BEROEPSKWALIFICATIES VOOR DE EFFECTENBRANCHE
Dutch Securities Institute oktober 2003
Inhoudsopgave: 1 2
3
4
5
6
7
INLEIDING .............................................................................................................................................. 3 ALGEMEEN BEROEPSPROFIEL EFFECTENSPECIALIST ............................................................... 4 2.1 Kerntaak ........................................................................................................................................... 4 2.2 Uitgangspunten ................................................................................................................................ 4 2.3 Overkoepelende kwalificaties .......................................................................................................... 5 2.3.1 Kennisvereisten voor het beroepsdomein................................................................................ 5 2.3.2 Taken en opdrachten ............................................................................................................... 5 2.3.3 Wijze van optreden (uitvoering en resultaat) .......................................................................... 6 2.3.4 Communicatieve vaardigheden ............................................................................................... 6 2.3.5 Niveaus.................................................................................................................................... 7 EINDTERMEN REGISTER I: EFFECTENHANDELAAR ................................................................... 8 3.1 Inhoud van de functie....................................................................................................................... 8 3.2 Kennisvereisten ................................................................................................................................ 8 3.3 Taken en opdrachten ........................................................................................................................ 8 3.4 Wijze van optreden (uitvoering en resultaat) ................................................................................... 9 3.5 Communicatieve vaardigheden ...................................................................................................... 10 3.6 Niveaus........................................................................................................................................... 10 EINDTERMEN REGISTER II: BELEGGINGSADVISEUR ............................................................... 11 4.1 Inhoud van de functie..................................................................................................................... 11 4.2 Kennisvereisten .............................................................................................................................. 11 4.3 Taken en opdrachten ...................................................................................................................... 12 4.4 Wijze van optreden (uitvoering en resultaat) ................................................................................. 12 4.5 Communicatieve vaardigheden ...................................................................................................... 13 4.6 Niveaus........................................................................................................................................... 14 EINDTERMEN REGISTER III: VERMOGENSBEHEERDER ........................................................... 15 5.1 Inhoud van de functie..................................................................................................................... 15 5.2 Kennisvereisten .............................................................................................................................. 15 5.3 Taken en opdrachten ...................................................................................................................... 16 5.4 Wijze van optreden (uitvoering en resultaat) ................................................................................. 16 5.5 Communicatieve vaardigheden ...................................................................................................... 17 5.6 Niveaus........................................................................................................................................... 17 EINDTERMEN REGISTER IV: BELEGGINGSANALIST ................................................................. 19 6.1 Inhoud van de functie..................................................................................................................... 19 6.2 Kennisvereisten .............................................................................................................................. 19 6.3 Taken en opdrachten ...................................................................................................................... 19 6.4 Wijze van optreden (uitvoering en resultaat) ................................................................................. 20 6.5 Communicatieve vaardigheden ...................................................................................................... 21 6.6 Niveaus........................................................................................................................................... 21 SCHEMA EINDTERMEN VOOR DE VERSCHILLENDE REGISTERS .......................................... 21
2
1
INLEIDING
Het Dutch Securities Institute bevordert op verschillende wijzen de kwaliteit van de effectenbranche, onder andere door haar bemoeienis met opleidingen. Als branche-organisatie formuleert DSI op basis van een beroepsprofiel beroepskwalificaties, vertaald in eindtermen voor opleidingen tot (1) effectenhandelaar, (2) beleggingsadviseur, (3) vermogensbeheerder en (4) beleggingsanalist. Als accreditatie-instelling toetst zij middels een beoordelingskader welke opleidingen geaccrediteerd worden. Dit document formuleert beroepskwalificaties. Het stelt eerst een algemeen profiel vast voor beroepsbeoefenaren in de effectenbranche, hierna effectenspecialisten genoemd. Op basis van dat algemene beroepsprofiel worden voor elk van de vier openbare basisregisters eindtermen geformuleerd. Deze geven antwoord op vragen als: wat moeten toekomstige beroepsbeoefenaren weten? welke houding verwachten we van ze? over welke vaardigheden moeten ze beschikken? Het is aan de opleidingsinstituten om op grond van hun expertise deze eindtermen te operationaliseren in leerdoelen, die sturend zijn voor een cursus of curriculum. Elk opleidingsinstituut heeft daarbij de vrijheid om onderwijsinhoud en onderwijsproces naar eigen goeddunken in te vullen – mits voldaan is aan de eindtermen. Opleidingsinstituten kunnen zo zelf cases samenstellen, toetsvragen formuleren, met een didactisch concept een houding aankweken waarmee cursisten zelf 'leren leren', aandacht schenken aan innovaties, een doordachte mix vinden van theoretische kennis en praktische voorbeelden, het onderwijs met een nieuwe ICT-toepassing vormgeven etc. Zo kan ieder opleidingsinstituut zich profileren. In schema: UITVOERING DSI functiecommisie accreditatiecommissie bestuur
I Inhoudelijk opleidingskader
Opleidingsinstituten
Beroepsprofiel ↓ eindtermen ↓ II Onderwijsinhoud
Opleidingsinstituten
↓ leerdoelen ↓ curriculum III Onderwijsproces didactisch concept, onderwijsleerproces, toetsen van studenten
3
2 ALGEMEEN BEROEPSPROFIEL EFFECTENSPECIALIST Hieronder worden de beroepskwalificaties voor de effectenspecialist gedefinieerd. Eerst komen overkoepelende kwalificaties voor de effectenbranche aan de orde, vervolgens worden voor elk van de registers afzonderlijk de eindtermen gedefinieerd. 2.1 Kerntaak De effectenspecialist, zelfstandig gevestigd of in dienst van een ander, voert werkzaamheden uit die van doen hebben met de effectensector. In de statuten van DSI wordt daaronder verstaan "de effectenbemiddeling, het begeleiden en waarborgen van emissies van effecten, de effectenhandel alsmede beleggingsanalyse, advisering over beleggingen en vermogensbeheer, al dan niet verricht binnen het kader van de werkzaamheden van de effecteninstellingen als bedoeld in de Wet toezicht effectenverkeer 1995 ("Wte") die ingevolge de in Wte bedoelde vergunning of ingevolge artikel 7 lid 2 hun diensten mogen aanbieden of verrichten." De effectenspecialist is in de ruimste zin verantwoordelijk voor een kwalitatief goed verloop voor de gang van zaken op een van bovengenoemde terreinen in het effectenverkeer. Welke werkzaamheden in de praktijk worden uitgevoerd, is afhankelijk van velerlei factoren: de positie die de effectenspecialist zelf inneemt op deze markt, de infrastructuur, factoren van macrostructurele aard, regelgeving, de producten waar hij mee te maken heeft, de cliënten voor wie hij werkt, andere participanten en zijn eigen bekwaamheid. 2.2 Uitgangspunten Bij het beschrijven van beroepskwalificaties en eindtermen gaat het niet alleen om de trits Kennis Vaardigheden – Attitude, maar op een bepaald niveau ook om zaken als verantwoordelijkheid kunnen dragen, in staat zijn om te gaan met een complexe beroepscontext, innoverend kunnen denken en pro-actief zelfstandig handelen. Een dergelijke keuze hangt samen met de notie ‘leren leren’ in een voortdurend veranderende beroepspraktijk, die staat tegenover het oude ‘diploma voor het leven’. De beroepskwalificaties leiden tot competenties waarover mensen moeten beschikken om succesvol op te treden in een beroep. Ze hebben betrekking op taken, werkzaamheden, dilemma’s en faseringen van de professional uit de praktijk van een beroepsdomein. Zijn optreden leidt tot een resultaat dat meetbaar is in termen van opbrengst en gedrag en dat vergelijkbaar is. In een beroepscontext die steeds meer een Europese en globale dimensie krijgt, wordt daarmee aangesloten bij een internationaal referentiekader. Beroepskwalificaties en eindtermen zijn op twee vlakken te beschrijven.
4
Producten
Infrastructuur
Macroeconomie
Beheer
Participanten Wetgeving en regelgeving
Kennisvereisten voor het beroepsdomein Taken en opdrachten Wijze van optreden (uitvoering en resultaat) Communicatieve vaardigheden Niveaus
De beschrijving hieronder is zo beknopt en algemeen mogelijk, zodat een zekere tijdsbestendigheid gewaarborgd is. 2.3 Overkoepelende kwalificaties Hieronder staan de kwalificaties beschreven waarover effectenspecialisten dienen te beschikken.
Kennisvereisten voor het beroepsdomein De effectenspecialist heeft kennis van: • • • • • • • 2.3.1
product(soort)en die vallen onder effecten en aanverwante producten; de vermogensmarkt en daarbinnen de beleggingsmarkt in relatie tot diverse doelgroepen; de relevante methoden en modellen die gebruikt worden voor het analyseren en interpreteren van financieel-economische gegevens; de mechanismen die van invloed zijn op ontwikkelingen in de internationale markten voor effecten en aanverwante producten; de risico’s (in heden en verleden) die diverse vormen van beleggen met zich meebrengen; partijen die op de markten van het beleggen opereren; het wettelijk kader en de regelgeving waarin nationale dan wel internationale handel in effecten en opties plaatsvindt. Taken en opdrachten
De effectenspecialist • • •
vertaalt productkennis in concrete, op rendement gerichte handelingen; neemt op grond van actuele ontwikkelingen op het terrein van de effectenbranche beslissingen; onderscheidt mechanismen die van invloed zijn op ontwikkelingen in de nationale of internationale markten voor effecten en aanverwante producten;
5
• • • • 2.3.2
beoordeelt zelfstandig de ontwikkelingen in de internationale markten voor effecten en aanverwante producten; analyseert en interpreteert financieel-economische gegevens met toepassing van bestaande methoden en modellen; beoordeelt risico’s vanuit een breed en divers perspectief. kan het wettelijk kader en de regelgeving toepassen op zijn transacties en de juistheid daarvan beoordelen; Wijze van optreden (uitvoering en resultaat)
De effectenspecialist • • • • • • • •
analyseert de behoefte van de personen uit de doelgroep kan kennis van de productgroepen die vallen onder effecten en aanverwante producten toepassen ten gunste van diverse betrokken doelgroepen; ontwikkelt en toont leervermogen ten aanzien van de branche en de beleggingsmarkt. kan op grond van voorziene ontwikkelingen in de (inter)nationale markten voor effecten, opties en aanverwante producten anticiperen ten gunste van diverse doelgroepen; kan op grond van informatie beoordelen of een interventie van zijn discipline gewenst is; kan een bepaald soort transactie in een bepaalde context voor een partij als ongeoorloofd duiden. kan het algemeen aanvaard morele kader toepassen op zijn transacties en de juistheid daarvan beoordelen; beheerst de technische middelen om zijn taak uit te voeren.
2.3.3 Communicatieve vaardigheden De effectenspecialist kan communiceren en functioneren binnen de beroepscontext. Dat betekent dat hij • • • •
zich in woord en geschrift in het Nederlands of een andere taal zowel mondeling als schriftelijk vloeiend kan uitdrukken; in staat is te luisteren; actief en receptief de vaktaal beheerst; Engels beheerst.
Meer in het bijzonder is hij in staat tot het uitvoeren binnen zijn professie van de volgende handelingen: [Informatief] • een beschrijving geven; • een keuze maken; • een keuze toelichten; • grenzen aangeven. [Probleemoplossend] • een probleem kaderen; • vragen stellen; • inventariseren; • vaststellen; • adviseren; • een voorstel beargumenteren. [Evalueren] • identificeren / benoemen; • afwegen: pro en contra; • concluderen.
6
[Handeling initiëren] • aangeven; • uitleggen; • teweegbrengen. Bovendien is hij in staat bovengenoemde handelingen te verantwoorden (metacommunicatie), zelfcorrigerend / zelfregulerend / zelfreflecterend op te treden en zichzelf op zijn vakgebied te ontwikkelen door leervermogen te tonen. 2.3.4 Niveaus Effectenspecialisten zijn er op verschillende niveaus. Voor een hoger niveau dan het A-niveau kunnen een of meer van onderstaande indicatoren gelden: • • • • • • • • • • • • •
verdieping op een deelonderwerp verbreding van het domein technische vaardigheden didactische kwaliteiten leidinggevende kwaliteiten vraagbaak zijn voorbeeldgedrag vertonen zelfstandigheid, zelfregulering reflectievermogen verantwoording afleggen juiste beroepshouding en –ethiek empathisch vermogen communicatieve vaardigheden
Voor zover deze indicatoren persoonskenmerken betreffen, zijn ze vanzelfsprekend niet in een opleiding te betrekken.
7
3
EINDTERMEN REGISTER I: EFFECTENHANDELAAR
3.1 Inhoud van de functie De effectenhandelaar voert orders uit van effecten, opties en futures, en verhandelt deze voor rekening en risico van de effecteninstelling. 3.2 Kennisvereisten De effectenhandelaar [producten] • heeft in zijn segment kennis van producten (financiële instrumenten) en hun karakteristieken die op de markt van effecten, opties en futures worden verhandeld; • kent de waarde van deze producten plus de factoren die dat uitdrukken en daarop van invloed zijn; kent de basisprincipes van ‘fundamentele analyse’ en ‘technische analyse’. [infrastructuur] • kent de marktorganisatie, de organisatie van handel en kanalen waarlangs transacties tot stand komen; • weet hoe transacties worden geadministreerd, gegarandeerd en afgewikkeld. [macro-economie] • kent in grote lijnen de macro-economische variabelen die van invloed zijn op de handel in effecten, opties en futures; • kan ontwikkelingen op internationale en financiële markten beoordelen; • kan variabelen wegen, ook in relatie tot de actualiteit. [beheer] • kent de risico’s van de diverse mogelijke posities (al dan niet gecombineerd); • kent de dekkingsinstrumenten; • kan de waarde van de posities onderbouwd inschatten bij gewijzigde marktomstandigheden. [participanten] • kan aangeven welke relevante marktpartijen actief zijn; • weet welke transacties daaruit voort kunnen vloeien en welke invloed die op hun beurt op de markt kunnen hebben. [wetgeving en regulering] • weet welke handelingen bij wet of gedragscode verboden zijn en waarom; • kent de handelsregels van de beurs waarop hij actief is en kan aangeven wanneer gegevens buitenreglementair zijn. 3.3 Taken en opdrachten De effectenhandelaar [producten] • houdt de ontwikkeling van nieuwe producten in zijn segment bij. [infrastructuur] • volgt en interpreteert (cijfermatige) informatie inzake bedrijven, sectoren, beurzen, economieën e.d.; [macro-economie]
8
•
volgt internationale ontwikkelingen op politiek en maatschappelijk gebied en vormt zich een oordeel over de mogelijke effecten op de koersvorming;
[beheer] • handelt binnen limieten voor fondsen, sectoren, posities e.d.; • benadert (potentiële) tegenpartijen en vraagt of geeft offertes tot (ver)koop of ruil van fondsen; • geeft of accepteert hierbij bied- en/of laatkoersen; • neemt posities in; • dekt risico's zonodig af; [participanten] • stelt zich in voorkomende gevallen op de hoogte van de betrouwbaarheid van onbekende banken, commissionairs, brokers e.d.; • wisselt zonodig informatie uit met tegenpartijen in binnen- en buitenland (banken, effecteninstellingen e.d.) over marktontwikkelingen; [wetgeving en regulering] • kan adequaat en snel wettelijk kader en regelgeving toepassen in de gevarieerde en soms uitzonderlijke situaties die zich in de dagelijkse praktijk kunnen voordoen. 3.4
Wijze van optreden (uitvoering en resultaat)
De effectenhandelaar [producten] • kan de behoefte en draagkracht van cliënten op een risicoprofiel afstemmen; • verhandelt alle producten (financiële instrumenten) van de effecten-, optie- en futuresmarkt op efficiënte wijze en behoedt bij het verhandelen zo veel mogelijk de waarde van de producten ten gunste van zijn opdrachtgevers; • maakt gebruik van vakliteratuur, media, onderzoeksrapporten en elektronische informatiebronnen. [infrastructuur] • gebruikt op adequate wijze de organisatie van de handel en de kanalen waarlangs transacties tot stand komen en worden afgewikkeld. Hij doet dat zodanig dat het effect van zijn handelswijze optimaal is. [macro-economie] • laat in grote lijnen macro-economische variabelen en wiskundige modellen meewegen in zijn beslissing een bepaalde transactie aan te gaan. Hij weegt deze variabelen zelfstandig, ook in relatie tot de actualiteit. [beheer] • beoordeelt de risico’s van de diverse mogelijke posities (al dan niet gecombineerd) en gebruikt zo nodig dekkingsinstrumenten; • houdt rekening met de waarde van de toekomstige posities bij te verwachten veranderende marktomstandigheden; • laat daarbij het gewenst risicoprofiel van de opdrachtgever een doorslaggevende rol spelen. [participanten] • gaat professioneel om met relevante marktpartijen in het belang van de opdrachtgever(s). [wetgeving en regulering] • kan beoordelen welke handelingen bij wet of gedragscode verboden zijn;
9
•
kan beoordelen wanneer gegevens buiten-reglementair zijn.
3.5 Communicatieve vaardigheden De effectenhandelaar kan communiceren en functioneren binnen de beroepscontext. Dat betekent dat hij, in aansluiting op de kwalificatie die voor alle effectenspecialisten gelden: • • •
in geval van conflicterende belangen een evenwicht weet te vinden; in geval van een calamiteit de juiste procedures weet toe te passen; weet wat de registratie betekent in verband met de gedragscode.
3.6 Niveaus Effectenhandelaren opereren op twee niveaus: A (basis) en B (senior). Het B-niveau kan zich algemeen gesproken, zowel kenmerken door 'verbreding' als 'verdieping'. Indicatoren voor niveau zijn de in 2.3.5 genoemde punten.
10
4
EINDTERMEN REGISTER II: BELEGGINGSADVISEUR
4.1 Inhoud van de functie De beleggingsadviseur werft relaties, peilt hun behoeften en persoonlijke omstandigheden en adviseert hen, binnen een in samenspraak bepaalde risicograad, over inrichting en onderhoud van een beleggingsportefeuille. 4.2 Kennisvereisten De beleggingsadviseur [producten] • heeft kennis van producten (financiële instrumenten) en hun karakteristieken die op de markt van effecten, opties en futures worden verhandeld; • kent de waarde van deze producten plus de factoren die dat uitdrukken en daarop van invloed zijn; kent de basisprincipes van ‘fundamentele analyse’ en ‘technische analyse’; • weet met welke producten beleggingsportefeuilles gevormd kunnen worden; • kent de redenen die aanleiding geven tot herziening van een beleggingsportefeuille. [infrastructuur] • kent de marktorganisatie, de organisatie van handel en kanalen waarlangs transacties tot stand komen; • weet hoe transacties worden geadministreerd, gegarandeerd en afgewikkeld; • weet hoe beleggingsportefeuilles worden geadministreerd. [macro-economie] • kent in grote lijnen de macro-economische variabelen die van invloed zijn op de handel in effecten, opties en futures; • kan ontwikkelingen op internationale en financiële markten beoordelen, mede in relatie tot maatschappelijke factoren in heden en verleden; • kan variabelen wegen, ook met het oog op de actualiteit, in verband met de portefeuilles waarover hij adviseert. • Is bekend met portefeuille-theorieën. [beheer] • kent de risico’s van de diverse beleggingsmogelijkheden, met name op het gebied van aandelen, obligaties, opties en futures; kent de dekkingsinstrumenten; • heeft kennis van de belangrijkste instrumenten ter meting en beoordeling van performance en kent hun sterke en zwakke punten. • kan de waarde van posities onderbouwd inschatten bij gewijzigde marktomstandigheden; • heeft kennis van methoden en modellen voor het opstellen van een beleggingsplan voor een klant En houdt rekening met diens beleggingshorizon. • weet waarom een bepaalde portefeuille-invulling past bij het risicoprofiel van de klant. [participanten] • kent partijen in de markt. [wetgeving en regulering] • weet welke handelingen bij wet of gedragscode verboden zijn en waarom; • kent de handelsregels van de beurs waarop hij actief is en kan aangeven wanneer gegevens buitenreglementair zijn; • is op de hoogte van fiscale regelgeving;
11
•
weet wat 'zorgplicht' in concreto inhoudt.
4.3 Taken en opdrachten De beleggingsadviseur [producten] • houdt ten behoeve van zijn relaties de ontwikkeling van nieuwe producten bij; • adviseert relaties omtrent nieuwe producten in bestaande beleggingsportefeuilles. [infrastructuur] • volgt en interpreteert (cijfermatige) informatie inzake bedrijven, sectoren, beurzen, economieën e.d. om beleggingsportefeuilles te optimaliseren. [macro-economie] • volgt en interpreteert internationale ontwikkelingen op politiek, economisch en maatschappelijk gebied en vormt zich een oordeel over de mogelijke effecten op de koersvorming; • interpreteert prognoses inzake financieel-economische ontwikkelingen in binnen- en buitenland tegen de achtergrond van de historie. [beheer] • inventariseert bij (potentiële) relaties of zij gelet op vermogensomvang, rekeningvoeding en te verwachten winstgevendheid in aanmerking komen voor begeleiding en advisering op effectengebied; • brengt de omstandigheden van relaties (inkomens-, fiscale- en gezinssituatie), beleggingsdoelstellingen, uitgangspunten, mogelijkheden en risicoprofiel van relaties in beeld en stelt op basis daarvan beleggingsplannen op. • bespreekt zijn bevindingen met zijn leiding en doet voorstellen m.b.t. de commerciële planning; legt en onderhoudt binnen een vastgesteld marktbewerkingsplan contacten met relaties vanuit de dienstverlening-gedachte, teneinde het marktaandeel uit te breiden en de winstbijdrage per relatie te vergroten. • bespreekt de beleggingsvisie van de effecteninstelling met de (potentiële) relatie en informeert over de mogelijkheden op beleggingsgebied in het algemeen en m.b.t. effecten in het bijzonder; • zorgt, na verkregen fiat, voor het doorgeven van effectenorders aan de betreffende afdelingen en ziet toe op een correcte uitvoering en administratieve afhandeling; • onderhandelt binnen zijn bevoegdheid over condities en tarieven, sluit overeenkomsten af, bewaakt en beheert ingenomen posities. [participanten] • stelt zich in voorkomende gevallen op de hoogte van de betrouwbaarheid van onbekende banken, commissionairs, brokers e.d. [wetgeving en regulering] • kan adequaat en snel wettelijk kader en (fiscale) regelgeving toepassen in de gevarieerde en soms uitzonderlijke situaties die zich in de dagelijkse praktijk kunnen voordoen; • vertaalt 'zorgplicht' naar de dagelijkse praktijk. 4.4
Wijze van optreden (uitvoering en resultaat)
De beleggingsadviseur [producten] • houdt presentaties ten behoeve van groepen relaties en financiële intermediairs teneinde de bekendheid met de product- en dienstverlening op het gebied van effecten te vergroten;
12
• • •
kan de behoefte en draagkracht van cliënten op een risicoprofiel afstemmen en hun het verschil uitleggen tussen beheer en advies; verhandelt alle financiële producten op efficiënte wijze en behoedt daarbij de waarde ervan ten gunste van zijn cliënten; brengt gegevens uit vakliteratuur, media, onderzoeksrapporten en elektronische informatiebronnen in verband met het rendement en risico van beheerde vermogens.
[infrastructuur] • gebruikt op adequate wijze de organisatie van de handel en de kanalen waarlangs transacties tot stand komen en worden afgewikkeld; doet dat zodanig dat het effect van zijn handelswijze optimaal is. [macro-economie] • laat in grote lijnen macro-economische variabelen en wiskundige modellen meewegen in zijn beslissing een bepaalde transactie aan te gaan. Hij weegt deze variabelen zelfstandig, ook in relatie tot de actualiteit; • probeert de beleggingsvisie van de instelling uit te dragen; • signaleert trends, prognosticeert ontwikkelingen en onderbouwt zijn visie ten aanzien van (wijzigingen in) het beleggingsbeleid tegenover zijn leiding. (rol van de instelling benadrukken; FD) [beheer] • kent zijn relaties en bouwt het relatiebestand uit; • analyseert de effectenportefeuille van de relatie en geeft, mede op grond van diens specifieke wensen, een oordeel over kwaliteit, rendement en risico. • toetst de samenstelling van de effectenportefeuille voortdurend aan de met cliënt overeengekomen doelstellingen . • speelt in op (verwachte) marktontwikkelingen door op een geschikt moment te adviseren omtrent wijzigingen in de samenstelling van de portefeuille wat beleggingscategorie, geografische spreiding, looptijd e.d. betreft. [participanten] • gaat professioneel om met relevante marktpartijen in het belang van de opdrachtgever(s). [wetgeving en regulering] • kan beoordelen welke handelingen bij wet of gedragscode verboden zijn en in voorkomende gevallen grenzen aangeven; • kan beoordelen wanneer gegevens buiten-reglementair zijn. • wijst cliënten in het kader van 'zorgplicht' zonodig op de risico's van met name derivaten en 'beleggen met geleend geld'. 4.5 Communicatieve vaardigheden De beleggingsadviseur kan communiceren en functioneren binnen de beroepscontext. Dat betekent dat hij, in aansluiting op de algemene kwalificaties die voor alle effectenspecialisten gelden, meer in het bijzonder: • • • • • •
de Engelse taal zodanig beheerst dat hij zelfstandig vakliteratuur kan lezen en met (potentiële) relaties kan communiceren over hun beleggingen; een intakegesprek kan houden en vragen helder kan beantwoorden; kan luisteren naar relaties, kan verwachtingen inschatten, weet zonodig door te vragen, kan een risicoprofiel en beleggingshorizon opstellen en is in staat in te schatten of adviezen 'goed zijn aangekomen'; op korte en lange termijn 'zorgplicht' kan vormgeven in de communicatie met relaties; in staat is naar relaties toe adviezen over spreiding naar regio's en branches, de keuze van afzonderlijke fondsen hierbinnen en de eventuele dekkingsinstrumenten te verantwoorden; een presentatie kan houden en vragen helder kan beantwoorden;
13
• • • •
een schriftelijk beargumenteerd beleggingsadvies kan opstellen; in geval van conflicterende belangen een evenwicht weet te vinden; in geval van calamiteit de juiste procedures weet toe te passen; weet wat de registratie betekent in verband met de gedragscode.
4.6 Niveaus Algemeen Aan de senior beleggingsadviseur (IIB) worden hogere eisen gesteld dan aan de beleggingsadviseur (IIA), met name waar het inzicht en vaardigheden betreft. De basis geregistreerde beleggingsadviseur (IIA) dient met name cognitieve kennis te hebben. Hij kent de verschillende aspecten van het beleggingsadviestraject, begrijpt de inhoud van de verschillende stappen en kan deze in het licht van een beleggingsadvies plaatsen. De senior beleggingsadviseur (IIB) is in staat een beleggingsplan te maken en uit te voeren op basis van de inventarisatie die hij van zijn cliënt heeft gemaakt. Daarbij baseert hij zich op uitingen van analisten, maar is ook in staat hieraan zelfstandig een inhoudelijke bijdrage te leveren door zich kritisch op te stellen en analisten suggesties ter onderzoek te doen.
14
5
EINDTERMEN REGISTER III: VERMOGENSBEHEERDER
5.1 Inhoud van de functie De vermogensbeheerder werft beheerrelaties en draagt zorg voor optimale beleggingsresultaten binnen de risicograad die relaties in samenspraak met hem of haar vaststellen. 5.2 Kennisvereisten De vermogensbeheerder [producten] • heeft kennis van producten (financiële instrumenten) en hun karakteristieken die op de markt van effecten, opties en futures worden verhandeld; • kent de waarde van deze producten plus de factoren die dat uitdrukken en daarop van invloed zijn; kent de basisprincipes van ‘fundamentele analyse’ en ‘technische analyse’; • kent kwantitatieve methoden en technieken; • is bekend met portefeuilletheorieën; [infrastructuur] • kent de marktorganisatie, de organisatie van handel en kanalen waarlangs transacties tot stand komen; • weet hoe transacties worden geadministreerd, gegarandeerd en afgewikkeld; [macro-economie] • kent in grote lijnen de macro-economische variabelen die van invloed zijn op de handel in effecten, opties en futures; • kan ontwikkelingen op internationale en financiële markten beoordelen, • kan variabelen wegen, ook met het oog op de actualiteit, in verband met de portefeuilles die hij beheert. [beheer] • Beoordeelt aan de hand van financiële ratio’s rapporten van beleggingsanalisten en/of onafhankelijke instanties. • kent de risico’s van de diverse beleggingsmogelijkheden voor de lange en korte termijn; • kent de dekkingsinstrumenten; • kan de waarde van de posities onderbouwd inschatten bij gewijzigde marktomstandigheden; • is bekend met gangbare performancemaatstaven; • heeft kennis van methoden en modellen voor het opstellen van beleggingsstrategieën voor de diverse cliëntengroepen. • weet hoe beleggingsportefeuilles worden geadministreerd. [participanten] • kent partijen in de markt. [wetgeving en regulering] • weet welke handelingen bij wet of gedragscode verboden zijn en waarom; • kent de handelsregels van de beurs waarop hij actief is en kan aangeven wanneer gegevens buitenreglementair zijn; • is op de hoogte van fiscale regelgeving; • weet wat 'zorgplicht' inhoudt in relatie tot de huidige praktijk.
15
5.3 Taken en opdrachten De vermogensbeheerder [producten] • houdt ten behoeve van (institutionele en particuliere) relaties de ontwikkeling van nieuwe producten bij; • beoordeelt nieuwe producten en voert ze desgewenst in bestaande beleggingsportefeuilles in. [infrastructuur] • volgt en interpreteert (cijfermatige) informatie inzake bedrijven, sectoren, beurzen, economieën e.d. om beleggingsportefeuilles te optimaliseren. [macro-economie] • volgt en interpreteert internationale ontwikkelingen op politiek, economisch en maatschappelijk gebied en vormt zich een oordeel over de mogelijke effecten op de koersvorming; • interpreteert prognoses inzake financieel-economische ontwikkelingen in binnen- en buitenland tegen de achtergrond van de historie. [beheer] • inventariseert de omstandigheden van relaties (vermogensomvang en -samenstelling, inkomens-, fiscale- en gezinssituatie); • brengt beleggingsdoelstellingen, uitgangspunten, tijdshorizon, mogelijkheden en risicoprofiel van relaties in beeld; • stelt beleggingsplannen voor relaties op, afgestemd op het beleggingsbeleid en het risicoprofiel van de relatie; • richt zelfstandig beleggingsportefeuilles in, onderhandelt binnen zijn bevoegdheid over condities en tarieven, sluit overeenkomsten af, bewaakt ingenomen posities; • kan de gangbare performancemaatstaven en risicomodellen toepassen op de beheerde portefeuilles; [participanten] • stelt zich in voorkomende gevallen op de hoogte van de betrouwbaarheid van onbekende banken, commissionairs, brokers e.d.; [wetgeving en regulering] • kan adequaat en snel wettelijk kader en (fiscale) regelgeving toepassen in de gevarieerde en soms uitzonderlijke situaties die zich in de dagelijkse praktijk kunnen voordoen; • kan 'zorgplicht' vertalen naar de dagelijkse praktijk. 5.4
Wijze van optreden (uitvoering en resultaat)
De vermogensbeheerder [producten] • kan de behoefte en draagkracht van cliënten op een risicoprofiel afstemmen; • verhandelt alle financiële producten op efficiënte wijze en behoedt daarbij de waarde ervan ten gunste van zijn cliënten; • brengt gegevens uit vakliteratuur, media, onderzoeksrapporten en elektronische informatiebronnen in verband met het rendement en risico van beheerde vermogens. [infrastructuur] • gebruikt op adequate wijze de organisatie van de handel en de kanalen waarlangs transacties tot stand komen en worden afgewikkeld; doet dat zodanig dat het effect van zijn handelswijze optimaal is.
16
[macro-economie] • laat in grote lijnen macro-economische variabelen en wiskundige modellen meewegen in zijn beslissing een bepaalde transactie aan te gaan. Hij weegt deze variabelen zelfstandig, ook in relatie tot de actualiteit; • signaleert trends, prognosticeert op grond van analyses ontwikkelingen en onderbouwt zijn visie ten aanzien van (wijzigingen in) het beleggingsbeleid tegenover zijn leiding. [beheer] • kent zijn relaties en bouwt het relatiebestand uit; • onderzoekt of oorspronkelijke uitgangspunten nog overeenstemmen met huidige doelstellingen; • doet eventueel voorstellen m.b.t. het beleggingsbeleid van de afdeling; • speelt in op (verwachte) marktontwikkelingen door de samenstelling van de portefeuille wat beleggingscategorie, geografische spreiding, looptijd e.d. betreft te wijzigen teneinde een zo goed mogelijk beleggingsresultaat te bereiken. • ziet toe op een correcte administratie van beleggingsportefeuilles. [participanten] • gaat professioneel om met relevante marktpartijen in het belang van de opdrachtgever(s). [wetgeving en regulering] • kan in concrete gevallen beoordelen welke handelingen bij wet of gedragscode verboden zijn en in voorkomende gevallen grenzen aangeven; • kan beoordelen wanneer gegevens buiten-reglementair zijn. 5.5 Communicatieve vaardigheden De vermogensbeheerder kan communiceren en functioneren binnen de beroepscontext. Dat betekent dat hij, in aansluiting op de algemene kwalificaties die voor alle effectenspecialisten gelden, meer in het bijzonder: • • • • • • • • • •
de Engelse taal zodanig beheerst dat hij zelfstandig vakliteratuur kan lezen en met (potentiële) relaties kan communiceren over hun beleggingen; een intakegesprek kan houden en vragen helder kan beantwoorden; kan luisteren naar relaties, verwachtingen kan inschatten en zonodig weet door te vragen; een risicoprofiel kan opstellen; 'zorgplicht' kan vormgeven in de communicatie met cliënten; in staat is tegenover relaties de beoogde vermogensstructurering, de spreiding naar regio's en branches, de keuze van afzonderlijke fondsen hierbinnen en de eventuele dekkingsinstrumenten te onderbouwen en over het gevoerde beheer verantwoording af te leggen; een schriftelijk beargumenteerd beleggingsplan kan opstellen; in geval van conflicterende belangen een evenwicht weet te vinden; in geval van calamiteit de juiste procedures weet toe te passen; weet wat de registratie betekent in verband met de gedragscode.
5.6 Niveaus Algemeen De senior vermogensbeheerder (IIIB) beschikt over meer diepgaande kennis dan de vermogensbeheerder (IIIA) en kan deze kennis, mede op grond van ervaring, omzetten in beleggingsbeleid en –beslissingen. Grotere en bredere kennis van en ervaring met beleggingsobjecten en –producten stelt de senior bovendien in staat adequaat te reageren op de meest uiteenlopende gebeurtenissen die invloed kunnen hebben op de wijze waarop hij de hem toevertrouwde middelen beheert. De vermogensbeheerder (IIIA) kan een beleggingsportefeuille samenstellen op grond van een concreet mandaat hiertoe, waarbij hij rekening houdt met het beleggingsprofiel van de cliënt.
17
Hij houdt rekening met diversificatiemogelijkheden en is zich bewust van de betekenis van gespecificeerde benchmarks en risicotoleranties. Hij is in staat tot analyse van de relevante factoren (micro, meso en macro) die van invloed zijn op de prestaties van beleggingsinstrumenten. Hij kent de eigenschappen van de relevante (deel)markten. Ook is hij in staat portefeuilleresultaten te meten, te beoordelen en aan de hand hiervan de portefeuilles bij te sturen. De senior vermogensbeheerder (IIIB) is daarenboven in staat uiteenlopende risico- en rendementsprofielen zelfstandig te vertalen in concrete beleggingsportefeuilles. Hij kan beoordelen welke (combinatie van) beleggingsinstrumenten het best kunnen worden ingezet om de doelstelling van de klant, de organisatie of het product op de meest efficiënte en effectieve wijze tot stand te brengen. Hij kan adequaat reageren op veranderingen in relevante omgevingsfactoren, vooral wanneer deze onverwacht zijn en ingrijpen in de portefeuillesamenstelling noodzakelijk maken. Ook is hij in staat oordelen uit te spreken over de waarschijnlijkheid van verwachte gebeurtenissen en deze te vertalen in activiteit tot bijsturing en/of immunisatie van de beleggingsportefeuilles onder beheer. Gezien zijn senioriteit en deskundigheid kan hij een vertrouwensbasis met opdrachtgevers tot stand brengen en draagt hij bij aan de stabiliteit van de organisatie waarin hij werkzaam is. De senior vermogensbeheerder is bekend met eigentijdse risicomodellen en de toepassing ervan in het portefeuillebeheer.
18
6
EINDTERMEN REGISTER IV: BELEGGINGSANALIST
6.1 Inhoud van de functie De beleggingsanalist stelt prognoses op aangaande marktontwikkelingen en koopwaardigheid van effecten. 6.2 Kennisvereisten De beleggingsanalist [producten] • kent de waarde van financiële instrumenten plus de factoren die dat uitdrukken en daarop van invloed zijn; • kent de basisprincipes van relevante vormen van analyse en waardering; [infrastructuur] • kent de organisatie en het functioneren van effectenmarkten in relatie tot vraag en consumentengedrag, aanbod en productiefactoren; [macro-economie] • kent in grote lijnen de macro-economische variabelen die van invloed zijn op de handel in effecten, opties en futures; • kent de vormen van ondernemingsfinanciering; • kan ontwikkelingen op internationale en financiële markten beoordelen, mede in relatie tot politiekmaatschappelijke factoren in heden en verleden; • kan variabelen wegen, ook met het oog op de actualiteit; [beheer] • kent de risico’s van de diverse beleggingsmogelijkheden voor de lange en korte termijn; • kent de methoden en modellen voor het analyseren en interpreteren van financieel-economische gegevens; • kent de eisen die aan financiële verslagen worden gesteld; [participanten] • weet welke partijen in de markt zijn. [wetgeving en regulering] • weet welke handelingen bij wet of gedragscode verboden zijn en waarom; • is op de hoogte van fiscale regelgeving; • kent de handelsregels van beurzen en kan aangeven wanneer gegevens buiten-reglementair zijn; 6.3 Taken en opdrachten De beleggingsanalist [producten] • brengt gegevens uit vakliteratuur, media, onderzoeksrapporten en elektronische informatiebronnen in verband met het rendement en risico van effecten; [infrastructuur] • volgt en interpreteert (cijfermatige) informatie inzake bedrijven, sectoren, beurzen, economieën e.d. [macro-economie]
19
• • • •
beoordeelt economische, politieke en maatschappelijke gegevens en gebeurtenissen zoals overheidsinvloeden, valutaschommelingen, bedrijfseconomische en strategische ontwikkelingen binnen bedrijfstakken etc. bestudeert binnen- en buitenlandse publicaties op beleggingsgebied; analyseert en interpreteert deze gegevens volgens de in het vakgebied gebruikelijke methodieken; interpreteert prognoses inzake financieel-economische ontwikkelingen in binnen- en buitenland tegen de achtergrond van de historie.
[beheer] • stelt prognoses op over de te verwachten invloed van ontwikkelingen op de (internationale) geld- en kapitaalmarkt en bespreekt deze met zijn leiding. [participanten] • onderhoudt contacten met ondernemingen, institutionele beleggers, banken en brokers voor het afstemmen van opinies; [wetgeving en regulering] • kan adequaat en snel wettelijk kader en (fiscale) regelgeving toepassen in de gevarieerde en soms uitzonderlijke situaties die zich in de dagelijkse praktijk kunnen voordoen; • kan 'zorgplicht' vertalen naar de dagelijkse praktijk. 6.4
Wijze van optreden (uitvoering en resultaat)
De beleggingsanalist [producten] • geeft op grond van gegevens uit vakliteratuur, media, onderzoeksrapporten en elektronische informatiebronnen een oordeel over rendement en risico van (bepaalde) effecten. [infrastructuur] • optimaliseert zijn analyses door actuele gegevens te verwerken over de organisatie en het functioneren van effectenmarkten; [macro-economie] • laat in grote lijnen macro-economische variabelen en wiskundige modellen meewegen bij het opstellen van rapporten; • signaleert trends, prognosticeert ontwikkelingen en onderbouwt zijn visie tegenover zijn leiding. [beheer] • verstrekt informatie over ontwikkelingen op de beleggingsmarkt; • stelt in overleg met zijn leiding publicaties op over beleggingsmarktprognoses, actuele beursontwikkelingen, aandelenstudies, portefeuilleaanbevelingen e.d. • draagt zorg voor de distributie van publicaties naar in- en externe geïnteresseerden en licht prognoses en beleggingsvisies toe tegenover (potentiële) relaties en beleggingsadviseurs. [participanten] • gaat professioneel om met relevante partijen in het belang van de opdrachtgever(s). [wetgeving en regulering] • kan beoordelen welke handelingen bij wet of gedragscode verboden zijn en in voorkomende gevallen grenzen aangeven; • kan beoordelen wanneer gegevens buiten-reglementair zijn.
20
6.5 Communicatieve vaardigheden De beleggingsanalist kan communiceren en functioneren binnen de beroepscontext. Dat betekent dat hij, in aansluiting op de algemene kwalificaties die voor alle effectenspecialisten gelden, meer in het bijzonder: • • • • • •
de Engelse taal zodanig beheerst dat hij zelfstandig vakliteratuur kan lezen en met (potentiële) relaties kan communiceren over beleggingsbeleid; een analyse (in de Nederlandse en Engelse taal) kan schrijven, volgens de conventies op het gebied van presentatie, formulering en opbouw die gelden voor dergelijke teksten en rekening houdend met de doelgroep; een presentatie kan houden en vragen helder kan beantwoorden; in geval van conflicterende belangen een evenwicht weet te vinden; in geval van calamiteit de juiste procedures weet toe te passen; weet wat de DSI-registratie betekent in verband met de gedragscode.
6.6 Niveaus In aansluiting op de algemene niveauverschillen die voor alle effectenspecialisten gelden (zie 2.3.5), heeft de senior beleggingsanalist (IV B): • • •
kennis van statistiek, kwantitatieve methoden & technieken en financiële rekenkunde; kennis van portefeuilletheorie en –beheer; modelbouw
Verder beschikt de senior in het algemeen over meer diepgaande kennis van markten en hun omgeving dan de beleggingsanalist (IVA) en kan hij deze kennis, mede op grond van ervaring, omzetten in scherpe analyses. Door grotere expertise is de senior bovendien in staat adequaat te reageren op de meest uiteenlopende gebeurtenissen die invloed kunnen hebben op effectenmarkt. 7
SCHEMA EINDTERMEN VOOR DE VERSCHILLENDE REGISTERS
Zie bijlage.
21