berichten
De ander e economist: Artlet W ils op r eis in haar eigen café
Wilfried Delanghe: Belgische marketeer scoort op Euro 2000 Magazine van de Ekonomika Alumni Viermaandelijks • 58ste jaargang • April 2000
Discovery
Ploeg
Ploeg Discovery: Vermoeid, maar tevreden na een prachtig 70e EKONOMIKA jaar !
Smartlappen Danseresjes Smartlappen met op voorgrond Jeremy Provost, organisator Smartlappen
Zaal Smartlappen: 9 december 1999, een sterke logistieke prestatie.
▼
festival
▼
Gala
van het Gouden Krijtje ▼
Jan Bardi bezig aan 1 van zijn psycho-stunts Dieter Stuye met de sympathieke Luc Verschueren
▼ Fa Quix en Luc Sels met 1 van zijn 3 Gouden Krijtjes
▼ v.l.n.r.: Dieter Stuye, Fransesca Van Thielen, Luc Verschueren
▼
Editoriaal
TIME TO LEARN
Hoofdredacteur: Peter Schelstraete Eindredactie: Frederik Delaplace Kernredactie: Liesbeth Boogaerts, Sara Coene, Steven De Boeck, Isabelle Delft, Raoul Dexters, Joost Kurstjens, Patrick Moermans, Mieke Leeman, Fa Quix, Marc Trap, Frank Vandenborre, Ronald Verhaegen, Hans Verwaeren. Cartoons: Eduard Verbeke (EVER) Drukkerij: Van der Poorten, Kessel-Lo Verantwoordelijke uitgever: Fa Quix, Celestijnenlaan 7 bus 61 3001 Heverlee
24ste Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres Vanaf pagina 6 geven we een verfrissende kijk op de gevolgen van
de EMU. Kan de Europese Centrale Bank de geloofwaardigheid behouden? Verkleint de Euro de prijsverschillen? Richt een gecentraliseerd monetair beleid zich vooral naar de sterkste regio’s? Wij lichten een tip van de sluier op.
10
Ekonomika Profiel
15
De Andere Economist
17
Regionale Kernen
24
Vakgroepen
Het gaat goed met Belgie¨! Mathilde is (bijna) zwanger, de dioxinecrisis is voorbij, de gevaarlijke honden worden opgesloten, en ... de Rode Duivels scoren. En er is nog beter nieuws: Alumnus Wilfried Delanghe is Belgisch commercieel manager van Euro 2000. Zelden hebben we zoveel werk gehad als bij de eindredactie van dit artikel. Geen wonder, als je weet dat het hier gaat over een interview met een “cafébaas”. Arlet Wils (EW 1980) is de uitbaatster van het reiscafé Via Via in Heverlee. Hebt u ook van uw hobby uw beroep gemaakt?
Over bergchimpansees, Brakelse taalspecialisten, frisse luchtejes in de gasmarkt, drukpersen, en Boskamp als bosmens. Een regionale mozaïek.
“Het ijzer smeden als het heet is”, dachten de vakgroepen, en ze organiseerden een lessencyclus over e-Business. Waarschijnlijk de meest succesvolle tot op heden.
D
Nu nog anoniem, maar binnenkort is de hoeveelheid fanmail niet meer bij te houden. Dames en heren, wij stellen u voor: Marnix Van Dooren en Michael Cassiers!
U
6
De Anonieme Economist
O
Vereniging van Alumni van de Faculteit Economische en Toegepaste Economische Wetenschappen van de K.U.Leuven - Marijke Decabooter Naamsestraat 69, 3000 Leuven Tel. 016/32.66.90 Fax 016/32.66.89 E-mail:
[email protected].
4
H
Viermaandelijks magazine Ekonomika-Alumni
Fa Quix Voorzitter Ekonomika Alumni
N
Ekonomika-Berichten
voorbeeld strekken. De verantwoordelijke binnen Ekonomika Alumni, Frank Vandenborre, kreeg de voorzitters van drie vakgroepen op één lijn. Elke vakgroep organiseerde op zaterdagvoormiddag een sessie rond e-commerce, vanuit logistiek, vanuit financieel en vanuit commercieel standpunt. De vak-
groepen P & L (Bart De Ridder), SCAFF (Walter Herssens) en Marketing (Francis Bertrem) hebben voorbeeldig samengewerkt. De meer dan 220 inschrijvingen bewijzen dat een juiste keuze van thema, een band met de KU Leuven en ons netwerk, een gebald programma, een beperkt tijdsbeslag en democratische (Ekonomika)-prijzen een succesvolle combinatie zijn. Ekonomika Permanente Vorming beantwoordt daardoor aan het hectische time management dat onze leden toepassen. Wij denken en werken dagdagelijks aan de ″time to earn″. Maar die inkomstenbron droogt vroeg of laat op als wij niet onze eigen concurrentiepositie via vorming verbeteren. Om later nóg beter te doen, moeten wij willens nillens ruimte maken voor ″time to learn″.
I
Economisten hebben per definitie geen tijd. Tijd is ons meest schaarse goed, na geld uiteraard. Tijd vinden om nieuwe dingen te assimileren is bijgevolg niet evident. Wanneer economisten zich in iets willen verdiepen, dan moet dit kunnen passen in de ″going concern″ van elke dag. Vandaag en morgen moet er immers gepresteerd worden, en tussenin moet tijd gevonden worden voor vorming, bv. voor een avondlezing, een halve-dag-seminarie, een cursus, ... Ekonomika Permanente Vorming houdt daar terdege rekening mee, zonder in te boeten aan kwaliteit. Want noch de academische waarde, noch de kwaliteitswaarde van de Ekonomika vormingsessies verminderen door de geconcentreerde dosering van het aanbod. Het succes van de sessies van ″Acht om het horen″, de seminaries van de vakgroepen, de Ekonomika-lessencyclus, ... bewijzen dit. Graag kom ik nog even terug op de zopas beëindigde lessencyclus over e-business. Ze kan zeker tot
De Anonieme Economist
VAN AMATEURZAALVOETBAL TOT CRISISMANAGEMENT De gevreesde onderzoeksjournalisten van de Ekonomika Berichten landden dit keer in Brussel en Asse alwaar zij twee onbekende Ekonomika-leden de weg naar eindeloze roem aanboden. Aan de hand van tien typevragen kan u ook deze maand in avant-première kennis maken met twee BV’s in wording. Nog vóór U de eerste leugens leest in ‘de boekskes’ ...
1. Was u in uw studentenjaren betrokken bij Ekonomika? Herinnert u zich de praeses nog? En hij U nog? 2. Wat was uw favoriete prof of cursus, de vervelendste prof, het saaiste vak? 3. Welk café, restaurant bezocht u het vaakst? En zijn daar nog sporen van terug te vinden? 4. Heeft u uw echtgeno(o)t(e) leren kennen tijdens uw studententijd? Is hij/zij economist(e)? 5. Heeft u vrienden voor het leven overgehouden aan uw studententijd? 6. Wat bent u na uw studies gaan doen? Heeft u nog ultieme professionele dromen of ambities? 7. Zou u dezelfde studies opnieuw doen indien u kon herbeginnen (en u opnieuw zou slagen!)? 8. Welke hobby’s beoefent u nog naast golfen, cruises en casino’s bezoeken? 9. Vanaf welke leeftijd zou u willen rentenieren? 10. De Financieel-Economische Tijd of De Morgen? MARNIX VAN DOOREN Alumnus TEW 1989 ASSE Gehuwd met Tinne Desmedt (TEW 1989), Pieter en Arthur en een derde kindje op komst. 1. Jazeker, als studentenvertegenwoordiger namens het verwante en minstens even bekende Stukokom, was ik wel ″min of meer bekend″ met het toenmalig praesidium van Hans ″Billy″ Cools. Onvergetelijk zijn zeker en vast de jaarlijkse deelname met de Ekonomika-bende aan het EST (Ekonomika Sport Tornooi) en de kleinschaligere maar steevast uit de hand lopende activiteiten van de jaarwerking. Dat praesidium komt trouwens nog regelmatig eens samen, al zijn de sportieve hoogtepunten intussen wél iets schaarser geworden... En een figuur om nooit te vergeten was natuurlijk Kristof De Koninck. 4
2. Tja, die lessen, daar ben ik mettertijd enigszins in geëvolueerd: van de heel plichtsbewuste student in de eerste kandidatuur (de angst om te buizen) tot een zeer regelmatige brosser... Het nut van de cursussen Wiskunde van Prof. Van Winckel is mij soms ontgaan maar dat is misschien te wijten aan mijn Latijns-Griekse achtergrond. Anderzijds heb ik heel goede herinneringen aan Mark Eyskens en Raymond Vuerings: Eyskens kon schitterend de link leggen met de dagdagelijkse realiteit en de maatschappelijke evoluties (daarvoor bleef je zelfs op zaterdag) terwijl de colleges van Vuerings ideale kaartnamiddagen waren om de week op een rustige manier in de bar af te sluiten. 3. Zonder enige twijfel en met lengten voorsprong: de Revue op de Oude Markt. Van tijd tot tijd werd daar tussen de Palm, de citroenjenever en Louis Neefs gediscussieerd over het leven dat het niet schoon was om aan te zien. Het is trouwens nog steeds
EKONOMIKA berichten + april 2000
dé plaats van afspraak als er een Leuvense reünie plaats vindt. Als restaurant denk ik onmiddellijk aan de regelmatige afspraken met een groepje vrienden in de Sedes, de meer exotische tegenhanger van Alma 2. Je vond daar toch wat meer variatie en gezelligheid dan in de Alma. 4. Een echt economistenhuwelijk inderdaad, hoewel we eigenlijk pas na Leuven begonnen verkeren. 5. Ja, zeer veel en we komen ook nog vaak samen, vooral met de jaarwerking van de licenties. We zijn ondertussen al voor de tiende keer op weekend geweest, een jaarlijkse traditie die van een plotse inval op een zonnige zomerdag is uitgegroeid tot een hele logistieke organisatie inclusief kinderen, wederhelften, babysitters en oeverloze discussies over de begroting van dit land. Sommigen presteren het om op een weekend zelfs drie keer op en af te rijden om zo weinig mogelijk van de festiviteiten op het weekend te missen. 6. Ik heb eerst nog een jaar financiële wetenschappen bijgestudeerd aan de Vlerickschool. Daarna ben ik begonnen in het bedrijfsrevisoraat bij Ernst & Young, waar ik nu ongeveer 8,5 jaar werk. 7. Ja, absoluut. Alleen zou ik misschien eerder voor Handelsingenieur opteren omdat ik meen dat het een bijkomend inzicht in techniek en industrie geeft, zonder dat je algemene kennis daaronder lijdt. 8. Ik probeer zo goed mogelijk de actualiteit te volgen en ben recent ook herbegonnen met amateurzaalvoetbal. Daarnaast hecht ik nog steeds veel belang aan het behoud van de nodige sociale contacten. En tenslotte, met een gezin met twee jonge spruiten en een drukke job, krijg je je vrije tijd natuurlijk probleemloos vol... 9. Rentenieren voor onze generatie? Worden wij niet de ″lost generation″ genoemd die de huidige pensioenen financiert maar
ook langer zal moeten werken om zelf nog van een pensioen te kunnen genieten? Om eerlijk te zijn, ik heb er eigenlijk nog niet bij stilgestaan en ik lig er ook niet echt wakker van. Ik zou het trouwens veel erger vinden om vervroegd aan de kant geschoven te worden. 10. De FET vast en zeker want het is de compleetste krant. Eigenlijk zou je er nu ook De Standaard moeten bij vernoemen. Die is er enorm op vooruitgegaan sinds de samenwerking met de Financial Times. MICHAEL CASSIERS Alumnus MBA 1980 BRUSSEL Gehuwd, 2 zoons. 1. Neen niet echt. Ik heb mijn studies TEW aan de UFSIA gedaan en ben vervolgens voor mijn MBA naar Leuven gekomen. Ik kan mij de praeses van dat jaar niet meer herinneren, maar wel Fa Quix. Maar dat was het jaar daarna zeker? 2. Als MBA-student ga je je verwachtingen waarschijnlijk toch al wat hoger stellen
en apprecieer je vooral die professoren die praktijkgericht konden lesgeven: zo was ik erg gecharmeerd door de marketing-cursussen van Prof. Piet Van den Abeele en Stanford-gastprofessor Srinivasan, de cursus Capital Markets & Finance van Prof. Lambert Vanthienen (″Gentlemen, if there was a system to beat the market, do you really think I would be standing in front of you?″) en zeker niet te vergeten volbloed Europeaan Prof. Albert Coppé. Deze laatste deed echt veel meer dan gewoon zijn cursus geven, zoals ons bij hem thuis uitnodigen voor een debat. Het tegenovergestelde van wat ik net zei was de cursus Personeelsbeleid van Prof. Vuerings, die wij samen met de licentiestudenten kregen. Dat was veel minder inspirerend. 3. Ik zat op kot op Campus Irena en had daar veel contacten met buitenlandse studenten. Uit dat ene jaar heb ik geen speciale herinnering aan een bepaald restaurant overgehouden. Wat de Alma’s betreft, ging onze voorkeur wel duidelijk naar de Alma 2, de meest knusse van de drie. 4. Neen, mijn echtgenote heeft in Antwerpen vertaler-tolk gestudeerd. 5. In het begin was dat vrij sterk, maar achteraf is dat toch duidelijk verminderd. De MBA’ers houden m.i. duidelijk minder contact. Het is een uitgesproken internationaal publiek en ik heb de indruk dat de buitenlandse studenten met een andere focus komen. De alumnivereniging doet wel moeite maar de netwerking is minder sterk. Vlerick heeft zijn ″Vlerick-boys″ en dat imago hebben wij nooit gehad. Ik heb overigens nooit de term ″Vlerick-girls″ gehoord, hoewel ik er toch genoeg ken. 6. Ik ben begonnen bij Henkel als management trainee om vervolgens met een oude studievriend een eigen bedrijfje op te zetten in de IT-branche. Daar ben ik na een tijdje uitgestapt, wegens iets te weinig rendement, en kwam dan via Olivetti terecht bij het consultancy-bedrijf CEGOS dat destijds geleid werd door Rik Decan (o.m.
het brein achter ″Wie is Wie in Vlaanderen?″). Zo heb ik geruime tijd bij de Europese Commissie gewerkt als expert voor grensoverschrijdende samenwerking tussen ondernemingen. Sinds enkele jaren heb ik mij toegelegd op bedrijfscommunicatie bij Anthonissen & Associates. Vandaag begeleid ik ondernemingen en organisaties inzake crisiscommunicatie, beursintroducties en corporate communications. Er is nog veel te doen in die domeinen. 7. Ik zou het MBA-programma beslist opnieuw doen, maar waarschijnlijk wel na eerst een praktijkervaring te hebben opgedaan. Anderzijds twijfel ik sterk of ik niet voor de Vlerick-school zou kiezen, juist omwille van die uitgesproken praktijkgerichtheid en de betere netwerking. Vandaag moeten studenten die keuze gelukkig niet meer maken. (door de samenwerking tussen KU Leuven en Vlerick, nvdr.). 8. Neen, ik beoefen geen enkele van de hobby’s uit de vraag. Mijn hobby’s liggen meer in het artistieke. Ik speel regelmatig theater en heb hiervoor ook nog een opleiding gevolgd (theater zit in de familie, acteur Alex Cassiers is een neef van Michael). Zo speelde ik o.m mee in een aantal stukken van Shakespeare. Dat theater spelen heeft iets bijzonders: ik hou van de kick op de planken en het is een zeer nuttige ervaring voor de dagelijkse beroepspraktijk. Daarnaast leer ik ook piano spelen. Ik heb bovendien een passie voor het gebruik van kleuren en intuïtie en streef er naar die kennis toe te passen in mijn beroepsleven. Fascinerend. 9. Van zodra de financiële onafhankelijkheid er is: nagenoeg onmiddellijk. Dan leg ik mij toe op mijn hobby’s en geef ik gratis advies. Misschien toch een uitzondering: crisiscommunicatie. Dat vind ik zo boeiend, nuttig en zinvol dat ik dat graag wil blijven doen. Ik ben er trouwens goed in, al zeg ik het zelf. 10. Ik kies voor beide: De Financieel Economische Tijd is en blijft de Vlaamse kwaliteits(zaken)krant bij uitstek. Maar De Morgen heeft zich op indrukwekkende wijze herpakt en geprofileerd. Frank Vandenborre
EKONOMIKA berichten + april 2000
5
24ste Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres
ER IS NOOD AAN EEN MODERNE EUROPESE CENTRALE BANK In een restaurantje vlakbij zijn tweede thuisbasis, de Senaat, licht professor Paul De Grauwe, aan de vooravond van het 24ste Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres met als thema ″EMU: dé uitdaging″, een tipje van de sluier over zijn recente diagnose van de Europese monetaire politiek. Kan de Europese Centrale Bank (ECB) in haar huidige opzet de geloofwaardigheid op lange termijn behouden? Wat zijn de krachtlijnen van je recente studie over het geldbeleid in Euroland? Mijn studie omvat twee luiken. In een eerste luik geef ik aan dat de economische ontwikkelingen tussen de verschillende lidstaten van euroland sterker divergeren dan initieel verwacht bij de invoering van de euro. Zo kennen bijvoorbeeld Ierland, Spanje en Portugal momenteel een sterke groei terwijl Duitsland, Italië een trager groeiritme tonen. Daartussen bengelen dan landen zoals België en Frankrijk. Het gevolg hiervan is dat de lidstaten verschillende verwachtingen hebben omtrent het rentepeil. De sterke groeiers zijn vragende partij voor een hogere interestvoet terwijl de minder succesvolle lidstaten aandringen op het tegendeel. Waaruit ik dan besluit dat, juist omwille van de sterk uiteenlopende ″claims″ op het geldbeleid van de ECB, deze laatste in vele gevallen dreigt verlamd te worden. In het tweede luik van mijn paper geef ik het probleem aan van het gebrek aan transparantie van de ECB. Is deze moeilijke situatie waarin de ECB zich meermaals dreigt te bevinden slechts een tijdelijk fenomeen? Met andere woorden, kunnen we hopen op betere tijden? Neen. Zolang er tussen de lidstaten een asymetrie inzake economische omstandigheden bestaat en deze landen bovendien over onvol6
doende flexibiliteit beschikken, zullen zij van oordeel zijn dat ze een dure prijs betalen voor hun deelname aan de monetaire unie. En dat zal op zijn beurt leiden tot heel wat conflicten tussen lidstaten en de ECB. Mijn besluit is dus dat de Europeanen met deze moeilijke situatie zullen moeten leren leven. Het is de prijs die we betalen voor de muntunie, die - laten we niet vergeten - toch ook heel wat voordelen heeft. Kunnen we dan niets leren uit de ervaringen van de Federal Reserve in de Verenigde Staten? Het Verdrag van Maastricht heeft prijsstabiliteit als hoofddoelstelling van de ECB bepaald. Wat de andere objectieven van de ECB betreft, blijft het Verdrag zeer vaag. De Federal Reserve daarentegen heeft veel ruimere objectieven, met als gevolg dat haar actieterrein zich niet louter beperkt tot inflatie maar ook gericht is op elementen zoals tewerkstelling en economische groei. Op die manier is zij beter gewapend om een meer geïntegreerd en efficiënt monetair beleid te voeren. Kortom, zolang de ECB zich stricto sensu beperkt tot prijsstabiliteit kan haar monetaire politiek niet of nauwelijks aansluiten bij de economische prestaties van bepaalde lidstaten. Nu moet wel gezegd dat in euroland elementen zoals begrotingsbeleid en loonbeleid nog steeds nationale materies zijn en de overdracht van bepaalde bevoegdheden terzake op Europees niveau voorlopig geblokkeerd is.
EKONOMIKA berichten + april 2000
Paul De Grauwe: beslissing ECB zijn niet transparant. Het tweede probleem van de ECB is haar gebrek aan transparantie of ″accountability″? Teveel gebeurt achter gesloten deuren. Bijvoorbeeld, de ECB verklaart wel dat de inflatiedoelstelling ten hoogste 2 % bedraagt, maar zegt geen woord over de procedure die de bank zal hanteren om in te grijpen indien deze norm overschreden wordt. Een eerste reden voor dat gebrek aan transparantie is dat er in Europa een gebrek is aan sterke politieke organismen die de ECB op haar werkzaamheden en prestaties controleren. In de Verenigde Staten, bijvoorbeeld, moet de Federal Reserve voortdurend rekening houden met een aantal organismen die een sterk politiek tegengewicht kunnen vormen. Laten we hier even verder op ingaan, uitgaande van de basisidee dat hoe meer macht je delegeert, hoe sterker de nood wordt aan controle op de aanwending van die macht. Vandaar dat er een verband moet bestaan tussen macht of onafhankelijkheid en ″accountability″. Nu toont empirische evi-
dentie aan dat de ECB de meest onafhankelijke centrale bank is, vergeleken met de Bundesbank en de Federal Reserve, maar het slechtst scoort op het vlak van verantwoording van haar beleid. Wanneer Fedvoorzitter Alan Greenspan zijn beleid toelicht voor het Congres heeft hij voor zich een instituut dat de statuten van de Fed kan wijzigen met een eenvoudige meerderheid. Wanneer de voorzitter van de ECB voor het Europees Parlement verschijnt, krijgt hij te maken met een instituut dat geen enkele macht heeft om de statuten van de ECB te wijzigen. Bovendien is de Fed verplicht het verslag van haar vergaderingen en de stemmingen te publiceren, wat weer niet het geval is voor de ECB. De Europese Centrale Bank beschikt dus over een grote onafhankelijkheid maar daartegenover staat geen gepaste transparantie of verantwoording. Een tweede reden zijn de vage objectieven - buiten het element prijsstabiliteit - die voor
de ECB zijn bepaald in het Verdrag van Maastricht. Dit heeft ertoe geleid dat de ECB de objectieven die ze dient na te streven zelf is gaan interpreteren, wat trouwens duidelijk tot uiting komt in haar publicatie ″The ECB’s Monetary Policy Strategy″ (Monthly Report of the ECB, januari 1999). Tot ieders verbazing heeft de ECB hierin haar objectieven zeer beperkend geïnterpreteerd, met name uitsluitend gericht op prijsstabiliteit. Alle referenties naar andere objectieven zijn weggelaten. Op die manier vermijdt de ECB dat ze verantwoording verschuldigd is over andere elementen zoals economische prestaties, evolutie in werkgelegenheid, etc. Hoe met het nu verder? Deze stand van zaken creëert op lange termijn een probleem van politieke steun voor de ECB. Moderne centrale banken hebben een grotere verantwoordelijkheid dan enkel maar prijsstabiliteit. Hun verantwoor-
delijkheden strekken zich uit tot macro-economische stabiliteit in het algemeen, d.i. het beperken van de schommelingen in de business cyclus, het voorkomen van deflatie en het behouden van financiële stabiliteit. Het is moeilijk in te schatten hoe lang Europese politici hun steun zullen kunnen geven aan een instelling waaraan ze veel macht hebben toegewezen, maar waarop ze weinig controle hebben. Problemen zullen sowieso rijzen wanneer men de indruk krijgt dat de ECB weinig doet om recessies of een toename in werkloosheid te vermijden. Dit doet me uiteindelijk veronderstellen dat vroeg of laat de objectieven en verantwoordelijkheden van de ECB moeten uitgebreid worden. Patrick Moermans
Ekonomika Gekruisigd HORIZONTAAL
VERTIKAAL
1. Oostenrijks-Amerikaans econoom en socioloog, beschrijver van de ontwikkeling van het kapitalisme. (10) 6. Volgens de dikke minder juist voor aanzetterklos. (10) 9. Remi zong twee toontjes lager. (2) 10. Nam de afmeting van die vloerbedekking. (3). 11. Niet-eigenschap van bananen. (5). 13. Je gevoeg doen op die rivier. (2) 14. Pijnlijk metaal. (2) 15. Agrarische letter. (3) 16. Letter van 70 cm. (2) 17. Aanstonds een Nederlandse licentiate. (3) 19. Judo-jurk. (10) 22. Zonnegod op notenbalk. (2) 23. De Guys hebben partij gekozen. (2) 24. Vóór een fonds brengt het evenwicht op een markt. (10)
1. Dit percentage wordt niet meteen besteed. (10) 2. Een fototoestel met vijf vingers. (10) 3. Overtreffende trap van een honingdrank. (5) 4. Deze rabbijn kent meer dan de heilige Schrift. (10) 5. Wat je nog krijgt voor een deelresultaat. (10) 7. Kort sterk metaal. (2) 8. Onder andere deze afkorting. (2) 12. Moedig je paard aan. (2) 13. Heb je in als je het land hebt. (2) 15. Bloeddorstig onderricht. (3) 16. Het land effenen met deze economische grootmacht. (2) 18. Betreffende 20 horizontaal. (2) 20. Bestaansreden van oproerpolitie. (3) 21. Deze oude man maakt een einde aan het werelddeel. (3)
EKONOMIKA berichten + april 2000
7
24ste Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres
EURO VERKLEINT PRIJSVERSCHILLEN NIET Dat de euro de prijstransparantie in euroland zou bevorderen, wordt door niemand betwist. Maar daaruit afleiden dat de prijzen in de eurozone naar elkaar toe zouden convergeren tot het laagste niveau, als gevolg van de concurrentie, blijkt een wat voorbarige conclusie. Bovendien zijn de prijsverschillen persistent en is het potentieel voor prijsconvergentie niet erg groot, zoals ook de Amerikaanse ervaring leert. Deze conclusies komen uit het referaat van Jan Bouckaert (Universiteit Gent)en Frank Verboven (UFSIA) tijdens het het 24ste VWEC in Gent op 17 maart jl.
Beide auteurs baseren hun conclusies op een grondige analyse van een databank met gegevens over ca. vijfenzeventig automodellen (en opties) in twaalf landen over een periode van zeven jaar. Uit de analyse van de cijfers blijkt dat de internationale prijsverschillen systematisch zijn (d.w.z. voor alle modellen en hun opties) en sterk schommelen doorheen de tijd. Verder blijkt dat prijzen over de betrokken periode niet convergeren, zelfs niet na correctie voor wisselkoersschommelingen. En zelfs tussen landen met een stabiel wisselkoersregime doorheen de jaren ’90 (Duitsland, Frankrijk, Nederland en Luxemburg) blijft de divergentie in de prijzen bestaan. Wel is het zo dat deze prijsverschillen kleiner zijn dan tussen landen met volatiele wisselkoersen zoals het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Italië en Zweden. In deze groep van landen zijn de prijsverschillen zeer groot, in de ordegrootte van 15 tot 20 procent. Daar stelt men ook sterke schommelingen in de internationale prijsverschillen vast. Door de introductie van de euro zullen de schommelingen in de tijd sterk verminderen, al zullen de prijsverschillen zelf wel blijven bestaan. 8
Voor de automarkt schatten de auteurs dat de prijsverschillen tussen de 5 à 10 procent zullen blijven bestaan. De belangrijkste reden is het selectieve en exclusieve distributiesysteem dat voorlopig in de autosector gehandhaafd blijft. De euro als dusdanig kan deze reële handelsbelemmeringen niet wegnemen, maar door de prijstransparantie wel zichtbaar maken. Maar daarmee is de segmentatie van de Europese automarkt natuurlijk nog niet weggewerkt. Indien er geen verdere liberalisering in het distributiesysteem komt dan zullen de prijsverschillen zich op een ″stabiel″ niveau handhaven. In zijn reactie stelde de heer Adriaan Dierx van de Europese Commissie dat hij in grote lijnen de conclusies van dit referaat kon onderschrijven. Toch is de Europese Commissie van mening dat de prijsverschillen tussen de diverse lidstaten langzaam maar zeker afnemen en dat de euro dit proces zal verderzetten. Hij wees er op dat in de VS, toch het prototype van de eengemaakte markt met één munt, de prijsverschillen 11 procent bedragen. In de EU bedragen deze 15 procent (met inbegrip van de belastingen), en 13 procent zonder belastingen. Er is dus nog een licht neerwaarts potentieel,
EKONOMIKA berichten + april 2000
maar de Commissie weet dat hier geen wonderen meer mogen worden verwacht. Wat specifiek de autosector betreft, verwacht de Commissie toch meer dan een gemiddelde prijsconvergentie op een lager niveau dan voor de gewone consumentenproducten en -diensten. Zij verklaart dit door het feit dat auto’s duurzame consumptiegoederen zijn waarvoor de consumenten het de moeite vinden om grensoverschrijdend te gaan aankopen. Dit is alleen maar mogelijk na een grondige prijsvergelijking. Als de consumenten echt in Europa gaan shoppen, zal het distributiesysteem verplicht zijn de prijzen internationaal beter op elkaar af te stemmen. Zo wordt prijsconvergentie op een lager niveau een feit. Fa Quix
Gehoord, gezien, gelezen Geert Schoukens, handelsingenieur 99, heeft de IPPA-Prijs voor eindwerken gewonnen. Hieraan is een bedrag van 75.000 frank verbonden. Zijn verhandeling handelt over ″De prestaties van ethische beleggingsfondsen in het Verenigd Koninkrijk″ en werd opgesteld onder leiding van prof. L. Bouckaert met prof. L. Renneboog als copromotor.
24ste Vlaams Wetenschappelijk Economisch Congres
VLAANDEREN BOVEN loonkosten hetgeen leidde tot structurele werkloosheid. Maar nu ook weer voerde de Belgische Centrale Bank een strak monetair beleid gericht op de sterkste regio. Met de nieuwe industriële sectoren van chemie, petrochemie, autoassemblage, ... kon Vlaanderen activiteiten aantrekken met hogere arbeidsproductiviteit en een grote toegevoegde waarde. Deze waren en zijn relatief minder afhankelijk van de dure Belgische frank.
″We kunnen ons de vraag stellen of één centraal monetair beleid door één centrale bank niet pareto-inferieur is tegenover een gedecentraliseerd monetair beleid. Want grondig historisch economisch onderzoek wijst uit dat een gecentraliseerd monetair beleid zich richt naar de sterkste regio’s. De Belgische ervaring leert dat. Met de huidige beleidslijnen van de Europese Centrale Bank (ECB) zal dat in euroland niet anders zal zijn″, aldus Patrick Vanhoudt (Europese Investeringsbank en UFSIA) en Erik Buyst (KU Leuven) op het 24ste VWEC in Gent in maart jl.
Natuurlijk is de ervaring met de euro en het monetair beleid van de ECB nog erg beperkt en is het nog te vroeg om conclusies te trekken. Beide auteurs wijzen er ook op dat de theoretische analyse niet noodzakelijk tot de conclusie moet leiden dat wij effectief naar een gedecentraliseerd monetair beleid moeten gaan. Integendeel, de auteurs concluderen uit hun analyse dat een aanvullend en efficiënt regionaal beleid noodzakelijk is om precies de ongewenste neveneffecten van een gecentraliseerd monetair beleid op te vangen. Patrick Vanhoudt: ″Wij gaan er al te gemakkelijk van uit dat het monetair beleid een eenvormige impact heeft op alle regio’s. Dit is niet juist. Regio’s hebben wel degelijk een verschillende gevoeligheid voor wisselkoersschommelingen en renteaanpassingen. Het is duidelijk dat regio’s met sterk exportgerichte activiteiten daar veel gevoeliger voor zijn. Daarnaast speelt ook de concentratie van het aantal KMO’s een rol. KMO’s zijn voor hun financiering immers aangewezen op de lokale banksector en kunnen zich niet zoals grote bedrijven op de internationale niet-bancaire markt financieren″. Professor Erik Buyst (KU Leuven) gaf vervolgens een bijzonder interessante vergelijking van de Belgische situatie in de jaren ’50 en daarna in de jaren ’80. Het gaat in beide gevallen om periodes waarin een zogenaamde ″hardemuntbeleid″ werd gevoerd. Maar
de effecten zijn voor Noord en Zuid in ons land in beide periodes erg verschillend geweest. In de jaren ’50 was Wallonië de sterkste economische regio en Vlaanderen eigenlijk nog arm. Het bruto regionaal product per capita lag in Vlaanderen liefst 15 procent lager dan in Wallonië. Wallonië had toen sterke economische sectoren zoals staal en steenkool. Maar door de toen heersende krapte op de Waalse arbeidsmarkt (als gevolg van een laag geboortecijfer in de eerste helft van de 20ste eeuw) dreigde het inflatierisico. Om de dreigende loon-prijs-inflatie te bestrijden voerde de Nationale Bank een hardemuntbeleid. Ex post kan dit beleid geslaagd worden genoemd voor wat betreft het bestrijden van de inflatie. Maar het is nadelig geweest voor de economische ontwikkeling van Vlaanderen. Immers, in de jaren ’50 kende Vlaanderen een forse bevolkingstoename en was economische groei noodzakelijk om er de structurele werkloosheid op te lossen. Maar het hardemuntbeleid remde de exportmogelijkheden en dus ook de economische ontwikkeling in Vlaanderen. In de jaren ’80 was precies het omgekeerde het geval. Vlaanderen had zich ontwikkeld tot de sterkere economische regio, terwijl Wallonië met structurele problemen kampte in de traditionele sectoren van staal en steenkool. De Waalse arbeidsproductiviteit stond niet meer in verhouding met de hoge
Vanhoudt en Buyst komen bijgevolg tot de conclusie dat een monetaire unie niet automatisch leidt tot economische convergentie tussen de regio’s, wel integendeel. Het monetair beleid heeft, onder invloed van de rentetarieven en de wisselkoersschommelingen, een asymetrische impact op de diverse regio’s binnen de unie. De ECB kan in het beste geval zich richten op de ″gemiddelde″ regio, maar blijkt zich voorlopig vooral te oriënteren op de sterkste regio. De markt zou spontaan de verschillen kunnen wegwerken, maar dan moet de markt efficiënter werken: er moet voldoende loondifferentiatie tussen de regio’s zijn waarbij de lonen de productiviteit weerspiegelen. Er moet voldoende ″human capital″ worden gevormd via opleiding en vorming, en vooral moet er een voldoende mobiliteit van arbeidskrachten bestaan tussen de regio’s in de EU, hetgeen vandaag zeker niet het geval is, in tegenstelling tot de VS. De auteurs besluiten dan ook dat een regionaal beleid kan helpen. Maar op de vraag welk type van regionaal beleid nu effectief de sociale en economische cohesie tussen de regio’s binnen de EU kan bevorderen, konden zij geen antwoord geven, hetgeen trouwens niet het voorwerp van hun studie uitmaakte.
EKONOMIKA berichten + april 2000
Fa Quix
9
Ekonomika Profiel
RELATIE-MARKETEER IN DIENST VAN EURO 2000 De organisatoren van Euro 2000, het Europese voetbalkampioenschap dat door de Belgische en Nederlandse voetbalbond samen wordt georganiseerd, beschikken over een budget van 2,3 miljard frank. Een deel van die gelden moet komen van sponsors en leveranciers. Om het kapitaal bijeen te harken, kan Euro 2000 rekenen op de commerciële vaardigheden en het rijke netwerk van Wilfried Delanghe, oud-ETEW’er en hoe kan het ook anders, sportliefhebber.
Een kort woordje over je studies? Na het college in Veurne, trok ik naar Leuven om er de licentie in financieel-economische wetenschappen te halen. Ik voegde daar een PUB-jaar (lees: postgraduaat bedrijfsmanagement) aan de Vlerick-school aan toe. Dat was een programma dat, denk ik, toen nog maar vijf jaar bestond. En dan was er nog de legerdienst, waar ik het schopte tot reserve-officier bij de recce′s (de verkenners voor niet-legerkenners). Sloeg je na je studies meteen de commerciële richting in? Mijn loopbaan startte in 1969 bij Unilever Belgium, in de divisie Iglo-Ola. Ik had er al stage gelopen na mijn Vlerickopleiding en vóór de start van mijn legerdienst. Diegenen die vertrouwd zijn met een groep als Unilever weten dat men er start met de klassieke trainee-job, dit wil zeggen zoveel mogelijk verschillende jobs uitvoeren in de eerste jaren. Eerst was de verkoop aan de beurt. Al gauw werd ik telecall-manager, aan het hoofd van een ploeg van 35 dames die dagelijks klanten opbellen en permanent in contact zijn met de vertegenwoordigers op de baan. Het was mijn taak die dames op te leiden, het team te leiden en promoties op te zetten. 10
Het moet gezegd dat televerkoop in die tijd al erg actueel was bij Unilever. Nadien werd ik district manager van Oost- en West-Vlaanderen, verantwoordelijk voor acht vertegenwoordigers. Na de verkoopsopleiding was de marketing aan de beurt. Ik was enkele jaren brand manager, verantwoordelijk voor zowel verkoop als aankoop, onder meer voor het volledige visgamma van de groep. Met de distributie, na verkoop en marketing, was de cirkel bijna rond. Bij SBT, de afdeling snel Belgisch transport van Unilever, was ik onder meer verantwoordelijk voor de ganse traffiek naar Italië voor de Bekaert-groep. De cirkel was bijna rond, zegt U. Wat ontbrak er dan nog? In principe moest ik ook nog het vierde aspect van de opleiding, met name financiën, afwerken. Maar na zeven, acht jaar bij Unilever werd ik geheadhunt door de Zwarte Kat uit Luik, waar ik hoofd werd van de sales en marketing. Van een gestructureerde multinational kwam ik dus terecht bij een familiale onderneming. In 1982, drie jaar later, stapte ik over naar Delacre, een divisie van Campbell Soup Company. Drie jaar lang leidde ik er, als general sales manager voor België, de verkoop- en marketingafdeling.
EKONOMIKA berichten + april 2000
En toen kwam alweer een headhunter je voor Coca-Cola Belgium wegkopen? Wie droomt er niet van om bij Coca-Cola aan marketing te doen? Zo′n mooie kans laat je natuurlijk niet liggen, zeker niet als het gaat om een functie van marketingdirecteur. Na verloop van tijd kreeg ik er ook nog de leiding van de bottelarij in Brugge bovenop. In 1991, zes jaar later, kreeg ik dan de kans om voor Coca-Cola naar het buitenland te trekken en op die manier verder door te groeien binnen de frisdrankengroep. Na lang twijfelen, ben ik uiteindelijk niet ingegaan op de uitnodiging om familiale redenen. Had ik toen voor de carrière gekozen, was ik vandaag wellicht general manager van Coca-Cola Atlanta of Venezuela. En toch heb ik geen spijt van mijn beslissing. Op datzelfde ogenblik kreeg je het aanbod om Quaker Oats België te gaan leiden? Ik heb een uitstekende periode gekend bij Quaker Oats. De groep had een interessant productengamma, gaande van graanproducten over dierenvoeding tot frisdranken (Gattorade) en vertegenwoordigde in België een omzet van 3 miljard frank. We lanceerden op succesvolle wijze een nieuw merk van kattenvoeding, Felix, dat op drie jaar tijd een marktaandeel van 12 procent veroverde. Toen de afdeling dierenvoeding later verkocht werd aan Spillers Petfoods, vroeg men me een reorganisatie door te voeren waarbij de marketing van Quaker Oats België zou overgebracht worden naar Parijs. Niet onbelangrijk daarbij was dat ik eigenlijk mijn eigen job moest wegcijferen. Hoe kom je dan uiteindelijk in de voetbalwereld terecht?
In al die jaren dat ik actief was bij multinationals was ik uitstekend geplaatst om mijn relatie-marketing op te bouwen. In de loop der jaren was de wens gegroeid om vanaf mijn vijftigste deze schat aan informatie en relaties te gelde te maken, voor mezelf en voor een eigen, op te richten bedrijf. En die wens is vandaag werkelijkheid. Via mijn vennootschap stel ik momenteel mijn expertise en netwerk ter beschikking van twee belangrijke cliënten: Euro 2000 en een Frans bedrijf actief in dierenvoeding. Maar je komt toch zomaar niet in die voetbalwereld terecht? Toeval is het natuurlijk niet. Sinds 1984 heb ik een loge bij voetbalclub Anderlecht en dus ook een voet in het voetbalgebeuren. Ook via dit kanaal heb ik trouwens heel wat relaties kunnen ontwikkelen. Michel Verschueren, bijvoorbeeld, is een persoonlijke vriend geworden. Nu, de concrete aanleiding voor mijn huidige opdracht in het kader van Euro 2000, was een telefoontje van de tornooidirecteur, Alain Courtois, in maart ’99. Na een eerste gesprek hoorde ik een hele poos niets meer tot Courtois me in oktober terug contacteerde en zei: ″Wilfried, u hebt in België de relaties die we nodig hebben″. Wat is de missie van Euro 2000 en wat houdt je functie van Belgisch commercieel manager van het tornooi precies in? Euro 2000 is belast met het organiseren van het tornooi zelf, met alles erop en eraan. Mijn taak, en die van mijn collega in Nederland, bestaat erin sponsors en leveranciers (in het jargon: suppliers) aan te brengen. Sponsors leggen een som geld op tafel terwijl de bijdrage van suppliers naast geld ook een inbreng in natura omvat. We voeren onderhandelingen met al deze partijen, wat niet altijd evident is omdat er toch heel wat rechten en plichten op het spel staan. We moeten oplossingen uitdenken als bijvoorbeeld een hoofdsponsor toevallig een product in portefeuille heeft dat concurrerend is met een product van een andere hoofdsponsor. Of nog, indien bepaalde producten van een hoofdsponsor uit veiligheidsoverwegingen
Wilfried Delanghe: “Ook de privé sector krijgt via 2000 de kans zich maximaal ten aanzien van het buitenland te promoten”. niet in het stadion kunnen, want bijvoorbeeld verpakt in glas. Dit alles kans soms leiden tot lange besprekingen, vooral met nieuwe kandidaat-sponsors of -suppliers die nog geen ervaring met het tornooi hebben.
De namen van de sponsors en leveranciers zijn intussen bekend? Ja. De hoofdsponsors zijn Coca-Cola, Carlsberg, McDonalds, Philips, Fuji, Playstation
EKONOMIKA berichten + april 2000
11
Ekonomika Profiel en Huynday. De suppliers zijn Nashuatec, Adecco, KLM-Alitalia, Connection en Adidas. Het is toch verbazend dat Carlsberg als hoofdsponsor optreedt ten koste van thuisspelers zoals Interbrew of Heineken. Waren deze laatsten dan niet geïnteresseerd? Toch wel, maar de politiek is dat we een voorrecht geven aan partijen die ook bij vorige edities van het tornooi als sponsor optraden. En vermits er, gelet op de exclusiviteit, maar plaats is voor één biergroep, waren we verplicht de kandidatuur van Interbrew of Heineken af te wijzen. Voor de Olympische Spelen van Sydney 2000 dreigen bepaalde hoofdsponsors af te haken nadat een omkoopaffaire aan het licht kwam. Hoe kan u dergelijke problemen vermijden bij Euro 2000? In Sydney werden er naast de contracten met de hoofdsponsors contracten afgesloten met andere, concurrerende sponsors, en dat is natuurlijk om problemen vragen. Wij garanderen aan onze sponsors een strikte exclusiviteit, niet enkel op papier maar, veel belangrijker nog, ook in de praktijk. Dit betekent concreet dat we er zowel voor als tijdens het tornooi permanent op waken dat deze exclusiviteit gerespecteerd wordt. Bijvoorbeeld, in en rond het stadium tolereren we geen concurrerende activiteiten of publiciteitsacties. Stellen we toch dergelijke initiatieven vast, dan grijpen we onmiddellijk in. In de media sprak men over een organisatiebudget van ongeveer 2,3 miljard frank. Is er dan ook zoiets als een business plan voor Euro 2000? Er bestaat een business plan, opgesteld door een Nederlands accountantskantoor. Dat plan is opgedeeld in verschillende deelprojecten waarvoor telkens een manager de verantwoordelijkheid draagt. Elke maand is er een rapportering voorzien naar Euro 2000 die zo permanent kan evalueren en bijsturen waar nodig. Ik moet zeggen dat dit zeer goed loopt, ook al dankzij een goede inter12
actie tussen personen uit de voetbalwereld en de bedrijfswereld. Hoe is Euro 2000 gestructureerd? Hoe zullen de sponsorgelden gebruikt worden? De UEFA is de eigenaar van het Europees kampioenschap. Zij heeft een tweeledige onderbouw. Ten eerste, een vennootschap, met name het Zwitserse ISL (International Sport Leisure), die de commerciële en juridische rechten van tornooien zoals de Champions League en de Europese kampioenschappen beheert. ISL stort de ontvangsten door aan de UEFA: een deel hiervan dekt de interne werkingskosten, het saldo wordt gestort aan de nationale voetbalbonden. Ten tweede, Euro 2000 zelf, die de lokale organisator van het tornooi is. Is het globaal gezien maatschappelijk verantwoord om miljarden in een voetbatornooil te pompen? De werkgelegenheid vaart er in ieder geval wel bij. Er zullen acht stadia in gebruik genomen worden, met 400 tijdelijke krachten per stadium. Ongeveer 150 personen zijn actief in het beheer en de organisatie, vanuit Rotterdam, met nog eens 8 tot 10 man op elk van de acht sites. De horeca - hotels, restaurants, catering - zal in juni ook op volle toeren draaien. Een gans mobiliteitsplan is voorzien. En ga zo maar door. Er zijn dus volgens mij voldoende elementen om te zeggen dat het project economisch belangrijk is. Bovendien biedt Euro 2000 een opportuniteit om maximaal het imago van het Belgisch voetbal, en van België in het algemeen, op te poetsen indien wij, Belgen, kunnen bewijzen dat we zo een grote organisatie aankunnen. Brugge, Brussel, Luik en Charleroi doen belangrijke inspanningen om hun stad en stadion optimaal klaar te maken voor dit evenement. Ook de federale regering en de regionale regeringen spelen maximaal in op onze initiatieven. En vanzelfsprekend krijgt ook de privé-sector een kans om zich maximaal te promoten. Laten we tenslotte toch niet vergeten dat er ook miljarden worden gepompt in Formule 1 en tennis, met dat verschil dat voetbal de meest bekeken sport is en het Europees kam-
EKONOMIKA berichten + april 2000
pioenschap, na de Olympische Spelen en de Winterspelen, de meest bekeken sporthappening. Vergeten we ook niet dat op Euro 2000 31 matchen worden gespeeld, meer dan 7.000 uren televisie, 7 miljard kijkers en 1,2 miljoen toeschouwers in de stadia. Het volk wil nu eenmaal brood en spelen. Hoe verloopt de samenwerking met de Nederlandse collega′s? Vrij goed. Indien er al eens scherpe discussies zijn, dan werpt het Belgisch compromismodel vaak zijn vruchten af. Onze tornooidirecteur, Alain Courtois, vroeger procureur en in 1986 aangesteld als secretaris-generaal van de KBVB, is hierin een meester. Wat boeit je het meest in je huidige opdracht? Ten eerste, het te gelde maken van het relatienetwerk dat ik gedurende vele jaren heb opgebouwd, en de opportuniteit om via deze functie nieuwe personen en bedrijven te leren kennen. Ten tweede, heeft sport me altijd geboeid. Al van in mijn tijd bij CocaCola werkte ik mee aan de sponsoring van het BOIC. Verder ben ik erg actief geweest in de volleybalwereld, onder andere als beheerder van topclub Lennik, ook om dat een van mijn twee zonen profspeler is. Frederik heeft nu vijf jaar voor ereklasser Maaseik gespeeld waarmee hij vier maal Belgisch kampioen werd. Vorig jaar won hij ook het beach-volleybal kampioenschap. Terzijde haal ik het muzikaal talent aan van mijn andere zoon, die ook zijn weg gevonden heeft, als drummer van de band van Will Tura. Wie wordt Europees kampioen? ... ... En wordt Anderlecht Belgisch kampioen? Het is zo goed als zeker. Het moet gezegd dat voetbalclub Standard sterk komt opzetten. Maar Michel (Verschueren) wil absoluut kampioen worden. Patrick Moermans
8 om te horen
DE (JUISTE) PRIJS VAN MOBILITEIT
tiek contract tussen de bevolking en de overheid. Hogere belastingen (via rekeningrijden) zijn enkel mogelijk indien andere belastingen, bijvoorbeeld op arbeid, worden verlaagd. Vandaag ontbreekt hiervoor evenwel de politieke credibiliteit.
Professor Stef Proost kon tijdens de eerste dagen van het jaar 2000 nog niet weten dat enkele maanden later de benzine- en dieselprijzen recordhoogten zouden bereiken. Daardoor werd zijn pleidooi voor het inzetten van een prijsmechanisme om het verkeersprobleem om te lossen alsnog ongewild in realiteit omgezet. Want dat was in essentie zijn betoog: met een adequaat prijssysteem het mobiliteitsvraagstuk oplossen. Alleen bedoelde professor Proost meer voluntaristische maatregelen zoals aangepaste accijnzen en energiebelastingen, rekeningrijden en juiste prijszetting voor het openbaar vervoer. Prof. Proost stelde meteen dat het mobiliteitsvraagstuk bijzonder ingewikkeld is en dat mirakeloplossingen niet bestaan. Het valt trouwens op dat de voorgestelde remedies zeer divers en dus slechts partieel zijn. Hij noemde er enkele op: - blokrijden en elektronische geleiding van auto’s - zuiniger en properder wagens (bv. elektrisch aangedreven) - strengere snelheidscontroles - bedrijfsvervoerplannen, carpoolsubsidies, ... - gratis en beter openbaar vervoer - flexibele en glijdende arbeidsuren - een betere ruimtelijke ordening - oordeelkundige investeringen in infrastructuur (wegenbouw, spoorwegennet, ...). ″Het verkeersprobleem is een schaarsteprobleem dat je best oplost door het inschakelen van het prijsmechanisme en dit ontbreekt vandaag grotendeels″, aldus Proost. Het prijsmechanisme in het verkeer betekent enerzijds het invoeren van het ″rekeningrijden″. Rijden wordt duurder of goedkoper naargelang van de wegbezetting. Op bepaalde uren (spitsuren) zou autorijden
onvermijdelijk duurder moeten worden en in daluren goedkoper. Dit rekeningrijden moet dan wel de bestaande belastingen vervangen. Anderzijds moet het prijsmechanisme ook beter toegepast worden op het openbaar vervoer. Vandaag worden alleen lineaire maatregelen getroffen. Iedereen is het er over eens dat er drastische maatregelen moeten worden genomen. Het wegverkeer groeit nog steeds. In de jaren ’90 is het zelfs met meer dan 50 procent toegenomen. Hetzelfde geldt voor de files. Ook het leefmilieu wordt niet gespaard. Er is de aantasting van de ozonlaag, de uitstoot van kleine deeltjes en van broeikasgassen, om nog te zwijgen van de geluidsoverlast en het beslag op de ruimtelijke ordening. Tenslotte eist het verkeer ook een zware tol aan menselijk leed door de talrijke verkeersongevallen. Professor Proost is er zich van bewust dat een perfecte prijszetting zeer moeilijk is. Het aspect rekeningrijden vereist een gesofistikeerde technologische oplossing die vandaag nog niet waterdicht is, maar misschien morgen wel mogelijk zal zijn. Bovendien moet rekeningrijden ook nog maatschappelijk aanvaard worden. Dit vraagt een poli-
Het is precies dit laatste punt dat door verschillende toehoorders op de korrel werd genomen. Politici hebben altijd een goede motivering om belastingen te verhogen. Maar als het er op aankomt om ter compensatie andere belastingen te verlagen lijden zij plots aan geheugenverlies. Er werd ook opgemerkt dat ″mobiliteit″ vandaag al grote kosten oplevert en dat rekeningrijden die alleen maar zal verhogen. Aanvullend merkte de zaal ook op dat een systeem van rekeningrijden toch behoorlijk asociaal is, omdat alléén zij met een hoog inkomen en een grote bereidheid tot betalen zich in de toekomst nog vlot zullen kunnen verplaatsen en anderen niet. Er ontbreekt duidelijk een sociale correctie in deze economische benadering. Een alerte economist merkte ook op dat het toch normaal is dat bij groeiende mobiliteit ook de infrastructuur moet volgen. Waarom wordt dit zo weinig gezegd? Is de milieulobby in ons land zo sterk geworden dat zij elk debat over nieuwe rijvakken, wegen of autostrades bij voorbaat in de kiem smoort? Als dat effectief het geval is, dan moeten wij maar met zijn allen aanvaarden dat wij in de toekomst steeds langer in de files zullen staan, klonk het.
EKONOMIKA berichten + april 2000
Fa Quix
13
8 om te horen
FINANCIELE ACCOUNTING GEEFT NIEUWE INFORMATIE Een aandachtige analyse van de jaarrekening kan interessante informatie opleveren over de gezondheid van het bedrijf in kwestie. Dit was de finale stelling van het betoog van Prof. dr. Ann Gaeremynck tijdens de derde sessie van het “8 om te horen″-programma. Ann Gaeremynck heeft heel wat studiewerk verricht binnen het domein van de financiële accounting, het derde domein van de boekhouding naast de management accounting en de auditing.
Iedereen die iets of wat bezig is met analyses van bedrijven, hetzij beroepsmatig, hetzij voor privé-doeleinden, zal zich al wel een van de volgende vragen gesteld hebben: kan men een verband leggen tussen winsten en beurskoersen? Hoe beïnvloeden verschillen in de ″accounting standards″ de bruikbaarheid van de financiële informatie? Zijn er verschillen in financiële rapportering tussen beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde ondernemingen? Kan men via de jaarrekening de kans op falen van startende ondernemingen inschatten? Wat is de waarde van een revisoraal verslag in dit verband? Ann Gaeremynck lichtte alvast een paar resultaten van haar uitvoerige studiewerk hier14
omtrent toe. In eerste instantie gingen de onderzoekers op zoek naar mogelijke signalen achter bepaalde rapporteringskeuzes. Zo stelt zich ondermeer de vraag wat de betekenis is van een initiatief tot herwaardering van activa. In de literatuur is er onenigheid of dit als een positief of een negatief signaal moet beschouwd worden. Men neigt naar het negatieve omdat het gevoelsmatig bedrijven zijn die een te klein eigen vermogen hebben die dergelijke stappen doen. Het onderzoek spitste zich toe op de niet-beursgenoteerde ondernemingen. De conclusie is dat in het merendeel van de onderzochte bedrijven een dergelijke ingreep de voorbode is van een neerwaartse spiraal van de bedrijfsresultaten, al werden er significante verschillen vastgesteld tussen de verschillende sectoren. Ons negatieve voorgevoel is dus terecht. Een tweede voorbeeld onder de noemer van de rapporteringskeuzes betreft de activering van O&O-kosten. Hier wordt men geconfronteerd met een duidelijk verschil tussen de Amerikaanse FASB-normen die die activering verbieden, terwijl de Belgische wetgeving dit wel toelaat. Ann Gaeremynck liet zich uit voor activering omdat dit een betere afstemming tussen de kosten en de opbrengsten mogelijk maakt. Ook rond deze
EKONOMIKA berichten + april 2000
vraag heeft men getracht om aan de hand van een steekproef de ware beweegredenen beter te begrijpen. De conclusie van de studie is dat de onderzochte bedrijven melding zullen maken van de O&O-activiteiten om positieve verwachtingen naar de toekomst toe te ondersteunen. Of nog, in vele gevallen wil men negatief nieuws verdoezelen door wat positief nieuws toe te voegen. Een tweede onderzoeksdomein situeert zich in het gebruik van boekhoudinformatie bij de voorspelling van toekomstige faillissementen, meer bepaald de eerste gepubliceerde balans. Er is in eerste instantie nagegaan of we de kans op falen al kunnen inschatten bij startende ondernemingen aan de hand van de vermogensstroomanalysetechniek. Het grote voordeel van deze techniek is dat de kans op manipulatie van de gegevens veel beperkter is dan bij het gebruik van winstcijfers. De resultaten van dit onderzoek zijn zeer interessant en brengen aan het licht dat men bij starters vooral moet kijken of er in het eerste activiteitsjaar voldoende waarde is gecreëerd.... Er is ook nagegaan in welke mate auditverslagen tijdig bepaalde signalen rond een eventueel faillissement bevatten. Uit de eerste resultaten van de studie blijkt dat er wel wat verschillen zijn tussen de verslagen van de verschillende revisoren. De verslagen van de grote kantoren blijken sneller voorbehoud te maken. Een belangrijke bemerking bij dit onderzoek is dat het oorspronkelijk beperkt is tot de verslagen van het jaar voor de faling van de betreffende onderneming. In een tweede fase heeft men de analyse uitgebreid tot de verslagen die tot drie jaar teruggaan voor de faling. We kijken alvast uit naar de resultaten van dit onderzoek...
De Andere Economist
ARLETWILS,VIAVIAENOMSTREKEN In onze reeks ’de andere economist’ zijn al studiegenoten uit erg uiteenlopende sectoren aan bod gekomen, maar een ′cafébaas′ hadden we nog niet aan het woord. Eigenlijk een beetje eigenaardig, want tijdens een typische ′Ekonomika-carrière’ stonden de meesten wel eens achter een of andere toog, mijmerend dat de dag zou komen dat hij of zij een eigen café zou openen. Als we de professionele activiteiten van ons ledenbestand even bekijken, valt echter op dat niet velen van hun hobby ook hun beroep hebben gemaakt. Niet zo bij Arlet Wils (EW 1980), die het reiscafé ′Via Via′ uitbaat aan het station in Heverlee. Was een carrière als ‘cafébazin’ al een ambitie in je studententijd?
Je werkte eerste een tijd bij de GOM, eigenlijk een typische economisten-startjob.
‘Ik ben begonnen in de eerste kandidatuur rechten, ik had schrik van het mathematische van economie, alhoewel ik in de humaniora al de economische richting had gevolgd. Maar snel ondervond ik dat men voor rechten vooral oog voor detail moest hebben, na een eerste mislukking koos ik dus voor algemene economie. Het voordeel was dat ik al de gewoonte had om de grotere volumes te studeren, het eerste jaar economie was dus geen probleem meer, de latere jaren gingen met vallen en opstaan. Wiskunde bleef een struikelsteen en ik moet ook zeggen dat ik me graag amuseerde met het Ekonomika-gebeuren. Ik herinner me nog heel goed Freddy Nurski, die toen opkwam als preses. Het was voor mij de eerste maal dat een praeses belang hechtte aan andere zaken dan ′pinten pakken′. Ik heb nooit in een presidium gezeten maar ik was wel op veel activiteiten aanwezig, ik heb getapt en ik heb ook achteraf dikwijls opgekuist.
Klopt, maar ook hier had ik geen concrete planning. Het was een job die ik kon krijgen, iets wat niet evident was in die jaren. Het was bovendien niet zover van Leuven. Het eigenlijke project was wel interessant, want er was eigenlijk amper een kader gedefinieerd om in te werken, we moesten nog veel zaken doen rond het opstellen en verwerken van de enquêtes. Maar zoals ik al zei het was een tijdelijk project. Ik moest dus na verloop van tijd naar iets anders uitkijken en kwam zo terecht op de aankoopdienst van de Sarma, waar ik eigenlijk nu nog in dienst ben. Ik heb een loopbaanonderbreking genomen.
Dus toen al een beetje de smaak te pakken gekregen? Nee, ik was er graag bij en ik zat ook niet echt met concrete carrièreplannen in het hoofd. Ik had de kans gekregen van thuis om te studeren en daarna zouden we wel zien.
sen wel heel actief bij Joker Toerisme en Pik Nik, de vereniging van begeleiders van Joker Reizen. Mijn hele vrije tijd ging op aan het begeleiden van groepsreizen. Het was telkens opnieuw een uitdaging om met een groep mensen op reis te gaan naar een vreemd continent. Bij Joker Toerisme krijg je enkel een theoretische planning, een vliegtuigticket en een budget. Ik hou van het concept om alles ter plaatse te organiseren en zo de plaatselijke mensen een graantje te laten meepikken. Je houdt er niets aan over, je krijgt enkel het budget waarover ook de reizigers beschikken en het vliegtuigticket en ′that′s it′. Ik heb dit jaren gedaan en sta nu nog altijd in voor opleiding en coordinatie, vooral dan voor de Zuid-Amerikaanse landen. Maar ik ben de jongste jaren niet meer zelf op reis geweest. Goed, dat reisaspect is er dus, maar vanwaar dan de café-idee? Ik heb daar erg lang over nagedacht omdat de eerste bedoeling was een rendez-vousplek te hebben vóór en na de reis, om een beetje in de sfeer te komen maar dat volstond niet om de zaak rendabel te maken. Alternatief reizen is een tof thema om rond te werken, maar je beseft ook dat reiscontacten vrij snel uitdoven, je moet dus eigen-
Maar hoe kom je dan uiteindelijk in een reiscafé terecht? Eigenlijk begint het verhaal in mijn vrije tijd naast mijn job. Ik was erg veel met administratief werk bezig. Ik had wel veel contact met mensen over de telefoon maar daar bleef het bij. Ik was ondertusEKONOMIKA berichten + april 2000
15
De Andere Economist lijk iets meer bieden. We hebben uiteindelijk met drie mensen de gok gewaagd. Het moest een schot in de roos zijn, we wilden niet mislukken. ′Via via′ en Joker hebben eigenlijk een logo en een thema aangereikt, maar hoe je dit invult dat wilden we zelf bepalen, wij wilden geen ′keten′ worden, geen Mc Donalds. Het moest ons café worden. Van zodra je begint met een tweede en derde café, verlies je de emotionele band en de ziel en daar is het nu net om te doen. We houden wel contact met de andere Via Via′s in de wereld. We zijn bijvoorbeeld met het hele team naar de opening van het Via Viacafé in Barcelona getrokken, maar ieder café is vrij hoe hij het concept invult. Wij mikken hier op een vast publiek dat regelmatig terugkomt voor een bepaalde sfeer, terwijl men in de reislanden eerder probeert de mensen een dagje langer te doen blijven... “Alternatief reizen, vrijwilligers,...” is Via Via dan een VZW? Neen, dit café moet winst maken, zoals ieder ander want er zijn heel wat mensen die hiervan moeten leven. We houden wel vast aan bepaalde principes. We schenken wijn die uit de wereldwinkel komt, ... Eigenlijk zie ik dit niet als alternatief, ik vind het normaal dat je op die manier toch nog iets doet aan de kloof tussen noord en zuid. We hebben een eigenheid die we niet snel in een andere werksituatie zullen terugvinden. Zo heeft bijvoorbeeld elke vennoot recht op 3 maanden verlof, terwijl wij ondertussen de wedde blijven uitkeren. Dit laat ons toe om op reis te gaan en nog eens een stukje van de wereld te verkennen.
principe een restaurant uitbaten. Ik hou er wel van om nieuwe gerechten uit verschillende werelddelen uit te proberen. (nvdr: de Lamsragout was uitstekend) en de lessencyclus die ik geef om deze gerechten klaar te maken zijn altijd goed gevuld. We proberen altijd nieuwe activiteiten te organiseren rond het thema reizen zoals diareeksen, optredens, lezingen. Je moet zorgen dat je steeds opnieuw probeert de mensen te boeien. Vandaag lukt ons dit zeer goed.
Binnenkort moet ik de beslissing nemen of ik definitief voor deze job kies, want de maximumtermijn voor verlof zonder wedde is verstreken. Ik moet dan definitief met ′Via Via′ verder. Ik ben er van overtuigd wat we nog heel wat nieuwe dingen kunnen doen, een kookboek uitgeven bijvoorbeeld, het restaurant verder uitwerken... Zoals steeds veel ideeën, maar als we iets doen dan moet het ook goed zijn. Hans Verwaeren
Lezers schrijven... Mevrouw Els Depoorter,
Beste Mevrouw Verbiest,
Als trouwe lezer van de Ekonomika Berichten, las ik het interview met jou in ’De Anonieme Economist’ in het vorige nummer. Uit de tekst maak ik op dat je alumna-EW bent. Hoe kan je dan een uitspraak doen over ″Van Winckel cursussen″? Van Winckel heeft nooit cursus gegeven aan studenten EW. Ik neem aan dat heel wat afgestudeerden een trauma aan deze cursussen overgehouden hebben, maar je kan geen hekel hebben aan iets dat je nooit gevolgd hebt. Graag verklaring/rechtzetting in volgend nummer.
Els volgde wel degelijk enkele cursussen van professor Franz Van Winckel als keuzevakken. Ze had dus recht van spreken toen ze die als een van de minder prettige herinneringen uit haar studentenleven citeerde. Misschien hadden we dat wel meteen moeten duidelijk maken in haar antwoord. Maar het doet ons hoe dan ook plezier dat professor Van Winckel ook onder Ekonomische Alumni tot discussie blijft leiden en dat sommige lezers de Berichten heel nauwlettend uitvlooien.
Diane Verbiest
Hoe run je een café, zonder enige echte horeca-ervaring? We zijn met z’n drieën, waarvan er een vroeger al een café uitbaatte, hij houdt zich vooral met de toog bezig, terwijl de keuken mijn terrein is. We hebben elk ons werkterrein en ik hou ook het kasboek bij, dus is er toch nog iets van de economische opleiding blijven hangen. Toen we begonnen, heb ik wel verscheidene opleidingen gevolgd en kan ik in 16
Hoe zie je dit initiatief evolueren?
EKONOMIKA berichten + april 2000
De redactie
Leerstoel Value and Risk PricewaterhouseCoopers Op 27 april om 18.30 uur wordt in de promotiezaal van de universiteitshalle het startschot gegeven voor de Leerstoel Value and Risk, gesponsord door PricewaterhouseCoopers. Het thema, waardecreatie en risico, wordt uitgediept via een drietal seminaries per jaar, gericht op zowel onderzoekers als practici, en via een onderzoeksluik. Co-titularissen zijn Marleen Willekens (accountancy) en Piet Sercu (internationaal financiewezen).
Alle Ekonomikaleden zijn van harte welkom op de academische opening en de daaropvolgende receptie. Piet Sercu MBA Director, Professor of International Finance D.T.E.W., K.U.Leuven Naamsestraat 69, B-3000 Leuven phone +32 16 32 6618 or 6756 fax +32 16 32 6620 or 6732 email
[email protected]
Re g i o n a l e K e r n e n : A n t w e r p e n
ZOO ZOO ... De opmerking ’je familie woont in het eerste hok links’ was vroeger een belediging waar je je zonder dralen met een even scherpe opmerking of eventueel met de vuisten moest tegen verweren. Die beschimpingen raakten je in het diepst van je hart. Want... elk bezoek aan de Antwerpse Zoo begon vroeger met het bekijken van de chimpansees die de eerste hokken links van de ingang bevolkten.
Dat we op 26 oktober weer net links na de ingang verwacht werden, deed het ergste vermoeden, maar ons wantrouwen bleek onterecht. Niet alleen hebben de meer harige afstammelingen van onze voorouders sinds vele jaren een nieuwe woonst in de zoo, de uitnodiging was er ook een van Ekonomika en het doel van de samenkomst was dan ook vooral meer te weten te komen over het ″runnen″ van een dierentuin. Dus geen bezoek voor de tralies, geen bezoek achter de schermen, maar een uitgediepte uiteenzetting over het ontstaan van de zoo, zijn economische aspecten, zijn financiële verzuchtingen én de gereglementeerde kweek van beestjes. Het eerste ZOOgdier dat ons te woord stond was Louis Rydams, Adjunct-Algemeen Directeur van de KMDA (= Koninklijke Maatschappij voor Dierkunde van Antwerpen). Hij schetste het ontstaan van de zoo: dat de gebouwen samen met het Centraal Station
Louis Rydams, Adjunct Algemeen Directeur van de KMDA.
in 1902 werden opgericht; dat ze oorspronkelijk vooral dieren ″tentoon″ stelden; dat deze allemaal afgeslacht werden in de 2de wereldoorlog wegens gebrek aan eten; dat de dierenhokken na de bevrijding tijdelijk dienst deden als onthaalruimten voor de ″zwarten″; dat directeur Van Den Bergh vanaf 1945 het geheel terug heeft opgebouwd; dat sindsdien de ″Zegge″ in Geel en ″Planckendaal″ mee op de balans staan en dat natuurbehoud, onderwijs, wetenschappelijk onderzoek, recreatie en cultuur de pijlers zijn waarop de huidige werking steunt. We mochten weten dat de ″dieren″ voor slechts 1 frank in de balans staan als verdoken reserve omdat ze zo moeilijk af te schrijven zijn en ook dat de toekomst van de Antwerpse Zoo niet zeker is, omdat de werken aan het Centraal Station een duidelijke daling van de bezoekersaantallen met zich mee hebben gebracht, en vooral de pretparken de reislustige Belg dikwijls naar andere oorden weglokt, in plaats van naar onze oh-zoo-mooie dier-entuin. Als tweede spreker was Peter Van den Eynde aan het woord, die de gevleugelde titel van ″Parkwachter van de zoo″ draagt. Neen, hij voedert geen dieren; hij is evenmin de buitenwipper; hij dient zelfs niet als voer voor de dieren. Hij zorgt er namelijk voor dat jullie naar de beestjes willen komen kijken, met een nadruk op ″edutainment″: kijken en leren! De dolfijnen, die naar andere oorden verbannen werden wegens gebuisd in het vak ″kweken″, worden vervangen door het Aquaforum 2000, een haaienbassin, een
Peter Van den Eynde, Parkwachter van de zoo. pretpark voor kinderen en een wandelbos plus avonturenpad in Planckendaal. Als de apen er van tak naar tak mogen zwieren, mogen de kinderen dat ook. Maar wel ieder in zijn eigen park. Ook interessant was te weten dat elke zoo zich specialiseert in het kweken van bepaalde dieren en dat dit voor elke zoo ter wereld gereglementeerd is. Vandaag zijn bij voorbeeld alle okapi’s eigendom van de Antwerpse Zoo, die het kweekprogramma wereldwijd beheert. Er bestaan voor elke diersoort kweekprogramma’s: voor de orixen, kowalskipaarden, bergchimpansees, goudkopleeuwaapjes, congopauwen en ga zo maar door. Een uitstervend ras als Louis Rydams wordt er tot aan zijn pensioen geduld. Hij was evenwel nog springlevend tijdens de uitgelezen receptie zodat we kunnen aannemen dat hij zijn nog resterende 2 jaar zonder probleem volmaakt bij het KMDA.
Ik wil de grootste hebben Zijn we niet gebrainwashed in Leuven om in onze professionele verzuchtingen te streven naar de absolute top? Directeur van dit
EKONOMIKA berichten + april 2000
17
Re g i o n a l e K e r n e n : A n t w e r p e n Elke twee jaar kent Ekonomika Antwerpen aan een buitengewoon verdienstelijk manager of ondernemer, met een voorkeur voor personaliteiten uit onze eigen kring en onze eigen regio, de nominatie toe ″In de Hoofdrol″. Na Frans Vreys, Frans De Boodt en Karel Dierick (die trouwens allen aanwezig waren) werd dit jaar unaniem gekozen voor de heer Wim Joos. Als afgestudeerd Licentiaat Handels- en Financiële Wetenschappen (prom. 1957) ging hij bij zijn vader in de drukkerij werken.
of dat te worden? Of baas in eigen huis? (en voor de dames ook nog baas in eigen buik?). Bij het afsluiten van een millennium kan het geen kwaad even stil te staan bij de mogelijke wendingen in ons beroepsleven. Twee experts kwamen ons daar een beetje bij helpen op 2 december jongstleden. Mark Caelemans, Partner bij Amrop International Executive Search en kortweg ″headhunter van topmanagers″ genoemd, gaf ons graag zijn visie over de echt belangrijke stappen in een succesvolle carrière. Voor de starters is de eerste job van cruciaal belang: kan ik er gemakkelijk uitstappen? Welke functie neem ik aan? Kan ik mijn talenten in deze job uitbreiden? Snel de nodige realiteitszin ontwikkelen is de boodschap en zich een doel stellen, zowel wat timing als niveau betreft. Ambitieus zijn mag, maar alles heeft zijn prijs (gezondheid, gezin, vrienden, ...). Op dit ogenblik krijgen vrouwen zeker voorrang op heren, maar in functies op hoog niveau is de job dikwijls zeer zwaar als mevrouw die wil combineren met een familieleven waar ze ook nog echtgenote en moeder wil zijn. Een zelfstandige carrière uitbouwen is ook een mogelijkheid. Hierop werden we minder goed voorbereid, en dikwijls rollen we in deze functie zonder het bewust te hebben gepland. Mevr. Agnes Kips, Startersadviseur van NCMV-Antwerpen, zocht samen met ons naar de nodige startkabels en Michel Adriaens, gedelegeerd bestuurder van Bulvano (= totaalinrichting van kantoren) verwoordde wat zo’n elektrische shock voor gevolg kan hebben. Wie zelf wil gaan ondernemen, moet zichzelf de volgende vragen zeker stellen: 1. Waarom wil je zelfstandige worden? Veel geld verdienen? Familiale traditie? Geen baas boven U willen hebben? Met Ferrari’s rondrijden? 2. Welk soort activiteit wil je doen? Je moet je terrein afbakenen want er is al zo veel op de markt. 3. Is er nog behoefte aan mijn aanbod? 4. Onder welke vorm ga je ondernemen? 5. Ben ik bereid om constant bij te scholen? 6. Zijn de huisgenoten, de kat en de kanarievogel hier mee akkoord? 7. Wil je het risico lopen alles te verliezen? 18
Als je nu zeven serieuze antwoorden hebt, kan je aan de slag en treed je toe tot het ras der KMO’ers. Maar onthoud ook deze slogans: - zonder goed business plan ben je nergens - it is lonely at the top - het succes van je onderneming is je team - je hebt enkel verantwoording naar jezelf - elke beslissing beïnvloedt het eindresultaat - enz. Voor twijfelaars was er op deze dag geen plaats, want de variëteit aan hapjes tijdens de receptie van de Generale Bank (Fortis) was weer zeer groot, wat ons tot verscheurende beslissingen noopte. Enkel zij die zich hier goed uit de slag konden trekken gingen totaal tevreden naar huis.
In de hoofdrol We hebben gewacht tot 3 februari om het nieuwe millenniumjaar in te zetten met onze nieuwjaarsreceptie, kwestie van iedereen de tijd te geven na het eindejaarsgefuif “de rook om je hoofd te laten verdwijnen”. Onze kersverse voorzitter Erik Verkest had dan ook het genoegen onze gastheer Ronald Everaert, gedelegeerd bestuurder van Mercator & Noordstar (MerNo), de kans te geven de opmerkelijke investeringsstrategie van de groep uit de doeken te doen. Zijn verzekeringsmensen eerder voorstanders van weinig risico, MerNo voert een actief investeringsbeleid, maar voornamelijk gericht op performante Vlaamse groeibedrijven. Van de 76,4 miljard is 28% in aandelen belegd, 43% in obligaties en 11% in immobiliën. Enkele van de meest recente acquisities van 1999 zijn deVGen, R+ Technologies, Segers, ...
EKONOMIKA berichten + april 2000
Onder zijn impuls kende het bedrijf een sterke groei en specialiseerde zich in administratieve formulieren. Ondanks een grote brand die het bedrijf een tiental jaar geleden teisterde, staat de Drukkerij Joos vandaag aan de top van zijn sector met de digitale druktechnieken en de steeds sneller wijzigende drukmogelijkheden. Ondertussen heeft hij het dagelijks beheer weer doorgegeven aan zijn kinderen, maar blijft hij als voorzitter van de raad van bestuur nog een vinger in de pap hebben. Nu we toch aan het vieren waren, kon ook Magda Vandestraete, die maar liefst 15 jaar lang het secretariaat heeft verzorgd, door Karel Dierick in de bloementjes, de kussen en in het fruit worden gezet. Dat heeft ″ons Magda″ zeker verdiend en dat kussen heeft Karel zeker graag gedaan. Om de avond af te sluiten volgde dan de nieuwjaarsreceptie ons aangeboden door onze gastheren Mercator & Noordstar en dankzij de hulp van Fa Quix en Professor Tavernier hebben we deze receptie tot in de kleine uurtjes kunnen trekken. Op 4 april bezochten we The Capital Markets Company; verslag volgt later. De volgende activiteiten zijn: 28 mei: stadswandeling in Borgerhout 24 juni: BBQ Eric Dorpmans
GEEN MARKTECONOMIE ZONDER DEMOCRATIE ″Democratie is het fundament van onze samenleving. En het is in het Parlement dat het democratisch karakter van onze samenleving tot uiting moet komen. Vele politici en burgers beseffen dat nog onvoldoende. Maar de democratie wordt alleen door het Parlement gewaarborgd. Ik beschouw het als mijn taak dit aan iedereen duidelijk te maken. Maar je bent maar belangrijk als men je kent. Mijn leidraad is dus ″faire savoir pour savoir faire″. Ik wil een moderne aanpak voor het Parlement van de 21ste eeuw″. Dat zei Herman De Croo, Minister van Staat en Voorzitter van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, op een lunchcauserie van Ekonomika Brussel op 8 februari. Het Parlement is natuurlijk niet de enige macht die ons land regeert, beseft De Croo. Er is het grootkapitaal, maar dat wordt steeds internationaler en kan daarom moeilijk onder controle worden gebracht. Er is ook de Kerk, maar die heeft niet zo veel meer te zeggen. En er zijn de vakbonden waarvan De Croo oordeelt dat zij opvallend veel macht hebben hoewel ze niet democratisch verkozen zijn. Een belangrijke macht vormen zonder twijfel ook de media. Uit een aantal recente dossiers is echter gebleken dat er dringend nood is aan een deontologische code die de pers zichzelf moet opleggen. In feite kan de burger dus alléén via het Parlement iets zeggen en proberen iets ten goede te veranderen. De andere machten ontsnappen aan zijn controle. Maar de werking van het Parlement moet nog worden verbeterd en de burger moet er beter van op de hoogte worden gebracht. De Croo wil een aantal zaken concreet aanpakken. Vooreerst moeten de ministers op vragen leren antwoorden ″zonder papier″. Zij weten dat zij donderdagnamiddag moeten antwoorden op parlementaire vragen. De Croo: ″Ik aanvaard niet dat ze afwezig zijn. Zij moeten op donderdagnamiddag geen spreekbeurt of uitgebreide lunch meer aanvaarden. Ten tweede moeten de ministers en parlementsleden leesbare dingen brengen.
Elke tekst van wetsvoorstel of wetsontwerp moet worden voorafgegaan door een begrijpelijke samenvatting. Zij moeten leren spreken in de taal van de gewone mens. Er wordt in Brussel te veel Wetstratees van Jean-Luc Dehaene gebruikt, met als onderliggende gedachte ″als je het niet begrijpt, des te beter!″ Sommigen maken zich belachelijk met hun ingewikkelde tussenkomsten. ″Si le ridicule tuait, le parlement serait un cimetière″, gooit De Croo er even tussendoor. Er moet een betere communicatie met de burger komen. De politici moeten verplicht worden hun kiezers te informeren. Maar ook met enkele kleine wijzigingen kan het beeld dat de bevolking vandaag van het Parlement heeft, verbeterd worden. ″Men zegt dat de aanwezigheid te laag is en dan kijkt men naar TV-beelden waarop vele lege stoelen in de Kamer worden getoond, maar er staan gewoon te veel stoelen! Het aantal zitjes is niet aangepast aan de meest recente staatshervorming waarbij het aantal zetels in de Kamer is teruggevallen van 212 naar 150, dus niet alle plaatsen kúnnen worden ingevuld. In Engeland doen ze dat anders. Daar heeft men altijd een volle zaal omdat er maar voor de helft plaats is! Men rekent op minstens de helft afwezigen. Zo is het niet moeilijk om uw Kamer vol te krijgen!″
Een andere maatregel is snelheid. Er wordt in het Parlement niet op tijd geantwoord. ″Ik publiceer nu de vertragingen. Zo weet elke minister voor hoeveel vragen hoe lang hij te laat is. Ik weet het, ik ben een parlementair dier. Het Parlement is mij dan ook heel dier-baar. Ik wil niet dat men het Parlement als een onvermijdelijke maar vervelende voetmat beschouwt zoals de vorige regering al te veel heeft gedaan. Maar daar moet het Parlement dus in eerste instantie zelf aan werken″. De lunchcauserie werd afgerond met enkele vragen over onder meer de visie van Herman De Croo op de verdere staatshervorming. De Croo geeft onomwonden toe dat hij een ″federalist″ is. Maar een verdere grote staatshervorming ziet hij niet zitten. Toch is er nog ruimte voor debat. ″Ik ben voorstander van een grote fiscale autonomie voor de gewesten. Nu kunnen ze al te gemakkelijk het geld van de federale overheid uitgeven en hebben zij te weinig fiscale verantwoordelijkheid. Anderzijds vraag ik mij af of alles wat geregionaliseerd is ook geregionaliseerd moet blijven”. Fa Quix
EKONOMIKA berichten + april 2000
19
Re g i o n a l e K e r n e n : B r u s s e l
FRISSE LUCHT DOOR VRIJE GASMARKT ″Ik ben van oordeel dat de veranderingen als gevolg van de geliberaliseerde Europese gasmarkt vooral nieuwe kansen bieden voor Distrigas. De evoluerende markt creëert mogelijkheden die wij zo snel mogelijk willen grijpen. Als voorbeeld wil ik hierbij verwijzen naar de voortrekkersrol die Distrigas speelt bij de ontwikkeling van een spotmarkt voor kortetermijn gascontracten in continentaal Europa. Ik heb het hier over de ″hub-Zeebrugge″, zei Jean-Pierre Depaemelaere, voorzitter van het directiecomité van Distrigas op een middagcauserie van ″Ekonomika Brussel″ op 21 december ll. Distrigas produceert geen aardgas maar verhandelt het. Het koopt het aardgas in bij buitenlandse producenten, importeert het, vervoert het via een wijd vertakt hogedruknet, slaat het op en verkoopt het als groothandelaar aan de Belgische distributiemaatschappijen, grote industriële verbruikers en elektrische centrales. Ook aan het buitenland wordt verkocht. Binnen de handelsactiviteiten treedt Distrigas steeds meer actief op als gas-trader bijvoorbeeld op de Britse spotmarkt of in Zeebrugge (zie verder). Naast de verkoop van aardgas ontwikkelt Distrigas steeds meer een transitfunctie voor het internationaal vervoer van aardgas naar de buurlanden. Op deze wijze kan Distrigas haar infrastructuur commercialiseren. Op dit ogenblik wordt gewerkt aan een geïntegreerd dienstenpakket in het kader van deze transitfunctie. Ons aardgas is afkomstig uit Nederland (33%), Noorwegen (33%), Algerije (30%) en Duitsland (4%). In 1999 verbruikten we met z’n allen in België circa 15 miljard kubieke meter aardgas, goed voor 4 procent van de Europese gasconsumptie. Aardgas vertegenwoordigt zowat 23 procent van het primaire energieverbruik in België. Sinds 1987 is de Belgische aardgasmarkt voortdurend gegroeid. Wat hierbij opvalt is het toenemend gebruik van aardgas voor de op20
wekking van elektriciteit. Vooral de expansie van de warmtekrachtkoppeling (WKK) draagt bij tot deze groei. In 1999 steeg het globaal gebruik van gas voor de productie van elektriciteit met ongeveer 20 procent (+6% voor de industriële gasconsumptie en +2% voor de privé-consumptie).
Trading en transit De liberalisering van de Europese gasmarkt werd tot stand gebracht door de Europese Gasrichtlijn van 22 juni 1998. Deze bepaalt dat de distributiemaatschappijen vanaf 2006 progressief vrij hun gasleverancier kunnen kiezen. ″Maar het is duidelijk dat de reële liberalisering sneller zal verlopen dan tot nu
EKONOMIKA berichten + april 2000
toe is voorzien, én omwille van de druk in de markt, én omwille van evoluerende politieke inzichten″ aldus Depaemelaere.
Distrigas is van oordeel dat de liberalisering van de Europese gasindustrie vooral nieuwe kansen inhoudt. Jean-Pierre Depaemelaere: ″Ik heb het al gehad over de hubZeebrugge als centrum voor kortetermijn gashandel. Op 2 november 1999 hebben wij het nieuwe ″Zeebrugge natural gas trading contract″ voorgesteld aan geïnteresseerde gasondernemingen die actief zijn op de Europese gasmarkt. Het gaat om een standaardcontract voor het verhandelen van gas in Zeebrugge. Tevens worden zogenaamde hub-services aangeboden voor bijbehorende hub-dienstverlening. Door de standaardisering van de operaties wordt het nu gemakkelijker om gas te kopen in de Zeebrugse hub″. In een eerste fase blijven de transacties in Zeebrugge bilateraal, d.w.z. tussen geïdentificeerde partijen. ″Maar een evolutie naar screentrading (handel via elektronische schermen waarbij transacties kunnen worden gesloten tussen anonieme tegenpartijen) of de ontwikkeling van financiële instrumenten zoals futures voor aardgas zitten in de lijn van de verwachtingen. De markt en de marktpartijen zullen deze evolutie sturen″. Naast de internationale tradingactiviteiten zullen ook de internationale transitactiviteiten de expansie van Distrigas bepalen. Distrigas beschikt over een unieke infrastructuur van 3600 km hogedrukleidingen met Zeebrugge als draaischijf. De transitcapaciteit bedraagt circa 30 miljard kubieke meter. ″Wij zien die ontwikkeling van onze internationale activiteiten wel zitten″, zo besloot Depaemelaere. Fa Quix
Regionale Kernen: Vlaams-Brabant
VOOR NIEUWS MOET JE IN DE KRANT ZIJN Had u ook altijd al eens willen weten hoe het nieuws wordt gemaakt? De alumni van Ekonomika Vlaams-Brabant weten er sinds hun bezoek aan de Persgroep alles van. De belangstelling was zo groot dat we de grote groep belangstellenden moesten splitsen en het bezoek over twee opeenvolgende vrijdagen werd verdeeld. Het bezoek ging van start met een voorstelling van de Persgroep in woord en beeld (hoe kan het anders). Een interessante video over de technische kant van het kranten maken en toelichting bij de economische aspecten van de Persgroep. We leerden dat de Persgroep Vlaanderens de snelst groeiende mediagroep is, ontstaan uit het samengaan van een aantal kranten- en magazine-uitgeverijen. Vandaag zijn ze echter evengoed actief
in commerciële radio en TV. In 1998 realiseerde de groep een omzet van 8.835 miljoen frank, wat een nettowinst opleverde van 394 miljoen frank. De Persgroep bestaat uit uitgeverij NV Hoste, die ′Het Laatste Nieuws′ en ′De Nieuwe Gazet′ op de markt brengt, De Morgen, NV Edibel, de uitgever van ′Blik′, en NV Sparta, dat de TV-magazines ′Zondag Nieuws′, ′Dag Allemaal′ en ′TV Familie′, het jongerenmagazine ′Joe-
pie′ en de maandbladen ′Goed Gevoel′, ′Netwerk′, ′Auto′, ′Genieten′ en ′Goed Wonen′ onder zijn hoede heeft. Verder heeft de Persgroep een participatie van 50 procent in VMM (VTM, Ka2 en Top Radio), een 50% participatie in ATV (Antwerpen′s regionale TVzender - volgens de gids omdat de grote baas van de Persgroep een Antwerpenaar is) en een 25% participatie in ′Vacature′, het wekelijks krantje met jobaanbiedingen. Bij een bezoek aan de Persgroep wordt de klemtoon gelegd op NV Hoste, de producent van ′Het Laatste Nieuws′ en ′De Nieuwe Gazet′. Eerst bezochten we de redactie, waar nog een tiental mensen de laatste hand legden aan de weekendeditie van ′Het Laatste Nieuws′. Dit gebeurt natuurlijk allemaal via computer. In de grafische sector wordt bijna uitsluitend gebruik gemaakt van Apple Macintosh. Van de redactie werden we naar de hectische bijenkorf van de verzending geleid. Vrachtwagens reden af en
EKONOMIKA berichten + april 2000
21
Regionale Kernen: Vlaams-Brabant aan om de vele paletten met kranten te laden. ″Tegen ′s ochtends ligt in het ganse land de krant in de winkel″, vertelde de gids. De belangrijkste verkoopbron van ′Het Laatste Nieuws′ is de krantenwinkel. Dit in tegenstelling tot de concurrentie, die vooral met abonnementen werkt. ″Dit heeft als voordeel dat de redactie elke dag opnieuw de lezer voor zich moet winnen door een kwaliteitskrant te bieden″, glunderde de gids, ″En het is fantastisch om te zien dat dat elke dag lukt en dat onze oplage stijgt.″ We konden zien hoe de gedrukte kranten volautomatisch worden voorzien van hun bijlagen (op dit moment ′Het Guinness Record Boek′). In het jargon noemt men dit encartage. De kranten worden vervolgens automatisch geteld en gesorteerd per regio, verpakt en op paletten geladen. Het volgende aspect dat we te zien kregen was het eigenlijke drukken van de krant. Dit gebeurt met de CTP-techniek, waarbij de krant rechtstreeks van com-
puter op printplaat wordt gezet en niet meer op film. CTP staat dan ook voor Computer To Plate. Dat impliceert onder andere dat de pagina niet meer opgemaakt wordt in een zetterij, zoals vroeger, maar op de redactie zelf. De gids legde er nog eens de nadruk op dat elke printplaat tegenwoordig ook gerecycleerd wordt. Daarenboven gaat ook het papierafval naar de recyclage. Het lijkt bijna
een economische droom: een industrie met nagenoeg geen afval. Na een korte rondgang rond de indrukwekkende vierkleurenrotatiepersen (3meter breed, 20 meter lang en drie verdiepingen hoog!), waar we net het automatisch wisselen van een rol papier meemaakten, gingen we terug naar de ontvangstruimte voor een door Ekonomika Vlaams-Brabant aangeboden nieuwjaarsreceptie. Bij een lekker glaasje en een hapje konden we nog even napraten over krantenmagnaten en andere onderwerpen. Veel mensen gaven ons goede suggesties voor toekomstige activiteiten, waarvoor dank. Ekonomika Vlaams-Brabant is dan ook van plan om op hetzelfde elan door te gaan. Tot dan. Patrick Becqué. Foto′s Christophe Boone.
22
EKONOMIKA berichten + april 2000
Re g i o n a l e K e r n e n : L i m b u r g
OP BEZOEK BIJ KRC GENK Het sprookje aan diggelen? Zwaar verlies. Geklungel. 5-0 op hun doos. Een schande en dat voor de kampioen van België. De maat is vol. Dappere Robert, voorzitter van Ekonomika Limburg belt de voorzitter van KRC Genk met de boodschap dat wij maandag 21 februari het nieuwe stadium komen bezoeken op voorwaarde dat er terug fatsoenlijk gevoetbald wordt. Gevolg, onmiddellijk crisisberaad van het bestuur van KRC. Ze trekken zich terug in de diepste catacombe van het nieuwe stadion en baren een aantal wijze besluiten. 1. Trainer Heiligen wordt ondanks zijn naam verdoemd naar het diepste diep van de hel. 2. De spelers vertrekken onmiddellijk op Boskamp om in de zuurstofrijke omgeving van het bos en de afzondering van het kamp alles weer op een rijtje te zetten. Het lukt. De spelers herpakken zich; de voorzitter is gelukkig. Tijdens een boswandeling ontmoet hij op het zachte mos tussen de bosbessen en de paddestoelen de bosfee die hem vriendelijk een wens laat doen. De voorzitter barst in tranen uit en vertelt haar dat het zo slecht ging met de ploeg, maar dat hier in dit boskamp alles zo goed gaat dat hij schrik heeft om het boskamp te verlaten.
Geen probleem zegt de bosfee, ik zal uw boswens vervullen. Ik zal u een bosmens meegeven die de geest van dit boskamp bij uw spelers zal onderhouden. Ze sloeg met haar toverstaf en zip-zap daar verscheen een reus. Een combinatie van een Georgische bergbosbeer en een mens. Hij had een mond zo groot dat hij zonder geluidsinstallatie het veld kon overschreeuwen. Als de tv reporters hem interviewen raakt zijn stem tot in de huiskamer zelfs als de microfoon is afgesloten. De voorzitter sprak tot hem: vanaf nu gaat gij de ploeg leiden. We zullen u Boskamp noemen als herinnering aan dit weldoende boskamp. En het wonder geschiedde. KRC Genk werd weer een winnaar. De toekomst zal uitwijzen of Boskamp deze bossfeer zal kunnen behouden.
Als Fenix uit de as
We bezochten het Fenixstadium. Een driekwart betonnen kuip gevuld met duizenden plastieken kontjesafdrukken. Een kwart is opengelaten zodat de kuip nooit vol water kan lopen als het hard regent en zodoende de toeschouwers niet kunnen verdrinken. Het binnenste van dit betonnen geraamte bestaat grotendeels uit een genre cafestraat. Om de vijftig meter staat er een tapkast en daartegenover een plaslokaal. Aan de ene kant kan je je dus volgieten en aan de andere kant laat je je leeglopen. Is dit misschien een gesloten circuit zoals in de natuurkunde van Van Winkel: niets gaat verloren, niets komt er bij. Er staan hier een honderdtal tv-schermen waarop je de match kan volgen. Je kan dus rustig pintelieren en de match volgen in replay in plaats van buiten in weer De verkoop van Branko Strupar bracht veel geld op maar en wind te staan. Thuis was tevens sportieve aderlating. klinkt het ook veel aan-
vaardbaarder als je zegt: ’ik ga naar het voetbal’ in plaats van ’ik ga op café’. Het voetbalveld is verwarmd (enig in België). Onder het veld liggen kilometers buizen en sensoren die de zaak op temperatuur houden. De spelers klagen dus nooit over koude voeten. Als je hier een speler op de grond ziet rollen is dat iemand die gewoon wat nestwarmte opzoekt. Ik zie hier toch een toekomstig probleem. Het normale proces grondwater-wortel-gras-zonnewarmte zou zich kunnen omkeren in hemelwater-wortel-gras-grondwarmte. Ze zouden hier op een dag een omgekeerde grasmat kunnen hebben. We bezochten ook de spelersruimte. Er lopen hier Afrikanen, Oost-Europeanen, mensen uit alle hoeken van de wereld. Het kapitaal is van Genk. De spelers verblijven iedere dag in het stadion van 8 tot 17 uur. Alles is hier voor handen om zelfs de stijfste knuppel soepel te houden. Voor- en namiddag twee uur training en daartussen eten, ontspanning, computerlessen, taallessen en verzorging. We besloten dit bezoek met een onderzoek van de culinaire capaciteiten van dit evenementenbedrijf. KRC Genk wordt opnieuw kampioen (volgendd jaar)
EKONOMIKA berichten + april 2000
G. Gas 23
Va k g r o e p e n : L e s s e n c y c l u s
LESSENCYCLUS E-BUSINESS EEN GROOT SUCCES Op zaterdag 19 februari vond de eerste van drie sessies plaats van de lessencyclus ″e-Business, een praktische kijk vanuit logistiek, financieel en commercieel oogpunt″. Deze lessencyclus is de eerste samenwerking tussen de drie vakgroepen van Ekonomika Permanente Vorming: P&L (Productie en Logistiek), SCAFF en M&S (Marketing & Strategie). Het succes was overweldigend: we telden meer dan 210 deelnemers op de eerste (P&L-)sessie van de seminarie-reeks! De aula Gaston Eyskens in de Dekenstraat barstte dan ook uit haar voegen en de airconditioning kon de temperatuur nauwelijks temperen. Steeds meer bedrijven buigen zich over de vraag of zij moeten overgaan tot het aanbieden of integreren van e-business. Algemeen wordt e-business als één van de uitdagingen van de komende jaren beschouwd. Toch blijft de discussie al te dikwijls op een té enge basis steken omdat men niet beseft welke allesomvattende impact het fenomeen kan hebben op de bedrijfsorganisatie. Tegelijk is men zich ook dikwijls slechts bewust van een deel van de opportuniteiten van e-business en leeft er nog steeds angst over de veiligheid ervan. Deze lessencyclus trachtte een zo evenwichtig mogelijk beeld te geven van de mogelijkheden van e-business. Er werd aandacht geschonken aan achtereenvolgens de elektronische handel op het logistieke vlak en op de productievloer, de niet te verwaarlozen fiscale, juridische en boekhoudkundige aspecten en ten slotte de strategische en commerciële motivatie om tot een implementatie van e-business over te gaan.
In het eerste deel schetste Rik Vervisch van Andersen Consulting de exponentieel stijgende opkomst van e-business en vergeleek de snelheid waarmee het internet zich als
De vakgroep P&L beet op zaterdag 19 februari de spits af met ″The e-synchronized supply chain″ als centraal thema. Gie Van Roosbroeck, hoofdredacteur Zakelijk Internet, internetbijlage van de Financieel-Economische Tijd, praatte het geheel aan elkaar en leidde de sprekers in. 24
EKONOMIKA berichten + april 2000
nieuw medium opwerpt t.o.v. de tijd die de klassieke media zoals telefoon, radio, televisie en kabel daarvoor nodig hadden: op 5 jaar tijd bereikte het internet een penetratiegraad waarvoor de andere media tot 30 jaar nodig hadden! De impact van eCommerce of eBusiness zal zich vertalen in nieuwe spelers en het verdwijnen of fundamenteel veranderen van bestaande bedrijven, in nieuwe producten en diensten en in een verschuiving van de macht van bedrijven die fysieke activa bezitten naar bedrijven die de informatie beheren. Vervolgens gaf Rik Vervisch een overzicht van de logistieke keten, met inzoeming naar de aanbodzijde (leveranciers en leveranciers
V.l.n.r.: Dominiek Callewier (P&L), Rik Vervisch (Andersen Consulting), Gie Van Roosbroeck (Zakelijk Internet/FET), Wim Peeters (Ariba), Frank Vandenborre (Permanente Vorming), Johan Van Den Broeck (Dow Chemical), Bart De Ridder (P&L), Dave Hill (Dow Chemical)
van leveranciers), het stuk binnen de onderneming zelf, en de vraagzijde (klanten en klanten van klanten) met een aanduiding van de toepassingsgebieden waarin het internet in elk van die drie delen een toenemende rol zal spelen. Tot slot gaf de spreker nog enkele richtlijnen mee voor de aanwezige bedrijven: ″get your act together″ door groot te denken maar klein te starten om dan snel te kunnen uitbreiden en de winsten te kunnen realizeren en een aantal nieuwe criteria te hanteren: 70% is goed genoeg (afwegen van volledigheid versus tijdsvoorsprong), het voordeel om eerst te zijn (slechts plaats voor maximum 3 spelers in elke niche), de nodige partners erbij te betrekken en niet alles zelf te willen doen, rekening te houden met het feit dat de technologie nog verre van matuur is, en dat ervaring uiterst schaars is (de uitdaging ligt erin om gemotiveerde mensen te hebben en te houden die nog begrijpen wat er achter de logica van de tools zit). In het tweede deel werd de praktijkcase bij Dow Chemical toegelicht. Dave Hill, een van vier wereldwijd verantwoordelijken voor eCommerce bij Dow Chemical, nam de al-
Markies de Sade aan onze Faculteit!
gemeenheden over het bedrijf voor zijn rekening en lichtte toe waarom Dow Chemical in hemelsnaam aan eCommerce zou moeten doen: geen magische slogans maar gewoon omdat de klanteninteractiekosten lager liggen via het internet. Bij twee initiatieven langs de klantenzijde stond Hill in detail stil: Vendor Managed Inventory met EDI en telemeting van de tanks en een betere planning van het terug opvullen ervan, en bij Customer Self Service, waarbij klanten zelf hun bestellingen kunnen plaatsen en de status ervan raadplegen, maar ook voor de Dow werknemers op het intranet (waarbij de wereldwijde standaardisatie van PC’s uiteraard een belangrijke duw in de rug vormt). Vervolgens lichtte Johan Van Den Broeck, Supply Chain Architect bij Dow Chemical, het leveranciersstandpunt toe via het interne e-Procurement project dat in omvang voortdurend toeneemt doorheen de drie geplande fases. In detail werd uitgelegd hoe een werknemer bij Dow op het intranet een bestelling kan plaatsen, de authorisatie kan gecontroleerd worden en de betaling automatisch verloopt via elektronische aankoopkaarten.
In deel 3 tenslotte gaf Rik Vervisch een overzicht van e-procurement software, en gaf Wim Peeters van Ariba, een geanimeerde en zeer gesmaakte demonstratie van de e-procurement toepassing van Ariba. Bart De Ridder Meer informatie vindt u op onze website http:www.ekonomika/be of bij: - Frank Vandenborre (Permanente Vorming) 0477/47.72.42
[email protected] - Dominiek Callewier 0495/27.70.40
[email protected] - Bart De Ridder (P&L) 0477/59.72.08
[email protected] - Walter Herssens (SCAFF) 02/482.01.10
[email protected] - Francis Bertrem (M&S) 0477/58.47.57
[email protected]
Oplossing Kruiswoordraadsel
In het kader van 575 jaar K.U. Leuven speelde het Campustoneel in februari en maart het opzienbarend toneelstuk van Peter Weiss: ″De vervolging en moord op Jean-Paul Marat, opgevoerd door de verpleegden van het krankzinnigengesticht van Charenton onder leiding van de heer de Sade″. Ook onze Faculteit had een vertegenwoordiger in dit luguber spektakel. Professor emeritus Anton Barten speelde niemand minder dan ... Markies de Sade!
EKONOMIKA berichten + april 2000
25
Filmonomika
GEEN STRANDVAKANTIE OP “THE BEACH” In niets slaagt de prestigieuze Hollywood-productie ″The Beach″. Niet in het doorprikken van de mythe van de vrijgevochten rugzakreizigers die het aards paradijs zoeken (want dat blijkt niet zo bijzonder aantrekkelijk te zijn). Niet in het vertellen van een geloofwaardig verhaal over de mens versus de natuur (want je hecht geen greintje geloof aan dat verhaal). En de film slaagt er zelfs niet in ons te overtuigen van het grote acteurstalent van Leonardo Di Caprio (want hij lijdt verschrikkelijk aan overacting in deze vreselijk moraliserende prent). U heeft dus niks gemist. Leonardo Di Caprio is een zelfverzekerde jonge Amerikaan, die gepakt en gezakt het grote avontuur opzoekt in Thailand. Aanvankelijk dreigt dit lelijk tegen te vallen. Maar per toeval botst hij op een totaal flippende drugstoerist die hem een mysterieuze kaart bezorgt van een geheim paradijselijk eiland. Leonardo slaagt er in dit eiland te bereiken samen met het Franse koppel Françoise en Etienne. Van deze laatste ontfutselt hij al even snel Françoise, al ontgaat mij de aantrekkingskracht van deze kille, oppervlakkige verschijning. Trouwens, de oversteek naar het beloofde eiland doet al wenkbrauwen fronsen: het eiland oogt veel minder mooi dan het eiland dat ze al zwemmend verlaten.
lekker eten en vooral .... ordinair geld. De overjaarse hippies met hun ″flower power″-nostalgie zijn eerder zielige, sullige wietpaffers waarvoor je omwille van hun ongeloofwaardige levenswijze weinig sympathie kan opbrengen. ″The Beach″ bevat nog meer van die nostalgische nonsens. De plotse ommekeer bv. van Leonardo Di Caprio van zachte, onbevangen schooljongen - in short - naar de brutale rambo-figuur die in het oerwoud zijn eigen privé-Vietnamoorlog uitvecht met de meedogenloze drugsdealers. Ook dit moet een referentie zijn naar de ″Golden Sixties″ net zoals het hippiedom van daarnet. Maar
Maar ook het ideale communeleven op het eiland blijkt nogal tegen te vallen. Leven van de liefde, de zon en de drugs blijkt voor de verwende Westerse toeristen moeilijker te lukken dan ze dachten. Geregeld moeten dan ook uitstapjes worden gemaakt naar het vasteland om inkopen te doen. Het is potsierlijk hoe iedereen mooi zijn lijstje met banale materiële dingen formuleert. Het wijst op de incoherentie van de pleitbezorgers van de zogenaamde zachte waarden. Zij verkondigen wel het belang van het niet-materiële, maar kunnen absoluut niet leven zonder hun dure welvaartsattributen zoals de discman, 26
EKONOMIKA berichten + april 2000
ook hier weer ongeloofwaardigheid troef. Al blijf ik Leonardo een toffe gast vinden, hier toont hij zich als een schreeuwlelijkerd die danig op de zenuwen gaat werken. En dan is er nog die communegemeenschap. Zoals gezegd zou zij op autarchische basis moeten kunnen overleven. Maar dat lukt van geen kanten. De film suggereert dat interne twisten het communeleven ten gronde richten. Maar eigenlijk gaat het om een doodgewoon economisch fiasco. Alleen door ″import″ kunnen de eilandbewoners hun levensstijl op peil houden. Maar hoe kunnen zij hun geïmporteerde welvaart handhaven als ze niet werken? Zij exporteren niets en verdienen dus niets. Ooit geraakt het geld op en stort de droom van de autarkie in elkaar. Jammer genoeg doorprikt ″The Beach″ deze mythe onvoldoende. De film doet ons nog te veel geloven dat zalig nietsdoen op een verafgelegen paradijselijk eiland toch tot een Pareto-optimaal evenwicht leidt. Maar helaas is het leven geen eindeloze strandvakantie op ″The Beach″. Fa Quix
In Memoriam
AFSCHEID VAN JEF VAN GRONSVELD Beste familie, In naam van de vele vrienden van Jef, wil ik aan mevrouw Van Gronsveld, aan de kinderen en kleinkinderen, onze christelijke deelneming overbrengen en een kort woord tot afscheid uitspreken, een woord tot afscheid, dat in het geval van Jef niets anders kan zijn dan een woord van dank. Jef Van Gronsveld had veel vrienden in veel verschillende kringen. Met zijn innemende persoonlijkheid en zijn minzaamheid was hij iemand die men graag in zijn omgeving had. Voor velen onder ons was hij omzeggens een vaderfiguur waar men, vooral in moeilijke tijden, graag naar luisterde. Waar hij kwam had hij steevast en spontaan een grote invloed. Dit was zo, niet zozeer omdat hij zich opdrong als de harde manager die de zaken kan forceren, maar omwille van zijn wijze kijk op de dingen en omwille ook van het moreel gezag dat hij uitstraalde. Jef had er geen moeite mee anderen in de schijnwerper te plaatsen. Zelf werkend vanuit de schaduw, had hij een scherp observatievermogen. Hij voelde waar tegenstellingen groeiden en beschikte daarbij over voldoende diplomatiek talent om tijdig bruggen te bouwen en, waar nodig, de cohesie te herstellen. Dat Jef van mentaliteit eeuwig jong is gebleven, wordt geïllustreerd door bet feit dat hij het was die de jonge studenten uitkozen om in december de tentoonstelling te openen ter ge1egenheid van het veertiende lustrum van Ekonomika-studenten waarvan Jef het eerste had georganiseerd 65 jaar geleden. Met veel vreugde hebben we die dag samen het verleden bekeken van een vereniging die Jef van in zijn studententijd nauw aan het hart lag. Wat mij hierbij opviel, was zijn zin voor stijl en kwaliteit. Wat men ook deed, het moest stijlvol gebeuren, met enige aristocratie, trouw aan de oude tradities en trouw aan de eens gekozen missie. Voor Jef was Ekonomika meer dan een vriendenkring, het was een te realiseren project
dat scherp ingeschreven stond in het vaandel van de economische en culturele ontvoogding van het Vlaamse volk. Hierbij denkt men spontaan terug aan zijn studententijd in de jaren dertig. Samen met enkele jonge professoren, waarvan minister Gaston Eyskens de ontegensprekelijke leider was, vormden zij, in een overwegend Franstalig milieu, een hechte en enthousiaste minderheidsgroep, vastbesloten de vernederlandsing van het economisch onderwijs door te drukken. Vanuit deze basis moest men dan politieke invloed verwerven om een Vlaamse bestuurs- en managementselite uit te bouwen. Wanneer men vandaag in de economische archieven de speeches en artikelen uit die tijd doorneemt, komt dit idealisme voor de generaties van vandaag wat vreemd over. Dat dit vreemd overkomt, is evenwel alleen te wijten aan het feit dat dankzij mensen als Jef Van Gronsveld de droom van die tijd ondertussen meer dan verwezenlijkt is. De gevolgde strategie was duidelijk: bouw een relatienet uit dat zich solidair uitstrekt over alle generaties, alle professionele milieus en alle Vlaamse regio’s; een relatienet dat in de ogen van Jef maar kon werken en ook maar de moeite waard was wanneer het
kon steunen op een echte vriendenkring. Dat dit voor economisch Vlaanderen zo prachtig is gelukt, was voor Jef een bron van grote voldoening en rechtmatige fierheid. Uit zijn indrukwekkend curriculum − waar hij zelf niet veel aandacht aan schonk, laat staan dat hij het nauwkeurig bijhield − selecteer ik nog enkele merkwaardigheden: - tweemaal preses van de studentenvereniging Ekonomika; - samen met zijn vrienden Jan Grauls -u weel wel, de eeuwige secretaris van de ministerraad- en Marcel Dhaeze, vice-gouveneur van de Nationale Bank, was hij de laureaat van het eerste staatsexamen voor het erg prestigieuze corps van inspecteurs van financiën; - verschillende jaren was bij kabinetchef van de minister van Openbare Werken en Wederopbouw; - in 1958 werd hij benoemd tot inspecteurgeneraal op het ministerie van Financiën - in 1960 stapte hij over naar de E.E.G. waar hij uiteindelijk opklom tot directeur-generaal van Begroting. Ondanks dit druk professioneel leven kon hij, met zijn dienstvaardige en gulle instelling, voldoende tijd vrijmaken voor de Ekonomika-Alumni, waarvan hij in 1946 de mede-oprichter was en in de loop der jaren tweemaal de ″rustbrengende″ voorzitter. Zoals een goede vriend het uitdrukte: Jef Van Gronsveld diepgelovig Christen overtuigd Europeaan zelfbewuste Vlaming minzame Limburger romantisch en aristocratisch eeuwige student trouwe vriend. We zijn u dankbaar voor wat u was, voor wat u deed. Karel Tavernier erevoorzitter Ekonomika Alumni
EKONOMIKA berichten + april 2000
27
v.l.n.r.: Peter Lauwers Fa Quix Karel Tavernier en Patrick Luystermans.
v.l.n.r.: Erik Verkest en Ronald Everaert.
v.l.n.r.: Wim Jocs en Erik Verkest.
Ronald Everaert.
v.l.n.r.: Karel Dierick en Magda Vandestraete.