat ‘lelijke putje’ onder een tegel of zetten er een afsluiting op.” In het informatieblad van de gemeente is daarom al enkele keren een artikel verschenen over hoe inwoners brandmonden kunnen herkennen. Zowel bij de bovengrondse als de ondergrondse brandkranen hangt een aanwijsbordje. Bij het artikel stond ook de oproep om de hydranten niet alleen vrij te houden, maar ze ook regelmatig na te kijken. “Onder het deksel kruipen mieren en hoopt zand zich op. Het is altijd handig dat de brandweer snel de dichtstbijzijnde brandkraan kan vinden, maar ook kan gebruiken. Een propere brandmond blust sneller.”
De eerste bevindingen Burgemeester Luc Vleugels is zeer te spreken over het initiatief van de brandweer: “Het project is nog pril, maar wel blijkt dat het nazicht van de brandmonden door de eigen diensten of door een extern bedrijf niet mag worden verwaarloosd. De meldingen van de burger zijn een bijzondere meerwaarde, maar vormen geen sluitend systeem.” De gemeente behoudt daarom het onderhoud door een extern bedrijf. Maar de extra meldingen maken het mogelijk om korter op de bal te spelen. Defecten zijn sneller hersteld. Positief is ook dat hier en daar brandkranen properder zijn en op sommige plaatsen toch al niet meer afgedekt zijn. Al is de groep die aandacht heeft voor hydranten nog klein. “Sensibilisering van de bevolking vraagt de nodige tijd. Burgers moeten wennen aan de gedachte dat zij zelf een bijdrage kunnen en moeten leveren aan dit project.” Guy Van de gaer treedt zijn burgemeester daarin bij: “In een volgende fase kunnen we ook de lagere scholen betrekken, want jong geleerd is oud gedaan. Bovendien bereiken we via de kinderen ook de ouders.”
Hydranten: zorg voor een goed onderhoud De gemeenten zijn verplicht over voldoende bluswatervoorraden te beschikken. Ze moeten er ook op toezien dat deze bluswatervoorraden gemakkelijk bereikbaar en bruikbaar zijn. Dat geldt voor watervoorraden zoals grote vijvers en kanalen, maar ook voor brandkranen. Er zijn twee types hydranten: bovengrondse en ondergrondse. De rode paal met de kranen op is voldoende bekend. De ondergrondse, die afgesloten is met een bescheiden deksel, is minder bekend. Nochtans is het van groot belang dat ook dit aansluitpunt meteen gebruiksklaar is bij een brand. De aanpak om de brandkranen te onderhouden varieert van gemeente tot gemeente. De brandweer organiseert soms zelf inspecties. Dat gebeurt voornamelijk in gemeenten met beroepskorpsen. Andere gemeenten schakelen hun technische dienst in of stellen externen aan voor de controles. Soms zijn er afspraken met de watervoorzieningsmaatschappij; in dat geval is die verantwoordelijk voor het onderhoud.
De inwoners beginnen te beseffen dat onder het ‘lelijke’ putdeksel een levensbelangrijk aansluitpunt voor de brandweer zit.
De brandweer communiceert ook zeer duidelijk over andere aspecten. “Parkeer niet boven een ondergrondse hydrant of niet vlak naast een bovengrondse. Als het sneeuwt, maak hem dan ook vrij. Na de vrieskou of wanneer er extra druk op de buizen komt, durven de aansluitingen al eens beginnen lekken.” Voor deze en andere problemen – bijvoorbeeld een afsluitdeksel is gebarsten of zit helemaal vast – bestaat er op de website van de brandweer een meldpunt. Daar kunnen burgers het probleem doorgeven via een invulformulier. Is er brand, dan treedt er altijd een vorm van paniek op. Mensen lopen vaak wat doelloos rond en dan lijkt het voor hen alsof de brandweer lang op zich laat wachten, wat de onrust nog doet toenemen. De brandweer van Heistop-den-Berg geeft bij een oproep alvast een taakje mee. “Zoek de dichtstbijzijnde hydrant en maak hem al vrij.”
Zowel de bovengrondse (links) als de ondergrondse hydrant (rechts) moeten meteen gebruiksklaar zijn bij een brand.
Eupen burgemeester: Elmar Keutgen inwoners: 18.500 locatie: Luik
Brandpreventie vanaf de kleuterschool
“Doordat de grens met Duitsland zo dichtbij is, kunnen we grensoverschrijdende initiatieven nemen, zoals Floriansdorf.” Elmar Keutgen, Burgemeester Eupen
Het brandweerkorps van Eupen (één van de negen Duitstalige gemeenten in België) ging een samenwerking aan met zijn buren aan de andere kant van de Rijn. Zo ontstond het project ‘Floriansdorf’ dat jaarlijks duizenden kinderen ontvangt om hen te sensibiliseren voor brandpreventie.
Het brandweerpark ‘Floriansdorf’ De brandweer van Eupen heeft, om de jongsten te sensibiliseren voor brandpreventie, een beroep gedaan op Duitse expertise. “We hebben een sensibiliseringsprogramma opgesteld rond brandpreventie voor kinderen vanaf de derde kleuterklas”, zegt Commandant Claudy Marchal. “Hiervoor beschikt de brandweer van Aix-LaChapelle over een bijzonder instrument, het ‘Floriansdorf’. Dit is een miniatuurdorp waar kinderen kunnen ondervinden welke de risico’s er gepaard gaan met brand. Ze leren spelenderwijs hoe ze zich in veiligheid kunnen brengen.” Het volledige programma bestaat uit drie modules: de eerste module vindt plaats in de klas waarbij aan de kinderen de basisrichtlijnen worden uitgelegd. De tweede
Deze brandweerwagen is net als het miniatuurbrandweerdorp Floriansdorf op kindermaat gemaakt.
De website van Floriansdorf, die momenteel gezamenlijk wordt beheerd in het kader van een euregio-project met Duitsland, Nederland en België, toont duidelijk aan dat preventie grensoverschrijdend is. www.floriansdorf-aachen.de
BESAFE Bulletin voor Burgemeesters | mei - juni 2009
De gemeente Eupen heeft, als zetel van de Duitstalige gemeenschap van België, talrijke grensoverschrijdende contacten gelegd met haar Duitse buren. Dit gebeurde onder meer met Aix-la-Chapelle in Duitsland, zo’n 15 kilometer van Eupen. De samenwerkingsverbanden hebben onder andere betrekking op het brandweerkorps. Elmar Keutgen, burgemeester van Eupen, geeft hier een woordje uitleg over: “Ons brandweerkorps bestaat uit zes centralisten en zes ambulanciers, 62 vrijwillige brandweerlieden en 36 vrijwilligers voor de ambulancedienst, een beroepscommandant en enkele gedetacheerde gemeentearbeiders. Het feit dat de grens met Duitsland zo nabij is, maakt dat wij gemakkelijk kunnen samenwerken met de Duitse gemeenten en grensoverschrijdende overeenkomsten kunnen afsluiten. Bij interventies in onze sector, worden de Duitse brandweercollega’s ook verwittigd. Op technisch vlak zijn er aanpassingen gebeurd om de aansluiting op de watertoevoer aan beide zijden van de grens mogelijk te maken. De Hoge Venen strekken zich uit over België en Duitsland en daar sloten we dus samenwerkingsakkoorden over af. Het kan gebeuren dat het brandweerkorps van Eupen gevraagd wordt om op te treden in Aix en omgeving. Om dit vlot te laten verlopen werd het brandweerkorps vertrouwd gemaakt met de werkmethodes die in Duitsland gelden.” De nabijheid van Duitsland brengt nog andere gevolgen met zich mee. Als de brandweer brandpreventieverslagen opstelt over industriële en commerciële installaties of woningen, moeten de brandweerlieden van Eupen regelmatig advies geven. Ze adviseren industriëlen, architecten of Duitse onderdanen die zich in België komen vestigen over de normen die in ons land gelden en die verschillen van de Duitse normen.
module bestaat uit een bezoek aan de brandweer van Eupen. “De kinderen kunnen er vertrouwd raken met de kazerne, de brandweervoertuigen en de ademhalingstoestellen. Daar staat ook een huisje waar uitleg wordt gegeven over beveiliging tegen rook in geval van brand, op welke plaatsen de meeste rook samenkomt, hoe men een deur tochtvrij kan maken,…” De derde en laatste module bestaat uit een bezoek aan Floriansdorf. Daar kunnen de jongelui de echte omstandigheden van brand ervaren en de kennis van de vorige modules in de praktijk brengen. “Dat gebeurt bijvoorbeeld in een ruimte die met rook gevuld raakt door een kortsluiting in een televisietoestel. In een andere situatie doet een bureaulamp een doek in brand schieten. De kinderen leren gepast hierop te reageren, zonder in paniek te raken door de alarmsignalen van de rookdetectoren. We verwachten ook dat zij rustig wachten tot de grote ladder van de brandweerauto ze in veiligheid brengt. Het komt allemaal heel realistisch over en er kan gekeken worden naar de reacties van de kinderen in dergelijke situaties. Tot nu toe werden 1.500 kinderen van Eupen en van de aangrenzende gemeenten gesensibiliseerd.”
5
Puurs burgemeester: Koen Van den Heuvel inwoners: 16.500 locatie: provincie Antwerpen
Jeugd belonen voor brandpreventie
“Jongeren hebben weinig ervaring met het blussen van kleine branden.”
BESAFE Bulletin voor Burgemeesters | mei - juni 2009
Koen Van den Heuvel, Burgemeester Puurs
6
In Puurs biedt de brandweer, op vraag van de jongeren zelf, een opleiding aan voor het blussen van kleine branden. Het beleid werkte bovendien een goed uitgebouwd subsidiesysteem voor de jeugdverenigingen uit en koppelde dat aan brandveiligheid. Brandveiligheid leeft bij de jongeren: ze waren zelf vragende partij voor een opleiding voor het blussen van kleine branden. Koen Van den Heuvel, burgemeester van Puurs: “Het is belangrijk dat het lokaal bestuur aandacht besteedt aan zo’n opleiding bij jongeren. Zij hebben immers weinig ervaring of kennis. Dat is een heel groot verschil met andere verenigingen, waar de leden iets ouder zijn en dus iets meer kennis en ervaring hebben.” In Puurs krijgen alle 20 jeugdverenigingen de kans om draagbare brandblusapparaten te leren hanteren. Jaarlijks stelt de brandweer deze apparaten ter beschikking voor een workshop. De jeugd krijgt klassieke oefeningen: een brandend vuilbakje of een brandende frietketel. De brandweer probeert ook om de opleiding te enten op het jeugdverenigingsleven. “Deze opleiding kadert in een ruimere aanpak van brandpreventie voor de jeugd. Twee brandjes in jeugdlokalen eind de jaren ’90 vormden de aanleiding om daar veel meer aandacht aan te besteden. De schade bleef toen gelukkig beperkt, maar we trokken er lessen uit,” vertelt Pieter Van Keymeulen, de jeugdconsulent van Puurs.
Werkgroep informeert en adviseert Verenigingen krijgen ook inhoudelijke steun van een werkgroep Brandpreventie, die advies verleent aan het schepencollege. In de werkgroep zetelen de brandweer, de technische dienst, de schepen van jeugd en de jeugdconsulent. Als een jeugdvereniging bijvoorbeeld een nieuwe verwarmingsketel wil aanschaffen, verleent de werkgroep hierover veiligheidsadvies aan het schepencollege. Vanaf het begin zijn er al contacten tussen de jeugdvereniging en de jeugdconsulent. Zo vervult de werkgroep naast haar adviserende functie ook een informatieve. “Dat biedt ook de zekerheid aan het bestuur dat investeringen op gebied van brandveiligheid juist gebruikt worden,” zegt Pieter Van Keymeulen. Sinds 2008 controleert de werkgroep ook jaarlijks de jeugdlokalen op brandveiligheid. De resultaten van deze controle komen in een weegschaal, zodat de verschillende jeugdwerkingen extra punten kunnen verdienen voor hun werkingssubsidies. Extra veilige lokalen verdienen immers een beloning i.p.v. de minder veilige te bestraffen. Dat geeft een extra stimulans om aan de veiligheid van de lokalen te blijven werken.
Beter waterschuim dan poeder Om in orde te zijn met de brandveiligheid moeten ook jeugdlokalen met een of meerdere brandblusapparaten zijn uitgerust. Tussen die draagbare brandblusapparaten zitten verschillen, legt Directeur van de Vlaamse brandweerfederatie Guy Van de gaer uit. “Er zijn drie grote categorieën: de poeder-, de waterschuim- en de CO2-blusser. De eerste twee zijn algemeen het best geschikt voor jeugdlokalen. De kostprijs van poederblussers ligt iets lager, maar ze efficiënt gebruiken is wel moeilijker. Daar heb je een zekere ervaring voor nodig. Het blusmiddel goed doseren is niet gemakkelijk, toch zeker de eerste keer dat je het apparaat gebruikt. Daardoor zal zo ongeveer de hele kamer onder het poeder zitten na gebruik. Met een waterschuimblusser kun je veel gerichter de brandhaard doven en het blusmiddel dekt de gedoofde vuurhaard af met een film. Zo berokken je heel wat minder schade. Bovendien is de zichtbaarheid tijdens het blussen beter en is de kans op heropflakkering van de vlammen veel kleiner.”
Subsidies voor brandveilige lokalen
Waarom schrijven veel gemeenten toch nog uitsluitend poederblussers voor? Van de gaer: “Dat heeft te maken met traditie en het kopiëren van oude aanbevelingen. Vroeger was de inhoud van waterschuimblussers maar beperkt houdbaar. Voor het gemak werd aan scholen, bedrijven, zorginstellingen, horecazaken en jeugdverenigingen aangeraden om poederblussers te installeren.”
Op beleidsmatig niveau besloot men de (brand)veiligheid te verhogen via subsidies. Die zijn opgedeeld in twee soorten: onderhoudssubsidies en investeringssubsidies. Van de onderhoudssubsidies (10.000 euro) krijgen jeugdverenigingen bijvoorbeeld renovaties 100% terugbetaald. Daarnaast kan de jeugd gespreid over 10 jaar over 25.000 euro voor investeringen beschikken, volgens het principe van een euro voor een euro. Van die investeringen kunnen ze uit die pot van 25.000 euro 50% terugbetaald krijgen. Elke vereniging kan kiezen hoe ze dat bedrag gebruikt: in één keer of gespreid.
Wat raadt u dan aan? “Tegenwoordig gaan waterschuimblussers aanzienlijk langer mee dan vroeger, omdat het schuimvormend product dat ze bevatten gedurende vele jaren stabiel blijft. Omdat ze gebruiksvriendelijker zijn en minder nevenschade geven, pleit ik er dan ook voor om niet langer uitsluitend poeder-, maar waterschuimblussers voor te schrijven. Waterschuimblussers zijn te adviseren wanneer het de gebruikers aan de nodige ervaring ontbreekt om met brandblussers om te gaan.”
De brandweer van Puurs leert jongeren brandjes blussen.
Antwerpen burgemeester: Patrick Janssens inwoners: 466.000 locatie: provincie Antwerpen
Handhaving op het Theaterplein (Vervolg p. 1) Uit de ervaringen met de markt op het Theaterplein heeft de dienst Integrale Veiligheid veel geleerd. “De brandveiligheid verhoog je niet op 1-2-3”, legt directeur Tom Meeuws uit, “Het is veel werk en er ontstaan spanningen. De gevolgen van de sociale inspectie en het FAVV die langskomen kunnen immers veel groter zijn dan een administratieve boete van 100 euro. Daarom is het belangrijk om alle personen die meewerken aan de actie op één lijn te hebben. De prospectiefase is dan ook cruciaal, want het is een jungle aan regels die kunnen gecontroleerd worden.”
Marktcontroles Om de markt op het Theaterplein opnieuw zo brandveilig als in de zomer van 2008 te krijgen en om te voorkomen dat andere markten hervallen, schrijft de dienst Integrale Veiligheid markcontroles in als vaste taak. Bovendien gaan ze per markt werken met een afgevaardigde handelaar die als centrale contactpersoon optreedt. Dat hebben de handelaars zelf gevraagd. Dit om te voorkomen dat verhalen onder de marktkramers een eigen leven gaan leiden en om te garanderen dat iedereen weet waar hij aan toe is. Tom Meeuws: “Het is belangrijk om het stadsburgerschapsgevoel aan te spreken en te zorgen dat de handelaars voor een deel uit zichzelf willen meewerken aan de veiligheid. De stad is namelijk geen pretpark, je mag niet zomaar doen wat je wilt.” Met welk budget kan zo’n grootschalige actie gerealiseerd worden? Negen actiedagen vragen negen dagen voorbereiding en nazorg. Aan personeelsinzet en middelen betaalde de stad 16.000 euro, maar het moet mogelijk zijn om een actie op iets minder grote schaal te organiseren voor 10.000 euro.
Colofon Verantwoordelijke uitgever: Jérôme Glorie, Directeur-generaal Veiligheid en Preventie (ADVP), Waterloolaan 76, 1000 Brussel
Redactieraad: ADVP: Gunter Ceuppens (Dienst Beleid Integrale Veiligheid), Dieter Geernaert (Externe communicatie), Bert Hoffer (Directie Private Veiligheid), Jérôme Glorie (Directeur-generaal), Anne Laevens (Directie Politiebeheer), Jo Vanhecke (Voetbalcel), Philip Willekens (Directie Lokale Integrale Veiligheid)
Realisatie en teksten: Kluwer (Nathalie Cobbaut, Sandra Evrard, Bart Janssen, Annelien Keereman)
Website: www.besafe.be
Foto’s: Jerry De Brie, gemeente Puurs, gemeente Dour, gemeente Eupen
BESAFE Bulletin voor Burgemeesters | mei - juni 2009
Abonnement en redactieadres: FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Veiligheid en Preventie, Dieter Geernaert, Waterloolaan 76, 1000 Brussel,
[email protected], 02 557 33 53
7
Het woord is aan u Kiest u voor een uniform politiereglement Publiek Toegankelijke Inrichtingen? Een streng reglement kan leiden tot een gedoogbeleid, omdat het te ver van de lokale werkelijkheid staat. Is vanuit preventief oogpunt dan een minder streng, maar strikt te handhaven beleid beter? “Op onze vraag werd de regleOudenaarde — Uniformiteit gekoppeld mentering van de aan praktijkervaring evacuatiewegen herbekeken.” Oudenaarde (29.000 inwoners) stapte in het Marnic De Meulemeester, Burgemeester Oudenaarde
provinciale project om tot een uniform politiereglement Publiek Toegankelijke Inrichtingen (PTI) te komen. De gouverneur regisseerde en burgemeesters zorgden ervoor dat er lokaal voldoende flexibiliteit bleef. “In de mate van het mogelijke moeten we toch streven naar een eenduidige reglementering”, stelt Marnic De Meulemeester. “Een wildgroei aan reglementering op bovenlokaal niveau is nefast. Er zijn heel wat brandweerzones en politiezones die zich over meerdere gemeenten uitstrekken. Het PTI-modelreglement is ontstaan in 2003 in de schoot van een provinciale werkgroep. Dit gebeurde op initiatief van de gouverneur zelf.”
BESAFE Bulletin voor Burgemeesters | mei - juni 2009
Wat was uw rol bij de totstandkoming van het provinciale reglement? De Meulemeester: “Samen met de korpschef van de brandweer onderzocht ik wat zich in onze ogen leende tot uniformisering. De technicus-brandvoorkoming van ons korps nam het inhoudelijke en meer technische werk voor zijn rekening. In de provinciale werkgroep zetelen er enkele technici-brandvoorkoming uit iedere brandweerzone. Ze legden hun praktijkervaring samen en bepaalden eensluidende regels voor onder andere evacuatiewegen en het aantal toegelaten personen. Een belangrijk element was dat het aantal toegelaten personen niet langer door de uitbaters van bijvoorbeeld een jeugdhuis wordt vastgelegd, maar op basis van duidelijke regels die de brandweer bepaalt.”
8
Kan men als burgemeester genoeg het lokale beleid uitstippelen als men op een hoger niveau een reglement “opgelegd” krijgt? De Meulemeester: “Als burgemeester hadden we wel degelijk impact. Het beste bewijs daarvan is dat er in 2007 een herziene versie kwam van het provinciaal modelreglement. Uit de praktijk was namelijk gebleken dat het te streng was en moeilijk toepasbaar voor jeugdhuizen. Op vraag van de burgemeesters werd ondermeer de reglementering van de evacuatiewegen herbekeken.”
Neem het woord: Besafe Bulletin is een uitgave van de Algemene Directie Veiligheid en Preventie, die hiermee de lokale dynamiek inzake veiligheid en preventie wenst te bevorderen. Besafe Bulletin is een forum waar ideeën van burgemeesters elkaar ontmoeten.
Gembloux — Specifiek reglement voor
kleine woningen is prioritair
“Ons beleid kan andere steden inspireren.”
Het oude centrum van de universiteitswijk van Benoît Dispa, Gembloux vereiste een specifieke aanpak in- Burgemeester zake brandpreventie. De gemeenten en de pre- Gembloux ventiedienst hebben samengewerkt om een reglement op te stellen dat aangepast is aan de realiteit van het terrein. “Wij verkozen om voor onze gemeente een eigen reglementering uit te werken, eerder dan om ons tevreden te stellen met een te algemeen document,” zegt Benoît Dispa. “De reglementering werd vervolgens goedgekeurd door de dienst huisvesting van de universiteitsfaculteit van Gembloux, een belangrijke partner bij deze problematiek. Daarna heeft de Gemeenteraad het reglement goedgekeurd. De brandweer voert de controle uit op de toepassing van de voorschriften, maar we kiezen voor een eerder adviesgericht aanpak. De eigenaars spreken samen met de technicus-brandvoorkoming een stappenplan af voor werken die moeten worden uitgevoerd. Er is sprake van een echte dialoog tussen de stad, de eigenaars en de brandweer. Dit alles maakt het mogelijk om de huurvergunning af te leveren, met de verzekering dat aan de vereisten inzake brand voldaan is.” Is dit reglement ook van toepassing op de voor het publiek toegankelijke gebouwen? Benoît Dispa: “Vanwege een brand met dodelijke afloop enkele jaren geleden, kozen we ervoor om ons te buigen over de privé-woningen. Dat was dus onze prioriteit. Ik geloof trouwens dat ons beleid andere steden zou kunnen inspireren, want er zijn steeds meer aanvragen voor kleine woningen.” Hoe is de situatie voor de andere gebouwen? Dispa: “Wat de voor het publiek toegankelijke gebouwen betreft, passen wij de algemeen geldende reglementering toe. Wij baseren ons voor de nieuwe gebouwen op het KB van 7 juli 1994 dat de basisnormen vastlegt voor de preventie van brand en ontploffing.”
In elke aflevering van Besafe Bulletin vindt u beleidstips om de lokale veiligheid te verhogen. Ook u kunt aan uw collega’s uw preventiebeleid toelichten. Uw inbreng is steeds welkom bij Dieter Geernaert, verantwoordelijke externe communicatie: FOD Binnenlandse Zaken, Algemene Directie Veiligheid en Preventie, Waterloolaan 76, 1000 Brussel; E-mail:
[email protected]; T 02 557 33 53