Bergen (L.) Mosaïque-N271 bestemmingsplan
identificatie
planstatus
identificatiecode:
datum:
NL.IMRO.0893.BP12004MOSAN271NBG-CO02
11-04-2012
status:
concept voorontwerp
projectnummer:
ontwerp
089300.15443.00
vastgesteld
opdrachtleider:
R.008/04
I. de Feijter
gecertificeerd door Lloyd’s conform ISO 9001: 2000
aangesloten bij:
RBOI - Rotterdam bv Delftseplein 27b Postbus 150 3000 AD Rotterdam telefoon (010) 201 85 55 E-mail:
[email protected]
2
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
3
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1
Inleiding
7
1.1
Aanleiding
7
1.2
Ligging plangebied
7
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
9
1.4
Planvorm
9
1.5
Leeswijzer
9
Hoofdstuk 2
Gebiedsvisie
11
2.1
Bestaande situatie
11
2.2
Nieuwe situatie
11
Hoofdstuk 3
Ruimtelijk beleid
17
3.1
Inleiding
17
3.2
Rijksbeleid
17
3.3
Provinciaal en regionaal beleid
18
3.4
Gemeentelijk beleid
19
3.5
Conclusie
21
Hoofdstuk 4
Onderzoek
23
4.1
Inleiding
23
4.2
Bodem
23
4.3
Water
25
4.4
Ecologie
29
4.5
Archeologie en cultuurhistorie
30
4.6
Geluidhinder
32
4.7
Bedrijven en milieuzonering
36
4.8
Luchtkwaliteit
37
4.9
Externe veiligheid
38
4.10
Planologisch relevante leidingen
39
4.11
Mer-regelgeving
40
Hoofdstuk 5
Uitvoerbaarheid
41
5.1
Overleg
41
5.2
Economische uitvoerbaarheid
41
Hoofdstuk 6
Juridische planbeschrijving
43
6.1
Algemeen
43
6.2
Inleidende regels
43
6.3
Bestemmingsregels
43
6.4
Algemene regels
44
6.5
Overgangsrecht en slotregels
44
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
4
Bijlagen
47
Bijlage 1
Verkeersmodel
48
Bijlage 2
Ruimtelijke onderbouwing Ovonde, juli 2011
49
Bijlage 3
Historisch bodemonderzoek
50
Bijlage 4
Probleeminventarisatie conventionele explosieven
51
Bijlage 5
Probleemanalyse conventionele explosieven
52
Bijlage 6 explosieven
Overzichte verdachte terreindelen conventionele
Bijlage 7
Bureauonderzoek ecologie
54
Bijlage 8
Quick Scan Vleermuizen
60
Bijlage 9
Archeologisch bureauonderzoek
61
Bijlage 10
Akoestisch onderzoek
62
Bijlage 11
Akoestisch onderzoek Jeroen Boschstraat
63
53
Regels
65
Hoofdstuk 1
Inleidende regels
67
Artikel 1
Begrippen
67
Artikel 2
Wijze van meten
69
Hoofdstuk 2
Bestemmingsregels
71
Artikel 3
Verkeer
71
Artikel 4
Waarde - Archeologie
72
Artikel 5
Waterstaat - Waterkering
76
Hoofdstuk 3
Algemene regels
79
Artikel 6
Antidubbeltelregel
79
Artikel 7
Algemene afwijkingsregels
79
Artikel 8
Algemene bouwregels
80
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
81
Artikel 9
Overgangsrecht
81
Artikel 10
Slotregel
81
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
toelichting
6
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
7
Hoofdstuk 1
1.1
Inleiding
Aanleiding
De provincie Limburg is van plan om het kruispunt van de N271 (Venlo-Nijmegen) met de Siebengewaldseweg en de Daem van Kekenstraat/Lindenlaan (ter hoogte van de aansluiting met het centrum van Nieuw Bergen) te reconstrueren. De provincie Limburg wil door de nieuwe inrichting van de kruising de verkeersveiligheid verbeteren zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de doorstroming en de verkeersafwikkeling. Dit gebeurt door de aanleg van een zogenoemde ovonde. Van belang is voorts dat voor het centrum van Nieuw Bergen eveneens een herinrichting is voorzien. Onderdeel van de herinrichting van het centrum is een gewijzigde verkeersafwikkeling. De reconstructie van het kruispunt maakt hier onderdeel van uit. Naast het reconstrueren van het voornoemde kruispunt zal, als onderdeel van het centrumplan, vanaf de N271 een tweede ontsluitingsweg worden gerealiseerd. Deze ontsluitingsweg wordt ten zuiden van de ovonde, ter hoogte van sportcentrum Den Asseldonk, op de N271 aangesloten. De aansluiting wordt vormgegeven in de vorm van een rotonde. De nieuwe ontsluitingsweg bij Den Asseldonk zal aansluiten op de Jeroen Boschstraat. Het onderhavige bestemmingsplan voorziet in de geplande wijzigingen in de infrastructuur. Voor de herinrichting van het centrum van Nieuw Bergen wordt een afzonderlijk bestemmingsplan opgesteld (bestemmingsplan Mosaïque-Centrum). Omdat de wijzigingen in de infrastructuur essentieel zijn voor een goed functioneren van het nieuwe centrum, worden de procedures van beide bestemmingsplannen volledig op elkaar afgestemd.
1.2
Ligging plangebied
Het plangebied van het bestemmingsplan bestaat uit het gedeelte van de provinciale weg N271 tussen de aansluiting met Nieuw Bergen en Den Asseldonk. Tot het plangebied behoort tevens de nieuw te maken aansluiting tussen de N271 en de Jeroen Boschstraat. De ligging en de begrenzing van het plangebied zijn weergegeven in figuur 1.1.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
8
Figuur 1.1. Ligging plangebied
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
9
1.3
Vigerende bestemmingsplannen
Voor het plangebied gelden momenteel onderstaande bestemmingsplannen gedeeltelijk. Voor het plangebied zal één nieuw bestemmingsplan worden opgesteld. bestemmingsplan
vastgesteld
goedgekeurd/onherroepelijk
Kom Nieuw Bergen 1986
19-08-1986
23-12-1986
Woongebied Bergse Heide
13-09-1989
11-04-1989
bestemmingsplan Buitengebied
14-07-1998
02-02-1999
1e herziening bestemmingsplan buitengebied
07-07-2009
01-12-2010
1.4
Planvorm
Het bestemmingsplan vormt het juridische kader waarbinnen de beoogde aanpassing van de infrastructuur kan plaatsvinden. Er is sprake van een min of meer globaal plan met een directe bouw-/aanlegtitel .
1.5
Leeswijzer
Het bestemmingsplan bestaat uit drie onderdelen: regels, verbeelding en toelichting. De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De toelichting heeft geen juridische status, maar dient ter onderbouwing en verduidelijking van hetgeen in de verbeelding en regels is geregeld. Bovendien wordt in de toelichting verslag gedaan van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. In de bijlagen bij de toelichting zijn de uitgevoerde onderzoeken voorts volledig opgenomen. In de toelichting wordt allereerst ingegaan op de huidige situatie van het plangebied en de voorgenomen ontwikkelingen (hoofdstuk 2). Vervolgens komen achtereenvolgens het beleidskader (hoofdstuk 3), een toetsing aan de omgevingsaspecten (hoofdstuk 4) en de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan (hoofdstuk 5) aan de orde. In hoofdstuk 6, tenslotte, wordt de koppeling gemaakt naar het juridisch bindend deel van het bestemmingsplan, de verbeelding en de regels.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
10
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
11
Hoofdstuk 2
2.1
Gebiedsvisie
Bestaande situatie
De N271 is een provinciale gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 80 km/h. De N271 verbindt Nijmegen en Gennep in het noorden met Venlo in het zuiden. Deze weg heeft met name een belangrijke regionale functie voor de omliggende kernen, zoals Nieuw Bergen. In het noorden sluit de N271 aan op de A77 (Boxmeer – Krefeld) en in het zuiden op de A67 (Venlo – Duisburg). De N271 heeft na realisatie van de A73 Boxmeer – Venlo in de jaren '90 van de vorige eeuw de functie als interregionale ontsluitingsroute verloren, maar is wel de belangrijkste verkeersroute voor het gebied aan de oostzijde van de Maas. Ter plaatse van Nieuw Bergen is in de huidige situatie een met verkeerslichten geregeld kruispunt aanwezig. Vanaf dit kruispunt loopt in noordoostelijke richting de Siebengewaldseweg richting Siebengewald en Goch. Deze weg is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg binnen de bebouwde kom met een maximumsnelheid van 50 km/h. Direct na het kruispunt met de N271 geeft de Siebengewaldseweg aansluiting op het Raadhuisplein. De Siebengewaldseweg loopt dan via een S-bocht in noordoostelijke richting het dorp uit. In westelijke richting loopt vanaf het kruispunt de Daem van Kekenstraat richting Bergen. De Daem van Kekenstraat is een erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/h.
2.2
Nieuwe situatie
Algemeen De provincie Limburg wil het kruispunt van de N271 (Venlo-Nijmegen) met de Siebengewaldseweg en de Daem van Kekenstraat/Lindenlaan, ter hoogte van de aansluiting met het centrum van Nieuw Bergen, reconstrueren door middel van de aanleg van een ovonde. Dit om de verkeersveiligheid te verbeteren zonder dat er afbreuk wordt gedaan aan de doorstroming en de verkeersafwikkeling. Een tweede belangrijke reden voor de herinrichting is dat voor het centrum van Nieuw Bergen eveneens een herinrichting is voorzien. Onderdeel van de herinrichting van het centrum is een gewijzigde verkeersafwikkeling. De reconstructie van het kruispunt maakt hier onderdeel van uit. Naast het reconstrueren van het voornoemde kruispunt zal, als onderdeel van het centrumplan, vanaf de N271 een tweede ontsluitingsweg worden gerealiseerd. Deze ontsluitingsweg wordt ten zuiden van de ovonde, ter hoogte van sportcentrum Den Asseldonk, op de N271 aangesloten. De aansluiting wordt vormgegeven door middel van een rotonde. De nieuwe ontsluitingsweg bij Den Asseldonk zal aansluiten op de Jeroen Boschstraat.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
12
Ter plaatse van de nieuwe ontsluitingsweg ter hoogte van Den Asseldonk zijn momenteel volkstuinen aanwezig en meer richting de Jeroen Bosschstraat een groenstrook en parkeerplaatsen behorende bij sporthal Den Asseldonk. Ten behoeve van de nieuwe ontsluiting wordt de volkstuinenlocatie heringericht. Hetzelfde geldt voor de parkeerplaatsen bij Den Asseldonk. De volkstuinen en de parkeerplaatsen bij Den Asseldonk zijn echter opgenomen in een afzonderlijk bestemmingsplan (bestemmingsplan Mosaïque-Centrum) Verkeersaspecten In onderhavig bestemmingsplan wordt een aanpassing van het kruispunt N271 – Siebengewaldseweg – Daem van Kekenstraat mogelijk gemaakt. Het voornemen is om dit kruispunt te reconstrueren tot een rotondevorm zonder verkeerslichtenregeling. Deze rotonde zal een langgerekte vorm krijgen ('ovonde'), waardoor op het lange deel meerdere wegen aan kunnen sluiten (zie figuur 2.1). Het voornemen is dan ook om op één uitwisselpunt alle relevante wegen aan te sluiten. De belangrijkste wegen zijn de beide takken van de N271 en de Siebengewaldseweg. De andere aansluitingen worden gevormd door de inrit naar het Raadhuisplein en de inrit naar de Daem van Kekenstraat. Deze aansluitingen worden als inritconstructie vormgegeven. Door ook het Raadhuisplein direct aan te sluiten op de ovonde, kan de S-bocht in de Siebengewaldseweg worden versterkt en worden beide verkeersstromen ontrafeld. Van belang daarbij is dat het Raadhuisplein geen doorgaande verkeersfunctie meer kent, maar dat het alleen ter ontsluiting van het (uit te breiden parkeerterrein) nabij het gemeentehuis zal dienen. Het Raadhuisplein zal worden heringericht conform het plan Mosaïque (afzonderlijk bestemmingsplan). Als gevolg van het plan Mosaïque zullen de verkeersstromen in de kern Nieuw Bergen wijzigen. Om een optimale verkeerscirculatie te waarborgen zal vanaf de N271 een tweede ontsluitingsweg worden gerealiseerd. Deze ontsluitingsweg wordt ten zuiden van de ovonde, ter hoogte van Den Asseldonk, op de N271 aangesloten. Deze aansluiting zal worden vormgegeven door een enkelstrooks rotonde (zie figuur 2.2), waarbij het wegvak tussen deze aansluiting en de ovonde binnen de bebouwde kom zal worden betrokken. Hierdoor zal een maximumsnelheid van 50 km/h gelden. De nieuwe ontsluitingsweg bij Den Asseldonk zal aansluiten op de Jeroen Boschstraat en is vooral van belang voor de ontsluiting van het zuidelijk deel van Nieuw Bergen. De weg krijgt een snelheidsregime van 30 km/h. Als gevolg van deze wijzigingen in de verkeersstructuur zullen de verkeersintensiteiten op de omliggende wegen wijzigen. In onderstaande tabel zijn de verkeersgegevens voor 2020 zonder ontwikkelingen en 2020 inclusief het centrumplan Mosaïque en onderhavige verkeerskundige aanpassingen weergegeven (Bijlage 1). Daarbij is het van belang dat de maximaal wenselijke verkeersintensiteit voor de verschillende wegen niet wordt overschreden. Binnen een 30 km/h zone kan ter indicatie worden aangegeven dat een intensiteit van 5.000 à 6.000 mvt/etmaal acceptabel is. Op gebiedsontsluitingswegen met 2x1 rijstroken zijn hogere verkeersintensiteiten (12.000 - 20.000 mvt/etmaal, afhankelijk van het aantal aansluitingen en fietsvoorzieningen) acceptabel.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
13
Tabel 2.1. Verkeersintensiteiten relevante wegvakken verschil autonoom vs. 2020 2020 (autonoom) (centrumplan) centrumplan N271 ten zuiden van Den Asseldonk
10.600
9.400
-1.500
Den Asseldonk - Siebengewaldseweg
10.600
11.250
+650
ten noorden van Siebengewaldseweg
12.850
12.600
-250
N271 - Sint Petrusstraat
3.850
6.350
+2.500
Sint Petrusstraat - Kleefstraat
4.000
4.900
+900
Siebengewaldseweg - Raadhuisplein
550
2.450
+1.900
Raadhuisplein - Murseltseweg
200
1.650
+1.450
Murseltseweg - Den Asseldonk
4.200
650
-3.550
ten zuiden van Den Asseldonk
600
1.900
+1.300
1.950
2.600
+650
-
5.100
+5.100
Siebengewaldseweg
Sint Petrusstraat
Jeroen Boschstraat
Schilderslaan ten oosten van Jeroen Boschstraat Nieuwe verbindingsweg N271 - Jeroen Boschstraat
Op basis van bovenstaande tabel blijkt dat de intensiteit op de N271 in 2020 inclusief ontwikkelingen rond 12.000 mvt/etmaal ligt. De intensiteit op de nieuwe verbindingsweg bedraagt circa 5.100 mvt/etmaal. De intensiteiten op de Jeroen Boschstraat en de Siebengewaldseweg blijven ruim binnen de maximaal aanvaardbare intensiteiten op dergelijke wegen. Voor erftoegangswegen, zoals de Jeroen Boschstraat, wordt doorgaans uitgegaan van een maximale intensiteit van 5.000 – 6.000 mvt/etmaal. Gebiedsontsluitingswegen als de Siebengewaldseweg kunnen een hogere intensiteit afwikkelen. Bovenstaande verkeersintensiteiten kunnen afgewikkeld worden door middel van een ovonde of rotonde. De verkeersafwikkeling is derhalve op een goede manier gewaarborgd.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
14
Figuur 2.1. Ontwerp ovonde N271
Figuur 2.2. Rotonde Den Asseldonk
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
15
Langzaam verkeer De N271 beschikt conform de richtlijnen van Duurzaam Veilig over vrijliggende fietspaden. Deze fietspaden worden gehandhaafd. Ter hoogte van de ovonde kan aan beide zijden de N271 en de Siebengewaldseweg overgestoken worden. Fietsers hebben daarbij voorrang op het autoverkeer. De fietsoversteekvoorziening wordt gecombineerd met het zebrapad voor voetgangers. Deze voorziening voor voetgangers is tevens van belang in verband met de bushaltes langs de N271 aan beide zijden van de ovonde. Fietsers aan de westzijde van de N271 kunnen ter hoogte van de ovonde gebruik maken van de bestaande wegenstructuur (Lindenlaan / D. van Kekenlaan). Ten noorden van de ovonde wordt een vrijliggend tweerichtingsfietspad aangelegd. De fietspaden richting de Siebengewaldseweg lopen uit op de rijbaan en gaan over in suggestiestroken voor fietsers. Op de nieuwe rotonde ter hoogte van de nieuwe toegangsweg bij Den Asseldonk worden fietsoversteekvoorzieningen gerealiseerd. Fietsers hebben hierbij voorrang op het autoverkeer. Omdat op deze locatie nauwelijks voetgangerbewegingen zijn, worden geen zebrapaden gerealiseerd. Openbaar vervoer Aan beide zijden van de ovonde worden langs de N271 bushaltes voorzien. Door het realiseren van zebrapaden wordt de bereikbaarheid van de bushaltes vanuit het centrum van Nieuw Bergen gewaarborgd. De haltes worden aangedaan door doorgaande busdiensten tussen Venlo, Well, Gennep en Nijmegen. Verkeersveiligheid De nieuwe verkeerssituatie wordt ontworpen conform de geldende ontwerprichtlijnen. Daarbij zal aangesloten worden bij de essentiële herkenbaarheidskenmerken conform Duurzaam Veilig. Belangrijk is dat de N271 tussen de nieuwe ovonde en de rotonde bij Den Asseldonk binnen de bebouwde kom van Nieuw Bergen wordt betrokken en een maximumsnelheid van 50 km/h krijgt. Dit biedt de mogelijkheid om fietsverkeer op de rotondes voorrang te geven boven het autoverkeer en zebrapaden te realiseren. De verkeersveiligheid is hierdoor in voldoende mate gewaarborgd. Water en groen In het ontwerp van de weg is rekening gehouden met een landschappelijke inpassing, onder andere door middel van bomen die de weg begeleiden. Voorts is in het ontwerp bij de ovonde een zogenaamde wadi waar het hemelwater naar wordt afgevoerd. In paragraaf 4.3 wordt daar nader op ingegaan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
16
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
17
Hoofdstuk 3
3.1
Ruimtelijk beleid
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt het relevante beleidskader voor ontwikkelingen binnen de gemeente Bergen beschreven. Achtereenvolgens wordt ingegaan op relevant rijksbeleid, provinciaal beleid, regionaal beleid en gemeentelijk beleid. Het beleidskader in dit hoofdstuk is niet uitputtend. In hoofdstuk 4 (Onderzoek) komt ook sectoraal beleid aan de orde, zoals ten aanzien van de waterhuishouding.
3.2
Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De SVIR is als ontwerp gepresenteerd. De structuurvisie vervangt onder meer de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit en de Mobiliteitsaanpak. Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig, daar streeft het Rijk naar met een aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Daarnaast verstevigt de SVIR het motto 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. De verantwoordelijkheid om te sturen in de ruimtelijke ordening wordt door de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte nog meer bij de provincie en gemeenten gelegd. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Dit houdt in dat de betekenis van de nationale structuurvisie voor het bestemmingsplangebied zodoende zeer beperkt blijft. Het relevante beleidskader wordt gevormd door provincie en vooral de gemeente. De SVIR staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg. AMvB Ruimte (2012) De nationale belangen uit de SVIR die juridische borging vragen, worden geborgd in de AMvB Ruimte. Deze AMvB wordt in juridische termen aangeduid als het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). De AMvB is gericht op doorwerking van nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen en zorgt voor sturing en helderheid van deze belangen vooraf. Met de AMvB Ruimte geeft het Rijk aan dat ingezet wordt op zuinig ruimtegebruik, bescherming van kwetsbare gebieden en bescherming van het land tegen overstroming en wateroverlast. Gezien de ligging van het plangebied en de aard van het plan vormt het rijksbeleid geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
18
De AMvB Ruimte wordt vanwege de nieuwe nationale structuurvisie op onderdelen aangepast. Deze aanpassing is tegelijk met de vaststelling van de SVIR in werking treden.
3.3
Provinciaal en regionaal beleid
Provinciaal Omgevingsplan Limburg Het Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2006) is een structuurvisie als bedoeld in de Wro. Het bevat de beleidsuitgangspunten op het gebied van wonen en werken, waterhuishouding, milieu en verkeer en vervoer. Het is tevens een economisch beleidskader, aangezien het de hoofdlijnen van de fysieke onderdelen van het economische en sociaal-culturele beleid bevat. Het POL2006 is een plan op hoofdlijnen waarbij nadere concretisering in uitvoeringsprogramma's plaatsvindt. Thema's uit het POL zijn:
kwaliteitsregio Limburg; Limburg in ruimer verband; variatie in kwaliteit; natuurlijke waarden: robuust en veerkrachtig; economie en mobiliteit; leefomgeving.
De provincie onderkent op grond van de aanwezige kenmerken en waarden in combinatie met de ontwikkelingsmogelijkheden een basis voor een gebiedsgerichte aanpak op meerdere niveaus: stedelijke gebieden naast landelijke gebieden, en daarop voortbordurend het onderscheiden van (negen) perspectieven. Dit vertaalt zich in visies op de ontwikkeling van beleidsregio's. Realisatie van de ontwikkeling(en) en borging van de kwaliteit en vraagt een actieve opstelling, niet alleen van de provincie maar vooral ook van de regionale partners. De perspectieven De variatie in gebiedskenmerken vormt de basis voor een gebiedsgerichte aanpak. Hierbij worden negen perspectieven onderscheiden, met uiteenlopende visies op ontwikkelingsmogelijkheden (P1 t/m P9).
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
19
Figuur 3.1
POL, kaart 1 perspectieven
Voor het plangebied is relevant dat de N271 is aangeduid als behorend tot het Regionaal verbindend wegennet. Het onderhavige bestemmingsplan past binnen het POL2006.
3.4
Gemeentelijk beleid
Structuurvisie + (2006) De gemeente streeft naar behoud én naar ontwikkeling van de ruimtelijke-, economische- en sociale kwaliteit van de gemeente. Het hoofdoel van deze structuurvisie+ is het versterken van de leefbaarheid en vitaliteit van de gemeente, zodat een duurzaam gebied voor wonen, werken en recreëren het resultaat is. Dit wil men bereiken door:
een evenwichtige bevolkingssamenstelling na te streven; het voorzieningenniveau te versterken; de werkgelegenheid te bevorderen; het aanbod voor recreatie en toerisme te vergroten.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
20
Ten aanzien van het centrumgebied Nieuw Bergen, waarmee de in het onderhavige bestemmingsplan voorziene aanpassing van de infrastructuur sterk samenhangt, staat het volgende vermeld. Voorzieningenontwikkeling centrum Nieuw Bergen Centrumontwikkeling en daarmee het versterken van het voorzieningenniveau in Nieuw Bergen is belangrijk voor een groot verzorgingsgebied. Vanwege het grote maatschappelijke belang krijgt dit project een zeer hoge prioriteit. Nieuw Bergen is namelijk de enige hoofdkern tussen Gennep en Venlo waar potentieel voor voorzieningen is. Nieuw Bergen heeft dus een regionale verzorgingsfunctie. Wil deze regionale leefbaarheid (optelsom van de leefbaarheid van de afzonderlijke kleine kernen en het landelijk gebied daartussen) niet verder afglijden, dan heeft Nieuw Bergen versterking en upgrading van zijn winkelapparaat en overige voorzieningen nodig. De aanpassingen van de infrastructuur sluiten aan bij de in het structuurvisie vermelde centrumontwikkeling. Structuurvisie Mosaïque Centrum Nieuw Bergen (2010) Met de structuurvisie Mosaïque geeft de gemeente Bergen richting aan en een toekomstig toetsingskader voor de nieuwe ontwikkelingen in het centrumgebied van de kern Nieuw Bergen. De gemeente geeft aan dat structuurvisie Mosaïque dient om de economische structuur en leefbaarheid in de gemeente Bergen duurzaam te versterken door het tot stand brengen van een hart voor de totale gemeente. Belangrijkste ingrepen om dat doel te bereiken zijn het versterken van de winkelstructuur met een gedifferentieerd aanbod, het creëren van een intiem ontmoetingsgebied en een transformatie van de N271. In de structuurvisie Mosaïque zijn de volgende planelementen voorzien:
Verbeteren en wijzigen van de relatie met de provinciale weg door: 1. Het aanleggen van een landschappelijke rotonde (Ovonde) als entree naar het centrumgebied. 2. Het aanleggen van een rotonde nabij Den Asseldonk zodat het centrumgebied autovrij kan worden. Tevens het maken van een nieuwe ontsluitingsweg, het verplaatsen van de volkstuinen en het aanleggen van een nieuwe omgeving rond Den Asseldonk, inclusief nieuwe parkeerplaatsen. Versterken van de functie en samenhang in het centrumgebied door: 1. Nieuwbouw van ca 2.500 m2 winkel- en horecaruimte op het Raadhuisplein. 2. Nieuwbouw hoogteaccent (toren) op het ruimtelijk schakelpunt tussen Raadhuisplein en gemeentehuis. 3. Nieuwbouw 18 appartementen boven nieuwbouw winkelruimte. 4. Parkeeroplossing door half verdiept parkeren tussen bestaand gemeentehuis en provinciale weg. 5. Herinrichting openbaar gebied. 6. Herontwikkeling zone Raadhuisstraat. 7. Herinrichting openbaar gebied tussen gemeentehuis en bebouwing Raadhuisstraat. 8. Wijzigen entree gemeentehuis. 9. Aanbrengen dek rond gemeentehuis. 10. Aanleg halfverdiepte parkeerplaatsen tussen gemeentehuis en doorgaande zone Raadhuisstraat.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
21
Het onderhavige bestemmingsplan is mede een uitvloeisel van de structuurvisie Mosaïque. Opgemerkt wordt dat er inmiddels andere keuzes zijn gemaakt ten aanzien van enkele van de voornoemde planonderdelen. Dit geldt overigens niet voor het aanleggen van de ovonde en rotonde bij Den Asseldonk.
3.5
Conclusie
De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied passen binnen het beleid van rijk, provincie en gemeente.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
22
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
23
Hoofdstuk 4
4.1
Onderzoek
Inleiding
Voor het ontwikkelen en in stand houden van een prettig leefklimaat in de gemeente Bergen dient bij ruimtelijke planvorming rekening gehouden te worden met de milieuhygiënische aspecten die door het plangebied en/of de omgeving hiervan worden opgelegd. Door rekening te houden met deze aspecten kan een goed leefklimaat worden ontwikkeld, waar mensen graag wonen, werken en recreëren. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieuhygiënische aspecten die van belang zijn voor het plangebied nader toegelicht.
4.2
Bodem
4.2.1
Bodemkwaliteit
Beleid en Normstelling Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Dat geldt voor oude gevallen van bodemverontreiniging die voor 1987 zijn ontstaan. Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op een bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik. Onderzoek Met het voorliggende bestemmingsplan wordt de herinrichting van een deel van de N271 mogelijk gemaakt waarbij onder meer een ovonde wordt aangelegd. Het aspect bodemkwaliteit speelt om twee redenen een rol:
Bij infrastructurele werken, evenals bij overige bouwwerken, is de kans aanwezig dat er grond wordt afgevoerd. Om de afvoerbestemming van de grond te bepalen dient de grond te worden gekeurd conform de vereisten uit het Besluit bodemkwaliteit. Vanuit het oogpunt van de gezondheid van de medewerkers tijdens de uitvoering van de grond- en bouwwerkzaamheden moet de kwaliteit van de grond worden bepaald om blootstelling aan verontreinigingen te voorkomen.
Bij de herinrichting van de N271 blijven de grondwerkzaamheden beperkt tot de bovengrond. Deze grond heeft naar verwachting een kwaliteit die overeenkomt met die van wegbermen langs drukke wegen. Het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Een historisch onderzoek volstaat om te kunnen concluderen dat er geen verontreinigingen te verwachten zijn die een belemmering vormen voor de uitvoering van het _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
24
werk. Voor een deel van het plangebied, ter plaatse van de beoogde ovonde en de verbonden wegvakken van de N271, geldt dat gebruik kan worden gemaakt van een historisch onderzoek en een verkennend bodemonderzoek die in juli 2011 zijn uitgevoerd door adviesbureau Tauw1. Dit onderzoek is verwerkt in paragraaf 3.1 van de ruimtelijke onderbouwing die is opgenomen in Bijlage 2. Uit het historisch onderzoek blijkt dat er geen reden is om binnen het plangebied een bodemverontreiniging te verwachten. Op basis daarvan is een hypothese en een onderzoeksmethode bepaald voor het verkennend bodemonderzoek. Uit dat onderzoek bleek dat er geen sprake is van verhoogde concentraties van stoffen in de bodem of in het grondwater die aanleiding geven tot nader onderzoek. Er is geen sprake van een geval van bodemverontreiniging. Voor het tweede deel van het plangebied, ter plaatse van de beoogde nieuwe ontsluitingsweg ter hoogte van sportcentrum Den Asseldonk, is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd door HMB BV uit Maasbree. Het volledige rapport is opgenomen in Bijlage 3. Op basis van het onderzoek worden ter plaatse van het onderzoeksgebied geen bodemverontreinigingen verwacht. De uitvoering van een verkennend bodemonderzoek, althans in het ruimtelijk spoor, wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Conclusie Op basis van recent bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat het aspect bodem de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Bij een evenuele afvoer van grond dient deze grond conform het Besluit bodemkwaliteit te worden gekeurd om de afvoerbestemming te bepalen.
4.2.2
Niet gesprongen explosieven
Normstelling en beleid Op veel locaties in Nederland bevinden zich nog explosieven uit de Tweede Wereldoorlog in de grond. Wanneer er aanwijzingen zijn dat zich in het plangebied conventionele explosieven kunnen bevinden is een historisch onderzoek aan te bevelen. Of en wanneer een historisch onderzoek moet plaatsvinden, is afhankelijk van diverse factoren en locatiespecifieke omstandigheden. Onderzoek is nodig wanneer op een locatie gebouwd of gebaggerd gaat worden en niet kan worden uitgesloten dat er een verhoogde kans bestaat op de aanwezigheid van explosieven in de ondergrond. Een historisch onderzoek bestaat uit een probleeminventarisatie en een probleemanalyse. Het onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen:
Raadplegen van literatuur; Raadplegen van (inter)nationale-, regionale- en plaatselijke archieven; Onderzoek naar vluchtgegevens van bombardementsvluchten; Onderzoek naar en analyseren van beschikbare luchtfoto’s; Analyseren van uitvoeringsopdrachten (UO’s) van de EOD; Horen van getuigen (indien mogelijk); Opstellen van een rapportage van de bevindingen.
Het doel van het onderzoek is het uitbrengen van een positief of negatief advies voor de onderzochte locatie. Een positief advies wordt gegeven indien er 'een redelijk vermoeden' bestaat van de aanwezigheid van één of meerdere conventioneel explosieven, welke na de Tweede Wereldoorlog zijn achtergebleven. Dit vermoeden wordt dan onderbouwd door gevonden feitenmateriaal. Een negatief advies wordt gegeven indien onvoldoende
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
25
onderbouwing bestaat voor een mogelijke aanwezigheid van conventione explosieven. Indien een positief advies wordt gegeven dient het historisch onderzoek te worden opgevolgd door een detectieonderzoek en een benaderonderzoek. Onderzoek en conclusie De probleeminventarisatie en de probleemanalyse zijn opgenomen in Bijlage 4 en Bijlage 5 bij de toelichting. In Bijlage 6 is een figuur opgenomen waarop de verdachte terreindelen zijn weergegeven. Uit de probleemanalyse volgt de conclusie dat het gehele plangebied wordt verdacht van de aanwezigheid van conventione explosieven (positief advies). Onderzoeksbureau AVG adviseert dan ook om voorafgaand aan de grond- en bouwwerkzaamheden ter plaate van het plangebied een detectie- en benaderonderzoek uit te voeren. Op locaties waar een detectieonderzoek niet mogelijk is moet worden gekozen voor de methode van beveiligd ontgraven.
4.3
Water
Watertoets en waterbeheer Doel van de watertoets is om te voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Hiervoor dient de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over het ruimtelijke planvoornemen. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Peel en Maasvallei, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Omdat delen van het tracé zijn gesitueerd op een waterkering van het winterbed van de Maasoever is ook Directoraat Generaal Water (DGW) van Rijkswaterstaat als waterbeheerder betrokken. Vergunningen en ontheffingen worden centraal via het watertoetsloket van het waterschap behandeld. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerders over het planvoornemen. Op 21 september 2011 heeft het waterschap schriftelijk haar wateradvies uitgebracht (kenmerk 2011.12993). De opmerkingen van de waterbeheerder zijn verwerkt in deze waterparagraaf en hadden betrekking op:
Onduidelijkheden omtrent het ontwerp van de waterberging (in termen van locatie, bouwpeilen, ontbreken van noodoverloop Wadi, ontbreken van infiltratieproeven); Onduidelijkheden of afstemming heeft plaatsgevonden met gemeente en gemeentelijk waterbeleid.
Beleid waterbeheer Algemeen Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief) te realiseren en in stand te houden. Het gaat om:
Waterbeleid voor de 21ste eeuw (WB21, 2001) Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003) Kaderrichtlijn Water (KRW, 2004) Nationaal Waterplan (NWP) 2009-2015 Stroomgebiedbeheerplan Maas 2009-2015 (bijlage NWP) Beleidslijn Grote Rivieren (BGR, 2006, gewijzigd 2009 Besluit rijksrivieren (nadere invulling BGR) Provinciaal Waterplan Limburg 'Water in beweging' 2010-2015 (november 2009)
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
26
Gebiedspecifiek Van belang voor onderhavig ruimtelijk planvoornemen zijn: Beleidslijn Grote Rivieren – directoraat generaal water (DGW) Door de ligging van het tracé en de bijbehorende werken, ter plaatse van een waterkering langs het winterbed van de maasoever, is normaliter de Beleidslijn Grote Rivieren van toepassing. Echter: een deel van de werkzaamheden die binnen het werkingsgebied van de Beleidslijn Grote Rivieren zijn gesitueerd zijn aangewezen als Wbr artikel 2a-gebied. Het gaat om het gebied gelegen tussen de N271 en de meest westelijke contouren van de Lindenlaan. In de toelichting op de Beleidslijn is verwoord dat in 2a-gebieden het vergunningenregime van de Wbr is uitgeschakeld. Dit betekent dat het gebied vanuit het rivier- en stroombelang minder van belang wordt geacht. Bescherming van dat belang door middel van een vergunningstelsel wordt niet nodig geacht. Er is geconcludeerd dat in deze gebieden nieuwe ingrepen niet leiden tot een waterstandverhoging in de huidige situatie en/of tot een feitelijke belemmering voor toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit. Om die reden zijn de artikel 2a-gebieden uitgezonderd van het toepassingsgebied van de Beleidslijn. Voor een aantal werkzaamheden die zijn gelegen binnen de beschermingszone van de waterkering, maar buiten het Wbr artikel 2a-gebied, is wel een vergunning op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken (Wbr) nodig. In aanvulling hierop is in ambtelijk overleg tussen de gemeente en Rijkswaterstaat reeds overeengekomen dat het plan is aangemeld als pijplijn-project 'Bergse Heide West'. Het plan zal in het RO-spoor door de Dienst Directoraat Generaal Water (DGW) van Rijkswaterstaat worden beoordeeld volgens de regels die zijn gesteld onder het oude 'bergend regime' in plaats van het thans vigerende 'stroomvoerend regime'. Waterschapsbeleid Op 21 oktober 2009 is het Waterbeheerplan 'Orde in Water, Water in Orde' vastgesteld. Het waterbeheerplan beschrijft op hoofdlijnen hoe het Waterschap Peel en Maasvallei van 2010 tot en met 2015 zorgt voor veilige dijken, droge voeten, voldoende en schoon water. In het waterbeheerplan staat hoe het waterschap de waterkeringen en het regionale watersysteem op orde wil brengen en houden. In het plan staan hiervoor de ambities en doelstellingen omschreven, en het pakket aan maatregelen dat het waterschap de komende zes jaren uitvoert. Van belang voor onderhavige ontwikkeling is het toetsingskader, specifiek: -
Hydrologisch neutraal ontwikkelen
Nieuwe ontwikkelingen dienen te voldoen aan het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen, waarbij de hydrologische situatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de natuurlijke GHG niet verlaagd worden en mag bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied de oorspronkelijke landelijke afvoer (aangegeven als zijnde 1 l/s/ha) in de normale situatie niet overschreden worden. Uitgangspunt bij nieuwe verharding is dat een bui met een herhalingstijd van T=10 (50 mm in 24 uur) in het 'worst-case' scenario kan worden geborgen, met daarboven 50 cm waking. Tevens moet inzichtelijk gemaakt worden wat de gevolgen zijn van een bui met een herhalingstijd van T=100 (84 mm in 48 uur). Deze mag geen overlast opleveren voor derden. -
Gescheiden houden van vuil water en schoon hemelwater
Het streefbeeld is het afvoeren van het vuile water via de riolering en het binnen het plangebied verwerken van het schone hemelwater. Indien dit niet haalbaar is, kan naar een compromis _______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
27
worden gezocht. -
Doorlopen van de afwegingsstappen: 'hergebruik – infiltratie – buffering –afvoer'
Dit is een afgeleide van de trits vasthouden – bergen – afvoeren (vierde Nota Waterhuishouding en Waterbeheer van de 21ste Eeuw). Beleid gemeente De Gemeente Bergen heeft ten aanzien van water dezelfde doelstellingen als het waterschap. De gemeente heeft de volgende beleidsuitgangspunten, waar plannen aan worden getoetst:
er moeten maatregelen worden getroffen om vervuiling van hemelwater te voorkomen (geen toepassing van uitlogende bouwmaterialen); afvoer en infiltratie gebeurt bij voorkeur bovengronds; indien mogelijk worden de voorzieningen voor de verwerking van een bui van T=2 en met een berging van 20 mm op het terrein van de initiatiefnemer gerealiseerd; indien mogelijk worden voorzieningen voor de verwerking van een bui van T=10 met een berging van 35 mm binnen het plangebied gerealiseerd; de risico's van een bui T=100 moeten in beeld worden gebracht en -als nodigaanvullende maatregelen worden getroffen; als het niet mogelijk is om alle bergende voorzieningen binnen het plangebied te realiseren, kan het college van Burgemeester en Wethouders -voor onderdelen- ontheffing verlenen. De initiatiefnemer dient mee te betalen aan de compenserende voorzieningen buiten het plangebied.
Voor bovenstaande gevallen geldt dat alle kosten voor aanleg van de voorzieningen (inclusief planvorming, vergunningen etc.) voor de afvoer van vuil- en hemelwater voor rekening van de initiatiefnemer zijn. Bij nieuwbouwplannen zal de gemeente bekijken of er mogelijkheden zijn voor het extra afkoppelen/infiltreren van vuil- of hemelwater van aangrenzende bestaande gebieden. Als hiervoor mogelijkheden aanwezig zijn, dan verwacht de gemeente medewerking van de initiatiefnemer om deze mogelijkheden mee te nemen bij de planontwikkelingen. Huidige situatie Algemeen Het plangebied is gelegen in het westen van de kern Nieuw Bergen, gemeente Bergen en heeft betrekking op een tracé van de bestaande provinciale weg N271 inclusief bermen. Bodem en grondwater Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit enkeerdgronden. Er is langs het tracé sprake van grondwater trap VI en VII. Dat wil zeggen dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen de 40 en 80 cm respectievelijk 80 en 140 cm beneden maaiveld ligt. De maaiveldhoogte varieert tussen NAP +14,5 m tot NAP +15,9 m. Aan de hand van recent uitgevoerde grondboringen (december 2011, rapportage infiltratieproeven centrumplan Bergen, 2 januari 2012, Tauw) blijkt dat de bodem tot een diepte van minimaal 3 meter beneden maaiveld als hoofdcomponent bestaat uit matig grof zand. Ten tijde van genoemd onderzoek is ter plaatse van het plangebied geen grondwater aangetroffen. Uit roestvlekken in het bodemprofiel blijkt dat de grondwaterstand in het verleden op een niveau van circa 1,5 meter beneden maaiveld heeft gestaan. Jaarrondmetingen van de grondwaterstand ter plaatse van het Raadhuisplein en het _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
28
gemeentehuis in de periode oktober 2008 tot en met juli 2010 tonen een grondwaterstand die fluctueerde tussen 2,7 en 3,1 m beneden maaiveld. Watersysteem Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Overtollig hemelwater afkomstig van de weg watert af op de berm en via straatkolken die onderdeel zijn van het gemeentelijk gemengd rioleringsstelsel. Veiligheid en waterkeringen Het tracé ligt op hoogwaterkerende gronden. Delen van het plan zijn gesitueerd ter plaatse van zogenaamd 'Wbr artikel 2a-gebied'. De Beleidslijn Grote Rivieren is hier niet van toepassing. Een aantal delen van het plan (en werkzaamheden) zijn gelegen buiten het Wbr artikel 2a-gebied maar binnen de beschermingszone van de waterkering. Toekomstige situatie Algemeen Het bestemmingsplan maakt de herstructurering van de N271 mogelijk. Hierbij wordt een deel van de infrastructuur gewijzigd in die zin dat er een ovonde en rotonde (ter hoogte van Den Asseldonk) worden aangelegd. Watersysteem In de huidige situatie is circa 10.000 m² verhard. In de nieuwe situatie is dit vergelijkbaar. Overtollig hemelwater afkomstig van de ovonde, nabij de kern Nieuw Bergen, zal worden afgevoerd naar een Wadi die direct ten westen van de ovonde en ten oosten van de Lindenlaan is gesitueerd. Op deze wijze wordt circa 5.200 m² verhard oppervlak afgekoppeld van het gemengde riool. Middels de wadi worden buien van T=10 geborgen. In dit geval gaat het om circa 260 m³. Ook zal getracht worden buien van T=100 te bergen. Hierbij dient circa 440 m³ geborgen te worden. Veldonderzoek (infiltratiemetingen Tauw) heeft aangetoond dat de bodem voldoende waterdoorlatend is om op deze wijze water in de bodem te infiltreren. De wadi wordt voorzien van een noodoverloop die afvoert naar de uiterwaard. Voor het overige tracé geldt dat hemelwater naar de bermen wordt afgevoerd, zoals dat in de huidige situatie ook gebeurd. Veiligheid en waterkeringen Voor een aantal werkzaamheden die zijn gelegen binnen de beschermingszone van de waterkering, maar buiten het Wbr artikel 2a-gebied, is een vergunning nodig op basis van de Wet beheer rijkswaterstaatwerken (Wbr). Waterstaat in het bestemmingsplan Voor waterkeringen (kernzone) inclusief de beschermingszones geldt een zogenaamde dubbelbestemming, deze hebben de bestemming 'Waterstaat-Waterkering' toebedeeld gekregen. Conclusie De ontwikkeling levert een positieve bijdrage aan het bestaande waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Door het afkoppelen van nieuw verhard oppervlak wordt minder schoon water afgevoerd op het vuilwaterriool. Hierdoor wordt onnodige belasting van de rioolwaterzuiveringsinstallatie voorkomen.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
29
4.4
Ecologie
Deze paragraaf betreft een samenvatting van het uitgebreide bureauonderzoek zoals opgenomen in Bijlage 7. Huidige situatie Het plangebied betreft een gedeelte van de N271 en een strook grond ter plaatse van de geplande nieuwe verbindingsweg langs Den Asseldonk. Het plangebied bestaat uit verharding, groen, een klein gedeelte volkstuinen en bomen. Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een ovonde, een rotonde en een nieuwe verbindingsweg. Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
verwijderen beplanting en bomen; bouwrijp maken; aanlegzaamheden.
Resultaten onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Circa 100 m ten zuidwesten van het plangebied maken de uiterwaarden deel uit van de EHS. Het Natura 2000-gebied Maasduinen, tevens EHS, ligt circa 800 m ten oosten van het plangebied. Oppervlakteverlies en versnippering als gevolg van het plan zijn derhalve niet aan de orde. Het plan leidt niet tot extra verkeersbewegingen. Het plan voorziet onder andere in het vervangen van een kruispunt met verkeerslichten door een ovonde. Het is aannemelijk dat door het plan de uitstoot van verzurende, vermestende en verontreinigende stoffen eerder zal afnemen dan toenemen. Een toename van de depositie van verzurende en vermestende stoffen op en verontreiniging van het Natura 2000-gebied Maasduinen als gevolg van het plan kunnen worden uitgesloten. De beperkte toename aan verharding heeft een zeer gering effect op de waterhuishouding ter plaatse. In het plan is voorzien in de afkoppeling van de hemelwaterafvoer van het gemengde rioolstelsel. Door hemelwater te infiltreren in de bodem is mogelijk een lichte stijging van het grondwaterpeil in het plangebied te verwachten. Verdroging als gevolg van het plan in het Natura 2000-gebied kan worden uitgesloten. Het plangebied ligt niet in het Natura 2000-gebied maar zoals gesteld op circa 800 meter. Tussen het plangebied bevindt zich de bebouwde kom van Nieuw Bergen. De afstand en de bebouwing zorgen voor een volledige akoestische en optische afscherming. Verstoring door geluid, licht, trillingen en optische verstoring als gevolg van het plan zijn uitgesloten. In het plan worden geen activiteiten toegelaten met een direct effect is van een activiteit op de populatie-opbouw en/of populatiegrootte van de beschermde soorten. Het plan heeft, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, geen negatieve gevolgen van het Natura 2000-gebied Maasduinen. Voor het plan hoeft geen passende beoordeling te worden opgesteld. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan gezien bovenstaande de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
30
Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Het bestemmingsplan voorziet in de herinrichting van de N271. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl). Vaste verblijfplaatsen van vogels (categorie 1 t/m 4) en vleermuizen zijn niet aanwezig in het plangebied (Bijlage 8, Van den Bijtel Ecologisch Onderzoek, 2011). Door de kap van een tiental bomen wordt slechts een zeer gering deel van jachtgebied van enkele gewone dwergvleermuizen minder geschikt. Omdat er in de directe omgeving van de kruising en de nieuwe rotonde een overvloed van geschikt jachtgebied aanwezig is, kunnen de paar gewone dwergvleermuizen gemakkelijk alternatief voedselgebied vinden (Bijlage 8, Van den Bijtel Ecologisch Onderzoek, 2011).
4.5
Archeologie en cultuurhistorie
Regelgeving en beleid Monumentenwet De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrep en archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
31
Gemeentelijk archeologiebeleid De gemeente Bergen heeft in 2007, samen met de gemeenten Gennep en Mook en Middelaar, een gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart laten opstellen. Deze kaart is op 1 juli 2008 door de gemeente vastgesteld. Voor de archeologische verwachting van het plangebied is deze kaart met bijbehorende toelichting het uitgangspunt. Voor de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart zijn de lagen voor de verschillende verwachtingen van de verschillende perioden over elkaar heen gelegd tot een gecombineerde archeologische verwachting voor alle perioden inclusief natte landschappen. In het plangebied komen drie archeologische verwachtingswaarden voor: laag, middellhoog en hoog. Voor gebieden met een middelhoge of hoge verwachting is het uitgangspunt om het archeologisch erfgoed ‘in situ’ te bewaren. Voor de kernen wordt geadviseerd om bij bodemingrepen dieper dan 50 cm en voor ontwikkelingsgebieden groter 250 m² in de vroegste fase van planvorming een archeologisch bureauonderzoek te laten uitvoeren. Tijdens dit onderzoek zal informatie worden verzameld op basis waarvan belangenafweging en verdere besluitvorming kan plaatsvinden. Bureauonderzoek Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie heeft in opdracht van de gemeente Bergen een archeologisch bureauonderzoek (BO) uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 9. Op basis van het onderhavige bureauonderzoek kan worden gesteld dat het plangebied vanaf de Vroege Steentijd een aantrekkelijke locatie is geweest voor menselijke bewoning en activiteit. Het plangebied bevindt zich in een ‘gradiëntzone’, gezien de ligging op de overgang van een zogenaamd ‘dalvlakteterras afgedekt met dekzand’ en de lager gelegen stroomgeul van de Maas. Deze locaties op de rand van verschillende landschappelijke eenheden waren in de Vroege- tot aan de Late-Steentijd aantrekkelijk voor jager-verzamelaars; zij konden hier de verschillende mogelijkheden die de natuur hen bood optimaal benutten. Op de gemeentelijke archeologische verwachtingenkaart heeft het plangebied op basis van deze geomorfologische eigenschappen een hoge archeologische verwachting gekregen voor het aantreffen van archeologische resten vanaf de Vroege- tot aan de Late-Steentijd. Vanaf de Late-Steentijd was het plangebied aantrekkelijk voor bewoning dankzij de verhoogde ligging langs de Maas en de nabijheid van een beek. In het plangebied bevinden zich volgens de bodemkaart zogenaamde dikke eerdgronden’. Dikke eerdgronden zijn door de mensen gecreëerd door het opbrengen van een dikke laag mest en plaggen. Deze materialen zijn direct op de ondergrond aangebracht. Op basis van de conserverende werking van dit dek op eventueel aanwezige archeologische resten heeft het plangebied op de gemeentelijke kaart een middelhoge verwachting meegekregen voor de periode vanaf het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd. Archeologische vondsten en sporen kunnen in theorie worden aangetroffen onderaan het dek en in de onderliggende bodem. Conclusie Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt een aanvullend verkennend inventariserend booronderzoek uitgevoerd. Op de plankaart en in de regels wordt - nu dit booronderzoek nog niet is uitgevoerd- een archeologische dubbelbestemming (WaardeArcheologie) opgenomen voor de gebieden die volgens de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart een middelhoge en hoge verwachtingswaarde hebben. Dit houdt in dat bij bodemingrepen dieper dan 0,4 m en voor ontwikkelgebieden groter dan 250 m2 archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
32
4.6
Geluidhinder
4.6.1
Wegverkeerslawaai
Binnen het plangebied wordt de reconstructie van de N271 en de aanleg van de nieuwe ontsluitingsweg ter hoogte van Den Asseldonk mogelijk gemaakt. De N271 wordt ter plaatse van het kruispunt met de Siebenwaldseweg en de nieuwe ontsluitingsweg gereconstrueerd. Ter hoogte van het kruispunt met de Siebengewaldseweg wordt het met verkeerslichten geregelde kruispunt vervangen door een ovonde, waarop de Siebengewaldseweg, het Raadhuisplein, de Daem van Kekenstraat en beide takken van de N271 worden aangesloten. Ter hoogte van de nieuwe ontsluitingsweg naar Den Asseldonk wordt een rotonde gerealiseerd. Voor beide wegaanpassingen dient op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd naar de reconstructie. De nieuwe ontsluitingsweg bij Den Asseldonk betreft een 30 km/h-weg. Op grond van de Wgh kan akoestisch onderzoek naar de aanleg van deze weg achterwege blijven. Op basis van jurisprudentie en in het kader van een goede ruimtelijke ordening dient echter aangetoond te worden dat ten gevolge van 30 km/h-wegen sprake is van een acceptabel akoestisch klimaat. Reconstructieonderzoek Volgens de Wet geluidhinder is er sprake van een reconstructie indien als gevolg van fysieke wijzigingen aan een weg de geluidsbelasting aan de gevels van geluidsgevoelige bestemmingen met 1,5 dB of meer toeneemt (afgerond 2 dB). Daarbij geldt dat, wanneer de feitelijke heersende geluidsbelasting voor reconstructie lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, de verhoging moet worden berekend vanaf 48 dB. De periode waarover de geluidsbelasting moet worden berekend, is die tussen het jaar vóór de reconstructie en minimaal 10 jaar na reconstructie. Het gaat dus niet per definitie om iedere weg waar een aanpassing plaatsvindt. Alleen indien in deze periode de geluidsbelasting met meer dan 2 dB is toegenomen én indien de geluidsbelasting na reconstructie 48 dB of meer bedraagt, is er sprake van een reconstructiesituatie in de zin van de Wet geluidhinder. Rondom de N271 zijn bestaande geluidsgevoelige functies aanwezig. Tevens worden in het kader van het plan Mosaique nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt. Zowel de bestaande als nieuwe functies dienen betrokken te worden in het akoestisch onderzoek. De geluidsbelasting aan de gevels mag in principe niet met meer dan maximaal 5 dB toenemen. Ook hierbij geldt dat, wanneer de feitelijke heersende geluidsbelasting voor reconstructie lager is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, de verhoging berekend moet worden vanaf 48 dB. Een toename met meer dan 5 dB is in uitzonderingsgevallen mogelijk, onder meer in de situatie wanneer als gevolg van de reconstructie de geluidsbelasting van een tenminste gelijk aantal woningen langs andere wegen met een tenminste gelijke waarde daalt. De voorwaarden die verder aan de hogere waarde is verbonden, is dat de vast te stellen hogere waarde niet hoger zijn dan bepaalde plafondwaarden. Deze zijn vastgelegd in de Wgh. Het wettelijk onderzoeksgebied strekt zich uit aan weerszijden van het te reconstrueren wegvak over het deel waarop de feitelijke reconstructie betrekking heeft. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken van de weg en de ligging van de weg (binnenstedelijk of stedelijk). De wettelijke geluidszone van de N271 bedraagt 250 m.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
33
Uitstralingseffect In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient ook het effect op de geluidsbelasting van geluidsgevoelige functies langs die wegdelen te worden onderzocht, waar ten gevolge van de reconstructie een wijziging in de omvang van het verkeer of in de verkeerssamenstelling optreedt. Vervolgens dient aannemelijk te worden gemaakt dat deze geluidstoename aanvaardbaar is. Als grens voor een relevante wijziging kan worden uitgegaan van een toename van minimaal 20% van de verkeersomvang. Boven de 20% (bij 25%) neemt de geluidsbelasting met circa 1 dB toe. Nader onderzoek naar effecten is dan wenselijk. Onder 20% toename van de verkeersomvang blijft de toename van de geluidshinder beneden de 1 dB. Voor het menselijk oor is deze toename nauwelijks hoorbaar en kan akoestisch onderzoek achterwege blijven. Omdat als gevolg van de nieuwe ontsluitingsweg bij Den Asseldonk de verkeersintensiteit op de Jeroen Boschstraat met > 20% toeneemt, wordt deze weg betrokken in het akoestisch onderzoek naar het uitstralingseffect. Aangesloten wordt bij de normstelling voor reconstructieonderzoek. Nieuwe wegaanleg De nieuwe ontsluitingsweg tussen de N271 en de Jeroen Boschstraat (nabij Den Asseldonk) krijgt een snelheidsregime van 30 km/h. Op grond van de Wgh kan akoestisch onderzoek in principe achterwege blijven. Zoals eerder gesteld dient echter op basis van jurisprudentie aangetoond te worden dat er sprake is van een acceptabel akoestisch klimaat. Daarom wordt voor de omliggende woningen akoestisch onderzoek uitgevoerd. Bij gebrek aan een wettelijk toetsingskader wordt aangesloten bij de normen uit de Wgh. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als richtwaarde gehanteerd en geldt de uiterste grenswaarde van 63 dB als maximaal aanvaardbare waarde. Wanneer de geluidsbelasting ten gevolge van de nieuwe weg de richtwaarde overschrijdt, is onderzoek naar maatregelen om de geluidsbelasting te reduceren noodzakelijk. Gedacht kan worden aan maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied. De geluidsbelasting mag de maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB niet overschrijden. Aftrek artikel 3.6 RMG 2006 Op basis van artikel 3.6 uit het Reken- en Meetvoorschrift Geluidhinder 2006 (RMG 2006) mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van 2 dB. Op alle in deze paragraaf genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld. Resultaten reconstructieonderzoek N271 Hieronder worden de resultaten van het akoestisch onderzoek samengevat voor de reconstructie van de N271 ter hoogte van de ovonde en ter hoogte van de nieuwe verbindingsweg bij Den Asseldonk, waar een rotonde wordt gesitueerd. Het akoestisch onderzoek is opgenomen in de rapportage "Herinrichting N271, Bergen (L)", DGMR, 15 maart 2012, Bijlage 10. Als gevolg van de herinrichting van de N271 en de aansluitende wegen is op sommige gevels sprake van een geluidstoename van 2 dB of meer, waarbij de geluidsbelasting hoger ligt dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Daarom is er sprake van reconstructie in de zin van de Wgh. De geluidsbelasting neemt met maximaal 3 dB toe. Voorts wordt geconcludeerd dat maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting niet mogelijk of doelmatig zijn. In onderstaande tabel zijn de woningen opgenomen waarvoor een hogere waarde moet worden vastgesteld in het kader van reconstructie. De vast te stellen waarde is daarbij tevens aangegeven.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
34
Tabel 4.1. Ontheffingswaarden reconstructieonderzoek woning
geluidstoename
ontheffingswaarde
Siebengewaldseweg 1
3 dB
57 dB
Siebengewaldseweg 3
3 dB
57 dB
Siebengewaldseweg 5
3 dB
62 dB
Siebengewaldseweg 7
3 dB
62 dB
Siebengewaldseweg 9
3 dB
59 dB
Siebengewaldseweg 11
2 dB
59 dB
Siebengewaldseweg 12-12d 2 dB
56 dB
Siebengewaldseweg 26
3 dB
61 dB
Siebengewaldseweg 28
3 dB
60 dB
Uitstralingseffect Als gevolg van de wijziging van de verkeersstructuur neemt de verkeersintensiteit op sommige straten in Nieuw Bergen toe. Dit heeft tevens effect op de geluidsbelasting. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek gedaan naar het uitstralingseffect van reconstructie. Daaruit blijkt dat op diverse straten sprake is van een forse geluidstoename. De grootste toename doet zich voor op de Sint Petrusstraat (+8 dB). PM Maatregelen treffen. Sint Petrusstraat knippen? Resultaten nieuwe ontsluitingsweg Den Asseldonk Hieronder wordt het akoestisch onderzoek ten behoeve de nieuwe ontsluitingsweg bij Den Asseldonk en de nieuwe aansluiting op de Jeroen Boschstraat samengevat. Ten behoeve van de nieuwe ontsluitingsweg tussen de Jeroen Boschstraat en de Rijksweg is een akoestisch onderzoek uitgevoerd ("Akoestisch onderzoek verbindingsweg Jeroen Boschstraat - Rijksweg te Bergen", Nibag, 11 augustus 2011 Bijlage 11). Hierin is de geluidsbelasting ten gevolge van de nieuwe verbindingsweg en het uitstralingseffect op de Jeroen Boschstraat berekend. Uitgangspunt is dat de nieuwe ontsluitingsweg een snelheidsregime van 30 km/h krijgt en daardoor op grond van de Wgh niet gezoneerd is. Nieuwe ontsluitingsweg Ten gevolge van de nieuwe verbindingsweg is er sprake van een maximale geluidsbelasting van 52 dB. De richtwaarde van 48 dB wordt overschreden. Deze geluidsbelasting doet zich voor aan de zijgevel van de Jeroen Boschstraat 36. De maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB wordt niet overschreden. Op de overige woningen is geen sprake van overschrijding van de richtwaarde. Uitstralingseffect Jeroen Boschstraat Als gevolg van de aansluiting van de nieuwe ontsluitingsweg op de Jeroen Boschstraat neemt de verkeersintensiteit in deze straat toe. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de geluidsbelasting inzichtelijk gemaakt, waarbij is aangesloten bij de normen uit de Wgh voor reconstructieonderzoek. De geluidsbelasting in 2023 is vergeleken met de geluidsbelasting in 2010. De toename wordt berekend vanaf de richtwaarde van 48 dB. In onderstaande tabel is de geluidsbelasting en de toename weergegeven.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
35
Tabel 4.2. Geluidsbelasting ten gevolge van de Jeroen Boschstraat 2010
2023
excl.
incl.
excl.
incl.
verschil t.o.v. voorkeursgrenswaa rde
1,5
48
43
54
49
1
4,5
49
44
54
49
1
7,5
48
43
54
49
1
Jeroen Boschstraat 10-20 1,5
50
45
55
50
2
4,5
50
45
56
51
3
7,5
50
45
55
50
2
1,5
53
48
57
52
4
4,5
53
48
57
52
4
1,5
53
48
57
52
4
4,5
53
48
57
52
4
1,5
51
46
56
51
3
4,5
51
46
56
51
3
1,5
50
45
56
51
3
4,5
51
46
56
51
3
1,5
51
46
56
51
3
4,5
51
46
56
51
3
1,5
50
45
56
51
3
4,5
51
46
56
51
3
1,5
52
47
58
53
5
4,5
52
47
57
52
4
1,5
52
47
58
53
5
4,5
52
47
57
52
4
1,5
52
47
57
52
4
4,5
51
46
57
52
4
1,5
52
47
57
52
4
4,5
51
46
57
52
4
geluidsbelasting in dB
Jeroen Boschstraat 2-8
Jeroen Boschstraat 36 Jeroen Boschstraat 38 Jeroen Boschstraat 40 Jeroen Boschstraat 42 Jeroen Boschstraat 44 Jeroen Boschstraat 46 Jeroen Boschstraat 48 Jeroen Boschstraat 50 Jeroen Boschstraat 52 Beukstraat 2
Uit bovenstaande tabel blijkt dat op verschillende waarneempunten sprake is van geluidstoenames van 2 dB of meer, waardoor bij gezoneerde wegen op grond van de Wgh sprake zou zijn van reconstructie. De maximale toename van 5 dB wordt niet overschreden. Maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting Op een aantal woningen is sprake van een hogere geluidsbelasting dan 48 dB of een geluidstoename van 2 dB of meer. Bezien is of met maatregelen de geluidsbelasting doelmatig kan worden teruggedrongen. Er is een aantal maatregelen ter reductie van de geluidsbelasting denkbaar. Een mogelijkheid is om de functie van de weg, samenstelling van het verkeer of de maximumsnelheid te wijzigen. De functie als erftoegangsweg met de daarbij behorende maximumsnelheid van 30 km/h dient behouden te blijven voor de ontsluiting van het omliggende gebied. Erftoegangswegen behoren tot de laagste wegcategorie. Wijziging hiervan of van de samenstelling van het verkeer ten behoeve van verdere geluidsreductie is daarom niet wenselijk. _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
36
Voor de wegdekverharding van de nieuwe ontsluitingsweg en de Jeroen Boschstraat is uitgegaan van dicht asfaltbeton (DAB). Daarmee wordt reeds deels een geluidsreductie bereikt, ten opzichte de gebruikelijke klinkerverharding op erftoegangswegen. Een verdere geluidsreductie door het toepassen van een dunne deklaag of ZOAB is op 30 km/h-wegen niet wenselijk. Verder is tussen de nieuwe ontsluitingsweg en de woningen langs de Acaciastraat een schuttingskorf voorzien, waardoor de geluidsbelasting gereduceerd wordt. Andere geluidsafschermende maatregelen in het overdrachtsgebied zijn stedenbouwkundig niet inpasbaar. Conclusie Geconcludeerd wordt dat ten gevolge van de nieuwe ontsluitingsweg de richtwaarde van 48 dB aan één woning wordt overschreden. De maximale geluidsbelasting bedraagt 52 dB. De maximaal aanvaardbare waarde van 63 dB wordt niet overschreden. Ten gevolge van het onderzoek naar het uitstralingseffect is op diverse woningen sprake van een toename van 2 dB of meer. De maximaal aanvaardbare toename van 5 dB wordt niet overschreden. Maatregelen ter reductie zijn niet mogelijk of doelmatig. Bovendien zal de gemeente onderzoek verrichten naar het binnenwaardeniveau van de woningen. Dit onderzoek, en eventueel daaruit voortvloeiende maatregelen, maakt geen onderdeel uit van de ruimtelijke procedure. Het akoestisch klimaat wordt aanvaardbaar geacht.
4.7
Bedrijven en milieuzonering
Beleid en normstelling Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met eventuele milieuhinder als gevolg van (bedrijfs)activiteiten. Uitgangspunt daarbij is dat bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van milieugevoelige bestemmingen, zoals woningen, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies wordt milieuzonering toegepast. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaats gevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Voor andere typen gebieden geldt dat beargumenteerd van de richtafstanden kan worden afgeweken. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. In gebieden met functiemenging, zoals centrumgebieden of zones langs drukke wegen, wordt geen zonering toegepast op basis van richtafstanden. Dit zou een situatie opleveren waarin er nauwelijks bedrijfsactiveiten mogelijk zijn die algemeen kunnen worden toegelaten. Voor deze gebieden wordt gewerkt met een milieuzonering op basis van de systematiek van functiemenging. Daarbij wordt niet gewerkt met een categorie-indeling op basis van richtafstanden maar een categorie-indeling op basis van de toelaatbaarheid van bedrijfsactiviteiten direct naast of boven woningen. Deze categorieën zijn weergegeven in een voorbeeld staat in bijlage 4 van de VNG publicatie Bedrijven en milieuzonering.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
37
Onderzoek en conclusie Met het bestemmingsplan worden geen bedrijfsactiveiten mogelijk gemaakt, ook worden geen nieuwe milieugevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Geconcludeerd wordt dat het aspect bedrijven en milieuhinder niet relevant is voor het voorliggende bestemmingsplan. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.8
Luchtkwaliteit
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2, van de Wet milieubeheer. De Wet milieubeheer bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaande tabel weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet. Tabel 4.3. Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk stof
toetsing van
grenswaarde
geldig
stikstofdioxide (NO 2 ) 1)
jaargemiddelde concentratie
60 µg / m³
2010 tot en met 2014
jaargemiddelde concentratie
40 µg / m³
vanaf 2015
jaargemiddelde concentratie
40 µg / m³
vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
max. 35 keer p.j. meer vanaf 11 juni 2011 dan 50 µg / m³
fijn stof (PM 10 )
1.
2)
De toetsing van de grenswaarde voor de uurgemiddelde concentratie NO2 is niet relevant aangezien er pas meer overschrijdingsuren dan het toegestane aantal van 18 per jaar zullen optreden als de jaargemiddelde concentratie NO2 de waarde van 82 µg/m3 overschrijdt. Dit is nergens in Nederland het geval.
2.
Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)
Op grond van hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer kunnen gemeenten de bevoegdheid tot het vaststellen van bestemmingsplannen slechts uitoefenen indien is aangetoond dat er als gevolg van de uitvoering van het bestemmingsplan geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden voor luchtkwaliteit. In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Besluit niet in betekenende mate (nibm) In het Besluit nibm en de bijbehorende regeling is exact bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit kan het geval zijn wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO 2 en PM 10 . Onderzoek en conclusie Tauw heeft een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd met behulp van het ISL2 model (SRMII). Dit onderzoek is onderdeel van de ruimtelijke onderbouwing die is opgenomen in Bijlage 2. Uit het onderzoek blijkt dat na uitvoering van het bestemmingsplan in 2015 sprake is van een _______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
38
toename van de jaargemiddelde concentraties NO 2 (maximaal 2,0 µg) en PM 10 (maximaal 0,1 µg) ter plaatse van de toetsingspunten langs de weg. Deze toename wordt deels verklaard doordat de afstand van de weg tot de toetsingspunten afneemt. Ook na de uitvoering van het bestemmingsplan liggen de jaargemiddelde concentraties in het prognosejaar 2015 ruimschoots beneden de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Omdat in 2015 ruimschoots wordt voldaan zal dat ook in 2020 het geval zijn, als gevolg van bronmaatregelen is er namelijk sprake van een afname van de achtergrondconcentraties PM 10 en NO 2 . Omdat op de toetspunten wordt voldaan zal dit ook op grotere afstand van de weg het geval zijn, concentraties van luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate de afstand tot de weg toeneemt. Geconcludeerd wordt dat het de Wm, onderdeel luchtkwaliteit, de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. PM verkeersintensiteiten en doorgerekende prognosejaren (2011 en 2015) van het luchtkwaliteitsonderzoek van Tauw komen niet overeen met de intensiteiten in tabel 2.1 (2020). Er moet ook nog een vergelijking worden gemaakt met de intensiteiten in het onderzoek van Nibag, indien er andere cijfers worden gebruikt vormt dit een risico.
4.9
Externe veiligheid
Normstelling en beleid Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt; vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De norm voor het groepsrisico bestaat uit een oriënterende waarde. Vervoer van gevaarlijke stoffen In de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water en (spoor)wegen opgenomen. Op basis van de circulaire is voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar; voor beperkt kwetsbare objecten geldt in nieuwe situaties een richtwaarde van 10-6 per jaar. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Wel kan de verantwoordingsplicht voor het GR nog buiten deze 200 m strekken. Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Transportroutes Externe Veiligheid is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden en plasbrandaandachtsgebieden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
39
Onderzoek Arcadis heeft in september 2010 een onderzoek uitgevoerd naar de externe veiligheidsrisico's als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over provinciale wegen. Het rapport geeft voor alle wegen waarover het vervoer plaatsvindt inzicht in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico, zowel in de huidige als in de toekomstige situatie. Uit het onderzoek van Arcadis volgt dat op de N271 tussen het knooppunt N271/A77 bij Heijen en de aansluiting met de Siebengewaldseweg bij Nieuw Bergen (ovonde) er geen sprake is van een PR 10-6-contour buiten de weg. De 10-7-contour is gelegen op de weg. De 10-8 contour strekt zich uit tot 90 meter vanaf de as van de weg. Het huidige en toekomstige groepsrisico bedraagt circa 1 promille van de oriënterende waarde voor het groepsrisico. Het onderzoek maakt niet duidelijk waarom de N271 in zuidelijke richting niet is meegenomen. De risicocontouren voor dit traject zullen niet significant verschillen t.o.v. het onderzochte traject. Voor de overige wegen die aansluiten op de toekomstige ovonde aansluiten geldt dat deze niet in bovenstaand onderzoek zijn meegenomen. Dit betreffen wijkontsluitingswegen binnen de bebouwde kom van de gemeente Bergen. Vervoer van gevaarlijke stoffen over deze wegen is niet verboden. In de wijken die met deze wegen worden ontsloten zijn geen inrichtingen gevestigd waar activiteiten met gevaarlijke stoffen paatsvinden. Over deze wegen vindt daarom nauwelijks tot geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. De externe veiligheidsrisico's worden niet nader beschouwd. In het plangebied en omgeving zijn geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen aanwezig. Conclusie Het plan voldoet aan het beleid en de normstelling ten aanzien van externe veiligheid. Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
4.10 Planologisch relevante leidingen In het plangebied of de directe omgeving zijn diverse kabels en leidingen gelegen. Bij de uitvoering van de grond- en bouwwerkzaamheden dient met de aanwezigheid van deze leidingen rekening te worden gehouden. Mogelijk moeten enkele leidingen worden verplaatst. In het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig die vanwege de omvang en de functie een dubbelbestemming zouden krijgen in een bestemmingsplan. Met een dubbelbestemming wordt voor een leiding een belemmerende strook opgenomen. Binnen deze strook zijn ontwikkelingen uitgesloten die een gevaar vormen voor de ongestoorde ligging van de leiding. Dergelijke leidingen, doorgaans met een diameter van meer dan 400 mm, zijn niet aanwezig in het plangebied. In het plangebied en directe omgeving zijn geen hoogspanningsverbindingen of straalpaden iaanwezig. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de uitvoering van het plan.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
40
4.11 Mer-regelgeving Toetsingskader In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten of projecten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
de kenmerken van de projecten; de plaats van de projecten; de kenmerken van de potentiële effecten.
Onderzoek en conclusie De voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied zouden kunnen worden aangemerkt als 'de wijziging of uitbreiding van een autosnelweg of autoweg' zoals genoemd in categorie D1.1 uit de D-lijst in de bijlage bij het Besluit m.e.r. Het plan maakt de wijziging van een bestaande autoweg mogelijk, ervan uitgaande dat de bestaande weg voldoet aan de definitie 'autoweg' zoals die wordt gehanteerd in het Besluit mer: 'een voor autoverkeer bestemde weg die alleen toegankelijk is via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten en waarop het verboden is te stoppen of te parkeren'. De wijziging vindt plaats in een wegvak dat wordt begrensd door gelijkvloerse, door verkeerslichten geregelde kruisingen of rotondes (waaronder de beoogde ovonde). Gelet op de kenmerken van het plan (zoals het korte tracé waar de wijziging plaatsvindt in vergelijking met de drempelwaarde van 5 km uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken naar de verschillende milieuaspecten zoals deze in voorgaande paragrafen zijn opgenomen. Voor dit bestemmingsplan is dan ook geen mer-procedure of mer-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r. Verder is sprake van de aanleg van een nieuwe weg bij Den Asseldonk. Omdat deze binnenstedelijk gelegen weg niet aan beide zijden begrensd wordt door knooppunten en stoppen op de rijbaan niet verboden is, wordt de weg niet beschouwd als autoweg in de zin van het Besluit m.e.r. en geldt voor de aanleg van deze weg geen mer-(beoordelings)plicht.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
41
Hoofdstuk 5
5.1
Uitvoerbaarheid
Overleg
Tegelijkertijd met de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan wordt het plan verzonden aan diverse instanties ten behoeve van het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro (Besluit ruimtelijke ordening). Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan is overigens regelmatig overleg gevoerd met de provincie in verband met de aanpassingen aan de provinciale weg en het waterschap Peel en Maasvallei.
5.2
Economische uitvoerbaarheid
PM gemeente
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
42
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
43
Hoofdstuk 6
6.1
Juridische planbeschrijving
Algemeen
Zoals uit het vorige hoofdstuk blijkt heeft het onderhavige bestemmingsplan betrekking op te wijzigen en nieuw aan te leggen infrastructuur (met bijbehorend groen en water). Aan alle gronden binnen het plangebied is de bestemming Verkeer toegekend waarbinnen groenvoorzieningen en water eveneens mogelijk zijn. Het exacte ontwerp is niet vastgelegd teneinde enige flexibiliteit te behouden. Het bestemmingsplan is opgesteld conform de landelijke standaard Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2008 (SVBP 2008) en de bij de gemeente gebruikelijke wijze van bestemmen. Hieronder zijn de planregels toegelicht. Deze dienen te worden gelezen in samenhang met de verbeelding (voorheen plankaart) waarop de bestemming Verkeer voor het plangebied is aangegeven. Voorts zijn twee dubbelbestemmingen opgenomen.
6.2
Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Artikel 2 Wijze van meten Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
6.3
Bestemmingsregels
Hieronder volgt een toelichting per voorkomende (dubbel)bestemming: Artikel 3 Verkeer Alle gronden in het plangebied hebben deze bestemming toegekend gekregen. Binnen deze bestemming zijn wegen, ovondes, rotondes, opstelstroken, busstroken, fiets- en voetpaden mogelijk. Ook bijbehorende voorzieningen zoals geluidswerende voorzieningen, groen, water, nutsvoorzieningen en reclame-uitingen zijn mogelijk.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
44
Artikel 4 Waarde - Archeologie (dubbelbestemming) Bij ruimtelijke inrichting en ontwikkelingen in het plangebied moet worden gezocht naar beschermings- en inpassingmogelijkheden van eventuele archeologische waarden. De dubbelbestemming Waarde - Archeologie is gehanteerd voor de gebieden die zijn gekenmerkt als gebieden met een bijzonder archeologisch regime vanwege de verwachte aanwezigheid van archeologische bodemsporen en voorwerpen. Een en ander is gebaseerd op archeologisch (bureau)onderzoek zoals in hoofdstuk 4 is beschreven. In het gebied met Waarde - Archeologie dient een archeologisch onderzoek ten behoeve van een aanlegvergunning te worden uitgevoerd voor ontwikkelingen met een grotere diepte dan 0,4 m en een grotere planomvang dan 250 m2. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om onder bepaalde voorwaarden de bestemming Waarde - Archeologie te verwijderen. Artikel 5 Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming) In het plangebied ligt een gedeelte van de beschermingszone behorende bij een waterkering. Dit gedeelte is mede bestemd voor Waterstaat - Waterkering en voorzien van een beschermende regeling zoals opgenomen in artikel 5.
6.4
Algemene regels
Artikel 6
Antidubbeltelregel
Dit artikel bestaat uit de verplichte antidubbeltelbepaling uit het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 7
Algemene afwijkingsregel
Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan is een algemene afwijkingsbevoegdheid opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van de afwijking. Artikel 8 Algemene bouwregels In dit artikel zijn enkele algemene bouwregels opgenomen ten aanzien van ondergeschikte bouwdelen en ten aanzien van bestaande afstanden en andere maten.
6.5
Overgangsrecht en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht In artikel 3.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan. Artikel 10
Slotregel
Het laatste artikel van de planregels betreft de citeertitel van dit bestemmingsplan.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
45
Eindnoten
1. TAUW, Ruimtelijke onderbouwing reconstructie N271 (Ovonde) Nieuw-Bergen, 4717628, 20 juli 2011
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
46
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
bijlagen bij de toelichting
48
Bijlage 1
Verkeersmodel
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
49
Bijlage 2 juli 2011
Ruimtelijke
onderbouwing
Ovonde,
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
50
Bijlage 3
Historisch bodemonderzoek
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
51
Bijlage 4 Probleeminventarisatie conventionele explosieven
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
52
Bijlage 5 Probleemanalyse explosieven
conventionele
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
53
Bijlage 6 Overzichte verdachte conventionele explosieven
terreindelen
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
54
Bijlage 7
Bureauonderzoek ecologie
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente. Huidige situatie Het plangebied betreft een gedeelte van de N271 en een strook grond ter plaatse van de geplande nieuwe verbindingsweg langs Den Asseldonk. Het plangebied bestaat uit verharding, groen, een klein gedeelte volkstuinen en bomen. Beoogde ontwikkelingen Het bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een ovonde, een rotonde en een nieuwe verbindingsweg . Hiervoor moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
verwijderen beplanting en bomen; bouwrijp maken; aanlegzaamheden.
Toetsingskader Beleid De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt. Normstelling Flora- en faunawet Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
55
bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang); er geen alternatief is; geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de volgende interpretatie van artikel 11: De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten: Nesten die het hele jaar door zijn beschermd Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen. 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil). 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus). 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk). 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil). Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd. 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen. De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Natuurbeschermingswet 1998 Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten: a. b.
door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn; door de minister van EL&I (voormalig Ministerie van LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
56
c.
door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EL&I). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen. Onderzoek Gebiedsbescherming Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Circa 100 m ten zuidwesten van het plangebied maken de uiterwaarden deel uit van de EHS. Het Natura 2000-gebied Maasduinen, tevens EHS, ligt circa 800 m ten oosten van het plangebied.
Figuur B2.1: Ligging beschermde natuurgebieden (bron: geo-loket provincie Zuid-Holland) De Maasduinen is een groot, langgerekt natuurgebied in Noord-Limburg, gelegen op het terrassenlandschap tussen de Maas en de Duitse grens. Het gebied strekt zich uit van Heijen (bij Gennep) tot Schandelo (bij Venlo). Het omvat uitgestrekte heidevelden, jonge bebossingen, vennen en stuifzanden. In de lagere terreindelen, tussen het eigenlijke duingebied en de oostelijk gelegen hoge rand van de Rijnterrassen in Duitsland, vinden we _______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
57
natte heidevelden en grotere vencomplexen. De Maasduinen zijn aangewezen in het kader van de Habitat- en Vogelrichtlijn. Voor verschillende habitattypen en –soorten en broedvogels zijn instandhoudingsdoelen opgenomen:
De uiterwaarden (EHS) zijn met name belangrijk voor trek- en weidevogels. De uiterwaarden bieden daarnaast ook leefgebied aan zoogdieren, vissen, amfibieën en planten. Soortenbescherming De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Tevens is een quick scan voor vleermuizen uitgevoerd (Van den Bijtel Ecologisch Onderzoek, 2011), zie Bijlage 8. Vogels De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de mezen, boomklevers, boomkruipers, spreeuwen, grote bonte spechten. De bomen zijn ongeschikt voor nesten van bijvoorbeeld uilen (Van den Bijtel Ecologisch Onderzoek, 2011).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
58
Zoogdieren Het plangebied is geschikt als leefgebied voor soorten als huisspitsmuis en veldmuis. Er zijn geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen in de te kappen bomen vastgesteld. Het plangebied is marginaal foerageergebied voor (gebouwbewonende) vleermuizen, gewone dwergvleermuizen en laatvlieger. Overige soorten Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde amfibieën, vissen, vaatplanten, reptielen en/of bijzondere insecten of overige soorten aanwezig in het plangebied. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan. In tabel B2.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen. Tabel B2.1: Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
Toetsing en conclusie Gebiedsbescherming Het plangebied ligt niet in het Natura 2000-gebied maar op circa 800 meter hier vandaan. Oppervlakteverlies en versnippering als gevolg van het plan zijn derhalve niet aan de orde. Het plan leidt niet tot extra verkeersbewegingen. Het plan voorziet onder andere in het vervangen van een kruispunt met verkeerslichten door een ovonde. Het is aannemelijk dat door het plan de uitstoot van verzurende, vermestende en verontreinigende stoffen eerder zal afnemen dan toenemen. Een toename van de depositie van verzurende en vermestende stoffen op en verontreiniging van het Natura 2000-gebied Maasduinen als gevolg van het plan kunnen worden uitgesloten. De beperkte toename aan verharding heeft een zeer gering effect op de waterhuishouding ter plaatse. In het plan is voorzien in de afkoppeling van de hemelwaterafvoer van het gemengde rioolstelsel. Door hemelwater te infiltreren in de bodem is mogelijk een lichte stijging van het grondwaterpeil in het plangebied te verwachten. Verdroging als gevolg van het plan in het Natura 2000-gebied kan worden uitgesloten. Het plangebied ligt niet in het Natura 2000-gebied maar zoals gesteld op circa 800 meter. Tussen het plangebied bevindt zich de bebouwde kom van Nieuw Bergen. De afstand en de bebouwing zorgen voor een volledige akoestische en optische afscherming. Verstoring door geluid, licht, trillingen en optische verstoring als gevolg van het plan zijn uitgesloten. In het plan worden geen activiteiten toegelaten met een direct effect is van een activiteit op de populatie-opbouw en/of populatiegrootte van de beschermde soorten.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
59
Het plan heeft, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, geen negatieve gevolgen van het Natura 2000-gebied Maasduinen. Voor het plan hoeft geen passende beoordeling te worden opgesteld. Soortenbescherming Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Het bestemmingsplan voorziet in de herinrichting van de N271. De benodigde werkzaamheden ten behoeve van deze ontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.
Er is geen ontheffing nodig voor de tabel 1-soorten van de Ffw omdat hiervoor een vrijstelling geldt van de verbodsbepalingen van de Ffw. Uiteraard geldt wel de algemene zorgplicht. Dat betekent dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. Tijdens werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen. Verstoring van broedende vogels is verboden. Overtreding van verbodsbepalingen ten aanzien van vogels wordt voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. In het kader van de Ffw wordt geen standaardperiode gehanteerd voor het broedseizoen. Van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Indien de werkzaamheden uitgevoerd worden op het moment dat er geen broedgevallen (meer) aanwezig zijn, is overtreding van de wet niet aan de orde. De meeste vogels broeden overigens tussen 15 maart en 15 juli (bron:www.vogelbescherming.nl). Vaste verblijfplaatsen van vogels (categorie 1 t/m 4) en vleermuizen zijn niet aanwezig in het plangebied (Bijlage 8 ,Van den Bijtel Ecologisch Onderzoek, 2011). Door de kap van een tiental bomen wordt slechts een zeer gering deel van jachtgebied van enkele gewone dwergvleermuizen minder geschikt. Omdat er in de directe omgeving van de kruising en de nieuwe rotonde een overvloed van geschikt jachtgebied aanwezig is, kunnen de paar gewone dwergvleermuizen gemakkelijk alternatief voedselgebied vinden (Bijlage 8, Van den Bijtel Ecologisch Onderzoek, 2011).
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
60
Bijlage 8
Quick Scan Vleermuizen
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
61
Bijlage 9
Archeologisch bureauonderzoek
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
62
Bijlage 10
Akoestisch onderzoek
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
63
Bijlage 11 Akoestisch Boschstraat
onderzoek
Jeroen
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
64
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
regels
66
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
67
Hoofdstuk 1
Artikel 1 1.1
Inleidende regels
Begrippen
plan
het bestemmingsplan Mosaïque-N271 van de gemeente Bergen (L.). 1.2
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0893.BP12004MOSAN271NBG-CO02 met de bijbehorende regels. 1.3
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden. 1.4
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft. 1.5
archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt. 1.6
archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden. 1.7
bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 1.8
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak. 1.9
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming. 1.10
bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
68
1.11
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats. 1.12
bouwgrens
de grens van een bouwvlak. 1.13
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. 1.14
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. 1.15
nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie. 1.16
ondergrondse werken, geen gebouwen zijnde en werkzaamheden
werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden die onder peil plaatsvinden. 1.17
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak. 1.18
parkeren
het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddelijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddelijk laden en lossen van goederen. 1.19 peil voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang; voor gebouwen in het talud van de dijk: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw; voor gebouwen op een terrein met hoogteverschillen: de hoogte zoals weergegeven ter plaatse van de aanduiding 'bouwpeilhoogte boven NAP'; in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld. 1.20 verbeelding de verbeelding van het bestemmingsplan 'Mosaïque-N271' bestaande uit de digitale en analogeverbeelding met projectnummer 089300.15443.00 en IDN-nummer NL.IMRO.0893.BP12004MOSAN271NBG-CO02. 1.21
weg
een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
69
Artikel 2
Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten: 2.1
afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn. 2.2
bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. 2.3
breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren. 2.4
goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. 2.5
oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
70
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
71
Hoofdstuk 2
Artikel 3 3.1
Bestemmingsregels
Verkeer
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. b. c. d. e. f. g.
wegen, waaronder wordt begrepen opstelstroken, rotondes, ovondes; voet- en rijwielpaden; parkeervoorzieningen; groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting; nutsvoorzieningen; waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, kunstwerken en straatmeubilair.
3.2 Bouwregels 3.2.1 Gebouwen a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van nutsvoorzieningen; b. de bouwhoogte van gebouwen voor nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 3,2 m; c. de oppervlakte van gebouwen voor nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 15 m². 3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3,2 m; e. de maximale bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering bedraagt 12 m; f. de maximale bouwhoogte van kunstwerken bedraagt ten hoogste 7 m; g. overkappingen zijn niet toegestaan; h. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 m. 3.3
specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor: a.
b.
c.
het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; het gebruik van de grond als standplaats voor kampeermiddelen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
72
Artikel 4 4.1
Waarde - Archeologie
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. 4.2 Bouwregels 4.2.1 Omgevingsvergunning a. de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die betrekking heeft op de voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld; b. een onderzoek als bedoeld in sub a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld; c. het bevoegd gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld onder a genoegzaam blijkt dat: 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad; 2. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de bouwvergunning verbonden voorschriften. 4.2.2 Regels omgevingsvergunning voor het bouwen a. In de situatie als bedoeld in 4.2.1 onder c kan het bevoegd gezag de volgende voorschriften aan de omgevingsvergunning verbinden: 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 2. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen; 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. b. Indien het bepaalde onder a sub 3 van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden. 4.2.3
Uitzonderingen
Het bepaalde in 4.2.1 en 4.2.2 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op: a. b. c. d. e.
een bouwwerk met een bruto oppervlakte van ten hoogste 250 m2; een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm onder maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst; een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte tot 3 meter; een reeds in uitvoering zijnd bouwwerk op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan; een bouwwerk dat mag worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
73
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 4.3.1 Verbodsbepaling Het is verboden om op of in de voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1. lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van het bevoegd gezag de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren: a.
grondwerkzaamheden, zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen van gronden; b. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten; c. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling; d. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing; e. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen; f. het aanbrengen van diepwortelende beplanting; g. het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd; h. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden boomteelt, graszodenteelt en siergewassenteelt; i. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; j. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 0,5 m bedragen; k. het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt; l. het afplaggen van heide- of natuurgebieden; m. het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie. 4.3.2
Uitzondering
Het bepaalde in 4.3.1 is niet van toepassing indien de werkzaamheden of werken: a. b. c. d.
e.
f. g.
maximaal 0,40 meter diep reiken ten opzichte van het maaiveld, tenzij het werkzaamheden betreffen genoemd onder 4.3.1 sub h, l en m; een verstoringsoppervlakte hebben van ten hoogste 250 m²; ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige; het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen; het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 0,40 meter onder maaiveld wordt geroerd; plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; een reeds in uitvoering zijnd werk op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
h. een werk dat mag worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. Het verbod als bedoeld in 3.1 is ook niet van toepassing indien: h.
de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
74
i.
waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan de diepte van het akkerdek, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 3.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist; de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder 3.1 sub h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.
4.3.3
Rapport en toelaatbaarheid
De aanvrager van een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.1 die betrekking heeft op de voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar oordeel van de gemeente in voldoende mate is vastgesteld; a.
b.
een onderzoek als bedoeld in sub a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld; het bevoegde gezag verleent de vergunning indien naar zijn oordeel uit het rapport als bedoeld onder a genoegzaam blijkt dat: 1. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; 2. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad; 3. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
4.4 Regels omgevingsvergunning voor bouwwerken zijnde, en werkzaamheden.
het
uitvoeren
van
werken,
geen
In de situatie als bedoeld in 4.3.3 onder b sub 3, kan het bevoegd gezag de volgende regels aan de omgevingsvergunning verbinden: 4. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; 5. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen; 6. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. Indien het bepaalde onder sub 3 van dit lid van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
75
4.5
Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien: a. b.
uit nader archeologisch onderzoek is gebleken, dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden; het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarde voorziet.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
76
Artikel 5 5.1
Waterstaat - Waterkering
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering. 5.2
Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels: a. b. c.
in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming; op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd; de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 5 meter.
5.3
Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 onder b en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits: a. b.
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering; vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende waterkering.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden 5.4.1
Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: a. b. c. d. e. f. g.
het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen; het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen; het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen; het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; diepploegen; het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies; het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van reeds bestaande watergangen.
5.4.2
Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in 5.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: a. b. c.
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
77
5.4.3
Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 5.4.1 zijn slechts toelaatbaar, mits: a. b.
geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering; vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende beheerder van de waterkering.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
78
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
79
Hoofdstuk 3
Artikel 6
Algemene regels
Antidubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 7.1
Algemene afwijkingsregels
Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van: a.
b.
c. d.
e.
indien deze mogelijkheid niet reeds elders in deze regels is opgenomen: de voorgeschreven maximum maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages; de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft; de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft; de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m; de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvangen/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 m, onder de volgende voorwaarden: 1. om te voorkomen dat het gebied van de gemeente Bergen dichtslibt met antennemasten dient primair aannemelijk gemaakt te worden dat binnen de technisch aanvaardbare afstand geen alternatieve oplossing mogelijk is: op een hoog gebouw; op een al aanwezige soortgelijke mast. 2. wanneer plaatsing op maaiveld onontkoombaar is moet: eerst bekeken worden of plaatsing in een naar aard / functie vergelijkbare omgeving mogelijk is; de mast bij voorkeur zo worden geplaatst dat de dominante verticale verschijningsvorm wordt gecompenseerd door substantiële (horizontale) contravormen; bedrijfshal, een viaduct, een school, een fors utilitair gebouw of gedeeltelijk aan het oog wordt onttrokken door hoog opgaand groen.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
80
f.
3. wanneer plaatsing in een woonomgeving onontkoombaar is gelden de volgende randvoorwaarden: niet direct in het zicht; de standplaats dient zorgvuldig vorm te worden gegeven; liever een vakwerkconstructie dan een buis. 4. wanneer plaatsing in het buitengebied wordt overwogen moet: de mast bij voorkeur in een al min of meer bebouwde omgeving worden geplaatst; de mast bij voorkeur in een randzone tussen bomen worden geplaatst. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits: 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen; 2. de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
Artikel 8 8.1
Algemene bouwregels
Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt. 8.2 8.2.1
Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten Maximale maatvoering
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden. 8.2.2
Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden. 8.2.3
Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 8.2.1 en 8.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
81
Hoofdstuk 4
Artikel 9 9.1
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt: a.
b. c.
9.2
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot: 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd; 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan; het bevoegd gezag kan eenmalig afwijken van dit lid onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%; dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt: a. b.
c.
d.
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet; het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind; indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten; dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10
Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Mosaïque-N271'.
_______________________________________________________________________________________________________________ Adviesbureau RBOI 089300.15443.00 Rotterdam / Middelburg
82
_______________________________________________________________________________________________________________ 089300.15443.00 Adviesbureau RBOI Rotterdam / Middelburg
kaart(en)