beroepspraktijkvorming bij Zadkine
Inhoudsopgave
3 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
De beroepspraktijkvorming bij Zadkine 2008/2009 Onderzoek door het Bpv-platform en het Lectoraat Beroepsonderwijs
Eindrapport
Niek van den Berg (red.) September 2009
2 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
Inhoud Leeswijzer en samenvatting ...................................................................................................................................................................... 5 Aanbevelingen ................................................................................................................................................................................................... 8 1 Inleiding ......................................................................................................................................................................................................... 10 1.1 Doel en aanpak ................................................................................................................................................................................... 10 1.2 Reikwijdte ............................................................................................................................................................................................. 11 2
Personeel en teams ................................................................................................................................................................................ 2.1 Functie(s) van bpv-betrokkenen ................................................................................................................................................... 2.2 Teamsamenstelling en taakverdeling .......................................................................................................................................... 2.3 Belangrijke kenmerken van teams ............................................................................................................................................... 2.4 Wensen rond organisatie en professionalisering ..................................................................................................................... 2.5 Samenvatting ......................................................................................................................................................................................
12 12 13 13 16 18
3
Deelnemers .................................................................................................................................................................................................. 3.1 Aantallen deelnemers ....................................................................................................................................................................... 3.2 Belangrijke kenmerken van deelnemers ..................................................................................................................................... 3.3 Voorlichting aan deelnemers . ........................................................................................................................................................ 3.4 Op zoek naar een bpv-plaats ......................................................................................................................................................... 3.5 Beleid gericht op plaatsing en begeleiding ............................................................................................................................... 3.6 Samenvatting ......................................................................................................................................................................................
19 19 20 21 23 26 27
4
Bedrijven ....................................................................................................................................................................................................... 4.1 Aantallen bedrijven en bedrijfsgroottes ..................................................................................................................................... 4.2 Belangrijke kenmerken van bedrijven ......................................................................................................................................... 4.3 Eisen aan bedrijven ........................................................................................................................................................................... 4.4 Samenvatting ......................................................................................................................................................................................
28 28 28 30 31
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 3
5
De relatie tussen school en bedrijven ....................................................................................................................................... 5.1 Frequentie en belang van contacten ........................................................................................................................................... 5.2 Inhoud van de contacten tijdens de bpv, gesprekspartners ................................................................................................. 5.3 Kennisuitwisseling en professionalisering ................................................................................................................................. 5.4 Beleid ..................................................................................................................................................................................................... 5.5 Communicatie met bedrijven ......................................................................................................................................................... 5.6 Evaluatie en tevredenheidsmetingen .......................................................................................................................................... 5.7 Samenvatting ......................................................................................................................................................................................
32 32 34 37 39 42 44 46
Literatuurlijst .................................................................................................................................................................................................. 47 Lijst van afkortingen .................................................................................................................................................................................... 47
4 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
Leeswijzer en samenvatting Om beleidsvoorstellen voor de verdere professionalisering van de beroepspraktijkvorming (bpv) bij Zadkine te ontwikkelen hebben het Bpv-platform en het Lectoraat Beroepsonderwijs in 2008/2009 een Zadkine breed onderzoek opgezet en uitgevoerd. Zowel personeel en teams, deelnemers, bedrijven en de relatie tussen school en bedrijven komen daarin aan bod. Het gaat zowel om het actuele primaire proces als om het beleid en om de verwachtingen voor de toekomst. Over het geheel genomen blijkt dat bpv-betrokkenen van Zadkine zich con-
Wat betreft de organisatie van de bpv zijn de voorkeuren voor meer uniforme-
centreren op het wel en wee van bpv-deelnemers, maar minder op zaken als
ring en voor meer differentiatie onderzocht, evenals de voorkeuren voor meer
(beleids)ontwikkelingen en kennisuitwisseling tussen school en bedrijven.
centralisatie en meer decentralisatie. De voorkeuren voor uniformering of juist
Extra investeringen in de bpv en grotere actieve betrokkenheid bij beleid en
differentiatie (op het gebied van beleid en regels, toedeling uren, faciliteiten,
kennisuitwisseling kunnen eraan bijdragen om niet alleen een basiskwaliteit
benaderen van bedrijven, duur van de bpv, documenten) blijken min of meer
maar ook een hoge kwaliteit van de bpv te realiseren. De Inspectie van het
gelijk verdeeld te zijn. Voor zover er antwoordpatronen te onderscheiden zijn,
Onderwijs (2009) pleit in dat verband voor een hoog ambitieniveau.
leven alleen bij H&UV en H&T wat meer wensen tot uniformering en bij GLO wat minder.
De aanbevelingen die het Bpv-platform baseert op dit onderzoek volgen direct na deze samenvatting. Daarna licht hoofdstuk 1 het doel, aanpak en reikwijdte
Wensen tot centralisatie betreffen vooral regel- en papierwerk. Vooral bij H&T
van het onderzoek nader toe. De onderzoeksresultaten zijn op hoofdlijnen als
en ZZHE leven wensen tot centralisatie, bij GLO en WSC zijn er verhoudings-
volgt; details zijn te vinden in de bijbehorende hoofdstukken 2 tot en met 5.
gewijs meer wensen tot decentralisatie.
Personeel en teams
De behoefte aan professionalisering van de examinering in het kader van de
Hoofdstuk 2 gaat over het Zadkine personeel dat betrokken is bij de bpv. In
bpv is groot, waarbij de gesprekspartners diverse voorkeuren voor invullingen
welke functies werken ze, hoe is de taakverdeling in hun team, welke team-
aangeven.
kenmerken vinden ze belangrijk en hoe scoren hun teams op die kenmerken? En wat zijn hun wensen wat betreft organisatie en professionalisering?
Deelnemers Hoofdstuk 3 gaat over de Zadkine deelnemers die bpv volgen. Welke leerwegen
Docenten, bpv-begeleiders en -coördinatoren vormen de drie grootste groepen
volgen ze, welke deelnemerkenmerken zijn van belang voor een goede bpv, in
betrokkenen bij de bpv. Zij hebben binnen de teams ook de meeste taken op dit
hoeverre voldoen ze aan die kenmerken? Hoe is hun voorbereiding op de bpv
terrein. In het algemeen vinden bpv-betrokkenen vooral de direct deelnemer-
en hoe gaat het vinden van een bpv-plaats? Welk beleid heeft Zadkine wat
en bpv-gerelateerde kwaliteiten in hun team belangrijk. Ontwikkelingen bij het
betreft plaatsing en begeleiding van bpv-deelnemers?
Bpv-platform, in de regio en landelijk vinden ze minder belangrijk. Deze focus op deelnemer en bpv zien we terug in de voorkeuren van bpv-betrokkenen
De gegevens over deelnemersaantallen (voor zover aangeleverd) laten zien dat
waar het gaat om de relatie tussen school en bedrijven (zie hierna).
bij ABI, ZAP/AKA, AKA en ZZHE de aantallen deelnemers in de BOL vrij hoog
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 5
zijn, terwijl er bij Techniek relatief veel BBL-ers zijn. Bij H&UV zijn er vrij veel
De plaatsing en begeleiding van deelnemers gebeurt doorgaans aan de hand
deelnemers zonder bpv-plaats, vooral bij de opleiding uiterlijke verzorging. Ook
van een geformaliseerd stappenplan. Bpv-verantwoordelijken controleren de
bij andere opleidingen is extra aandacht nodig voor de afstemming van het
handhaving hiervan, al komt ook nog voor dat dit alleen naar aanleiding van
aanbod van deelnemers aan de beschikbaarheid van bpv-plaatsen. Verwant
incidenten gebeurt. Op dit vlak valt zeker nog winst te boeken en de verwach-
(maar niet parallel) hieraan is aandacht nodig voor een goede afstemming van
tingen die men heeft voor de toekomst onderstrepen dit. De verwachting is
het aanbod van deelnemers en de vraag naar personeel.
namelijk dat het belang van goede plaatsing en begeleiding toeneemt en bijbehorende investeringen zal vereisen. Hierbij is ook van belang dat er met
Kenmerken waarover deelnemers zouden moeten beschikken voor een goede
leerafdelingen, leerlandschappen en simulatie-omgevingen veel nieuwe typen
bpv zijn volgens de betrokkenen bij de bpv vooral sociale vaardigheden en
leeromgevingen op stapel staan.
motivatie, direct gevolgd door vakvaardigheden en taal- en rekenvaardigheden. Vooral de taal- en rekenvaardigheden van deelnemers verdienen extra
Bedrijven
investeringen om ze op een hoger niveau te brengen.
Hoofdstuk 4 gaat over de bedrijven waar Zadkine deelnemers hun bpv volgen. Aan de orde komen de aantallen bedrijven en de bedrijfsgroottes, kenmerken
Volgens de bpv-betrokkenen van Zadkine krijgen deelnemers goede voorlich-
van bedrijven die van belang zijn voor een goede bpv en eisen die aan be-
ting over de bpv, vooral wat betreft de organisatie en inhoud van het primaire
drijven worden gesteld.
proces (gedragsregels, werkzaamheden, opdrachten, begeleiding, beoordeling en dergelijke), maar ook wel over meer randvoorwaardelijke zaken. Het belang
Veel van de bpv-bedrijven waar Zadkine mee te maken heeft zijn kleine bedrij-
dat men aan deze voorlichting hecht en de mate waarin men deze naar eigen
ven met 1-10 werknemers en doorgaans 1 bpv-plaats per bedrijf. Het gaat om
zeggen ook realiseert, levert een wat ander beeld op dan wat bedrijven volgens
circa de helft van de bedrijven. Middelgrote bedrijven vormen een derde van
landelijk onderzoek aan knelpunten ervaren (Detmar en De Vries, 2009).
het bestand en hebben 1-5 bpv-plaatsen; de overige 14% zijn grote bedrijven met vaak meer bpv-plaatsen.
Ook bij het vinden van bpv-plaatsen en de moeite die dat kost zijn er wat verschillen tussen het beeld van eigen bpv-betrokkenen en het beeld dat
Bedrijfskenmerken die volgens bpv-betrokkenen belangrijk zijn voor een goede
bpv-deelnemers dat in landelijk onderzoek geven. Bpv-betrokkenen noemen
bpv hebben vooral te maken met de begeleiding van deelnemers (tijd en kwa-
vooral een gebrek aan bpv-plaatsen, het hogere opleidingniveau dat het be-
liteit), de organisatie van de bpv op het bedrijf en de relatie met de school
drijf wil en onwetendheid van deelnemers over hoe ze een bedrijf moeten
(meedenken, overleggen). Concrete eisen aan bedrijven hebben ten eerste
benaderen. Bpv-deelnemers noemen ook een tekort aan bpv-plaatsen en het
betrekking op de accreditatie. Deze eis wordt steeds dwingender, wat vooral
feit dat bedrijven deelnemers van een hoger niveau willen als redenen, maar
voor zwakkere doelgroepen en sectoren met veel kleine bedrijven knelpunten
als derde factor dat de school onvoldoende helpt. Een meer actieve matching
kan opleveren.
van leerbehoeften van de deelnemer en leermogelijkheden in de werksituatie kan één van de manieren zijn om meer uit de bpv te halen dan nu vaak nog het geval is.
6 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
De relatie tussen school en bedrijven
Communicatie met bedrijven vindt op het moment via veel verschillende ka-
Hoofdstuk 5 tot slot gaat over de relatie tussen school en bedrijven. Vooral de fre-
nalen plaats waaronder bedrijfsbezoeken, voorlichtingsbijeenkomsten, ad-
quentie, het belang het doel en de inhoud van contacten komen aan bod, evenals
viesraden, brancheoverleg, bedrijvencontactdagen en dergelijke. Verdere
de registratie van contacten, vormen van kennisuitwisseling en professionalise-
intensivering en professionalisering liggen in het verschiet. Evaluaties en te-
ring, beleid van de school, wijze van communicatie en tevredenheidsmetingen.
vredenheidsmetingen bij bedrijven zijn nog niet overal even ver ontwikkeld en gestructureerd. Waar dergelijke metingen wel al plaatsvinden, gebeurt het nog
Bpv-betrokkenen hebben vooral vaak vooral contacten met bedrijven als het
niet altijd even systematisch en nog niet altijd met een interne doorwerking
direct met bpv-deelnemers te maken heeft; die contacten vinden ze ook het
in verbeterplannen. Inbedding van tevredenheidsmetingen in kwaliteitszorg is
belangrijkste. Het vinden van bpv-plaatsen en de organisatie/planning van
wel een aandachtspunt.
de bpv zijn onderwerpen die belegd zijn bij enkelen van een team of cluster, vooral leidinggevenden en coördinatoren. Contacten over de planning en sys-
Aanbevelingen
tematiek van de examens zijn vooral belegd bij examenbureaus en minder bij
De onderwerpen die volgens het Bpv-platform naar aanleiding van dit onder-
bpv-betrokkenen. Al met al zijn er bij de teams over een breed scala aan bpv-
zoek op de Zadkine agenda voor bpv-beleid zouden moeten staan, zijn:
onderwerpen met bedrijven. Wel staat de registratie van contacten over de
• Verdere professionalisering van de bpv-registratie in brede zin.
bpv op een aantal plaatsen nog in de kinderschoenen. Op dit punt zijn zeker
• Nadere dialoog over de voors en tegens van uniformeren/differentiëren en
nog verbeteringen mogelijk, en de verwachtingen voor de toekomst wijzen ook in die richting. Iedereen (met of zonder operationeel systeem) verwacht digitalisering van de registratie.
centralisering/decentraliseren in relatie tot de bpv. • Extra aandacht voor de afstemming van het aanbod aan deelnemers op de opnamecapaciteit van de arbeidsmarkt. • Meer aandacht voor voorlichting en afstemming van de verwachtingen op
Contacten met bedrijven in het kader van kennisuitwisseling/professionalisering en in het kader van contractactiviteiten hebben bpv-betrokkenen over het geheel minder vaak en ze vinden ze ook minder belangrijk. Dit type contacten
het vlak van de bpv. • Een betere en (pro)actievere bewaking van de stappen in de plaatsing, begeleiding en matching van deelnemers.
is vooral in handen van leidinggevenden en coördinatoren. Gezien de cijfers
• Doorzetten van het ingezette taal- en rekenbeleid, ook in relatie tot de bpv.
voor ‘kennisuitwisseling’ (relatief weinig contact, wel belangrijk) en gezien de
• Extra aandacht voor doelgroepen die moeilijk plaatsbaar zijn of die moeilijk
ontwikkeling en invoering van competentiegericht onderwijs, zouden vooral
hun bpv-plaats kunnen behouden.
investeringen op dit vlak meerwaarde kunnen opleveren om tot een hoge
• Enige extra aandacht voor (sectoren met veel) kleine bedrijven.
kwaliteit van de bpv te kunnen komen.
• Investeringen in kennisuitwisseling met bedrijven, intensivering en verduurzaming van de contacten met bedrijven en professionalisering van de
Beleid wat betreft de relatie tussen school en bedrijven is in een aantal geval-
communicatie met bedrijven.
len nog vooral operationeel beleid rond de bpv van de deelnemers. Anderen
• Professionalisering van de examinering in het kader van de bpv.
denken al meer aan relatiemanagement en zetten visiestukken in actieplan-
• Standaardisering van evaluaties en tevredenheidsmetingen en inbedding
nen en activiteiten om. Iedereen verwacht ook een intensivering en verduurzaming van de contacten.
ervan in de eigen kwaliteitszorg. Op de volgende bladzijdes worden deze aanbevelingen uitgewerkt.
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 7
Aanbevelingen Het Bpv-platform van Zadkine heeft op basis van de onderzoeksresultaten een aantal beleidsaanbevelingen geformuleerd. Na besluitvorming door het College van Bestuur en het management van Zadkine, werkt het Platform deze aanbevelingen uit in concrete voorstellen en acties. De onderwerpen die volgens het Platform bij Zadkine op de agenda voor bpv-beleid zouden moeten staan zijn de volgende. Verdere professionalisering van de bpvregistratie in brede zin Ten eerste gaat het om de ontwikkeling van een transparant en goed han-
Extra aandacht voor de afstemming van het aanbod aan deelnemers op de opnamecapaciteit van de arbeidsmarkt
teerbaar registratiesysteem. Het betreft gegevens van teams, deelnemers,
Dit geldt vooral voor specifieke sectoren zoals uiterlijke verzorging, bank- en ver-
bedrijven, onderlinge contacten en afspraken et cetera. Deze gegevens zijn
zekeringswezen, sport en bewegen, zorg en deelsectoren van techniek. Daarbij
niet alleen nodig in het kader van de bekostiging maar ook voor het volgen
is het belangrijk om onderscheid te maken tussen beschikbaarheid van bpv-
van de leerloopbaan van deelnemers, het relatiebeheer school-bedrijven en de
plaatsen en perspectieven op werk als zodanig. Sommige opleidingen hebben
kwaliteitszorg. Ten tweede is aandacht nodig voor de kwaliteit van de geregis-
wel bpv-plaatsen maar relatief weinig banen (sport en bewegen). Bij andere
treerde gegevens, de benutting ervan voor de genoemde doelen en eenduidige
zijn er wel banen maar te weinig bpv-plaatsen; dan zijn alternatieven nodig
verantwoordelijkheden voor registratie en benutting.
zoals simulaties, interne leerbedrijven en leerafdelingen (bijv. nivo 1 electro, zorgopleidingen).
adere dialoog over de voors en tegens van N uniformeren/differentiëren en centralisering/ decentraliseren in relatie tot de bpv
Meer aandacht voor voorlichting en afstemming van de verwachtingen op het vlak van de bpv
Hierbij is aandacht nodig voor verschillende perspectieven zoals de kwaliteit
Goede informatie en het goed uitspreken van verwachtingen tussen oplei-
van de bpv, kostenefficiëntie, organiseerbaarheid, betrokkenheid en ontwikkel-
dingen, deelnemers en bedrijven zijn noodzakelijke voorwaarden voor een
mogelijkheden voor personeel, belangen van deelnemers en bedrijven. Feiten
succesvolle bpv.
en beeldvorming over bepaalde zaken kunnen zo beter op één lijn komen en in besluitvorming en implementatie worden ingebed.
8 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
Een betere en (pro)actievere bewaking van de stappen in de plaatsing, begeleiding en matching van deelnemers
Enige extra aandacht voor (sectoren met veel) kleine bedrijven Bijvoorbeeld in de vorm van ondersteuning bij het aanvragen van accredita-
BOL-deelnemers moeten niet alleen maar met een lijst bedrijven op pad wor-
tie en bij de begeleiding van deelnemers.
den gestuurd maar begeleid worden bij het zoeken van een bpv-plaats. Alleen
die de BBL in willen niet pas door de school mogen worden gehoord worden als
Investeringen in kennisuitwisseling met bedrijven, intensivering en verduurzaming van de contacten met bedrijven en professionalisering van de communicatie met bedrijven
ze zelf al een bedrijf hebben gevonden. Zowel kenniscentra als scholen zouden
Het belang van deze zaken blijkt uit dit onderzoek, maar in de praktijk gebeurt
meer aandacht moeten besteden aan de aanloop naar de BBL, zowel in relatie
er nog te weinig aan. Onder meer zou bekeken moet worden wat de voordelen
tot leerlingen als bij vmbo-scholen. Regionalisering van het mbo (vorming van
kunnen zijn van regionalisering en uniformering op deze vlakken.
dan kun je tot een goede matching tussen leerwensen van de deelnemer en leermogelijkheden van de werkplek komen. Bij de BBL is op dit vlak eerder een taak weggelegd voor de kenniscentra, maar dat wil niet zeggen dat vmbo-ers
locale opleidingencentra) biedt mogelijkheden voor dat laatste.
rofessionalisering van de examinering in het P kader van de bpv
oorzetten van het ingezette taal- en D rekenbeleid, ook in relatie tot de bpv
Verantwoordelijkheden op dit vlak liggen zowel bij medewerkers examinering
Taal- en rekenvaardigheden zijn belangrijk voor een goede bpv, maar de deel-
als bij medewerkers kwaliteitszorg; afstemming, transparantie en scholing
nemers scoren hier relatief laag op.
zijn noodzakelijk.
Extra aandacht voor doelgroepen die moeilijk plaatsbaar zijn of die moeilijk hun bpv-plaats kunnen behouden, vooral waar het gaat om voorbereiding op de bpv en de matching
Standaardisering van evaluaties en tevredenheidsmetingen en inbedding ervan in de eigen kwaliteitszorg Verschillende afdelingen doen tevredenheidsonderzoek bij bedrijven. Het blijkt
Het kan een optie zijn om deze doelgroep eerst andere mogelijkheden aan
lastig te zijn om het proces te organiseren en voldoende respons te krijgen.
te bieden (simulatie en dergelijke) voordat ze daadwerkelijk de bpv in gaan.
De volgende stap naar benutting van de gegevens heeft ook aandacht nodig;
Ook de expertise op het vlak van begeleiding, de personele inzet voor deze
Metingen zijn niet alleen nodig in het kader van verantwoording, maar vooral
doelgroepen en het onderhouden van de relaties met de bedrijven waar deze
ook om de kwaliteit te toetsen en te verbeteren.
doelgroepen stage lopen zijn aandachtspunten. Overigens is het Stageservicepunt ook al actief voor deze doelgroepen.
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 9
1 Inleiding 1.1 Doel en aanpak Leren in de beroepspraktijk maakt sinds jaar en dag deel uit van beroepsopleidingen. Voor een goede kwaliteit van deze beroepspraktijkvorming is veel
Het onderzoek heeft twee beoogde opbrengsten:
aandacht nodig voor de inhoudelijke invulling en de organisatie door de op-
• Input voor het benoemen van beleidsuitgangspunten
leidingen en bedrijven. Om van elkaars ervaringen te kunnen leren en beleid
en/of aanknopingspunten voor de kwaliteitsverbetering/
en werkwijzen onderling af te stemmen, zijn de bpv-coördinatoren van alle
professionalisering van de bpv
opleidingencentra van Zadkine in een Bpv-platform verenigd. Naar aanleiding
•
Weergeven van de stand van zaken van de bpv (nulmeting)
van de beleidsnotitie Professionalisering bpv (Zadkine, 2007) is dit platform uitgebreid met onderwijsinhoudelijke medewerkers van alle opleidingencentra
Het onderzoek bestaat uit drie delen, gekoppeld aan drie typen vragenlijsten
(oc´s) en met medewerkers van het Zadkine Service Centrum, het Leerflexpunt
(zie paragraaf 1.2). Alle vragenlijsten zijn door de leden van het Bpv-platform
en de Zadkine Brede School. Het doel hiervan was om een bredere kennisbasis
zelf verspreid en verzameld. Omdat de meeste van hen geen ervaring hebben
en een breder draagvlak voor de professionalisering van de beroepspraktijkvor-
als onderzoeker en hun beschikbare uren beperkt waren, zijn ze daarbij or-
ming en het bpv-beleid te realiseren. Inhoudelijke richt deze professionalise-
ganisatorisch ondersteund door EB-Management en inhoudelijk ondersteund
ring zich op drie thema´s, te weten de voorbereiding van deelnemers op de bpv,
door het Zadkine Lectoraat Beroepsonderwijs.2 De platformleden vonden het
de veranderende relatie tussen onderwijs en arbeidsmarkt en een efficiënte
onderzoekswerk spannend, leuk en bijzonder. Het maken van afspraken met
organisatie van de bpv. Om hiervoor beleidsvoorstellen te ontwikkelen, heeft
directeuren en andere collega´s was lastig, maar is toch steeds gelukt. De in-
het Bpv-platform in schooljaar 2008/2009 samen met het Zadkine Lectoraat
spanningen hebben over het geheel genomen tot een hoge respons geleid.
Beroepsonderwijs onderzoek opgezet en uitgevoerd.1
Bijlage 1 gaat nader in op de aanpak van het onderzoek.
1
Naast dit onderzoek naar de interne organisatie voert Zadkine in 2009 ook onderzoek uit onder bpv-bedrijven. In de voorbereiding en begeleiding van het onderzoek en in de verwerking van de gegevens extra investeringen gepleegd. Ten eerste is veel geïnvesteerd in interviewinstructie voor de
2
platformleden en de organisatorische begeleiding van de dataverzameling. De platformleden zijn in koppels op pad gegaan, waarbij de een interviewer was in het oc van de collega die als verslaglegger meeging. Ten tweede is veel geïnvesteerd in de kwaliteit van de invoer van de data. Alle formulieren zijn 2x ingevoerd en de verschillen tussen beide versies zijn gecorrigeerd aan de hand van de originele formulieren. De creativiteit van Zadkiners bij het invullen van vragenlijsten is groot, dus het was belangrijk om ook inhoudelijk de gegevens te controleren. Dit is ook nog gedaan naar aanleiding van de eerste analyses. Ondanks de interviewinstructie is het lastig te voorkómen dat er wat verschillen zijn in de manier waarop respondenten de vragenlijsten hebben ingevuld. De een geeft een meer feitelijk antwoord, de ander geeft een meer politiek antwoord. De een is slordig en haastig, de ander heel zorgvuldig.
Dat kan zowel aan de interviewer liggen als aan de respondent; maar hoe dan ook is hier lastig voor te corrigeren.
10 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
1.2 Reikwijdte Zoals aangegeven bestaat het onderzoek uit drie delen, gekoppeld aan drie vra-
De vragenlijst is niet afgenomen bij Zadkine Administratie, Beveiliging en ICT
genlijsten. Hiermee zijn gegevens verzameld over de volgende onderwerpen:
(ABI) 3 en niet in zijn geheel bij Zadkine Techniek.4 Van de overige 184 personen hebben er 141 de vragenlijst ingevuld, wat neerkomt op een respons
Kengetallen van (clusters van) teams zijn in kaart gebracht met behulp van
van 76,6%.
een schriftelijke vragenlijst over teamsamenstelling, bedrijven en deelnemers in 2008/2009. De bedoeling was dat de vragenlijst per team/cluster zou
Opvattingen over de bpv nu en in de toekomst zijn met (groeps)interviews
worden ingevuld. In de praktijk is dit niet altijd gebeurd en zijn soms gegevens
per oc onderzocht. Deze gesprekken geven een toekomstgerichte verdieping
voor het opleidingencentrum (oc) als geheel of voor een hele afdeling van het
aan de resultaten van het deelonderzoek met de tweede vragenlijst. Er zijn 13
oc ingevuld. In het totaal zijn er 50 vragenlijsten ingevuld. Ook de kwaliteit
gesprekken gevoerd met in totaal 37 personen.
en volledigheid van de ingevulde gegevens waren niet altijd voldoende om betrouwbare conclusies te trekken. Besloten is om niet extra te investeren in
Binnen de onderzoeksgroepen is onderscheid gemaakt naar de verschillende
een (eenmalige) verzameling van ontbrekende gegevens. De registratiesys-
opleidingcentra, waarbij ZAP/AKA en AKA samen als aparte eenheid zijn
temen en het beheer daarvan blijken nog te weinig eenduidig om ‘met één
onderscheiden, evenals locaal opleidingencentrum Zadkine Zuid-Hollandse
druk op de knop’ kengetallen zichtbaar te maken. De afdeling Informatie en
Eilanden (loc ZZHE).
ICT (I&I) heeft overigens dezelfde ervaring. Zoals ook verderop in dit rapport blijkt, is het wenselijk om de registratie van gegevens in het kader van de bpv
De rapportage van de gegevens in de volgende hoofdstukken volgt niet de vra-
te professionaliseren, zowel wat betreft registratiesystemen als wat betreft
genlijsten maar is thematisch. In het begin van elk hoofdstuk staat aangeven
de hantering en benutting.
welke gegevens met welke vragenlijst zijn verzameld.
Gegevens over contacten met bedrijven, de voorbereiding van deelnemers op de bpv en opvattingen over de bpv zijn verzameld met een schriftelijke vragenlijst voor alle Zadkine personeel dat betrokken is bij de bpv.
Bij Zadkine ABI is de bpv-organisatie recent hervormd en is vragenlijst 2 niet afgenomen, wel de vragenlijsten 1 en 3. De gegevens van vragenlijst 1 hebben alleen betrekking op de
3
afdeling Administratie. 4
Bij Zadkine Techniek is in 2007-2008 al onderzoek gedaan (Van den Berg, Van den Boogert & Preesman, 2008). Bij het huidige Zadkine-brede onderzoek is niet de integrale vragenlijst 2,
maar alleen een aantal nieuwe items daarvan voorgelegd. De respons op deze nieuwe items wordt afzonderlijk geanalyseerd en is niet betrokken in de navolgende analyses. Vragenlijst 1 is wel afgenomen (maar niet bij alle locaties) en er is een groepsinterview aan de hand van vragenlijst 3 geweest.
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 11
2 Personeel en teams Met vragenlijst 1 zijn gegevens verzameld over de teamsamenstellingen en de taakverdeling rond de bpv. Met vragenlijst 2 zijn gegevens verzameld over de functies van bpv-betrokkenen, teamkenmerken die men belangrijk vindt voor een goede bpv, en wensen wat betreft de organisatie van de bpv. Met vragenlijst 3 zijn wensen op het terrein van de professionalisering in het kader van de bpv geïnventariseerd. Hieronder volgen de resultaten.
2.1 Functie(s) van bpv-betrokkenen Veel Zadkiners die betrokken zijn bij de bpv zijn (onder meer) docent, bpv-
Uit de tabel blijkt ook dat er verschillen zijn tussen de oc´s. Bij Handel en Ui-
coördinator en/of bpv-begeleider. Verder zijn er ook instructeurs en diverse
terlijke Verzorging (H&UV) en bij Horeca en Toerisme (H&T) liggen bpv-taken
typen leidinggevenden (teamcoördinatoren, bpv-coördinatoren, adjunct-di-
(vooral) bij anderen dan docenten. Bij de andere oc’s zijn steeds meer dan de
recteuren, opleidingscoördinatoren/managers en dergelijke) betrokken bij de
helft van de bpv-betrokkenen docent. Bij ZAP/AKA en AKA zijn er bovendien
bpv, evenals andersoortige functionarissen (onder meer mentoren, coaches,
vrij veel instructeurs bij de bpv betrokken. Bij H&UV, H&T, ZAP/AKA en AKA
studieloopbaanbegeleiders) (zie Tabel 2.1).
zijn er relatief veel bpv-begeleiders onder de bpv-betrokkenen.
Tabel 2.1 Functie(s) van bpv-betrokkenen (meer antwoorden mogelijk), in percentages per oc en totaal (N=130) H&UV
H&T
GLO
WSC
ZAP/AKA
ZZHE
Totaal
+AKA docent instructeur bpv-begeleider team-coördinator bpv-coördinator
14,3
0
71,4
91,1
57,9
86,7
66,9
0
9,1
0
1,8
31,6
0
6,2
50,0
45,5
7,1
12,5
42,1
6,7
22,3
0
0
21,4
12,5
10,5
15,3
10,8
42,9
27,3
57,1
16,1
10,5
53,3
28,5
leiding/coördinatie anders
7,1
36,4
0
7,1
10,5
6,7
9,2
anders
7,1
0
13,3
15,5
10,5
17,6
11,1
Eenzelfde persoon kan meer functies tegelijk hebben. Een derde van de bpv-
dinatoren en andere leidinggevenden) onderscheiden van personen met een
betrokkenen heeft een enkelvoudige functie heeft (vooral vaak docent of bpv-
uitvoerende functie (docenten, instructeurs, bpv-begeleiders), dan heeft in de
begeleider), de anderen hebben een combinatie van functies. Wanneer we
onderzoeksgroep 1 op de 8 personen alleen een beleidsfunctie, 6 op de 10 al-
personen met een beleids- of leidinggevende functie (team- en bpv-coör-
leen een uitvoerende functie en een kwart een combinatie van beide.
12 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
2.2 Teamsamenstelling en taakverdeling In vragenlijst 1 is gevraagd naar:
Zoals in hoofdstuk 1 is aangeven zijn er in het huidige Zadkine brede onder-
• de totale formatie per team/cluster (wtf) en de bpv-formatie daarbin-
zoek echter onvoldoende gegevens beschikbaar gekomen om betrouwbare
nen (wtf), • het totale aantal personen in het team/cluster en het aantal personen daarvan met bpv-taken.
analyses te kunnen maken. Binnen teams zijn bpv-begeleiders vaak bij allerlei taken rond de bpv betrokken zijn, afgezien van opmaken en afsluiten van bpv-overeenkomsten. Docen-
Een goede registratie van deze gegevens geeft een indicatie van de investerin-
ten zijn minder vaak dan bpv-begeleiders bij diverse taken betrokken, instruc-
gen van teams in de bpv. In het eerdere onderzoek bij Zadkine Techniek bleek
teurs aanzienlijk minder vaak. Bpv-coördinatoren zijn net als bpv-begeleiders
dat hierin aanzienlijke verschillen zitten, die onder meer te maken hebben met
bij veel taken betrokken. Teamcoördinatoren en adjuncts zijn bij relatief weinig
de leerweg (BOL/BBL) en de branche waarvoor wordt opgeleid.
taken betrokken. Zie verder Tabel 2.2.
2.3 Belangrijke kenmerken van teams Alle bpv-betrokkenen hebben aangegeven in welke mate ze bepaalde kenmer-
Teams scoren redelijk tot goed op deze top 6, de gemiddelde score per item
ken van teams belangrijk vinden voor een goede bpv. Ook hebben ze aangege-
ligt tussen 7,6 en 8,1.
ven in welke mate hun team aan deze criteria voldoen. De resultaten staan in Tabel 2.3; de items die men het belangrijkste vindt staan bovenaan. De top 6
Alles bij elkaar vinden bpv-betrokkenen vooral de direct deelnemer- en bpv-
van kenmerken van teams die bpv-betrokkenen (heel) belangrijk vinden voor
gerelateerde teamkenmerken belangrijk. Minder belangrijk vinden ze zaken die
een goede bpv is: 5
te maken hebben met de wereld daaromheen: relatief laag scoren namelijk items die te maken hebben met werkervaring in het onderwijs en de branche,
1)
sociale vaardigheden (96%)
en de beschikbaarheid van informatie over het Bpv-platform en stedelijke en
2) kennis van beoordelen van deelnemers (94%)
landelijke ontwikkelingen op het gebied van de bpv. Verkend zou moeten wor-
3) kennis van de inhoud van de bpv (92%)
den welke informatie over de laatstgenoemde drie thema’s echt van belang en
4) kennis van examinering / beoordeling (92%)
van betekenis is voor bpv-betrokkenen en op welke manieren ze beter kunnen
5) inhoudelijke vakkennis over de opleiding (88%)
worden bereikt dan nu.
6) kennis van pedagogiek/didactiek (87%)
5
Verschillen tussen oc’s en functies vertonen geen opmerkelijke patronen en zijn niet significant. Een vergelijking met het eerdere onderzoek bij Zadkine Techniek is niet op alle punten te maken omdat er in de huidige vragenlijst extra vragen zijn toegevoegd. De top 6 komt toch op een aantal punten overeen, maar bij Techniek stonden ook tijd voor contact met bpv-bedrijven en bpv-deelnemers in de top.
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 13
Docent
Instructeur
bpv-coördinator
Team-coördinator
vinden van bpv-plaatsen bij bedrijven
XXX
XX
X
XXX
X
ontwikkelen van een bpv-beleid
XX
X
X
XXX
XX
XX
Werkgroep, management
programmeren van de bpv (periodes en inhoud)
XX
XX
X
XXX
XX
X
Werkgroep
geven van bpv-voorlichting aan ouders, deelnemers en decanen
XXX
XXX
X
XXX
X
plaatsen van een deelnemer bij een bedrijf (waaronder matchen)
XX
XX
X
XXX
opmaken, afsluiten (en e.v.t. muteren) van bpv-overeenkomsten
X
onderhouden van contacten met de praktijkopleiders in het bedrijf
XXX
XX
X
XXX
bezoeken van de deelnemer in het bedrijf
XXX
XX
X
X
vaststellen van de voortgang in de opleiding in de praktijk bij de deelnemer
XXX
XX
X
X
vaststellen en oplossen van knelpunten in de contacten tussen school en bedrijf
XXX
XX
X
XXX
X
sturen en controleren van de inhoud van de bpv
XXX
X
X
XX
X
opstellen van de praktijkexamenopdrachten
XX
XX
X
X
X
afnemen van de praktijkexamenopdrachten
XX
X
geven van voorlichting aan bedrijven
XXX
X
X
XX
X
vaststellen van de tevredenheid (of klachten) van bpv-deelnemers
XXX
XX
X
XX
X
vaststellen van de tevredenheid (of klachten) van bpv-bedrijven
XXX
X
X
XX
X
14 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
Adjunct
Taak / stap
bpv-begeleider
Derden, te weten...
Tabel 2.2 Taakverdeling rond de bpv
Deelnemers, Intermediairs/ Stagebureau
X
Administratie X
X
X
Constructeurs/ ontwikkelaars Onafhankelijke derden, assessoren
niet of minder belangrijk
neutraal/geen mening
(heel) belangrijk
N
mate waarin het team hieraan voldoet (1-10)
N
Tabel 2.3 Kenmerken van onderwijsteams in relatie tot een goede bpv: mate van belang en mate waarin het team hieraan voldoet
sociale vaardigheden
1,4
2,9
95,7
139
8,1
131
kennis van beoordelen van deelnemers
2,9
2,9
94,2
137
7,7
131
kennis van de inhoud van de bpv
2,9
5,0
92,1
139
7,5
132
kennis van examinering / beoordeling
2,2
5,8
92,0
137
7,6
130
inhoudelijke vakkennis over de opleiding waarvoor de leerling bpv doet
2,9
9,4
87,8
139
7,8
131
kennis van pedagogiek/didactiek
3,9
9,5
86,9
137
7,6
127
kennis van de bpv begeleiding
6,5
8,7
84,8
138
7,3
130
tijd voor contact met bpv-deelnemers
10,8
5,8
83,5
139
7,1
130
tijd voor contact met bpv-bedrijven
14,4
9,4
76,3
139
6,7
127
het verbeteren van bpv-processen in termen van het borgen in een bpv-handboek, c.q. kwaliteitsysteem
6,6
21,2
72,3
137
6,7
121
een goede PR rondom bpv-activiteiten
5,8
23,4
70,8
137
6,8
124
kennis van bedrijven
8,0
26,1
65,9
138
7,1
131
visie op samenwerking tussen onderwijs en bedrijven in het algemeen
6,5
28,1
65,5
139
6,8
124
beschikbaarheid van informatie t.a.v. het Bpv-platform (terugkoppeling van interne informatie)
7,6
32,8
59,5
131
6,2
118
werkervaring in de branche
9,6
31,1
59,3
135
6,8
124
werkervaring in het onderwijs
10,9
30,4
58,7
138
7,6
126
beschikbaarheid van informatie t.a.v. landelijke ontwikkelingen op het terrein van bpv
10,3
34,6
55,1
136
6,1
118
beschikbaarheid van informatie t.a.v. stedelijke ontwikkelingen en projecten op het terrein van bpv
14,1
34,8
51,1
135
5,7
119
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 15
2.4 Wensen rond organisatie en professionalisering Welke voorkeuren hebben bpv-betrokkenen wat betreft de organisatorische
Centralisatie versus decentralisatie
vormgeving van de bpv bij hun team in relatie tot het oc als geheel? In vra-
Zoals blijkt uit Tabel 2.5 betreffen wensen tot centralisatie vooral het regelen,
genlijst 2 is hierover een aantal vragen gesteld, vooral over wensen tot meer of
controleren en sturen van wettelijke, verplichte zaken en de registratie en ad-
minder uniformiteit en wensen tot meer of minder centralisatie. Via vragen-
ministratie van bpv-gegevens. Circa tweederde van de respondenten spreekt
lijst 3 is gevraagd naar wensen op het vlak van de eigen professionalisering
deze behoefte uit. Wensen tot decentralisatie betreffen vooral (het realiseren
van de examinering in het kader van in de bpv. De resultaten zijn als volgt.
van) per team/cluster van een eigen relatiebestand van bedrijven en het verdelen van bpv-taken over meer personen, maar de verschillen met de groepen
Uniformering versus differentiatie
die op deze punten juist centralisatie willen, zijn klein.
Zoals blijkt uit Tabel 2.4 betreffen wensen tot uniformering enigermate docu-
Al met blijken de wensen tot centralisatie van regel- en papierwerk het meest
menten en faciliteiten voor teams bij de uitvoering van de bpv. Iets meer dan
brede draagvlak te hebben. Bij de andere wensen zijn er steeds zowel veel
de helft van bpv-betrokkenen willen uniformering op dit vlak; de groep die juist
voor- als tegenstanders. Bij de formulering en implementatie van beleid moet
differentiatie wil is echter ook heel groot.
hiermee rekening worden gehouden. Verschillen tussen de oc’s bestaan eruit dat er vooral bij H&T en ZZHE wensen tot centralisatie leven en vooral bij GLO
Wensen tot differentiatie betreffen tot op zekere hoogte de duur van de bpv,
en WSC wensen tot decentralisatie.
beleid en regels ten aanzien van de bpv, de wijze van benadering van bedrijven en de toedeling van bpv-uren. De groepen die uniformering willen op deze
Professionalisering van de examinering
punten zijn echter ook vrij groot.
In alle gevoerde gesprekken noemen de geïnterviewden behoeften aan professionalisering van de examinering in het kader van de bpv. Ze noemen daarbij
Over het geheel van de items gezien zijn er vooral bij H&UV en H&T wat meer
steeds verschillende mogelijke invullingen (zie Tabel 2.6). De Zadkine Academie
wensen tot uniformering en bij GLO minder.
heeft aanbod op dit terrein, maar de vraag blijkt groter dan het aanbod.
In het eerder genoemde bpv-onderzoek bij Zadkine Techniek zijn hierover open vragen gesteld. De antwoorden op die vragen hebben de onderzoekers in categorieën ondergebracht om een beeld
6
te kunnen geven en conclusies te kunnen trekken. Die antwoordcategorieën zijn in het huidige Zadkine-brede onderzoek in vragenlijst 2 in koppels van antwoordmogelijkheden ondergebracht. Er zijn alleen significante verschillen tussen oc’s, niet tussen functiecategorieën. Wanneer we naar de afzonderlijke items kijken, zijn de verschillen tussen de oc’s significant voor ‘beleid/regels’
7
(meer uniformeringswensen bij H&UV en H&T, meer differentiatie bij GLO, ZAP en ZAP/AKA, en ZZHE) en ‘documenten’ (meer uniformeringswensen bij H&UV en ZZHE, meer differentiatie bij GLO). Deze verschillen zijn niet significant wanneer ZAP/AKA en AKA buiten beschouwing blijven. Er zijn geen significante verschillen tussen functiecategorieën. De verschillen tussen de oc’s op elk van de vier items zijn significant. Wanneer ZAP/AKA en AKA buiten beschouwing blijven, zijn de
8
verschillen ook significant, uitgezonderd het item ‘registratie/administratie.’
16 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
Tabel 2.4 Voorkeuren wat betreft (a) uniformering of (b) differentiatie van de organisatie van de bpv in het eigen team, in relatie tot het opleidingencentrum als geheel (steeds koppels van uitspraken a en b)
%
N
(a) meer uniformiteit aanbrengen in het beleid en de regels t.a.v. de bpv
40,9
137
(b) beleid en regels t.a.v. de bpv (meer) laten variëren, met verschillen tussen teams
59,1
(a) meer uniformiteit aanbrengen in de toedeling van bpv-uren aan teams
45,1
(b) de toedeling van de bpv-uren (meer) laten variëren, met verschillen tussen teams
54,9
(a) meer uniformiteit aanbrengen in de faciliteiten voor teams bij de uitvoering van de bpv
53,4
(b) faciliteiten voor de teams (meer) laten variëren, met verschillen tussen teams
46,6
(a) meer uniformiteit aanbrengen in het benaderen van bedrijven
41,8
(b) de wijze van benadering van bedrijven (meer) laten variëren, met verschillen tussen teams
58,2
(a) meer uniformiteit aanbrengen in de duur van de bpv
36,0
(b) de duur van de bpv (meer) laten variëren, met verschillen tussen teams
64,0
(a) meer uniformiteit aanbrengen in documenten (zoals bpv-opdrachtenboeken, POK’s, en dergelijke)
54,3
(b) bpv-documenten (meer) laten variëren, met verschillen tussen teams
45,7
133 133 134 136
129
Tabel 2.5 Voorkeuren wat betreft (a) centralisatie of (b) decentralisatie van de aanpak van de bpv in het eigen team in relatie tot het opleidingencentrum als geheel (steeds koppels van uitspraken a en b)
%
N
(a) centraliseren van bpv-taken bij één of enkele personen
48,1
135
(b) bpv-taken over meer personen verdelen
51,9
(a) centraliseren van registratie en administratie van bpv-gegevens (bpv-overeenkomsten, overzicht van stagebedrijven en dergelijke)
63,8
(b) de registratie en administratie van bpv-gegevens op teamniveau uitvoeren
36,2
(a) (realiseren van) per oc van een centraal relatiebestand van bedrijven (opzetten, vullen en bijhouden)
46,5
(b) (realiseren van) per team/cluster een eigen relatiebestand van bedrijven
53,5
(a) c entraliseren van het regelen, controleren en sturen van wettelijke, verplichte zaken (zoals registratie van onderwijs- en bpv-tijd, aanwezigheid van de deelnemer op de stageplek, verzekeringen en certificaten en dergelijke)
69,2
(b) elk team/cluster controleert en regelt de wettelijke verplichtingen bij de eigen opleiding(en)
30,8
130
127
130
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 17
Tabel 2.6 Professionaliseringswensen op het gebied van examinering in het kader van bpv (N=13)
n
zelf een cursus volgen voor beoordelaar/assessor om deelnemers in de praktijk bij praktijkopdrachten en examenonderzoeken in de praktijk te kunnen beoordelen
8
zelf ervaring opdoen in de praktijk met het beoordelen van deelnemers bij praktijkopdrachten en examenonderzoeken in de praktijk
7
de praktijkopleider ervaring laten opdoen met het beoordelen van deelnemers bij praktijkopdrachten en examenonderzoeken in de praktijk
7
de praktijkopleider een cursus laten volgen voor het beoordelen van deelnemers bij praktijkopdrachten en examenonderzoeken in de praktijk
7
onze eigen aantoonbare kennis inzetten bij het beoordelen van deelnemers bij praktijkopdrachten en examenonderzoeken in de praktijk
7
onze eigen ervaring inzetten bij het beoordelen van deelnemers bij praktijkopdrachten en examenonderzoeken in de praktijk
7
een scholing inkopen en laten uitvoeren voor beoordelaars van examenonderzoeken in de praktijk (1x wordt hieraan toegevoegd dat dit volgens het ´train de trainer´ principe zou moeten met 1x voordoen en dan voortaan zelf doen)
6
onszelf bekwamen door (bijvoorbeeld aan de hand van hand-outs of job-aids) te achterhalen hoe je in de praktijk praktijkopdrachten en examenonderzoeken moet beoordelen
5
de praktijkopleider zichzelf laten bekwamen (bijvoorbeeld aan de hand van hand-outs of job-aids) hoe je in de praktijk praktijkopdrachten en examenonderzoeken moet beoordelen
5
ervaren (= inhoudelijk deskundig) beoordelaars inhuren bij examenonderzoeken in die in de praktijk worden afgenomen
4
aantoonbaar deskundige (= gediplomeerde) beoordelaars inhuren bij examenonderdelen die in de praktijk worden afgenomen
4
zelf een scholingstraject opzetten en uitvoeren voor beoordelaars van praktijkopdrachten en examenonderzoeken in de praktijk
4
iets anders, te weten: professionalisering van in- en externe medewerkers op het gebied van examineren in de praktijk
1
2.6 Samenvatting Docenten, bpv-begeleiders en –coördinatoren vormen de drie grootste groe-
uren, faciliteiten, benaderen van bedrijven, duur van de bpv, documenten) on-
pen betrokkenen bij de bpv. Zij hebben binnen de teams ook de meeste taken
geveer even groot. Vooral bij H&UV en H&T leven wat meer wensen tot unifor-
op dit terrein. In het algemeen vinden bpv-betrokkenen vooral de direct deel-
mering en bij GLO minder. Wensen tot centralisatie betreffen vooral regel- en
nemer- en bpv-gerelateerde kwaliteiten in hun team belangrijk daar concen-
papierwerk. Vooral bij H&T en ZZHE leven wensen tot centralisatie, bij GLO en
treren ze zich op. De wereld daaromheen (bijvoorbeeld ontwikkelingen bij het
WSC zijn er verhoudingsgewijs meer wensen tot decentralisatie.
Bpv-platform, in de regio en landelijk) vinden ze minder belangrijk. De behoefte aan professionalisering van de examinering in het kader van Wat betreft de organisatie van de bpv zijn de groepen die meer uniformering
de bpv is groot, waarbij diverse voorkeuren voor invullingen worden aan-
en die meer differentiatie willen (op het gebied van beleid en regels, toedeling
geven.
18 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
3 Deelnemers Met vragenlijst 1 zijn gegevens verzameld over de aantallen deelnemers (totaal en op bpv) naar leerweg en niveau. In vragenlijst 2 is gevraagd naar kenmerken van deelnemers die men van belang vindt voor een goede bpv en naar de mate waarin deelnemers aan die kenmerken voldoen. Ook is gevraagd naar de voorlichting aan deelnemers over de bpv en naar de manier waarop bpv-plaatsen worden gezocht en gevonden. De uitkomsten volgen hieronder.
3.1 Aantallen deelnemers Via vragenlijst 1 zijn gegevens over aantallen deelnemers verzameld. Die cij-
De geschetste problematiek geldt ook bij andere opleidingen. Bijvoorbeeld bij
fers corresponderen echter niet met de totale aantallen van Zadkine, vooral
Zadkine Techniek zijn er deeltijd-BOL opleidingen in sectoren met een tekort
omdat van een aantal afdelingen cijfers ontbreken en omdat uit verschillende
aan BBL-plaatsen. Bij de opleiding bank- en verzekeringswezen zijn er ook
registraties is geput.
tekorten, maar doordat de competentie-eisen omhoog zijn daalt het aantal deelnemers nu. Verder geldt in het algemeen dat het bij lagere opleidings-
Voor zover de gegevens geanalyseerd kunnen worden, valt op dat de oplei-
niveaus lastiger is om bpv-plaatsen te vinden er is meer vraag dan aanbod.
dingencentra verschillen waar het gaat om de leerwegen BOL, BBL en deeltijd
Er zijn veel inspanningen nodig om dit op te lossen (zie ook paragraaf 3.4).
BOL. ABI, ZAP/AKA, AKA en ZZHE hebben relatief veel BOL deelnemers, Tech-
Overigens is het belangrijk om onderscheid te maken tussen beschikbaarheid
niek heeft relatief veel BBL deelnemers. H&UV is het enige oc dat melding
van bpv-plaatsen en perspectieven op werk als zodanig. Sommige opleidingen
maakt van deeltijd BOL. Vooral bij dit oc is ook het aantal deelnemers dat niet
hebben wel bpv-plaatsen maar relatief weinig banen (sport en bewegen). Bij
op bpv gaat vanwege tekorten aan bvp-plaatsen hoog, wat vooral is toe te
andere zijn er wel banen maar te weinig bpv-plaatsen; dan zijn alternatieven
schrijven aan de instroom bij de opleidingen uiterlijke verzorging. Het aanbod
nodig zoals simulaties, interne leerbedrijven en leerafdelingen (bijv. nivo 1
aan deelnemers overtreft daar de opnamecapaciteit van de arbeidsmarkt,
electro, zorgopleidingen).
zowel wat betreft bpv-plaatsen als wat betreft werk. Eigen marktonderzoek van de opleiding uiterlijke verzorging sluit hierop aan. Dit probleem komt tot uitdrukking in het aantal deelnemers zonder bpv-plaats en in het aanbod van deeltijd BOL voor deelnemers die eigenlijk een BBL traject zouden willen.
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 19
3.2 Belangrijke kenmerken van deelnemers De top 3 van kenmerken van deelnemers die volgens bpv-betrokkenen van
Bovenstaande antwoordpatroon komt op hoofdlijnen overeen met dat van
belang zijn voor een goede bpv zijn sociale vaardigheden (97%), motivatie
Zadkine Techniek in het eerdere onderzoek. Overigens wordt opgemerkt dat
voor de opleiding (96%) en motivatie voor de beroepsrichting (96%). Vak-
wat belangrijk is voor een goede bpv, niet per se hetzelfde is als wat belang-
vaardigheden en taal/rekenvaardigheden komen direct daarna (81% en 75%)
rijk is voor een diploma of om niet voortijdig uit te vallen. De ervaring leert dat
(zie ook Tabel 3.1). 9
bpv-bedrijven hechten aan sociaal vaardige deelnemers (aardige jongens die op tijd op hun werk komen). Daarbij zijn ook vakkennis en -vaardigheden van
Deelnemers voldoen in het algemeen redelijk tot goed aan de belangrijkste
belang, getuige recent landelijk onderzoek onder bpv-bedrijven (Detmar en
criteria. De score op taal/rekenvaardigheid is echter met een 6 relatief laag.
De Vries, 2009). Ruim de helft van de door hen ondervraagde bedrijven ervaart
Dit kan geïnterpreteerd worden als een ondersteuning van beleid om in het
knelpunten op dit vlak. Dit cijfer oogt negatiever dan de 7 die bpv-betrokke-
beroepsonderwijs meer aandacht te besteden aan taal en rekenen.
nen van Zadkine aan de vakvaardigheden van hun bpv-deelnemers verbinden.
niet of minder belangrijk
neutraal/ geen mening
(heel) belangrijk
N
mate waarin deelnemers hieraan voldoen (1-10)
N
Tabel 3.1 Kenmerken van deelnemers in relatie tot een goede bpv: mate van belang en mate waarin bpv-deelnemers hieraan voldoen
sociale vaardigheden
0,0
2,9
97,1
139
7,2
128
motivatie voor de opleiding
1,4
2,2
96,4
139
7,4
130
motivatie voor de beroepsrichting
1,5
3,0
95,6
135
7,4
127
vakvaardigheden
9,0
9,7
81,3
134
7,0
125
taal/rekenvaardigheden
3,7
21,3
75,0
136
6,1
126
passend uiterlijk
13,8
31,9
54,3
138
7,0
118
passende leeftijd
45,5
36,4
18,2
132
6,4
105
Zes personen hebben de categorie ‘anders, te weten…’ ingevuld met als antwoorden: beroepenbeeld, cliëntgerichte benadering, interesse in kunst en cultuur, motivatie voor bpv, prettige sociale omgang, representatief zijn.
9
Verschillen tussen oc’s en functies vertonen geen opmerkelijke patronen en zijn niet significant.
20 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
3.3 Voorlichting aan deelnemers In vragenlijst 2 zijn twintig onderwerpen voorgelegd waarover bpv-deelnemers
Opgemerkt wordt dat de scores voor zowel het belang van de verschillende
al dan niet voorlichting (zouden moeten) krijgen. In Tabel 3.2 staan de reacties,
onderwerpen als voor de mate waar ze in de voorlichting daadwerkelijk aan
in volgorde van belang van de onderwerpen.10 Het blijkt dat de betrokkenen bij
de orde komen erg positief zijn. Ook de Inspectie van het Onderwijs (2009)
de bpv veel onderwerpen (heel) belangrijk vinden; voor de eerste elf onderwer-
komt op basis van kleinschalig onderzoek bij onderwijsinstellingen, bedrijven
pen geldt dit voor steeds meer dan 9 van de 10 respondenten. De scores voor
en kenniscentra tot de conclusie dat de onderwijsinstellingen de voorlichting
de mate waarin men in de praktijk inderdaad voorlichting over deze onder-
aan deelnemers op orde hebben. Mogelijk is in het huidige onderzoek toch
werpen geeft, zijn ruim voldoende tot goed. Het gaat steeds om onderwerpen
sprake van enigszins sociaal wenselijke of strategische antwoorden. Als te-
die direct met de organisatie en inhoud van het primaire proces van de bpv te
genwicht geldt in elk geval dat uit het eerder al genoemde onderzoek onder
maken hebben, en dan vooral vanuit de opleiding gezien.
bedrijven naar voren komt, dat 43% van de bedrijven knelpunten ervaart wat betreft de voorbereiding van deelnemers op de bpv. Veel deelnemers weten on-
Minder vaak, maar toch nog hoog scoren items die meer op randvoorwaarden
voldoende wat ze moeten doen in het bedrijf. De voorlichting aan deelnemers
betrekking hebben: 8 á 9 van de 10 bpv-betrokkenen noemen voorlichting over
en het regelen van praktische zaken (verzekeringen, praktijkovereenkomsten)
contactgegevens van de bpv begeleider(s), over de bpv-overeenkomst (POK)
zou volgens bedrijven moeten verbeteren.11 Dit laatste komt weer overeen met
en over gewoontes en regels van het bpv-bedrijf als belangrijke onderwer-
de relatief lage prioriteit die Zadkiners aan deze punten geven. In dit verband
pen. Het laagst scoren bpv-vergoedingen en reis- en verblijfskosten (zowel
zouden te minste de voorlichting aan deelnemers en de verwachtingen die
in belang als in beoordeling). Ook relatief laag scoren kledingvoorschriften,
bedrijven op dat vlak hebben, meer op elkaar moeten worden afgestemd.
verzekeringen en werktijden.
De verdeling van de scores zijn heel scheef (veel zeer positieve antwoorden) en dat geldt bij alle oc’s en alle functies. Verschillen tussen oc’s en functies vertonen geen opmerkelijke patronen en zijn
10
niet significant. Detmar & De Vries (2009).
11
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 21
niet of minder belangrijk
neutraal/ geen mening
(heel) belangrijk
N
mate waarin dit gebeurt (1-10)
N
Tabel 3.2 Voorlichting aan de deelnemer over de bpv, mate van belang en mate waarin deze voorlichting in de praktijk wordt gegeven
de bpv-periode
0,7
0,7
98,6
138
8,5
134
de omvang/duur van de bpv
0,0
2,2
97,8
138
8,5
134
de gedragsregels tijdens de bpv
2,2
3,6
94,2
137
8,0
132
procedure bij verzuim, verlof en ziekte tijdens de bpv
1,5
4,4
94,2
137
7,8
132
de wijze van beoordeling van de bpv
0.7
5,1
94,1
136
7,8
134
werkzaamheden tijdens de bpv
2,
4,4
93,3
135
7,7
129
de wijze van begeleiding van de bpv(s)
1,5
5,8
92,7
137
8,1
132
inleveren bpv-opdrachten
1,5
5,9
92,6
136
7,7
132
de werkwijze bij de plaatsing op de bpv-plek
4,4
3,7
91,9
135
7,9
129
inhoud van en opdrachten bij de bpv
2,2
6,7
91,1
135
7,9
132
afronding bpv + bekend maken eindresultaat
1,5
7,5
91,1
135
7,9
131
contactgegevens van de bpv begeleider(s)
2,9
7,3
89,8
137
7,9
132
de bpv-overeenkomst (POK)
5,1
9,6
85,3
136
8,0
130
gewoontes en regels van het bpv-bedrijf
6,5
12,3
81,2
138
7,4
131
werktijden van het bpv-bedrijf
10,1
11,6
78,3
138
7,6
130
benodigde verzekeringen voor de bpv
8,0
20,4
71,5
137
7,0
121
kledingvoorschriften tijdens de bpv
11,0
17,6
71,3
136
7,3
127
reis- en verblijfskosten tijdens de bpv
22,0
31,1
47,0
132
6,2
117
bpv-vergoeding(en)
22,9
35,1
42,0
131
6,4
114
Drie personen hebben de categorie ‘anders, te weten …’ ingevuld met als antwoorden: deze vraag is moeilijk te beoordelen voor mij, peer support, verwachtingen bedrijf wat betreft inzet/motivatie.
22 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
3.4 Op zoek naar een bpv-plaats Een derde van de bpv-betrokkenen geeft aan dat deelnemers een bpv-plaats
In eerder landelijk onderzoek door de Algemene Rekenkamer (2008) noem-
moeten zoeken aan de hand van een lijst van school. Volgens nog eens een
den deelnemers die moeite hadden om een bpv-plaats te vinden zelf vooral
vijfde moeten deelnemers het helemaal zelf doen. Volgens een op de drie ligt
een tekort aan bpv-plaatsen als reden, gevolgd door onvoldoende hulp van
het primaat bij de school. Volgens 1 op de 8 gaat het om een mix van school
de school en het feit dat bedrijven deelnemers van een hoger niveau willen.
en deelnemer; dit antwoord lijkt (deels) te maken te hebben met het verschil
Wat opvalt, is dat deelnemers hier (mede) naar de school verwijzen en niet
tussen BOL en BBL bij teams die beide leerwegen aanbieden (zie Tabel 3.3).
naar zichzelf, terwijl in ons eigen onderzoek de bpv-betrokkenen vooral naar factoren bij de bedrijven en deelnemers verwijzen en niet naar factoren bij
Voor deelnemers is het moeilijker dan voor de school om bpv-plaatsen te vin-
henzelf. Volgens de Inspectie van het Onderwijs (2009) ondersteunen de on-
den. Belemmeringen voor deelnemers die bpv-betrokkenen het vaakst noe-
derwijsinstellingen hun deelnemers in het algemeen voldoende bij het zoeken
men zijn: een gebrek aan bpv-plaatsen, het hogere opleidingniveau dat het
naar een bpv-plaats, maar vallen er ook wel eens gaten in ondersteuning en
bedrijf wil, en onwetendheid over hoe een bedrijf te benaderen. Belemme-
matching. Een meer actieve matching van leerbehoeften van de deelnemer
ringen voor de school die het vaakst worden genoemd hebben te maken met
en leermogelijkheden in de werksituatie is één van de manieren om meer uit
een gebrek aan bpv-plaatsen en het hogere opleidingsniveau dat het bedrijf
de bpv te halen dan nu vaak nog het geval is.
wil ten opzichte van het niveau van de beschikbare deelnemers (zie Tabel 3.4 tot en met 3.7).
Tabel 3.3 Zoeken van een bpv-plaats door deelnemers of school,
Tabel 3.4 M oeite voor deelnemers die zelf een bpv-plaats moeten
in percentages (N=135) de deelnemers moeten zelf zoeken (bijv. solliciteren)
vinden, in percentages (N=84) 20,0
de deelnemers moeten zelf zoeken, maar de school geeft hen 34,1 een lijst van bedrijven de school selecteert een bpv-plaats en wijst die aan de deelnemer toe
16,3
de school selecteert een bpv-plaats en bespreekt die keuze met de deelnemer om tot plaatsing te komen
14,8
zowel deelnemers als school zoeken en selecteren
14,8
erg moeilijk
11,9
moeilijk
33,3
niet gemakkelijk of moeilijk
32,1
gemakkelijk
17,9
erg gemakkelijk
4,8
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 23
Tabel 3.5 De meest voorkomende belemmeringen voor deelnemers om een bpv-plaats te vinden (maximaal 3 antwoorden per respondent), in percentages (N=141) er zijn niet genoeg bpv-plaatsen
29,8
er worden meestal stagiairs van een hoger niveau gevraagd
28,4
de deelnemer weet niet goed hoe hij of zij een bedrijf moet benaderen
26,2
de deelnemer is te onzeker/verlegen
17,7
werkgevers zien de deelnemer in kwestie niet zitten
17,7
de deelnemer spreekt onvoldoende Nederlands voor het gevraagde opleidingsniveau in de praktijk
17,0
de deelnemer weet meestal niet hoe hij moet solliciteren
12,1
de deelnemer zijn/haar uiterlijk (kleding, verzorging) is een probleem
8,5
de school heeft onvoldoende tijd deelnemers te helpen bij de ondersteuning van het vinden van een stageplaats
5,7
25 personen hebben ‘anders, te weten …’ ingevuld, met als antwoorden: deelnemer die er weinig aan doet/afwacht/er te gemakkelijk erover denkt (4x), niet weet hoe een plaats te zoeken, teveel eisen stelt (2x), onvoldoende gemotiveerd is (2x), bepaalde competenties mist, te mondig is, te ver/te lang moet reizen (4x); bedrijven met te weinig tijd/capaciteit voor begeleiding, bedrijven die een langere stageduur willen (2x); economische recessie/krappe arbeidsmarkt (3x); accreditatie (2x); afspraken met andere opleidingen; geen belemmeringen.
Tabel 3.6 Moeite voor de school wanneer deze een bpv-plaats moet vinden, in percentages (N=60) erg moeilijk
8,3
moeilijk
18,3
niet gemakkelijk of moeilijk
51,7
gemakkelijk
10,0
erg gemakkelijk
11,7
24 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
Tabel 3.7 De meest voorkomende belemmeringen voor de school om een bpv-plaats te vinden (maximaal 3 antwoorden per respondent), in percentages (N=141)
er zijn niet genoeg bpv-plaatsen
18,4
er worden meestal deelnemers (ten aanzien van de bpv) van een hoger niveau gevraagd
14,9
de deelnemer heeft te weinig opleidingsinhoud en –ervaring voor het gevraagde opleidingsniveau in de praktijk
11,3
werkgevers zien de deelnemer in kwestie niet zitten
7,1
de school heeft geen adequaat en/of up-to-date register van leerbedrijven
6,4
de school heeft onvoldoende tijd om deelnemers bij het vinden van een bpv-plaats te helpen
5,0
de school heeft zich (nog) niet goed kunnen profileren in de contacten met het bedrijfsleven
5,0
de school weet niet goed hoe ze een bedrijf moet benaderen
1,4
16 personen hebben ‘anders, te weten …’ ingevuld, met als antwoorden: 2 dagen stage/week is ongunstig; stage-uren zijn ongunstig in relatie tot praktijk die vooral middag en avonduren heeft; soms regionaal te weinig dekking/te veel reistijd; onvoldoende kwalitatief goede bpv-plaatsen; convenant voor deelnemers per bpv-bedrijf; deelnemers hebben geen reëel beeld van de bpv-plaats; flexibiliteit van scholen/bedrijven; groot aanbod; te veel deelnemers in 1x op stage; tussentijdse wisselingen; vast bestand van convenantscholen; we hebben genoeg bpv-bedrijven; er zijn geen belemmeringen (3x)
Wat betreft het zoeken van bpv-plaatsen zijn er aanmerkelijke verschillen
De redenen waarom het voor deelnemers moeilijk is om een bpv-plaats te
tussen de oc’s. Zelf zoeken door de deelnemer (al dan niet met een lijst van
vinden verschillen ook tussen oc’s. Vooral bij ZAP/AKA en AKA komen veel
school) gebeurt vooral veel bij H&UV. Ook bij GLO, WSC en ZZHE ligt relatief
van de in Tabel 3.5 aangegeven oorzaken significant vaker voor.13 Een tekort
vaak het initiatief bij de deelnemer. Bij H&T en bij ZAP/AKA en AKA ligt ver-
aan bpv-plaatsen wordt bij H&UV niet significant vaker genoemd dan bij an-
houdingsgewijs vaak het initiatief (mede) bij de school.
dere oc´s, hoewel daar dus volgens de antwoorden op vragenlijst 1 wel vaker deelnemers geen bpv-plaats hebben als gevolg van tekorten.
Ook wat betreft de mate waarin het voor deelnemers makkelijk/moeilijk is om een bpv-plaats te vinden zijn er verschillen tussen oc’s. Vooral bij ZAP/
De mate waarin het voor de school moeilijk of gemakkelijk is op een bpv-
AKA en AKA en in mindere mate bij H&UV melden bpv-betrokkenen dat het
plaats te vinden verschilt niet significant tussen oc’s. Redenen waarom het
(erg) moeilijk is voor deelnemers om een bpv-plaats te vinden. Bij GLO is het
voor de school moeilijk verschillen tussen de oc’s vooral voor items die ver-
verhoudingsgewijs gemakkelijker. In paragraaf 2.1 is al genoemd dat tekor-
wijzen naar kenmerken van de deelnemer: ‘bedrijven willen deelnemers van
ten aan bpv-plaatsen voor bepaalde opleidingen tot gevolg hebben dat deel-
een hoger niveau ’ en ‘de deelnemer heeft te weinig opleidingsinhoud en
nemers niet op bpv kunnen gaan. Dat geldt vooral voor opleidingen uiterlijke
-ervaring’. Bij ZAP/AKA en AKA worden deze factoren vaker genoemd dan
verzorging.
bij de andere oc’s.
12
12
Wanneer ZAP/AKA+AKA buiten beschouwing blijven, blijven de verschillen tussen de overige oc’s significant.
13
Wanneer ZAP/AKA_AKA buiten de analyses blijven, zijn de verschillen tussen de overige oc’s niet significant, afgezien van ‘uiterlijk is probleem’ dat relatief vaak bij H&UV wordt genoemd.
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 25
3.5 Beleid gericht op plaatsing en begeleiding In het merendeel van de gesprekken aan de hand van vragenlijst 3 is aan-
mondeling.’ In de meeste situaties waar een stappenplan is, controleren bpv-
geven dat er een geformaliseerd stappenplan is voor de plaatsing en bege-
verantwoordelijken de handhaving ervan. Enkelen merken op dat er alleen
leiding van de deelnemers (bijvoorbeeld een procedureboek, een handboek,
naar aanleiding van signalen/problemen/escalatie iets aan controle gebeurt.
een oc-reglement met daarvan afgeleide procedures per team, projectwijzers in cgo-materiaal, een stageboek). Degenen die bij het gesprek ‘nee’ invul-
Het feit dat nog niet overal stappenplannen zijn, laat staan dat de handhaving
len lichten dit toe met ‘bij sommige opleidingen wel en ook wel in het geval
ervan structureel wordt gecontroleerd, leidt tot de conclusie dat er op dit vlak
van grote bpv-bedrijven’ en ‘er is nog geen handboek, we doen het alleen
nog winst te boeken valt. De verwachtingen die men heeft voor de toekomst
Kader 3.1 Uitspraken in interviews over verwachte veranderingen op het terrein van plaatsing en begeleiding en consequenties hiervan voor het beleid • Proeve van Bekwaamheid (PvB) in de praktijk, stage zelf in de examen-
eisen stelt aan bedrijven die stagiairs willen. Dit betekent voor het be-
mix, kwaliteit wordt steeds belangrijker. Dit betekent meer eisen aan
leid dat plaatsen en begeleiden moeten centraliseren, dat registratie
stageplaatsen, aan onszelf en aan ons organiserend vermogen, en geld
en inhoudelijke begeleiding meer gescheiden worden, en dat aandacht
vrijmaken voor assessoren in/uit bedrijven.
nodig is voor de professionalisering van de betrokkenen (front- en back-
• Plaatsen wordt lastiger, aantal simulaties (simulatiebedrijven) zal toenemen.
office).
• Plaatsen en begeleiden wordt steeds belangrijker en zal zowel intern als
• Meer individueel bepalen wat er aan onderwijs en bpv nodig is. Dit be-
extern gecontroleerd gaan worden. Dit betekent een intensivering van
tekent dat er scholing van personeel nodig is op het gebied van intake
bpv-werk, bij vastleggen van begeleidingsgesprekken, vaste begeleiders
en studieloopbaanbegeleiding.
voor specifieke deelnemers. Doen we nog niet overal. • De kwaliteit zal verbeteren en er zullen leerafdelingen/leerlandschappen komen. Dat betekent dat daarvoor specifiek plaatsingsbeleid moet komen. • Er zal centrale ondersteuning en transparante centrale regie komen.
• Er zal een handboek komen met stroomschema’s en er zal een omschrijving komen van de rol van bedrijven. • Er komt een en ander op papier en dat heeft gevolgen voor de deelnemersadministratie.
• Controle op onderwijstijd in de bedrijven zal onderdeel van de begeleiding
• Plaatsing zal moeilijker worden door de crisis, bedrijven worden kieskeuri-
moeten gaan worden. Dit betekent dat bedrijven moeten emanciperen en
ger. Dit betekent dat we actief met bedrijven in contact moeten blijven.
zich beter bewust moeten worden welke opleidingsdelen wel/niet in het
• Onze uren voor begeleiding en plaatsing nemen af, de verscheidenheid in
bedrijf uitgevoerd kunnen worden.
het niveau van onze deelnemers neemt toe, er komen meer multiproblem
• Niet vanuit je oc deelnemers plaatsen maar denken vanuit verschillende
deelnemers en het taalniveau daalt. Dit heeft tot gevolg dat ze pas later
oc’s en de bpv-instellingen daarin maatwerk en eenduidigheid bieden.
op stage kunnen. Gevolgen zijn dat we als team capaciteitsproblemen
Hierbij hoort ook dat de school vanuit een visie op leren en begeleiden
hebben/krijgen.
26 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
onderstrepen dit. Veel geïnterviewden spreken namelijk de verwachting uit dat
wordt ook verwezen naar een toename van het aantal leerafdelingen, leerland-
een goede plaatsing en begeleiding van deelnemers en andere kwaliteitsaspec-
schappen, simulaties en dergelijke relatief nieuwe bpv-omgevingen. Enkelen
ten van de bpv in de bedrijven steeds belangrijker zullen worden. Dit betekent
wijzen op toenemende problematiek bij hun doelgroepen en afnemende facili-
dat de eisen aan school en bedrijven in het kader van de bpv gaan toenemen
teiten om ze te bedienen. Zie Kader 3.1 voor een overzicht van alle antwoorden
en professionalisering en andere investeringen vergen. In een aantal gesprekken
uit de interviews.
3.6 Samenvatting De gegevens over deelnemersaantallen (voor zover aangeleverd) laten zien
minste de voorlichting aan deelnemers en de verwachtingen die bedrijven op
dat bij ABI, ZAP/AKA en AKA en ZZHE de aantallen deelnemers in de BOL vrij
dat vlak hebben, meer op elkaar moeten worden afgestemd. Ook bij het vin-
hoog zijn, terwijl er bij Techniek relatief veel BBL-ers zijn. Bij H&UV zijn er vrij
den van bpv-plaatsen en de moeite die dat kost zijn er wat verschillen tussen
veel deelnemers zonder bpv-plaats, vooral bij de opleiding uiterlijke verzorging.
het beeld van eigen bpv-betrokkenen en het beeld dat bpv-deelnemers dat in
Ook bij andere opleidingen is extra aandacht nodig voor de afstemming van het
landelijk onderzoek geven. Bpv-betrokkenen noemen vooral een gebrek aan
aanbod van deelnemers aan de beschikbaarheid van bpv-plaatsen. Verwant
bpv-plaatsen, het hogere opleidingniveau dat het bedrijf wil en onwetendheid
(maar niet parallel) hieraan is aandacht nodig voor een goede afstemming van
van deelnemers over hoe ze een bedrijf moeten benaderen. Bpv-deelnemers
het aanbod van deelnemers en de vraag naar personeel.
noemen ook een tekort aan bpv-plaatsen en het feit dat bedrijven deelnemers van een hoger niveau willen als redenen, maar als derde factor dat de school
Kenmerken waarover deelnemers zouden moeten beschikken voor een goede
onvoldoende helpt. Een meer actieve matching van leerbehoeften van de deel-
bpv zijn vooral sociale vaardigheden en motivatie, direct gevolgd door vak-
nemer en leermogelijkheden in de werksituatie kan één van de manieren zijn
vaardigheden en taal- en rekenvaardigheden. Vooral de taal- en rekenvaar-
om meer uit de bpv te halen dan nu vaak nog het geval is.
digheden van deelnemers verdienen extra investeringen om ze op een hoger niveau te brengen.
De plaatsing en begeleiding van deelnemers gebeurt doorgaans aan de hand van een geformaliseerd stappenplan. Bpv-verantwoordelijken controleren de
Volgens de bpv-betrokkenen van Zadkine krijgen deelnemers goede voorlich-
handhaving hiervan, al komt ook nog voor dat dit alleen naar aanleiding van in-
ting over de bpv, vooral wat betreft de organisatie en inhoud van het primaire
cidenten gebeurt. Op dit vlak valt zeker nog winst te boeken en de verwachtingen
proces (gedragsregels, werkzaamheden, opdrachten, begeleiding, beoordeling
die men heeft voor de toekomst onderstrepen dit. De verwachting is namelijk
en dergelijke), maar ook wel over meer randvoorwaardelijke zaken. Het be-
dat het belang van goede plaatsing en begeleiding toeneemt en bijbehorende
lang dat men aan deze voorlichting hecht en de mate waarin men deze naar
investeringen zal vereisen. Hierbij is ook van belang dat er met leerafdelingen,
eigen zeggen ook realiseert, levert een wat ander beeld op dan wat bedrijven
leerlandschappen en simulatie-omgevingen veel nieuwe typen leeromgevingen
volgens landelijk onderzoek aan knelpunten ervaren. In dit verband zouden te
op stapel staan.
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 27
4 Bedrijven Met vragenlijst 1 zijn kengetallen over aantallen bedrijven, accreditatie en bedrijfsgroottes verzameld. Met vragenlijst 2 is ingegaan op kenmerken van bedrijven die belangrijk zijn voor een goede bpv en is gevraagd naar de mate waarin bedrijven daaraan voldoen. Met vragenlijst 3 is verder ingezoomd op eisen die aan bedrijven gesteld worden.
4.1 Aantallen bedrijven en bedrijfsgroottes Net als de verzamelde gegevens over teams en deelnemers zijn de gegevens
al gezien binnen Zadkine Techniek. De verschillen hebben vooral te maken met
over de aantallen (bpv)bedrijven deels onvolledig en onvoldoende betrouw-
de branches waarmee men te maken heeft. Over heel Zadkine berekend is
baar. Hierdoor zijn goede conclusies niet mogelijk. Wel is er een beeld van de
circa helft van de bpv-bedrijven klein, een derde middelgroot en de rest groot.
verhoudingen tussen het aantal kleine (1-10 werknemers), middelgrote (10-50
Bij kleine bedrijven is er doorgaans 1 bpv-plaats per bedrijf. Bij middelgrote
werknemers), en grote bedrijven (meer dan 50 werknemers). Deze verhoudin-
bedrijven zijn er doorgaans 1-5 bpv-plaatsen per bedrijf. Bij grote bedrijven
gen variëren sterk tussen oc’s, afdelingen en teams. Eerder hebben we dit ook
varieert het aantal bpv-plaatsen van 1 tot 30 per bedrijf.
4.2 Belangrijke kenmerken van bedrijven Alle bpv-betrokkenen hebben in vragenlijst 2 aangegeven in welke mate ze
De belangrijkste bedrijfskenmerken hebben dus vooral te maken met de be-
bepaalde kenmerken van bedrijven belangrijk vinden voor een goede bpv. Ook
geleiding van deelnemers (tijd en kwaliteit), de organisatie van de bpv op het
hebben ze aangegeven in welke mate hun bpv-bedrijven aan deze criteria
bedrijf en de relatie met de school (meedenken, overleggen). Bedrijven voldoen
voldoen. De resultaten staan in de Tabel 4.1, waarbij de items die men het
volgens de bpv-betrokkenen redelijk tot goed op de top 6; de gemiddelde score
belangrijkste vindt, bovenaan staan. De top 6 van wenselijke bedrijfsken-
per item ligt tussen 7,3 en 7,7.
merken bestaat uit: Relatief laag (zowel op belang als op rapportcijfer) scoren de bedrijfskenmer1) tijd voor begeleiding van deelnemers (96%)
ken ‘visie op samenwerking met onderwijs in het algemeen’, ‘moderne ap-
2) een goede organisatie van de bpv op het bedrijf (95%)
paratuur/faciliteiten’, ‘ervaring met onderwijs’, ‘passende bedrijfsgrootte’ en
3) investeren in de kwaliteit van de begeleiding (94%)
‘stagevergoeding voor bol deelnemer’.
4) met ons meedenken bij de begeleiding (92%)
Verschillen tussen oc’s en functies vertonen geen opmerkelijke patronen en
5) met ons overleggen op basis van een open
zijn niet significant. Het is niet helemaal mogelijk om deze gegevens te ver-
communicatie (91%) 6) tijd voor overleg met school (91%)
gelijken met de eerdere conclusies over Zadkine Techniek, omdat in de huidige vragenlijst enkele items zijn toegevoegd. Voor zover de items hetzelfde zijn, komt het beeld wel in grote lijnen overeen.
28 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
niet of minder belangrijk
neutraal/ geen mening
(heel) belangrijk
n
mate waarin bedrijven hieraan voldoen (1-10)
n
Tabel 4.1 Bedrijfskenmertken in relatie tot een goede bpv: mate van belang en cijfer voor mate waarin bpv-bedrijven hieraan voldoen (1-10)
tijd voor begeleiding van deelnemers
1,5
2,2
96,3
135
7,7
120
een goede organisatie van de bpv op het bedrijf
2,9
2,2
94,9
138
7,4
124
investeren in de kwaliteit van de begeleiding van de deelnemer
1,4
5,1
93,5
138
7,3
121
met ons meedenken bij de begeleiding van deelnemers
1,5
6,6
92,0
137
7,5
121
met ons overleggen op basis van een open communicatie
2,9
5,9
91,2
136
7,5
121
tijd voor overleg met school
2,2
6,7
91,0
134
7,3
118
variatie van het werk
2,2
9,5
88,3
137
7,4
122
visie op inhoud van de bpv
1,5
10,3
88,2
137
7,1
122
visie op samenwerking met het onderwijs in het kader van bpv
4,3
13,8
81,9
138
7,0
123
gezamenlijke verantwoordelijkheid voor zwakkere deelnemers willen dragen
5,8
13,9
80,3
137
6,9
121
visie op begeleiding vanuit de school
4,4
19,7
75,9
133
passende bedrijfscultuur
7,4
18,5
74,1
135
7,5
119
investeren in kennisuitwisseling met de school
6,5
19,6
73,9
138
6,5
117
investeren in de kwaliteit van de opleiding
4,4
24,3
71,3
136
6,6
117
visie op examinering / beoordeling
10,9
20,4
68,6
137
6,5
118
bereikbaarheid
12,3
28,3
59,4
138
7,4
117
visie op samenwerking met onderwijs in het algemeen
13,1
31,4
55,5
137
6,2
120
moderne apparatuur/faciliteiten
23,9
29,1
47,0
134
6,8
116
ervaring met onderwijs
23,7
37,8
38,5
135
6,2
118
passende bedrijfsgrootte
28,0
40,2
31,8
132
6,4
109
stagevergoeding voor bol deelnemer
35,5
37,0
27,5
138
5,7
113
122
Zes personen hebben de categorie ‘anders, te weten …’ ingevuld met als antwoorden: een fysieke werkplek hebben, het mee kunnen beoordelen, professionele examinering door bedrijfs-bpv-begeleiders, professionele examinering op papier hebben, reglement evalueren bpv+school, en scholing praktijkopleiders.
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 29
4.3 Eisen aan bedrijven Waar de vorige paragraaf inging op kenmerken van bedrijven die men belang-
In de gesprekken aan de hand van vragenlijst 3 is vooral nader ingegaan op de
rijk vindt en waar bedrijven meer of minder aan voldoen, gaat deze paragraaf
accreditatie van bedrijven en mogelijke aanvullende eisen vanuit de school.
in op eisen die concreet aan bedrijven worden gesteld.
Kader 4.1 Uitspraken in interviews over verwachte veranderingen in eisen aan bpv-bedrijven en consequenties hiervan voor het beleid • Doordat er accreditatie-eisen zijn worden bedrijven meer en beter bij het
• Competentiegericht onderwijs zal gevolgen hebben voor de eisen aan
onderwijs betrokken. Er zullen ook aanvragen voor accreditatie van simu-
bedrijven; praktijkbegeleiders en -medewerkers zullen scholing moe-
latieplaatsen komen, omdat het aantal erkende leerbedrijven terugloopt en simulaties mogelijk uitkomst bieden.
ten volgen. • Bedrijven zullen meer competenties moeten krijgen in begeleiden en
• De eisen aan praktijkopleiders worden aangescherpt en zowel het bedrijf
examineren. Ideaal zou zijn als bedrijven hun bpv-begeleiding in hun
als de praktijkopleider worden geaccrediteerd. Bij personeelswisselingen
eigen hrm-beleid integreren. (In die context zouden we als school zelf
(die regelmatig voorkomen in de branche) verliezen beide de accreditatie. Hierdoor zal een schifting van bpv-plaatsen ontstaan.
ook consultancy kunnen aanbieden.) • Mogelijk komen er vanuit de school aanvullende eisen m.b.t. de kwali-
• Eisen zullen ook betrekking gaan hebben op beoordelen en op com-
teit van de assessoren in de bedrijven. Wanneer er meer eisen worden
petentiegericht onderwijs. Dit betekent dat scholing nodig is en dat er
gesteld zullen er leerbedrijven afvallen en zullen we bedrijven moeten
kosten (geld en tijd) gemaakt moeten worden.
helpen, bijv. met scholing.
• Er zal geen deelnemer meer op stage gaan voordat de administratieve
• Meer eisen op het gebied van beoordelen en examineren in de bpv. Dit
zaken in orde zijn; dan pas is de deelnemer verzekerd. Dit betekent dat
betekent dat er meer samenwerkingsovereenkomsten gesloten zullen
afspraken nakomen belangrijk is.
worden.
• Tijd vrijmaken voor begeleiding is conjunctuurgevoelig en momenteel staan bedrijven economisch onder druk en willen ze niet teveel rompslomp. • Er ontstaat een spanningsveld wat betreft eisen, omdat de recessie momenteel het aanbod bepaalt. Daarom is nodig dat er meer begrip komt en wederzijdse vooroordelen weggewerkt worden.
30 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
• We willen alleen met kwalitatief goede bedrijven werken en daarvoor moeten we in beeld krijgen welke eisen we daarvoor stellen. • Wanneer strikt wordt vastgehouden aan de accreditatie-eis komt de bekostiging in de knel of loopt het aantal stageplaatsen terug.
Volgens de meesten is het voor degenen die naar bedrijven gaan bekend aan
een leeftijdsminimum voor deelnemers’, ‘soms vereist het (top)niveau van de
welke accreditatie-eisen bedrijven moeten voldoen. Meestal maken teams
opleiding extra kwaliteiten van bedrijven’, ‘communicatieve en taalvaardigheid
ook alleen van geaccrediteerde bedrijven gebruik, waarbij sommigen verwijzen
van de bpv-begeleider’.
naar de regels op dit vlak: “anders kunnen we geen POK aanmaken” en “omdat dit wettelijk moet”. Degenen die wel gebruik maken van niet-geaccrediteerde
Wie geen aanvullende eisen stelt, geeft soms als toelichting ‘we vertrouwen
bedrijven noemen als redenen: “de administratieve afhandeling door het KBB
op het kenniscentrum’, ‘we zijn al blij dat we geaccrediteerde bedrijven heb-
van de accreditatie duurt vaak te lang”, “een deel van onze deelnemers (AKA)
ben’, ‘we stellen wel impliciet aanvullende eisen aan de kwaliteit en ervaring
is gebaat bij kleinschaligheid zoals een aantal niet-geaccrediteerde bedrijven
van begeleiding’, ‘we kijken wel of eisen worden nageleefd, bijvoorbeeld dat
die biedt. Dit zou geregeld moeten worden” en “een bpv-plaats is belangrijker
praktijkopleiders zijn opgeleid’.
dan accreditatie, als ontbrekende accreditatie aan de orde is, is het bij BOL1 en 2”. Zoals in hoofdstuk 3 bleek hebben vooral zwakkere doelgroepen (ZAP, AKA,
De respondenten spreken de verwachting uit dat de eisen aan bpv-bedrijven
niveau 1) vaker moeite om een bpv-plaats te vinden. Er zijn aanwijzingen dat
verder zullen toenemen, onder meer wat betreft de begeleiding en de beoor-
ze relatief vaker bij niet-geaccrediteerde bedrijven terecht komen.
deling van deelnemers. De betrokkenheid van bedrijven bij het onderwijs zal daardoor toenemen. Aan de andere kant zullen er ook bedrijven gaan afval-
Enkele teams/clusters stellen naast de accreditatie-eisen aanvullende eisen
len als bpv-bedrijf, vanwege de eisen die gesteld worden en volgens enkelen
aan de bpv-bedrijven, zoals ‘gevoel voor onze andere doelgroep’, ‘voldoen aan
ook vanwege de huidige economische malaise. Er zijn inspanningen vanuit de
het kwalificatiedossier’, ‘de kwaliteit van opleiding en begeleiding moet over-
school nodig (scholing) om bedrijven te helpen aan de eisen te voldoen. Zie
eenstemmen met het vereiste niveau van de opleidingen’, ‘er zijn specifieke
Kader 4.1 voor een totaaloverzicht van de antwoorden.
eisen voor leerafdelingen verpleging/verzorging’, ‘soms geldt bij bedrijven
4.4 Samenvatting Veel van de bpv-bedrijven waar Zadkine mee te maken heeft zijn kleine be-
denken, overleggen). Concrete eisen aan bedrijven hebben ten eerste betrekking
drijven met 1-10 werknemers en doorgaans 1 bpv-plaats per bedrijf. Het gaat
op de accreditatie. Deze eis wordt steeds dwingender, wat vooral voor zwakkere
om circa de helft van de bedrijven. Middelgrote bedrijven vormen een derde
doelgroepen en sectoren met veel kleine bedrijven knelpunten kan opleveren. In
van het bestand en hebben 1-5 bpv-plaatsen; de overige zijn grote bedrijven
dat verband zou nagedacht moeten worden over de mogelijkheden om speci-
met vaak meer bpv-plaatsen.
fiek beleid te ontwikkelen gericht op de bpv voor deze doelgroepen en sectoren.
Bedrijfskenmerken die volgens bpv-betrokkenen belangrijk zijn voor een goede bpv hebben vooral te maken met de begeleiding van deelnemers (tijd en kwaliteit), de organisatie van de bpv op het bedrijf en de relatie met de school (mee-
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 31
5 De relatie tussen school en bedrijven Met vragenlijst 2 zijn de frequentie, het belang, de aard, het doel en de inhoud van contacten tussen Zadkine en bpvbedrijven onderzocht. In vragenlijst 3 is nader ingegaan op registratie van contacten, vormen van kennisuitwisseling en professionalisering, het beleid van de school, wijze van communicatie en tevredenheidsmetingen.
5.1 Frequentie en belang van contacten De betrokkenen bij de bpv is gevraagd naar de frequentie van hun contacten
Het totaalbeeld dat naar voren komt, lijkt op wat eerder bij Zadkine Techniek
met bedrijven in het kader van de beroepspraktijkvorming, contractactivitei-
is geconstateerd. Gezien de cijfers voor ‘kennisuitwisseling’ (relatief weinig
ten en kennisuitwisseling. Ook is hen gevraagd naar het belang dat ze hech-
contact, wel belangrijk) en gezien de ontwikkeling en invoering van compe-
ten aan contacten over die onderwerpen. De resultaten staan in Tabel 5.1. De
tentiegericht onderwijs, zouden vooral investeringen op dit vlak meerwaarde
hoofdlijnen zijn als volgt:
kunnen opleveren. Zoals de Inspectie van het Onderwijs (2009) het formuleert is niet alleen de basiskwaliteit van de bpv van belang, maar gaat het vooral om
• Onder bpv-betrokkenen scoren vooral contacten die het meest direct met
een hoge kwaliteit van de bpv en een bijbehorend ambitieniveau.
bpv-deelnemers te maken hebben, hoog in frequentie en belang. Het vin-
Ook investeringen in contractactiviteiten zouden een meerwaarde kunnen op-
den van bpv-plaatsen en de organisatie/planning van de bpv scoren re-
leveren, maar eventuele investeringen op dit vlak zullen gepaard moeten gaan
latief minder hoog qua frequentie en belang; dit zijn onderwerpen die
met investeringen in draagvlak en in de samenwerking/afstemming tussen
waarschijnlijk belegd zijn bij enkelen van een team of cluster. Al met al zijn
de (locale) opleidingencentra en ZCA.
er bij de teams over een breed scala aan bpv-onderwerpen met bedrijven. Paragraaf 5.2 bevestigt deze conclusie op basis van nadere vragen over
Er zijn enkele verschillen tussen de oc’s in de frequentie van contacten met
contacten met bedrijven tijdens de bpv van deelnemers. Ook de Inspectie
bedrijven over de aangegeven items, maar hierin zitten geen duidelijke pa-
van het Onderwijs (2009) komt tot conclusie dat de basiskwaliteit van de
tronen in. De verschillen lijken meer te maken te hebben met functies van de
bpv lijkt te zijn geborgd.
respondenten dan met kenmerken van de oc’s.14 Docenten geven relatief wat
• Ruim achter de bpv-contacten komen contacten met bedrijven in het kader
vaker aan (heel) vaak contact te hebben over aspecten van de bpv en minder
van kennisuitwisseling. Vooral de frequentie van het contact is flink lager. De
vaak over contractactiviteiten en vormen van kennisuitwisseling. De verschillen
cijfers voor het belang ervan is wat lager dan de cijfers voor de contacten
zijn echter op de meeste items statistisch niet significant. Alleen over ‘scholing
over de bpv, maar zijn nog steeds voldoendes. Zoals paragraaf 5.3 laat zien,
van werkbegeleiders’ hebben docenten significant minder vaak contacten dan
zijn de contacten in het kader van professionalisering wel in ontwikkeling.
anderen. Wanneer we meer in algemene zin kijken dan blijkt dat personen met
• ‘Achterblijver’ in de contacten van bpv-betrokkenen zijn contractactivi-
beleidsfuncties (alleen of in combinatie met een uitvoerende functie) meer dan
teiten, met weinig contacten en een vijfje als cijfer voor het belang van
personen met alleen een uitvoerende functie contacten hebben over de or-
contacten op dit gebied. Hierbij moet worden opgemerkt dat Zadkine
ganisatie van de bpv (aspect van bpv-contacten), lopende contractactiviteiten
Contract Activiteiten (ZCA) een belangrijk deel van deze contacten voor
(aspect van contractactiviteiten), innovaties in de branche, samenwerkingspro-
zijn rekening neemt.
jecten en scholing van werkbegeleiders (drie aspecten van kennisuitwisseling).
32 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
weinig
(bijna)
N
cijfer voor belang (1-10)
N
het vinden van bpv-plaatsen
27,7
24,8
47,4
137
7,7
130
de organisatie/planning van de bpv
20,1
24,6
55,2
134
7,9
128
de inhoud van de bpv
14,1
19,3
66,7
135
8,4
129
de relatie tussen de bpv en het leren op school
3,8
24,8
71,4
133
8,5
133
de bpv-deelnemer(s)
2,2
15,7
82,1
134
8,6
129
de begeleiding van de deelnemer(s)
3,6
12,4
83,9
137
8,7
134
de beoordeling van de deelnemer(s)
7,6
17,4
75,0
132
8,3
132
het werven/vinden van opdrachten
71,1
17,5
11,7
111
5,3
87
lopende contractactiviteiten
76,6
11,7
11,7
111
5,2
85
uitgevoerde contractactiviteiten
75,9
16,1
8,0
112
5,1
85
over innovaties in het beroepsonderwijs (bijv. via bedrijvendag/kring/regionaal overleg)
31,8
38,6
29,5
132
7,3
127
over innovaties in de branche (bijv. via bedrijvendag/
13,1
31,4
55,5
137
6,2
120
kring/regionaal overleg, beurzen, activiteiten van kenniscentra)
33,1
39,8
27,1
133
7,2
123
over samenwerkingsprojecten (mogelijkheden, lopende, afgeronde…)
40,9
40,2
18,9
127
7,0
117
over scholing van bpv-begeleiders
43,9
36,4
19,7
132
7,4
126
over personeelsuitwisseling (gastdocenten, docentenstages)
56,0
34,4
9,6
125
7,0
118
altijd
zelden/ nooit
Tabel 5.1 Frequentie en belang van contacten met bedrijven
Bpv:
Contractactiviteiten:
Kennisuitwisseling school/bedrijf:
• De vragen over ‘contractactiviteiten’ zijn door relatief weinig bpv-betrokkenen beantwoord. Vermoedelijk betreft de non-respons hier mensen die niet te maken hebben met contractactiviteiten, waardoor het percentage ‘zelden/nooit’ hoger zou uitpakken wanneer ook zij deze vragen hadden beantwoord. • Een bepaalde groep respondenten geeft systematisch hoge cijfers voor de frequentie en het belang van de verschillende contacten. Dit is van invloed op het huidige beeld. Wanneer de cijfers van deze groep niet in de analyse worden meegenomen, komt de frequentiecategorie ‘(bijna) altijd’ afhankelijk van het onderwerp 1 tot 5 procent lager uit, en het cijfer voor het belang 0,1 punt lager.
Op de contacten rond de bpv en in het kader van kennisuitwisseling en profes-
nader ingegaan. Daarover gaan paragraaf 5.2 en 5.3.
sionalisering zijn in vragenlijst 2 en de gesprekken aan de hand van vragenlijst 3
14
Tussen de oc’s en tussen functiecategorieën zijn er wel verschillen in frequentie van contacten, maar geen of weinig verschillen in de scores voor het belang van de diverse contacten.
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 33
5.2 Inhoud van de contacten tijdens de bpv, gesprekspartners De kwaliteit van de ‘trialoog’ tussen school, bedrijf en deelnemer is essentieel
Overigens is er niet gevraagd naar de frequentie van gesprekken als zodanig
voor een goede bpv en tegelijkertijd blijkt steeds weer hoe lastig het is om hier
en ook niet naar de frequentie waarin de verschillende onderwerpen gedu-
optimaal vorm aan te geven (Poortman en Visser, ter verschijnen). Om aankno-
rende de bpv van een deelnemer aan de orde komen. Volgens de Inspectie
pingspunten te vinden voor verbeteringen, is met vragenlijst 2 de inhoud van
van het Onderwijs (2009) is de bewaking van de kwaliteit van de bpv over
contacten tijdens de bpv en betrokken gesprekspartners in beeld gebracht. De
het algemeen goed op orde, al zijn er ook nog steeds verbeteringen moge-
resultaten staan in Tabel 5.2, waarbij de gespreksonderwerpen die het vaakst
lijk. Dat geldt voor de rol van de onderwijsinstellingen, maar ook voor die van
aan de orde zijn, bovenaan staan. De hoofdlijnen zijn als volgt: 15
de bedrijven; zij hebben immers tijdens de bpv het meest direct zicht op de deelnemer en zijn verantwoordelijk voor de begeleiding op de werkplek. De Inspectie pleit dan ook voor goede afspraken over taken en verantwoordelijk-
• Over het functioneren, gedrag en verzuim van deelnemers is vrijwel
heden en management van verwachtingen. Ook pleit de Inspectie ervoor om
altijd contact. Hetzelfde geldt voor de begeleiding en de voortgang van
niet alleen de basiskwaliteit van de bpv te garanderen, maar vooral ook naar
het leerproces, regelzaken en afspraken, de beoordeling van de deel-
een hoge kwaliteit te streven.
nemer en actuele informatie/stand van zaken/wijzigingen. Steeds minimaal 95% van de bpv-betrokkenen zegt dat er contact is over
In de gesprekken aan de hand van vragenlijst 3 is ingegaan op de registratie
deze onderwerpen. Van hen zegt vervolgens meer dan 8 op de 10 dat
van de contacten over de bpv. Een deel van de afdelingen en teams heeft een
zowel school, bedrijf als deelnemer hierbij de gesprekspartners zijn.
gezamenlijk registratiesysteem voor de bezoeken aan bpv-bedrijven. Vooral
Volgens 15-25% van de respondenten is er naast driegesprekken ook
bpv-begeleiders, het bpv-bureau en soms ook een bpv- of teamcoördinator
sprake van tweegesprekken tussen bedrijf en deelnemer, tussen deel-
zijn verantwoordelijk voor het invullen van het registratiesysteem. Persoonlijke
nemer en school en tussen school en bedrijf.
registratiesystemen worden niet vermeld; wel ontbreekt in een aantal gevallen
• Met 80-85% van de bpv-betrokkenen scoren ook planning en afspra-
een registratiesysteem nog c.q. is het in ontwikkeling.
ken over het vervolg in de opleiding, veranderingen in de opleiding, onderwijsvernieuwing (cgo) en inhoud van de examens vrij hoog. De
De wijze van registratie varieert nog van papieren tot digitale registratie, maar
gesprekken over deze onderwerpen zijn wat minder vaak driegesprek-
de tendens naar digitalisering is duidelijk in gezet (zie hierna). Zaken die in het
ken en wat vaker tweegesprekken.
systeem veelal worden geregistreerd zijn de frequentie van bpv-bezoek, namen
• Over de planning en systematiek van de examens is relatief minder
van betrokkenen, formele gegevens (accreditatiestatus van het bedrijf, gege-
contact. Hierover zijn ook relatief minder driegesprekken en meer
vens uit de bpv-overeenkomst) en gespreksonderwerpen en de inhoud daarvan
tweegesprekken. Taken op dit vlak liggen overigens meer bij examen-
(Tabel 5.3). Waar nog geen registratiesysteem is, wordt opgemerkt dat ´veel van
bureaus dan bij bpv-betrokkenen.
de door de interviewer genoemde punten wel gewenst zijn´ of ‘ er wordt een systeem ontwikkeld waarin de meeste van deze punten worden opgenomen.’
15
De verdeling van de scores zijn heel scheef en dat geldt bij alle oc’s en alle functies. Voor zover er verschillen tussen oc’s en functies te zien zijn, maar zijn er geen opmerkelijke patronen.
34 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
Tabel 5.2 Inhoud van contacten en gesprekspartners daarbij, in percentages ja, contact over
… en dan zijn de gesprekspartners
ja, contact over
… en dan zijn de gesprekspartners
(meer antwoorden mogelijk) het functioneren van de
School – bedrijf – deelnemer
94,1
planning en afspraken
School – bedrijf – deelnemer
74,3
deelnemer in het bedrijf
Bedrijf – deelnemer
22,1
m.b.t. het vervolg in de
Bedrijf – deelnemer
14,2
(N=137)
Deelnemer – School
16,2
opleiding (opdrachten
Deelnemer – School
36,3
School – Bedrijf
18,4
en dergelijke) (N=134)
School – Bedrijf
15,9
School – bedrijf – deelnemer
89,6
veranderingen in de
School – bedrijf – deelnemer
59,1
Bedrijf – deelnemer
22,2
opleiding (N=135)
Bedrijf – deelnemer
5,5
Deelnemer – School
22,2
Deelnemer – School
18,2
School – Bedrijf
22,2
School – Bedrijf
48,2
verzuim en gedrag van
99,3
(meer antwoorden mogelijk)
98,5
de deelnemer (N=137)
begeleiding /ondersteu-
81,5
School – bedrijf – deelnemer
89,4
onderwijsvernieuwing
School – bedrijf – deelnemer
50,0
ning/ coaching van het
Bedrijf – deelnemer
17,4
(competentiegericht
Bedrijf – deelnemer
4,7
leerproces van de bpv
Deelnemer – School
23,5
leren)(N=136)
Deelnemer – School
22,6
deelnemer (N=135)
School – Bedrijf
16,7
School – Bedrijf
55,7
School – bedrijf – deelnemer
67,9
Bedrijf – deelnemer
12,3
de voortgang van het
97,8
84,3
School – bedrijf – deelnemer
94,0
inhoud van de examens
leerproces van de deel-
Bedrijf – deelnemer
18,8
(N=136)
nemer (kennis, houding,
Deelnemer – School
24,1
Deelnemer – School
25,5
vaardigheden) (N=136)
School – Bedrijf
12,0
School – Bedrijf
30,2
School – bedrijf – deelnemer
78,9
planning van de
School – bedrijf – deelnemer
65,6
Bedrijf – deelnemer
20,3
examens (N=136)
Bedrijf – deelnemer
12,9
Deelnemer – School
18,8
Deelnemer – School
26,9
School – Bedrijf
27,1
School – Bedrijf
28,0
School – bedrijf – deelnemer
55,3
Bedrijf – deelnemer
13,2
regelzaken en afspraken
97,8
77,9
97,1
m.b.t. de bpv (N=133)
de beoordeling van de
68,4
School – bedrijf – deelnemer
87,7
systematiek van de
resultaten van de
Bedrijf – deelnemer
20,0
examens (N =131)
deelnemer (N=135)
Deelnemer – School
24,6
Deelnemer – School
30,3
School – Bedrijf
17,7
School – Bedrijf
38,2
actuele informatie, stand
96,3
77,9
School – bedrijf – deelnemer
82,2
van zaken, wijzigingen
94,9
Bedrijf – deelnemer
15,5
en dergelijke (N=136)
Deelnemer – School
20,9
School – Bedrijf
28,7
58,0
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 35
Tabel 5.3 Welke van de onderstaande zaken worden in het systeem geregistreerd? (meer antwoorden mogelijk)
n
het aantal bezoeken per jaar per deelnemer
6
het aantal bezoeken per jaar per bedrijf
5
de naam van de deelnemer(s) die bpv doet/doen bij het bedrijf
6
de naam van het bedrijf
6
de status van het leerbedrijf (accreditatie voor een bepaalde opleiding)
5
de naam van de contactpersoon van het bedrijf voor de school
6
de naam van de contactpersoon van het bedrijf voor de deelnemer
6
de onderwerpen die in een gesprek met een contactpersoon van het bedrijf aan de orde zijn gekomen
6
de onderwerpen die in een gesprek met de deelnemer aan de orde zijn gekomen
6
de voortgang van het leerproces van de deelnemer
6
de resultaten van het leerproces van de deelnemer
6
de reisafstand tussen school en bedrijf
0
gegevens uit de bpv-overeenkomst (o.a. crebo, leerweg, lengte bpv-periode)
5
de duur van het bezoek
2
Kortom, op het punt van registratie van contacten zijn zeker nog verbeteringen
stappen rechtstreeks in. Er wordt verwezen naar de cultuuromslag die nodig is
mogelijk, en de verwachtingen voor de toekomst wijzen ook in die richting. Een
om gezamenlijk verantwoordelijkheid te voelen voor de benodigde registratie.
verandering die alom verwacht wordt is de (webbased) digitalisering van de
De een vreest meer werkbelasting voor docenten, de ander ziet voordeel van
registratie. Sommigen moeten hun bestaande digitale systeem daaraan aan-
tijdbesparing en betere toegankelijkheid van gegevens. Zie Kader 5.1 voor een
passen, anderen hebben nog geen systeem of geen operationeel systeem en
volledig overzicht van de antwoorden.
36 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
Kader 5.1 Uitspraken in interviews over verwachte veranderingen in bpv-registratie(systemen) en consequenties hiervan voor het beleid • Webbased maken van de bestaande applicatie en deze aanpassen/ aansluiten op andere digitale systemen.
• Het systeem wordt niet systematisch en gestructureerd gebruikt en dat moet verbeteren. Er moet een opleidingsoverstijgend platform
• Digitalisering, webbased.
(bureau arbeid onderwijs) worden ontwikkeld, omdat bij een bedrijf
• Digitalisering, webbased. Dat levert tijdbesparing op, dus meer tijd
deelnemers van verschillende opleidingen zijn. Het bureau moet de
voor begeleiding. Het betekent ook meer structuur en uniformiteit,
registratie regelen, zodanig dat teams het inhoudelijk kunnen benut-
direct zicht op resultaten en beroepshouding deelnemers, en gemakkelijke overdracht. • Centralisering en digitalisering van de registratie, webbased. Inhou-
ten om te weten wat ze moeten doen. • Het systeem wordt niet gebruikt; formaliseren en bewustwording bij iedereen is nodig om tot gebruik te komen.
delijke koppeling met kerntaken en werkplaatsen. Dit betekent een
• Digitalisering met behoud van papieren versies. Daar zijn tijd, ruimte
betere monitoring, samenwerking op roc-niveau en meer manage-
en middelen voor nodig. Er moet een vast format komen. De admi-
ment-informatie.
nistratieve belasting kan door docenten ongemakkelijk gevonden
• Digitalisering, webbased. Gezamenlijk verantwoordelijkheid nemen voor bpv-beleid vereist een cultuuromslag. • Er moet nog een systeem komen en alle genoemde onderwerpen krijgen daarin een plaats, afgezien de reisafstand school-bedrijf.
worden. • Registratiesysteem moet er nog komen, bij voorkeur webbased. • Digitalisering en meer/betere registratie. Dat heeft meer administratie tot gevolg en een grotere rol voor intermediairs.
5.3 Kennisuitwisseling en professionalisering In paragraaf 5.1 zagen we dat bpv-betrokkenen met alleen uitvoerende taken
Zie Tabel 5.4 voor een volledig overzicht. Sommigen merken op dat alles nog
(docenten, bpv-begeleiders en instructeurs) verhoudingsgewijs weinig contac-
incidenteel gebeurt, op verschillende plaatsen en manieren. De aangegeven
ten met bedrijven hebben in het kader van kennisuitwisseling en professiona-
voorbeelden worden als goede suggesties gezien. Inhoudelijk staan professi-
lisering. Leidinggevenden en coördinatoren hebben daar verhoudingsgewijs
onaliseringsactiviteiten vooral in het teken van de inhoud van het opleidings-
meer contacten over. Uit de gesprekken aan de hand van vragenlijst 3 blijkt
programma, de begeleiding van de deelnemers, een veranderende manier van
om welke soort professionaliseringsactiviteiten het zoal gaat. Ondersteuning
opleiden en de taken en rollen van de verschillende partners in het opleidings-
van praktijkopleiders door docenten wordt het vaakst genoemd, gezamenlijke
proces. Zie Tabel 5.5 voor een volledig overzicht van de antwoorden.
themabijeenkomsten, presentaties van praktijkopleiders voor deelnemers en bedrijfscontactdagen van school voor bedrijven ook relatief vaak.
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 37
Tabel 5.4 Is uw team/cluster actief betrokken bij activiteiten van school en bedrijven in het kader van professionalisering van personeel en zo ja, in welke vorm(en) hoofdzakelijk?
n
nee, er is geen uitwisseling in het kader van professionalisering
3
docenten ondersteunen praktijkopleiders bij het uitvoeren van de bpv
8
docenten ondersteunen praktijkopleiders bij de beoordeling van de bpv
8
docenten en praktijkopleiders organiseren gezamenlijke (thema)bijeenkomsten
6
praktijkopleiders geven master-classes/workshops/presentaties voor deelnemers
6
scholen organiseren bedrijfscontactdagen voor bedrijven
6
de school organiseert leermeesteravonden voor praktijkopleiders op school
4
docenten volgen bedrijfsstages
4
docenten verzorgen gastlessen voor bedrijfsfunctionarissen, praktijkopleiders e.d.
3
de school organiseert excursies voor docenten naar bedrijven
3
het bedrijf organiseert excursies voor docenten naar bedrijven
3
praktijkopleiders verzorgen gastlessen voor docenten
2
bedrijven organiseren schoolcontactdagen voor scholen
1
Tabel 5.5 Wanneer er professionaliseringsactiviteiten zijn, waarop zijn deze inhoudelijk hoofdzakelijk gericht?
n
de inhoud, of onderdelen ervan, van het opleidingsprogramma (waaronder de BPV)
10
de begeleiding van de deelnemers in de opleiding (in de theorie en/of de praktijk)
10
nieuwe of veranderende didactiek/aanpak van de manier van opleiden
9
de taken en rollen van de verschillende partners in het opleidingsproces (in de theorie en/of in de praktijk)
8
de planning en organisatie van de opleiding
7
de positie van de deelnemer in de opleiding (in de theorie en/of de praktijk)
7
nieuwe ontwikkelingen in het beroep waarvoor wordt opgeleid
6
wet- en regelgeving
6
(regionaal) arbeidsmarktperspectief en werkgelegenheid van de sector waarvoor wordt opgeleid
5
opleidingscapaciteit in de vorm van voldoende/onvoldoende bpv-plaatsen en het gebruik van openbare registers van leerbedrijven
4
toezicht en controle op de kwaliteit van de opleiding (in theorie en praktijk)
4
bekostiging en randvoorwaarden van de opleidingen
0
iets anders, te weten: de veranderende taken a.g.v. invoering cgo/scholen van assessoren i.k.v. examinering, praktijkopleiders opleiden, docent als coach/studiemiddelen
3
38 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
Op de vraag of bedrijven actief betrokken zijn bij onderwijsontwikkeling/com-
Op de vraag of specifieke opleidingseisen van (grote) bedrijven worden meege-
petentiegericht onderwijs is in de helft van de gesprekken positief geantwoord.
nomen in de ontwikkeling van de bpv, is in de gesprekken bij ZAP/AKA en AKA
In een aantal gevallen is er ook een scholings- of trainingsprogramma voor
meestal nee of niets ingevuld. Eén keer wordt genoemd dat bedrijven eisen
betrokkenen vanuit de leerbedrijven op het gebied van onderwijsontwikkeling.
dat deelnemers een veiligheidscertificaat hebben behaald, terwijl dat voor de
De inhoud van dat programma varieert. Steeds 2 tot 3 keer genoemd worden
desbetreffende deelnemers moeilijk te halen is qua begrip, taal, discipline en
´oriënteren en verkennen wat de onderwijsontwikkeling inhoudt´, ´bespre-
noodzaak. In de andere gesprekken wordt gezegd dat het meenemen van op-
ken wat de onderwijsontwikkeling betekent voor opleiden in het bedrijf (en
leidingseisen van bedrijven in samenspraak met bedrijven gebeurt en dat dan
school)´, ´ontwikkelen van de inhoud van de opleiding´, ´ontwikkelen van de
methodes, materialen, opdrachten, onderwijsproducten worden aangepast.
vormgeving van de opleiding´ en leren beoordelen (als assessor). Eén keer wordt het ontwikkelen van opdrachten (in de vorm van bijvoorbeeld integrale opdrachten of proeven van bekwaamheid) genoemd.
5.4 Beleid In vragenlijst 2 is gevraagd om de aard en het doel van de contacten met be-
niveau rond de onderwijsdeelnemers (B1). Bij een aantal andere gesprekken
drijven te typeren. Het overgrote merendeel typeert het contact als ‘hoofdza-
reikt het beleid verder en betreft het ook informeren van bedrijven en relatie-
kelijk vanuit gezamenlijke belangen’ (93,4%); slechts enkelen noemen ‘hoofd-
management, soms nog op te zetten, vaak nog in ontwikkeling (B2). De derde
zakelijk vanuit persoonlijke belangen’ (6,6%). Wat betreft de gerichtheid van
categorie betreft respondenten die melding maken van visie/beleidsstukken
het contact noemt ruim 7 van de 10 respondenten ‘uitwisseling van informatie’
over de relatie school-bedrijven. In dat verband wordt gewerkt aan de bpv-
(72%), direct gevolgd door ‘het oplossen van problemen’ (68%) en verder ken-
organisatie, relatiebeheer en/of samenwerkingverbanden met bedrijven (B3).
nisdeling (62%) en kennisontwikkeling 58%).
Zie Kader 5.2 voor een overzicht van de antwoorden.
16
Het positieve beeld dat dit oproept, wordt genuanceerd door de gesprekken
Gevraagd naar veranderingen die men verwacht op het terrein van de relatie
aan de hand van vragenlijst 3. In die gesprekken is nader ingegaan op het
tussen school en bedrijven en de consequenties daarvan voor het beleid, ver-
beleid, de doelen en de activiteiten wat betreft de relaties tussen school en
wijst iedereen naar intensivering en verduurzaming van de contacten en ook
bedrijven. In twee van de dertien gesprekken zeggen de respondenten dat
wel naar de professionalisering van het relatiemanagement dat daarvoor no-
geen beleid op dit vlak is geformuleerd. Volgens de anderen is dat wel het
dig is. Enkelen verwijzen naar de ontwikkeling van leerafdelingen en leerland-
geval. Daarbij valt echter op dat in een aantal gevallen het beleid er vooral uit
schappen waar meer deelnemers en deelnemers van verschillende opleidingen
bestaat dat deelnemers conform het kwalificatiedossier worden opgeleid en
tegelijkertijd hun bpv volgen. Verder verwijzen naar de rol die de kenniscentra
dat de bpv daar een rol in heeft, of dat het beleid eruit bestaat dat deelnemers
(ook) meer zouden moeten oppakken, of naar effecten van concurrentie en de
worden geplaatst en begeleid. Dit beleid betreft dus het directe operationele
dalende conjunctuur. Zie Kader 5.3 voor een overzicht van de antwoorden.
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 39
Kader 5.2 Uitspraken in interviews over geformuleerd beleid met activiteiten en wijze van verslaglegging • (B1) Doelen: Kwalificaties behalen volgens kwalificatiedossier. Activiteiten:
• (B3) Doelen staan in visiedocument van het oc. Wat betreft relatie school-
bpv-begeleiding buitenschools en onderwijs binnenschools, geïntegreerd
bedrijven zijn doelen: per 9/09 alle opleidingen cgo met daarin veranker-
en competentiegericht onderwijs aanbieden t.b.v. maatwerk. Verslagleg-
de bpv, meer maatwerkprojecten i.s.m. kenniscentra en bedrijfsleven, elk
ging in portfolio van de deelnemers, voortgangsrapportages, verslagen
cluster gestructureerd periodiek overleg met regionale branche, diverse
van bpv-opdrachten e.d.
verbeterprojecten bpv met nadere doelen. Activiteiten: diverse samen-
• (B1-2) Doelen: plaatsen en begeleiden deelnemers, in de toekomst ook relatiemanagement t.b.v. contact met en betrokkenheid van bedrijven.
werkingsprojecten met kenniscentra en externe stakeholders (7 voorbeelden). Resultaten worden op verschillende wijzen vastgelegd.
Activiteiten: groot project gericht op samenwerking met alle bedrijven
• (B3) Doel: samen onderwijs ontwikkelen. Strategisch doel = duurzame
in een winkelcentrum t.b.v. niveau 2 deelnemers. Resultaten worden
samenwerking. Tactisch doel betreft stagevolume. Operationeel doel be-
vastgelegd in verslagen.
treft begeleiding van de deelnemer. Activiteiten: contacten met raad
• (B1-2) Doelen/activiteiten: Relatie onderwijs-bedrijven versterken, in de beroepscontext werken. Verslaglegging is een verbeterpunt. • (B2) Doelen: bedrijven zo goed mogelijk informeren over o.m. cgo, uitbreiden bpv-plaatsen, drempel verlagen voor bedrijven om bpv-bedrijf
van advies, tevredenheidsmetingen, relatiebeheer vormgeven, benodigd stagevolume bepalen, begeleiding bespreken, onderwijsontwikkeling bespreken. Resultaten worden vastgelegd door teams, op schrift, digitaal, in convenanten, in beeldverslagen, in evaluatieverslagen.
te worden, relatiebeheer, partijen dichter bij elkaar brengen. Activiteiten:
• (B3) Doelen: 1) verbreding van ons concept voor de bpv-organisatie (sta-
bijeenkomsten en schriftelijke informatie. Resultaten worden vastge-
gebureau) over al onze opleidingen en 2) bedrijven meer invloed geven
legd in verslagen.
op de inhoud van de opleidingen (is bij 1 opleidingscluster al ver). Acti-
• (B2) Doelen staan in het bpv-handboek. Activiteiten zijn coördinatie en
viteiten: operationele contacten door stagebureau, lidmaatschap busi-
beheer, begeleiding deelnemers, administratieve afhandeling. Resultaten
nessclub deelgemeente, contacten met 2 grote branches. Resultaten van
worden onder meer in de notulen van klankbordgroep, begeleidingscom-
gesprekken met 1 van deze branches worden vastgelegd in notulen.
missie, bpv-team vastgelegd. • (B3) Doelen staan in visie- en beleidsstukken van het oc over relatie school-arbeidsmarkt met een hoog service niveau voor deelnemers en bedrijven. Activiteiten: In het kader van dit beleid is een overgang naar nieuwe bpv-organisatiestructuur gaande, met een apart bureau, webbased ondersteuning, 1 telefoonnummer en website. Afspraken hierover worden vastgelegd in het MT. De verdeling van de scores voor aard contacten is heel scheef en dat geldt bij alle oc’s en alle functies. Bij de antwoorden op doel contacten zijn er wel wat verschillen tussen oc’s en functies te zien,
16
maar geen opmerkelijke patronen.
40 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
Kader 5.3 Uitspraken in interviews over verwachte veranderingen op het terrein van school-bedrijven en consequenties hiervan voor het beleid • Er moeten meer docentenstages komen en docenten moeten daarvoor faci-
• Bijdrage bedrijven aan onderwijsinhoud en examinering zou conform ons
liteiten krijgen. Bedrijven moeten voor hun inspanningen worden beloond.
beleid (moeten) toenemen, maar staat onder druk van dalende conjunc-
• Meer werken op strategisch, tactisch en operationeel niveau om de bpv
tuur. We willen het accent leggen op duurzame relaties m.b.v. bedrijven-
te intensiveren, en dat vereist meer contact tussen Zadkine en bedrijven
kringen en kennis- en expertisecentra per cluster. Eigen bpv-organisatie,
op regionaal en landelijk niveau.
-registratie en -communicatie moeten daarvoor nog flink verbeteren.
• Meer regionale oriëntatie met intensievere contacten met een beperkte
• Intensivering van de samenwerking, professionalisering van ambas-
groep bedrijven waar leerlingen uit verschillende opleidingen tegelij-
sadeurschap, verder ontwikkelen van leerafdelingen en -landschappen.
kertijd stage lopen. Voor het beleid betekent dit regionaal focussen en
Meer sturing van de bpv-keuzes van deelnemers, verzaken van contac-
administratieve ondersteuning organiseren.
ten op tactisch niveau, warmere contacten op operationeel niveau, meer
• Meer netwerken. Door cgo verandert de rol van de bpv, o.a. beoordelen
diversiteit in rollen.
door assessoren. Consequenties zijn de noodzaak bpv-assessoren te
• Intensivering van de contacten met leerbedrijven, met de deelnemer cen-
scholen, meer kosten te maken, nauwer samen te werken. De bpv krijgt
traal, gefocust op leerdoelen. Clustervorming en projecten. Van bpv indivi-
meer inhoud en gewicht.
dueel naar bpv in leerlandschap. In het beleid moeten we hierop letten.
• Werkveldbijeenkomsten, strakker beleid voor deelnemers (aanwezigheid,
• Binnen de opleidingen moet nog veel gebeuren, contacten moeten een-
gedrag), toenemend belang LLB. Consequenties zijn dat het contact toe-
duidiger worden en op alle niveaus moet aan vertrouwen van het be-
neemt, dat er meer afstemming moet komen en dat de formatie op de juiste manier wordt gebruikt.
drijfsleven worden gewerkt. • Nodig is om nog beter afstemmen wat je op school doet in relatie tot
• De kenniscentra zouden actiever moeten zijn, het initiatief komt nu
waar bedrijven om vragen. Dit moet nog worden geconcretiseerd en
veelal vanuit de school. Als dit gebeurt, neemt de kwaliteit toe, wordt
minder ad hoc gebeuren. De bedrijven zijn i.h.a. zeer gemotiveerd. Een
er meer afgestemd en wordt er vanuit het beroepenveld geanticipeerd.
aantal bedrijven wil meer betrokken worden bij de examinering (vooraf
• Door de marktwerking/concurrentie in de regio zijn relaties met bedrij-
de proeve van bekwaamheid zien) en meer weten wat een deelnemer
ven minder vanzelfsprekend dan vroeger en daarom hebben we besloten
moet leren. Dit alles betekent dat we bedrijven een prominentere plaats
meer in relatiemanagement te investeren (gezamenlijke opleidings-
moeten geven in het onderwijs.
producten ontwikkelen, investeren in de begeleiding van deelnemers, onderwijs op locatie verzorgen en ander vormen van school meer naar de praktijk brengen).
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 41
5.5 Communicatie met bedrijven Zadkine maakt gebruik van diverse middelen om te communiceren met bedrij-
Wanneer gevraagd wordt naar de drie belangrijkste communicatiemidde-
ven. In de gesprekken aan de hand van vragenlijst 3 worden vooral bedrijfsbe-
len, dan staan weer de bedrijfsbezoeken bovenaan (8x genoemd). Daarnaast
zoeken, overleg met branchevertegenwoordigers/organisaties, conferenties/
worden genoemd: voorlichtings¬bijeenkomsten voor bedrijven (4x), Raad van
studiebijeenkomsten en markten/beurzen vaak genoemd. Reclame-uitingen
Advies (4x), leermeesteroverleg (3x), overleg met branchevertegenwoordigers/
en Raden van Advies worden relatief het minst vaak genoemd. Verder zijn er
organisaties (3x), bedrijvencontactdagen (3x), bezoeken conferenties/studie-
nog niet vooraf genoemde communicatiemiddelen die worden gebruikt: een
middagen (2x), open dagen van de school (1x), formele overlegsituaties (1x),
eigen blad/tijdschrift/nieuwsbrief, werkveldbijeenkomsten/overleg, 1 op 1 be-
bpv-bezoek met 1 op 1 contact (1x) en werkveldoverleg (1x).
drijfsbezoek. Zie Tabel 5.6 voor een volledig overzicht van de antwoorden.
Tabel 5.6 Gebruikte middelen voor communicatie met bedrijven (meer antwoorden mogelijk) (N=13)
n
bedrijfsbezoeken door docenten of anderen vanuit de school
12
bezoeken van conferenties en studiebijeenkomsten waar we mensen van bedrijven ontmoeten
11
overleg met branchevertegenwoordigers of brancheorganisaties
11
markten en/of beurzen waar we mensen van bedrijven ontmoeten
10
studie/opleidingsgidsen
8
websites van de school/opleiding
8
overleg van de school met leermeesters (leermeesteroverleg)
8
voorlichtingsbijeenkomsten voor bedrijven
7
bedrijvencontactdagen die de school organiseert
7
open dagen van de school waarvoor bedrijven worden uitgenodigd
7
formele overlegsituaties waar we mensen van bedrijven ontmoeten (zoals examencommissies, paritaire commissies en dergelijke)
7
een Raad van Advies van de school waarin bedrijven vertegenwoordigd zijn
5
reclame via bijvoorbeeld radio en/of tv, billboards e.d.
3
anders, te weten: eigen brancheblad en digitale nieuwsbrief; bpv bezoeken met 1 op 1 contact; magazine; werkveldbijeenkomsten; werkveldoverleg
5
42 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
Op de vraag naar verwachte veranderingen in communicatie met bedrijven en
catieplannen. Ook wordt een aantal malen verwezen naar de consequenties
consequenties van deze veranderingen voor het beleid, verwijzen de geïnter-
van de invoering van competentiegericht onderwijs en ook naar de risico’s
viewden vaak naar intensivering en professionalisering van de communicatie
van kwaliteitsverlies bij tijdgebrek. Zie Kader 5.4 voor een volledig overzicht
met behulp van digitale middelen, meer persoonlijke contacten en communi-
van de reacties.
Kader 5.4 Uitspraken in interviews over verwachte veranderingen in communicatie met bedrijven en consequenties hiervan voor het beleid • Sms-diensten, digitale diensten, en daar zal de communicatie beter van worden. • Er zullen meer vaste samenwerkingsverbanden komen. Er zal meer persoonlijk contact komen waarin je kunt refereren aan eerdere gebeur-
• Bedrijven meer betrekken bij het onderwijs; onderwijs en bedrijven gaan meer samen verantwoordelijk zijn voor onderwijs en examinering. Dit zal een cultuurverandering betekenen, met als resultaat dat alle partijen zich verantwoordelijk voelen.
tenissen en gesprekken. Er zal een website komen om bedrijven en
• Digitaal communiceren wordt steeds belangrijker, professionaliseren is
deelnemers te matchen. Hierdoor zal het matchen eenvoudiger worden
nodig. Daarom zijn een goed communicatieplan nodig en scholing en af-
en sneller gaan.
spraken wie wat doet. Er zijn veel contacten maar er gaat nog veel energie
• De basale stagevoorbereiding moet 100% zijn, duidelijkheid voor leer-
in verloren; dat moeten we analyseren en bekijken wat wel/niet werkt.
lingen betekent duidelijk zijn naar bedrijven. Hiervoor starten we een
• Meer branchespecifiek gaan werken en meer investeren in persoonlijke
website en bekijken we of we N@tschool meer kunnen benutten. Verder
contacten. Dit betekent dat ambassadeurschap belangrijker wordt, van
krijgt de bpv-organisatie een front- en backoffice en komt er een mat-
alle betrokkenen vanuit de school (management, begeleiders, coördina-
ching systeem voor deelnemers en bedrijven.
toren, docenten).
• Competentiegericht onderwijs zal gevolgen hebben voor de communicatie met bedrijven, die zal intensiveren. • Werkveldbijeenkomsten zullen i.s.m. de kenniscentra worden georganiseerd. Dit houdt verband met regelgeving en consequent gedrag van alle betrokkenen. • Er is steeds minder tijd voor vanwege de kosten. De kwaliteit en de resultaten zullen daardoor omlaag gaan.
• De communicatie moet worden versterkt, we moeten beter uitleggen waarmee we bezig zijn, met de deelnemer als belangrijkste uitgangspunten (en dus niet de school en niet het bedrijf). • Contacten zullen worden geïntensiveerd: er komen een Raad van Advies, een informatiefolder over bpv bij onze opleiding/doelgroep, formeel contacten en samenwerking met bedrijven op andere gebieden dan bpv. Dit betekent dat er meer menskracht nodig is, en een marketing- en communicatieplan.
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 43
5.6 Evaluatie en tevredenheidsmetingen Volgens de respondenten in het merendeel van de gesprekken aan de hand
soonlijke gesprekken bij een bedrijfsbezoek of een telefoongesprek met de
van vragenlijst 3 vraagt het team/cluster bij bedrijven in zijn algemeenheid
contactpersoon worden hiervoor het meest gebruikt, al dan niet met behulp
na of ze tevreden zijn over de school, de opleiding en de deelnemers. Per-
van een vragenlijst of formulier (Tabel 5.7).
Tabel 5.7 Hoe wordt de relatie tussen school en bedrijf in het algemeen geëvalueerd?
n
dit doen we niet
1
persoonlijk gesprek met de contactpersoon van het bedrijf bij een bedrijfsbezoek
7
een telefoongesprek met de contactpersoon van het bedrijf
6
het invullen van een vragenlijst door het bedrijf bij een bedrijfsbezoek
4
een telefonisch enquête aan de hand van een vragenlijst
2
een digitale vragenlijst via de mail
2
een vragenlijst per post
1
anders, te weten: dit doen we niet als afdeling als zodanig; bedankbriefje met resultaten van bpv-deelnemer; bedankbrief na afloop stage met evaluatie en ideeënformulier; evaluatieformulier; schriftelijke en digitale vragenlijsten; steekproefsgewijs bedrijven benaderen voor een bedrijventevredenheidsonderzoek (BTO); gesprekken in platforms van bedrijven
6
Tabel 5.8 Naar welke onderwerpen van tevredenheid van bedrijven vraagt u?
n
tevredenheid over de inhoud en vormgeving van de opleiding (aansluiting theorie – praktijk)
8
tevredenheid over de planning en organisatie van de opleiding
8
tevredenheid over de deelnemers wat betreft kennis, vaardigheden en houding
9
tevredenheid over de deelnemers wat betreft andere aspecten
7
tevredenheid over de begeleiding van de deelnemers door school
9
tevredenheid over de beoordeling van de deelnemers
8
tevredenheid over de resultaten van de opleiding
8
tevredenheid over het contact tussen school en de bedrijfsvertegenwoordiger(s)
9
tevredenheid over de informatieverstrekking door de school over de opleiding en de resultaten ervan
8
andere aspecten, te weten: ´tevredenheid in zijn algemeenheid´, ´vervolgtraject´, ´onderwerpen komen wisselend aan de orde´, ´suggesties ter verbetering van de relatie´
44 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
Inzoomend op tevredenheidsmetingen bij bedrijven komt volgens een aantal
plannen te maken. Enkelen geven ook aan dat de benutting nog verder moet
gesprekspartners een breed spectrum aan thema’s aan bod. In 8 van de 13
worden ontwikkeld. Verwachtingen op het vlak van evaluatie en tevreden-
gesprekken worden alle of vrijwel alle in Tabel 5.8 gesuggereerde opties ge-
heidsmetingen liggen in het verlengde hiervan: systematischer en structureler
noemd. In één gesprek wordt een kleiner deel van de opties aangekruist en
evalueren en meten, en de resultaten beter benutten voor verbeterplannen.
in 4 gesprekken niets. De tevredenheidsmetingen vinden plaats aan de hand
Enkelen verwijzen hierbij naar kwaliteitszorg en pdca-werken. Zie verder Ka-
van een vragenlijst en/of via een gesprek.
der 5.5. Het belang om meer werk te maken van evaluaties en tevredenheidsmetingen wordt onderstreept door de Inspectie van het Onderwijs (2009). De
Nog weinig afdelingen/teams verzamelen systematisch informatie over de
Inspectie wijst er op dat scherpere en regelmatige evaluaties, niet alleen van
tevredenheid van bedrijven. De informatie wordt in een aantal gevallen intern
de mate van tevredenheid maar vooral ook van punten van ontevredenheid,
benut voor verbeterplannen, soms ook besproken met bedrijven om verbeter-
wenselijk zijn om meer uit de bpv te halen dan nu gebeurt.
Kader 5.5 Uitspraken in interviews over verwachte veranderingen in evaluatie en tevredenheidsmeting en consequenties hiervan voor het beleid • Systematischer en structureler meten, het systeem hier beter op inrichten, verankeren in ons beleid • Evaluatie, meting en verbeterplannen worden belangrijker • Meer meten en meer met de resultaten doen, meer digitaliseren.
• Meer pdca-werken: niet alleen meten maar bedenken wat je ermee wilt en die informatie ook gebruiken. • Tevredenheidsmetingen moeten we nog gaan houden, daarvoor moeten we nog een instrument maken.
• Structureler aanpakken en inpassen in kwaliteitszorg
• Metingen beter faciliteren, om irritatie bij bedrijven te vermijden
• Zorgvuldig omgaan met tevredenheidsmetingen zodat het werkveld er
• Een raad van advies oprichten om verbeterplannen met bedrijven te
niet teveel mee wordt belast. Digitalisering zal bedrijven in staat
stellen on-line te reageren en te communiceren.
• Meer structureren en faciliteren, meer tweerichtingsverkeer met bedrij-
bespreken • Regelmatig en volgens afspraak meten, resultaten zelf en met bedrijven bespreken, verbeterplannen maken
ven. Gebeurt bij een aantal afdelingen al in een pdca-cyclus.
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 45
5.7 Samenvatting Onder bpv-betrokkenen scoren vooral contacten die het meest direct met
Beleid wat betreft de relatie tussen school en bedrijven is in een aantal ge-
bpv-deelnemers te maken hebben, hoog in frequentie en belang. Het vinden
vallen nog vooral operationeel beleid rond de bpv van de deelnemers. Elders
van bpv-plaatsen en de organisatie/planning van de bpv zijn onderwerpen
wordt al meer aan relatiemanagement gedacht en worden visiestukken in ac-
die belegd zijn bij enkelen van een team of cluster, vooral leidinggevenden en
tieplannen en activiteiten omgezet. Iedereen verwacht ook een intensivering
coördinatoren. Contacten over de planning en systematiek van de examens zijn
en verduurzaming van de contacten.
vooral belegd bij examenbureaus en minder bij bpv-betrokkenen. Al met al zijn er bij de teams over een breed scala aan bpv-onderwerpen met bedrijven. Wel
Communicatie met bedrijven vindt op het moment via veel verschillende kana-
staat de registratie van contacten over de bpv op een aantal plaatsen nog in
len plaats, waaronder bedrijfsbezoeken, voorlichtingsbijeenkomsten, adviesra-
de kinderschoenen. Op dit punt zijn zeker nog verbeteringen mogelijk, en de
den, brancheoverleg, bedrijvencontactdagen en dergelijke. Verdere intensive-
verwachtingen voor de toekomst wijzen ook in die richting. Iedereen (met of
ring en professionalisering liggen in het verschiet.
zonder operationeel systeem) verwacht digitalisering van de registratie. Evaluaties en tevredenheidsmetingen bij bedrijven zijn nog niet overal even ver Contacten met bedrijven in het kader van kennisuitwisseling/professionali-
ontwikkeld en gestructureerd. Waar dergelijke metingen wel al plaatsvinden,
sering en in het kader van contractactiviteiten hebben bpv-betrokkenen over
gebeurt het nog niet altijd even systematisch en nog niet altijd met een in-
het geheel minder vaak en worden ook minder belangrijk gevonden. Dit type
terne doorwerking in verbeterplannen. Inbedding van tevredenheidsmetingen
contacten is vooral in handen van leidinggevenden en coördinatoren. Gezien
in kwaliteitszorg staan wel op de agenda.
de cijfers voor ‘kennisuitwisseling’ (relatief weinig contact, wel belangrijk) en gezien de ontwikkeling en invoering van competentiegericht onderwijs, zouden vooral investeringen op dit vlak meerwaarde kunnen opleveren om tot een hoge kwaliteit van de bpv te kunnen komen.
46 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
Literatuurlijst
Lijst van afkortingen
Algemene Rekenkamer (2008). Praktijkleren in het mbo. Tweede Kamer, ver-
ABI administratie, beveiliging en informatie- en communicatietechniek
gaderjaar 2007-2008, 31 368, nrs. 1-2. Den Haag: SDU.
AKA
arbeidsmarktgekwalificeerd assistent
BBL
beroepsbegeleidende leerweg
Berg, N. van den, Boogert, P. van den, en Preesman, B. (2008). De beroepsprak-
BOL
beroepsopleidende leerweg
tijkvorming van Zadkine Techniek in beeld. Rotterdam: Zadkine.
Bpv
beroepspraktijkvorming
BTO
bedrijventevredenheidsonderzoek
Detmar, B. en Vries, I.E.M. de (2009). Beroepspraktijkvorming in het MBO. Er-
Cgo
competentiegericht onderwijs
varingen van leerbedrijven. Amsterdam: Dijk12 Beleidsonderzoek.
H&T
horeca en toerisme
H&UV
handel en uiterlijke verzorging
Inspectie van het Onderwijs (2009). Aan het werk. Borging van de kwaliteit van
GLO
gezondheidszorg, laboratoriumtechniek en optiek
de beroepspraktijkvorming mbo door onderwijsinstellingen en kenniscentra.
Loc lokaal opleidingencentrum
Utrecht: Inspectie van het Onderwijs.
Oc
opleidingencentrum
PvB
Proeve van Bekwaamheid
Poortman, C. en Visser, K. (te verschijnen): Leren door werk (de match tussen
WSC
welzijn, sport en cultuur
deelnemer en werkplek). Tilburg/’s-Hertogenbosch: IVA/ECBO.
ZZHE
Zadkine Zuid-Hollandse Eilanden
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 47
48 | BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE
COLOFON Dit rapport staat ook op www.zadkine.nl REDACTIE Niek van den Berg VORMGEVING EN DRUK De Kruijff Grafimedia OPLAGE 150 exemplaren Rotterdam, september 2009
www.zadkine.nl
BEROEPSPRAKTIJKVORMING BIJ ZADKINE | 1