BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE. Gratis tel. nummer : Numéro tél. gratuit : N. 66

MONITEUR BELGISCH BELGE STAATSBLAD Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20 juillet 2005.

Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli 2005.

Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse :

Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op :

www.moniteur.be

www.staatsblad.be

Direction du Moniteur belge, chaussée d’Anvers 53, 1000 Bruxelles - Conseiller : A. Van Damme

Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Antwerpsesteenweg 53, 1000 Brussel - Adviseur : A. Van Damme

Numéro tél. gratuit : 0800-98 809

Gratis tel. nummer : 0800-98 809 N. 66

181e ANNEE

181e JAARGANG

MARDI 1er MARS 2011

Le Moniteur belge du 28 février 2011 comporte deux éditions, qui portent les numéros 64 et 65.

SOMMAIRE Lois, décrets, ordonnances et règlements

Service public fédéral Sécurité sociale

DINSDAG 1 MAART 2011

Het Belgisch Staatsblad van 28 februari 2011 bevat twee uitgaven, met als volgnummers 64 en 65.

INHOUD Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen

Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid

3 FEVRIER 2011. — Arrêté royal déterminant les conditions et les modalités selon lesquelles l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités paie des honoraires forfaitaires aux médecins spécialistes en pédiatrie qui assurent une présence au sein de l’hôpital, p. 14132.

3 FEBRUARI 2011. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden en de nadere regels overeenkomstig dewelke de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen forfaitaire honoraria betaalt aan de geneesheren-specialisten in de pediatrie die een aanwezigheid in het ziekenhuis verzekeren, bl. 14132.

9 FEVRIER 2011. — Arrêté royal fixant les conditions de financement des centres de référence en microbiologie humaine, p. 14133.

9 FEBRUARI 2011. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de financieringsvoorwaarden van de referentiecentra voor humane microbiologie, bl. 14133.

14 FEVRIER 2011. — Arrêté ministériel portant approbation de la modification du règlement d’ordre intérieur du Comité général de gestion pour le statut social des travailleurs indépendants du 23 juin 1993, p. 14139.

14 FEBRUARI 2011. — Ministerieel besluit tot goedkeuring van de wijziging van het huishoudelijk reglement van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut van de zelfstandigen van 23 juni 1993, bl. 14139.

7 FEVRIER 2011. — Règlement modifiant le règlement du 28 juillet 2003 portant exécution de l’article 22, 11°, de la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, p. 14141.

7 FEBRUARI 2011. — Verordening tot wijziging van de verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van artikel 22, 11°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bl. 14141.

Service public fédéral Justice 10 FEVRIER 2011. — Arrêté royal modifiant le tableau des audiences des justices de paix annexé à l’arrêté royal du 10 août 2001 déterminant le nombre, les jours et la durée des audiences ordinaires des justices de paix et des tribunaux de police du Royaume, p. 14147.

Federale Overheidsdienst Justitie 10 FEBRUARI 2011. — Koninklijk besluit tot wijziging van de tabel van de zittingen van de vredegerechten gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 augustus 2001 tot vaststelling van het aantal, de dagen en de duur van de gewone zittingen van de vredegerechten en van de politierechtbanken van het Rijk, bl. 14147.

324 pages/bladzijden

14126

MONITEUR BELGE − 01.03.2011 − BELGISCH STAATSBLAD

Gouvernements de Communauté et de Région

Gemeenschaps- en Gewestregeringen

Communauté flamande

Vlaamse Gemeenschap

Autorité flamande

Vlaamse overheid

4 FEVRIER 2011. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté ministériel du 24 avril 1973 déterminant, en ce qui concerne le Ministère de la Santé publique et de la Famille, les règles particulières à suivre pour fixer les subventions journalières allouées pour l’entretien et le traitement des handicapés placés à charge des pouvoirs publics, en ce qui concerne l’encadrement des unités de vie ayant pour groupecible les mineurs handicapés atteints de troubles comportementaux et émotionnels graves, p. 14148.

4 FEBRUARI 2011. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, wat betreft de omkadering van leefeenheden met als doelgroep minderjarige personen met een handicap met ernstige gedrags- en emotionele stoornissen, bl. 14148.

4 FEVRIER 2011. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant diverses dispositions de l’arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 1994 relatif aux conditions d’agrément et aux normes de subventionnement des structures d’assistance spéciale à la jeunesse, p. 14150.

4 FEBRUARI 2011. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, bl. 14149.

4 FEVRIER 2011. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté du Gouvernement flamand du 1er septembre 2006 déterminant les conditions de fixation, de paiement et de recouvrement des subventions des caisses d’assurance soins dans le cadre de l’assurance soins, p. 14152.

4 FEBRUARI 2011. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 houdende de voorwaarden van de vaststelling, de uitbetaling en de terugvordering van de subsidies van de zorgkassen in het kader van de zorgverzekering, bl. 14152.

Région de Bruxelles-Capitale

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale

Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

17 FEVRIER 2011. — Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale relatif à l’agrément des certificateurs qui établissent un certificat PEB ou un certificat PEB Bâtiment public, p. 14153.

17 FEBRUARI 2011. — Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning van de certificateurs voor het opstellen van een EPB-certificaat of een EPB-certificaat Openbaar gebouw, bl. 14153.

17 FEVRIER 2011. — Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale relatif au certificat PEB établi par un certificateur pour les habitations individuelles, p. 14163.

17 FEBRUARI 2011. — Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het door een certificateur opgestelde EPBcertificaat voor wooneenheden, bl. 14163.

17 FEVRIER 2011. — Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale relatif au certificat PEB établi par un certificateur pour les unités tertiaires, p. 14173.

17 FEBRUARI 2011. — Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het door een certificateur opgestelde EPBcertificaat voor de tertiaire eenheden, bl. 14173.

Autres arrêtés Service public fédéral Chancellerie du Premier Ministre Personnel. Nomination. Annulation, p. 14184.

Andere besluiten Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister Personeel. Benoeming. Vernietiging, bl. 14184.

Service public fédéral Affaires étrangères, Commerce extérieur et Coopération au Développement

Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Carrière du Service extérieur. Personnel. Promotions, p. 14184. — Service extérieur. Mutation, p. 14184. — Service extérieur. Désignations, p. 14185.

Carrière Buitenlandse Dienst. Personeel. Bevorderingen, bl. 14184. — Buitenlandse Dienst. Overplaatsing, bl. 14184. — Buitenlandse Dienst. Aanstellingen, bl. 14185.

Service public fédéral Intérieur Personnel. Mise à la retraite, p. 14185.

Service public fédéral Mobilité et Transports Commission de recours chargée de statuer sur les recours en matière d’échec à l’examen pratique du permis de conduire. Nomination, p. 14185. — Personnel. Démission, p. 14185.

Service public fédéral Sécurité sociale Personnel. Démission honorable, p. 14186.

Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Personeel. Inrustestelling, bl. 14185.

Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Beroepcommissie die uitspraak moet doen over de beroepen in verband met het niet-slagen voor het praktisch examen rijbewijs. Benoeming, bl. 14185. — Personeel. Ontslag, bl. 14185.

Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid Personeel. Eervol ontslag, bl. 14186.

MONITEUR BELGE − 01.03.2011 − BELGISCH STAATSBLAD Service public fédéral Justice

14127

Federale Overheidsdienst Justitie

28 JANVIER 2011. — Arrêté ministériel portant désignation et remplacement d’un membre effectif désigné par le président du comité de direction pour siéger au sein de la Commission départementale des stages pour les agents d’expression franç aise des niveaux B, C et D du Service public fédéral Justice, p. 14186.

28 JANUARI 2011. — Ministerieel besluit houdende de aanduiding en vervanging van een effectief lid aangeduid door de voorzitter van het Directiecomité teneinde te zetelen in de Departementale Stagecommissie ingesteld voor de Franstalige ambtenaren van de niveaus B, C en D van de Federale Overheidsdienst Justitie, bl. 14186.

2 FEVRIER 2011. — Arrêté ministériel portant remplacement de deux membres effectifs et d’un membre suppléant désignés au sein de la Commission départementale des stages pour les agents d’expression néerlandaise des niveaux B, C et D du Service public fédéral Justice, p. 14186.

2 FEBRUARI 2011. — Ministerieel besluit houdende vervanging van twee effectieve leden en een plaatsvervangend lid van de Departementale Stagecommissie ingesteld voor de Nederlandstalige ambtenaren van de niveaus B, C en D van de Federale Overheidsdienst Justitie, bl. 14186.

2 FEVRIER 2011. — Arrêté ministériel portant remplacement de deux membres effectifs et de deux membres suppléants désignés au sein de la Commission départementale des stages pour les agents d’expression néerlandaise des niveaux B, C et D du Service public fédéral Justice, p. 14187.

2 FEBRUARI 2011. — Ministerieel besluit houdende vervanging van twee effectieve leden en twee plaatsvervangende leden van de Departementale Stagecommissie ingesteld voor de Nederlandstalige ambtenaren van de niveaus B, C en D van de Federale Overheidsdienst Justitie, bl. 14187.

Service centraux. Démission, p. 14188. — Ordre judiciaire, p. 14188.

Centrale Diensten. Ontslag, bl. 14188. — Rechterlijke Orde, bl. 14188.

Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie

Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

21 FEVRIER 2011. — Arrêté royal portant nomination du président du Conseil national de la Coopération, p. 14188.

21 FEBRUARI 2011. — Koninklijk besluit houdende benoeming van de voorzitter van de Nationale Raad voor de Coöperatie, bl. 14188.

17 FEVRIER 2011. — Arrêté ministériel agréant un agent désigné par une société de gestion, en application de l’article 74 de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins, p. 14189.

17 FEBRUARI 2011. — Ministerieel besluit tot erkenning van een door een beheersvennootschap aangewezen persoon, in toepassing van artikel 74 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, bl. 14189.

Gouvernements de Communauté et de Région

Gemeenschaps- en Gewestregeringen

Communauté flamande

Vlaamse Gemeenschap

Autorité flamande

Vlaamse overheid

28 JANVIER 2011. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté du Gouvernement flamand du 22 septembre 2006 portant création de la Commission de sélection dans le cadre du mouvement de rattrapage pour l’infrastructure scolaire, pour ce qui est du remplacement d’un nombre de membres de la Commission de sélection, p. 14190.

28 JANUARI 2011. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 2006 tot oprichting van de Selectiecommissie in het kader van de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur Vlaanderen, wat betreft de vervanging van een aantal leden van de Selectiecommissie, bl. 14189. Provincie Limburg. Ruimtelijke ordening. Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan, bl. 14191. Leefmilieu, Natuur en Energie 15 FEBRUARI 2011. — Beslissing van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt met betrekking tot de opheffing van de beslissing van de VREG van 29 november 2005 met betrekking tot de toekenning van de leveringsvergunning voor aardgas op naam van EDF Belgium NV (BESL-2011-5), bl. 14191. 15 FEBRUARI 2011. — Beslissing van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt met betrekking tot de opheffing van de beslissing van de VREG van 26 september 2007 met betrekking tot de toekenning van de leveringsvergunning voor elektriciteit op naam van Nidera Handelscompagnie BV (BESL-2011-6), bl. 14191.

Région wallonne Service public de Wallonie Aménagement du territoire, p. 14192. — Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la ″VOF C. Vos Transporten″, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 14194. — Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la SAS Mauffrey, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 14195. — Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la ″BV Brekelmans Transport″, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 14197. — Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de la SPRL Linea

14128


Hortus, en qualité de collecteur de déchets autres que dangereux, p. 14199. — Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de M. Marc Verspeet, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 14200. — Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. Office wallon des déchets. Acte procédant à l’enregistrement de M. François Beaupain, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux, p. 14202. Région de Bruxelles-Capitale

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale

Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Protection du patrimoine, p. 14204. — Protection du patrimoine, p. 14205.

Bescherming van het erfgoed, bl. 14204. — Bescherming van het erfgoed, bl. 14205. Officiële berichten

Avis officiels

Grondwettelijk Hof

Cour constitutionnelle Extrait de l’arrêt n° 2/2011 du 13 janvier 2011, p. 14212.

Uittreksel uit arrest nr. 2/2011 van 13 januari 2011, bl. 14206.

Extrait de l’arrêt n° 3/2011 du 13 janvier 2011, p. 14224.


Extrait de l’arrêt n° 6/2011 du 13 janvier 2011, p. 14233.


Verfassungsgerichtshof Auszug aus dem Urteil Nr. 2/2011 vom 13. Januar 2011, S. 14218. Auszug aus dem Urteil Nr. 3/2011 vom 13. Januar 2011, S. 14230. Auszug aus dem Urteil Nr. 6/2011 vom 13. Januar 2011, S. 14235.

Conseil d’Etat Avis prescrit par l’article 3quater de l’arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat et par l’article 7 de l’arrêté royal du 5 décembre 1991 déterminant la procédure en référé devant le Conseil d’Etat, p. 14236.

Raad van State Bericht voorgeschreven bij artikel 3quater van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en bij artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State, bl. 14236.

Staatsrat Bekanntmachung, vorgeschrieben durch Artikel 3quater des Regentenerlasses vom 23. August 1948 zur Festlegung des Verfahrens vor der Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates und durch Artikel 7 des königlichen Erlasses vom 5. Dezember 1991 zur Festlegung des Verfahrens der einstweiligen Entscheidung vor dem Staatsrat, S. 14236.

SELOR. — Bureau de Sélection de l’Administration fédérale Recrutement. Résultats, p. 14236.

Service public fédéral Personnel et Organisation Avis relatif à l’agréation d’organisations syndicales. Exécution de la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités, p. 14237.

Service public fédéral Intérieur Direction générale Sécurité et Prévention. Direction Sécurité privée. Objet : circulaire SPV05 relative au gardiennage dans le milieu des sorties, p. 14237.

Service public fédéral Finances Administration du cadastre, de l’enregistrement et des domaines. Publications prescrites par l’article 770 du Code civil. Successions en déshérence, p. 14261.

SELOR. — Selectiebureau van de Federale Overheid Werving. Uitslagen, bl. 14236.

Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie Bericht over de erkenning van vakorganisaties. Uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, bl. 14237.

Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken Algemene Directie Veiligheid en Preventie. Directie Private Veiligheid. Betreft : rondzendbrief SPV05 betreffende bewaking in het uitgangsleven, bl. 14237.

Federale Overheidsdienst Financiën Administratie van het kadaster, registratie en domeinen. Bekendmakingen voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek. Erfloze nalatenschappen, bl. 14261.

MONITEUR BELGE − 01.03.2011 − BELGISCH STAATSBLAD Service public fédéral Justice Loi du 15 mai 1987 relative aux noms et prénoms. Publication, p. 14265. — Déménagement du Parquet général Gand, p. 14265. Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie Loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation. Suppression d’agrément. SA FIRST FLANDERS FINANCE, p. 14265. — Procédure d’octroi de la concession domaniale située au-dessus de la zone BLIGHBANK, p. 14265. Agence fédérale des Médicaments et des Produits de Santé Liste des médicaments à usage humain auxquels une autorisation de mise sur le marché (AMM) ou enregistrement a été octroyé entre le 1er janvier 2011 et le 31 janvier 2011, p. 14266. Gouvernements de Communauté et de Région

14129

Federale Overheidsdienst Justitie Wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen. Bekendmaking, bl. 14265. — Verhuis Parket-generaal Gent, bl. 14265. Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet. Schrapping van erkenning. NV FIRST FLANDERS FINANCE, bl. 14265. — Procedure voor de toekenning van de domein-concessie die boven de BLIGHBANKzone ligt, bl. 14265. Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten Lijst van de geneesmiddelen voor menselijk gebruik waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen (VHB) of registratie werd verleend tussen 1 januari 2011 en 31 januari 2011, bl. 14266. Gemeenschaps- en Gewestregeringen Vlaamse Gemeenschap Jobpunt Vlaanderen Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een wetenschappelijk adviseur bij Kind en Gezin, bl. 14277. Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een coördinatorexpert - acquisitiebeleid bij stad Gent, bl. 14278.

Communauté française Ministère de la Communauté française Appel aux candidatures pour des emplois du personnel administratif à pourvoir dans les Hautes Ecoles de la Communauté franç aise. Année académique 2011-2012, p. 14279. Appel aux candidatures pour des emplois du personnel administratif à pourvoir dans les Ecoles supérieures des Arts de la Communauté franç aise. Année académique 2011-2012, p. 14289. Appel aux candidatures pour les emplois vacants et les mandats de conférencier à pourvoir dans les Ecoles supérieures des Arts de la Communauté franç aise. Année académique 2011-2012, p. 14295. Appel aux candidatures pour les emplois vacants des fonctions de rang 1 à pourvoir dans les Hautes Ecoles (personnel enseignant) de la Communauté franç aise. Année académique 2011-2012, p. 14320. Appel aux candidats à une désignation en qualité de temporaire prioritaire dans l’enseignement de plein exercice fondamental et secondaire ordinaire et spécialisé de la Communauté franç aise et dans les internats autonomes et les homes d’accueil. Année scolaire 2011-2012, p. 14342. Région wallonne

Waals Gewest

Service public de Wallonie

Waalse Overheidsdienst

23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre FEVIA Wallonie, représentant le secteur alimentaire wallon, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique, p. 14366.

23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″FEVIA Wallonie″, dat de Waalse voedingssector vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie, bl. 14367.

23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre la SA CARMEUSE, membre de l’industrie chaufournière wallonne, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique, p. 14268.

23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen de ″SA CARMEUSE″, lid van de Waalse kalkovensindustrie, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie, bl. 14370.

23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre le Groupe LHOIST, au nom de ses filiales en Région wallonne, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique, p. 14371.

23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen de ″Groupe LHOIST″, namens zijn dochtermaatschappijen in het Waalse Gewest, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie, bl. 14373.

14130


23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 28 janvier 2008 entre l’industrie wallonne de la transformation de papier et carton représentée par FETRA et de l’industrie graphique wallonne représentée par FEBELGRA Wallonie, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique, p. 14374.

23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 28 januari 2008 tussen de Waalse papier- en kartonverwerkingsindustrie, vertegenwoordigd door ″FETRA″, de Waalse grafische industrie, vertegenwoordigd door ″FEBELGRA Wallonie″, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie, bl. 14376.

23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre Agoria Wallonie, représentant l’industrie wallonne des métaux non-ferreux, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique, p. 14377.

23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″Agoria Wallonie″, dat de Waalse industrie van de non-ferro metalen vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie, bl. 14379.

23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 21 juin 2004 entre le Groupement de la Sidérurgie, représentant le secteur sidérurgique wallon, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique, p. 14380.

23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 21 juni 2004 tussen de ″Groupement de la Sidérurgie″, die de Waalse staalsector vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie, bl. 14382.

23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 24 novembre 2007 entre FEDUSTRIA, représentant les industries textiles, du bois et de l’ameublement, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique, p. 14383.

23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 24 november 2007 tussen ″FEDUSTRIA″, die de textiel-, houten meubelnijverheid vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie, bl. 14385.

23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre Agoria Wallonie, représentant l’industrie wallonne des fonderies, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique, p. 14386.

23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″Agoria Wallonie″, dat de Waalse gieterij-industrie vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie, bl. 14387.

23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu en 2004 entre F.I.V., représentant l’industrie du verre en Wallonie, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique, p. 14388.

23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″F.I.V.″, dat de glasnijverheid in Wallonië vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie, bl. 14390.

23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 30 juin 2006 entre le secteur de l’industrie céramique, représenté par la Fédération belge de la Brique et la Fédération de l’Industrie céramique, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique, p. 14391.

23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 30 juni 2006 tussen de sector van de keramieknijverheid, vertegenwoordigd door de Belgische Baksteenfederatie en de Federatie van de Keramieknijverheid, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie, bl. 14393.

23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre Agoria Wallonie, représentant l’industrie wallonne des fabrications métalliques et électriques, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique, p. 14394.

23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″Agoria Wallonie″, dat de Waalse industrie van de metalen en elektrische producten vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie, bl. 14396.

23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre FEBELCEM, représentant l’industrie cimentière wallonne, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique, p. 14397.

23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″FEBELCEM″, dat de Waalse cementnijverheid vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie, bl. 14399.

23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 8 décembre 2006 entre FEDIEX, représentant les industries extractives et transformatrices de roches non combustibles, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique, p. 14400.

23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 8 november 2006 tussen ″FEDIEX″, vertegenwoordiger van de bedrijven die onbrandbaar gesteente delven en verwerken, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie, bl. 14402.


14131

Gemeinschafts- und Regionalregierungen Wallonische Region ¨ ffentlicher Dienst der Wallonie O 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″FEVIA Wallonie″, die den Wallonischen Nahrungsmittelsektor vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz, S. 14366. 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″SA CARMEUSE″, Mitglied der wallonischen Kalkindustrie, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz, S. 14369. 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″Groupe LHOIST″, im Namen ihrer Tochtergesellschaften in der Wallonischen Region, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz, S. 14372. 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 28. Januar 2008 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der wallonischen papier- und pappeverarbeitenden Industrie, vetreten durch ″FETRA″, der wallonischen graphischen Industrie, vertreten durch ″FEBELGRA Wallonie″, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz, S. 14375. 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″Agoria Wallonie″, die die wallonische Nichteisenmetallindustrie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz, S. 14378. 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 21. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen dem ″Groupement de la Sidérurgie″ (Verband der Eisen- und Stahlindustrie), der den Wallonischen Stahlsektor vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz, S. 14381. 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 24. November 2007 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen ″FEDUSTRIA″, die die Textil-, Holz- und Möbelindustrien vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz, S. 14384. 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der «Agoria Wallonie», die die wallonische Gießereiindustrie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz, S. 14386. 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der im Jahre 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen F.I.V., die die Glasindustrie in der Wallonie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz, S. 14389. 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 30. Juni 2006 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen dem Sektor der Keramikindustrie, vertreten durch die ″Fédération belge de la Brique″ und die ″Fédération de l’Industrie céramique″, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz, S. 14392. 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″Agoria Wallonie″, die den Metall- und Elektrobau vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz, S. 14395. 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen FEBELCEM, die die wallonische Zementindustrie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz, S. 14398. 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 8. November 2006 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen FEDIEX, die die unbrennbare Gesteine gewinnenden und verarbeitenden Industrien vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgas-emissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz, S. 14401.

Les Publications légales et Avis divers ne sont pas repris dans ce sommaire mais figurent aux pages 14403 à 14448.

De Wettelijke Bekendmakingen en Verschillende Berichten worden niet opgenomen in deze inhoudsopgave en bevinden zich van bl. 14403 tot bl. 14448.

14132

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID

F. 2011 — 640 [C − 2011/22061] 3 FEVRIER 2011. — Arrêté royal déterminant les conditions et les modalités selon lesquelles l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités paie des honoraires forfaitaires aux médecins spécialistes en pédiatrie qui assurent une présence au sein de l’hôpital

N. 2011 — 640 [C − 2011/22061] 3 FEBRUARI 2011. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden en de nadere regels overeenkomstig dewelke de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen forfaitaire honoraria betaalt aan de geneesherenspecialisten in de pediatrie die een aanwezigheid in het ziekenhuis verzekeren

ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut. Vu la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, l’article 36quatrodecies, inséré par la loi du 10 décembre 2009; Vu la proposition de la Commission nationale médico-mutualiste, donné le 18 janvier 2010; Vu l’avis de la Commission de contrôle budgétaire, donné le 14 juillet 2010; Vu l’avis du Comité de l’assurance soins de santé, donné le 26 juillet 2010; Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 3 novembre 2010;

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, artikel 36quatrodecies, ingevoegd bij de wet van 10 december 2009; Gelet op het voorstel van de Nationale commissie geneesherenziekenfondsen, gegeven op 18 januari 2010; Gelet op het advies van de Commissie voor begrotingscontrole, gegeven op 14 juli 2010; Gelet op het advies van het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging, gegeven op 26 juli 2010; Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 3 november 2010; Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris van Begroting van 23 november 2010; Gelet op advies 48.982/2 van de Raad van State, gegeven op 20 december 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken,

Vu l’accord du Secrétaire d’Etat au Budget, donné le 23 novembre 2010; Vu l’avis 48.982/2 du Conseil d’Etat, donné le 20 décembre 2010, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973; Sur la proposition de la Ministre des Affaires sociales, Nous avons arrêté et arrêtons : er

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Article 1 . Le présent arrêté fixe les conditions et les modalités selon lesquelles l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités paie des honoraires forfaitaires en vue de stimuler la présence de médecins spécialistes en pédiatrie au sein de l’hôpital, de sorte à permettre la disponibilité de cette expertise en dehors des plages horaires pour lesquelles il est prévu le paiement d’honoraires de disponibilité.

Artikel 1. Dit besluit bepaalt de voorwaarden en de nadere regels aan de hand waarvan de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen een forfaitair honorarium betaalt, met het oog op het stimuleren van de aanwezigheid van de geneesherenspecialisten in de pediatrie in het ziekenhuis, zodat deze expertise beschikbaar is buiten de uurroosters waarvoor de betaling van beschikbaarheidshonoraria voorzien is.

Art. 2. Pour l’application du présent arrêté est prise en compte la présence physique permanente d’un médecin spécialiste en pédiatrie, à l’exclusion des médecins spécialistes en pédiatrie en formation, durant les jours ouvrables entre 9 heures et 17 heures inclus, au sein d’un hôpital avec un programme de soins pour enfants qui comporte un service pédiatrie (index E). Cette permanence est assurée sous la surveillance du médecin en chef.

Art. 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt de permanente fysieke aanwezigheid in aanmerking genomen van een geneesheerspecialist in de pediatrie, met uitsluiting van de geneesherenspecialisten in de pediatrie in opleiding, gedurende de werkdagen van 9 uur tot en met 17 uur in een ziekenhuis met een zorgprogramma voor kinderen die een dienst kindergeneeskunde (kenletter E) omvat. Deze permanentie wordt verzekerd onder toezicht van de hoofdgeneesheer.

Le jour ouvrable est celui qui n’est ni un samedi, ni un dimanche et ni un jour férié.

Een werkdag is een dag die noch een zaterdag, noch een zondag en noch een feestdag is.

Art. 3. Après la fin de chaque trimestre et au plus tard le dernier jour du trimestre suivant, le médecin en chef de l’hôpital transmet au Service des soins de santé de l’Institut national d’assurance maladieinvalidité, les données suivantes :

Art. 3. Na het einde van elk trimester en ten laatste op de laatste dag van het volgende trimester maakt de hoofdgeneesheer van het ziekenhuis de volgende gegevens over aan de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering :

1° les jours ouvrables où, dans l’hôpital qui dispose d’un service pédiatrie (index E), une présence physique permanente était assurée de 9 heures jusqu’à 17 heures par un ou plusieurs médecins spécialistes en pédiatrie, à l’exclusion des médecins spécialistes en pédiatrie en formation;

1° de werkdagen waarop in het ziekenhuis dat beschikt over een dienst kindergeneeskunde (kenletter E) een permanente fysieke aanwezigheid was van 9 uur tot 17 uur door één of meerdere geneesherenspecialisten in de pediatrie, met uitsluiting van de geneesherenspecialisten in de pediatrie in opleiding;

2° le numéro de compte postal ou bancaire de l’instance chargée de la perception centrale des honoraires avec la mention des données du titulaire de compte.

2° het post- of bankrekeningnummer van de instantie die belast is met de centrale inning van de honoraria, met vermelding van de gegevens van de rekeninghouder.

Les informations sont transmises au Service des soins de santé de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité par l’intermédiaire du site internet de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité (www.inami.fgov.be).

De informatie wordt aan de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering overgemaakt via de website van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (www.riziv.fgov.be).

Art. 4. L’Institut national d’assurance maladie-invalidité paie les honoraires forfaitaires mentionnés à l’article 5 à l’instance conformément aux données communiquées en application de l’article 3.

Art. 4. Het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering betaalt het in artikel 5 vermelde forfaitair honorarium aan de instantie overeenkomstig de gegevens meegedeeld in toepassing van artikel 3.

14133

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Le médecin en chef veille à ce que l’intégralité des honoraires soient répartis entre tous les médecins spécialistes en pédiatrie qui ont assuré la permanence médicale telle que visée dans le présent arrêté.

De hoofdgeneesheer waakt erover dat de volledige forfaitaire honoraria worden verdeeld aan alle geneesheren-specialisten in de pediatrie die de medische permanentie hebben verzekerd zoals voorzien in dit besluit.

Cette répartition des honoraires forfaitaires se fait au prorata des heures réelles de présence au sein de l’hôpital.

Deze forfaitaire honorariaverdeling gebeurt pro rata de werkelijke aanwezigheidsuren in het ziekenhuis.

Art. 5. A partir du 1er juillet 2010, les honoraires forfaitaires de présence s’élèvent à 240,00 euros par jour ouvrable et sont dus pour maximum un équivalent temps-plein d’un médecin spécialiste en pédiatrie et ce, quel que soit le nombre d’équivalents temps-plein de médecins spécialistes en pédiatrie qui étaient présents lors de ce jour ouvrable.

Art. 5. Het forfaitair aanwezigheidshonorarium bedraagt, vanaf 1 juli 2010, 240,00 euro per werkdag en is verschuldigd voor maximum één voltijds equivalent geneesheer-specialist in de pediatrie en dat onafgezien het aantal voltijdse equivalente geneesheren-specialisten in de pediatrie die aanwezig waren tijdens die werkdag.

Si un hôpital peut exploiter un programme de soins pour enfants sur plusieurs sites, l’Institut national d’assurance maladie-invalidité ne paye qu’une seule fois les honoraires forfaitaires de présence par hôpital.

Indien een ziekenhuis op meerdere vestigingsplaatsen een zorgprogramma voor kinderen kan uitbaten, betaalt het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering slechts éénmaal het forfaitair aanwezigheidshonorarium per ziekenhuis.

Conformément à l’arrêté royal du 8 décembre 1997 fixant les modalités d’application pour l’indexation des prestations dans le régime de l’assurance obligatoire soins de santé, la valeur de ces honoraires est adaptée à partir du 1er juillet de chaque année à l’évolution de la valeur de l’indice-santé visée à l’article 1er dudit arrêté royal, entre le 30 juin de la pénultième année et le 30 juin de l’année précédente.

Overeenkomstig het koninklijk besluit van 8 december 1997 tot bepaling van de toepassingsmodaliteiten voor de indexering van de prestaties in de regeling van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, wordt de waarde van dit honorarium vanaf 1 juli van elk jaar aangepast aan de evolutie van de waarde van het in artikel 1 van dat koninklijk besluit bedoeld gezondheidsindexcijfer tussen 30 juni van het tweede jaar ervoor en 30 juni van het jaar ervoor.

Art. 6. Les informations visées à l’article 3 sont transmises par le Service des soins de santé de l’Institut national d’assurance maladieinvalidité sur simple demande aux organismes assureurs et au Service d’évaluation et de contrôle médicaux de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité.

Art. 6. De informatie bedoeld in artikel 3 wordt door de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering op eenvoudig verzoek bezorgd aan de verzekeringsinstellingen en aan de Dienst voor geneeskundige evaluatie en controle van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering.

Art. 7. Les données qui sont nécessaires pour les payements des honoraires forfaitaires de présence pour la période du 1er juillet 2010 au dernier jour du trimestre durant lequel cet arrêté sera publié au Moniteur belge, sont introduites au plus tard le dernier jour du trimestre suivant.

Art. 7. De gegevens die nodig zijn voor de betalingen van de forfaitaire aanwezigheidshonoraria voor de periode van 1 juli 2010 tot en met de laatste dag van het trimester tijdens dewelke dit besluit zal worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, worden ingediend ten laatste op de laatste dag van het volgend trimester.

Art. 8. Le présent arrêté produit ses effets le 1er juillet 2010. Art. 9. Le Ministre qui a les Affaires sociales dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 3 février 2011.

Art. 8. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2010. Art. 9. De Minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 3 februari 2011.

ALBERT

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :

La Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, chargée de l’Intégration sociale, Mme L. ONKELINX

De Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, belast met Maatschappelijke Integratie, Mevr. L. ONKELINX

* FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID

SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE F. 2011 — 641

[C − 2011/22071]

9 FEVRIER 2011. — Arrêté royal fixant les conditions de financement des centres de référence en microbiologie humaine

ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.

N. 2011 — 641

[C − 2011/22071]

9 FEBRUARI 2011. — Koninklijk besluit tot vaststelling van de financieringsvoorwaarden van de referentiecentra voor humane microbiologie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Vu la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, notamment l’article 56, § 7, inséré par la loi du 19 décembre 2008;

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 56, § 7, ingevoegd bij de wet van 19 december 2008;

Vu l’avis de la Commission de contrôle budgétaire, donné le 1er avril 2009;

Gelet op het advies van de Commissie voor begrotingscontrole, gegeven op 1 april 2009;

Vu les propositions du Comité de l’assurance, donnés les 6 avril 2009 et 22 février 2010;

Gelet op de voorstellen van het Verzekeringscomité, gegeven op 6 april 2009 en 22 februari 2010;

Vu les avis de l’Inspecteur des Finances, donné les 2 juin 2009 et 16 avril 2010;

Gelet op de adviezen van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 2 juni 2009 en op 16 april 2010;

Vu les accords du Secrétaire d’Etat au Budget des 22 juin 2009 et 4 juin 2010;

Gelet op de akkoordbevindingen van de Staatssecretaris voor Begroting van 22 juni 2009 en 4 juni 2010;

Vu les avis n° 47.129/1 en 48.404/2 du Conseil d’Etat, donné les 2 septembre 2009 et 7 juillet 2010, en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat;

Gelet op de adviezen nr. 47.129/1 en 48.404/2 van de Raad van State, gegeven op 2 september 2009 en 2 juli 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

14134


Sur la proposition de la Ministre des Affaires sociales et de la Santé publique, Nous avons arrêté et arrêtons : CHAPITRE Ier. — Missions des centres de référence en microbiologie humaine

Op de voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. — Opdrachten van de referentiecentra voor humane microbiologie

Article 1er. Aux conditions fixées ci-après, sont conclues des conventions entre l’Institut scientifique de Santé publique (ISP) et « les centres de référence en microbiologie humaine » qui répondent aux critères et aux procédures d’agrément visés à l’article 3 et pour les missions relatives aux pathogènes sélectionnés tel que décrit dans l’article 5.1 :

Artikel 1. Onder de hierna vermelde voorwaarden worden overeenkomsten afgesloten tussen het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) en de « referentiecentra voor humane microbiologie » die beantwoorden aan de erkenningscriteria en -procedures vermeld in artikel 3, en met volgende opdrachten voor pathogenen geselecteerd zoals beschreven in artikel 5.1 :

1° contribuer à la confirmation et au diagnostic des cas d’infections rares ou difficiles à diagnostiquer, en fournissant une expertise en microbiologie médicale de la pathologie humaine;

1° bijdragen aan de bevestiging en diagnose van infecties die zeldzaam of moeilijk te diagnosticeren zijn, door het aanwenden van hun expertise op het vlak van de medische microbiologie van de humane pathologie;

2° fournir un appui technique et offrir des services aux laboratoires de biologie clinique, dénommés ci-après laboratoires agréés, en matière de :

2° technische ondersteuning bieden en diensten verlenen aan de laboratoria voor klinische biologie, hierna erkende laboratoria genoemd, inzake :

a) prélèvement d’échantillons,

a) staalafname,

b) traitement d’échantillons,

b) staalbehandeling,

c) envoi d’échantillons,

c) versturen van stalen,

d) conditions relatives aux demandes de tests, en ce compris la liste des informations cliniques nécessaires,

d) voorwaarden voor het aanvragen van tests, inclusief de lijst van de noodzakelijke klinische informatie,

e) interprétation de résultats de tests,

e) interpretatie van de testresultaten,

f) délais de réponse prévus;

f) verwachte antwoordtijden;

3° le suivi, le développement, l’évaluation et l’implémentation de nouveaux tests diagnostiques et de nouvelles méthodes de typage;

3° het opvolgen, ontwikkelen, evalueren en implementeren van nieuwe diagnosetests en nieuwe typeringsmethoden;

4° fournir les informations nécessaires à la prise en charge des infections émergentes, foyers et épidémies;

4° de informatie verschaffen die nodig is voor de behandeling van opkomende infecties, besmettingshaarden en epidemieën;

5° contribuer à la recherche scientifique et épidémiologique et à la santé publique par la mise à disposition des données et par la transmission électronique de données selon les modalités déterminées par l’ISP;

5° bijdragen aan het wetenschappelijk en epidemiologisch onderzoek en aan de volksgezondheid door gegevens ter beschikking te stellen en elektronisch door te geven volgens de uitvoeringsbepalingen die door het WIV zijn bepaald;

6° rédiger annuellement le rapport scientifique et financier;

6° jaarlijks het wetenschappelijk en financieel rapport opstellen;

7° rendre un avis technique aux autorités belges compétentes en matière de santé publique en cas d’événements qui constitueraient une menace pour la population belge à la suite d’une exposition à des agents pathogènes.

7° technisch advies uitbrengen aan de Belgische overheden die bevoegd zijn voor volksgezondheid bij gebeurtenissen die de gezondheid van de Belgische bevolking bedreigen als gevolg van blootstelling aan het pathogeen.

CHAPITRE II. — Critères et procédure de désignation des centres de référence en microbiologie humaine

HOOFDSTUK II. — Criteria en procedure voor de aanwijzing van de referentiecentra voor humane microbiologie

Art. 2. Tout laboratoire de biologie clinique public ou privé, et tout institut académique ou de recherche peuvent se porter candidats, individuellement ou en association avec d’autres laboratoires, en remplissant et soumettant un dossier de candidature via le site web approprié. Le dossier de candidature doit prouver que le candidat satisfait :

Art. 2. Elk openbaar of privaat laboratorium voor klinische biologie, elke academische instelling of elk onderzoeksinstituut kan zich individueel of in associatie met andere laboratoria kandidaat stellen door een dossier voor kandidaatstelling in te vullen en in te dienen via de daartoe bestemde website. Uit het dossier voor kandidaatstelling moet blijken dat de kandidaat voldoet aan :

a) aux critères fixés à l’article 3,

a) de criteria zoals bepaald in artikel 3,

b) aux normes en matière de biosécurité,

b) de normen met betrekking tot de bioveiligheid,

c) aux exigences qualitatives fixées par l’arrêté royal du 3 décembre 1999 relatif à l’agrément des laboratoires de biologie clinique par le Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions.

c) de kwaliteitseisen zoals vastgelegd in het koninklijk besluit van 3 december 1999 betreffende de erkenning van de laboratoria voor klinische biologie door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.

Art. 3. Pour être désigné comme centre de référence, il y a lieu de satisfaire aux critères suivants :

Art. 3. Om aangewezen te worden als referentiecentrum, moet het centrum voldoen aan de volgende criteria :

1° posséder la connaissance et l’expérience requise dans le domaine du diagnostic des germes spécifiques, de la validation des tests diagnostiques, de l’identification et du typage des souches, de la gestion d’une collection de souches, des tests de sensibilité aux antimicrobiens, du développement des nouvelles technologies, des activités de recherche et pouvoir en produire la preuve au moyen de publications ou de rapports scientifiques ou par le biais de projets de collaboration;

1° beschikken over de nodige kennis en ervaring op het vlak van : diagnose van de specifieke kiemen, validatie van de diagnosetests, identificatie en typering van de stammen, beheer van een stammencollectie, antimicrobiële gevoeligheidstests, ontwikkeling van de nieuwe technologieën, onderzoeksactiviteiten en dit kunnen staven aan de hand van wetenschappelijke publicaties of rapporten of aan de hand van samenwerkingsprojecten;

2° offrir des prestations de services à des laboratoires agréés notamment en leur transmettant des recommandations relatives aux prélèvements d’échantillons, à l’interprétation des résultats des tests et en leur fournissant des informations sur le temps de réponse que requiert un test;

2° diensten verlenen aan erkende laboratoria, onder andere door het ter beschikking stellen van richtlijnen met betrekking tot de staalafname, de interpretatie van testresultaten en het verstrekken van informatie over de nodige antwoordtijd van een test;

3° disposer d’une assurance de qualité, notamment par la participation à des contrôles de qualité externes, ainsi que d’un système de plainte et d’un système de gestion d’informatique de laboratoire (LIMS). D’après les modalités reprises dans le cahier des charges, une accréditation, conformément à

3° beschikken over een kwaliteitsborging door onder meer deelname aan externe kwaliteitscontroles, beschikken over een klachtensysteem en een laboratorium informatica management systeem voor laboratoria (LIMS). Volgens de uitvoeringsbepalingen beschreven in het lastenboek


14135

l’arrêté royal du 31 janvier 2006 portant création du système BELAC d’accréditation des organismes d’évaluation de la conformité, doit être obtenue dans les 2 ans, à compter de la date dentrée en vigueur de la première convention avec le centre de référence;

moet binnen de 2 jaar, te rekenen vanaf de datum van het in werking treden van de eerste overeenkomst met het referentiecentrum, een accreditatieworden verkregen, overeenkomstig het koninklijk besluit van 31 januari 2006 tot oprichting van het BELAC-accreditatiesysteem van instellingen voor de conformiteitsbeoordeling;

4° avoir une expérience en matière de recherche épidémiologique et de participation à la surveillance des pathogènes spécifiques;

4° beschikken over ervaring in het epidemiologisch onderzoek en in de deelname aan de surveillance van de specifieke pathogenen;

5° posséder l’infrastructure nécessaire, les équipements de recherche et le personnel qualifié.

5° beschikken over de nodige infrastructuur, onderzoeksuitrusting en gekwalificeerd personeel.

Une liste détaillée des critères est reprise dans le cahier des charges qui se compose d’un volet général commun à tous les centres de référence (tel que déterminé en annexe de cet arrêté) et d’un volet spécifique par pathogène qui reprend les critères techniques spécifiques et est établi pour tout pathogène ou groupe de pathogènes spécifique tel que visé à l’article 5.1 selon les prestations et activités requises en microbiologie. Les critères techniques spécifiques sont établis par la Direction Opérationnelle Santé Publique et Surveillance de l’ISP (DO S&S) sur avis de l’organe consultatif médico-technique (OCMT) visé à l’article 4.

Een gedetailleerde lijst van criteria wordt opgenomen in het lastenboek dat bestaat uit een algemeen deel, gemeenschappelijk voor alle referentiecentra (zoals bepaald in bijlage van dit besluit), en een pathogeenspecifiek deel met de specifieke technische criteria opgesteld voor elk pathogeen of elke groep van pathogenen zoals bepaald in artikel 5.1 volgens de vereiste verstrekkingen en activiteiten in de microbiologie. De specifieke technische criteria worden opgemaakt door de Operationele Directie Volksgezondheid en Surveillance (OD V&S) van het WIV op advies van het medisch-technisch adviesorgaan (MTAO), zoals beschreven in artikel 4.

Le volet spécifique du cahier des charges doit être établi en veillant strictement à ce que les missions soient réelles et réalisables. Il doit être tenu compte de la nécessité de demander aux candidats des indicateurs qui doivent être mesurables afin de pouvoir servir à l’appréciation du dossier. L’ensemble doit laisser assez de flexibilité pour s’adapter aux évolutions techniques et technologiques.

Bij de opstelling van het specifieke deel van het lastenboek moet er strikt op worden toegezien dat de opdrachten reëel en realiseerbaar zijn. Er moet rekening worden gehouden met de noodzaak om aan de kandidaten indicatoren te vragen die meetbaar moeten zijn opdat zij kunnen worden aangewend voor de beoordeling van het dossier. Het geheel moet flexibel genoeg zijn om zich aan te passen aan de technische en technologische evoluties.

Les centres de références doivent être localisés en Belgique. Un laboratoire localisé en dehors du pays peut être sollicité, à titre exceptionnel, par un centre de référence pour effectuer certaines missions définies précisément. En cas d’activités basées en dehors du territoire national, la disponibilité des activités doit être assurée en toutes circonstances.

De referentiecentra moeten in België gelegen zijn. Bij wijze van uitzondering kan een referentiecentrum vragen aan een laboratorium dat in het buitenland is gevestigd om bepaalde precies gedefinieerde opdrachten uit te voeren. Als activiteiten in het buitenland plaatsvinden, dan moet de beschikbaarheid van de activiteiten te allen tijde worden verzekerd.

Les critères de désignation pour le volet spécifique du cahier de charges sont revus annuellement par la DO S&S et le cas échéant, adaptés selon l’avis du OCMT. Ces modifications sont reprises dans le rapport annuel au Comité de l’assurance pour les soins de santé (Comité de l’assurance) de l’INAMI.

De aanwijzingscriteria voor het specifieke onderdeel van het lastenboek worden jaarlijks herzien door de OD V&S en indien nodig aangepast op advies van het MTAO. De wijzigingen worden opgenomen in het jaarrapport voor het Comité van de Verzekering voor Geneeskundige Verzorging (Verzekeringscomité) van het RIZIV.

Art. 4. L’Institut scientifique de Santé publique constitue en son sein, un organe consultatif médico-technique (OCMT). L’OCMT se compose de représentants des disciplines ou compétences scientifiques spécifiques qui garantissent dans la mesure du possible une indépendance à l’égard des centres de référence. L’OCMT est constitué d’un représentant de l’Institut national d’Assurance Maladie-Invalidité (INAMI), de 7 experts en maladies infectieuses, épidémiologie, microbiologie et santé publique, qui représentent chacune des universités, d’un membre de l’Institut de Médecine tropicale, d’un membre du Conseil supérieur de la Santé, de 4 membres appartenant aux administrations des autorités compétentes en matière de santé publique, de 4 experts non-universitaires proposés par les laboratoires non-universitaires faisant partie du réseau de laboratoires vigies organisé par le service DO S&S de l’ISP, de 4 experts non-universitaires proposés par les associations professionnelles représentatives, de 2 experts proposés par le Comité de l’assurance de l’INAMI et de 2 experts étrangers. L’OCMT peut inviter d’autres experts en vue de répondre à des questions spécifiques et techniques.

Art. 4. Vanuit het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid wordt een medisch-technisch adviesorgaan (MTAO) opgericht. Het MTAO bestaat uit vertegenwoordigers van specifieke wetenschappelijke disciplines of bevoegdheden die in de mate van het mogelijke een onafhankelijkheid garanderen ten opzichte van de referentiecentra. Het MTAO bestaat uit een vertegenwoordiger van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (RIZIV), 7 experts in infectieziekten, epidemiologie, microbiologie en volksgezondheid waarbij elke universiteit wordt vertegenwoordigd, een lid van het Instituut voor Tropische Geneeskunde, een lid van de Hoge Gezondheidsraad, 4 leden die behoren tot de diensten van de overheden bevoegd voor volksgezondheid, 4 niet-universitaire experts voorgedragen door de nietuniversitaire laboratoria die deelnemen aan het peillaboratorianetwerk georganiseerd door de OD V&S van het WIV, 4 niet-universitaire experts voorgedragen door de representatieve beroepsverenigingen, 2 experts voorgedragen door het Verzekeringscomité van het RIZIV en 2 buitenlandse experts. Het MTAO kan andere experts uitnodigen voor het beantwoorden van specifieke en technische vragen.

Des membres supplémentaires comme le coordinateur du projet ou le secrétaire peuvent participer à la réunion de l’OCMT mais n’ont pas le droit de vote.

Supplementaire leden, zoals de projectcoördinator of de secretaris, kunnen deelnemen aan de vergadering van het MTAO maar hebben geen stemrecht.

L’OCMT établit son règlement d’ordre intérieur dans lequel figure la procédure de sélection des experts étrangers et d’un président.

Het MTAO stelt zijn huishoudelijk reglement op waarin de selectieprocedure van de buitenlandse experts en een voorzitter wordt opgenomen.

Le règlement d’ordre intérieur prévoit le fonctionnement et le processus décisionnel de l’OCMT ainsi que la méthode et la durée de la nomination des membres mandatés par leur institution, qu’ils représentent.

In het huishoudelijk reglement wordt tevens de werking en besluitvorming van het MTAO beschreven evenals de wijze en de duur van de aanstelling van de leden gemandateerd door hun instelling, die ze vertegenwoordigen.

Art. 5. L’OCMT donne des avis à l’ISP en matière de critères pour l’obtention et le maintien de la désignation des centres de référence.

Art. 5. Het MTAO verstrekt advies aan het WIV inzake criteria voor het verkrijgen en het behouden van de aanwijzing van de referentiecentra.

Pour ce faire, l’OCMT devra au moins : 1° donner des avis relatifs aux pathogènes pour établir une liste des pathogènes nécessitant un centre de référence et ce, sur la base de critères objectifs. Ces critères minimum sont : a) le besoin d’analyses de confirmation ou d’une meilleure caractérisation des germes en vue d’un traitement plus efficace au patient, b) la pathogénicité du germe,

Daartoe moet het MTAO tenminste : 1° op basis van objectieve criteria advies geven over de pathogenen die opgenomen worden in de lijst van pathogenen waarvoor een referentiecentrum vereist is. Deze minimale criteria zijn : a) nood aan confirmatieanalysen of een betere karakterisering van de kiemen met als doel een efficiëntere behandeling van de patiënt, b) pathogeniciteit van de kiem,

14136


c) les pathogènes qui peuvent être à l’origine d’épidémies,

c) pathogenen die epidemieën kunnen veroorzaken,

d) le besoin de normes de sécurité accrues pour les pathogènes rares, dangereux ou difficiles à diagnostiquer qui requièrent des activités de laboratoire centralisée,

d) nood aan verhoogde veiligheidsnormen voor de zeldzame, gevaarlijke of moeilijk te diagnosticeren pathogenen die gecentraliseerde laboratoriumactiviteiten vereisen,

e) les pathogènes qui nécessitent une surveillance à l’échelle nationale pour le développement de la résistance antimicrobienne,

e) pathogenen die een nationaal toezicht voor antimicrobiële resistentieontwikkeling vereisen,

f) l’impact sur l’économie, conséquence des coûts médicaux et socio-économiques (absentéisme),

f) impact op de economie ten gevolge van medische en sociaaleconomische kosten (absenteïsme),

g) les pathogènes pour lesquelles des mesures de prévention sont disponibles et implémentées,

g) pathogenen waarvoor preventiemaatregelen beschikbaar zijn en toegepast worden,

h) le rapport obligatoire des maladies infectieuses aux instances nationales et internationales.

h) verplichte melding van infectieuze ziekten aan nationale en internationale instanties.

Une fois par an, l’OCMT rend un avis relatif à la révision de la liste des pathogènes pour lesquels un centre de référence est nécessaire. La liste est transmise à titre informatif au Conseil supérieur de la Santé et est reprise dans le rapport annuel au Comité de l’Assurance de l’INAMI;

Het MTAO verleent jaarlijks advies m.b.t. de herziening van de lijst van pathogenen waarvoor een referentiecentrum vereist is. De lijst wordt ter informatie meegedeeld aan de Hoge Gezondheidsraad en opgenomen in het jaarrapport voor het Verzekeringscomité van het RIZIV;

2° formuler des avis lors de la rédaction du cahier des charges spécifique par pathogène des centres de référence;

2° advies verlenen bij het opstellen van het pathogeenspecifieke lastenboek van de referentiecentra;

3° revoir annuellement le cahier des charges spécifique au pathogène et les critères de désignation et formuler des avis concernant les adaptations nécessaires;

3° het pathogeenspecifieke lastenboek en de aanwijzingscriteria jaarlijks herzien en advies voor de noodzakelijke aanpassingen verstrekken;

4° analyser les dossiers des laboratoires qui se portent candidats et émettre un avis relatif à la désignation des centres de référence sur la base des missions décrites dans l’article 1er et des critères établis au préalable et décrits dans les articles 2 et 3 et détaillés de manière plus approfondie dans le cahier des charges spécifique par pathogène ou par groupe de pathogènes concernés;

4° de dossiers van de kandidaat-laboratoria onderzoeken en een advies formuleren met betrekking tot de aanwijzing van de referentiecentra op basis van de opdrachten beschreven in artikel 1 en de vooraf vastgestelde criteria beschreven in artikelen 2 en 3 en verder gedetailleerd in het specifiek lastenboek voor de betreffende pathogenen of groepen van pathogenen;

5° rendre des avis relatifs aux critères de paiement des centres de référence.

5° advies geven m.b.t. de betalingscriteria van de referentiecentra.

CHAPITRE III. — Tâches et responsabilités de l’Institut scientifique de Santé publique

HOOFDSTUK III. — Taken en verantwoordelijkheden van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid

Art. 6. La DO S&S de l’Institut scientifique de Santé publique (ISP) : 1° remplit la fonction de secrétariat scientifique de l’OCMT;

Art. 6. De OD V&S van het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) : 1° staat in voor het wetenschappelijk secretariaat van het MTAO;

2° organise la procédure pour la désignation des centres de référence;

2° organiseert de procedure voor de aanwijzing van de referentiecentra;

3° assure la mise en œuvre et le suivi des conventions établies avec les centres de références;

3° verzekert de uitvoering en follow-up van de overeenkomsten die gesloten werden met de referentiecentra;

4° gère les conventions établies en exécution du présent arrêté;

4° beheert de overeenkomsten die zijn gesloten ingevolge de uitvoering van dit besluit;

5° gère le budget attribué dans le cadre du présent arrêté et veille à ce que ce budget permette aussi de faire face à d’éventuels pathogènes émergents;

5° beheert het budget dat is toegekend in het kader van dit besluit en waakt ervoor dat binnen de budgettaire marge, de opkomende pathogenen de nodige aandacht krijgen;

6° assure et organise les audits de qualité dans les centres de référence;

6° verzekert en organiseert de kwaliteitsaudits in de referentiecentra;

7° fait rapport au Comité de l’assurance de l’INAMI concernant l’affectation des budgets;

7° brengt verslag uit aan het Verzekeringscomité van het RIZIV over de aanwending van de budgetten;

8° assure la qualité épidémiologique des données transmises et élabore des outils facilitant la transmission de ces données;

8° verzekert de epidemiologische kwaliteit van de meegedeelde gegevens en ontwikkelt instrumenten die de overdracht van die gegevens vergemakkelijken;

9° dresse annuellement une liste des centres qui satisfont aux conditions du présent arrêté et la transmet au Conseil supérieur de la Santé et au Comité de l’assurance de l’INAMI.

9° stelt jaarlijks een lijst van centra op die voldoen aan de voorwaarden van dit besluit en deelt deze mee aan de Hoge Gezondheidsraad en aan het Verzekeringscomité van het RIZIV.

CHAPITRE IV. — Conventions avec les centres de références

HOOFDSTUK IV. — Overeenkomsten met de referentiecentra

Art. 7. L’Institut scientifique de Santé publique (ISP) conclut des conventions avec les centres de référence désignés en se basant sur l’avis émanant de l’OCMT. Ces conventions conclues sur la base du présent arrêté doivent garantir que les activités couvrent l’ensemble du pays.

Art. 7. Het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid (WIV) sluit overeenkomsten met de aangewezen referentiecentra op basis van het advies van het MTAO. De overeenkomsten die op basis van dit besluit zijn gesloten, moeten garanderen dat de activiteiten het hele land beslaan.

Les conventions sont conclues pour une durée maximale de 5 ans. Les conventions sont établies suivant les modalités et les conditions fixées par le présent arrêté. Elles fixent les conditions relatives à l’évaluation annuelle réalisée par l’ISP (menée à bien par la DO S&S et le département Biologie Clinique de la « DO Expertise, prestations de services et relations clients »).

De overeenkomsten worden gesloten voor een maximumduur van 5 jaar. Ze worden opgesteld volgens de uitvoeringsbepalingen en voorwaarden die zijn vastgelegd in dit besluit. Zij leggen de voorwaarden vast voor de jaarlijkse evaluatie door het WIV (uitgevoerd door de OD V&S en de afdeling Klinische Biologie van de « OD Expertise, dienstverlening en klantenrelaties »).

En cas de non-respect des conditions telles que prévues par le cahier des charges ou des missions qui découlent du présent arrêté ou du manquement aux critères de désignation, les conventions pourront être annulées avant la date de leur échéance.

De overeenkomsten kunnen vóór hun einddatum worden tenietgedaan als de voorwaarden zoals beschreven in het lastenboek niet gerespecteerd worden, of de opdrachten voortvloeiend uit dit besluit niet worden nageleefd, of als aan de erkenningscriteria niet voldaan wordt.


14137

CHAPITRE V. — Financement

HOOFDSTUK V. — Financiering

Art. 8. Les conventions peuvent prévoir une prise en charge des frais liés à l’élaboration du cahier des charges et à l’exécution des missions pour autant qu’ils ne soient pas remboursés par le biais de la nomenclature des prestations de soins de santé visée à l’article 35, § 1er, de la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994.

Art. 8. De overeenkomsten kunnen een tenlasteneming van de kosten voorzien voor de uitvoering van het lastenboek en de opdrachten, voor zover ze niet worden vergoed via de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen, bedoeld in artikel 35, § 1, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

Les conventions prévoient une clause selon laquelle les montants versés qui n’ont pas été affectés puissent être récupérés conformément à la convention.

De overeenkomsten bevatten een clausule die bepaalt dat de overgemaakte bedragen die niet werden aangewend, conform de overeenkomst kunnen worden teruggevorderd.

Art. 9. En vue de l’exécution du présent arrêté, est fixé une enveloppe annuelle d’un montant de 4.000.000 euros qui sera attribué à l’Institut scientifique de Santé publique.

Art. 9. Voor de uitvoering van dit besluit is er een jaarlijkse enveloppe ten bedrage van 4.000.000 euro vastgelegd die wordt toegekend aan het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid.

Le montant mentionné ci-dessus est adapté au 1er janvier de chaque année en fonction de l’évolution, entre le 30 juin de la pénultième année et le 30 juin de l’année précédente, de la valeur de l’indice de santé, visé à l’article 1er de l’arrêté royal du 8 décembre 1997 fixant les modalités d’application pour l’indexation des prestations dans le régime de l’assurance obligatoire des soins de santé.

Dit vermelde bedrag wordt elk jaar op 1 januari aangepast aan de evolutie, tussen 30 juni van het voorlaatste jaar en 30 juni van het voorgaande jaar, van de waarde van de gezondheidsindex, bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 8 december 1997 tot bepaling van de toepassingsmodaliteiten voor de indexering van de prestaties in de regeling van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging.

La convention établie entre le Comité de l’Assurance et l’ISP définit les modalités de versement des avances et du décompte final de l’intervention de l’assurance obligatoire soins de santé sur la base de justificatifs.

De overeenkomst tussen het Verzekeringscomité en het WIV bepaalt de uitvoeringsbepalingen voor het overmaken van de voorschotten en voor de definitieve afrekening van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging op basis van bewijsstukken.

Art. 10. Un rapport annuel relatif à l’affectation des fonds est soumis au Comité de l’assurance soins de santé de l’INAMI.

Art. 10. Een jaarrapport over de aanwending van de middelen wordt voorgelegd aan het Comité van de Verzekering voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV.

CHAPITRE VI. — Dispositions finales

HOOFDSTUK VI. — Slotbeschikkingen

er

Art. 11. Le présent arrêté produit ses effets au 1 janvier 2010. Art. 12. Le Ministre qui a les Affaires sociales dans ses attributions et le Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions sont chargées, chacun en ce qui le concerne, de l’exécution du présent arrêté. Donné à Bruxelles, le 9 février 2011.

ALBERT

Art. 11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010. Art. 12. De Minister bevoegd voor Sociale Zaken en de Minister bevoegd voor Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 9 februari 2011.

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :



Annexe à l’arrêté royal fixant les conditions de financement des centres de référence en microbiologie humaine

Bijlage bij het koninklijk besluit tot vaststelling van de financieringsvoorwaarden van de referentiecentra voor humane microbiologie

Cahier des charges général reprenant les critères auxquels doivent répondre les centres de références en microbiologie humaine Cette annexe décrit les critères et les activités prévues auxquelles les centres de référence doivent satisfaire. Ces critères constituent la base de la connaissance et de l’expérience dont ils doivent disposer tant lors de leur candidature que pendant la durée de la convention. Des données plus spécifiques seront intégrées dans le cahier des charges spécifique pour chaque agent pathogène. L’on attendra des candidats les capacités et tâches suivantes :

Algemeen lastenboek met criteria waaraan de referentiecentra voor humane microbiologie moeten voldoen In deze bijlage worden de criteria en verwachte activiteiten waaraan de referentiecentra moeten voldoen beschreven. Deze criteria vormen de basis van de kennis en ervaring waarover deze moeten beschikken zowel voor hun kandidaatstelling als tijdens de duur van de overeenkomst. Meer specifieke criteria zullen worden opgenomen in het pathogeenspecifieke lastenboek. Van de kandidaten wordt verwacht dat zij over de volgende capaciteiten beschikken : 1. beschikken over wetenschappelijke expertise en ervaring in de pathologie of van het pathogeen en dit kunnen aantonen op basis van wetenschappelijke publicaties; 2. binnen de vastgelegde antwoordtermijnen (te bepalen door het kandidaat-laboratorium in het kandidaatsdossier) de resultaten aan de aanvrager rapporteren. De testresultaten kunnen meedelen in beide landstalen (Nederlands en Frans), in functie van de taal van de aanvrager; 3. technische ondersteuning aan de erkende laboratoria bieden : a) door richtlijnen op te stellen met betrekking tot de voorwaarden (epidemiologische, klinische, microbiologische) van staalanalyse en door de verzendingsomstandigheden van stalen te bepalen (bemonstering, transportvoorwaarden, contactpersoon, afhandelingtijd, hoe en wanneer de resultaten zullen worden verzonden); b) indien nodig, staalafname- en transportmateriaal ter beschikking stellen;

1. disposer d’une expertise et d’une expérience scientifique dans le domaine de la pathologie ou de l’agent pathogène et être en mesure d’en fournir la preuve sur la base de publications scientifiques; 2. communiquer les résultats au client dans les délais fixés (à préciser par le laboratoire candidat dans le dossier de candidature). Etre capable de communiquer les résultats de tests dans les deux langues nationales (néerlandais et franç ais) à déterminer en fonction de la langue du client; 3. apporter un soutien technique aux laboratoires agréés : a) en établissant pour ces derniers des directives relatives aux critères (épidémiologiques, cliniques, microbiologiques) d’analyse d’échantillons et en déterminant les conditions d’expédition d’un échantillon (échantillonnage, conditions de transport, personne de contact, temps d’analyse, modalités et délais d’envoi des résultats); b) si nécessaire, en mettant le matériel d’échantillonnage et d’expédition à leur disposition;

14138


c) en les tenant informés des nouvelles techniques pertinentes; 4. suivre les innovations dans le domaine du germe spécifique et contribuer à la validation et à l’élaboration de nouvelles techniques de diagnostic et de typage; 5. coordonner les méthodes utilisées et élaborer leur standardisation; 6. déterminer les caractéristiques précises de l’agent pathogène; 7. apporter la preuve de l’application des exigences de qualité. La finalité visée ici est que les activités de référence doivent être accréditées selon les normes ISO15189. Une période transitoire est acceptée pour les laboratoires sélectionnés qui n’ont pas encore été accrédités, au cours de laquelle ils devront avoir obtenu l’accréditation BELAC (ISO15189) deux ans après leur sélection officielle. Au moment de se porter candidat, le requérant doit soit être accrédité conformément à la norme ISO 17025 ou ISO15189, ou être accrédité suivant les critères de qualité de l’ l’arrêté royal du 3 décembre 1999 relatif à l’agrément des laboratoires de biologie clinique par le Ministre qui a la Santé publique dans ses attributions, ou être actif à titre de laboratoire de référence au sein du projet de laboratoires vigies de l’ISP. Si le laboratoire n’est pas accrédité, il doit être en mesure de prouver son contrôle de qualité;

c) informeren over nieuwe relevante technieken; 4. opvolgen van de innovaties op het vlak van de specifieke kiem en bijdragen tot de validatie en ontwikkeling van nieuwe technieken voor de diagnose en de typering; 5. coördineren van de gebruikte methoden en het ontwikkelen van hun standaardisatie; 6. bepalen van de precieze kenmerken van het pathogeen; 7. aantonen van de toepassing van de kwaliteitsvereisten. Het beoogde doel bestaat erin dat de referentieactiviteiten moeten worden geaccrediteerd volgens de ISO15189-normen. Voor geselecteerde laboratoria die nog niet geaccrediteerd zijn, wordt een overgangsperiode aanvaard. Zij moeten de BELAC-accreditatie (ISO15189) twee jaar na de officiële selectie bekomen hebben.

14. rédiger annuellement un rapport scientifique et financier; 15. participer aux réseaux internationaux de surveillance existants et aux projets internationaux de recherche. Vu pour être annexé à notre arrêté du 9 février 2011 fixant les conditions de financement des centres de référence en microbiologie humaine.

Op het moment van de kandidaatstelling moet de kandidaat hetzij geaccrediteerd zijn volgens de norm ISO17025 of ISO15189, hetzij erkend zijn volgens de kwaliteitscriteria van het koninklijk besluit van 3 december 1999 betreffende de erkenning van de laboratoria voor klinische biologie door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, hetzij actief zijn als referentielaboratorium in het peillaboratoriaproject van het WIV. Indien het laboratorium niet geaccrediteerd is, moet het in staat zijn hun kwaliteitscontrole aan te tonen; 8. deelnemen aan het onderzoek van gegroepeerde gevallen en epidemieën (stamtypering, vergelijking van de stammen geïsoleerd uit patiënten en van andere bronnen); 9. verstrekken van de informatie en de expertise die nodig is om bij te dragen tot een passend antwoord in geval van nood, een epidemie of een andere bedreiging voor de gezondheid; 10. het ontwikkelen en beheren van een netwerk van erkende laboratoria in samenwerking met het WIV en het aanmoedigen van deze laboratoria om stammen en stalen te versturen voor analyse om zo een goede geografische vertegenwoordiging te bekomen; 11. deelnemen aan het toezicht (surveillance) van een pathogeen (of groep van pathogenen) en volgende informatie met de steun van het WIV communiceren aan de bevoegde autoriteiten : a) epidemiologische gegevens : geboortedatum, geslacht, adres (postcode), datum en type van monster, geïsoleerde of gegroepeerde gevallen, nosocomiale oorsprong; b) de resultaten van de analyse; c) indien aangewezen, het antimicrobiële gevoeligheidsprofiel, de vaccinatiestatus van de patiënt, de bron van de infectie; 12. deelnemen aan het systeem van vroegtijdige waarschuwing, georganiseerd door de bevoegde autoriteiten inzake volksgezondheid om ongewone gebeurtenissen te detecteren door melding van : a) een verhoging van de frequentie van het pathogeen of van de antimicrobiële resistentie, de aanwezigheid van clusters van gevallen; b) geval(len) van een zeldzame ziekte; c) de identificatie van een nieuw pathogeen type, het opkomen van nieuwe klinische vormen of de toegenomen virulentie van een bekende ziekteverwekker; d) informatie met betrekking tot soortgelijke problemen in het buitenland e) het optreden van ongewone antimicrobiële gevoeligheidsprofielen; f) de detectie van ongewone nosocomiale infecties; 13. deelnemen aan de verspreiding van de wetenschappelijke resultaten : publicaties, communicatie tijdens de wetenschappelijke bijeenkomsten; 14. jaarlijks een wetenschappelijk en financieel verslag opstellen; 15. deelnemen aan bestaande internationale surveillancenetwerken en aan internationale onderzoeksprojecten. Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 9 februari 2011 tot vaststelling van de financieringsvoorwaarden van de referentiecentra voor humane microbiologie.

ALBERT

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :



8. participer à l’investigation de cas groupés et d’épidémies (le typage des souches, la comparaison de souches isolées de patients et de celles d’autres sources); 9. fournir l’information et l’expertise nécessaires pour contribuer à une réponse appropriée en cas d’urgence, d’épidémie ou d’autre menace pour la santé; 10. élaborer et gérer un réseau de laboratoires agréés, en collaboration avec l’ISP, et encourager ces laboratoires à envoyer des souches et des échantillons pour analyse afin d’arriver à obtenir une représentativité géographique correcte; 11. participer à la surveillance d’un agent pathogène (ou d’un groupe d’agents pathogènes) et avec le soutien de l’ISP, communiquer les informations suivantes aux autorités compétentes : a) données épidémiologiques : date de naissance, sexe, adresse (code postal), la date et le type d’échantillon, des cas isolés ou groupés, d’origine nosocomiale; b) les résultats de l’analyse; c) si cela est indiqué, le profil de sensibilité aux antimicrobiens, l’état de vaccination du patient, la source de l’infection; 12. participer au système d’alerte précoce organisé par les autorités compétentes en matière de santé publique afin de détecter les événements inhabituels, en indiquant : a) une augmentation de la fréquence des agents pathogènes ou la résistance aux antimicrobiens, la présence d’amas de cas; b) des cas d’une maladie rare; c) l’identification d’un nouveau type d’agents pathogènes, l’apparition de nouvelles formes cliniques ou de l’augmentation de la virulence d’un agent pathogène connu; d) l’information liée à des problèmes similaires dans des pays étrangers; e) l’apparition de profils inhabituels de résistance aux antimicrobiens; f) la détection des infections nosocomiales inhabituelles; 13. participer à la diffusion des résultats scientifiques : publications, communication lors des réunions scientifiques;

14139

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID


[C − 2011/22081]

14 FEVRIER 2011. — Arrêté ministériel portant approbation de la modification du règlement d’ordre intérieur du Comité général de gestion pour le statut social des travailleurs indépendants du 23 juin 1993 La Ministre des Indépendants,

N. 2011 — 642

[C − 2011/22081]

14 FEBRUARI 2011. — Ministerieel besluit tot goedkeuring van de wijziging van het huishoudelijk reglement van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut van de zelfstandigen van 23 juni 1993 De Minister van Zelfstandigen,

Vu la loi du 30 décembre 1992 portant des dispositions sociales et diverses, notamment l’article 116;

Gelet op de wet van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 116;

Vu l’arrêté ministériel du 4 février 1994 portant approbation du règlement d’ordre intérieur du Comité général de gestion pour le statut social des travailleurs indépendants.

Gelet op het ministerieel besluit van 4 februari 1994 tot goedkeuring van het huishoudelijk reglement van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut van de zelfstandigen.

Vu l’avis du Comité général de gestion du 6 octobre 2010,

Gelet op het advies van het Algemeen Beheerscomité van 6 oktober 2010, Besluit :

Arrête : Article 1er. Les modifications apportées au règlement d’ordre intérieur du Comité général de gestion pour le statut social des travailleurs indépendants qui sont jointes en annexe sont approuvées.

Artikel 1. De als bijlage bij dit besluit gevoegde wijzigingen van het huishoudelijk reglement van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut van de zelfstandigen worden goedgekeurd.

Art. 2. Le présent arrêté produit ses effets à partir du 1er février 2011.

Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 februari 2011.

Bruxelles, le 14 février 2011.

Brussel, 14 februari 2011.

Mme S. LARUELLE

Mevr. S. LARUELLE

Annexe

Bijlage

Modification du règlement d’ordre intérieur du Comité général de gestion pour le statut social des travailleurs indépendants du 23 juin 1993 Article 1er. A l’article 1er du Règlement d’ordre intérieur du Comité général de gestion pour le statut social des travailleurs indépendants du 23 juin 1993, les modifications suivantes sont apportées : 1° Les mots ″le secrétaire nommé en vertu de l’art. 108, § 1er de la loi″ sont remplacés par ″le secrétaire nommé en vertu des articles 108, § 1er et 114, § 3 de la loi″; 2° Les mots ″le Secrétaire,″ sont insérés entre le mot ″Secrétariat :″ et les mots ″les rapporteurs″.

Wijziging van het huishoudelijk reglement van het algemeen beheerscomite voor het sociaal statuut der zelfstandigen van 23 juni 1993 Artikel 1. In artikel 1 van het Huishoudelijk reglement van het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen van 23 juni 1993 worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De woorden ″de secretaris benoemd krachtens art. 108, § 1 van de wet″ worden vervangen door ″de secretaris benoemd krachtens de artikelen 108, § 1 en 114, § 3 van de wet″; 2° De woorden ″de Secretaris,″ worden ingevoegd tussen het woord ″Secretariaat :″ en de woorden ″de verslaggevers″.

Art. 2. Dans la version franç aise de l’article 3, c) du même Règlement d’ordre intérieur, le mot ″convoque″ est remplacé par le mot ″fixe″.

Art. 2. In de Franstalige versie van artikel 3, c) van hetzelfde Huishoudelijk reglement wordt het woord ″convoque″ vervangen door ″fixe″.

Art. 3. A l’article 4, c) du même Règlement d’ordre intérieur, les mots ″L’auteur″ sont remplacés par les mots ″Ce membre″.

Art. 3. In artikel 4, c) van hetzelfde Huishoudelijk reglement worden de woorden ″De indiener″ vervangen door ″Dit lid″.

Art. 4. Dans l’article 5 du même Règlement d’ordre intérieur, les modifications suivantes sont apportées :

Art. 4. In artikel 5 van hetzelfde Huishoudelijk reglement worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° dans le point a), les mots ″Le secrétaire veille à envoyer la convocation comportant l’ordre du jour et les pièces, au moins sept jours avant la réunion, sous pli, aux membres du Comité″ sont remplacés par les mots ″Le secrétaire veille à envoyer, au moins sept jours avant la réunion, par courrier ordinaire ou par courrier électronique, la convocation comportant l’ordre du jour et les pièces, aux membres du Comité″;

1° in punt a) worden de woorden ″of per elektronische post″ ingevoegd tussen de woorden ″per brief″ en de woorden ″verzonden wordt″.

2° dans le point b), les mots ″à titre exceptionnel,″ et les mots ″au préalable″ sont abrogés.

2° in punt b) zijn de woorden ″bij wijze van uitzondering″ en het woord ″vooraf,″ opgeheven.

Art. 5. L’article 7, b) du même Règlement d’ordre intérieur est remplacé par ce qui suit :

Art. 5. Artikel 7, b) van hetzelfde Huishoudelijk reglement wordt vervangen als volgt :

« b) En cas d’empêchement du président, la réunion est présidée par le membre effectif présent ayant voix délibérative qui siège depuis le plus longtemps en tant que tel. En cas d’ancienneté égale, la réunion est présidée par le plus âgé d’entre eux. »

« b) Als de voorzitter verhinderd is, wordt de vergadering geleid door het aanwezig effectief stemgerechtigd lid, dat het langst als dusdanig zetelt. In geval van gelijke anciënniteit leidt de oudste onder hen de vergadering. »

14140


Art. 6. Dans l’article 9, b) du même Règlement d’ordre intérieur, les mots ″par écrit ou, le cas échéant, par fax ″ sont abrogés.

Art. 6. In artikel 9, b) van hetzelfde Huishoudelijk reglement, worden de woorden ″schriftelijk of eventueel per fax″ opgeheven.

Art. 7. Dans la version néerlandaise de l’article 10, a) du même Règlement d’ordre intérieur, les mots ″de notulen″ sont remplacés par les mots ″het proces-verbaal″.

Art. 7. In de Nederlandstalige versie van art 10, a) van hetzelfde Huishoudelijk reglement worden de woorden ″de notulen″ vervangen door de woorden ″het proces-verbaal″.

Art. 8. Dans l’article 11, a) du même Règlement d’ordre intérieur, les modifications suivantes sont apportées :

Art. 8. In artikel 11, a) van hetzelfde Huishoudelijk reglement worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° dans la version franç aise, les mots ″en matière de délibérations à prendre ou d’avis à rendre″ sont remplacés par les mots ″en matière de décisions à prendre, ainsi que d’avis ou de rapports à rendre″;

1° in de Franstalige versie worden de woorden ″en matière de délibérations à prendre ou d’avis à rendre″ vervangen door de woorden ″en matière de décisions à prendre ainsi que d’avis ou de rapports à rendre″;

2° dans la version néerlandaise de l’article 11, a) du même Règlement d’ordre intérieur, les mots ″of verslagen″ sont ajoutés entre le mot ″adviezen″ et le mot ″worden″.

2° in de Nederlandstalige versie worden de woorden ″of verslagen″ ingevoegd tussen het woord ″adviezen″ en het woord ″worden″.

Art. 9. Dans l’article 12, d) du même Règlement d’ordre intérieur, les modifications suivantes sont apportées :

Art. 9. In artikel 12 d) van hetzelfde Huishoudelijk reglement worden de volgende wijzigingen aangebracht :

1° les mots ″et de ses rapports″ sont insérés entre les mots ″de ses avis″ et les mots ″. Des points de vue″;

1° de woorden ″en verslagen″ worden ingevoegd tussen het woord ″adviezen″ en het woord ″betreft″;

2° la dernière phrase est complétée par les mots ″ou les rapports″.

2° de woorden ″of de verslagen″ worden ingevoegd tussen het woord ″adviezen″ en het woord ″opgenomen″.



1° les mots ″et avis″ sont remplacés par les mots ″, avis et rapports″;

1° de woorden ″en adviezen″ worden vervangen door de woorden ″,adviezen en verslagen″;

2° dans la version néerlandaise, les mots ″alle verslagen″ sont remplacés par les mots ″alle processen-verbaal″.

2° in de Nederlandstalige versie worden de woorden ″alle verslagen″ vervangen door ″alle processen-verbaal″.

Art. 11. Dans l’article 16, b) du même Règlement d’ordre intérieur, la phrase ″Les groupes de travail élaborent un projet d’avis ou une proposition de décision à la demande du Comité général de gestion ou de leur propre initiative″ est remplacée par la phrase ″Les groupes de travail élaborent des projets d’avis, des projets de rapports, ainsi que des propositions de décision à la demande du Comité général de gestion ou de leur propre initiative. »

Art. 11. In artikel 16, b) van hetzelfde Huishoudelijk reglement wordt de zin ″De werkgroepen stellen op vraag van het Algemeen Beheerscomité of op eigen initiatief een ontwerpadvies of voorstel van beslissing op.″ vervangen door de zin ″De werkgroepen stellen op vraag van het Algemeen Beheerscomité of op eigen initiatief ontwerp adviezen, ontwerp verslagen of voorstellen van beslissing op″.

Art. 12. Dans l’article 17, a) du même Règlement d’ordre intérieur, la phrase ″Chaque membre et chaque suppléant peut, à sa demande, faire partie d’un groupe de travail, assister aux réunions et en recevoir les documents et convocations″ est remplacée par la phrase ″Chaque membre et chaque suppléant peut, à sa demande, faire partie d’un groupe de travail et assister aux réunions″.

Art. 12. In artikel 17, a) van hetzelfde Huishoudelijk reglement wordt de zin ″Ieder lid en iedere plaatsvervanger kan, op zijn/haar verzoek, deel uitmaken van een werkgroep, de vergaderingen ervan bijwonen en de documenten en uitnodigingen ontvangen″ vervangen door de zin ″Ieder lid en iedere plaatsvervanger kan, op zijn/haar verzoek, deel uitmaken van een werkgroep en de vergaderingen ervan bijwonen″.

Art. 13. L’article 18, c) du même Règlement d’ordre intérieur est remplacé comme suit :

Art. 13. Artikel 18, c) van hetzelfde Huishoudelijk reglement wordt als volgt vervangen :

« c) Le secrétaire veille à envoyer, au moins cinq jours avant la réunion du groupe de travail, la convocation comportant l’ordre du jour et les pièces, aux membres du Comité général de gestion, à leurs suppléants, ainsi qu’aux personnes déléguées par eux en application de l’article 17, b) du présent règlement.

« c) De secretaris zorgt er voor dat, ten minste vijf dagen vóór de vergadering van de werkgroep, de uitnodiging met de agenda en de stukken naar de effectieve leden en vervangers wordt verstuurd, alsook naar hun afgevaardigden in toepassing van artikel 17, b) van het huidig reglement.

Le président du groupe de travail peut décider que cette obligation ne vaut pas pour certains documents. Il motive cette décision lors de la première réunion suivante du groupe de travail. »

De voorzitter van de werkgroep kan beslissen dat deze verplichting niet van toepassing is op bepaalde documenten. Hij motiveert deze beslissing op de eerstvolgende vergadering van de werkgroep. »



1° dans le point a), la phrase ″S’il est empêché, il est remplacé par le membre le plus âgé du groupe de travail″ est remplacée par la phrase ″ S’il est empêché, il est remplacé par le Président du Comité général de gestion. En l’absence de celui-ci, la réunion est présidée par le membre effectif ayant voix délibérative qui siège depuis le plus longtemps en tant que tel. En cas d’ancienneté égale, la réunion est présidée par le plus âgé d’entre eux″;

1° in punt a) wordt de zin ″Is hij verhinderd, dan wordt hij vervangen door het oudste lid van de werkgroep″ vervangen door de zin ″Is hij verhinderd, dan wordt hij vervangen door de voorzitter van het Algemeen Beheerscomité. Bij afwezigheid van de voorzitter, wordt de vergadering geleid door het aanwezig effectief stemgerechtigd lid, dat het langst als dusdanig zetelt. In geval van gelijke anciënniteit leidt de oudste onder hen de vergadering″;

2° dans la version néerlandaise du point d), les mots ″verslaggeving″ sont remplacés par les mots ″procesen-verbaal″.

2° In de Nederlandstalige versie worden in punt d) de woorden ″de verslaggeving″ vervangen door de woorden ″de processen-verbaal″.

Art. 15. L’article 20 du même Règlement d’ordre intérieur est remplacé par ce qui suit :

Art. 15. Artikel 20 van hetzelfde Huishoudelijk reglement wordt vervangen als volgt :

« a) Un groupe de travail se réunit, quel que soit le nombre de membres présents. Un groupe de travail poursuit le consensus dans l’élaboration des projets d’avis et de rapports.

« a) Een werkgroep vergadert wat ook het aantal aanwezige leden is. Een werkgroep streeft, wat de voor te leggen ontwerp adviezen en ontwerp verslagen betreft, naar een consensus.

14141

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD b) Un groupe de travail remet ses projets d’avis et de rapports au président du Comité général de gestion. Le président d’un groupe de travail commente ces projets au sein du Comité général de gestion. » Art. 16. Dans l’article 21, c) du même Règlement d’ordre intérieur, le mot ″trimestre″ est remplacé par le mot ″semestre″. Art. 17. L’intitulé du titre VII ″Avis″ est remplacé par ce qui suit : ″Avis et Rapports″. Art. 18. Dans l’article 23 du même Règlement d’ordre intérieur, il est inséré un point a bis), rédigé comme suit : « a bis) En cas d’urgence motivée, les avis peuvent être soumis à l’approbation des membres par voie électronique. En cas de consensus, l’avis est alors mis, pour confirmation, à l’ordre du jour de la réunion du Comité qui suit son approbation par voie électronique. En cas de veto ou d’opposition manifeste d’un membre effectif ayant voix délibérative, le Président peut convoquer une réunion dans les 5 jours afin de mettre ce point à l’ordre du jour″. Art. 19. Dans le même Règlement d’ordre intérieur, il est inséré un article 23bis rédigé comme suit : a) Aussitôt après son approbation par le Comité général de gestion, un rapport est transmis par le président au membre de l’autorité fédérale qui l’a demandé. Il peut également être envoyé à d’autres membres du gouvernement et à d’autres instances compétentes. b) Les rapports sont publics aussitôt qu’ils ont été notifiés au Ministre qui a demandé le rapport. D’autres documents sont publics et le secrétaire peut les mettre à la disposition de tiers, dès qu’ils ont été approuvés par le Comité général de gestion. c) Le président et le secrétaire assurent, au nom du Comité général de gestion, la publicité des rapports ou des autres publications. » Art. 20. Dans la version néerlandaise de l’article 24 du même Règlement d’ordre intérieur, le mot ″gedachtenvorming″ est remplacé par le mot ″reflectie ″. Art. 21. Dans la version néerlandaise des articles 10, 19, d) du même Règlement d’ordre intérieur, le mot ″verslag″ est remplacé par le mot ″proces-verbaal″. Les modifications apportées à ce Règlement d’ordre intérieur ont été établies et approuvées par le Comité général de gestion lors de la séance du 6 octobre 2010. Vu pour être annexé à l’arrêté ministériel du 14 février 2011.

b) Een werkgroep bezorgt zijn ontwerp adviezen en ontwerp verslagen aan de voorzitter van het Algemeen Beheerscomité. De voorzitter van een werkgroep licht de ontwerpen in het Algemeen Beheerscomité toe. » Art. 16. In artikel 21, c) van hetzelfde Huishoudelijk reglement wordt het woord ″kwartaal″ vervangen door het woord ″semester″. Art. 17. Het opschrift van titel VII ″Adviezen″ wordt vervangen als volgt : ″Adviezen en verslagen″. Art. 18. In artikel 23 van hetzelfde Huishoudelijk reglement wordt een punt a bis ingevoegd, luidende : « a bis) In geval van een gemotiveerde hoogdringendheid kunnen de adviezen elektronisch ter goedkeuring aan de leden voorgelegd worden. In geval van consensus komt het advies ter bevestiging, op de agenda van de plenaire vergadering die volgt op de elektronische goedkeuring. In geval van veto of duidelijk verzet van een effectief stemgerechtigd lid, kan de voorzitter een vergadering beleggen binnen de 5 dagen om dit punt op de agenda te plaatsen. » Art. 19. In hetzelfde Huishoudelijk reglement wordt een artikel 23bis ingevoegd, luidende : a) Onmiddellijk nadat een verslag goedgekeurd is door het Algemeen Beheerscomité maakt de voorzitter het over aan een lid van de federale overheid die het gevraagd heeft. Het kan eveneens bezorgd worden aan andere leden van de regering of andere bevoegde instanties. b) De verslagen zijn openbaar van zodra ze meegedeeld zijn aan de Minister die het advies gevraagd heeft. De andere documenten zijn publiek en de secretaris kan ze ter beschikking stellen van derden, van zodra ze goedgekeurd zijn door het Algemeen Beheerscomité. c) De voorzitter en de secretaris verzekeren, in naam van het Algemeen Beheerscomité, de openbaarheid van de verslagen of andere publicaties. » Art. 20. In de Nederlandstalige versie van artikel 24 van hetzelfde Huishoudelijk reglement worden het woord ″gedachtenvorming″ vervangen door het woord ″reflectie″. Art. 21. In de Nederlandstalige versie van hetzelfde Huishoudelijk reglement wordt in de artikelen 10 en 19, d) het woord ″verslag″ vervangen door het woord ″proces-verbaal″. De wijzigingen aangebracht in dit Huishoudelijk reglement zijn vastgesteld en goedgekeurd door het Algemeen Beheerscomité tijdens de zitting van 6 oktober 2010. Gezien om gevoegd te worden bij het ministerieel besluit van 14 februari 2011.

La Ministre des Indépendants, Mme S. LARUELLE

De Minister van Zelfstandigen, Mevr. S. LARUELLE

* FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID


[C − 2011/22050]

N. 2011 — 643

[C − 2011/22050]

7 FEVRIER 2011. — Règlement modifiant le règlement du 28 juillet 2003 portant exécution de l’article 22, 11°, de la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994

7 FEBRUARI 2011. — Verordening tot wijziging van de verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van artikel 22, 11°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994

Le Comité de l’assurance du Service des soins de santé de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité,

Het Verzekeringscomité voor geneeskundige verzorging van de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering,

Vu la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, notamment l’article 22, 11°;

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 22, 11°;

Vu le règlement du 28 juillet 2003 portant exécution de l’article 22, 11°, de la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994, modifié en dernier lieu par le règlement du 29 novembre 2010;

Gelet op de verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van artikel 22, 11°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, laatstelijk gewijzigd bij de verordening van 29 november 2010;

14142


Après en avoir délibéré au cours de sa réunion du 7 février 2011,

Na erover te hebben beraadslaagd in zijn vergadering van 7 februari 2011, Besluit :

Arrête : er

Article 1 . Dans l’article 6 du règlement du 28 juillet 2003 portant exécution de l’article 22, 11°, de la loi relative à l’assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonné le 14 juillet 1994 le paragraphe 15 est remplacé par ce qui suit :

Artikel 1. In artikel 6 van de verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van artikel 22, 11° van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 wordt paragraaf 15 vervangen als volgt :

« § 15. Sur l’attestation de soins donnés ou sur l’attestation globale de soins donnés, les praticiens de l’art dentaire utiliseront la codification dentaire suivante :

« § 15. Op het getuigschrift voor verstrekte hulp of op het verzamelgetuigschrift voor verstrekte hulp moeten de tandheelkundigen de volgende tandcodering gebruiken :

a) pour les dents définitives Quart supérieur droit

a) voor de blijvende tanden Quart supérieur gauche

Rechter bovenste kwadrant

Linker bovenste kwadrant

(19), 18, 17, 16, 15, 14, 13, 12, 11

21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, (29)

(19), 18, 17, 16, 15, 14, 13, 12, 11

21, 22, 23, 24, 25, 26, 27, 28, (29)

(49), 48, 47, 46, 45, 44, 43, 42, 41

31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, (39)

(49), 48, 47, 46, 45, 44, 43, 42, 41

31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, (39)

Quart inférieur droit

Quart inférieur gauche

Rechter onderste kwadrant

Linker onderste kwadrant

b) pour les dents lactéales

b) voor de melktanden

Quart supérieur droit

Quart supérieur gauche

Rechter bovenste kwadrant

Linker bovenste kwadrant

(59), 55, 54, 53, 52, 51

61, 62, 63, 64, 65, (69)

(59), 55, 54, 53, 52, 51

61, 62, 63, 64, 65, (69)

(89), 85, 84, 83, 82, 81

71, 72, 73, 74, 75, (79)

(89), 85, 84, 83, 82, 81

71, 72, 73, 74, 75, (79)

Quart inférieur droit

Quart inférieur gauche

Rechter onderste kwadrant

Linker onderste kwadrant

Les droites et gauches auxquelles la codification se réfère sont celles du bénéficiaire. Les dents surnuméraires sont mentionnées à l’aide des codes dentaires indiqués entre parenthèses. Le même numéro peut être utilisé à maintes reprises pour plusieurs dents surnuméraires sur le même quadrant. »

De rechter- en de linkerkwadranten waarop de codering betrekking heeft, zijn die van de rechthebbende. De surnumeraire tanden worden vermeld aan de hand van de tandcodes die tussen haakjes zijn aangeduid. Voor meerdere surnumeraire tanden in hetzelfde kwadrant kan hetzelfde nummer meermaals gebruikt worden. »

Art. 2. Dans le même règlement, modifié en dernier lieu par le règlement du 29 novembre 2010, l’intitulé du chapitre IX est remplacé par ce qui suit : « Des conditions d’intervention de l’assurance pour protheses dentaires, pour traitement orthodontique, pour traitement preventif et pour parodontologie ».

Art. 2. In dezelfde verordening laatstelijk gewijzigd bij de verordening van 29 november 2010 wordt het opschrift van hoofdstuk IX vervangen als volgt : « Voorwaarden voor verzekeringstegemoetkoming voor tandprothese, orthodontische behandeling, preventieve behandeling en parodontologie ».

Art. 3. L’article 24 du même règlement, modifié en dernier lieu par le règlement du 29 novembre 2010 est complété par le paragraphe 3 rédigé comme suit :

Art. 3. Artikel 24 van dezelfde verordening, laatstelijk gewijzigd bij de verordening van 29 november 2010, wordt aangevuld met een paragraaf 3, luidende :

« § 3. La prestation 301372-301383, visé à l’article 5 de la nomenclature, implique l’établissement par le praticien de l’art dentaire d’un rapport standardisé. A cet effet le formulaire prévu à l’annexe 62bis ou un modèle équivalent à cet annexe est utilisé.

« § 3. De verstrekking 301372-301383 die in artikel 5 van de nomenclatuur werd opgenomen, impliceert het opmaken door de tandheelkundige van een gestandaardiseerd verslag. Hiertoe wordt het formulier voorzien in de bijlage 62bis of een model gelijkwaardig aan deze bijlage gebruikt.

Ce formulaire doit être conservé dans le dossier dentaire du patient et peut être réclamé pour consultation par le médecin-conseil. »

Dit formulier dient in het tandheelkundig dossier van de patiënt te worden bewaard en kan door de adviserend geneesheer worden opgevraagd. »

Art. 4. Dans le même règlement, il est inséré une annexe 62bis, qui est jointe en annexe au présent règlement.

Art. 4. In dezelfde verordening, wordt een bijlage 62bis ingevoegd die als bijlage is gevoegd bij deze verordening.

Art. 5. Le présent règlement entre en vigueur le 1er mars 2011.

Art. 5. Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2011.



Le Fonctionnaire dirigeant, H. DE RIDDER

Le Président, G. PERL

De Leidend Ambtenaar, H. DE RIDDER

De Voorzitter, G. PERL


14143

14144



14145

14146



14147

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

F. 2011 — 644 [C − 2011/09124] 10 FEVRIER 2011. — Arrêté royal modifiant le tableau des audiences des justices de paix annexé à l’arrêté royal du 10 août 2001 déterminant le nombre, les jours et la durée des audiences ordinaires des justices de paix et des tribunaux de police du Royaume

N. 2011 — 644 [C − 2011/09124] 10 FEBRUARI 2011. — Koninklijk besluit tot wijziging van de tabel van de zittingen van de vredegerechten gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 augustus 2001 tot vaststelling van het aantal, de dagen en de duur van de gewone zittingen van de vredegerechten en van de politierechtbanken van het Rijk

ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.

ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Vu le Code judiciaire, l’article 66, modifié par la loi du 15 juillet 1970;

Gelet op het Gerechtelijk Wetboek, artikel 66, gewijzigd bij de wet van 15 juli 1970;

Vu l’arrêté royal du 10 août 2001 déterminant le nombre, les jours et la durée des audiences ordinaires des justices de paix et des tribunaux de police du Royaume;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 augustus 2001 tot vaststelling van het aantal, de dagen en de duur van de gewone zittingen van de vredegerechten en van de politierechtbanken van het Rijk;

Vu l’avis du président du tribunal de première instance de Furnes du 5 janvier 2011, du procureur du Roi près le tribunal de première instance de Furnes du 17 décembre 2010, du juge de paix du canton de Furnes-Nieuport du 10 janvier 2011, du bâtonnier de l’ordre des avocats du Barreau de Furnes du 25 octobre 2010;

Gelet op de adviezen van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Veurne van 5 januari 2011, van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Veurne van 17 december 2010, van de vrederechter van het kanton Veurne-Nieuwpoort van 10 januari 2011, van de stafhouder van de orde der advocaten van de Balie te Veurne van 25 oktober 2010;

Sur la proposition du Ministre de la Justice,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Dans le tableau des audiences des justices de paix annexé à l’arrêté royal du 10 août 2001 déterminant le nombre, les jours et la durée des audiences ordinaires des justices de paix et des tribunaux de police du Royaume, la ligne relative au canton de Furnes-Nieuport, siège de Furnes, est remplacée par la ligne suivante : Veurne-Nieuwpoort Furnes-Nieuport

Veurne Furnes

Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er mai 2011.

Art. 3. Le Ministre qui a la Justice dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Donné a Bruxelles, le 10 février 2011.

Op de voordracht van de Minister van Justitie,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. De rij betreffende het kanton Veurne–Nieuwpoort, zetel Veurne, van de tabel met de zittingen van de vredegerechten gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 augustus 2001 tot vaststelling van het aantal, de dagen en de duur van de gewone zittingen van de vredegerechten en van de politierechtbanken van het Rijk, wordt vervangen als volgt : 1 per week 1 par semaine

Dinsdag om 9 u. 30 Mardi à 9 h 30

Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 1 mei 2011.

Art. 3. De Minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit. Gegeven te Brussel, 10 februari 2011.

ALBERT

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :

Le Ministre de la Justice, S. DE CLERCK

De Minister van Justitie, S. DE CLERCK

14148


GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID N. 2011 — 645 [C − 2011/35191] 4 FEBRUARI 2011. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, wat betreft de omkadering van leefeenheden met als doelgroep minderjarige personen met een handicap met ernstige gedrags- en emotionele stoornissen De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, artikel 8, 2°; Gelet op het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 3 februari 2011; Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1; Gelet op de dringende noodzakelijkheid; Overwegende dat dringend maatregelen genomen moeten worden om een oplossing te bieden voor de opvang van minderjarigen met ernstige gedrags- en emotionele stoornissen die nu binnen de gemeenschapsinstellingen opgevangen worden; Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. Aan artikel 14 van het ministerieel besluit van 24 april 1973 tot bepaling, wat betreft het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin, van de te volgen bijzondere regels voor de vaststelling van de toelagen per dag, toegekend voor het onderhoud en de behandeling van de gehandicapten, geplaatst ten laste van de openbare besturen, vervangen bij ministerieel besluit van 14 maart 1978, wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van het eerste lid, valt het bedrag, vermeld in bijlage II, tabel 1 Personeelsnormen voor inrichtingen die werken onder het internaatsstelsel, voetnoot (9), onder de toepassing van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, rekening houdend met het indexcijfer, vermeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van ’s lands concurrentievermogen. Het bedrag is verbonden aan de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2011. » Art. 2. In bijlage II bij hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 oktober 2010, tabel 1 Personeelsnormen voor inrichtingen die werken onder het internaatsstelsel, voetnoot (9), wordt tussen het eerste en het tweede lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « De verhoging met 1,75 personeelseenheden, vermeld in het eerste lid, kan, op verzoek van de voorziening, vervangen worden door een subsidie van 15.300 euro per jaar per bezette plaats. » Art. 3. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2011. Art. 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 4 februari 2011. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F. 2011 — 645 [C − 2011/35191] 4 FEVRIER 2011. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté ministériel du 24 avril 1973 déterminant, en ce qui concerne le Ministère de la Santé publique et de la Famille, les règles particulières à suivre pour fixer les subventions journalières allouées pour l’entretien et le traitement des handicapés placés à charge des pouvoirs publics, en ce qui concerne l’encadrement des unités de vie ayant pour groupe-cible les mineurs handicapés atteints de troubles comportementaux et émotionnels graves Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 7 mai 2004 portant création de l’agence autonomisée interne dotée de la personnalité juridique « Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap » (Agence flamande pour les Personnes handicapées), notamment l’article 8, 2°;

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Vu l’arrêté ministériel du 24 avril 1973 déterminant, en ce qui concerne le Ministère de la Santé publique et de la Famille, les règles particulières à suivre pour fixer les subventions journalières allouées pour l’entretien et le traitement des handicapés placés à charge des pouvoirs publics; Vu l’accord du Ministre flamand chargé du budget, donné le 3 février 2011; Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, notamment l’article 3, § 1er; Vu l’urgence; Attendu que des mesures urgentes s’imposent pour apporter une solution à l’accueil des mineurs atteints de troubles comportementaux et émotionnels graves, actuellement accueillis par les institutions communautaires; Sur la proposition du Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille; Après délibération, Arrête : Article 1er. A l’article du 14 de l’arrêté ministériel du 24 avril 1973 déterminant, en ce qui concerne le Ministère de la Santé publique et de la Famille, les règles particulières à suivre pour fixer les subventions journalières allouées pour l’entretien et le traitement des handicapés placés à charge des pouvoirs publics, remplacé par l’arrêté ministériel du 14 mars 1978, il est ajouté un alinéa deux, ainsi rédigé : « Par dérogation au premier alinéa, le montant visé à l’annexe II, tableau 1er Normes de personnel des établissements fonctionnant en régime d’internat, note (9), relève de la loi du 1er mars 1977 organisant un régime de liaison à l’indice des prix à la consommation du Royaume de certaines dépenses dans le secteur public, en tenant compte de l’indice, visé au chapitre II de l’arrêté royal du 24 décembre 1993 portant exécution de la loi du 6 janvier 1989 de sauvegarde de la compétitivité du pays. Le montant est lié à l’indice pivot applicable au 1er janvier 2011. » Art. 2. Dans l’annexe II au même arrêté, remplacé par l’arrêté du Gouvernement flamand du 8 octobre 2010, tableau 1er Normes de personnel des établissements fonctionnant en régime d’internat, note (9), il est inséré entre les premier et deuxième alinéas un alinéa ainsi rédigé : « La hausse de 1,75 unités de personnel, visée au premier alinéa, peut être remplacée à la demande de la structure par une subvention de 15.300 euros par an par place occupée. » Art. 3. Le présent arrêté entre en vigueur le 1er janvier 2011. Art. 4. Le Ministre flamand ayant dans ses attributions l’assistance aux personnes est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 4 février 2011. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, J. VANDEURZEN

* VLAAMSE OVERHEID N. 2011 — 646 [C − 2011/35192] 4 FEBRUARI 2011. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand De Vlaamse Regering, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen; Gelet op het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand, artikel 48, § 2, artikel 52; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 9 december 2010; Gelet op adviesnummer 49.102/3 van de Raad van State, gegeven op 11 januari 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. Artikel 66 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 januari 2009, wordt opgeheven. Art. 2. In artikel 67, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 juni 2010, worden de woorden « artikel 26nonies, tweede lid » opgeheven. Art. 3. Bijlage 6 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 januari 2009, wordt vervangen door de bijlage die bij dit besluit is gevoegd. Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2011. Art. 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 4 februari 2011. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

14149

14150

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand Bijlage 6 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand Bijlage 6. — Forfaitaire subsidie voor de voorzieningen categorie 8 en 9 Categorie 8 : Diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling De voorzieningen van categorie 8 ontvangen voor het geheel van hun werking een forfaitaire subsidie. De subsidie wordt berekend op basis van de te behandelen dossiers. Dat aantal wordt berekend op basis van het gemiddelde van het aantal te behandelen dossiers aangemeld in het derde en tweede jaar voorafgaand aan het betrokken jaar. Er is sprake van een dossier als voor herstelbemiddeling de aanmelding van de minderjarige gebeurt door de procureur des Konings, de jeugdrechter of de jeugdrechtbank. Voor herstelgericht groepsoverleg, gemeenschapsdienst en leerproject is er sprake van een dossier als de aanmelding van de minderjarige gebeurt door de jeugdrechter of jeugdrechtbank. De subsidie voor een voorziening categorie 8 bedraagt jaarlijks 302.620 euro. De subsidie wordt vermeerderd met een supplement van 5.917 euro voor elk jaar dat de gemiddelde anciënniteit van alle personeelsleden de basisanciënniteit van vijf jaar overschrijdt. Die anciënniteit wordt berekend op 1 januari van het betreffende jaar en afgerond op 1 decimaal. De subsidie wordt vermeerderd met 1.475 euro per bijkomend dossier gemeenschapsdienst, te tellen vanaf 40 dossiers gemeenschapsdienst, en per bijkomend dossier leerproject, te tellen vanaf 40 dossiers leerproject. Als het een leerproject van 40 uren betreft, wordt de subsidie vermeerderd met 2.950 euro per bijkomend dossier. Per bijkomend dossier herstelbemiddeling wordt de forfaitaire subsidie vermeerderd met 737,50 euro te tellen vanaf 80 dossiers herstelbemiddeling. Per bijkomend dossier herstelgericht groepsoverleg wordt de forfaitaire subsidie vermeerderd met 2.360 euro, te tellen vanaf 25 dossiers herstelgericht groepsoverleg. Per bijkomend dossier gemeenschapsdienst en leerproject wordt de subsidie vermeerderd met 29,30 euro voor elk jaar dat de gemiddelde anciënniteit van alle personeelsleden de basisanciënniteit van vijf jaar overschrijdt. Per bijkomend dossier herstelbemiddeling wordt de subsidie vermeerderd met 14,65 euro voor elk jaar dat de gemiddelde anciënniteit van alle personeelsleden de basisanciënniteit van vijf jaar overschrijdt. Per bijkomend dossier herstelgericht groepsoverleg wordt de subsidie vermeerderd met 46,80 euro voor elk jaar dat de gemiddelde anciënniteit van alle personeelsleden de basisanciënniteit van vijf jaar overschrijdt. De bovenvermelde bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex die van kracht was op 1 juni 2008. Categorie 9 : Diensten voor crisishulp aan huis De forfaitaire subsidie per erkende begeleiding bedraagt 6.024 euro voor 2009, en bedraagt 6.052 euro vanaf 2010. De forfaitaire subsidie wordt vermeerderd met 121 euro voor 2009, en met 122 euro vanaf 2010 voor elk jaar dat de gemiddelde anciënniteit van alle personeelsleden de basisanciënniteit van vijf jaar overschrijdt. De anciënniteit wordt berekend op 1 januari van het betreffende jaar en afgerond op 1 decimaal. De bovenvermelde bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex die van kracht was op 1 juni 2008. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand. Brussel, 4 februari 2011. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F. 2011 — 646 [C − 2011/35192] 4 FEVRIER 2011. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant diverses dispositions de l’arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 1994 relatif aux conditions d’agrément et aux normes de subventionnement des structures d’assistance spéciale à la jeunesse Le Gouvernement flamand, Vu l’article 20 de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles; Vu le décret du 7 mars 2008 relatif à l’assistance spéciale à la jeunesse, article 48, § 2, article 52; Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 1994 relatif aux conditions d’agrément et aux normes de subventionnement des structures d’assistance spéciale à la jeunesse; Vu l’accord du Ministre flamand chargé du budget, donné le 9 décembre 2010; Vu l’avis n° 49 102/3 du Conseil d’Etat, donné le 11 janvier 2011, en application de l’article 84, § 1er, alinéa premier, 1°, des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973; Sur la proposition du Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille; Après délibération, Arrête : Article 1er. L’article 66 de l’arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 1994 relatif aux conditions d’agrément et aux normes de subventionnement des structures d’assistance spéciale à la jeunesse, rétabli par l’arrêté du Gouvernement flamand du 16 janvier 2009, est abrogé.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. A l’article 67, alinéa deux, du même arrêté, inséré par l’arrêté du Gouvernement du 25 juin 2010, les mots « article 26nonies, alinéa deux » sont abrogés. Art. 3. L’annexe 6 du même arrêté, insérée par l’arrêté du Gouvernement flamand du 16 janvier 2009, est remplacée par l’annexe jointe au présent arrêté. Art. 4. Le présent arrêté produit ses effets à partir du 1er janvier 2011. Art. 5. Le Ministre flamand ayant l’assistance aux personnes dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 4 février 2011. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, J. VANDEURZEN

Annexe à l’arrêté du Gouvernement flamand du 4 février 2011 modifiant diverses dispositions de l’arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 1994 relatif aux conditions d’agrément et aux normes de subventionnement des structures d’assistance spéciale à la jeunesse Annexe 6 à l’arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 1994 relatif aux conditions d’agrément et aux normes de subventionnement des structures d’assistance spéciale à la jeunesse Annexe 6. — Subvention forfaitaire pour les structures des catégories 8 et 9 Catégorie 8 : Services de traitement restaurateur et constructif Les structures de la catégorie 8 reç oivent une subvention forfaitaire pour l’ensemble de leur fonctionnement. La subvention est calculée sur la base des dossiers à traiter. Ce nombre est calculé sur la base de la moyenne du nombre de dossiers à traiter, notifiés dans les deuxième et troisième années, précédant l’année concernée. Il est question d’un dossier si pour la médiation restauratrice la proposition du mineur est effectuée par le Procureur du Roi, le juge de la jeunesse ou le tribunal de la jeunesse. Pour la concertation restauratrice en groupe, les travaux d’intérêt général et le projet d’apprentissage, il est question d’un dossier si la proposition du mineur est effectuée par le juge de la jeunesse ou le tribunal de la jeunesse. La subvention pour une structure de la catégorie 8 s’élève annuellement à 302.620 euros. La subvention est majorée d’un supplément de 5.917 euros pour chaque année que l’ancienneté moyenne de tous les membres du personnel dépasse l’ancienneté initiale de cinq ans. Cette ancienneté est calculée au 1er janvier de l’année concernée et arrondie à une décimale. La subvention est majorée de 1.475 euro par dossier supplémentaire ’travaux d’intérêt général’, à partir de 40 dossiers ’travaux d’intérêt général’, et par dossier supplémentaire ’projet d’apprentissage’, à partir de 40 dossiers ’projet d’apprentissage’. Lorsqu’il s’agit d’un projet d’apprentissage de 40 heures, la subvention est majorée de 2.950 euros par dossier supplémentaire. Par dossier supplémentaire ’médiation restauratrice’, la subvention forfaitaire est majorée de 737,50 euros à partir de 80 dossiers ’médiation restauratrice’. Par dossier supplémentaire ’concertation restauratrice en groupe’, la subvention forfaitaire est majorée de 2.360 euros à partir de 25 dossiers ’concertation restauratrice en groupe’. Par dossier supplémentaire ’travaux d’intérêt général et projet d’apprentissage’ la subvention est majorée de 29,30 euros pour chaque année que l’ancienneté moyenne de tous les membres du personnel dépasse l’ancienneté initiale de cinq ans. Par dossier supplémentaire ’médiation restauratrice’ la subvention est majorée de 14,65 euros pour chaque année que l’ancienneté moyenne de tous les membres du personnel dépasse l’ancienneté initiale de cinq ans. Par dossier supplémentaire ’concertation restauratrice en groupe’ la subvention est majorée de 46,80 euros pour chaque année que l’ancienneté moyenne de tous les membres du personnel dépasse l’ancienneté initiale de cinq ans. Les montants susvisés sont liés à l’indice pivot en vigueur le 1er janvier 2008. Catégorie 9 : Services d’aide de crise à domicile La subvention forfaitaire par accompagnement agréé s’élève à 6.024 euros pour 2009 et à 6.052 euros à compter de 2010. La subvention forfaitaire est majorée de 121 euros pour 2009 et de 122 euros à compter de 2010 pour chaque année que l’ancienneté moyenne de tous les membres du personnel dépasse l’ancienneté initiale de cinq ans. L’ancienneté est calculée au 1er janvier de l’année concernée et arrondie à une décimale. Les montants susvisés sont liés à l’indice pivot en vigueur le 1er janvier 2008. Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement flamand du 4 février 2011 modifiant diverses dispositions de l’arrêté du Gouvernement flamand du 13 juillet 1994 relatif aux conditions d’agrément et aux normes de subventionnement des structures d’assistance spéciale à la jeunesse. Bruxelles, le 4 février 2011. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, J. VANDEURZEN

14151

14152

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID N. 2011 — 647 [C − 2011/35199] 4 FEBRUARI 2011. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 houdende de voorwaarden van de vaststelling, de uitbetaling en de terugvordering van de subsidies van de zorgkassen in het kader van de zorgverzekering De Vlaamse Regering, Gelet op artikel 17 van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering, gewijzigd bij de decreten van 18 mei 2001, 20 december 2002, 30 april 2004 en 24 juni 2005; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 houdende de voorwaarden van de vaststelling, de uitbetaling en de terugvordering van de subsidies van de zorgkassen in het kader van de zorgverzekering, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2010; Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 28 januari 2011; Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, artikel 3, § 1; Gelet op de dringende noodzakelijkheid; Overwegende dat gelet op de actuele zeer specifieke budgettaire situatie er binnen de Vlaamse Regering een akkoord is dat werkingssubsidies in 2011 enkel voor de looncomponent geïndexeerd worden; dat het akkoord voor de Vlaamse zorgverzekering alleen uitgevoerd kan worden na wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 houdende de voorwaarden van de vaststelling, de uitbetaling en de terugvordering van de subsidies van de zorgkassen in het kader van de zorgverzekering; Overwegende dat het Vlaams Zorgfonds verplicht is om voor de vijftiende dag van de eerste maand van elk kwartaal een voorschot op de subsidie voor werkingskosten aan de erkende zorgkassen te betalen; Overwegende dat zonder de dringende aanpassing van het huidige besluit de uitbetaling van de subsidies op de werkingkosten aan de zorgkassen in het gedrang komt, waardoor de normale werking van die zorgkassen verstoord wordt; Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. In artikel 8, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006 houdende de voorwaarden van de vaststelling, de uitbetaling en de terugvordering van de subsidies van de zorgkassen in het kader van de zorgverzekering, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2010, wordt het bedrag « 8.114.193 euro » vervangen door het bedrag « 8.191.050 euro ». Art. 2. In artikel 9, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2010, wordt het bedrag « 65.791 euro » vervangen door het bedrag « 66.414 euro ». Art. 3. Artikel 13 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 maart 2010, wordt vervangen door wat volgt : « Artikel 13. De bedragen, vermeld in artikel 8, eerste lid, en in artikel 9, eerste lid, worden, met ingang van het kalenderjaar 2012, ieder jaar op 1 januari aangepast aan de ontwikkeling van het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen van de maand april van het voorgaande jaar ten opzichte van het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen van de maand april in 2010. » Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2011. Art. 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 4 februari 2011. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE F. 2011 — 647 [C − 2011/35199] 4 FEVRIER 2011. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté du Gouvernement flamand du 1er septembre 2006 déterminant les conditions de fixation, de paiement et de recouvrement des subventions des caisses d’assurance soins dans le cadre de l’assurance soins Le Gouvernement flamand, Vu l’article 17 du décret du 30 mars 1999 portant organisation de l’assurance soins, modifié par les décrets des 18 mai 2001, 20 décembre 2002, 30 avril 2004 et 24 juin 2005; Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 1er septembre 2006 déterminant les conditions de fixation, de paiement et de recouvrement des subventions des caisses d’assurance soins dans le cadre de l’assurance soins, modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 mars 2010; Vu l’accord du Ministre flamand chargé du budget, donné le 28 janvier 2011; Vu les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, article 3, § 1er;

14153

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Vu l’urgence; Considérant que, vu l’actuelle situation budgétaire très spécifique, il existe un accord au sein du Gouvernement flamand pour n’indexer les subventions de fonctionnement que pour la seule composante des salaires; que l’accord pour l’assurance soins flamande ne peut être exécuté qu’après modification de l’arrêté du Gouvernement flamand du 1er septembre 2011 déterminant les conditions de fixation, de paiement et de recouvrement des subventions des caisses d’assurance soins dans le cadre de l’assurance soins; Considérant que le « Vlaams Zorgfonds » (Fonds flamand d’assurance soins) est obligé de payer aux caisses d’assurance soins agrées une avance sur la subvention pour frais de fonctionnement avant le quinzième jour du premier mois de chaque trimestre; Considérant qu’il importe d’adapter d’urgence l’actuel arrêté afin de garantir le paiement des subventions pour les frais de fonctionnement aux caisses d’assurance soins, en vue d’assurer le fonctionnement normal des caisses concernées; Sur la proposition du Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille; Après délibération, Arrête : Article 1er. Dans l’article 8, premier alinéa, de l’arrêté du Gouvernement flamand du 1er septembre 2006 établissant les conditions de la fixation, du paiement et du recouvrement des subventions allouées aux caisses d’assurance soins dans le cadre de l’assurance soins, modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 mars 2010, le montant de « 8.114.193 euros » est remplacé par le montant de « 8.191.050 euros ». Art. 2. A l’article 9, premier alinéa du même arrêté, modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 mars 2010, le montant de « 65.791 euros » est remplacé par le montant de « 66.414 euros ». Art. 3. L’article 13 du même arrêté, modifié par l’arrêté du Gouvernement flamand du 19 mars 2010, est remplacé par ce qui suit : « Article 13. Les montants, visés aux article 8, alinéa 1er, et 9, alinéa 1er, sont rattachés à partir de l’année calendaire 2012, chaque année le 1er janvier, à l’évolution de l’indice de santé des prix à la consommation du mois d’avril de l’année précédente par rapport à l’indice de santé des prix à la consommation du mois d’avril en 2010. » Art. 4. Le présent arrêté produit ses effets à partir du 1er janvier 2011. Art. 5. Le Ministre flamand ayant l’assistance aux personnes dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 4 février 2011. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand du Bien-être, de la Santé publique et de la Famille, J. VANDEURZEN

REGION DE BRUXELLES-CAPITALE — BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE F. 2011 — 648

[C − 2011/31105]

17 FEVRIER 2011. — Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale relatif à l’agrément des certificateurs qui établissent un certificat PEB ou un certificat PEB Bâtiment public

Le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale,

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST N. 2011 — 648

[C − 2011/31105]

17 FEBRUARI 2011. — Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de erkenning van de certificateurs voor het opstellen van een EPB-certificaat of een EPB-certificaat Openbaar gebouw De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

Vu l’article 20 de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles;

Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Vu l’article 8 de la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises;

Gelet op artikel 8 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen

Vu l’ordonnance du 7 juin 2007 relative à la performance énergétique et au climat intérieur des bâtiments, les articles 22, § 2, 1° en 2°, 22, § 3, 23bis et 24 modifiés par l’ordonnance du 14 mai 2009.

Gelet op de ordonnantie van 7 juni 2007 houdende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen, de artikelen 22, § 2, 1° en 2°, 22, § 3, 23bis en 24 gewijzigd door de ordonnantie van 14 mei 2009.

Vu l’avis du Conseil de l’Environnement pour la Région de Bruxelles-Capitale, donné le 13 septembre 2010;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 13 september 2010;

Vu l’avis du Conseil économique et social de la Région de BruxellesCapitale, donné le 21 septembre 2010;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gegeven op 21 september 2010;

Vu l’avis de l’Inspection des finances, donné le 29 juin 2010;

Gelet op het advies van de Inspectie Financiën, gegeven op 29 juni 2010;

Vu l’accord du Ministre du budget, donné le 8 juillet 2010;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 8 juli 2010;

14154


Vu l’avis 48.981/3 du Conseil d’Etat, donné le 21 décembre 2010 en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973; Sur la proposition de la Ministre de l’Environnement, de l’Energie, de la Rénovation urbaine et de l’Aide aux personnes; Après délibération, Arrête :

Gelet op het advies 48.981/3 van de Raad van State, gegeven op 21 december 2010 in toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; Op voorstel van de Minister voor Leefmilieu, Energie, Stadsvernieuwing en Bijstand aan Personen; Na beraadslaging, Besluit :

CHAPITRE Ier. — Définitions et objectif

HOOFDSTUK 1. — Definities en doelstelling

Article 1 . Pour l’application du présent arrêté, on entend par :

Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :

1° Ordonnance : l’ordonnance du 7 juin 2007 relative à la performance énergétique et au climat intérieur des bâtiments.

1° Ordonnantie : De ordonnantie van 7 juni 2007 houdende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen.

2° Agent : agent de l’Institut désigné conformément aux dispositions de l’article 4 de l’ordonnance du 25 mars 1999 relative à la recherche, la constatation, la poursuite et la répression des infractions en matière d’environnement.

2° Personeelslid : in overeenstemming met de bepalingen van artikel 4 van de ordonnantie van 25 maart 1999 betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de bestraffing van misdrijven inzake leefmilieu aangeduide personeelslid van het Instituut.

Art. 2. Le présent arrêté vise à agréer les certificateurs qui établissent les certificats PEB pour les habitations individuelles, les certificats PEB pour les unités tertiaires et les certificats PEB Bâtiment public. Pour chaque type de certificat PEB, le certificateur suit une formation spécifique reconnue.

Art. 2. Dit besluit beoogt de certificateurs voor het opstellen van de EPB-certificaten voor wooneenheden, de EPB-certificaten voor tertiaire eenheden en de EPB-certificaten Openbaar gebouw te erkennen. Voor elk type EPB-certificaat volgt de certificateur een erkende specifieke opleiding.

CHAPITRE 2. — Des certificateurs

HOOFDSTUK 2. — Over de certificateurs

er

re

Section 1 . — Agrément des certificateurs er

Afdeling 1. — Erkenning van de certificateurs

Art. 3. § 1 . L’agrément en tant que certificateur est octroyé aux personnes physiques remplissant les conditions suivantes :

Art. 3. § 1 De erkenning als certificateur wordt toegekend aan natuurlijke personen die aan de volgende voorwaarden voldoen :

1° être titulaire d’une attestation de formation valable, visée à l’article 4;

1° houder zijn van een geldig opleidingsgetuigschrift, bedoeld in artikel 4;

2° s’engager à respecter les obligations visées à l’article 6; 3° ne pas être privé de ses droits civils ou politiques;

2° zich ertoe verbinden de in artikel 6 bedoelde verplichtingen na te leven; 3° niet ontzet zijn uit hun burgerlijke of politieke rechten;

§ 2. L’agrément en tant que certificateur est octroyé aux personnes morales remplissant les conditions suivantes :

§ 2. De erkenning als certificateur wordt toegekend aan rechtspersonen die aan de volgende voorwaarden voldoen :

a) avoir été constituée en conformité avec la législation belge ou celle d’un autre Etat membre de l’Espace économique éuropéen;

a) Opgericht zijn overeenkomstig de Belgische wetgeving of de wetgeving van een andere Lidstaat van de Europese Economische Ruimte;

b) conformément à l’article 22, § 2, 1° de l’ordonnance, occuper à tout moment une personne physique agréée en tant que certificateur.

b) overeenkomstig artikel 22, § 2, 1° van de ordonnantie, op elk moment, een natuurlijke persoon tewerkstellen die erkend is als certificateur.

Art. 4. Une attestation de formation est valable si elle est délivrée après avoir suivi avec fruit la formation reconnue en vertu de l’article 15 et si elle date de moins de six mois au moment de l’introduction de la demande d’agrément.

Art. 4. Een opleidingsgetuigschrift is geldig voor zover het wordt afgeleverd na de krachtens artikel 15 erkende opleiding met succes gevolgd te hebben, en het op het ogenblik van het indienen van de erkenningsaanvraag minder dan zes maanden oud is.

Art. 5. § 1er. L’agrément est octroyé pour une période de cinq ans. Il peut être prolongé par périodes de cinq ans.

Art. 5. § 1. De erkenning wordt toegekend voor een periode van vijf jaar. De erkenning kan met periodes van vijf jaar worden verlengd.

§ 2. La demande de prolongation est adressée à l’Institut au plus tard trois mois avant l’échéance de l’agrément.

§ 2. De aanvraag tot verlenging dient uiterlijk drie maanden voor het verval van de erkenning gericht te worden aan het Instituut.

§ 3. Si une formation de recyclage reconnue en vertu de l’article 17 a été organisée au plus tard six mois avant l’échéance de l’agrément, la demande de prolongation est accompagnée de l’attestation de formation mise à jour après avoir suivi avec fruit ladite formation de recyclage reconnue.

§ 3 Indien een krachtens artikel 17 erkende bijscholing wordt georganiseerd ten laatste zes maanden voor het verval van de erkenning, wordt het geactualiseerde vormingsgetuigschrift bij de aanvraag gevoegd, nadat genoemde bijscholing met vrucht werd gevolgd.

Art. 6. Le certificateur exerce ses missions en respectant les obligations suivantes :

Art. 6. Bij de uitvoering van zijn opdrachten dient de certificateur de volgende verplichtingen na te leven :

1° Il utilise les formulaires mis à disposition par l’Institut et suit les règles dictées dans le protocole pour la réalisation des certificats PEB et des certificats PEB Bâtiment public; ce protocole est un manuel établi et mis à disposition par l’Institut fixant les lignes directrices à suivre par les certificateurs lors de leurs visites sur site;

1° Hij gebruikt de formulieren ter beschikking gesteld door het Instituut en volgt de in het protocol voorgeschreven regels met het oog op de opstelling van EPB-certificaten en EPB-certificaten Openbaar gebouw; dit protocol is een door het Instituut opgestelde en ter beschikking gestelde handleiding die de richtlijnen bepaalt die door de certificateurs bij hun plaatsbezoeken gevolgd moeten worden;

2° Il s’assure que les certificats PEB et les certificats PEB Bâtiment public ne contiennent aucune proposition commerciale concernant l’approvisionnement en énergie de l’habitation ou les mesures d’économie d’énergie recommandées. Les certificats sont établis de manière indépendante et objective et ne sont pas influencés par d’éventuels intérêts commerciaux;

2° Hij vergewist zich ervan dat de EPB-certificaten en de EPBcertificaten Openbaar gebouw geen enkel commercieel voorstel in verband met de energiebevoorrading van de woning of de aanbevolen energiebesparingsmaatregelen bevatten. De certificaten worden onafhankelijk en objectief opgesteld en worden niet beïnvloed door eventuele commerciële belangen;

3° Il exerce sa mission en toute indépendance. Il n’est pas autorisé à réaliser des certificats PEB sur lesquels ils disposent d’un droit réel ou personnel ou pour lesquels il intervient, à quelque titre que ce soit, dans le cadre d’une transaction immobilière, dans les conditions prévues à l’article 18, § 2 de l’ordonnance;

3° Hij oefent zijn opdracht volledig onafhankelijk uit. Hij wordt niet gemachtigd om EPB-certificaten op te maken waarop hij een zakelijk of persoonlijk recht heeft of waarvoor hij in welke hoedanigheid ook in het kader van een vastgoedtransactie tussenbeide komt, onder de voorwaarden bepaald onder artikel 18, § 2, van de ordonnantie;


14155

4° Il ne fait aucune publicité des renseignements ou des faits dont il prend connaissance dans l’accomplissement de sa mission et sur lesquels il a un devoir de discrétion;

4° Hij geeft geen ruchtbaarheid aan de informatie of feiten, waarvan hij kennisneemt bij de vervulling van zijn opdracht en ten aanzien waarvan hij een geheimhoudingsplicht heeft;

5° Il accepte le contrôle de qualité de ses prestations par les agents ou un organisme de contrôle désigné par l’Institut et apporte son concours dans les contrôles, enquêtes ou vérifications des certificats PEB et certificats PEB Bâtiment public délivrés;

5° Hij aanvaardt een controle van de kwaliteit van zijn prestaties door de personeelsleden of de kwaliteitscontrole-instelling aangeduid door het Instituut en verleent zijn medewerking bij controles, onderzoek of verificaties van afgeleverde EPB-certificaten en EPB-certificaten Openbaar gebouw;

6° Il suit la formation continue des certificateurs; 7° Il dispose des moyens techniques et informatiques appropriés pour remplir ses obligations; 8° Il informe l’Institut par écrit de ses nouvelles coordonnées;

6° hij zal de bijscholing voor certificateurs volgen; 7° Hij beschikt over de gepaste technische en informaticamiddelen om zijn verplichtingen na te komen; 8° Hij bezorgt het Instituut schriftelijk zijn nieuwe gegevens;

9° Il conserve pendant une durée de cinq ans, une copie des preuves demandées et des données récoltées pour tout Certificat PEB ou certificat PEB Bâtiment public délivré. Il transmet ces informations à l’Institut sur simple demande;

9° Gedurende een periode van vijf jaar bewaart hij een kopie van de gevraagde bewijsstukken en de ingezamelde gegevens voor elk afgeleverd EPB-certificaat of EPB-certificaat Openbaar gebouw. Hij maakt deze over aan het Instituut op eenvoudig verzoek;

10° Il remplit ses obligations imposées par la législation sociale et fiscale et communique à l’Institut le nom et le numéro d’entreprise de l’entreprise par laquelle il exerce son activité de certificateur avant la réalisation du premier acte pour lequel il est agréé;

10° Hij komt de verplichtingen na, die hem door de sociale en fiscale wetgeving opgelegd worden en deelt aan het Instituut de naam en het ondernemingsnummer van de onderneming namens dewelke hij zijn activiteit van certificateur uitoefent mee, voor de uitvoering van de eerste handeling waarvoor hij erkend is;

11° Il souscrit une assurance ″Responsabilité civile professionnelle″ envers les tiers pour les fautes ou négligences commises dans l’exercice de son activité de certificateur.

11° Hij sluit een verzekering « Beroepsaansprakelijkheid » ten aanzien van derden voor fouten of nalatigheden begaan bij de uitoefening van zijn activiteit van certificateur af.

12° Il transmet à la personne visée à l’article 18, § 4 de l’ordonnance l’original du certificat PEB et sur simple demande de cette personne, une copie du formulaire de collecte des données nécessaires à l’établissement du certificat.

12° Hij bezorgt de in artikel 18, § 4 van de ordonnantie bedoelde persoon het origineel van het EPB-certificaat, en op eenvoudig verzoek van deze persoon, een kopie van het formulier van inzameling van de nuttige gegevens verwerkt voor het opstellen van het EPB-certificaat.

Section 2. — De la procédure d’agrément

Afdeling 2. — Over de erkenningsprocedure

Art. 7. § 1 . La demande d’agrément est adressée à l’Institut en un exemplaire par envoi recommandé, ou par porteur au siège de l’Institut ou par voie électronique.

Art. 7. § 1. De aanvraag tot erkenning wordt in één exemplaar aan het Instituut gericht, hetzij aangetekend of per drager, hetzij elektronisch.

L’Institut délivre immédiatement une attestation de dépôt de la demande.

Het Instituut verstrekt onmiddellijk een ontvangstbewijs voor de indiening van de aanvraag.

er

§ 2. La demande comprend les éléments suivants :

§ 2. De aanvraag dient de volgende elementen te bevatten :

1° S’il s’agit d’une personne physique :

1° Indien het gaat om een natuurlijke persoon :

a) le formulaire de demande d’agrément dûment complété et signé, dont le modèle est mis à disposition par l’Institut.

a) het naar behoren ingevulde en ondertekende formulier voor aanvraag van erkenning, waarvan het model ter beschikking gesteld wordt door het Instituut.

b) une copie de l’ attestation de formation valable visée à l’article 4 sous réserve de l’application du paragraphe 3, 4° du présent article

b) Een kopie van het geldige opleidingsgetuigschrift bedoeld in artikel 4, onder voorbehoud van de toepassing van paragraaf 3, 4° van huidig artikel.

c) une copie de la preuve du paiement du droit de dossier visé à l’article 28 de l’ordonnance

c) Een kopie van het bewijs van betaling van de bij artikel 28 van de ordonnantie bedoelde dossierrechten;

d) un extrait du casier judiciaire

d) Een uittreksel uit het strafregister;

2° S’il s’agit d’une personne morale :

2° Indien het gaat om een rechtspersoon :

a) sa forme juridique, sa dénomination ou sa raison sociale, le numéro d’entreprise, son siège social et la qualité du signataire de la demande;

a) Zijn juridische vorm, zijn naam of handelsnaam, het ondernemingsnummer, zijn maatschappelijke zetel en de hoedanigheid van de ondertekenaar van de aanvraag;

b) une copie de la publication de ses statuts et du dernier acte de nomination des administrateurs, ou une copie de la demande de publication des statuts;

b) een kopie van de publicatie van de statuten van de rechtspersoon en van de laatste benoemingsaktes van de bestuurders, of een kopie van de aanvraag tot publicatie van de statuten;

c) une copie de la convention entre la personne morale et la personne physique agréée en tant que certificateur, mentionnant son numéro d’agrément;

c) Een kopie van de overeenkomst tussen de rechtspersoon en de natuurlijke persoon die erkend is als certificateur, die zijn erkenningsnummer vermeldt;

d) une copie de la preuve de paiement du droit de dossier visé à l’article 28 de l’ordonnance.

d) Een kopie van het bewijs van betaling van de bij artikel 28 van de ordonnantie bedoelde dossierrechten.

§ 3. Si la demande d’agrément est introduite par une personne physique qui est titulaire d’un titre équivalent délivré dans une autre région ou un autre Etat membre de l’Espace économique européen, la demande d’agrément comprend :

§ 3. Indien de aanvraag tot erkenning wordt ingediend door een natuurlijke persoon die houder is van een gelijkwaardige zijnde titel die in een ander gewest of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte afgeleverd werd, bevat de erkenningsaanvraag :

1° une copie du document relatif au titre délivré par les autorités compétentes de la région ou de l’Etat membre de l’Union européenne;

1° een kopie van het document houdende de titel afgeleverd door de bevoegde overheidsdiensten van het gewest of van de lidstaat van de Europese Unie;

2° si nécessaire, une traduction en langue franç aise ou néerlandaise du titre déjà obtenu;

2° indien nodig, een vertaling naar het Nederlands of het Frans van de reeds verkregen titel;

3° tout élément permettant au demandeur de démontrer que les conditions du titre déjà obtenu sont similaires à celles imposées à l’article 3;

3° elk element dat de aanvrager in staat stelt om aan te tonen dat de voorwaarden van de reeds ontvangen titel gelijkaardig zijn aan de voorwaarden opgelegd in artikel 3;

14156


4° une attestation selon laquelle le module réglementaire et le module d’évaluation dont le contenu est fixé à l’annexe 1re ont été suivis avec fruit;

4° een attest volgens hetwelk de reglementaire module en de evaluatiemodule waarvan de inhoud bepaald is in bijlage 1 met vrucht werden gevolgd;

5° une copie de la preuve du paiement du droit de dossier visé à l’article 28 de l’ordonnance.

5° Een kopie van het bewijs van betaling van de bij artikel 28 van de ordonnantie bedoelde dossierrechten.

Art. 8. § 1er. L’institut adresse au demandeur un accusé de réception du dossier déclaré complet ou incomplet dans les dix jours ouvrables de la réception de la demande d’agrément.

Art. 8. § 1. Het Instituut stuurt een ontvangstbewijs van het volledig of onvolledig verklaarde dossier naar de aanvrager op binnen de tien werkdagen na ontvangst van de aanvraag tot erkenning.

Si le dossier est incomplet, l’institut informe le demandeur des documents et renseignements manquants. Dans les dix jours ouvrables de la réception des documents manquants, elle lui adresse un accusé de réception du dossier déclaré complet ou incomplet.

Als het dossier onvolledig is, deelt het Instituut de aanvrager mee, welke documenten en inlichtingen nog ontbreken. Binnen de tien werkdagen na ontvangst van de ontbrekende documenten stuurt het Instituut een ontvangstbewijs van het volledig of onvolledig verklaarde dossier op.

L’accusé de réception du dossier déclaré complet ou incomplet indique les délais de traitement du dossier et les voies de recours contre la décision.

Het ontvangstbewijs van het volledig of onvolledig verklaarde dossier vermeldt de behandelingstermijnen van het dossier en de beroepsmiddelen tegen de beslissing.

§ 2. L’institut statue sur la demande d’agrément en tenant compte des éléments contenus dans le dossier déclaré complet. Il notifie sa décision au demandeur par lettre recommandée dans les trente jours ouvrables de la date d’envoi de l’accusé de réception du dossier déclaré complet.

§ 2. Het Instituut oordeelt over de aanvraag tot erkenning, rekening houdende met de elementen in het volledig verklaarde dossier. Het Instituut betekent zijn beslissing aan de aanvrager bij aangetekend schrijven binnen de dertig werkdagen na de datum van verzending van het ontvangstbewijs van het volledig verklaard dossier.

§ 3. A défaut de notification de la décision dans le délai prévu au § 2, le demandeur peut, par lettre recommandée, adresser un rappel à l’Institut.

§ 3. Bij gebrek aan betekening van de beslissing binnen de in § 2 voorziene termijn kan de aanvrager bij aangetekend schrijven een herinnering sturen aan het Instituut.

Si, à l’expiration d’un nouveau délai de quinze jours ouvrables prenant cours à la date du dépôt du recommandé contenant rappel, le demandeur n’a pas reç u de décision, la demande est réputée refusée.

Indien de aanvrager bij het verstrijken van een nieuwe termijn van vijftien werkdagen vanaf de neerlegging van de aangetekende zending houdende de herinnering geen beslissing heeft ontvangen, wordt de aanvraag geacht geweigerd te zijn.

Art. 9. § 1er. L’agrément est publié, par extrait au Moniteur belge et sur le portail en ligne de l’Institut.

Art. 9. § 1. De erkenning wordt bekendgemaakt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad en op de online portaalsite van het Instituut.

§ 2.Tous les actes établis dans le cadre de l’activité pour laquelle la personne est agréée mentionnent le numéro de l’agrément de la personne physique et, le cas échéant, le numéro de l’agrément de la personne morale.

§ 2. Alle aktes die in het kader van de activiteit waarvoor de persoon erkend werd, opgesteld worden, vermelden het erkenningnummer van de natuurlijke persoon en, in voorkomend geval, het erkenningnummer van de rechtspersoon.

Section 3. — De la suspension et du retrait de l’agrément

Afdeling 3 - Over de schorsing en de intrekking van de erkenning

er

Art. 10. § 1 . L’Institut peut suspendre l’agrément si le titulaire ne respecte pas ses obligations visées à l’article 6.

Art. 10. § 1 Het Instituut kan de erkenning schorsen als de houder zijn verplichtingen bedoeld onder artikel 6 niet nakomt.

§ 2. Si le titulaire de l’agrément ne remplit plus les conditions d’agrément visées au présent arrêté, il le signale à l’Institut et rétablit sa situation dans un délai de quinze jours.

§ 2. Indien de houder van de erkenning niet langer voldoet aan de in dit besluit beoogde erkenningvoorwaarden, dan moet hij dat aan het Instituut laten weten en zich in regel stellen binnen een termijn van vijftien dagen.

L’Institut peut suspendre l’agrément s’il constate que son titulaire ne répond plus aux conditions d’agrément

Het Instituut kan de erkenning schorsen, als het vaststelt dat de houder van de erkenning niet langer aan de erkenningvoorwaarden voldoet.

§ 3. Le titulaire de l’agrément ayant fait l’objet de deux suspensions peut se voir retirer l’agrément par l’Institut

§ 3. Van de houder van een erkenning die het voorwerp uitmaakte van twee schorsingen, kan het Instituut de erkenning intrekken.

Art. 11. § 1er. Toute décision de suspension est prise après avoir donné au titulaire de l’agrément la possibilité d’adresser ses observations, oralement ou par écrit.

Art. 11. § 1 Elke beslissing tot schorsing wordt genomen na de houder van de erkenning de mogelijkheid te hebben geboden om zijn opmerkingen mondeling of schriftelijk te bezorgen.

Toute décision de retrait est prise après avoir notifié au titulaire de l’agrément un avertissement au minimum, et après lui avoir donné la possibilité d’adresser ses observations, oralement ou par écrit.

Elke beslissing tot intrekking wordt genomen na betekening aan de houder van de erkenning van tenminste één waarschuwing en na hem de mogelijkheid te hebben geboden om zijn opmerkingen mondeling of schriftelijk te bezorgen.

§ 2 La décision de suspension ou de retrait est notifiée par lettre recommandée au titulaire de l’agrément. Elle est publiée, par extrait au Moniteur belge et sur le portail en ligne de l’Institut dès qu’une des deux conditions suivantes est remplie :

§ 2 Een beslissing tot schorsing of intrekking wordt bij aangetekend schrijven betekend aan de houder van de erkenning. Ze wordt bekendgemaakt bij uittreksel in het Belgisch staatsblad en op de online portaalsite van het Instituut, van zodra aan één van de volgende twee voorwaarden is voldaan :

1° le délai pour introduire le recours prévu à l’article 12 est expiré.

1° de termijn voor het instellen van het beroep voorzien in artikel 12 is verstreken.

2° la décision est confirmée ou réputée confirmée, après avoir fait l’objet du recours prévu à l’article 12.

2° de beslissing werd bevestigd of wordt geacht te zijn bevestigd, na het voorwerp te hebben uitgemaakt van het beroep voorzien in artikel 12.

§ 3. Dans le même délai, le titulaire de l’agrément dont l’agrément a été suspendu ou retiré notifie à ses clients en cours qu’il n’est plus agréé.

§ 3. Binnen dezelfde termijn dient de houder van de erkenning wiens erkenning werd geschorst of ingetrokken, aan zijn klanten kennis te geven dat hij niet langer erkend is.

Section 4. — De la procédure de recours

Afdeling 4. — Over de beroepprocedure

er

Art. 12. § 1 . En exécution de l’article 24 de l’ordonnance, toute personne qui s’est vue refuser, suspendre, retirer l’agrément ou qui n’a pas obtenu de décision dans le délai visé à l’article 8, § 3 peut introduire un recours auprès du Collège d’environnement.

Art. 12. § 1. In uitvoering van artikel 24 van de ordonnantie kan elke persoon aan wie de erkenning geweigerd werd, wiens erkenning geschorst of ingetrokken werd of die geen beslissing ontving binnen de bij artikel 8, § 3 beoogde termijn, hiertegen beroep aantekenen bij het Milieucollege.


14157

§ 2. Le délai de recours de trente jours court à dater de la notification de la décision visée à l’article 8, § 2 ou à l’article 11, § 2, ou de l’expiration du délai visé à l’article 8, § 3.

§ 2. De beroepstermijn van dertig dagen begint te lopen vanaf de kennisgeving van de in artikel 8, § 2 of in artikel 11, § 2 beoogde beslissing of het verstrijken van de bij artikel 8, § 3 beoogde termijn.

§ 3. Dans les cinq jours à dater de la réception du recours, le Collège d’environnement adresse une copie de celui-ci à l’Institut.

§ 3. Binnen de vijf dagen vanaf de ontvangst van het beroep stuurt het Milieucollege een kopie ervan naar het Instituut.

§ 4.L’Institut transmet au Collège d’environnement une copie du dossier dans les dix jours de la réception de la copie du recours.

§ 4. Binnen de tien dagen vanaf de ontvangst van de kopie van het beroep stuurt het Instituut een kopie van het dossier naar het Milieucollege.

§ 5. Le requérant ou son conseil, ainsi que l’Institut ou son délégué sont, à leur demande, entendus par le Collège d’environnement. Lorsqu’une partie demande à être entendue, les autres parties sont invitées à comparaître.

§ 5. De indiener of zijn raadsman, evenals het Instituut of zijn afgevaardigde worden, op hun verzoek, door het Milieucollege gehoord. Wanneer een partij vraagt om gehoord te worden, worden de andere partijen uitgenodigd om te verschijnen.

CHAPITRE 3. — Du système de contrôle de qualité

HOOFDSTUK 3. — Over het systeem van kwaliteitscontrole

Art. 13. La désignation par l’Institut en tant qu’organisme de contrôle de qualité est octroyée aux personnes remplissant la condition suivante :

Art. 13. De aanwijzing door het Instituut als kwaliteitscontroleinstelling wordt toegekend aan personen die aan de volgende voorwaarde voldoen :

Avoir désigné en son sein des personnes physiques qui sont titulaires de l’attestation de formation visée à l’article 4 et qui disposent d’une expérience pratique dans le domaine de la performance énergétique des bâtiments.

Natuurlijke personen in zijn midden hebben aangeduid die houder zijn van het bij artikel 4 beoogde geldige opleidingsgetuigschrift en die beschikken over een praktijkervaring op het vlak van de energieprestatie van gebouwen.

Art. 14. § 1er. L’organisme de contrôle de qualité exécute les missions suivantes sur demande de l’Institut :

Art. 14. § 1. De kwaliteitscontrole-instelling voert op verzoek van het Instituut de volgende opdrachten uit :

1°le contrôle des obligations prévues à l’article 6;

1° De controle van de verplichtingen voorzien in artikel 6;

2° l’établissement de rapports sur les contrôles de qualité effectués, avec envoi de ceux-ci à l’Institut.

2° De opstelling van rapporten over de uitgevoerde kwaliteitscontroles en de verzending ervan naar het Instituut.

§ 2. S’il résulte du contrôle visé au § 1er, 1° que le certificateur n’a pas respecté ses obligations, et que ce manquement requiert un nouveau contrôle en présence des parties concernées, les frais occasionnés par ce nouveau contrôle seront à charge du certificateur pris en défaut.

§ 2. Mocht uit de bij § 1, 1° beoogde controle blijken dat de certificateur zijn verplichtingen niet is nagekomen en dat deze tekortkoming een nieuwe controle in aanwezigheid van de betrokken partijen noodzakelijk maakt, zullen de kosten voor deze nieuwe controle voor rekening van de in gebreke gebleven certificateur zijn.

§ 3. Les résultats du contrôle visé au § 1er, 1° peuvent être utilisés par l’Institut pour suspendre ou retirer l’agrément.

§ 3. De resultaten van de controle bedoeld onder § 1, 1° kunnen door het Instituut worden gebruikt om de erkenning op te schorten of in te trekken.

CHAPITRE 4. — De la reconnaissance des formations pour certificateurs

HOOFDSTUK 4. — De erkenning van de opleidingen voor certificateurs

Art. 15. § 1er. La reconnaissance d’une formation pour certificateur est octroyée aux formations qui répondent aux conditions suivantes :

Art. 15. § 1. De erkenning van een opleiding voor certificateur wordt toegekend aan de opleidingen die aan de volgende voorwaarden voldoen :

1° la formation contient plusieurs modules : réglementaire, théorique, pratique et d’évaluation dont le contenu minimal est défini à l’annexe 1re;

1° De opleiding omvat verschillende modules : reglementaire, theoretische, praktische en een evaluatie waarvan de minimale inhoud in bijlage 1 wordt bepaald.

2°. La formation est dispensée dans une infrastructure adaptée à l’organisation de la formation;

2° De opleiding wordt gegeven in een geschikte infrastructuur voor de organisatie van de opleiding.

3° La formation est dispensée par des formateurs qui disposent d’une expérience pratique dans le domaine de la performance énergétique des bâtiments.

3° De opleiding wordt verstrekt door opleiders die beschikken over een praktische ervaring op het vlak van de energieprestatie van gebouwen.

§ 2 Tout organisme de formation dont la formation est reconnue par l’Institut est habilité à délivrer l’attestation de formation valable.

§ 2. Iedere opleidingsinstelling waarvan de opleiding door het Instituut is erkend is gemachtigd een geldig opleidingsgetuigschrift uit te reiken.

§ 3. L’Institut informe le cas échéant les organismes de formation des formations équivalentes dispensées dans une autre région ou un autre Etat membre, et les autorise à dispenser d’un ou plusieurs modules, à l’exception du module réglementaire et du module d’évaluation, toute personne physique qui fournit une preuve de participation à ladite formation équivalente.

§ 3. Het Instituut informeert desgevallend de opleidingsinstellingen over de vrijgestelde gelijkwaardige opleidingen in een ander gewest of een andere lidstaat, en geeft hen de toestemming om elke natuurlijke persoon die een bewijs van deelname aan de voornoemde gelijkwaardige opleiding voorlegt, vrij te stellen van een of meerdere modules, met uitzondering van de reglementaire module en de evaluatiemodule.

Art. 16. § 1er. La demande de reconnaissance de la formation pour certificateur est adressée à l’Institut en un exemplaire par envoi recommandé, ou par porteur au siège de l’Institut ou par voie électronique et contient au moins les données reprises dans le formulaire conforme au modèle de l’annexe 2 accompagnées des documents mentionnés dans cette annexe.

Art. 16. § 1 De aanvraag tot erkenning van de opleiding voor certificateur wordt in één exemplaar aangetekend of bij koerier naar de zetel van het Instituut of elektronisch tot het Instituut gericht. De aanvraag bevat minstens de gegevens opgenomen in het formulier dat overeenkomt met het model in bijlage 2 en wordt vergezeld van de documenten vermeld in deze bijlage.

L’Institut délivre immédiatement une attestation de dépôt de la demande.

Het Instituut bezorgt onmiddellijk een ontvangstbewijs voor de indiening van de aanvraag.

§ 2 La demande de reconnaissance est instruite selon la procédure décrite aux articles 8 et 9.

§ 2. De aanvraag tot erkenning zal in overeenstemming met de in de artikelen 8 en 9 beschreven procedure onderzocht worden.

Art. 17. La formation de recyclage est reconnue par l’Institut si son contenu fait l’objet d’une proposition qui a obtenu un avis favorable de la part de l’Institut dans un délai de dix jours ouvrables après la réception de la proposition. L’absence d’avis dans le délai prévu équivaut à un avis favorable.

Art. 17. De bijscholing wordt door het Instituut erkend, als de inhoud ervan het voorwerp uitmaakt van een voorstel dat een gunstig advies van het Instituut ontving binnen een termijn van tien werkdagen na ontvangst van het voorstel. Mocht een dergelijk advies binnen de voorziene termijn uitblijven, mag dit als gelijkwaardig aan een gunstig advies worden beschouwd.

14158


Art. 18. L’organisme dont la formation est reconnue respecte les obligations suivantes :

Art. 18. De instelling waarvan de opleiding erkend wordt, komt de volgende verplichtingen na :

1° Il communique à l’Institut les dates de formation au moins quinze jours ouvrables à l’avance. L’Institut a libre accès aux formations;

1° ze deelt aan het Instituut de opleidingsdata mee, minstens vijftien werkdagen op voorhand. Het Instituut heeft vrije toegang tot de opleidingen;

2° Il transmet annuellement à l’Institut un rapport d’activités dans lequel il décrit et évalue les formations reconnues organisées, liste les attestations de formation délivrées, et déclare que la formation remplit toujours les conditions de reconnaissance;

2° ze bezorgt het Instituut jaarlijks een activiteitenrapport waarin ze de georganiseerde erkende opleidingen beschrijft en evalueert, een lijst van de afgeleverde opleidingsgetuigschriften opneemt en verklaart dat de opleiding nog steeds de erkenningsvoorwaarden vervult;

3° Il transmet les supports pédagogiques de la formation à la demande de l’Institut;

3° op vraag van het Instituut bezorgt ze het pedagogische ondersteuningsmateriaal van de opleiding;

4° Il met à jour le contenu des supports pédagogiques suivant les instructions de l’Institut;

4° ze werkt volgens de aanwijzingen van het Instituut de inhoud van het pedagogische ondersteuningsmateriaal bij;

5° Il organise une formation de recyclage sur base des instructions de l’Institut visées au 4°;

5° op basis van de aanwijzingen van het Instituut bedoeld onder 4° organiseert ze een bijscholing;

6° Il communique à l’Institut toute modification relative à une donnée figurant dans le dossier de reconnaissance.

6° ze deelt aan het Instituut elke wijziging mee betreffende elk gegeven aanwezig in het erkenningsdossier.

Art. 19. L’Institut peut décider de suspendre ou retirer la reconnaissance en respectant la procédure visée à l’article 11 :

Art. 19. Het Instituut kan mits naleving van de procedure bedoeld in artikel 11 beslissen om de erkenning op te schorten of in te trekken :

1° si les conditions de reconnaissance ne sont plus remplies ou;

1° als niet langer voldaan wordt aan de erkenningsvoorwaarden of;

2° si l’organisme dont la formation est reconnue ne remplit pas ses obligations visées à l’article 18.

2° als de instelling waarvan de opleiding erkend werd haar verplichtingen bedoeld in artikel 18 niet nakomt.

Art. 20. Les dispositions relatives à la procédure de recours prévues à l’article 12 s’appliquent au présent chapitre.

Art. 20. De bepalingen met betrekking tot de beroepsprocedure voorzien in artikel 12 zijn van toepassing op huidig hoofdstuk.

CHAPITRE V. — Dispositions transitoire et finales

HOOFDSTUK V. — Overgangs- en slotbepalingen

Art. 21. Les formations pour certificateurs organisées par l’Institut et conformes au contenu de l’annexe 1re sont reconnues.

Art. 21. De opleidingen voor certificateurs die door het Instituut georganiseerd worden overeenkomstig de inhoud van bijlage 1 zijn erkend.

Art. 22. Le Ministre de la Région de Bruxelles-Capitale qui a l’Energie dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Art. 22. De Minister van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die het Energiebeleid tot zijn bevoegdheden telt is belast met de uitvoering van dit besluit.

Bruxelles, 17 février 2011.


Le Ministre Président du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale, Ch. PICQUE

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE

La Ministre de l’Environnement, de l’Energie, de la Rénovation urbaine et de l’Aide aux personnes, Mme E. HUYTEBROECK

De Minister voor Leefmilieu, Energie, Stadsvernieuwing en Bijstand aan Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

Annexe 1re. — Contenu minimal des formations en vue de l’agrément des certificateurs Formation pour certificat PEB habitation individuelle

Formation pour certificat PEB unités tertiaires

Module réglementaire

Ordonnance PEB et ses arrêtés d’exécution concernant les certificats PEB pour les habitations individuelles, unités tertiaires, bâtiments publics Code du logement bruxellois Contrôle des certificats PEB

Ordonnance PEB et ses arrêtés d’exécution concernant les certificats PEB pour les habitations individuelles, unités tertiaires, bâtiments publics Responsabilités, assurances Contrôle des certificats PEB

Module théorique

Notions de base de physique du bâtiment L’isolation thermique et les particularités des quatre éléments constructifs (mur, toit, sol, fenêtre) Notions de base sur les équipements techniques et en particulier sur les installations de production de chaleur et la ventilation Méthodologie de certification : - méthode de calcul

Notions de base de physique du bâtiment L’isolation thermique et les particularités des quatre éléments constructifs (mur, toit, sol, fenêtre) Notions de base sur les équipements techniques et en particulier sur les installations de production de chaleur, la ventilation et l’éclairage Méthodologie de certification : - méthode de calcul

Module pratique

Utilisation du logiciel de calcul mis à disposition par l’Institut : exercices sur l’utilisation du logiciel Méthodologie de certification : - procédure de certification - protocole - recommandations

Utilisation du logiciel de calcul mis à disposition par l’Institut : exercices sur l’utilisation du logiciel Méthodologie de certification : - procédure de certification - protocole - recommandations Réalisation de certificats PEB sur site et débriefing

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Formation pour certificat PEB habitation individuelle Module d’évaluation

Epreuve théorique démontrant les connaissances nécessaires concernant : - la réglementation bruxelloise - les bâtiments, les systèmes constructifs, les équipements techniques, les matériaux et produits de construction; - l’utilisation des règles déterminant le volume protégé; - le métré d’éléments du bâtiment. Epreuve pratique : mise en situation de certification du candidat et vérification de la capacité d’établir un certificat de performance énergétique au moyen du logiciel fourni et en suivant les règles édictées dans le protocole.

Formation pour certificat PEB unités tertiaires Epreuve théorique et pratique

Formation pour certificat PEB Bâtiment public Module réglementaire

Aperç u général de l’ordonnance PEB Contenu réglementaire de l’ordonnance en matière de certification Arrêté Certificat PEB Bâtiment public Contrôle des certificats PEB

Module théorique

Notions de base de la physique du bâtiment et de la comptabilité énergétique Méthode de calcul : présentation et explications des données à collecter et de la manière dont elles sont prises en compte Principes URE et recommandations

Module pratique

Présentation du logiciel de calcul Visite sur site et analyse de cas pratique avec encodage des données et visualisation du certificat

Module d’évaluation

Epreuve théorique démontrant les connaissances nécessaires concernant : - la réglementation bruxelloise - les bâtiments, les systèmes constructifs, les équipements techniques, les matériaux et produits de construction; - le métré d’éléments du bâtiment. Epreuve pratique : mise en situation de certification du candidat et vérification de la capacité d’établir un certificat de performance énergétique au moyen du logiciel fourni et en suivant les règles édictées dans le protocole.

Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 17 février 2011 relatif à l’agrément des certificateurs qui établissent un certificat PEB ou un certificat PEB Bâtiment public. Le Ministre-Président du Gouvernement bruxellois, Ch. PICQUE La Ministre de l’Environnement, de l’Energie, de la Rénovation urbaine et de l’Aide aux personnes, Mme E. HUYTEBROECK

Annexe 2. — Modèle de demande de reconnaissance de formation pour certificateur Demande de reconnaissance d’une formation pour certificateurs établissant des certificats PEB pour : V Habitations individuelles V Unités tertiaires V Bâtiments publics Comment envoyer ce formulaire ? Envoyez ce formulaire à l’adresse ci-dessous : Institut Bruxellois pour la Gestion de l’environnement – Bruxelles Environnement Département Technologie et outils PEB Gulledelle 100 1200 Bruxelles Mail : [email protected] Renseignements administratifs sur l’organisme de formation 1. Complétez ci-dessous les renseignements sur l’organisme de formation. Dénomination officielle de l’organisme de formation : .......................................................................................................................................................................................................... Rue et numéro............................................................................................................................................................................... Code postal/Commune .............................................................................................................................................................. Numéro de téléphone ................................................................................................................................................................. Numéro de fax ............................................................................................................................................................................. Adresse e-mail ............................................................................................................................................................................. Site Internet .................................................................................................................................................................................. Nom et prénom du directeur .................................................................................................................................................... Nom et prénom du responsable de la formation ..................................................................................................................

14159

14160

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 2. Joignez au formulaire toutes les pièces justificatives suivantes. - une copie de la publication des statuts de la personne morale et du dernier acte de nomination des administrateurs, ou une copie de la demande de publication des statuts; - la liste nominative des administrateurs, gérants ou personnes pouvant engager la personne morale pour laquelle la demande de reconnaissance est introduite; - les reconnaissances éventuellement octroyées par les autorités compétentes d’une autre région ou à l’étranger. Infrastructure Une note décrivant l’infrastructure technique en vue de l’organisation de la formation : elle mentionne notamment : V La localisation des formations; V Un descriptif des locaux et équipements; V Le type de support pédagogique. Formateurs V La liste des formateurs avec leurs nom, prénom, titres, diplômes et attestations de formation; V Le curriculum vitae des formateurs; V Une copie des diplômes, titres et attestations de formation des formateurs; Encadrement pédagogique Une note désignant les personnes responsables et compétentes pour les activités de contrôle qualité de la formation et qui décrit les moyens mis en œuvre pour assurer la qualité pédagogique et scientifique de la formation ainsi que le mode d’évaluation de sa qualité. Programme de formation Programme détaillé des matières dispensées pour un cycle de formation type (contenant au minimum les 4 modules) sous forme de tableau reprenant : V les intitulés de cours; V le nombre d’heures y consacrées; V le nom du (des) formateur(s) correspondant; Contenu des matières V L’intégralité des supports pédagogiques reprenant le contenu des matières dispensées dans les différents modules. V Une description du module d’évaluation (évaluation écrite ou orale, liste représentative de questions, jury,…). Organisation pratique des formations V Le projet de calendrier des cycles de formations pour une année type; V Le nombre maximum de participants admis par cycle de formation; V Le régime linguistique par cycle de formation; V Le droit d’inscription à la formation Admission des candidats V Une description des éventuels critères d’admission des candidats à la formation. V Une déclaration qui indique si l’organisme de formation à l’intention ou non d’accorder une dispense du module technique aux candidats qui la demandent, suivant les modalités décrites à l’article 15, § 3 du présent arrêté. Délivrance de l’attestation aux candidats Vu que l’attestation de formation est délivrée après avoir suivi avec fruit une formation reconnue conformément à l’article 4 du présent arrêté : V Une description des critères de suivi avec fruit de la formation. V Le critère relatif au module d’évaluation comprend : V Les critères de réussite du module dévaluation. Les modalités de rattrapage éventuels en cas d’échec. Signature Je certifie que les renseignements sur ce formulaire sont exacts. Lieu Date (jj/mm/aaaa) Signature Nom/prénom ............................................................................................................................................................................... Qualité ........................................................................................................................................................................................... Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 17 février 2011 relatif à l’agrément des certificateurs qui établissent un certificat PEB ou un certificat PEB Bâtiment public. Le Ministre-Président du Gouvernement bruxellois, Ch. PICQUE La Ministre de l’Environnement, de l’Energie, de la Rénovation urbaine et de l’Aide aux personnes, Mme E. HUYTEBROECK


14161

Bijlage 1. — Minimum inhoud van de opleidingen met het oog op de erkenning van de certificateur

Opleiding voor EPB-certificaat van wooneenheden

Opleiding voor EPB-certificaat van tertiaire eenheden

Reglementaire module

EPB-ordonnantie en haar uitvoeringsbesluiten betreffende de EPB-certificaten voor wooneenheden, tertiaire eenheden en openbare gebouwen Brusselse huisvestingscode Controle van de EPB-certificaten

EPB-ordonnantie en haar uitvoeringsbesluiten betreffende de EPB-certificaten voor wooneenheden, tertiaire eenheden en openbare gebouwen Aansprakelijkheden, verzekeringen Controle van de EPB-certificaten

Theoretische module

Basiskennis van bouwfysische aspecten van het gebouw. De thermische isolatie en de specifieke eigenschappen van de vier bouwelementen (muren, dak, vloeren, ramen) Basiskennis over de technische uitrusting en in het bijzonder over ventilatie en de warmteproductieinstallaties Certificatiemethodologie : - berekeningsmethode

Basiskennis van bouwfysische aspecten van het gebouw. De thermische isolatie en de specifieke eigenschappen van de vier bouwelementen (muren, dak, vloeren, ramen) Basiskennis over de technische uitrusting en in het bijzonder over ventilatie, verlichting en de warmteproductie-installaties Certificatiemethodologie : - berekeningsmethode

Praktische module

Gebruik van de berekeningssoftware die het Instituut ter beschikking stelt Certificatiemethodologie : - certificatieprocedure - protocol - aanbevelingen

Gebruik van de berekeningssoftware die het Instituut ter beschikking stelt Certificatiemethodologie : - certificatieprocedure - protocol - aanbevelingen Ter plaatse opstellen van EPB-certificaten en debriefing

Evaluatiemodule

Technische proef die de noodzakelijke kennis aantoont aangaande : - de Brusselse regelgeving – de gebouwen, de bouwsystemen, de technische uitrusting, de bouwmaterialen en -producten; - het gebruik van de regels die het beschermde volume bepalen; - de opmetingsstaat van elementen van het gebouw. Praktische proef : simulatie van een certificering van de kandidaat en nagaan van de bekwaamheid om een certificaat voor energieprestatie op te stellen aan de hand van de geleverde software en in navolging van de regels uitgevaardigd in het protocol.

Theoretische en praktische proef

Opleiding voor EPB-certificaat Openbaar gebouw Reglementaire module

Algemeen overzicht van de EPB-ordonnantie Reglementaire inhoud van de ordonnantie inzake certificatie Besluit EPB-certificaat Openbaar gebouw Controle van de EPB-certificaten

Theoretische module

Basiskennis van bouwfysische aspecten van het gebouw en de energieboekhouding Berekeningsmethode : voorstelling en uitleg van de in te zamelen gegevens en de manier waarop ze verrekend worden REG-principes en aanbevelingen

Praktische module

Voorstelling van de berekeningssoftware Bezoek ter plaatse en analyse van een praktijkgeval met ingeven van de gegevens en visualisering van het certificaat

Evaluatiemodule

Technische proef die de noodzakelijke kennis aantoont aangaande : - de Brusselse regelgeving – de gebouwen, de bouwsystemen, de technische uitrusting, de bouwmaterialen en -producten; - de opmetingsstaat van elementen van het gebouw. Praktische proef : simulatie van een certificering van de kandidaat en nagaan van de bekwaamheid om een certificaat voor energieprestatie op te stellen aan de hand van de geleverde software en in navolging van de regels uitgevaardigd in het protocol.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 februari 2011 betreffende de erkenning van de certificateurs voor het opstellen van een EPB-certificaat of een EPB-certificaat Openbaar gebouw. De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister voor Leefmilieu, Energie, Stadsvernieuwing en Bijstand aan Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

14162

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 2. — Model van aanvraag tot erkenning van een opleiding voor certificateurs Aanvraag tot erkenning van een opleiding voor : - Residentieel certificateur - Tertiaire certificateur - Certificateur voor Openbaar gebouw Hoe moet dit formulier opgestuurd worden ? Stuur dit formulier op naar het volgende adres : Brussels Instituut voor Milieubeheer – Leefmilieu Brussel Departement EPB Gulledelle 100 1200 Brussel Mail : [email protected] Administratieve gegevens over de opleidingsinstelling 1. Gelieve onderstaande gegevens voor de opleidingsinstelling in te vullen. Officiële naam van de opleidingsinstelling : ................................................................................... Straat en nummer ................................................................................... Postcode/gemeente ..................................................................................................................................................................... Telefoonnummer .......................................................................................................................................................................... Faxnummer ................................................................................................................................................................................... E-mailadres ................................................................................................................................................................................... Website .......................................................................................................................................................................................... Naam en voornaam van de directeur ..................................................................................................................................... Naam en voornaam van de opleidingsverantwoordelijke .................................................................................................. 2. Gelieve aan het formulier alle volgende bewijsstukken toe te voegen. V Een kopie van de publicatie van de statuten van de rechtspersoon en van de laatste benoemingsakten van de bestuurders, of een kopie van de aanvraag tot publicatie van de statuten; V De lijst met de namen van de bestuurders, zaakvoerders of personen die de rechtspersoon, waarvoor de erkenningsaanvraag wordt ingediend, kunnen verbinden; V de erkenningen die eventueel door de bevoegde overheidsdiensten van een ander gewest of in het buitenland toegekend werden. Infrastructuur Een nota die de technische infrastructuur met het oog op de organisatie van de opleiding beschrijft : deze dient meer bepaald de volgende zaken te vermelden : V De locatie waar de opleidingen zullen plaatsvinden; V Een beschrijving van de lokalen en de voorzieningen; V Het type van pedagogische ondersteuning. Lesgevers V De lijst van de lesgevers met hun naam, voornaam, titel, diploma’s en opleidingsgetuigschriften; V Het curriculum vitae van de lesgevers; V Een kopie van de diploma’s, titels en opleidingsgetuigschriften van de lesgevers; Pedagogische omkadering Een nota die de personen aanduidt, die verantwoordelijk en bevoegd zijn voor de kwaliteitscontroleactiviteiten met betrekking tot de opleiding en die de middelen beschrijft, die gebruikt worden om de pedagogische en wetenschappelijke kwaliteit van de opleiding te verzekeren, alsook de wijze waarop de kwaliteit ervan beoordeeld wordt. Opleidingsprogramma Gedetailleerd programma van de gegeven stof voor een standaard opleidingscyclus (die ten minste de 4 modules dient te omvatten) in de vorm van een tabel die de volgende zaken vermeldt : V De titels van de cursussen; V Het aantal uren dat eraan besteed wordt; V De naam van de respectieve lesgever(s) ; Inhoud van de stof V Alle pedagogische ondersteuningsmaterialen met de inhoud van de stof die in de verschillende modules vervat zit. V Een beschrijving van de evaluatiemodule (schriftelijke of mondelinge evaluatie, representatieve vragenlijst, jury,…). Praktische organisatie van de opleidingen V Het ontwerp van kalender van de opleidingscycli voor een standaardjaar; V Het maximum toegelaten aantal deelnemers per opleidingscyclus; V Het taalstelsel per opleidingscyclus; V Het inschrijvingsrecht voor de opleiding.

14163

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Toelaten van de kandidaten V Een beschrijving van de eventuele toelatingscriteria voor de cursisten. V Een verklaring die aangeeft of het organisme al dan niet de bedoeling heeft een vrijstelling voor de technische module te verlenen aan de kandidaten die dat vragen, volgens de bepalingen zoals die vervat zitten in artikel 15, § 3 van dit besluit. Afleveren van het attest aan de kandidaten Gezien het opleidingsgetuigschrift na een erkende opleiding met succes te hebben gevolgd wordt afgeleverd overeenkomstig artikel 4 van dit besluit : V Een beschrijving van het criterium « een opleiding met succes te hebben gevolgd ». Het criterium betreffende de evaluatiemodule bevat : V De slaagcriteria van de evaluatiemodule, V De voorwaarden voor de eventuele inhaallessen, Handtekening Ik verklaar dat de in dit formulier gegeven informatie correct is. Plaats Datum (dd/mm/jjjj) Handtekening Naam/voornaam ......................................................................................................................................................................... Hoedanigheid ............................................................................................................................................................................... Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 februari 2011 betreffende de erkenning van de certificateurs voor het opstellen van een EPB-certificaat of een EPB-certificaat Openbaar gebouw. De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister voor Leefmilieu, Energie, Stadsvernieuwing en Bijstand aan Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

* MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE F. 2011 — 649

[C − 2011/31104]

17 FEVRIER 2011. — Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale relatif au certificat PEB établi par un certificateur pour les habitations individuelles Le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale,


[C − 2011/31104]

17 FEBRUARI 2011. — Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het door een certificateur opgestelde EPBcertificaat voor wooneenheden De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

Vu l’ordonnance du 7 juin 2007 relative à la performance énergétique et au climat intérieur des bâtiments, l’article 5, § 1er, l’article 17, §§ 3 et 4, modifié par l’ordonnance du 14 mai 2009, l’article 18, § 5, l’article 25, § 2, inséré par l’ordonnance du 14 mai 2009, et l’article 41;

Gelet op de ordonnantie van 7 juni 2007 houdende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen, artikel 5, § 1, artikel 17, §§ 3 en 4, gewijzigd bij de ordonnantie van 14 mei 2009, artikel 18, § 5, artikel 25, § 2, ingevoegd bij de ordonnantie van 14 mei 2009, en artikel 41;








Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 juni 2010;

Vu l’avis 48.979/3 du Conseil d’Etat, donné le 21 décembre 2010 en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973;

Gelet op het advies 48.979/3 van de Raad van State, gegeven op 21 december 2010 in toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Sur la proposition de la Ministre de l’Environnement, de l’Energie, de la Rénovation urbaine et de l’Aide aux personnes;

Op voorstel van de Minister van Leefmilieu, Energie, Stadsvernieuwing en Bijstand aan Personen;

14164


Après délibération, Arrête :

Na beraadslaging, Besluit :

CHAPITRE 1er. — Dispositions générales

HOOFDSTUK 1. — Algemene bepalingen

Article 1er. Pour l’application du présent arrêté, on entend par :


1° Ordonnance : l’ordonnance du 7 juin 2007 relative à la performance énergétique et au climat intérieur des bâtiments;

1° Ordonnantie : de ordonnantie van 7 juni 2007 houdende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen;

2° Demandeur : personne visée à l’article 18, § 4 de l’ordonnance;

2° Aanvrager : de persoon bedoeld in artikel 18, § 4 van de ordonnantie;

3° Certificateur Résidentiel : certificateur agréé en vertu de l’article 22, in fine de l’ordonnance, pour établir le certificat PEB pour les habitations individuelles;

3° Residentieel certificateur : erkend certificateur krachtens artikel 22 in fine van de ordonnantie om het EPB-certificaat voor wooneenheden op te stellen;

4° Habitation individuelle : habitation individuelle telle que définie à l’annexe 1re de l’arrêté du Gouvernement de la Région de BruxellesCapitale du 21 décembre 2007 déterminant des exigences en matière de performance énergétique et de climat intérieur des bâtiments;

4° Wooneenheid : wooneenheid zoals bedoeld in bijlage 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen;

5° Logiciel : application informatique mise à disposition par l’Institut et qui traite, conformément à la méthode de calcul de la performance énergétique des habitations individuelles, les données nécessaires à l’établissement du certificat PEB dont le modèle est repris à l’annexe 1re;

5° Software : computertoepassing die ter beschikking wordt gesteld door het Instituut en die, overeenkomstig de berekeningsmethode, van de energieprestatie van de wooneenheden, de nuttige gegevens verwerkt voor het opstellen van het EPB-certificaat waarvan het model in bijlage 1 wordt vastgesteld;

6° Protocole : manuel mis à disposition par l’Institut, fixant les lignes directrices à suivre par les certificateurs Résidentiel lors de leurs visites sur site;

6° Protocol : door het Instituut ter beschikking gestelde handleiding die de richtlijnen bepaalt, die door de Residentiële certificateurs bij hun plaatsbezoeken gevolgd moeten worden;

7° Informations complémentaires au bénéfice des certificateurs : informations présentes dans les attestations de réception et les rapports de diagnostic visés respectivement aux chapitres III et V de l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 3 juin 2010 relatif aux exigences PEB applicables aux systèmes de chauffage pour le bâtiment lors de leur installation et pendant leur exploitation;

7° Aanvullende informatie ten behoeve van de certificateurs : Inlichtingen vervat in de opleveringsattesten en diagnoseverslagen respectievelijk bedoeld in de hoofdstukken III en V van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 juni 2010 betreffende de voor de verwarmingssystemen van gebouwen geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbatingsperiode;

8° Caractéristiques énergétiques : caractéristiques internes et externes d’une habitation individuelle qui influencent la performance énergétique.

8° Energiekenmerken : de inwendige en uitwendige kenmerken van een wooneenheid die een invloed hebben op de energieprestatie.

CHAPITRE 2. — De l’établissement du certificat PEB

HOOFDSTUK 2. — Over de opstelling van het EPB-certificaat

Art. 2. La forme et le contenu du certificat PEB sont fixés conformément au modèle repris à l’annexe 1re du présent arrêté.

Art. 2. De vorm en de inhoud van het EPB-certificaat worden vastgesteld overeenkomstig het model opgenomen als bijlage 1 bij dit besluit.

Sur le certificat PEB, la performance énergétique est exprimée en classes énergétiques, telles que fixées à l’annexe 2 du présent arrêté.

In het EPB-certificaat wordt de energieprestatie uitgedrukt in energetische klassen zoals vastgesteld in bijlage 2 bij dit besluit.

Art. 3. § 1er. Le certificat PEB est établi par le certificateur Résidentiel au moyen du logiciel.

Art. 3. § 1. Het EPB-certificaat wordt door de Residentiële certificateur met behulp van de software opgesteld.

§ 2. Pour la collecte des données nécessaires à l’établissement du certificat PEB et leur introduction dans le logiciel, ainsi que pour la production du certificat PEB, le certificateur Résidentiel applique le protocole.

§ 2. Voor de inzameling van de nuttige gegevens verwerkt voor het opstellen van het EPB-certificaat en hun invoer in de software alsook voor de productie van het EPB-certificaat past de Residentiële certificateur het protocol toe.

Par données nécessaires à l’établissement du certificat PEB, on entend les caractéristiques énergétiques de l’habitation individuelle, à l’exception des installations techniques suivantes :

Onder nuttige gegevens verwerkt voor het opstellen van het EPB-certificaat wordt er verstaan de energiekenmerken van de wooneenheid met uitzondering van de volgende technische installaties :

— les systèmes d’éclairage;

— de verlichtingssystemen;

— les systèmes fixes permettant de transporter des personnes ou des charges d’un étage à l’autre du bâtiment.

— de vaste systemen voor het vervoeren van personen of lasten van de ene verdieping naar de andere in het gebouw.

§ 3. Un certificat PEB est établi pour chaque habitation individuelle. Les locaux adjacents ayant une affectation visée aux points 1.2 à 1.10 de l’annexe 1re de l’arrêté du Gouvernement de la Région de BruxellesCapitale du 21 décembre 2007 déterminant des exigences en matière de performance énergétique et de climat intérieur des bâtiments, sont inclus dans le certificat PEB pour autant que leur superficie totale soit inférieure à septante-cinq mètres carrés et à celle de l’habitation individuelle.

§ 3. Het EPB-certificaat wordt opgesteld voor elke wooneenheid. De aangrenzende lokalen die een bestemming hebben zoals wordt bedoeld onder punt 1.2 tot 1.10 van bijlage 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen, en waarvan de oppervlakte kleiner is dan vijfenzeventig vierkante meter en dan die van de wooneenheid, worden in het EPB-certificaat in aanmerking genomen.

§ 4. Le certificateur Résidentiel utilise les informations complémentaires au bénéfice des certificateurs quand elles sont présentes.

§ 4. De Residentiële certificateur gebruikt de aanvullende informatie ten behoeve van de certificateurs wanneer die aanwezig is.

§ 5. Le certificat PEB est délivré au demandeur par le certificateur Résidentiel dans les dix jours ouvrables de sa visite sur site.

§ 5. Binnen een periode van tien werkdagen na het plaatsbezoek wordt het EPB-certificaat door de Residentiële certificateur aan de aanvrager afgeleverd.


14165

Art. 4. La certification d’une habitation individuelle peut être établie sur la base de l’évaluation d’une habitation individuelle représentative située dans le même bâtiment ou dans le même ensemble et disposant des mêmes caractéristiques énergétiques.

Art. 4. De certificatie van een wooneenheid kan worden opgesteld op basis van de evaluatie van een andere representatieve wooneenheid gelegen in hetzelfde gebouw of in hetzelfde geheel, en dat dezelfde energiekenmerken bezit.

La Ministre peut déterminer les modalités d’application du présent article.

De minister kan de regels voor de toepassing van dit artikel bepalen.

Art. 5. § 1er. Le certificat PEB est valide pour autant qu’aucune modification des caractéristiques énergétiques de l’habitation individuelle ne soit survenue après la visite sur site du certificateur Résidentiel et pour autant qu’il n’ait pas été révoqué.

Art. 5. § 1. Het EPB-certificaat is geldig op voorwaarde dat geen enkele wijziging werd aangebracht aan de energiekenmerken van de wooneenheid na het bezoek van de Residentiële certificateur aan de site, en op voorwaarde dat het niet werd herroepen.

§ 2. Le certificat PEB est révoqué par l’Institut lorsqu’ il est constaté que le certificat PEB n’a pas été établi conformément au présent arrêté.

§ 2. Het EPB-certificaat wordt herroepen door het Instituut wanneer wordt vastgesteld dat het EPB-certificaat niet overeenkomstig het voorliggende besluit opgesteld werd.

Les résultats du contrôle de qualité organisé en vertu de l’article 23bis de l’ordonnance peuvent être utilisés par l’Institut pour révoquer le certificat PEB.

De resultaten van de krachtens artikel 23bis van de Ordonnantie georganiseerde kwaliteitscontrole kunnen door het Instituut worden gebruikt om het EPB-certificaat te herroepen.

§ 3. En cas de révocation d’un de ses certificats PEB, le certificateur Résidentiel fournit à ses frais, à l’adresse de l’habitation individuelle sous réserve de l’accès à celle-ci consenti par l’occupant, un certificat PEB dans les trente jours à dater de la révocation.

§ 3. In geval van herroeping van een van zijn EPB-certificaten, stelt de Residentiële certificateur binnen de dertig dagen te tellen van de herroeping op zijn kosten een EPB-certificaat op en bezorgt dit aan het adres van de wooneenheid, onder voorbehoud dat de inwoner instemt met de toegang tot de wooneenheid.

CHAPITRE 3. — Publicité

HOOFDSTUK 3. — Bekendmaking

Art. 6. § 1er. Les informations relatives au certificat PEB qui figurent dans la publicité sont la classe énergétique et les émissions annuelles de CO2 de l’habitation individuelle, reprises du certificat PEB.

Art. 6. § 1. De informatie betreffende het EPB-certificaat die vermeld wordt in de bekendmaking is de energetische klasse en de jaarlijkse CO2-uitstoot van de wooneenheid, die uit het EPB-certificaat worden overgenomen.

§ 2. Les informations relatives au certificat PEB qui figurent dans l’acte de la transaction visé à l’article 18, § 2 de l’ordonnance sont les suivantes :

§ 2. De informatie betreffende het EPB-certificaat die vermeld wordt in de akte van de transactie bedoeld in artikel 18, § 2 van de ordonnantie, is de volgende :

1° les informations visées au paragraphe 1er;

1° de in paragraaf 1 bedoelde informatie;

2° la déclaration selon laquelle les parties à la transaction ont chacune reç u copie du certificat PEB valide;

2° de verklaring volgens dewelke de partijen die betrokken zijn bij de transactie, elk een kopie van het geldige EPB-certificaat hebben ontvangen;

3° en cas de vente, la déclaration selon laquelle l’acquéreur a reç u l’original du certificat PEB.

3° in geval van verkoop, de verklaring volgens dewelke de koper het origineel van het EPB-certificaat heeft ontvangen.

Art. 7. § 1er. En cas de vente, si le notaire constate à l’établissement de l’acte authentique qu’aucun certificat PEB valide n’est disponible, il en informe l’Institut dans les quinze jours ouvrables de la signature de l’acte authentique.

Art. 7. § 1. Indien de notaris in geval van verkoop bij het opmaken van de authentieke akte vaststelt dat geen enkel geldig EPB-certificaat beschikbaar is, brengt hij het Instituut daarvan op de hoogte binnen de vijftien werkdagen volgend op de ondertekening van de authentieke akte.

§ 2. En cas de vente publique, le certificat PEB est annexé au cahier des charges.

§ 2. In het geval van een openbare verkoop wordt het EPB-certificaat bij het bestek gevoegd.

CHAPITRE 4. — Dispositions finales

HOOFDSTUK 4. — Slotbepalingen

Art. 8. Le présent arrêté et les articles 18, §§ 2, 4 et 5 et 25 de l’ordonnance entrent en vigueur le 1er mai 2011 pour les mises en vente des habitations individuelles et le 1er novembre 2011 pour les autres types de transactions visés à l’article 18, § 2 de l’ordonnance.

Art. 8. Dit besluit en de artikelen 18, §§ 2, 4 en 5 en 25 van de ordonnantie treden in werking op 1 mei 2011 voor het te koop stellen van wooneenheden, en op 1 november 2011 voor de andere transacties bedoeld in artikel 18, § 2 van de ordonnantie.

Art. 9. Le Ministre qui a l’Energie dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Art. 9. De Minister die het Energiebeleid tot zijn bevoegdheden telt is belast met de uitvoering van dit besluit.






De Minister van Leefmilieu, Energie, Stadsvernieuwing en Bijstand aan Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

14166

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe 1re. — Modèle de certificat PEB


14167

14168


Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 17 février 2011 relatif au certificat PEB établi par un certificateur pour les habitations individuelles. Le Ministre-Président du Gouvernement bruxellois, Ch. PICQUE La Ministre de l’Environnement, de l’Energie, de la Rénovation urbaine et de l’Aide aux personnes, Mme E. HUYTEBROECK

14169

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe 2. — Classes énergétiques La quantité d’énergie consommée par l’habitation individuelle est exprimée en kWh d’énergie primaire (kWhEP) par mètre carré, au moyen des facteurs standards de conversion visés à l’article 4 de l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 21.12.2007 déterminant des exigences en matière de performance énergétique et de climat intérieur des bâtiments. kWhEP/m2/an

Classe énergétique A+ A

de

1

kWhEP/m2/an <

0

à

17

A-

de

18

à

34

B+

de

35

à

52

B

de

53

à

69

B-

de

70

à

87

C+

de

88

à

104

C

de

105

à

122

C-

de

123

à

139

D+

de

140

à

156

D

de

157

à

174

D-

de

175

à

191

E+

de

192

à

208

E

de

209

à

226

E-

de

227

à

243

F

de

244

à

295

G

>

295

Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 17 février 2011 relatif au certificat PEB établi par un certificateur pour les habitations individuelles. Le Ministre-Président du Gouvernement bruxellois, Ch. PICQUE La Ministre de l’Environnement, de l’Energie, de la Rénovation urbaine et de l’Aide aux personnes, Mme E. HUYTEBROECK

14170

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 1. — Model van het EPB-certificaat


14171

14172


Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 februari 2011 betreffende het door een certificateur opgestelde EPB-certificaat voor wooneenheden. De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister voor Leefmilieu, Energie, Stadsvernieuwing en Bijstand aan Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

14173

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 2. — Energetische klassen De hoeveelheid energie die de woning verbruikt, wordt uitgedrukt in kWu aan primaire energie (kwuPE) per vierkante meter aan de hand van de standaard omzettingsfactoren bedoeld in artikel 4 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen. kWuPE/m2/jaar

Energetische klasse

kWuPE/m2/jaar <

0

A

van

1

tot

17

A+ A-

van

18

tot

34

B+

van

35

tot

52

B

van

53

tot

69

B-

van

70

tot

87

C+

van

88

tot

104

C

van

105

tot

122

C-

van

123

tot

139

D+

van

140

tot

156

D

van

157

tot

174

D-

van

175

tot

191

E+

van

192

tot

208

E

van

209

tot

226

E-

van

227

tot

243

F

van

244

tot

295

G

>

295

Gezien om te woden gevoegd bij het besluit van van Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 februari 2011 betreffende het door een certificateur opgestelvan EPB-certificaat voor wooneenheden. De Minister-Voorzitter van van Brusselse Hoofdstevanlijke Regering, Ch. PICQUE De Minister voor Leefmilieu, Energie, Stadsvernieuwing en Bijstand aan Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

* MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE F. 2011 — 650

[C − 2011/31106]

17 FEVRIER 2011. — Arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale relatif au certificat PEB établi par un certificateur pour les unités tertiaires Le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale,


[C − 2011/31106]

17 FEBRUARI 2011. — Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende het door een certificateur opgestelde EPBcertificaat voor de tertiaire eenheden De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

Vu l’ordonnance du 7 juin 2007 relative à la performance énergétique et au climat intérieur des bâtiments, l’article 5, § 1er, l’article 17, §§ 3 et 4, modifié par l’ordonnance du 14 mai 2009, l’article 18, § 5, l’article 25, § 2, inséré par l’ordonnance du 14 mai 2009, et l’article 41;

Gelet op de ordonnantie van 7 juni 2007 houdende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen, artikel 5, § 1, artikel 17, §§ 3 en 4, gewijzigd bij de ordonnantie van 14 mei 2009, artikel 18, § 5, artikel 25, § 2, ingevoegd bij de ordonnantie van 14 mei 2009, en artikel 41;








Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 juni 2010;

Vu l’avis 48.980/3 du Conseil d’Etat, donné le 21 décembre 2010 en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973;

Gelet op het advies 48.980/3 van de Raad van State, gegeven op 21 december 2010 in toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

14174


Sur la proposition de la Ministre de l’Environnement, de l’Energie, de la Rénovation urbaine et de l’Aide aux personnes; Après délibération,

Op voorstel van de Minister van Leefmilieu, Energie, Stadsvernieuwing en Bijstand aan Personen; Na beraadslaging,

Arrête :

Besluit : er

CHAPITRE 1 . — Dispositions générales

HOOFDSTUK 1. — Algemene bepalingen

Article 1er. Pour l’application du présent arrêté, on entend par :


1. Ordonnance : l’ordonnance du 7 juin 2007 relative à la performance énergétique et au climat intérieur des bâtiments.

1. Ordonnantie : de ordonnantie van 7 juni 2007 houdende de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen.

2° Demandeur : personne visée à l’article 18, § 4 de l’ordonnance.

2° Aanvrager : de persoon bedoeld in artikel 18, § 4 van de ordonnantie.

3° Certificateur Tertiaire : certificateur agréé pour établir le certificat PEB pour les unités tertiaires;

3° Tertiaire certificateur : certificateur die erkend is voor het opstellen van het EPB-certificaat voor tertiaire eenheden;

4° Unité tertiaire : ensemble de locaux adjacents se trouvant dans le même bâtiment et ayant une ou plusieurs affectations, à l’exception des habitations individuelles, telles que définies à l’annexe 1re de l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 21 décembre 2007 déterminant des exigences en matière de performance énergétique et de climat intérieur des bâtiments;

4° Tertiaire eenheid : alle aangrenzende lokalen die in hetzelfde gebouw gelegen zijn en die één of meerdere bestemmingen hebben, met uitzondering van de wooneenheden zoals gedefinieerd onder bijlage 1 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen;

5° Logiciel : application informatique mise à disposition par l’Institut et qui traite, conformément à la méthode de calcul de la performance énergétique des unités tertiaires, les données nécessaires à l’établissement du certificat PEB dont le modèle est repris à l’annexe 1re;

5° Software : computertoepassing die ter beschikking wordt gesteld door het Instituut en die, overeenkomstig de berekeningsmethode van de energieprestatie van de tertiaire eenheden, de nuttige gegevens verwerkt voor het opstellen van het EPB-certificaat waarvan het model in bijlage 1 wordt vastgesteld;

6° Protocole : manuel établi et mis à disposition par l’Institut, fixant les lignes directrices à suivre par les certificateurs Tertiaires lors de leurs visites sur site;

6° Protocol : door het Instituut opgestelde en ter beschikking gestelde handleiding die de richtlijnen bepaalt, die door de Tertiaire certificateurs bij hun plaatsbezoeken gevolgd moeten worden;

7° Informations complémentaires au bénéfice des certificateurs : informations présentes dans les attestations de réception et les rapports de diagnostic visés respectivement aux chapitres III et V de l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 3 juin 2010 relatif aux exigences PEB applicables aux systèmes de chauffage pour le bâtiment lors de leur installation et pendant leur exploitation;

7° Aanvullende informatie ten behoeve van de certificateurs : inlichtingen vervat in de opleveringsattesten en diagnoseverslagen respectievelijk bedoeld in de hoofdstukken III en V van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 juni 2010 betreffende de voor de verwarmingssystemen van gebouwen geldende EPB-eisen bij hun installatie en tijdens hun uitbatingsperiode;

8° Caractéristiques énergétiques : caractéristiques internes et externes d’une unité tertiaire qui influencent la performance énergétique.

8° Energiekenmerken : de inwendige en uitwendige kenmerken van een tertiaire eenheid die een invloed hebben op de energieprestatie.

CHAPITRE 2. — De l’établissement du certificat PEB

HOOFDSTUK 2. — Over de opstelling van het EPB-certificaat

Art. 2. La forme et le contenu du certificat PEB sont fixés conformément au modèle repris à l’annexe 1re du présent arrêté.

Art. 2. De vorm en de inhoud van het EPB-certificaat worden vastgesteld overeenkomstig het model opgenomen als bijlage 1 bij dit besluit.

Dans le certificat PEB, la performance énergétique est exprimée en classes énergétiques, telles que fixées à l’annexe 2 du présent arrêté.

In het EPB-certificaat wordt de energieprestatie uitgedrukt in energetische klassen zoals vastgesteld in bijlage 2 bij dit besluit.

Art. 3. § 1er. Le certificat PEB est établi par le certificateur Tertiaire au moyen du logiciel.

Art. 3. § 1. Het EPB-certificaat wordt door de Tertiaire certificateur opgesteld met behulp van de software.

§ 2. Pour la collecte des données nécessaires à l’établissement du certificat PEB et leur introduction dans le logiciel, ainsi que pour la production du certificat PEB, le certificateur Tertiaire applique le protocole.

§ 2. Voor de inzameling van de nuttige gegevens verwerkt voor het opstellen van het EPB-certificaat en hun invoer in de door het Instituut ter beschikking gestelde software, alsook voor de productie van het EPB-certificaat, past de Tertiaire certificateur het protocol toe.

Par données nécessaires à l’établissement du certificat PEB, on entend les caractéristiques énergétiques de l’unité tertiaire à l’exception de l’installation technique suivante : les systèmes fixes permettant de transporter des personnes ou des charges d’un étage à l’autre du bâtiment.

Onder nuttige gegevens verwerkt voor het opstellen van het EPB-certificaat wordt er verstaan de energiekenmerken van de tertiaire eenheid met uitzondering van de volgende technische installatie : de vaste systemen voor het vervoeren van personen of lasten van de ene verdieping naar de andere in het gebouw.

§ 3. Un certificat PEB est établi pour chaque unité tertiaire.

§ 3. Het EPB-certificaat wordt opgesteld voor elke tertiaire eenheid.

§ 4. Le certificateur Tertiaire utilise les informations complémentaires au bénéfice des certificateurs quand elles sont présentes.

§ 4. De Tertiaire certificateur gebruikt de aanvullende informatie ten behoeve van de certificateurs wanneer die aanwezig is.

§ 5. Le certificat PEB est délivré au demandeur par le certificateur Tertiaire dans les vingt jours ouvrables de sa visite sur le site.

§ 5. Binnen een periode van twintig werkdagen na het plaatsbezoek wordt het EPB-certificaat door de Tertiaire certificateur aan de aanvrager afgeleverd.


14175

Art. 4. § 1er. Le certificat PEB est valide pour autant qu’aucune modification des caractéristiques énergétiques de l’unité tertiaire ne soit survenue après la visite sur site du certificateur Tertiaire et pour autant qu’il n’ait pas été révoqué.

Art. 4. § 1. Het EPB-certificaat is geldig op voorwaarde dat geen enkele wijziging werd aangebracht aan de energiekenmerken van de tertiaire eenheid na het bezoek van de Tertiaire certificateur aan de site, en op voorwaarde dat het niet werd herroepen.

§ 2. Le certificat PEB est révoqué par l’Institut lorsqu’il est constaté que le certificat PEB n’a pas été établi conformément au présent arrêté.

§ 2. Het EPB-certificaat wordt herroepen door het Instituut wanneer wordt vastgesteld dat het EPB-certificaat niet overeenkomstig het voorliggende besluit opgesteld werd.

Les résultats du contrôle de qualité organisé en vertu de l’article 23bis de l’ordonnance peuvent être utilisés par l’Institut pour révoquer le certificat PEB.

De resultaten van de krachtens artikel 23bis van de ordonnantie georganiseerde kwaliteitscontrole wordt kunnen door het Instituut worden gebruikt om het EPB-certificaat te herroepen.

§ 3. En cas de révocation, le certificateur Tertiaire établit et envoie à ses frais, à l’adresse de l’unité tertiaire, sous réserve de l’accès à celle-ci consenti par le nouvel occupant, un certificat PEB dans les trente jours à dater de la révocation.

§ 3. In het geval van herroeping, stelt de Tertiaire certificateur binnen de dertig dagen te tellen van de herroeping op zijn kosten een EPB-certificaat op en bezorgt dit aan het adres van de tertiaire eenheid, onder voorbehoud dat de nieuwe inwoner instemt met de toegang tot de woning.

CHAPITRE 3. — Publicité

HOOFDSTUK 3. — Bekendmaking

Art. 5. § 1er. Les informations relatives au certificat PEB qui figurent dans la publicité sont la classe énergétique et les émissions annuelles de CO2 de l’unité tertiaire, reprises du certificat PEB.

Art. 5. § 1. De informatie betreffende het EPB-certificaat die vermeld wordt in de bekendmaking is de energetische klasse en de jaarlijkse CO2-uitstoot van de tertiaire eenheid, die uit het EPB-certificaat worden overgenomen.

§ 2. Les informations relatives au certificat PEB qui figurent dans l’acte de la transaction visé à l’article 18, § 2 de l’ordonnance sont les suivantes :

§ 2. De informatie betreffende het EPB-certificaat die vermeld wordt in de akte van de transactie bedoeld in artikel 18, § 2 van de ordonnantie, is de volgende :

1° les informations visées au paragraphe 1er;

1° de in paragraaf 1 bedoelde informatie;

2° la déclaration selon laquelle les parties à la transaction ont chacune reç u copie du certificat PEB valide;

2° de verklaring volgens dewelke de partijen die betrokken zijn bij de transactie, elk een kopie van het geldige EPB-certificaat hebben ontvangen;

3° en cas de vente, la déclaration selon laquelle l’acquéreur a reç u l’original du certificat PEB.

3° in geval van verkoop, de verklaring volgens dewelke de koper het origineel van het EPB-certificaat heeft ontvangen.

Art. 6. § 1er. En cas de vente, si le notaire constate à l’établissement de l’acte authentique qu’aucun certificat PEB valide n’est disponible, il en informe l’Institut dans les quinze jours ouvrables de la signature de l’acte authentique.

Art. 6. § 1. Indien de notaris in geval van verkoop bij het opmaken van de authentieke akte vaststelt dat geen enkel geldig EPB-certificaat beschikbaar is, brengt hij het Instituut daarvan op de hoogte binnen de vijftien werkdagen volgend op de ondertekening van de authentieke akte.

§ 2. En cas de vente publique, le certificat PEB est annexé au cahier des charges.

§ 2. In het geval van een openbare verkoop wordt het EPB-certificaat bij het bestek gevoegd.

CHAPITRE 4. — Dispositions finales

HOOFDSTUK 4. — Slotbepalingen

Art. 7. Le présent arrêté et les articles 18, §§ 2, 4 en 5 et 25 de l’ordonnance entrent en vigueur le 1er mai 2011 pour les mises en vente des unités tertiaires ayant l’affectation Bureaux et services, et d’une superficie supérieure à 500 mètres carrés.

Art. 7. Dit besluit en de artikelen 18, §§ 2, 4 en 5 en 25 van de ordonnantie treden in werking op 1 mei 2011 voor het te koop stellen van de tertiaire eenheden, met de bestemming kantoren en diensten, en met een oppervlakte groter dan 500 vierkante meter.

Le présent arrêté et les articles 18, § 2 à § 5 et 25 de l’ordonnance entrent en vigueur le 1er novembre 2011 pour les autres types de transactions visés à l’article 18, § 2 de l’ordonnance des unités tertiaires ayant l’affectation Bureaux et services, et d’une superficie supérieure à 500 mètres carrés.

Dit besluit en de artikelen 18, § 2 tot § 5 en 25 van de ordonnantie treden in werking op 1 november 2011 voor de andere transacties bedoeld in artikel 18, § 2 van de ordonnantie van de tertiaire eenheden, met de bestemming kantoren en diensten, en met een oppervlakte groter dan 500 vierkante meter.

Pour les autres unités tertiaires, le présent arrêté et les articles 18, § 2 à § 5 et 25 de l’ordonnance entrent en vigueur le 1er janvier 2013.

Voor de andere tertiaire eenheden treden dit besluit en de artikelen 18, § 2 tot § 5 en 25 van de ordonnantie in werking op 1 januari 2013.

Art. 8. Le Ministre qui a l’Energie dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Art. 8. De Minister die het Energiebeleid tot zijn bevoegdheden telt, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Bruxelles, 17 février 2011.





De Minister van Leefmilieu, Energie, Stadsvernieuwing en Bijstand aan Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

14176

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe 1re. Modèle de certificat PEB pour les unités tertiaires


14177

14178


Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 17 février 2011 relatif au certificat PEB établi par un certificateur pour les unités tertiaires. Le Ministre-Président du Gouvernement bruxellois, Charles PICQUE La Ministre de l’Environnement, de l’Energie, de la Rénovation urbaine et de l’Aide aux personnes Mme E. HUYTEBROECK

14179

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe 2. — Classes énergétiques pour les unités tertiaires La quantité d’énergie consommée par l’unité est exprimée en kWh d’énergie primaire (kWhEP) par mètre carré, au moyen des facteurs standards de conversion visés à l’article 4 de l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 21.12.2007 déterminant des exigences en matière de performance énergétique et de climat intérieur des bâtiments kWhEP/m2/an

Classe énergétique A+ A

de

1

kWhEP/m2/an =

0

à

31

A-

de

32

à

61

B+

de

62

à

93

B

de

94

à

124

B-

de

125

à

155

C+

de

156

à

186

C

de

187

à

217

C-

de

218

à

248

D+

de

249

à

279

D

de

280

à

310

D-

de

311

à

341

E+

de

342

à

372

E

de

373

à

403

E-

de

404

à

434

F

de

435

à

527

G

>

527

Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 17 février 2011 relatif au certificat PEB établi par un certificateur pour les unités tertiaires. Le Ministre-Président du Gouvernement bruxellois, Ch. PICQUE La Ministre de l’Environnement, de l’Energie, de la Rénovation urbaine et de l’Aide aux personnes, Mme E. HUYTEBROECK

14180



14181

14182


Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 februari 2011 betreffende het door een certificateur opgestelde EPB-certificaat voor de tertiaire eenheden. De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister voor Leefmilieu, Energie, Stadsvernieuwing en Bijstand aan Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

14183

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 2. Energetische klassen voor de tertiaire eenheden De hoeveelheid energie die de eenheid verbruikt, wordt uitgedrukt in kWu aan primaire energie (kwuPE) per vierkante meter aan de hand van de standaard omzettingsfactoren bedoeld in artikel 4 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 december 2007 tot vaststelling van de eisen op het vlak van de energieprestatie en het binnenklimaat van gebouwen. kWuPE/m2/jaar

Energetische klasse

kWuPE/m2/jaar =

0

A

van

1

tot

31

A+ A-

van

32

tot

61

B+

van

62

tot

93

B

van

94

tot

124

B-

van

125

tot

155

C+

van

156

tot

186

C

van

187

tot

217

C-

van

218

tot

248

D+

van

249

tot

279

D

van

280

tot

310

D-

van

311

tot

341

E+

van

342

tot

372

E

van

373

tot

403

E-

van

404

tot

434

F

van

435

tot

527

G

>

527

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 februari 2011 betreffende het door een certificateur opgestelde EPB-certificaat voor de tertiaire eenheden. De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, Ch. PICQUE De Minister voor Leefmilieu, Energie, Stadsvernieuwing en Bijstand aan Personen, Mevr. E. HUYTEBROECK

14184


AUTRES ARRETES — ANDERE BESLUITEN SERVICE PUBLIC FEDERAL CHANCELLERIE DU PREMIER MINISTRE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER

[2011/200936] Personnel. — Nomination. — Annulation

[2011/200936] Personeel. — Benoeming. — Vernietiging

Par arrêt no 211.211 du 14 février 2011, le Conseil d’Etat, section du contentieux administratif, a annulé l’arrêté royal du 11 mars 2008 par lequel M. Olivier Alsteens est désigné à partir du 1er mars 2008 comme titulaire de la fonction de management -1 du Service public fédéral Chancellerie du Premier Ministre - directeur général « Communication externe ».

Bij arrest nr. 211.211 van 14 februari 2011 heeft de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak, het koninklijk besluit van 11 maart 2008 vernietigd waarbij de heer Olivier Alsteens met ingang van 1 maart 2008 wordt aangewezen als titularis van de managementfunctie -1 van de Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister - directeurgeneraal ″Externe Communicatie″.

* SERVICE PUBLIC FEDERAL AFFAIRES ETRANGERES, COMMERCE EXTERIEUR ET COOPERATION AU DEVELOPPEMENT

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

[C − 2011/15028] Carrière du Service extérieur. — Personnel. — Promotions

[C − 2011/15028] Carrière Buitenlandse Dienst. — Personeel. — Bevorderingen

Par arrêté royal du 3 février 2011, les agents de la troisième classe administrative de la carrière du Service extérieur dont les noms suivent sont nommés à la deuxième classe administrative de la carrière du Service extérieur à la date du le 1er janvier 2008 : MM. Frank Recker, Franç ois Roux, Olivier Belle, Raoul Delcorde, Patrick Nijs, Jean-Joël Schittecatte, Thomas Antoine et Philippe Kridelka, Mmes Gisèle Eggermont, Francine Chainaye et Franç oise Gustin et M. Stéphane De Loecker. Par arrêté royal du 3 février 2011, les agents de la troisième classe administrative de la carrière du Service extérieur dont les noms suivent sont nommés à la deuxième classe administrative de la carrière du Service extérieur à la date du 1er février 2008 : MM. Christian Verdonck, Pierre Dubuisson et Philippe Roland. Le recours en annulation des actes précités à portée individuelle peut être soumis à la section administrative du Conseil d’Etat endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d’Etat (rue de la Science 33, 1040 Bruxelles) sous pli recommandé à la poste. Ce délai est augmenté de trente jours en faveur des personnes demeurant dans un pays d’Europe qui n’est pas limitrophe de la Belgique et de nonante jours en faveur de celles qui demeurent hors d’Europe.

Bij koninklijk besluit van 3 februari 2011, worden de ambtenaren van de derde administratieve klasse van de carrière Buitenlandse Dienst van wie de namen volgen bevorderd tot de tweede administratieve klasse van de carrière Buitenlandse Dienst op datum van 1 januari 2008 : de heren Frank Recker, Franç ois Roux, Olivier Belle, Raoul Delcorde, Patrick Nijs, Jean-Joël Schittecatte, Thomas Antoine en Philippe Kridelka, Mevrn. Gisèle Eggermont, Francine Chainaye en Franç oise Gustin en de heer Stéphane De Loecker. Bij koninklijk besluit van 3 februari 2011, worden de ambtenaren van de derde administratieve klasse van de carrière Buitenlandse Dienst van wie de namen volgen bevorderd tot de tweede administratieve klasse van de carrière Buitenlandse Dienst op datum van 1 februari 2008 : de heren Christian Verdonck, Pierre Dubuisson en Philippe Roland. Het beroep van nietigverklaring van de voormelde akten met individuele strekking kan voor de afdeling administratie van de Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze mededeling. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State (Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel) te worden toegezonden. Deze termijn wordt met dertig dagen verlengd ten behoeve van de personen die hun woonplaats hebben in een Europees land dat niet aan België grenst en met negentig dagen ten behoeve van hen die hun woonplaats buiten Europa hebben.

* SERVICE PUBLIC FEDERAL AFFAIRES ETRANGERES, COMMERCE EXTERIEUR ET COOPERATION AU DEVELOPPEMENT [C − 2011/15026]

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING [C − 2011/15026]

Service extérieur. — Mutation

Buitenlandse Dienst. — Overplaatsing

Par arrêté royal du 9 février 2011, M. Pierre Vaesen est déchargé de ses fonctions d’Ambassadeur et de Consul général de Belgique dans la République hellénique, avec résidence principale à Athènes et est accrédité en qualité d’Ambassadeur de Belgique dans la République de l’Inde et est commissionné comme Consul général de Belgique dans cet Etat, avec comme circonscription les Etats d’Assam, de Bihar, de Chhattisgarh, de Haryana, de Himachal Pradesh, de Jammu et de Kashmir, de Jharkhand, de Madhya Pradesh, de Manipur, de Meghalaya, de Mizoram, de Nagaland, d’Orissa, de Punjab, de Rajasthan, de Sikkim, de Tripura, d’Uttaranchal, d’Uttar Pradesh et de West Bengal ainsi que les territoires d’Andaman et Nicobar, de Chandigarh, de Delhi et de Lakshadweep, avec résidence principale à New Delhi.

Bij koninklijk besluit van 9 februari 2011 wordt de heer Pierre Vaesen ontheven uit zijn functie van Ambassadeur en Consul-Generaal van België in de Helleense Republiek, met standplaats te Athene en wordt geaccrediteerd als Ambassadeur van België in de Republiek India en aangesteld tot Consul-Generaal van België in deze Staat met als ressort de Staten Assam, Bihar, Chhattisgarh, Haryana, Himachal Pradesh, Jammu en Kashmir, Jharkhand, Madhya Pradesh, Manipur, Meghalaya, Mizoram, Nagaland, Orissa, Punjab, Rajasthan, Sikkim, Tripura, Uttaranchal, Uttar Pradesh en West Bengal, alsmede de gebieden Andaman en Nicobar, Chandigarh, Delhi en Lakshadweep, met standplaats te New Delhi.

Le recours en annulation de l’acte précité à portée individuelle peut être soumis à la section administrative du Conseil d’Etat endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d’Etat (rue de la Science 33, 1040 Bruxelles) sous pli recommandé à la poste.

Het beroep van nietigverklaring van de voormelde akte met individuele strekking kan voor de afdeling administratie van de Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze mededeling. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State (Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel) te worden toegezonden.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Ce délai est augmenté de trente jours en faveur des personnes demeurant dans un pays d’Europe qui n’est pas limitrophe de la Belgique et de nonante jours en faveur de celles qui demeurent hors d’Europe.

14185

Deze termijn wordt met dertig dagen verlengd ten behoeve van de personen die hun woonplaats hebben in een Europees land dat niet aan België grenst en met negentig dagen ten behoeve van hen die hun woonplaats buiten Europa hebben.

* SERVICE PUBLIC FEDERAL AFFAIRES ETRANGERES, COMMERCE EXTERIEUR ET COOPERATION AU DEVELOPPEMENT

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

[C − 2011/15027] Service extérieur. — Désignations

[C − 2011/15027] Buitenlandse Dienst. — Aanstellingen

Par arrêté royal du 9 février 2011, M. Patrick Vercauteren Drubbel est accrédité en qualité d’Ambassadeur et de Consul général de Belgique dans la Principauté de Monaco, avec résidence principale à Paris.

Bij koninklijk besluit van 9 februari 2011 wordt de heer Patrick Vercauteren Drubbel geaccrediteerd als Ambassadeur en ConsulGeneraal van België in het Vorstendom Monaco, met standplaats te Parijs.

Par arrêté royal du 9 février 2011, M. Pierre Vaesen est accrédité en qualité d’Ambassadeur et de Consul général de Belgique dans le Royaume du Bhoutan, dans la République socialiste démocratique de Sri Lanka et dans la République des Maldives, avec résidence principale à New Delhi.

Bij koninklijk besluit van 9 februari 2011 wordt de heer Pierre Vaesen geaccrediteerd als Ambassadeur en Consul-Generaal van België in het Koninkrijk Bhutan, in de Democratische Socialistische Republiek Sri Lanka en in de Republiek der Maldiven, met standplaats te New Delhi.

Par arrêté royal du 21 février 2011, M. Pierre Vaesen est accrédité en qualité d’Ambassadeur et de Consul général de Belgique au Népal, avec résidence principale à New Delhi.

Bij koninklijk besluit van 21 februari 2011 wordt de heer Pierre Vaesen geaccrediteerd als Ambassadeur en Consul-Generaal van België in Nepal, met standplaats te New Delhi.

Le recours en annulation des actes précités à portée individuelle peut être soumis à la section administrative du Conseil d’Etat endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d’Etat (rue de la Science 33, 1040 Bruxelles) sous pli recommandé à la poste. Ce délai est augmenté de trente jours en faveur des personnes demeurant dans un pays d’Europe qui n’est pas limitrophe de la Belgique et de nonante jours en faveur de celles qui demeurent hors d’Europe.

Het beroep van nietigverklaring van de voormelde akten met individuele strekking kan voor de afdeling administratie van de Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze mededeling. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State (Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel) te worden toegezonden. Deze termijn wordt met dertig dagen verlengd ten behoeve van de personen die hun woonplaats hebben in een Europees land dat niet aan België grenst en met negentig dagen ten behoeve van hen die hun woonplaats buiten Europa hebben.

* FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR

[2011/00032]

[2011/00032] Personnel. — Mise à la retraite

Personeel. — Inrustestelling

Par arrêté royal du 10 février 2011, Mme Aline Beckers, greffier au Conseil d’Etat, est mise à la retraite le 1er décembre 2011.

Bij koninklijk besluit van 10 februari 2011 wordt Mevr. Aline Beckers, griffier bij de Raad van State, op 1 december 2011 in ruste gesteld.

* SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

[2011/14047] Commission de recours chargée de statuer sur les recours en matière d’échec à l’examen pratique du permis de conduire. — Nomination

[2011/14047] Beroepcommissie die uitspraak moet doen over de beroepen in verband met het niet-slagen voor het praktisch examen rijbewijs. — Benoeming

Par arrêté ministériel du 17 février 2011, M. Jean-Louis Istasse, juge au tribunal de police de Huy a été désigné en qualité de commissaire de la Commission de recours chargée de statuer sur les recours en matière d’échec à l’examen pratique du permis de conduire et ce, à partir du 1er mars 2011.

Bij ministerieel besluit van 17 februari 2011 wordt de heer Jean-Louis Istasse, rechter op de politierechtbank van Hoei, benoemd tot commissaris van de Beroepscommissie die uitspraak moet doen over de beroepen in verband met het niet-slagen voor het praktisch examen rijbewijs en dit, vanaf 1 maart 2011.

* SERVICE PUBLIC FEDERAL MOBILITE ET TRANSPORTS

FEDERALE OVERHEIDSDIENST MOBILITEIT EN VERVOER

[2011/14049]

[2011/14049]

Personnel. — Démission

Personeel. — Ontslag

Par arrêté royal du 14 février 2011, il est accordé à M. Cédric Harmant la démission de ses fonctions dans la classe A1 avec le titre d’attaché auprès du Service public fédéral Mobilité et Transports, avec effet au 15 février 2011.

Bij koninklijk besluit van 14 februari 2011 wordt aan de heer Cédric Harmant ontslag verleend uit zijn ambt in de klasse A1 met de titel van attaché bij de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, met uitwerking op 15 februari 2011.

14186

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD FEDERALE OVERHEIDSDIENST SOCIALE ZEKERHEID

SERVICE PUBLIC FEDERAL SECURITE SOCIALE

[2011/200922]

[2011/200922] Personnel. — Démission honorable

Personeel. — Eervol ontslag

Par arrêté royal du 14 février 2011, démission honorable de ses fonctions d’attaché médecin-inspecteur au Service d’évaluation et de contrôle médicaux - service provincial d’Anvers - de l’Institut national d’assurance maladie-invalidité, est accordée, à partir du 1er avril 2011, à M. DE GEYTER Hendrik. M. DE GEYTER Hendrik est autorisé à faire valoir ses droits à la pension dans le cadre de la loi du 28 avril 1958 relative à la pension des membres du personnel de certains organismes d’intérêt public et de leurs ayants droit, et de la loi du 15 mai 1984 portant mesures d’harmonisation dans les régimes de pensions.

Bij koninklijk besluit van 14 februari 2011, wordt met ingang van 1 april 2011, aan de heer DE GEYTER Hendrik, eervol ontslag verleend uit zijn ambt van attaché geneesheer-inspecteur bij de Dienst geneeskundige evaluatie en controle - Provinciale dienst Antwerpen van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering. De heer DE GEYTER Hendrik wordt ertoe gemachtigd zijn pensioenaanspraken te laten gelden in het raam van de wet van 28 april 1958 betreffende het pensioen van het personeel van zekere organismen van openbaar nut en van hun rechthebbenden, en van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregeling. Het is hem vergund de eretitel van zijn ambt te voeren.

Il est autorisé à porter le titre honorifique de ses fonctions.

* SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE


[C − 2011/09090] 28 JANVIER 2011. — Arrêté ministériel portant désignation et remplacement d’un membre effectif désigné par le président du comité de direction pour siéger au sein de la Commission départementale des stages pour les agents d’expression franç aise des niveaux B, C et D du Service public fédéral Justice

[C − 2011/09090] 28 JANUARI 2011. — Ministerieel besluit houdende de aanduiding en vervanging van een effectief lid aangeduid door de voorzitter van het Directiecomité teneinde te zetelen in de Departementale Stagecommissie ingesteld voor de Franstalige ambtenaren van de niveaus B, C en D van de Federale Overheidsdienst Justitie De Minister van Justitie,

Le Ministre de la Justice, Vu la loi du 20 juillet 1990 visant à promouvoir la présence équilibrée d’hommes et de femmes dans les organes possédant une compétence d’avis, modifiée par les lois des 17 juillet 1997 et 3 mai 2003; Vu l’arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l’Etat, notamment l’article 38 et les arrêtés royaux qui l’ont modifié; Vu l’arrêté ministériel du 20 juin 2003 portant réactualisation de la Commission départementale des stages pour les agents d’expression franç aise des niveaux B, C et D du Service public fédéral Justice; Vu le courriel du 19 janvier 2011 de M. Daniel Flore, conseiller général à la DG Législation,

Gelet op de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, gewijzigd bij de wetten van 17 juli 1997 en 3 mei 2003; Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 38 en op de koninklijke besluiten tot wijziging ervan; Gelet op het ministerieel besluit van 20 juni 2003 houdende heractualisering van de Departementale Stagecommissie voor de Franstalige ambtenaren van de niveaus B, C en D bij de Federale Overheidsdienst Justitie; Gelet op de mail, d.d. 19 januari 2011, van de heer Daniel Flore, adviseur-generaal bij de DG Wetgeving, Besluit :

Arrête : er

Article 1 . Mme Franç oise Boucher, conseiller général, Services du Président, est désignée en qualité de membre effectif de la Commission départementale des stages pour les agents d’expression franç aise des niveaux B, C et D du Service public fédéral Justice en remplacement de M. Daniel Flore, conseiller général, DG Législation.

Artikel 1. Mevr. Franç oise Boucher, adviseur-generaal, Diensten van de Voorzitter, is aangeduid als effectief lid van de Departementale Stagecommissie, ingesteld voor de Franstalige ambtenaren van de niveaus B, C en D van de Federale Overheidsdienst Justitie ter vervanging van de heer Daniel Flore, adviseur-generaal, DG Wetgeving. Brussel, 28 januari 2011.

Bruxelles, le 28 janvier 2011.

S. DE CLERCK

S. DE CLERCK



[C − 2011/09106]

[C − 2011/09106]

2 FEVRIER 2011. — Arrêté ministériel portant remplacement de deux membres effectifs et d’un membre suppléant désignés au sein de la Commission départementale des stages pour les agents d’expression néerlandaise des niveaux B, C et D du Service public fédéral Justice

2 FEBRUARI 2011. — Ministerieel besluit houdende vervanging van twee effectieve leden en een plaatsvervangend lid van de Departementale Stagecommissie ingesteld voor de Nederlandstalige ambtenaren van de niveaus B, C en D van de Federale Overheidsdienst Justitie

Le Ministre de la Justice,

De Minister van Justitie,

Vu la loi du 20 juillet 1990 visant à promouvoir la présence équilibrée d’hommes et de femmes dans les organes possédant une compétence d’avis, modifiée par les lois des 17 juillet 1997 et 3 mai 2003;

Gelet op de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, gewijzigd bij de wetten van 17 juli 1997 en 3 mei 2003;

Vu l’arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l’Etat, notamment l’article 38, et les arrêtés qui l’ont modifié;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 38 en de besluiten die het hebben gewijzigd;

14187

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Vu le courriel du 14 janvier 2011 de M. L. Neirynck, secrétaire CSC services publics - Justice, Arrête :

Gelet op de mail d.d 14 januari 2011 van de heer L. Neirynck, secretaris ACV openbare diensten - Justitie, Besluit :

er

Article 1 . M. Jean-Paul Ramaekers, assistant de surveillance pénitentiaire à la prison de Louvain-Central, est désigné en qualité de membre effectif de la CSC services publics au sein de la Commission départementale des stages pour les agents d’expression néerlandaise des niveaux B, C et D du Service public fédéral Justice en remplacement de M. Filip Dudal.

Artikel 1. De heer Jean-Paul Ramaekers, penitentiair bewakingsassistent bij de gevangenis te Leuven-Centraal, is aangewezen als effectief lid van het ACV openbare diensten in de Departementale Stagecommissie ingesteld voor de Nederlandstalige ambtenaren van de niveaus B, C en D van de Federale Overheidsdienst Justitie ter vervanging van de heer Filip Dudal.

Art. 2. Mme Wendy Van Wetswinkel, expert technique judiciaire à la Maison de Justice d’Hasselt, est désignée en qualité de membre effectif de la CSC services publics au sein de la Commission départementale des stages pour les agents d’expression néerlandaise des niveaux B, C et D du Service public fédéral Justice en remplacement de M. Christian De Beer.

Art. 2. Mevr. Wendy Van Wetswinkel, Justitieel technisch deskundige in het Justitiehuis te Hasselt, is aangewezen als effectief lid van het ACV openbare diensten in de Departementale Stagecommissie ingesteld voor de Nederlandstalige ambtenaren van de niveaus B, C en D van de Federale Overheidsdienst Justitie ter vervanging van de heer Christian De Beer.

Art. 3. Mme Mia De Creus, assistant de surveillance pénitentiaire au Complexe pénitentiaire de Bruges, est désignée en qualité de membre suppléant de la CSC services publics au sein de la Commission départementale des stages pour les agents d’expression néerlandaise des niveaux B, C et D du Service public fédéral Justice en remplacement de Mme Veerle Putzeys.

Art. 3. Mevr. Mia De Creus, penitentiair bewakingsassistent bij het Penitentiair Complex te Brugge, is aangewezen als plaatsvervangend lid van het ACV openbare diensten in de Departementale Stagecommissie ingesteld voor de Nederlandstalige ambtenaren van de niveaus B, C en D van de Federale Overheidsdienst Justitie ter vervanging van Mevr. Veerle Putzeys.



S. DE CLERCK

S. DE CLERCK



[C − 2011/09107]

[C − 2011/09107]

2 FEVRIER 2011. — Arrêté ministériel portant remplacement de deux membres effectifs et de deux membres suppléants désignés au sein de la Commission départementale des stages pour les agents d’expression néerlandaise des niveaux B, C et D du Service public fédéral Justice

2 FEBRUARI 2011. — Ministerieel besluit houdende vervanging van twee effectieve leden en twee plaatsvervangende leden van de Departementale Stagecommissie ingesteld voor de Nederlandstalige ambtenaren van de niveaus B, C en D van de Federale Overheidsdienst Justitie

Le Ministre de la Justice, Vu la loi du 20 juillet 1990 visant à promouvoir la présence équilibrée d’hommes et de femmes dans les organes possédant une compétence d’avis, modifiée par les lois des 17 juillet 1997 et 3 mai 2003; Vu l’arrêté royal du 2 octobre 1937 portant le statut des agents de l’Etat, notamment l’article 38, et les arrêtés qui l’ont modifié; Vu le courriel du 18 janvier 2011 de M. J. Peeters, secrétaire fédéral SLFP - Justice,

De Minister van Justitie, Gelet op de wet van 20 juli 1990 ter bevordering van de evenwichtige aanwezigheid van mannen en vrouwen in organen met adviserende bevoegdheid, gewijzigd bij de wetten van 17 juli 1997 en 3 mei 2003; Gelet op het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het Rijkspersoneel, inzonderheid op artikel 38 en de besluiten die het hebben gewijzigd; Gelet op de mail d.d 18 januari 2011 van de heer J. Peeters, federaal secretaris VSOA - Justitie, Besluit :

Arrête : Article 1er. M. Stefaan Van Cauter, assistant pénitentiaire à la prison d’Anvers, est désigné en qualité de membre effectif du SLFP au sein de la Commission départementale des stages pour les agents d’expression néerlandaise des niveaux B, C et D du Service public fédéral Justice en remplacement de M. Robert Provoost.

Artikel 1. De heer Stefaan Van Cauter, penitentiair assistent bij de gevangenis te Antwerpen, is aangewezen als effectief lid van het VSOA in de Departementale Stagecommissie ingesteld voor de Nederlandstalige ambtenaren van de niveaus B, C en D van de Federale Overheidsdienst Justitie ter vervanging van de heer Robert Provoost.

Art. 2. M. Guy Milis, assistant de surveillance pénitentiaire à la prison d’Anvers, est désigné en qualité de membre effectif du SLFP au sein de la Commission départementale des stages pour les agents d’expression néerlandaise des niveaux B, C et D du Service public fédéral Justice en remplacement de M. Danny Van Hecke.

Art. 2. De heer Guy Milis, penitentiair bewakingsassistent bij de gevangenis te Antwerpen, is aangewezen als effectief lid van het VSOA in de Departementale Stagecommissie ingesteld voor de Nederlandstalige ambtenaren van de niveaus B, C en D van de Federale Overheidsdienst Justitie ter vervanging van de heer Danny Van Hecke.

Art. 3. M. Frank Serlet, assistant pénitentiaire au Complexe pénitentiaire de Bruges, est désigné en qualité de membre suppléant du SLFP au sein de la Commission départementale des stages pour les agents d’expression néerlandaise des niveaux B, C et D du Service public fédéral Justice en remplacement de Mme Nele Samyn.

Art. 3. De heer Frank Serlet, penitentiair assistent bij het Penitentiair Complex te Brugge, is aangewezen als plaatsvervangend lid van het VSOA in de Departementale Stagecommissie ingesteld voor de Nederlandstalige ambtenaren van de niveaus B, C en D van de Federale Overheidsdienst Justitie ter vervanging van Mevr. Nele Samyn.

Art. 4. Mme Katrien Peeters, assistant de surveillance pénitentiaire à la prison de Saint-Gilles, est désignée en qualité de membre suppléant du SLFP au sein de la Commission départementale des stages pour les agents d’expression néerlandaise des niveaux B, C et D du Service public fédéral Justice en remplacement de M. André Vanhooren.

Art. 4. Mevr. Katrien Peeters, penitentiair bewakingsassistent bij de gevangenis te Sint-Gillis, is aangewezen als plaatsvervangend lid van het VSOA in de Departementale Stagecommissie ingesteld voor de Nederlandstalige ambtenaren van de niveaus B, C en D van de Federale Overheidsdienst Justitie ter vervanging van de heer André Vanhooren.

Bruxelles, le 2 février 2011. S. DE CLERCK

Brussel, 2 februari 2011. S. DE CLERCK

14188

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[2011/09105]

[2011/09105] Services centraux. — Démission

Centrale Diensten. — Ontslag

Par arrêté royal du 21 janvier 2011, qui entre en vigueur le 1er mars 2011, il est mis fin aux fonctions de Mme Claudine Lombart, conseiller. Elle est admise à faire valoir ses droits à la pension de retraite et est autorisée à porter le titre honorifique de ses fonctions.

Bij koninklijk besluit van 21 januari 2011 dat in werking treedt op 1 maart 2011, wordt een einde gemaakt aan de functie van Mevr. Claudine Lombart, adviseur. Het is haar vergund haar pensioenaanspraak te doen gelden en zij is ertoe gemachtigd de titel van haar ambt eershalve uit te voeren.


FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE [C − 2011/09141]

[C − 2011/09141] Ordre judiciaire

Rechterlijke Orde

Par arrêté royal du 21 février 2011, le congé pour cause de mission, accordé à M. Fransen, D., juge au tribunal de première instance de Bruxelles, est prolongé pour une période d’un an prenant cours le 1er mars 2011. Le recours en annulation de l’acte précité à portée individuelle peut être soumis à la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat endéans les soixante jours après cette publication. La requête doit être envoyée au Conseil d’Etat (adresse : rue de la Science 33, 1040 Bruxelles), sous pli recommandé à la poste.

Bij koninklijk besluit van 21 februari 2011 is het verlof wegens opdracht verleend aan de heer Fransen, D., rechter in de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, verlengd voor een termijn van één jaar met ingang van 1 maart 2011. Het beroep tot nietigverklaring van de voormelde akte met individuele strekking kan voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden gebracht binnen zestig dagen na deze bekendmaking. Het verzoekschrift dient bij ter post aangetekende brief aan de Raad van State (adres : Wetenschapsstraat 33, 1040 Brussel), te worden toegezonden.

* SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE, P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE [C − 2011/11075]

[C − 2011/11075] 21 FEVRIER 2011. — Arrêté royal portant nomination du président du Conseil national de la Coopération ALBERT II, Roi des Belges, A tous, présents et à venir, Salut.

21 FEBRUARI 2011. — Koninklijk besluit houdende benoeming van de voorzitter van de Nationale Raad voor de Coöperatie ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Vu la loi du 20 juillet 1955 portant institution d’un Conseil national de la Coopération, les articles 2 et 7;

Gelet op de wet van 20 juli 1955 houdende instelling van een Nationale Raad voor de Coöperatie, de artikelen 2 en 7;

Vu l’arrêté royal du 5 mars 2006 portant renouvellement du mandat du président du Conseil national de la Coopération;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 maart 2006 tot hernieuwing van het mandaat van de voorzitter van de Nationale Raad voor de Coöperatie;

Vu l’avis du Conseil national de la Coopération du 10 décembre 2010;

Gelet op het advies van de Nationale Raad voor de Coöperatie van 10 december 2010;

Considérant que le mandat de M. Jean-Franç ois Hoffelt a pris fin le 31 août 2010;

Overwegende dat het mandaat van de heer Jean-Franç ois Hoffelt werd beëindigd op 31 augustus 2010;

Sur la proposition du Ministre pour l’Entreprise, Nous avons arrêté et arrêtons : er

Op de voordracht van de Minister voor Ondernemen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Article 1 . M. Jean-Franç ois Hoffelt est autorisé à porter le titre honorifique de ses fonctions de président du Conseil national de la Coopération.

Artikel 1. De heer Jean-Franç ois Hoffelt wordt gemachtigd tot het voeren van de eretitel van zijn functies van voorzitter van de Nationale Raad voor de Coöperatie.

Art. 2. M. Matthieu Vanhove, à Heverlee, est nommé président du Conseil national de la Coopération, pour un terme de six ans.

Art. 2. De heer Matthieu Vanhove, te Heverlee, wordt tot voorzitter van de Nationale Raad voor de Coöperatie benoemd, voor een termijn van zes jaar.

Art. 3. Le ministre qui a l’Economie dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté.

Art. 3. De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Donné à Bruxelles, le 21 février 2011.

Gegeven te Brussel, 21 februari 2011.

ALBERT

ALBERT

Par le Roi :

Van Koningswege :

Le Ministre pour l’Entreprise, V. VAN QUICKENBORNE

De Minister voor Ondernemen, V. VAN QUICKENBORNE

14189

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE, P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE

[C − 2011/11076] 17 FEVRIER 2011. — Arrêté ministériel agréant un agent désigné par une société de gestion, en application de l’article 74 de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins

[C − 2011/11076] 17 FEBRUARI 2011. — Ministerieel besluit tot erkenning van een door een beheersvennootschap aangewezen persoon, in toepassing van artikel 74 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten De Minister van Ondernemen en Vereenvoudigen,

Le Ministre pour l’Entreprise et la Simplification, Vu la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins, l’article 74; Vu l’arrêté royal du 11 décembre 1997 relatif à l’agrément des agents désignés par les sociétés de gestion sur base de l’article 74 de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins; Considérant qu’en vertu de l’article 74 de la loi précitée, les agents désignés par des sociétés de gestion des droits sont autorisés à procéder à la constatation, jusqu’à preuve du contraire, d’une représentation, d’une exécution, d’une reproduction ou d’une exploitation quelconque, ainsi que celle de toute déclaration inexacte concernant les œuvres représentées, exécutées ou reproduites ou concernant les recettes; Considérant qu’en application de l’article 74, les agents désignés par les sociétés de gestion des droits doivent être agréés par le ministre qui a le droit d’auteur dans ses attributions; Considérant que la personne visée par le présent arrêté possède l’honorabilité professionnelle nécessaire et l’expérience adéquate pour effectuer les constatations prévues à l’article 74 de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins,

Gelet op de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, artikel 74; Gelet op het koninklijk besluit van 11 december 1997 betreffende de erkenning van de, op grond van artikel 74 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, door de beheersvennootschappen aangewezen personen; Overwegende dat krachtens artikel 74 van de voornoemde wet, de door de beheersvennootschappen van rechten aangewezen personen, gemachtigd worden, over te gaan tot de vaststelling, tot het tegendeel bewezen is, van een opvoering, uitvoering, reproductie of enig andere exploitatie, alsook van een onjuiste verklaring over de opgevoerde, uitgevoerde of gereproduceerde werken of over de ontvangsten; Overwegende dat, in toepassing van artikel 74, de door de beheersvennootschappen van de rechten aangewezen personen erkend moeten worden door de minister die bevoegd is voor het auteursrecht; Overwegende dat de in dit besluit vermelde persoon beschikt over de vereiste professionele betrouwbaarheid en ervaring om de vaststellingen voorzien bij artikel 74 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, te verrichten,

Besluit :

Arrête : Article unique. Est agréée en application de l’article 74 de la loi du 30 juin 1994 relative au droit d’auteur et aux droits voisins, pour la société de gestion des droits « SCRL REPROPRESS », rue Bara 175, 1070 Bruxelles dont le numéro d’entreprise est 0473.030.990 : Mme Marjorie Dedryvere domiciliée à 1083 Bruxelles. Bruxelles, le 17 février 2011. V. VAN QUICKENBORNE

Enig artikel. Wordt in toepassing van artikel 74 van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten erkend, voor de beheersvennootschap van de rechten « CVBA REPROPRESS », Barastraat 175, 1070 Brussel, met ondernemingsnummer 0473.030.990 : Mevr. Marjorie Dedryvere wonende te 1083 Brussel. Brussel, 17 februari 2011. V. VAN QUICKENBORNE


VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE VLAAMSE OVERHEID [C − 2011/35185] 28 JANUARI 2011. — Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 2006 tot oprichting van de Selectiecommissie in het kader van de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur Vlaanderen, wat betreft de vervanging van een aantal leden van de Selectiecommissie De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 7 juli 2006 betreffende de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur, artikel 11; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 2006 tot oprichting van de Selectiecommissie in het kader van de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur Vlaanderen; Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel; Na beraadslaging, Besluit : Artikel 1. In artikel 2, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 september 2006 tot oprichting van de Selectiecommissie in het kader van de inhaalbeweging voor schoolinfrastructuur Vlaanderen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in punt 2° worden de woorden « Mevr. Mieke van Hecke » vervangen door de woorden « de heer Rob Schelfout » en worden de woorden « de heer Rudi Warson » vervangen door de woorden « de heer Dirk De Smet »;

14190

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 2° in punt 3° worden de woorden « Mevr. Sara Geris » vervangen door de woorden « Mevr. Helen Van De Wiele »; 3° in punt 4° worden de woorden « De heer Dirk Ferlin » vervangen door de woorden « de heer Edwin De Ceukelaire »; 4° in punt 5° worden de woorden « de heer Wouter Janssens » vervangen door de woorden « de heer Andy Thoelen »; 5° in punt 7° worden de woorden « de heer André Huisseune » vervangen door de woorden « de heer Dirk Ferlin »; 6° in punt 8° worden de woorden « de heer Vic Pierlet » vervangen door de woorden « de heer Jos Van Vreckem » en worden de woorden « de heer Hector Smeesters » vervangen door de woorden « de heer Alex Maes ». Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 21 februari 2011. Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, 28 januari 2011. De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET

TRADUCTION AUTORITE FLAMANDE [C − 2011/35185] 28 JANVIER 2011. — Arrêté du Gouvernement flamand modifiant l’arrêté du Gouvernement flamand du 22 septembre 2006 portant création de la Commission de sélection dans le cadre du mouvement de rattrapage pour l’infrastructure scolaire, pour ce qui est du remplacement d’un nombre de membres de la Commission de sélection Le Gouvernement flamand, Vu le décret du 7 juillet 2006 relatif au mouvement de rattrapage pour l’infrastructure scolaire, notamment l’article 11; Vu l’arrêté du Gouvernement flamand du 22 septembre 2006 portant création de la Commission de sélection dans le cadre du mouvement de rattrapage pour l’infrastructure scolaire en Flandre; Sur la proposition du Ministre flamand de l’Enseignement, de la Jeunesse, de l’Egalité des Chances et des Affaires bruxelloises; Après délibération, Arrête : Article 1er. A l’article 2, § 1er, de l’arrêté du Gouvernement flamand du 22 septembre 2006 portant création de la Commission de sélection dans le cadre du mouvement de rattrapage pour l’infrastructure scolaire en Flandre sont apportées les modifications suivantes : 1° au point 2°, les mots « Mme Mieke Van Hecke » sont remplacés par les mots « M. Rob Schelfout » et les mots « M. Rudi Warson » sont remplacés par les mots « M. Dirk De Smet »; 2° au point 3°, les mots « Mme Sara Geris » sont remplacés par les mots « Mme Helen Van De Wiele »; 3° au point 4°, les mots « M. Dirk Ferlin » sont remplacés par les mots « M. Edwin De Ceukelaire »; 4° au point 5°, les mots « M. Wouter Janssens » sont remplacés par les mots « M. Andy Thoelen »; 5° au point 7°, les mots « M. André Huisseune » sont remplacés par les mots « M. Dirk Ferlin »; 6° au point 8°, les mots « M. Vic Pierlet » sont remplacés par les mots « M. Jos Van Vreckem » et les mots « M. Hector Smeesters » sont remplacés par les mots « M. Alex Maes ». Art. 2. Le présent arrêté entre en vigueur le 21 février 2011. Art. 3. Le Ministre flamand ayant l’enseignement dans ses attributions est chargé de l’exécution du présent arrêté. Bruxelles, le 28 janvier 2011. Le Ministre-Président du Gouvernement flamand, K. PEETERS Le Ministre flamand de l’Enseignement, de la Jeunesse, de l’Egalité des Chances et des Affaires bruxelloises, P. SMET

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD VLAAMSE OVERHEID [2011/35210] Provincie Limburg. — Ruimtelijke ordening. — Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan LUMMEN. — Bij besluit van 19 januari 2011 heeft de deputatie van de provincie Limburg het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan « Woonkorrel N725 - Willekensberg », dat definitief werd vastgesteld door de gemeenteraad van Lummen in zitting van 15 november 2010 en dat een toelichtingsnota, een plan met de bestaande juridische en feitelijke toestand, stedenbouwkundige voorschriften en een grafisch plan bevat, goedgekeurd.

*

VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie [C − 2011/35181] 15 FEBRUARI 2011. — Beslissing van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt met betrekking tot de opheffing van de beslissing van de VREG van 29 november 2005 met betrekking tot de toekenning van de leveringsvergunning voor aardgas op naam van EDF Belgium NV (BESL-2011-5) De Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt, Gelet op artikel 4.3.1 van het decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid; Gelet op de beslissing van de VREG van 29 november 2005 met betrekking tot de toekenning van de leveringsvergunning voor aardgas op naam van EDF Belgium NV, met maatschappelijke zetel te Bischoffsheimlaan 11 (bus 5), 1000 Brussel met ondernemingsnummer BE 0459.853.343; Gezien het verzoek van 24 november 2010 tot opheffing van de beslissing van de VREG van 29 november 2005 met betrekking tot de toekenning van de leveringsvergunning voor aardgas op naam van EDF Belgium NV (hierna genoemd ’de verzoeker’), door de VREG ontvangen op 26 november 2010; Overwegende dat de verzoeker tot op dit ogenblik geen leveringen van aardgas aan op de in het Vlaamse Gewest gelegen distributienetten aangesloten afnemers uitvoerde; Overwegende dat er bijgevolg geen redenen zijn om het verzoek tot opheffing van de beslissing tot toekenning van de leveringsvergunning voor aardgas op naam van EDF Belgium NV toegekend door de VREG op 29 november 2005 te weigeren; Overwegende dat de VREG bevoegd is om de beslissing die zij eerder genomen heeft « ex nunc » op te heffen; Overwegende dat het verzoek tot opheffing van de beslissing met betrekking tot de toekenning van de leveringsvergunning voor aardgas van EDF Belgium NV, oorspronkelijk toegekend door de VREG op 29 november 2005, bijgevolg kan ingewilligd worden; Beslist : Artikel 1. De beslissing van de VREG van 29 november 2005 met betrekking tot de toekenning van de leveringsvergunning voor aardgas aan EDF Belgium NV, met maatschappelijke zetel te Bischoffsheimlaan 11 (bus 5), 1000 Brussel met ondernemingsnummer BE 0459.853.343, gekend onder de referte BESL-2005-74, wordt opgeheven. Art. 2. Deze beslissing is van kracht vanaf heden. Art. 3. Deze beslissing wordt bekend gemaakt door publicatie in het Belgisch Staatsblad. Brussel, 15 februari 2011. Voor de VREG : A. PICTOEL, gedelegeerd bestuurder

*

VLAAMSE OVERHEID Leefmilieu, Natuur en Energie

[C − 2011/35182] 15 FEBRUARI 2011. — Beslissing van de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt met betrekking tot de opheffing van de beslissing van de VREG van 26 september 2007 met betrekking tot de toekenning van de leveringsvergunning voor elektriciteit op naam van Nidera Handelscompagnie BV (BESL-2011-6) De Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt, Gelet op artikel 4.3.1 van het decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid;

14191

14192

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Gelet op de beslissing van de VREG van 26 september 2007 met betrekking tot de toekenning van de leveringsvergunning voor elektriciteit op naam van Nidera Handelscompagnie BV, met maatschappelijke zetel te Willemsplein 492, 3016 DR Rotterdam, Nederland met ondernemingsnummer NL006323741B01; Gezien het verzoek van 7 december 2010 tot opheffing van de beslissing van de VREG van 26 september 2007 met betrekking tot de toekenning van de leveringsvergunning voor elektriciteit op naam van Nidera Handelscompagnie BV (hierna genoemd : « de verzoeker »), door de VREG ontvangen op 4 januari 2011; Overwegende dat de verzoeker op dit ogenblik geen leveringen van elektriciteit aan op de in het Vlaamse Gewest gelegen distributienetten aangesloten afnemers uitvoert; Overwegende dat er bijgevolg geen redenen zijn om het verzoek tot opheffing van de beslissing tot toekenning van de leveringsvergunning voor elektriciteit op naam van Nidera Handelscompagnie BV, toegekend door de VREG op 26 september 2007, te weigeren; Overwegende dat de VREG bevoegd is om de beslissing die zij eerder genomen heeft « ex nunc » op te heffen; Overwegende dat het verzoek tot opheffing van de beslissing met betrekking tot de toekenning van de leveringsvergunning voor elektriciteit van Nidera Handelscompagnie BV, oorspronkelijk toegekend door de VREG op 26 september 2007, bijgevolg kan ingewilligd worden; Beslist : Artikel 1. De beslissing van de VREG van 26 september 2007 met betrekking tot de toekenning van de leveringsvergunning voor elektriciteit aan Nidera Handelscompagnie BV, met maatschappelijke zetel Willemsplein 492, 3016 DR Rotterdam, Nederland, gekend onder de referte BESL-2007-116, wordt opgeheven. Art. 2. Deze beslissing is van kracht vanaf heden. Art. 3. Deze beslissing wordt bekend gemaakt door publicatie in het Belgisch Staatsblad. Brussel, 15 februari 2011. Voor de VREG : A. PICTOEL gedelegeerd bestuurder

REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200919] Aménagement du territoire Un arrêté ministériel du 10 janvier 2011 qui produit ses effets le 9 décembre 2010, désigne M. José Scchwanen, premier attaché, affecté à la Direction du Luxembourg, comme fonctionnaire délégué pour la province du Luxembourg, les 9 et 10 décembre 2010.

Un arrêté ministériel du 10 janvier 2011 qui produit ses effets le 2 décembre 2010, désigne M. Christian Peeters, attaché, affecté à la Direction du Luxembourg, comme fonctionnaire délégué pour la province du Luxembourg, les 2 et 3 décembre 2010.

Un arrêté ministériel du 10 janvier 2011 qui produit ses effets le 13 décembre 2010, désigne : — Mme Marie-Claire Solhosse, attachée, affectée à la Direction générale opérationnelle Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie, Direction de Liège-II, comme fonctionnaire délégué pour la circonscription de Liège-II, les 13 et 15 décembre 2010; — Mme Patricia Wathelet, attachée, affectée à la Direction générale opérationnelle Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie, Direction de Liège-II, comme fonctionnaire délégué pour la circonscription de Liège-II, le 14 décembre 2010.

Un arrêté ministériel du 10 janvier 2011 qui produit ses effets le 20 décembre 2010, désigne M. Edouard Libotte, attaché, affecté à la Direction générale opérationnelle Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie, comme fonctionnaire délégué pour la province de Namur, du 20 au 24 décembre 2010 et du 17 au 21 janvier 2011 inclus.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Un arrêté ministériel du 10 janvier 2011 qui produit ses effets le 21 décembre 2010, désigne : — M. Jean-Claude Cornet, premier attaché, affecté à la Direction générale opérationnelle Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie, comme fonctionnaire délégué pour la circonscription du Hainaut-I, les 21, 22, 28 et 29 décembre 2010; — Mme Cécile Danis, attachée, affectée à la Direction générale opérationnelle Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie, comme fonctionnaire délégué pour la circonscription du Hainaut-I, les 30 et 31 décembre 2010 inclus.

Un arrêté ministériel du 19 janvier 2011 qui produit ses effets le 4 janvier 2011, désigne Mme Annique Vandael, attachée, affectée à la Direction générale opérationnelle Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie, comme fonctionnaire délégué pour la circonscription du Hainaut-II, du 4 au 7 janvier 2011 inclus.

Un arrêté ministériel du 24 janvier 2011 qui produit ses effets le 4 janvier 2011, désigne M. Jean-Claude Cornet, premier attaché, affecté à la Direction générale opérationnelle Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie, comme fonctionnaire délégué pour la circonscription du Hainaut-I, le 4 janvier 2011.

Un arrêté ministériel du 14 février 2011 qui produit ses effets le 17 janvier 2011, désigne : — M. Stéphane Landrain, attaché, affecté à la Direction générale opérationnelle Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie, Direction de Liège-II, comme fonctionnaire délégué pour la circonscription de Liège-II, le 17 janvier 2011; — Mme Patricia Wathelet, attachée, affectée à la Direction générale opérationnelle Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie, Direction de Liège-II, comme fonctionnaire délégué pour la circonscription de Liège-II, le 28 janvier 2011.

ARLON. — Un arrêté ministériel du 2 février 2011 fixe définitivement le périmètre du site à réaménager no SAR/AV45 dit ″Mess des officiers Province de Luxembourg″ à Arlon et comprend les parcelles cadastrées à Arlon, 1re division, section A, nos 1023k et 1024v. Le plan annexé à l’arrêté peut être consulté à la Direction de l’Aménagement opérationnel de la Direction générale opérationnelle Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie.

LESSINES. — Un arrêté ministériel du 8 février 2011 approuve les modifications de la composition de la Commission consultative communale d’Aménagement du Territoire et de Mobilité de Lessines, telles que contenues dans les délibérations du conseil communal du 30 novembre 2010. La liste des membres peut être consultée auprès de la DGO4, Département de l’Aménagement du Territoire et de l’Urbanisme, Direction de l’Aménagement local, rue des Brigades d’Irlande 1, 5100 Jambes, et auprès de l’administration communale de et à Lessines.

LIEGE. — Un arrêté ministériel du 2 février 2011 fixe définitivement le périmètre du site à réaménager no SAR/LG249 dit ″Hôpital de Bavière″ à Liège et comprend les parcelles cadastrées à Liège, 8e division, section A, os n 895f2, 895g2, 895l2, 895m2, 895n2 et 895r. Le plan annexé à l’arrêté peut être consulté à la Direction de l’Aménagement opérationnel de la Direction générale opérationnelle Aménagement du Territoire, Logement, Patrimoine et Energie.

NANDRIN. — Un arrêté ministériel du 3 février 2011 approuve les modifications de la composition de la Commission consultative communale d’Aménagement du Territoire et de Mobilité de Nandrin, telles qu’elles sont contenues dans la délibération du conseil communal du 26 octobre 2010. La liste des membres peut être consultée auprès de la DGO4, Département de l’Aménagement du Territoire et de l’Urbanisme, Direction de l’Aménagement local, rue des Brigades d’Irlande 1, 5100 Jambes, et auprès de l’administration communale de et à Nandrin.

14193

14194

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200810] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. — Office wallon des déchets. — Acte procédant à l’enregistrement de la ″VOF C. Vos Transporten″, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la ″VOF C. Vos Transporten″, le 4 novembre 2010; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. La ″VOF C. Vos Transporten″, sise Wilgenhof 7, à NL-4283 JA Giessen, est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2010-12-07-07. § 2. Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : - déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : - déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; - déchets animaux; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; - déchets inertes; - déchets ménagers et assimilés. Art. 2. Le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisé sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n’est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d’un producteur de déchets ou sur ordre d’un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport.

14195

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 7. § 1er. L’impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrante pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrante transmet annuellement à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrante transmet à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrante n’ait été entendue. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 7 décembre 2010. Ir A. HOUTAIN

* SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200811] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. — Office wallon des déchets. — Acte procédant à l’enregistrement de la SAS Mauffrey, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la SAS Mauffrey, le 10 novembre 2010; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. La SAS Mauffrey, sise Z.I. du Bois Joli 222, à F-88210 Remiremont Cedex, est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2010-12-07-08.

14196

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD § 2. Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : - déchets inertes; - déchets ménagers et assimilés; - déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : - déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; - déchets animaux; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1. Art. 2. Le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisé sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n’est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d’un producteur de déchets ou sur ordre d’un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrante pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrante transmet annuellement à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrante transmet à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport.

14197

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 10. Si l’impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrante n’ait été entendue. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 7 décembre 2010. Ir A. HOUTAIN

* SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200812] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. — Office wallon des déchets. — Acte procédant à l’enregistrement de la ″BV Brekelmans Transport″, en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la ″BV Brekelmans Transport″, le 8 novembre 2010; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. La ″BV Brekelmans Transport″, sise De Huufkes 61, à NL-5674 TL Nuenen, est enregistrée en qualité de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2010-12-07-09. § 2. Le présent enregistrement porte sur le transport des déchets suivants : - déchets inertes; - déchets ménagers et assimilés; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; - déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut le transport des déchets suivants : - déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; - déchets animaux; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2. Art. 2. Le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisé sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Le transport n’est autorisé que lorsque celui-ci est effectué sur ordre d’un producteur de déchets ou sur ordre d’un collecteur enregistré de déchets. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer.

14198

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrante pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrante transmet annuellement à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrante transmet à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrante n’ait été entendue. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 7 décembre 2010. Ir A. HOUTAIN

14199

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200813] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. — Office wallon des déchets. — Acte procédant à l’enregistrement de la SPRL Linea Hortus, en qualité de collecteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par la SPRL Linea Hortus, le 5 novembre 2010; Considérant que la requérante a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. La SPRL Linea Hortus, sise chaussée de Bruxelles 163, à 7090 Hennuyères, est enregistrée en qualité de collecteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2010-12-07-10. § 2. Le présent enregistrement porte sur la collecte des déchets suivants : - déchets inertes. § 3. Le présent enregistrement exclut la collecte des déchets suivants : - déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; - déchets animaux; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; - déchets ménagers et assimilés; - déchets industriels ou agricoles non dangereux. Art. 2. La collecte des déchets repris à l’article 1er, § 2, est autorisée sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrante du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport.

14200

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 7. § 1er. L’impétrante remet à la personne dont elle a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrante pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrante transmet annuellement à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de collecte de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrante conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de collecte, l’impétrante transmet à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés à la collecte des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de collecte. Art. 10. Si l’impétrante souhaite renoncer, en tout ou en partie, à la collecte des déchets désignés dans le présent enregistrement, elle en opère notification à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrante la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrante soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrante n’ait été entendue. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 7 décembre 2010. Ir A. HOUTAIN

* SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200814] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. — Office wallon des déchets. — Acte procédant à l’enregistrement de M. Marc Verspeet, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général, Vu le décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par M. Marc Verspeet, le 16 novembre 2010; Considérant que le requérant a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. M. Marc Verspeet, Kortelakerstraat 22, à 9500 Geraardsbergen, est enregistré en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2010-12-07-11. § 2. Le présent enregistrement porte sur la collecte et le transport des déchets suivants : - déchets industriels ou agricoles non dangereux.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD § 3. Le présent enregistrement exclut la collecte et le transport des déchets suivants : - déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; - déchets animaux; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1; - déchets ménagers et assimilés; - déchets inertes. Art. 2. La collecte et le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, sont autorisés sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrant du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables. Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrant remet à la personne dont il a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrant pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrant transmet annuellement à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de collecte ou de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrant conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrant transmet à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport.

14201

14202

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 10. Si l’impétrant souhaite renoncer, en tout ou en partie, à la collecte ou au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, il en opère notification à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrant la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrant soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrant n’ait été entendu. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 7 décembre 2010. Ir A. HOUTAIN

* SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200815] Direction générale opérationnelle Agriculture, Ressources naturelles et Environnement. — Office wallon des déchets. — Acte procédant à l’enregistrement de M. François Beaupain, en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux L’Inspecteur général, Vu le décret du Conseil régional wallon du 27 juin 1996 relatif aux déchets, tel que modifié; Vu le décret fiscal du 22 mars 2007 favorisant la prévention et la valorisation des déchets en Région wallonne et portant modification du décret du 6 mai 1999 relatif à l’établissement, au recouvrement et au contentieux en matière de taxes régionales directes; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 10 juillet 1997 établissant un catalogue des déchets, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 24 janvier 2002, partiellement annulé par l’arrêt no 94.211 du Conseil d’Etat du 22 mars 2001; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 relatif à l’enregistrement des collecteurs et transporteurs de déchets autres que dangereux; Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 19 juillet 2007 concernant les transferts de déchets; Vu la demande introduite par M. François Beaupain, le 8 novembre 2010; Considérant que le requérant a fourni toutes les indications requises par l’article 4, § 2, de l’arrêté du Gouvernement wallon du 13 novembre 2003 susvisé, Acte : Article 1er. § 1er. M. François Beaupain, rue Bansions 5, à 4845 Jahlay, est enregistré en qualité de collecteur et de transporteur de déchets autres que dangereux. L’enregistrement est identifié par le numéro 2010-12-07-12. § 2. Le présent enregistrement porte sur la collecte et le transport des déchets suivants : - déchets inertes; - déchets ménagers et assimilés; - déchets industriels ou agricoles non dangereux. § 3. Le présent enregistrement exclut la collecte et le transport des déchets suivants : - déchets dangereux; - huiles usagées; - PCB/PCT; - déchets animaux; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B2; - déchets d’activités hospitalières et de soins de santé de classe B1. Art. 2. La collecte et le transport des déchets repris à l’article 1er, § 2, sont autorisés sur l’ensemble du territoire de la Région wallonne. Art. 3. Le transport de déchets est interdit entre 23 heures et 5 heures. Art. 4. Les dispositions du présent enregistrement ne dispensent pas l’impétrant du respect des prescriptions requises ou imposées par d’autres textes législatifs applicables.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 5. § 1er. Le présent enregistrement ne préjudicie en rien au respect de la réglementation relative au transport de marchandises par route, par voie d’eau ou par chemin de fer. § 2. Une lettre de voiture entièrement complétée et signée, ou une note d’envoi, doit accompagner le transport des déchets. Ces documents doivent au moins mentionner les données suivantes : a) la description du déchet; b) la quantité exprimée en kilogrammes ou en litres; c) la date du transport; d) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui a remis des déchets; e) la destination des déchets; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du collecteur; g) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur. § 3. La procédure visée au § 2 reste d’application jusqu’à l’entrée en vigueur du bordereau de suivi des déchets visé à l’article 9 du décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets. Art. 6. Une copie du présent enregistrement doit accompagner chaque transport. Art. 7. § 1er. L’impétrant remet à la personne dont il a reçu des déchets une attestation mentionnant : a) son nom ou dénomination, adresse ou siège social; b) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social de la personne physique ou morale qui lui a remis des déchets; c) la date et le lieu de la remise; d) la quantité de déchets remis; e) la nature et le code des déchets remis; f) le nom ou la dénomination, l’adresse ou le siège social du transporteur des déchets. § 2. Un double de l’attestation prévue au § 1er est tenu par l’impétrant pendant cinq ans à disposition de l’administration. Art. 8. § 1er. L’impétrant transmet annuellement à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, une déclaration de collecte ou de transport de déchets. La déclaration est transmise au plus tard le soixantième jour suivant l’expiration de l’année de référence. La déclaration est établie selon les formats définis par l’Office wallon des déchets. § 2. L’impétrant conserve une copie de la déclaration annuelle pendant une durée minimale de cinq ans. Art. 9. Afin de garantir et de contrôler la bonne fin des opérations de transport, l’impétrant transmet à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, en même temps que sa déclaration annuelle les informations suivantes : 1o les numéros d’immatriculation des véhicules détenus en propre ou en exécution de contrats passés avec des tiers et affectés au transport des déchets; 2o la liste des chauffeurs affectés aux activités de transport. Art. 10. Si l’impétrant souhaite renoncer, en tout ou en partie, à la collecte ou au transport des déchets désignés dans le présent enregistrement, il en opère notification à l’Office wallon des déchets, Direction de la Politique des déchets, qui en prend acte. Art. 11. Sur base d’un procès-verbal constatant une infraction au Règlement 1013/2006/CE concernant les transferts de déchets, au décret du 27 juin 1996 relatif aux déchets, à leurs arrêtés d’exécution, l’enregistrement peut, aux termes d’une décision motivée, être radié, après qu’ait été donnée à l’impétrant la possibilité de faire valoir ses moyens de défense et de régulariser la situation dans un délai déterminé. En cas d’urgence spécialement motivée et pour autant que l’audition de l’impétrant soit de nature à causer un retard préjudiciable à la sécurité publique, l’enregistrement peut être radié sans délai et sans que l’impétrant n’ait été entendu. Art. 12. § 1er. L’enregistrement vaut pour une période de cinq ans. § 2. La demande de renouvellement dudit enregistrement est introduite dans un délai précédant d’un mois la limite de validité susvisée. Namur, le 7 décembre 2010. Ir A. HOUTAIN

14203

14204


REGION DE BRUXELLES-CAPITALE — BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

[2011/31107]

[2011/31107]

Protection du patrimoine

Bescherming van het erfgoed

Par arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 décembre 2011, est classé comme site la totalité du jardin entourant la maison Grégoire sis Dieweg 292, à Uccle, en raison de sa valeur historique, scientifique et esthétique. Le bien est connu au cadastre d’Uccle, 2e division, section D, 2e feuille, parcelles nos 25m12, 25l12 et 25a6.

Bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 december 2011 wordt beschermd als landschap de volledige tuin rond het huis Grégoire, gelegen Dieweg 292, te Ukkel, wegens zijn historische, wetenschappelijke en esthetische waarde. Het goed is bekend ten kadaster te Ukkel, 2e afdeling, sectie D, 1e blad, perceel nrs. 25m12, 25l12 en 25a6.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD MINISTERE DE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE

14205

MINISTERIE VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

[2011/31108]

[2011/31108]

Protection du patrimoine

Bescherming van het erfgoed

Par arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 22 décembre 2010, est entamée la procédure d’inscription sur la liste de sauvegarde comme site du paulownia (Paulownia tomentosa) sis rue de Ransbeek (face au n° 385) à Bruxelles, connu au cadastre de Bruxelles, 19e division, section A, 1re feuille, parcelle 88/2g2 (partie), (coordonnées Lambert belge : x = 152194, y = 177134), en raison de son intérêt scientifique et esthétique.

Bij besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 22 december 2010 wordt ingesteld de procedure tot inschrijving op de bewaarlijst als landschap van de paulownia (Paulownia tomentosa), gelegen Ransbeekstraat (tegenover het nr. 385) in Brussel, bekend ten kadaster te Brussel, 19e afdeling, sectie A, 1e blad, perceel 88/2g2 (deel) (Belgische coördinaten van Lambert : x = 152194, y = 177134), wegens zijn wetenschappelijke en esthetische waarde.

14206


AVIS OFFICIELS — OFFICIELE BERICHTEN GRONDWETTELIJK HOF [2011/200640] Uittreksel uit arrest nr. 2/2011 van 13 januari 2011 Rolnummers 4887, 4891, 4899 en 4917 In zake : de prejudiciële vragen betreffende de artikelen 6.1.1, derde en vierde lid, 6.1.2 en 6.1.47, eerste lid, van de « Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening » (coördinatie van 15 mei 2009), gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk en het Hof van Beroep te Gent. Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en R. Henneuse, de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Moerman en P. Nihoul, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter M. Melchior, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vragen en rechtspleging a. Bij vonnis van 5 januari 2010 in zake de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur voor de provincie West-Vlaanderen tegen Herman Decock, Aurore Van Neste en Mr. Laurence Montagne, handelend in de hoedanigheid van curator van het faillissement van de bvba « Herbofisk-H-D », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 9 maart 2010, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 6.1.1, vierde lid, VCRO het door artikel 16 van de Grondwet en artikel 1.1 Eerste Aanvullend Protocol EVRM gewaarborgde eigendomsrecht van de door de instandhouding van een illegale constructie benadeelde derde, al dan niet in samenhang gelezen met het legaliteitsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, door te verhinderen dat de tijdig bij het vonnisgerecht aanhangig gemaakte publieke vordering tot herstel in de oorspronkelijke staat of tot herstel in de legale staat niet langer kan worden ingewilligd indien deze instandhouding op het ogenblik van de uitspraak niet meer strafbaar is gesteld ? 2. Schendt artikel 6.1.1, vierde lid, VCRO het standstill-beginsel, vervat in artikel 23 van de Grondwet, door - zonder indeplaatsstelling van een alternatief - reeds bestaande en voor de rechter uigeoefende vorderingsrechten van de overheid tot herstel van de goede ruimtelijke ordening uit te doven naar aanleiding van een depenalisering van het misdrijf van instandhouding, terwijl deze depenalisering de concrete aantasting van de goede ruimtelijke ordening zowel de facto als de iure onverlet laat ? 3. Schenden de artikelen 6.1.1, derde lid, 6.1.1, vierde lid en 6.1.2, VCRO het standstill-beginsel, vervat in artikel 23 Grondwet, doordat zijn in onderlinge samenhang het opleggen van een herstelmaatregel op grond van feiten van instandhouding volstrekt onmogelijk maken, en hierdoor de mogelijkheid van de overheid tot het stellen van illegale situaties de facto laten afhangen van het voorhanden zijn van een dader aan wie het oprichtingsmisdrijf toerekenbaar is, terwijl deze omstandigheid geen enkel verband houdt met de schade aan de goede ruimtelijke ordening die door de illegale situatie wordt veroorzaakt ? ». b. Bij arrest van 26 februari 2010 in zake het Vlaamse Gewest tegen Helena Verhaeghe, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 10 maart 2010, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schenden de artikelen 6.1.1, derde lid, 6.1.47, eerste lid, en 6.1.2 VCRO het standstill-beginsel, vervat in artikel 23 Grondwet, doordat zij in onderlinge samenhang het opleggen van een stakingsbevel op grond van feiten van instandhouding volstrekt onmogelijk maken, en hierdoor de mogelijkheid van de overheid tot het voorkomen van illegale situaties de facto laten afhangen van het voorhanden zijn van een dader, aan wie het oprichtingsmisdrijf toerekenbaar is, terwijl deze omstandigheid geen enkel verband houdt met de schade aan de goede ruimtelijke ordening die door de illegale situatie wordt veroorzaakt ? ». c. Bij arrest van 5 maart 2010 in zake de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur voor de provincie West-Vlaanderen tegen Luc Sanders, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 18 maart 2010, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 6.1.1, vierde lid, VCRO het door artikel 16 Grondwet en artikel 1.1 Eerste Aanvullend Protocol EVRM gewaarborgde eigendomsrecht van de door de instandhouding van een illegale constructie benadeelde derde, al dan niet in samenhang gelezen met het legaliteitsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, door te verhinderen dat de tijdig bij het vonnisgerecht aanhangig gemaakte publieke vordering tot herstel in de oorspronkelijke staat of tot herstel in de legale staat nog langer kan worden ingewilligd indien deze instandhouding op het ogenblik van de uitspraak niet meer strafbaar is gesteld ? 2. Schendt artikel 6.1.1, vierde lid, VCRO het standstill-beginsel, vervat in artikel 23 Grondwet door - zonder indeplaatsstelling van een alternatief - reeds bestaande en voor de rechter uitgeoefende vorderingsrechten van de overheid tot herstel van de goede ruimtelijke ordening uit te doven naar aanleiding van een depenalisering van het misdrijf van instandhouding, terwijl deze depenalisering de concrete aantasting van de goede ruimtelijke ordening zowel de facto als de iure onverlet laat ? 3. Schenden de artikelen 6.1.1, derde lid, 6.1.1, vierde lid, en 6.1.2 VCRO het standstill-beginsel, vervat in artikel 23 Grondwet, doordat zij in onderlinge samenhang het opleggen van een herstelmaatregel op grond van feiten van instandhouding volstrekt onmogelijk maken, en hierdoor de mogelijkheid van de overheid tot het herstellen van illegale situaties de facto laten afhangen van het voorhanden zijn van een dader, aan wie het oprichtingsmisdrijf toerekenbaar is, terwijl deze omstandigheid geen enkel verband houdt met de schade aan de goede ruimtelijke ordening die door de illegale situatie wordt veroorzaakt ? ». d. Bij arrest van 26 maart 2010 in zake de gewestelijk stedenbouwkundig inspecteur voor de provincie West-Vlaanderen tegen Yves Van Dorpe en Nancy Timmerman, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 14 april 2010, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgende prejudiciële vragen gesteld : « 1. Schendt artikel 6.1.1, vierde lid, VCRO het standstill-beginsel, vervat in artikel 23 Grondwet door - zonder indeplaatsstelling van een alternatief - reeds bestaande en voor de rechter uigeoefende vorderingsrechten van de overheid tot herstel van de goede ruimtelijke ordening uit te doven naar aanleiding van een depenalisering van het misdrijf van instandhouding, terwijl deze depenalisering de concrete aantasting van de goede ruimtelijke ordening zowel de facto als de iure onverlet laat ?

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 2. Schenden de artikelen 6.1.1, derde lid, 6.1.1, vierde lid, en 6.1.2 VCRO het standstill-beginsel, vervat in artikel 23 Grondwet, doordat zij in onderlinge samenhang het opleggen van een herstelmaatregel op grond van feiten van instandhouding volstrekt onmogelijk maken, en hierdoor de mogelijkheid van de overheid tot het herstellen van illegale situaties de facto laten afhangen van het voorhanden zijn van een dader, aan wie het oprichtingsmisdrijf toerekenbaar is, terwijl deze omstandigheid geen enkel verband houdt met de schade aan de goede ruimtelijke ordening die door de illegale situatie wordt veroorzaakt ? 3. Schenden de artikelen 6.1.1, derde lid, en 6.1.1, vierde lid, VCRO de artikelen 10 en 11 van de Grondwet doordat zij samen gelezen tot gevolg hebben dat de instandhouder buiten ruimtelijk kwetsbaar gebied bij wie voor het oprichtingsmisdrijf nog een oprichter kan vervolgd worden, de gevolgen van een opgelegde herstelmaatregel kan moeten ondergaan, terwijl eenzelfde instandhouder bij wie voor het oprichtingsmisdrijf niet langer een oprichter kan vervolgd worden, deze gevolgen niet kan moeten ondergaan ? ». Die zaken, ingeschreven onder de nummers 4887, 4891, 4899 en 4917 van de rol van het Hof, werden samengevoegd. (...) III. In rechte (...) Ten aanzien van de in het geding zijnde bepalingen B.1.1. De prejudiciële vragen hebben betrekking op artikel 6.1.1, derde en vierde lid, artikel 6.1.2 en artikel 6.1.47, eerste lid, van de bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 gecoördineerde « Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening » (hierna : VCRO). B.1.2. Die bepalingen maken deel uit van titel VI (« Handhavingsmaatregelen »), hoofdstuk I (« Strafbepalingen »), afdeling 1 (« Strafsancties ») en afdeling 7 (« Staking van de in overtreding verrichte werken of handelingen »), van de VCRO. Artikel 6.1.1 bepaalt : « Met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 26 euro tot 400.000 euro of met één van deze straffen alleen, wordt de persoon gestraft die : 1o de bij de artikelen 4.2.1 en 4.2.15 bepaalde handelingen hetzij zonder voorafgaande vergunning, hetzij in strijd met de vergunning, hetzij na verval, vernietiging of het verstrijken van de termijn van de vergunning, hetzij in geval van schorsing van de vergunning, uitvoert, voortzet of in stand houdt; 2o handelingen uitvoert, voortzet of in stand houdt in strijd met een ruimtelijk uitvoeringsplan, vermeld in de artikelen 2.2.1 tot en met 2.2.18, met een ontwerp van ruimtelijk uitvoeringsplan waarvoor toepassing werd gemaakt van artikel 4.3.2 of 4.4.7, § 1, of met de stedenbouwkundige en verkavelingsverordeningen, vermeld in de artikelen 2.3.1 tot en met 2.2.3, tenzij de uitgevoerde handelingen vergund zijn, of tenzij het gaat om onderhoudswerken aan een hoofdzakelijk vergunde constructie of om handelingen die vrijgesteld zijn van de vergunningsplicht; 3o als eigenaar toestaat of aanvaardt dat één van de onder 1o en 2o vermelde strafbare feiten worden gepleegd, voortgezet of in stand gehouden; 4o een inbreuk pleegt op de informatieplicht, vermeld in de artikelen 5.2.1 tot en met 5.2.6; 5o de handelingen voortzet in strijd met het bevel tot staking, de bekrachtigingsbeslissing of, in voorkomend geval, de beschikking in kortgeding; 6o een inbreuk op de plannen van aanleg en verordeningen die tot stand zijn gekomen volgens de bepalingen van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996 en die van kracht blijven zolang en in de mate dat ze niet vervangen worden door nieuwe voorschriften uitgevaardigd krachtens onderhavige codex, pleegt na 1 mei 2000, of dit voortzet of in stand houdt, op welke wijze ook, tenzij de uitgevoerde werken, handelingen of wijzigingen vergund zijn, of tenzij het gaat om onderhoudswerken aan een hoofdzakelijk vergunde constructie of om handelingen die vrijgesteld zijn van de vergunningsplicht; 7o handelingen die een inbreuk zijn op de bouwen verkavelingsvergunningen die zijn verleend krachtens het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996, uitvoert, voortzet of in stand houdt. De minimumstraffen zijn echter een gevangenisstraf van vijftien dagen en een geldboete van 2.000 euro, of één van deze straffen alleen, indien de in het eerste lid vermelde misdrijven gepleegd worden door instrumenterende ambtenaren, vastgoedmakelaars en andere personen die in de uitoefening van hun beroep of activiteit onroerende goederen kopen, verkavelen, te koop of te huur zetten, verkopen of verhuren, bouwen of vaste of verplaatsbare inrichtingen ontwerpen en/of opstellen of personen die bij die verrichtingen als tussenpersonen optreden, bij de uitoefening van hun beroep. De strafsanctie voor het instandhouden van inbreuken, vermeld in het eerste lid, 1o, 2o, 3o, 6o en 7o, geldt niet voorzover de handelingen, werken, wijzigingen of het strijdige gebruik niet gelegen zijn in de ruimtelijk kwetsbare gebieden. Voor de strafbare instandhouding is uitsluitend vereist dat de wederrechtelijke handelingen op het ogenblik van de instandhouding gelegen zijn in ruimtelijk kwetsbaar gebied. Een herstelvordering die door de stedenbouwkundige inspecteur of het college van burgemeester en schepenen is ingesteld op grond van de instandhouding van handelingen, kan vanaf 1 september 2009 niet langer worden ingewilligd indien deze instandhouding op het ogenblik van de uitspraak niet meer strafbaar is gesteld ». Artikel 6.1.2 van de VCRO bepaalt : « Artikel 6.1.1, derde lid, toegevoegd bij decreet van 4 juni 2003 en gedeeltelijk vernietigd bij arrest nr. 14/2005 van 19 januari 2005 van het Grondwettelijk Hof, wordt geïnterpreteerd als volgt : Deze bepaling heft de strafbaarstelling van de vermelde instandhoudingsmisdrijven op ». B.1.3.1. Artikel 6.1.1, derde lid, van de VCRO is bij de coördinatie overgenomen uit artikel 146, derde lid, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening (hierna : DRO). Zoals het werd toegevoegd bij artikel 7 van het decreet van 4 juni 2003 « houdende wijziging van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, wat het handhavingsbeleid betreft », bepaalde het voormelde artikel 146, derde lid : « De strafsanctie voor het instandhouden van inbreuken, bedoeld in het eerste lid, 1o, 2o, 3o, 6o en 7o, geldt niet voorzover de handelingen, werken, wijzigingen of het strijdige gebruik niet gelegen zijn in de ruimtelijk kwetsbare gebieden, voorzover ze geen onaanvaardbare stedenbouwkundige hinder veroorzaken voor de omwonenden of voorzover ze geen ernstige inbreuk vormen op de essentiële stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming krachtens het ruimtelijk uitvoeringsplan of plan van aanleg ». Bij zijn arrest nr. 14/2005 van 19 januari 2005 heeft het Grondwettelijk Hof in die bepaling de woorden « , voor zover ze geen onaanvaardbare stedenbouwkundige hinder veroorzaken voor de omwonenden of voor zover ze geen ernstige inbreuk vormen op de essentiële stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming krachtens het ruimtelijk uitvoeringsplan of plan van aanleg » vernietigd.

14207

14208

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD B.1.3.2. Uit de eerste zin van artikel 6.1.1, derde lid, van de VCRO volgt dat het in stand houden van stedenbouwmisdrijven in andere dan ruimtelijk kwetsbare gebieden niet meer strafbaar is sinds 22 augustus 2003, datum van inwerkingtreding van het voormelde artikel 7 van het decreet van 4 juni 2003. Zoals het Hof deed opmerken in het voormelde arrest nr. 14/2005, was het de bedoeling van artikel 7 van het decreet van 4 juni 2003 om een stedenbouwmisdrijf niet langer te beschouwen als een voortdurend misdrijf en de strafbaarstelling van de instandhouding te schrappen (Parl. St., Vlaams Parlement, 2002-2003, nr. 1566/7, p. 38). In ruimtelijk kwetsbare gebieden blijft zowel het in stand houden als het uitvoeren of voortzetten van stedenbouwmisdrijven strafbaar. Het strafbare « uitvoeren of voortzetten » wordt hierna oprichtingsmisdrijf genoemd. B.1.3.3. Artikel 6.1.1, derde lid, van de VCRO (voorheen artikel 146, derde lid, van het DRO) moet in samenhang worden gelezen met artikel 6.1.2 van de VCRO (voorheen artikel 184 van het DRO), zoals ingevoegd bij artikel 83 van het decreet van het Vlaamse Gewest van 27 maart 2009 tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid. Met die bepaling heeft de decreetgever duidelijk gemaakt dat met artikel 146, derde lid, van het DRO (« De strafsanctie voor het instandhouden van inbreuken [...] geldt niet voor zover [...] ») niet enkel werd beoogd een grond tot strafuitsluiting in te voeren, maar ook een einde te maken aan de strafbaarstelling van het in stand houden van stedenbouwmisdrijven in andere dan ruimtelijk kwetsbare gebieden. B.1.4.1. Artikel 6.1.1, vierde lid, van de VCRO heeft betrekking op de herstelvorderingen die zijn ingesteld door de stedenbouwkundig inspecteur of het college van burgemeester en schepenen en die steunen op het in stand houden van stedenbouwmisdrijven in andere dan ruimtelijk kwetsbare gebieden. Dat vierde lid is bij de coördinatie in de VCRO overgenomen uit artikel 146, vierde lid, van het DRO, zoals vervangen bij artikel 50, 7o, van het decreet van het Vlaamse Gewest van 27 maart 2009 tot aanpassing en aanvulling van het ruimtelijke plannings-, vergunningen- en handhavingsbeleid. De in die bepaling vermelde datum van 1 september 2009 is gerelateerd aan de datum van inwerkingtreding van het voormelde decreet van 27 maart 2009. B.1.4.2. Het doel dat de decreetgever met die bepaling voor ogen had, is in de parlementaire voorbereiding ervan als volgt uiteengezet : « Wat de instandhoudingsmisdrijven betreft, stelt zich evenwel de vraag of het opportuun of verantwoordbaar is dat na de depenalisering van sommige van deze misdrijven (namelijk deze die niet gelegen zijn in ruimtelijk kwetsbaar gebied) alsnog herstelvorderingen (van overheidswege) op grond van de instandhouding kunnen worden ingewilligd. Het contentieux over het Handhavingsdecreet van 4 juni 2003 leert in dat verband dat herstelvorderingen die aanhangig waren voor 22 augustus 2003 (datum van inwerkingtreding van het decreet van 4 juni 2003) niet in se ongegrond zijn. Herstelvorderingen die ingesteld zijn voor de datum van de inwerkingtreding van voorliggend ontwerp van decreet, op grond van de (voortaan gedepenaliseerde) instandhouding in landschappelijk waardevol agrarisch gebied, zullen in principe evenzeer nog kunnen worden ingewilligd. Zulks is maatschappelijk niet geheel verzoenbaar met de aard van de herstelvordering die onder meer een bijzondere vorm van vergoeding of teruggave uitmaakt, ertoe strekkende een einde te maken aan de met de wet strijdige toestand die uit het misdrijf is ontstaan en waardoor het openbaar belang wordt geschaad (Cass., 19 september 1989, T.R.O.S. 1999, 109, noot). Die schade aan het openbaar belang wordt door een depenalisering sterk genuanceerd. Om die reden wordt voor de toekomst (vanaf de inwerkingtreding van het ontwerp van decreet) bepaald dat herstelvorderingen (van overheidswege) die gebaseerd zijn op een instandhouding die op het ogenblik van de uitspraak niet langer strafbaar is gesteld, niet meer kunnen worden ingewilligd » (Parl. St., Vlaams Parlement, 2008-2009, nr. 2011/3, p. 57). B.1.5. Artikel 6.1.47, eerste lid, van de VCRO (voorheen artikel 154, eerste lid, van het DRO) bepaalt : « De in artikel 6.1.5 vermelde ambtenaren, agenten of officieren van gerechtelijke politie kunnen mondeling ter plaatse de onmiddellijke staking van het werk, van de handelingen of van het gebruik bevelen indien zij vaststellen dat het werk, de handelingen of de wijzigingen een inbreuk vormen, vermeld in artikel 6.1.1, of wanneer niet voldaan is aan de verplichting van artikel 4.7.19, § 4 ». B.1.6. Het niet in het geding gebrachte artikel 6.1.41, § 1, van de VCRO bepaalt : « Naast de straf kan de rechtbank bevelen de plaats in de oorspronkelijke toestand te herstellen of het strijdige gebruik te staken, en/of bouw- of aanpassingswerken uit te voeren en/of een geldsom te betalen gelijk aan de meerwaarde die het goed door het misdrijf heeft verkregen ». Rekening houdend met de gegevens van de zaken voor de verwijzende rechters, die betrekking hebben op vorderingen van de stedenbouwkundig inspecteur tot herstel in de oorspronkelijke toestand of om het strijdige gebruik te staken, beperkt het Hof zich tot, enerzijds, de « herstelvordering » waarmee het herstel in de oorspronkelijke toestand wordt beoogd, waarbij het dus eventuele herstelvorderingen tot bouw- of aanpassingswerken of tot het doen betalen van een meerwaarde buiten beschouwing laat, en, anderzijds, het « stakingsbevel », in zoverre de prejudiciële vraag in de zaak nr. 4891 betrekking heeft op de grondwettigheid van de opheffing van de strafbaarheid van de aan het stakingsbevel ten grondslag liggende instandhouding van een stedenbouwkundig misdrijf. Ten aanzien van de relevantie van de prejudiciële vragen B.2.1. De geïntimeerde in de zaak nr. 4899 voert aan dat de eerste prejudiciële vraag in die zaak niet door het Hof dient te worden beantwoord, vermits zij geen betrekking zou hebben op het bodemgeschil. Het Hof dient volgens die geïntimeerde niet te antwoorden op vragen die nutteloos zijn voor het bodemgeschil. B.2.2. De Vlaamse Regering is van oordeel dat de derde prejudiciële vraag in de zaak nr. 4917 niet relevant is voor de oplossing van het bodemgeschil, vermits het verwijzende rechtscollege heeft vastgesteld dat het oprichtingsmisdrijf waarvoor het herstel wordt gevorderd, reeds was verjaard vooraleer de herstelvordering werd ingeleid, zodat er in het bodemgeschil geen partij is aan wie dat oprichtingsmisdrijf nog kan of mag worden toegerekend. Er valt volgens haar niet in te zien hoe een eventuele ongrondwettigheidsverklaring van de in het geding zijnde regeling daarin enige verandering zou kunnen brengen. B.2.3. Het staat in beginsel aan de rechter die de prejudiciële vraag stelt om na te gaan of het antwoord op de vraag dienend is om het hem voorgelegde geschil te beslechten. Slechts wanneer dit klaarblijkelijk niet het geval is, vermag het Hof te beslissen dat de vraag geen antwoord behoeft. Wat de opmerking van de Vlaamse Regering betreft, dient te worden vastgesteld dat de derde prejudiciële vraag in de zaak nr. 4917 precies ertoe strekt te vernemen of het discriminerend is dat instandhouders toch de herstelmaatregel moeten ondergaan wanneer de dader van het oprichtingsmisdrijf wordt veroordeeld, maar niet wanneer er geen veroordeling is voor het oprichtingsmisdrijf. B.2.4. Nu niet blijkt dat de prejudiciële vragen klaarblijkelijk zonder nut zouden zijn voor de oplossing van de bodemgeschillen, dienen de excepties te worden verworpen. Ten aanzien van de eerste prejudiciële vraag in de zaken nrs. 4887 en 4899

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD B.3.1. Het Hof wordt verzocht om artikel 6.1.1, vierde lid, van de VCRO te toetsen aan artikel 16 van de Grondwet en aan artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, al dan niet in samenhang gelezen met het wettigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel. De vraag is of « het eigendomsrecht van de door de instandhouding van een illegale constructie benadeelde derde » wordt geschonden doordat met artikel 6.1.1, vierde lid, van de VCRO wordt verhinderd dat een tijdig ingestelde « publieke » herstelvordering die steunt op het in stand houden van stedenbouwmisdrijven nog zou worden ingewilligd na 1 september 2009. B.3.2. Artikel 16 van de Grondwet bepaalt : « Niemand kan van zijn eigendom worden ontzet dan ten algemenen nutte, in de gevallen en op de wijze bij de wet bepaald en tegen billijke en voorafgaande schadeloosstelling ». Artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens bepaalt : « Alle natuurlijke of rechtspersonen hebben recht op het ongestoord genot van hun eigendom. Niemand zal van zijn eigendom worden beroofd behalve in het algemeen belang en met inachtneming van de voorwaarden neergelegd in de wet en in de algemene beginselen van het internationaal recht. De voorgaande bepalingen zullen echter op geen enkele wijze het recht aantasten dat een Staat heeft om die wetten toe te passen welke hij noodzakelijk oordeelt om toezicht uit te oefenen op het gebruik van eigendom in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen en boeten te verzekeren ». Aangezien die internationaalrechtelijke bepaling een draagwijdte heeft die analoog is met die van artikel 16 van de Grondwet, vormen de erin vervatte waarborgen een onlosmakelijk geheel met diegene die zijn ingeschreven in die grondwetsbepaling, zodat het Hof, bij zijn toetsing van de in het geding zijnde bepalingen, rekening houdt met de eerstgenoemde. B.3.3. De Vlaamse Regering voert aan dat de vraag niet ontvankelijk is omdat niet zou blijken waarin de mogelijke schending van de aangevoerde bepalingen zou bestaan. Het is juist dat er geen sprake kan zijn van een schending van artikel 16 van de Grondwet en van artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens ten opzichte van de stedenbouwkundig inspecteur en het college van burgemeester en schepenen, aan wie de bevoegdheid is verleend om een herstelvordering in te stellen : die overheden treden te dezen immers niet in rechte als « benadeelde derden » ter behartiging van enig eigendomsrecht. Voor zover ervan kan worden uitgegaan dat met de « benadeelde derde » in de prejudiciële vraag de persoon wordt bedoeld die hinder zou ondervinden van de instandhouding van een stedenbouwmisdrijf, inzonderheid als eigenaar van een aanpalend perceel, blijkt wel voldoende duidelijk in welk opzicht de in het geding zijnde bepaling aan de aangevoerde normen kan worden getoetst. De exceptie wordt verworpen. B.3.4. De in de vraag bedoelde « publieke » herstelvordering wordt door de stedenbouwkundig inspecteur of het college van burgemeester en schepenen ingesteld in het algemeen belang, met het oog op het vrijwaren van de goede ruimtelijke ordening. Artikel 6.1.1, vierde lid, van de VCRO staat er niet aan in de weg dat de door de instandhouding van de illegale constructie benadeelde derde zijn private belangen behartigt, inzonderheid als eigenaar van een aanpalend perceel. Hij kan nog steeds een vordering instellen om de schade die hij zou lijden te doen ophouden door een herstel in natura of minstens om zich te doen vergoeden voor situaties die een quasi-delictuele fout blijven uitmaken. Voorts blijft de publieke herstelvordering mogelijk ten aanzien van oprichtings- en instandhoudingsmisdrijven in ruimtelijk kwetsbare gebieden alsook in die gevallen waarin die vordering nog kan worden gegrond op oprichtingsmisdrijven in andere dan ruimtelijk kwetsbare gebieden. De benadeelde derde verliest een voordeel wanneer hij zich had aangesloten bij de door de stedenbouwkundig inspecteur ingestelde herstelvordering, en die herstelvordering als gevolg van de in het geding zijnde bepaling niet langer kan worden ingewilligd. Het verlies van dat voordeel heeft evenwel geen betrekking op het eigendomsrecht van de benadeelde derde, maar op zijn procesrechtelijke situatie als gevolg van zijn keuze om niet zelf zijn private belangen te behartigen en zich louter aan te sluiten bij de publieke herstelvordering. In voorkomend geval staat het aan de benadeelde derde om alsnog zijn private belangen, met inbegrip van zijn eigendomsrecht, te doen gelden. De door de illegale constructie benadeelde derde wordt door artikel 6.1.1, vierde lid, van de VCRO derhalve niet geraakt in zijn eigendomsrecht zoals dat wordt gewaarborgd bij artikel 16 van de Grondwet en bij artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens. B.3.5. De toetsing aan het wettigheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel, in samenhang gelezen met de voormelde referentienormen, leidt niet tot een andere conclusie. B.3.6. De eerste prejudiciële vraag in de zaken nrs. 4887 en 4899 dient ontkennend te worden beantwoord. Ten aanzien van de tweede prejudiciële vraag in de zaken nrs. 4887 en 4899 en de eerste prejudiciële vraag in de zaak nr. 4917 B.4.1. Het Hof wordt gevraagd of artikel 6.1.1, vierde lid, van de VCRO « het standstill-beginsel vervat in artikel 23 van de Grondwet » schendt doordat een einde wordt gemaakt aan de publieke herstelvordering die reeds aanhangig is bij de rechter. Volgens de vraag is die uitdoving ingegeven door de « depenalisering van het misdrijf van instandhouding, terwijl deze depenalisering de concrete aantasting van de goede ruimtelijke ordening zowel de facto als de iure onverlet laat ». B.4.2. De prejudiciële vraag heeft meer bepaald betrekking op het « recht op de bescherming van een gezond leefmilieu » zoals gewaarborgd bij artikel 23, derde lid, 4o, van de Grondwet. Het Hof heeft geoordeeld dat die bepaling een standstill-verplichting impliceert die eraan in de weg staat dat de bevoegde wetgever het beschermingsniveau dat wordt geboden door de van toepassing zijnde wetgeving in aanzienlijke mate vermindert, zonder dat daarvoor redenen zijn die verband houden met het algemeen belang (arresten nrs. 135/2006 van 14 september 2006, B.10, 137/2006 van 14 september 2006, B.7.1, 145/2006 van 28 september 2006, B.5.1, 87/2007 van 20 juni 2007, B.5, 114/2008 van 31 juli 2008, B.3, 121/2008 van 1 september 2008, B.11.1, 94/2010 van 29 juli 2010, B.6.2, en 113/2010 van 14 oktober 2010, B.3.2). B.4.3. De geïntimeerde in de zaak nr. 4899 doet gelden dat artikel 23 van de Grondwet uitsluitend betrekking heeft op die aspecten van het leefmilieu die de gezondheid van de burger nadelig kunnen beïnvloeden en geen recht op een esthetisch leefmilieu waarborgt.

14209

14210

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Weliswaar heeft niet elke maatregel inzake stedenbouw en ruimtelijke ordening ipso facto een weerslag op het recht op een gezond leefmilieu in de zin van artikel 23, derde lid, 4o, van de Grondwet. Te dezen kan evenwel worden aangenomen dat de in het geding zijnde bepaling, die op algemene wijze verhindert dat de rechter na 1 september 2009 nog publieke herstelvorderingen zou inwilligen met betrekking tot de instandhouding van situaties in strijd met de regelgeving inzake stedenbouw en ruimtelijke ordening - ook al is dat enkel in andere dan « ruimtelijk kwetsbare gebieden » - een draagwijdte heeft die toch minstens ten dele binnen het toepassingsgebied van artikel 23, derde lid, 4o, van de Grondwet valt. B.4.4. De geïntimeerde in de zaak nr. 4899 stelt dat het Vlaamse Gewest niet houder van grondrechten is, maar « de debiteur ervan ». De vraag die betrekking heeft op de door de overheid ingestelde herstelvordering zou derhalve niet ontvankelijk zijn. Het gegeven dat de prejudiciële vraag is gesteld op verzoek van de stedenbouwkundig inspecteur doet geen afbreuk aan het feit dat het uiteindelijk het verwijzende rechtscollege is dat oordeelt over de pertinentie van de vraag, waarbij het rekening houdt zowel met de belangen van de in het geding zijnde partijen als met het algemeen belang. De exceptie wordt verworpen. B.4.5. Met artikel 7 van het decreet van 4 juni 2003, dat thans is opgenomen in artikel 6.1.1, derde lid, van de VCRO, heeft de Vlaamse decreetgever in het raam van zijn appreciatiemarge geoordeeld dat het in stand houden van een wederrechtelijke situatie in andere dan ruimtelijk kwetsbare gebieden niet meer als een voortdurend misdrijf moest worden aangemerkt. In samenhang gelezen met artikel 6.1.2 van de VCRO blijkt dat het van meet af aan de bedoeling was om die strafbaarstelling op te heffen. Uit de in B.1.4.2 geciteerde parlementaire voorbereiding van het in het geding zijnde artikel 6.1.1, vierde lid, van de VCRO, blijkt dat de decreetgever het bovendien maatschappelijk niet meer verantwoord achtte dat alsnog het herstel in de vroegere toestand zou worden ingewilligd op vraag van de stedenbouwkundig inspecteur of het college van burgemeester en schepenen. Nu hij het in stand houden van stedenbouwmisdrijven in andere dan ruimtelijk kwetsbare gebieden niet langer strafbaar acht, vermocht de decreetgever in redelijkheid te oordelen dat het in het algemeen belang verantwoord was om ook te vermijden dat hangende publieke herstelvorderingen nog zouden worden ingewilligd met ingang van 1 september 2009, datum van inwerkingtreding van het decreet van het Vlaamse Gewest van 27 maart 2009. B.4.6. In ruimtelijk kwetsbare gebieden blijven de in artikel 6.1.1 van de VCRO opgesomde misdrijven strafbaar en kan ook de publieke herstelvordering nog steeds worden uitgeoefend. De publieke herstelvordering kan eveneens nog steeds worden uitgeoefend wanneer die steunt op oprichtingsmisdrijven in andere dan ruimtelijk kwetsbare gebieden. De maatregel is derhalve beperkt tot die gevallen waar de herstelvordering op 1 september 2009 nog aanhangig was voor feiten van instandhouding in andere dan ruimtelijk kwetsbare gebieden. Voorts heeft de decreetgever enkel een regeling getroffen voor de publieke herstelvordering en heeft hij derhalve geen afbreuk gedaan aan de rechten van personen om de schade die zij zouden lijden, bijvoorbeeld als eigenaar van een aanpalend perceel, te doen ophouden door een herstel in natura of minstens om zich te doen vergoeden voor situaties die een quasi-delictuele fout blijven uitmaken. B.4.7. Uit wat voorafgaat blijkt dat er te dezen door artikel 6.1.1, vierde lid, van de VCRO noch een aanzienlijke achteruitgang wordt teweeggebracht in het beschermingsniveau van het leefmilieu, noch een aanzienlijke achteruitgang die niet zou kunnen worden verantwoord door de daaraan ten grondslag liggende motieven van algemeen belang. B.4.8. De tweede prejudiciële vraag in de zaken nrs. 4887 en 4899 en de eerste prejudiciële vraag in de zaak nr. 4917 dienen ontkennend te worden beantwoord. Ten aanzien van de derde prejudiciële vraag in de zaken nrs. 4887 en 4899 en de tweede prejudiciële vraag in de zaak nr. 4917 B.5.1. In tegenstelling tot de voorgaande prejudiciële vraag, die enkel betrekking had op het vierde lid van artikel 6.1.1 van de VCRO, wordt het Hof met deze vraag verzocht om ook artikel 6.1.1, derde lid, van de VCRO te toetsen aan « het standstill-beginsel vervat in artikel 23 van de Grondwet ». In de sterk vergelijkbare derde prejudiciële vraag in de zaken nrs. 4887 en 4899 en de tweede prejudiciële vraag in de zaak nr. 4917 wordt bovendien artikel 6.1.2 van de VCRO vermeld. Die vragen in de samengevoegde zaken nrs. 4887, 4899 en 4917 dienen gemeenschappelijk te worden onderzocht vermits artikel 6.1.2 van de VCRO een onlosmakelijk geheel vormt met artikel 6.1.1, derde lid, van dezelfde Codex. B.5.2. Te dezen is het de vraag of de standstill-verplichting wordt geschonden doordat de in het geding zijnde bepalingen, in hun onderlinge samenhang gelezen, het opleggen van een herstelmaatregel op grond van feiten van instandhouding in ander dan ruimtelijk kwetsbaar gebied onmogelijk maken. Volgens de vraag is de mogelijkheid van een publieke herstelvordering in feite afhankelijk van de eventuele vervolging en schuldigverklaring van de dader van het oprichtingsmisdrijf, « terwijl deze omstandigheid geen enkel verband houdt met de schade aan de goede ruimtelijke ordening die door de illegale situatie wordt veroorzaakt ». B.5.3. Bij het onderzoek van de tweede prejudiciële vraag in de zaken nrs. 4887 en 4899 en van de eerste prejudiciële vraag in de zaak nr. 4917 zijn reeds de motieven van algemeen belang uiteengezet die de decreetgever ertoe hebben gebracht de strafbaarstelling van het in stand houden van stedenbouwmisdrijven in andere dan ruimtelijk kwetsbare gebieden op te heffen (artikel 6.1.1, derde lid, en artikel 6.1.2 van de VCRO) en, aansluitend, te vermijden dat publieke herstelvorderingen nog zouden worden ingewilligd (artikel 6.1.1, vierde lid, van de VCRO). Daarbij is uiteengezet dat in ruimtelijk kwetsbare gebieden de in artikel 6.1.1 van de VCRO opgesomde misdrijven strafbaar blijven en ook de publieke herstelvordering mogelijk blijft, dat hetzelfde geldt voor oprichtingsmisdrijven, zelfs in andere dan ruimtelijk kwetsbare gebieden, en dat de decreetgever geen afbreuk heeft gedaan aan de rechten van personen om de schade die zij, bijvoorbeeld als eigenaar van een aanpalend perceel, zouden lijden, te doen ophouden door een herstel in natura of minstens om zich te doen vergoeden voor situaties die een quasi-delictuele fout blijven uitmaken. B.5.4. De conclusie van het Hof dat aldus door artikel 6.1.1, vierde lid, van de VCRO noch een aanzienlijke achteruitgang wordt teweeggebracht in het beschermingsniveau van het leefmilieu, noch een aanzienlijke achteruitgang die niet zou kunnen worden verantwoord door de daaraan ten grondslag liggende motieven van algemeen belang, geldt evenzeer ten aanzien van het derde lid van dat artikel en ten aanzien van artikel 6.1.2 van de VCRO. B.5.5. De derde prejudiciële vraag in de zaken nrs. 4887 en 4899 en de tweede prejudiciële vraag in de zaak nr. 4917 dienen ontkennend te worden beantwoord. Ten aanzien van de prejudiciële vraag in de zaak nr. 4891 B.6.1. Zoals in de voorgaande prejudiciële vraag, wordt het Hof met deze vraag verzocht de artikelen 6.1.1, derde lid, en 6.1.2 van de VCRO te toetsen aan « het standstill-beginsel, vervat in artikel 23 Grondwet », met dien verstande dat thans artikel 6.1.47, eerste lid - en niet artikel 6.1.1, vierde lid - in de vraagstelling wordt betrokken.

14211

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD B.6.2. Te dezen is het de vraag of de standstill-verplichting wordt geschonden doordat de in het geding zijnde bepalingen, in hun onderlinge samenhang gelezen, het opleggen van een stakingsbevel op grond van feiten van instandhouding in ander dan ruimtelijk kwetsbaar gebied onmogelijk maken. Volgens de vraag is de mogelijkheid van het voorkomen van illegale situaties in feite afhankelijk van de eventuele vervolging en schuldigverklaring van de dader van het oprichtingsmisdrijf, « terwijl deze omstandigheid geen enkel verband houdt met de schade aan de goede ruimtelijke ordening die door de illegale situatie wordt veroorzaakt ». B.6.3. Bij het onderzoek van de voorgaande prejudiciële vraag heeft het Hof geconcludeerd dat, wat de herstelvordering betreft, door artikel 6.1.1, derde lid, en artikel 6.1.2 van de VCRO noch een aanzienlijke achteruitgang wordt teweeggebracht in het beschermingsniveau van het leefmilieu, noch een aanzienlijke achteruitgang die niet zou kunnen worden verantwoord door de daaraan ten grondslag liggende motieven van algemeen belang. B.6.4 Die conclusie geldt evenzeer ten aanzien van artikel 6.1.47, eerste lid, van de VCRO, dat in onderlinge samenhang met de artikelen 6.1.1, derde lid, en 6.1.2 ter toetsing wordt voorgelegd. Nu het in stand houden van stedenbouwmisdrijven in andere dan ruimtelijk kwetsbare gebieden niet langer strafbaar is, vermocht de decreetgever in redelijkheid te oordelen dat het in het algemeen belang verantwoord was om ook te vermijden dat stakingsbevelen nog zouden worden opgelegd, temeer nu een stakingsbevel in de regel minder ingrijpende gevolgen voor de rechtsonderhorige heeft dan een herstelvordering. Voorts belet niets dat de staking kan worden bevolen ten aanzien van het oprichtingsmisdrijf dat ook in niet ruimtelijk kwetsbare gebieden nog steeds strafbaar is en ten aanzien van het instandhoudingsmisdrijf in ruimtelijk kwetsbare gebieden. B.6.5. De prejudiciële vraag in de zaak nr. 4891 dient ontkennend te worden beantwoord. Ten aanzien van de derde prejudiciële vraag in de zaak nr. 4917 B.7.1. Het Hof wordt verzocht om artikel 6.1.1, derde en vierde lid, van de VCRO te toetsen aan het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie vervat in de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. De vraag noopt tot een vergelijking van de categorie van personen die een stedenbouwmisdrijf in stand houden in andere dan ruimtelijk kwetsbare gebieden en die zelf geen schuld hebben aan het oprichtingsmisdrijf maar waarvoor de oprichter schuldig wordt bevonden, met de categorie van personen die een stedenbouwmisdrijf in stand houden in andere dan ruimtelijk kwetsbare gebieden en die zelf geen schuld hebben aan het oprichtingsmisdrijf maar waarvoor de oprichter niet schuldig wordt bevonden. Enkel de eerste categorie van personen zal in voorkomend geval de gevolgen van een herstelmaatregel moeten ondergaan. In dit opzicht zijn de twee categorieën van personen vergelijkbaar. B.7.2. Het verschil in behandeling berust op een objectief criterium van onderscheid : in het eerste geval omschreven in B.7.1, kan de dader van het oprichtingsmisdrijf in andere dan ruimtelijk kwetsbare gebieden worden veroordeeld, in het tweede geval niet. Met de in het geding zijnde bepalingen heeft de decreetgever gewild, enerzijds, dat feiten van instandhouding van stedenbouwmisdrijven in andere dan ruimtelijk kwetsbare gebieden niet langer strafbaar zouden zijn en dat ook de publieke herstelvordering die enkel op die instandhouding zou berusten, vanaf 1 september 2009 niet meer zou worden ingewilligd en, anderzijds, dat oprichtingsmisdrijven strafbaar blijven - ongeacht of het gaat om ruimtelijk kwetsbaar gebied of niet - en dat de herstelvordering mogelijk blijft. In het licht van die doelstelling, en rekening houdend met het zakelijk karakter van de herstelvordering, is het redelijk verantwoord dat die vordering nog kan worden ingewilligd wanneer de oprichter schuldig wordt bevonden, waarbij in voorkomend geval ook andere personen de gevolgen van de herstelmaatregel dienen te ondergaan. Die maatregelen brengen meer evenwicht tussen, enerzijds, het streven naar de bestraffing en het herstel in de vroegere toestand ten aanzien van diegenen die schuldig zijn aan het oprichtingsmisdrijf en, anderzijds, het streven naar meer rechtszekerheid voor diegenen die rechten verkrijgen over het betrokken goed en die alleen nog kunnen worden verontrust als de dader van het oprichtingsmisdrijf wordt veroordeeld. Overigens heeft de decreetgever voorzien in een aantal maatregelen van informatieverstrekking die het mogelijk maken dat personen die rechten zouden verkrijgen over het betrokken goed, niet onwetend zouden zijn over stedenbouwkundige onregelmatigheden waarmee dat goed behept zou zijn en eventuele rechtsvorderingen die dienaangaande aanhangig zijn. Ten slotte heeft de decreetgever geen afbreuk gedaan aan de rechten van personen om de schade die zij, bijvoorbeeld als eigenaar van een aanpalend perceel, zouden lijden, te doen ophouden door een herstel in natura of minstens om zich te doen vergoeden voor situaties die een quasi-delictuele fout blijven uitmaken. B.7.3. De derde prejudiciële vraag in de zaak nr. 4917 dient ontkennend te worden beantwoord. Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - Artikel 6.1.1, vierde lid, van de bij besluit van de Vlaamse Regering van 15 mei 2009 gecoördineerde « Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening » (VCRO) schendt artikel 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, niet. - Artikel 6.1.1, derde en vierde lid, artikel 6.1.2 en artikel 6.1.47, eerste lid, van de VCRO schenden artikel 23, derde lid, 4o, van de Grondwet niet. - Artikel 6.1.1, derde en vierde lid, van de VCRO schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 13 januari 2011. De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Bossuyt.

14212

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD COUR CONSTITUTIONNELLE [2011/200640] Extrait de l’arrêt n° 2/2011 du 13 janvier 2011 Numéros du rôle : 4887, 4891, 4899 et 4917 En cause : les questions préjudicielles relatives aux articles 6.1.1, alinéas 3 et 4, 6.1.2 et 6.1.47, alinéa 1er, du « Code flamand de l’aménagement du territoire » (coordination du 15 mai 2009), posées par le Tribunal de première instance de Courtrai et la Cour d’appel de Gand. La Cour constitutionnelle, composée des présidents M. Bossuyt et R. Henneuse, des juges L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Moerman et P. Nihoul, et, conformément à l’article 60bis de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, du président émérite M. Melchior, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. Bossuyt, après en avoir délibéré, rend l’arrêt suivant : I. Objet des questions préjudicielles et procédure a. Par jugement du 5 janvier 2010 en cause de l’inspecteur régional de l’urbanisme pour la province de Flandre occidentale contre Herman Decock, Aurore Van Neste et Me Laurence Montagne, agissant en qualité de curateur à la faillite de la SPRL « Herbofisk-H-D », dont l’expédition est parvenue au greffe de la Cour le 9 mars 2010, le Tribunal de première instance de Courtrai a posé les questions préjudicielles suivantes : « 1. L’article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire viole-t-il le droit de propriété du tiers lésé par le maintien d’une construction illégale, droit garanti par l’article 16 de la Constitution et par l’article 1.1 du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l’homme, combinés ou non avec le principe de légalité et avec le principe de confiance, en ce que cette disposition empêche qu’il soit fait droit à l’action publique intentée dans les délais auprès de la juridiction de jugement en vue de la remise dans le pristin état ou de la remise dans l’état légal, si le maintien de cette construction n’est plus punissable au moment de la décision ? 2. L’article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire viole-t-il le principe de standstill, contenu dans l’article 23 de la Constitution, en laissant s’éteindre - sans prévoir d’alternative - des droits d’action déjà existants et exercés devant le juge par les pouvoirs publics en vue de restaurer le bon aménagement du territoire, à la suite d’une dépénalisation de l’infraction de maintien, alors que cette dépénalisation laisse intacte, tant de facto que de jure, l’atteinte concrète au bon aménagement du territoire ? 3. Les articles 6.1.1, alinéa 3, 6.1.1, alinéa 4, et 6.1.2 du Code flamand de l’aménagement du territoire violent-ils le principe de standstill, contenu dans l’article 23 de la Constitution, en ce que, combinées, ces dispositions rendent totalement impossible l’imposition d’une mesure de réparation pour cause de faits de maintien et font ainsi dépendre de facto la possibilité pour l’autorité de réparer des situations irrégulières de l’existence d’un auteur auquel l’infraction constituée par la construction est imputable, alors que cette circonstance est sans aucun rapport avec le dommage que la situation illégale cause au bon aménagement du territoire ? ». b. Par arrêt du 26 février 2010 en cause de la Région flamande contre Helena Verhaeghe, dont l’expédition est parvenue au greffe de la Cour le 10 mars 2010, la Cour d’appel de Gand a posé la question préjudicielle suivante : « Les articles 6.1.1, alinéa 3, 6.1.47, alinéa 1er, et 6.1.2 du Code flamand de l’aménagement du territoire violent-ils le principe de standstill, contenu dans l’article 23 de la Constitution, en ce que, combinées, ces dispositions rendent totalement impossible l’imposition d’un ordre de cessation pour cause de faits de maintien et font ainsi dépendre de facto la possibilité pour l’autorité d’éviter des situations irrégulières de l’existence d’un auteur auquel l’infraction constituée par la construction est imputable, alors que cette circonstance est sans aucun rapport avec le dommage que la situation illégale cause au bon aménagement du territoire ? ». c. Par arrêt du 5 mars 2010 en cause de l’inspecteur régional de l’urbanisme pour la province de Flandre occidentale contre Luc Sanders, dont l’expédition est parvenue au greffe de la Cour le 18 mars 2010, la Cour d’appel de Gand a posé les questions préjudicielles suivantes : « 1. L’article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire viole-t-il le droit de propriété du tiers lésé par le maintien d’une construction illégale, droit garanti par l’article 16 de la Constitution et par l’article 1.1 du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l’homme, combinés ou non avec le principe de légalité et avec le principe de confiance, en ce que cette disposition empêche qu’il soit fait droit à l’action publique intentée dans les délais auprès de la juridiction de jugement en vue de la remise dans le pristin état ou de la remise dans l’état légal, si le maintien de cette construction n’est plus punissable au moment de la décision ? 2. L’article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire viole-t-il le principe de standstill, contenu dans l’article 23 de la Constitution, en laissant s’éteindre - sans prévoir d’alternative - des droits d’action déjà existants et exercés devant le juge par les pouvoirs publics en vue de restaurer le bon aménagement du territoire, à la suite d’une dépénalisation de l’infraction de maintien, alors que cette dépénalisation laisse intacte, tant de facto que de jure, l’atteinte concrète au bon aménagement du territoire ? 3. Les articles 6.1.1, alinéa 3, 6.1.1, alinéa 4, et 6.1.2 du Code flamand de l’aménagement du territoire violent-ils le principe de standstill, contenu dans l’article 23 de la Constitution, en ce que, combinées, ces dispositions rendent totalement impossible l’imposition d’une mesure de réparation pour cause de faits de maintien et font ainsi dépendre de facto la possibilité pour l’autorité de réparer des situations irrégulières de l’existence d’un auteur auquel l’infraction constituée par la construction est imputable, alors que cette circonstance est sans aucun rapport avec le dommage que la situation illégale cause au bon aménagement du territoire ? ». d. Par arrêt du 26 mars 2010 en cause de l’inspecteur régional de l’urbanisme pour la province de Flandre occidentale contre Yves Van Dorpe et Nancy Timmerman, dont l’expédition est parvenue au greffe de la Cour le 14 avril 2010, la Cour d’appel de Gand a posé les questions préjudicielles suivantes : « 1. L’article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire viole-t-il le principe de standstill, contenu dans l’article 23 de la Constitution, en laissant s’éteindre - sans prévoir d’alternative - des droits d’action déjà existants et exercés devant le juge par les pouvoirs publics en vue de restaurer le bon aménagement du territoire, à la suite d’une dépénalisation de l’infraction de maintien, alors que cette dépénalisation laisse intacte, tant de facto que de jure, l’atteinte concrète au bon aménagement du territoire ? 2. Les articles 6.1.1, alinéa 3, 6.1.1, alinéa 4, et 6.1.2 du Code flamand de l’aménagement du territoire violent-ils le principe de standstill, contenu dans l’article 23 de la Constitution, en ce que, combinées, ces dispositions rendent tout à fait impossible l’imposition d’une mesure de réparation pour faits de maintien et font ainsi dépendre de facto la possibilité pour l’autorité de réparer des situations illégales de l’existence d’un auteur auquel l’infraction constituée par la construction est imputable, alors que cette circonstance est sans rapport avec le dommage que la situation illégale a causé au bon aménagement du territoire ?

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 3. Les articles 6.1.1, alinéa 3, et 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire violent-ils les articles 10 et 11 de la Constitution en ce que, combinées, ces dispositions ont pour effet que la personne qui maintient une situation en dehors d’une zone vulnérable du point de vue spatial et parallèlement à laquelle un constructeur peut encore être poursuivi pour l’infraction constituée par la construction peut encourir les conséquences d’une mesure de réparation imposée, alors que cette même personne ne doit pas subir ces conséquences s’il n’est plus possible de poursuivre un constructeur pour l’infraction constituée par la construction ? ». Ces affaires, inscrites sous les numéros 4887, 4891, 4899 et 4917 du rôle de la Cour, ont été jointes. (...) III. En droit (...) Quant aux dispositions en cause B.1.1. Les questions préjudicielles portent sur l’article 6.1.1, alinéas 3 et 4, sur l’article 6.1.2 et sur l’article 6.1.47, alinéa premier, du « Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening » (ci-après : Code flamand de l’aménagement du territoire), coordonné par l’arrêté du Gouvernement flamand du 15 mai 2009. B.1.2. Ces dispositions font partie du titre VI (« Mesures de maintien »), chapitre Ier (« Dispositions pénales »), division 1ère (« Sanctions pénales ») et division 7 (« Cessation des travaux ou actes exécutés en infraction »), du Code flamand de l’aménagement du territoire. L’article 6.1.1 dispose : « Est punie d’un emprisonnement allant de huit jours à cinq ans et d’une amende de [26 euros à] 400.000 euros ou de l’une de ces peines, la personne qui : 1o exécute, poursuit ou maintient certains actes déterminés par les articles 4.2.1 et 4.2.15, soit sans permis préalable, soit en contravention du permis, soit après déchéance, annulation ou expiration du délai du permis, soit en cas de suspension du permis; 2o exécute, poursuit ou maintient des actes contraires à un plan d’exécution spatial, tel que visé aux articles 2.2.1 à 2.2.18 inclus, à un projet de plan d’exécution spatial pour lequel a été appliqué l’article 4.3.2 ou 4.4.7, § 1er, ou aux règlements urbanistiques et aux règlements de lotissement, mentionnés dans les articles 2.3.1 à 2.2.3 inclus, sauf si les actes exécutés sont autorisés ou s’il s’agit de travaux d’entretien à une construction principalement autorisée ou d’actes exemptés de l’obligation d’autorisation; 3o admet ou tolère en sa qualité de propriétaire que l’un des faits punissables visés aux points 1o et 2o est commis, poursuivi ou maintenu; 4o commet une infraction à l’obligation d’information visée aux articles 5.2.1 à 5.2.6 inclus; 5o poursuit les actes contraires à l’ordre de cessation, à la décision de confirmation ou, le cas échéant, à la décision en référé; 6o commet une infraction après le 1er mai 2000 aux plans d’aménagement et aux règlements qui ont été établis conformément aux dispositions du décret relatif à l’aménagement du territoire, coordonné le 22 octobre 1996, et qui demeurent en vigueur aussi longtemps et dans la mesure où ils ne sont pas remplacés par de nouvelles ordonnances émises en vertu du présent code, ou qui poursuit ou maintient cette infraction de quelque manière qu’il soit, sauf si les travaux, actes ou modifications exécutés sont autorisés ou s’il s’agit de travaux d’entretien à une construction principalement autorisée ou d’actes exemptés de l’obligation d’autorisation; 7o exécute, poursuit ou maintient des actes qui constituent une infraction au permis de bâtir et au permis de lotir qui ont été octroyés en vertu du décret relatif à l’aménagement du territoire, coordonné le 22 octobre 1996. Les peines minimales sont toutefois un emprisonnement de quinze jours et une amende de 2 000 euros, ou l’une de ces peines, lorsque les infractions visées au premier alinéa sont commises par des fonctionnaires instrumentant, des agents immobiliers et d’autres personnes qui achètent, lotissent, mettent en vente ou en location, vendent ou louent, construisent ou conçoivent et/ou érigent des installations fixes ou amovibles dans l’exercice de leur profession ou activité ou les personnes qui agissent comme intermédiaires dans le cadre de telles opérations, durant l’exercice de leur profession. La sanction pénale pour [le maintien] d’infractions visées au premier alinéa, 1o, 2o, 3o, 6o et 7o ne s’applique pas pour autant que les actes, les travaux, les modifications ou l’usage contraire ne se situent pas dans les zones vulnérables d’un point de vue spatial. Pour [le maintien punissable], il est uniquement exigé que les actes incriminés au moment [du maintien] soient situés dans une zone vulnérable du point de vue spatial. Une action en réparation engagée par l’inspecteur urbaniste ou par le Collège des bourgmestre et échevins en vertu du maintien de certains actes ne peut plus être autorisée à partir du 1er septembre 2009, si [ce maintien] a cessé d’être punissable au moment du [prononcé] ». L’article 6.1.2 du Code flamand de l’aménagement du territoire dispose : « L’article 6.1.1, troisième alinéa, ajouté au décret du 4 juin 2003 et partiellement [annulé] par l’arrêt no 14/2005 du 19 janvier 2005 de la Cour constitutionnelle, est interprété comme suit : Cette disposition [supprime] la pénalisation des délits de maintien mentionnés ». B.1.3.1. L’article 6.1.1, alinéa 3, du Code flamand de l’aménagement du territoire a été repris, lors de la coordination de ce code, de l’article 146, alinéa 3, du décret de la Région flamande du 18 mai 1999 portant organisation de l’aménagement du territoire. L’article 146, alinéa 3, précité, tel qu’il a été inséré par l’article 7 du décret du 4 juin 2003 « modifiant le décret du 18 mai 1999 portant organisation de l’aménagement du territoire en ce qui concerne la politique de maintien », disposait : « La sanction pour [le maintien] d’infractions visées à l’alinéa premier, 1o, 2o, 3o, 6o et 7o, ne s’applique pas pour autant que les opérations, travaux, modifications ou l’utilisation contraire ne sont pas situés dans les zones vulnérables du point vue spatial, pour autant qu’ils ne provoquent pas de nuisances urbanistiques inadmissibles pour les voisins ou pour autant qu’ils ne constituent pas de violation grave des prescriptions urbanistiques essentielles en matière de destination en vertu du plan d’exécution spatial ou du plan d’aménagement ». Par son arrêt no 14/2005 du 19 janvier 2005, la Cour a annulé, dans cette disposition, les mots « pour autant qu’ils ne provoquent pas de nuisances urbanistiques inadmissibles pour les voisins ou pour autant qu’ils ne constituent pas de violation grave des prescriptions urbanistiques essentielles en matière de destination en vertu du plan de l’exécution spatial ou du plan d’aménagement ».

14213

14214

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD B.1.3.2. Il découle de la première phrase de l’article 6.1.1, alinéa 3, du Code flamand de l’aménagement du territoire que le maintien d’infractions en matière d’urbanisme dans des zones autres que les zones vulnérables du point de vue spatial n’est plus punissable depuis le 22 août 2003, date d’entrée en vigueur de l’article 7, précité, du décret du 4 juin 2003. Comme la Cour l’a observé dans l’arrêt no 14/2005 précité, l’article 7 du décret du 4 juin 2003 visait à ne plus considérer une infraction en matière d’urbanisme comme une infraction continue et à ne plus pénaliser sa persistance (Doc. parl., Parlement flamand, no 2002-2003, no 1566/7, p. 38). Dans les zones vulnérables du point de vue spatial, le maintien comme l’exécution ou la poursuite d’infractions en matière d’urbanisme restent punissables. L’« exécution ou la poursuite » punissable sera dénommée ci-après l’« infraction constituée par la construction ». B.1.3.3. L’article 6.1.1, alinéa 3, du Code flamand de l’aménagement du territoire (précédemment l’article 146, alinéa 3, du décret portant organisation de l’aménagement du territoire) doit être combiné avec l’article 6.1.2 du même Code (précédemment l’article 184 du décret portant organisation de l’aménagement du territoire), tel qu’il a été inséré par l’article 83 du décret de la Région flamande du 27 mars 2009 « adaptant et complétant la politique d’aménagement du territoire, des autorisations et du maintien ». Par cette disposition, le législateur décrétal a indiqué que l’article 146, alinéa 3, du décret portant organisation de l’aménagement du territoire (« la sanction pour [le maintien] d’infractions [...] ne s’applique pas pour autant que [...] ») visait non seulement à instaurer un motif d’exclusion de la peine mais entendait aussi dépénaliser le maintien d’infractions en matière d’urbanisme dans des zones autres que les zones vulnérables du point de vue spatial. B.1.4.1. L’article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire traite des actions en réparation intentées par l’inspecteur urbaniste ou par le collège des bourgmestre et échevins, fondées sur le maintien d’infractions en matière d’urbanisme dans des zones autres que les zones vulnérables du point de vue spatial. Lors de la coordination du Code flamand de l’aménagement du territoire, cet alinéa 4 a été repris de l’article 146, alinéa 4, du décret portant organisation de l’aménagement du territoire, tel qu’il a été remplacé par l’article 50, 7o, du décret de la Région flamande du 27 mars 2009 « adaptant et complétant la politique d’aménagement du territoire, des autorisations et du maintien ». La date du 1er septembre 2009, mentionnée dans cette disposition, est liée à la date d’entrée en vigueur du décret précité du 27 mars 2009. B.1.4.2. L’objectif que le législateur décrétal poursuivait en adoptant cette disposition a été exposé comme suit dans les travaux préparatoires : « Pour ce qui est des infractions de maintien, la question se pose toutefois de savoir s’il est opportun ou justifiable qu’après la dépénalisation de certaines de ces infractions (à savoir celles qui ne sont pas localisées dans une zone vulnérable du point de vue spatial), des actions en réparation (d’office) puissent encore être accueillies sur la base du maintien. Le contentieux afférent au décret du 4 juin 2003 relatif au maintien enseigne à cet égard que les actions en réparation qui étaient pendantes avant le 22 août 2003 (date d’entrée en vigueur du décret du 4 juin 2003) ne sont pas, en soi, sans fondement. Les actions en réparation intentées avant l’entrée en vigueur du présent projet de décret sur la base du maintien (dorénavant dépénalisé) en zone agricole d’intérêt paysager, pourront en principe tout autant être accueillies. D’un point de vue social, cette situation n’est pas tout à fait compatible avec la nature de l’action en réparation, qui constitue notamment un mode particulier de réparation ou de restitution destiné à mettre fin à une situation contraire à la loi, résultant de l’infraction et nuisant à l’intérêt général (Cass. 19 septembre 1989, T.R.O.S. 1999, 109, note). Cette lésion de l’intérêt général est fortement nuancée par une dépénalisation. Pour cette raison, il est prévu pour l’avenir (à partir de l’entrée en vigueur du projet de décret) que les actions en réparation (d’office) qui sont fondées sur un maintien qui n’est plus punissable au moment de la décision ne peuvent plus être accueillies » (Doc. parl., Parlement flamand, 2008-2009, no 2011/3, p. 57). B.1.5. L’article 6.1.47, alinéa 1er, du Code flamand de l’aménagement du territoire (précédemment l’article 154, alinéa 1er, du décret du 18 mai 1999) dispose : « Les fonctionnaires, agents ou officiers de police judiciaire visés à l’article 6.1.5 peuvent ordonner oralement et sur place la cessation immédiate des travaux, des actes ou de l’utilisation, lorsqu’ils constatent que le travail, les actes ou les modifications constituent une infraction au sens de l’article 6.1.1 ou lorsque l’obligation de l’article 4.7.19, § 4, n’a pas été respectée ». B.1.6. L’article 6.1.41, § 1er, du Code flamand de l’aménagement du territoire, qui n’est pas en cause, dispose : « Outre la peine, le tribunal peut ordonner de remettre le lieu en son état initial ou de cesser l’utilisation contraire, et/ou d’exécuter des travaux de construction ou d’adaptation et/ou de payer une amende égale à la plus-value acquise par le bien suite à l’infraction ». Compte tenu des données des affaires soumises aux juges a quo, qui portent sur des demandes intentées par l’inspecteur urbaniste en vue de la remise en l’état ou en vue de la cessation de l’utilisation contraire, la Cour se limite à l’examen, d’une part, de l’« action en réparation » qui poursuit la remise en l’état, faisant donc abstraction d’éventuelles demandes en réparation visant des travaux de construction ou d’adaptation ou le paiement d’une plus-value et, d’autre part, de l’« ordre de cessation », dans la mesure où la question préjudicielle posée dans l’affaire no 4891 porte sur la constitutionnalité de la suppression du caractère punissable du maintien d’une infraction en matière d’urbanisme se trouvant à la base de l’ordre de cessation. Quant à la pertinence des questions préjudicielles B.2.1. L’intimé dans l’affaire no 4899 fait valoir que la première question préjudicielle posée dans cette affaire n’appelle pas de réponse de la Cour, puisqu’elle ne porterait pas sur l’affaire ayant donné lieu à la question préjudicielle. Selon cet intimé, la Cour ne doit pas répondre à des questions qui sont sans utilité pour l’affaire au fond. B.2.2. Le Gouvernement flamand estime que la troisième question préjudicielle dans l’affaire no 4917 n’est pas pertinente pour la solution du litige au fond, puisque la juridiction a quo a constaté que l’infraction constituée par la construction pour laquelle la réparation est demandée était déjà prescrite avant que l’action en réparation eut été intentée, de sorte que dans ce litige, il n’y a pas de partie à laquelle cette infraction constituée par la construction puisse encore être imputée. Selon lui, on ne voit pas comment une éventuelle déclaration d’inconstitutionnalité de la réglementation en cause pourrait y changer quelque chose. B.2.3. Il appartient en principe au juge qui pose la question préjudicielle d’examiner si la réponse à la question est pertinente pour trancher le litige dont il est saisi. Ce n’est que si tel n’est manifestement pas le cas que la Cour peut décider que la question n’appelle pas de réponse. En ce qui concerne l’observation du Gouvernement flamand, il faut constater que la troisième question préjudicielle dans l’affaire no 4917 vise précisément à savoir s’il est discriminatoire que les personnes qui maintiennent une situation doivent subir la mesure de réparation lorsque l’auteur de l’infraction constituée par la construction est condamné mais ne doivent pas subir cette mesure de réparation lorsqu’il n’y a pas de condamnation pour l’infraction constituée par la construction.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD B.2.4. Dès lors qu’il n’apparaît pas que les questions préjudicielles seraient manifestement sans utilité pour la solution des litiges soumis aux juges a quo, les exceptions doivent être rejetées. Quant à la première question préjudicielle posée dans les affaires nos 4887 et 4899 B.3.1. La Cour est invitée à contrôler l’article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire au regard de l’article 16 de la Constitution et de l’article 1er du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l’homme, combinés ou non avec le principe de légalité et avec le principe de confiance. La question est de savoir si « le droit de propriété du tiers lésé par le maintien d’une construction illégale » est violé en ce que l’article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire empêche qu’une action « publique » en réparation intentée dans les délais et fondée sur le maintien d’infractions en matière d’urbanisme soit encore accueillie après le 1er septembre 2009. B.3.2. L’article 16 de la Constitution dispose : « Nul ne peut être privé de sa propriété que pour cause d’utilité publique, dans les cas et de la manière établis par la loi, et moyennant une juste et préalable indemnité ». L’article 1er du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l’homme dispose : « Toute personne physique ou morale a droit au respect de ses biens. Nul ne peut être privé de sa propriété que pour cause d’utilité publique et dans les conditions prévues par la loi et les principes généraux du droit international. Les dispositions précédentes ne portent pas atteinte au droit que possèdent les Etats de mettre en vigueur les lois qu’ils jugent nécessaires pour réglementer l’usage des biens conformément à l’intérêt général ou pour assurer le paiement des impôts ou d’autres contributions ou des amendes ». Cette disposition de droit international ayant une portée analogue à celle de l’article 16 de la Constitution, les garanties qu’elle contient forment un ensemble indissociable avec celles qui sont inscrites dans cette disposition constitutionnelle, de sorte que la Cour en tient compte lors de son contrôle des dispositions en cause. B.3.3. Le Gouvernement flamand fait valoir que la question est irrecevable, au motif qu’il n’apparaîtrait pas en quoi consisterait l’éventuelle violation des dispositions invoquées. Il est exact qu’il ne saurait être question d’une violation de l’article 16 de la Constitution et de l’article 1er du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l’homme à l’égard de l’inspecteur urbaniste et du collège des bourgmestre et échevins, qui sont compétents pour intenter une action en réparation : en effet, ces autorités n’agissent pas en l’espèce en tant que « tiers lésés » en vue de défendre un quelconque droit de propriété. Dans la mesure où il peut être supposé que le « tiers lésé » dans la question préjudicielle vise la personne qui subirait des nuisances du fait du maintien d’une infraction en matière d’urbanisme, en particulier en tant que propriétaire d’une parcelle voisine, il apparaît de manière suffisamment claire en quoi la disposition en cause peut être contrôlée au regard des normes invoquées. L’exception est rejetée. B.3.4. L’action « publique » en réparation visée dans la question est intentée par l’inspecteur urbaniste ou par le collège des bourgmestre et échevins dans l’intérêt général, en vue de sauvegarder le bon aménagement du territoire. L’article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire n’empêche pas que le tiers lésé par le maintien de la construction illégale défende ses intérêts privés, en particulier en tant que propriétaire d’une parcelle voisine. Il peut encore intenter une action afin de faire cesser les dommages qu’il subirait, par une réparation en nature, ou tout au moins afin de se faire indemniser pour des situations qui continuent de constituer une faute quasi délictuelle. Pour le surplus, l’action publique en réparation reste possible pour les infractions constituées par une construction ou pour les infractions de maintien dans les zones vulnérables du point de vue spatial ainsi que pour les actions qui peuvent encore être fondées sur des infractions constituées par une construction dans des zones autres que les zones vulnérables du point de vue spatial. Le tiers lésé perd un avantage s’il s’est joint à l’action en réparation intentée par l’inspecteur urbaniste, dès lors que cette action en réparation ne peut plus être accueillie en application de la disposition en cause. La perte de cet avantage ne concerne toutefois pas le droit de propriété du tiers lésé, mais sa situation procédurale, en conséquence de son choix de ne pas défendre lui-même ses intérêts privés et de se joindre simplement à l’action publique en réparation. Le cas échéant, il appartient au tiers lésé de faire valoir ses intérêts privés, en ce compris son droit de propriété. Le tiers lésé par la construction illégale n’est donc pas affecté dans son droit de propriété par l’article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire, droit de propriété qui est garanti par l’article 16 de la Constitution et par l’article 1er du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l’homme. B.3.5. Le contrôle au regard du principe de légalité et du principe de confiance, lus en combinaison avec les normes de référence précitées, ne conduit pas à une autre conclusion. B.3.6. La première question préjudicielle posée dans les affaires nos 4887 et 4899 appelle une réponse négative. Quant à la deuxième question préjudicielle posée dans les affaires nos 4887 et 4899 et quant à la première question préjudicielle posée dans l’affaire no 4917 B.4.1. Il est demandé à la Cour si l’article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire viole le « principe de standstill contenu dans l’article 23 de la Constitution » en ce qu’il est mis fin à l’action publique en réparation qui est déjà pendante devant le juge. Selon la question, cette extinction est « la suite d’une dépénalisation de l’infraction de maintien », alors que cette dépénalisation « laisse intacte, tant de facto que de jure, l’atteinte concrète au bon aménagement du territoire ». B.4.2. La question préjudicielle concerne plus particulièrement le « droit à la protection d’un environnement sain », consacré par l’article 23, alinéa 3, 4o, de la Constitution. La Cour a jugé que cette disposition implique une obligation de standstill qui s’oppose à ce que le législateur compétent réduise sensiblement le niveau de protection offert par la législation applicable, sans qu’existent pour ce faire des motifs liés à l’intérêt général (arrêts nos 135/2006 du 14 septembre 2006, B.10, 137/2006 du 14 septembre 2006, B.7.1, 145/2006 du 28 septembre 2006, B.5.1, 87/2007 du 20 juin 2007, B.5, 114/2008 du 31 juillet 2008, B.3 et 121/2008 du 1er septembre 2008, B.11.1, 94/2010 du 29 juillet 2010, B.6.2 et 113/2010 du 14 octobre 2010, B.3.2). B.4.3. L’intimé dans l’affaire no 4899 fait valoir que l’article 23 de la Constitution porte exclusivement sur les aspects de l’environnement qui peuvent avoir une incidence négative sur la santé du citoyen et qu’il ne garantit pas un droit à un environnement esthétique. Toute mesure relative à l’urbanisme et à l’aménagement du territoire n’a pas ipso facto une incidence sur le droit à un environnement sain, au sens de l’article 23, alinéa 3, 4o, de la Constitution. En l’espèce, il peut toutefois être admis que la disposition en cause, qui s’oppose de manière générale à ce que le juge fasse droit, après le 1er septembre 2009, à des actions publiques en réparation qui concernent le maintien de situations contraires à la réglementation relative à l’urbanisme et à l’aménagement du territoire - même si tel est seulement le cas dans des zones autres que les « zones vulnérables du point de vue spatial » -, a une portée qui entre en tout cas partiellement dans le champ d’application de l’article 23, alinéa 3, 4o, de la Constitution.

14215

14216

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD B.4.4. L’intimé dans l’affaire no 4899 fait valoir que la Région flamande n’est pas titulaire des droits fondamentaux mais en est débitrice. La question qui porte sur l’action en réparation intentée par l’autorité serait dès lors irrecevable. La circonstance que la question préjudicielle a été posée à la demande de l’inspecteur urbaniste n’enlève rien au fait que c’est finalement la juridiction a quo qui décide de la pertinence de la question, en tenant compte des intérêts des parties en cause comme de l’intérêt général. L’exception est rejetée. B.4.5. En adoptant l’article 7 du décret du 4 juin 2003, qui est devenu l’article 6.1.1, alinéa 3, du Code flamand de l’aménagement du territoire, le législateur décrétal flamand a estimé, dans le cadre de son pouvoir d’appréciation, que le maintien d’une situation irrégulière dans des zones autres que les zones vulnérables d’un point de vue spatial ne devait plus être considéré comme une infraction continue. En combinaison avec l’article 6.1.2 du Code flamand de l’aménagement du territoire, il apparaît que le but était d’emblée de supprimer cette incrimination. Il ressort des travaux préparatoires, cités en B.1.4.2, de l’article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire, en cause, que le législateur décrétal a en outre estimé qu’il ne se justifiait plus, d’un point de vue social, d’encore faire droit à la remise en état des lieux à la demande de l’inspecteur urbaniste ou du collège des bourgmestre et échevins. Dès lors qu’il considère que le maintien d’infractions en matière d’urbanisme dans des zones autres que les zones vulnérables du point de vue spatial ne doit plus être réprimé, le législateur décrétal a raisonnablement pu considérer qu’il était justifié, dans l’intérêt général, d’éviter également que des actions publiques en réparation toujours pendantes soient encore accueillies à partir du 1er septembre 2009, date d’entrée en vigueur du décret de la Région flamande du 27 mars 2009. B.4.6. Dans les zones vulnérables du point de vue spatial, les infractions énumérées à l’article 6.1.1 du Code flamand de l’aménagement du territoire restent punissables et l’action publique en réparation peut également encore être exercée. L’action publique en réparation peut également encore toujours être exercée lorsqu’elle est fondée sur des infractions constituées par une construction dans des zones autres que des zones vulnérables du point de vue spatial. La mesure est dès lors limitée aux cas où l’action en réparation était encore pendante au 1er septembre 2009 pour des faits de maintien dans des zones autres que les zones vulnérables du point de vue spatial. Pour le surplus, le législateur décrétal a uniquement adopté une réglementation pour l’action publique en réparation et il n’a dès lors pas porté atteinte aux droits des personnes de faire cesser le dommage qu’elles subiraient, par exemple en tant que propriétaire d’une parcelle voisine, par une réparation en nature, ou tout au moins de se faire indemniser pour les situations qui continuent de constituer une faute quasi délictuelle. B.4.7. Il s’ensuit que l’article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire n’entraîne pas, en l’espèce, une réduction sensible du niveau de protection de l’environnement ou une réduction sensible qui ne puisse être justifiée par les motifs d’intérêt général qui la fondent. B.4.8. La deuxième question préjudicielle posée dans les affaires nos 4887 et 4899 et la première question préjudicielle posée dans l’affaire no 4917 appellent une réponse négative. Quant à la troisième question préjudicielle posée dans les affaires nos 4887 et 4899 et quant à la deuxième question préjudicielle posée dans l’affaire no 4917 B.5.1. Contrairement à la question préjudicielle précédente, qui portait uniquement sur l’alinéa 4 de l’article 6.1.1 du Code flamand de l’aménagement du territoire, cette question invite la Cour à contrôler également l’article 6.1.1, alinéa 3, du Code flamand de l’aménagement du territoire au regard du « principe de standstill contenu dans l’article 23 de la Constitution ». Dans la troisième question préjudicielle posée dans les affaires nos 4887 et 4899 et la deuxième question préjudicielle posée dans l’affaire no 4917, qui sont fort comparables, l’article 6.1.2 du Code flamand de l’aménagement du territoire est en outre mentionné. Ces questions posées dans les affaires jointes nos 4887, 4899 et 4917 doivent être examinées conjointement, l’article 6.1.2 du Code flamand de l’aménagement du territoire constituant un tout indissociable avec l’article 6.1.1, alinéa 3. B.5.2. En l’espèce, la question est de savoir si l’obligation de standstill est violée en ce que les dispositions en cause, lues en combinaison, rendent impossible l’imposition d’une mesure de réparation sur la base de faits de maintien dans une zone non vulnérable du point de vue spatial. Selon la question, la possibilité d’intenter une action publique en réparation dépend donc de l’éventuelle poursuite et déclaration de culpabilité de l’auteur de l’infraction constituée par la construction, « alors que cette circonstance est sans (aucun) rapport avec le dommage que la situation illégale cause au bon aménagement du territoire ». B.5.3. Lors de l’examen de la deuxième question préjudicielle posée dans les affaires nos 4887 et 4899 et de la première question préjudicielle posée dans l’affaire no 4917, ont déjà été exposés les motifs d’intérêt général qui ont amené le législateur décrétal à dépénaliser le maintien d’infractions en matière d’urbanisme dans des zones autres que les zones vulnérables du point de vue spatial (article 6.1.1, alinéa 3, et article 6.1.2 du Code flamand de l’aménagement du territoire) et, partant, à éviter qu’il soit encore fait droit à des actions publiques en réparation (article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire). Par ailleurs, il a été exposé que, dans les zones vulnérables du point vue spatial, les infractions énumérées à l’article 6.1.1 du Code flamand de l’aménagement du territoire restent punissables et que l’action publique en réparation demeure possible, qu’il en va de même pour les infractions constituées par une construction, même dans des zones autres que les zones vulnérables du point de vue spatial, et que le législateur décrétal n’a pas porté atteinte au droit des personnes de faire cesser le dommage éventuellement subi, par exemple en tant que propriétaire d’une parcelle voisine, par une réparation en nature ou tout au moins de se faire indemniser pour les situations qui continuent de constituer une faute quasi délictuelle. B.5.4. La conclusion de la Cour selon laquelle l’article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire n’entraîne pas une réduction sensible du niveau de protection de l’environnement ou une réduction sensible qui ne puisse être justifiée par des motifs d’intérêt général, s’impose tout autant à l’égard de l’alinéa 3 de cet article et à l’égard de l’article 6.1.2 du Code flamand de l’aménagement du territoire. B.5.5. La troisième question préjudicielle posée dans les affaires nos 4887 et 4899 et la deuxième question préjudicielle posée dans l’affaire no 4917 appellent une réponse négative. Quant à la question préjudicielle posée dans l’affaire no 4891 B.6.1. Comme la question préjudicielle précédente, cette question invite la Cour à contrôler les articles 6.1.1, alinéa 3, et 6.1.2 du Code de l’aménagement du territoire au regard « du principe de standstill, contenu dans l’article 23 de la Constitution », étant entendu que c’est à présent l’article 6.1.47, alinéa 1er - et non l’article 6.1.1, alinéa 4 - qui est aussi mis en cause.

14217

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD B.6.2. En l’espèce, la question est de savoir si l’obligation de standstill est violée en ce que les dispositions en cause, lues en combinaison, rendent impossible l’imposition d’un ordre de cessation sur la base de faits de maintien dans une zone non vulnérable du point de vue spatial. Selon la question, la possibilité d’éviter des situations illégales dépend en fait de l’éventuelle poursuite et déclaration de culpabilité de l’auteur de l’infraction constituée par la construction, « alors que cette circonstance est sans aucun rapport avec le dommage que la situation illégale cause au bon aménagement du territoire ». B.6.3. Lors de l’examen de la question préjudicielle précédente, la Cour a conclu, en ce qui concerne l’action en réparation, que l’article 6.1.1, alinéa 3, et l’article 6.1.2 du Code flamand de l’aménagement du territoire n’entraînent ni une réduction sensible du niveau de protection de l’environnement ni une réduction sensible qui ne puisse être justifiée par les motifs d’intérêt général qui la fondent. B.6.4. Cette conclusion s’applique tout autant à l’article 6.1.47, alinéa 1er, du Code flamand de l’aménagement du territoire, qui est soumis au contrôle en combinaison avec les articles 6.1.1, alinéa 3, et 6.1.2. Dès lors que le maintien d’infractions en matière d’urbanisme dans des zones autres que les zones vulnérables du point de vue spatial n’est plus punissable, le législateur décrétal a raisonnablement pu considérer qu’il était justifié, dans l’intérêt général, d’éviter également que des ordres de cessation soient encore imposés, d’autant qu’un ordre de cessation a, en règle générale, des effets moins considérables pour le justiciable qu’une action en réparation. Par ailleurs, rien n’empêche que la cessation puisse être ordonnée à l’égard de l’infraction constituée par la construction, laquelle demeure encore toujours punissable, même dans des zones non vulnérables du point de vue spatial, et à l’égard de l’infraction en matière de maintien dans des zones vulnérables du point de vue spatial. B.6.5. La question préjudicielle posée dans l’affaire no 4891 appelle une réponse négative. Quant à la troisième question préjudicielle posée dans l’affaire no 4917 B.7.1. La Cour est invitée à contrôler l’article 6.1.1, alinéas 3 et 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire au regard du principe d’égalité et de non-discrimination, consacré par les articles 10 et 11 de la Constitution. La question invite à comparer la catégorie des personnes qui maintiennent une infraction en matière d’urbanisme dans des zones autres que des zones vulnérables du point de vue spatial et auxquelles l’infraction constituée par la construction ne peut être imputée, mais pour laquelle le constructeur est déclaré coupable, avec la catégorie des personnes qui maintiennent une infraction en matière d’urbanisme dans des zones autres que des zones vulnérables du point de vue spatial et auxquelles l’infraction constituée par la construction ne peut être imputée, mais pour laquelle le constructeur n’est pas déclaré coupable. Seule la première catégorie de personnes devra, le cas échéant, subir les effets d’une mesure de réparation. Sous cet angle, les deux catégories de personnes sont comparables. B.7.2. La différence de traitement repose sur un critère de distinction objectif : dans le premier cas décrit en B.7.1, l’auteur de l’infraction constituée par la construction dans des zones autres que des zones vulnérables du point de vue spatial peut être condamné; dans le second cas, il ne peut l’être. Par les dispositions en cause, le législateur décrétal a voulu, d’une part, que les faits de maintien d’infractions en matière d’urbanisme dans des zones autres que des zones vulnérables du point de vue spatial ne soient plus punissables et que l’action publique en réparation qui serait uniquement fondée sur ce maintien ne soit plus accueillie à partir du 1er septembre 2009 et, d’autre part, que les infractions constituées par une construction restent punissables qu’il s’agisse ou non d’une zone vulnérable du point de vue spatial - et que l’action en réparation demeure possible. A la lumière de cet objectif et compte tenu du caractère réel de l’action en réparation, il est raisonnablement justifié que cette action puisse encore être accueillie lorsque le constructeur est déclaré coupable, d’autres personnes devant, le cas échéant, aussi subir les conséquences de la mesure de réparation. Ces mesures améliorent l’équilibre entre, d’une part, l’objectif de répression et de remise en l’état à l’égard de ceux qui sont reconnus coupables de l’infraction constituée par une construction et, d’autre part, la recherche d’une plus grande sécurité juridique pour ceux qui acquièrent des droits sur le bien concerné et qui peuvent uniquement encore être inquiétés si l’auteur de l’infraction constituée par la construction est condamné. Par ailleurs, le législateur décrétal a prévu une série de mesures d’information qui permettent aux personnes qui acquièrent des droits sur le bien concerné d’être informées d’irrégularités urbanistiques dont le bien serait entaché et d’éventuelles actions qui seraient pendantes concernant ce bien. Enfin, le législateur décrétal n’a pas porté atteinte au droit des personnes de faire cesser le dommage qu’elles subiraient, par exemple en tant que propriétaire d’une parcelle voisine, par une réparation en nature ou tout au moins de se faire indemniser pour les situations qui continuent de constituer une faute quasi délictuelle. B.7.3. La troisième question préjudicielle posée dans l’affaire no 4917 appelle une réponse négative. Par ces motifs, la Cour dit pour droit : - L’article 6.1.1, alinéa 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire (« Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening »), coordonné par l’arrêté du Gouvernement flamand du 15 mai 2009, ne viole pas l’article 16 de la Constitution, combiné avec l’article 1er du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l’homme. - L’article 6.1.1, alinéas 3 et 4, l’article 6.1.2 et l’article 6.1.47, alinéa 1er, du Code flamand de l’aménagement du territoire ne violent pas l’article 23, alinéa 3, 4o, de la Constitution. - L’article 6.1.1, alinéas 3 et 4, du Code flamand de l’aménagement du territoire ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution. Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, conformément à l’article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, à l’audience publique du 13 janvier 2011. Le greffier, P.-Y. Dutilleux.

Le président, M. Bossuyt.

14218

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD ÜBERSETZUNG VERFASSUNGSGERICHTSHOF [2011/200640] Auszug aus dem Urteil Nr. 2/2011 vom 13. Januar 2011 Geschäftsverzeichnisnummern 4887, 4891, 4899 und 4917 In Sachen: Präjudizielle Fragen in Bezug auf die Artikel 6.1.1 Absätze 3 und 4, 6.1.2 und 6.1.47 Absatz 1 des «Flämischen Raumordnungskodex» (Koordinierung vom 15. Mai 2009), gestellt vom Appellationshof Gent. Der Verfassungsgerichtshof, zusammengesetzt aus den Vorsitzenden M. Bossuyt und R. Henneuse, den Richtern L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Moerman und P. Nihoul, und dem emeritierten Vorsitzenden M. Melchior gemäß Artikel 60bis des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof, unter Assistenz des Kanzlers P.-Y. Dutilleux, unter dem Vorsitz des Vorsitzenden M. Bossuyt, verkündet nach Beratung folgendes Urteil: I. Gegenstand der präjudiziellen Fragen und Verfahren a. In seinem Urteil vom 5. Januar 2010 in Sachen des regionalen Städtebauinspektors für die Provinz Westflandern gegen Herman Decock und Aurore Van Neste und RÄin Laurence Montagne, handelnd in ihrer Eigenschaft als Konkursverwalterin der «Herbofisk-H-D» PGmbH, dessen Ausfertigung am 9. März 2010 in der Kanzlei des Hofes eingegangen ist, hat das Gericht erster Instanz Kortrijk folgende präjudizielle Fragen gestellt: «1. Verstößt Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex gegen das in Artikel 16 der Verfassung und Artikel 1 Absatz 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention gewährleistete Eigentumsrecht des durch die Beibehaltung eines illegalen Baus geschädigten Dritten, an sich oder in Verbindung mit dem Legalitätsprinzip und dem Vertrauensgrundsatz, indem er verhindert, dass der fristgerecht beim erkennenden Gericht anhängig gemachten öffentlichen Klage auf Wiederherstellung in den ursprünglichen Zustand oder auf Wiederherstellung in den legalen Zustand noch stattgegeben werden kann, wenn diese Beibehaltung zum Zeitpunkt der Entscheidung nicht mehr unter Strafe gestellt wird? 2. Verstößt Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex gegen den in Artikel 23 der Verfassung verankerten Stillhaltegrundsatz, indem er - ohne eine Alternative anzubieten - die bereits bestehenden und vor dem Richter ausgeübten Klagerechte der Behörden auf Wiederherstellung der guten Raumordnung anlässlich einer Depönalisierung der Straftat der Beibehaltung erlöschen lässt, während diese Depönalisierung die konkrete Antastung der guten Raumordnung sowohl de facto als de jure unberührt lässt? 3. Verstoßen die Artikel 6.1.1 Absatz 3, 6.1.1 Absatz 4 und 6.1.2 des Flämischen Raumordnungskodex gegen den in Artikel 23 der Verfassung verankerten Stillhaltegrundsatz, indem diese Bestimmungen in Verbindung miteinander das Auferlegen einer Wiederherstellungsmaßnahme aufgrund von Taten der Beibehaltung völlig unmöglich machen und dadurch die Möglichkeit der Behörden zur Behebung illegaler Situationen de facto vom Vorhandensein eines Täters, dem der Bauverstoß zuzurechnen ist, abhängig machen, während dieser Umstand in keinem Zusammenhang zu dem Schaden steht, der der guten Raumordnung durch den illegalen Zustand zugefügt wird?». b. In seinem Urteil vom 26. Februar 2010 in Sachen der Flämischen Region gegen Helena Verhaeghe, dessen Ausfertigung am 10. März 2010 in der Kanzlei des Hofes eingegangen ist, hat der Appellationshof Gent folgende präjudizielle Frage gestellt: «Verstoßen die Artikel 6.1.1 Absatz 3, 6.1.47 Absatz 1 und 6.1.2. des Flämischen Raumordnungskodex gegen den in Artikel 23 der Verfassung verankerten Stillhaltegrundsatz, indem diese Bestimmungen in Verbindung miteinander das Auferlegen einer Anordnung zur Unterlassung aufgrund von Taten der Beibehaltung völlig unmöglich machen und dadurch die Möglichkeit der Behörden, illegalen Situationen vorzubeugen, de facto vom Vorhandensein eines Täters, dem der Bauverstoß zuzurechnen ist, abhängig machen, während dieser Umstand in keinem Zusammenhang zu dem Schaden steht, der der guten Raumordnung durch den illegalen Zustand zugefügt wird?». c. In seinem Urteil vom 5. März 2010 in Sachen des regionalen Städtebauinspektors für die Provinz Westflandern gegen Luc Sanders, dessen Ausfertigung am 18. März 2010 in der Kanzlei des Hofes eingegangen ist, hat der Appellationshof Gent folgende präjudizielle Fragen gestellt: «1. Verstößt Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex gegen das in Artikel 16 der Verfassung und Artikel 1 Absatz 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention gewährleistete Eigentumsrecht des durch die Beibehaltung eines illegalen Baus geschädigten Dritten, an sich oder in Verbindung mit dem Legalitätsprinzip und dem Vertrauensgrundsatz, indem er verhindert, dass der fristgerecht beim erkennenden Gericht anhängig gemachten öffentlichen Klage auf Wiederherstellung in den ursprünglichen Zustand oder auf Wiederherstellung in den legalen Zustand noch stattgegeben werden kann, wenn diese Beibehaltung zum Zeitpunkt der Entscheidung nicht mehr unter Strafe gestellt wird? 2. Verstößt Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex gegen den in Artikel 23 der Verfassung verankerten Stillhaltegrundsatz, indem er - ohne eine Alternative anzubieten - die bereits bestehenden und vor dem Richter ausgeübten Klagerechte der Behörden auf Wiederherstellung der guten Raumordnung anlässlich einer Depönalisierung der Straftat der Beibehaltung erlöschen lässt, während diese Depönalisierung die konkrete Antastung der guten Raumordnung sowohl de facto als de jure unberührt lässt? 3. Verstoßen die Artikel 6.1.1 Absatz 3, 6.1.1 Absatz 4 und 6.1.2 des Flämischen Raumordnungskodex gegen den in Artikel 23 der Verfassung verankerten Stillhaltegrundsatz, indem diese Bestimmungen in Verbindung miteinander das Auferlegen einer Wiederherstellungsmaßnahme aufgrund von Taten der Beibehaltung völlig unmöglich machen und dadurch die Möglichkeit der Behörden zur Behebung illegaler Situationen de facto vom Vorhandensein eines Täters, dem der Bauverstoß zuzurechnen ist, abhängig machen, während dieser Umstand in keinem Zusammenhang zu dem Schaden steht, der der guten Raumordnung durch den illegalen Zustand zugefügt wird?». d. In seinem Urteil vom 26. März 2010 in Sachen des regionalen Städtebauinspektors für die Provinz Westflandern gegen Yves Van Dorpe und Nancy Timmerman, dessen Ausfertigung am 14. April 2010 in der Kanzlei des Hofes eingegangen ist, hat der Appellationshof Gent folgende präjudizielle Fragen gestellt: «1. Verstößt Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex gegen den in Artikel 23 der Verfassung verankerten Stillhaltegrundsatz, indem er - ohne eine Alternative anzubieten - die bereits bestehenden und vor dem Richter ausgeübten Klagerechte der Behörden auf Wiederherstellung der guten Raumordnung anlässlich einer Depönalisierung der Straftat der Beibehaltung erlöschen lässt, während diese Depönalisierung die konkrete Antastung der guten Raumordnung sowohl de facto als de jure unberührt lässt?

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 2. Verstoßen die Artikel 6.1.1 Absatz 3, 6.1.1 Absatz 4 und 6.1.2 des Flämischen Raumordnungskodex gegen den in Artikel 23 der Verfassung verankerten Stillhaltegrundsatz, indem diese Bestimmungen in Verbindung miteinander das Auferlegen einer Wiederherstellungsmaßnahme aufgrund von Taten der Beibehaltung völlig unmöglich machen und dadurch die Möglichkeit der Behörden zur Behebung illegaler Situationen de facto vom Vorhandensein eines Täters, dem der Bauverstoß zuzurechnen ist, abhängig machen, während dieser Umstand in keinem Zusammenhang zu dem Schaden steht, der der guten Raumordnung durch den illegalen Zustand zugefügt wird? 3. Verstoßen Artikel 6.1.1 Absatz 3 und Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, indem sie in Verbindung miteinander dazu führen, dass eine Person, die in nicht raumordnerisch gefährdetem Gebiet eine Situation aufrechterhält, wobei wegen des Bauverstoßes auch ein Erbauer verfolgt werden kann, möglicherweise die Folgen einer auferlegten Wiederherstellungsmaßnahme tragen muss, während die gleiche Person in dem Fall, wo für den Bauverstoß nicht länger ein Erbauer verfolgt werden kann, diese Folgen nicht tragen muss?». Diese unter den Nummern 4887, 4891, 4899 und 4917 ins Geschäftsverzeichnis des Hofes eingetragenen Rechtssachen wurden verbunden. (...) III. In rechtlicher Beziehung (...) In Bezug auf die fraglichen Bestimmungen B.1.1. Die präjudiziellen Fragen beziehen sich auf Artikel 6.1.1 Absätze 3 und 4, Artikel 6.1.2 und Artikel 6.1.47 Absatz 1 des durch Erlass der Flämischen Regierung vom 15. Mai 2009 koordinierten «Flämischen Raumordnungskodex». B.1.2. Diese Bestimmungen sind Bestandteil von Titel VI («Rechtsdurchsetzungsmaßnahmen») Kapitel I («Strafbestimmungen») Abschnitt 1 («Strafsanktionen») und Abschnitt 7 («Unterlassung der widerrechtlich durchgeführten Arbeiten oder Handlungen») des Flämischen Raumordnungskodex. Artikel 6.1.1 bestimmt: «Mit einer Gefängnisstrafe von acht Tagen bis zu fünf Jahren und mit einer Geldbuße von 26 Euro bis 400.000 Euro oder mit nur einer dieser Strafen wird die Person bestraft, die: 1. die in den Artikeln 4.2.1 und 4.2.15 festgelegten Handlungen entweder ohne vorherige Genehmigung oder im Widerspruch zur Genehmigung oder nach Verfall, Nichtigerklärung oder Ablauf der Frist der Genehmigung oder aber im Falle der Aussetzung der Genehmigung ausführt, fortsetzt oder aufrechterhält; 2. Handlungen ausführt, fortsetzt oder aufrechterhält im Widerspruch zum räumlichen Ausführungsplan im Sinne der Artikel 2.2.1 bis 2.2.18, zu einem Entwurf eines räumlichen Ausführungsplans, auf den Artikel 4.3.2 oder 4.4.7 § 1 angewandt wurde, oder zu den Städtebau- und Parzellierungsverordnungen im Sinne der Artikel 2.3.1 bis 2.2.3, es sei denn, die ausgeführten Handlungen waren genehmigt oder es handelt sich um Unterhaltsarbeiten an einem in der Hauptsache genehmigten Bauwerk oder um Handlungen, die von der Genehmigungspflicht befreit sind; 3. als Eigentümer erlaubt oder toleriert, dass eine der in den Nrn. 1 und 2 angeführten Straftaten ausgeführt, fortgesetzt oder aufrechterhalten werden; 4. einen Verstoß gegen die Informationspflicht im Sinne der Artikel 5.2.1 bis 5.2.6 begeht; 5. die Handlungen im Widerspruch zur Unterlassungsanordnung, zur Bestätigungsentscheidung oder vorkommendenfalls zum Eilverfahrensbeschluss fortsetzt; 6. einen Verstoß gegen Raumordnungspläne und Verordnungen, die gemäß den Bestimmungen des am 22. Oktober 1996 koordinierten Dekrets über die Raumordnung zustande gekommen sind und die in Kraft bleiben, solange und insofern sie nicht durch neue, aufgrund dieses Kodex erlassene Vorschriften ersetzt werden, nach dem 1. Mai 2000 begeht oder sie in irgendeiner Weise fortsetzt oder aufrechterhält, es sei denn, die ausgeführten Arbeiten, Handlungen oder Änderungen waren genehmigt oder es handelt sich um Unterhaltsarbeiten an einem in der Hauptsache genehmigten Bauwerk oder um Handlungen, die von der Genehmigungspflicht befreit sind; 7. Handlungen, die einen Verstoß gegen die Bau- und Parzellierungsgenehmigungen darstellen, die aufgrund des am 22. Oktober 1996 koordinierten Dekrets über die Raumordnung erteilt wurden, ausführt, fortsetzt oder aufrechterhält. Die Mindeststrafen sind jedoch eine Gefängnisstrafe von fünfzehn Tagen und eine Geldbuße von 2.000 Euro oder nur eine dieser Strafen, wenn die in Absatz 1 angeführten Verstöße durch beurkundende Amtsträger, Immobilienmakler und andere Personen begangen werden, die in Ausführung ihres Berufes oder ihrer Tätigkeit unbewegliche Güter kaufen, parzellieren, zum Kauf oder zur Miete anbieten, verkaufen oder vermieten, bauen oder feste oder bewegliche Einrichtungen planen und/oder aufstellen, oder Personen, die bei diesen Verrichtungen in der Ausübung ihres Berufes als Mittelspersonen auftreten. Die Strafsanktion für die Aufrechterhaltung von Verstößen im Sinne von Absatz 1 Nrn. 1, 2, 3, 6 und 7 gilt nicht, wenn die Handlungen, Arbeiten, Änderungen oder die rechtswidrige Benutzung nicht in raumordnerisch gefährdeten Gebieten erfolgen. Für eine strafbare Aufrechterhaltung ist es ausschließlich erforderlich, dass die widerrechtlichen Handlungen zum Zeitpunkt der Aufrechterhaltung in einem raumordnerisch gefährdeten Gebiet erfolgen. Einer Wiederherstellungsklage, die durch den Städtebauinspektor oder das Bürgermeister- und Schöffenkollegium wegen der Aufrechterhaltung von Handlungen eingereicht wurde, kann ab dem 1. September 2009 nicht mehr stattgegeben werden, wenn diese Aufrechterhaltung zum Zeitpunkt der Entscheidung nicht mehr unter Strafe stand». Artikel 6.1.2 des Flämischen Raumordnungskodex bestimmt: «Artikel 6.1.1 Absatz 3, der durch das Dekret vom 4. Juni 2003 hinzugefügt und durch das Urteil Nr. 14/2005 vom 19. Januar 2005 des Verfassungsgerichtshofes teilweise für nichtig erklärt worden ist, wird wie folgt ausgelegt: Diese Bestimmung hebt die Unterstrafestellung für die betreffenden Verstöße der Aufrechterhaltung auf». B.1.3.1. Artikel 6.1.1 Absatz 3 des Flämischen Raumordnungskodex wurde bei der Koordinierung aus Artikel 146 Absatz 3 des Dekrets der Flämischen Region vom 18. Mai 1999 über die Organisation der Raumordnung (nachstehend: Raumordnungsdekret) übernommen. So wie er durch Artikel 7 des Dekrets vom 4. Juni 2003 «zur Abänderung des Dekrets vom 18. Mai 1999 über die Organisation der Raumordnung hinsichtlich der Rechtsdurchsetzungspolitik» eingefügt wurde, bestimmte der vorerwähnte Artikel 146 Absatz 3: «Die Sanktion für die Aufrechterhaltung von Verstößen im Sinne von Absatz 1 Nrn. 1, 2, 3, 6 und 7 gilt nicht, wenn die Verrichtungen, Arbeiten und Änderungen oder die unzulässige Verwendung nicht in gefährdeten Räumen erfolgen, wenn sie keine für die Anrainer unzumutbaren städtebaulichen Beeinträchtigungen verursachen oder wenn sie keinen schwerwiegenden Verstoß gegen die wesentlichen städtebaulichen Vorschriften bezüglich der Zweckbestimmung kraft des räumlichen Ausführungsplans oder des Raumordnungsplans darstellen».

14219

14220

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD In seinem Urteil Nr. 14/2005 vom 19. Januar 2005 hat der Verfassungsgerichtshof in dieser Bestimmung die Wortfolge «, wenn sie keine für die Anrainer unzumutbaren städtebaulichen Beeinträchtigungen verursachen oder wenn sie keinen schwerwiegenden Verstoß gegen die wesentlichen städtebaulichen Vorschriften bezüglich der Zweckbestimmung kraft des räumlichen Ausführungsplans oder des Raumordnungsplans darstellen» für nichtig erklärt. B.1.3.2. Aus dem ersten Satz von Artikel 6.1.1 Absatz 3 des Flämischen Raumordnungskodex geht hervor, dass die Aufrechterhaltung von Verstößen im Bereich des Städtebaus in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten seit dem 22. August 2003, dem Datum des Inkrafttretens des vorerwähnten Artikels 7 des Dekrets vom 4. Juni 2003, nicht mehr strafbar ist. Wie der Hof im vorerwähnten Urteil Nr. 14/2005 angemerkt hat, bezweckte Artikel 7 des Dekrets vom 4. Juni 2003, einen Verstoß im Bereich des Städtebaus nicht mehr als eine Dauerstraftat zu betrachten und die Unterstrafestellung der Aufrechterhaltung zu streichen (Parl. Dok., Flämisches Parlament, 2002-2003, Nr. 1566/7, S. 38). In raumordnerisch gefährdeten Gebieten bleiben sowohl die Aufrechterhaltung als auch die Ausführung oder Fortsetzung von Verstößen im Bereich des Städtebaus strafbar. Die strafbare «Ausführung oder Fortsetzung» wird nachstehend als Bauverstoß bezeichnet. B.1.3.3. Artikel 6.1.1 Absatz 3 des Flämischen Raumordnungskodex (vormals Artikel 146 Absatz 3 des Raumordnungsdekrets) ist in Verbindung mit Artikel 6.1.2 des Flämischen Raumordnungskodex (vormals Artikel 184 des Raumordnungsdekrets), eingefügt durch Artikel 83 des Dekrets der Flämischen Region vom 27. März 2009 «zur Anpassung und Ergänzung der Raumplanungs-, Genehmigungs- und Rechtsdurchsetzungspolitik», zu betrachten. Mit dieser Bestimmung hat der Dekretgeber verdeutlicht, dass mit Artikel 146 Absatz 3 des Raumordnungsdekrets («Die Sanktion für die Aufrechterhaltung von Verstoßen […] gilt nicht, wenn […]») nicht nur bezweckt wurde, einen Grund des Strafausschlusses einzuführen, sondern auch der Unterstrafestellung der Aufrechterhaltung von Verstößen im Bereich des Städtebaus in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten ein Ende zu setzen. B.1.4.1. Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex bezieht sich auf die Wiederherstellungsklagen, die durch den Städtebauinspektor oder das Bürgermeister- und Schöffenkollegium eingereicht wurden und die auf der Aufrechterhaltung von Verstößen im Bereich des Städtebaus in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten beruhen. Dieser Absatz 4 wurde bei der Koordinierung des Flämischen Raumordnungskodex aus Artikel 146 Absatz 4 des Raumordnungsdekrets, ersetzt durch Artikel 50 Nr. 7 des Dekrets der Flämischen Region van 27. März 2009 «zur Anpassung und Ergänzung der Raumplanungs-, Genehmigungs- und Rechtsdurchsetzungspolitik», übernommen. Das in dieser Bestimmung angegebene Datum des 1. September 2009 ist mit dem Datum des Inkrafttretens des vorerwähnten Dekrets vom 27. März 2009 verbunden. B.1.4.2. Die Absicht, die der Dekretgeber mit dieser Bestimmung verfolgte, wurde in den Vorarbeiten dazu wie folgt erläutert: «Was die Aufrechterhaltungsverstöße betrifft, stellt sich jedoch die Frage, ob es opportun oder zu rechtfertigen ist, dass nach der Depönalisierung einiger dieser Verstöße (nämlich diejenigen, die nicht in raumordnerisch gefährdeten Gebieten erfolgen) noch Wiederherstellungsklagen (der öffentlichen Hand) aufgrund der Aufrechterhaltung stattgegeben werden kann. Das Streitrecht in Bezug auf das Rechtsdurchsetzungsdekret vom 4. Juni 2003 zeigt in diesem Zusammenhang, dass Wiederherstellungsklagen, die vor dem 22. August 2003 (dem Datum des Inkrafttretens des Dekrets vom 4. Juni 2003) anhängig waren, an sich nicht unbegründet sind. Wiederherstellungsklagen, die vor dem Datum des Inkrafttretens dieses Dekretentwurfs aufgrund der (fortan nicht mehr strafbaren) Aufrechterhaltung in landschaftlich wertvollen Agrargebieten eingereicht wurden, wird grundsätzlich ebenso noch stattgegeben werden können. Dies ist gesellschaftlich nicht ganz mit der Art der Wiederherstellungsklage vereinbar, die unter anderem eine besondere Form der Entschädigung oder Rückgabe darstellt und dazu dient, dem im Widerspruch zum Gesetz stehenden Zustand, der durch den Verstoß entstanden ist und durch den dem Gemeinwohl geschadet wird, ein Ende zu setzen (Kass., 19. September 1989, T.R.O.S. 1999, 109, Notiz). Dieser dem Gemeinwohl entstandene Schaden wird durch die Aufhebung der Strafandrohung stark nuanciert. Aus diesem Grund wird für die Zukunft (ab dem Inkrafttreten des Dekretentwurfs) festgelegt, dass Wiederherstellungsklagen (der öffentlichen Hand), die auf einer zum Zeitpunkt des Urteils nicht mehr strafbaren Aufrechterhaltung beruhen, nicht mehr stattgegeben werden kann» (Parl. Dok., Flämisches Parlament, 2008-2009, Nr. 2011/3, S. 57). B.1.5. Artikel 6.1.47 Absatz 1 des Flämischen Raumordnungskodex (vormals Artikel 154 Absatz 1 des Raumordnungsdekrets) bestimmt: «Die in Artikel 6.1.5 erwähnten Beamten, Bediensteten oder Gerichtspolizeioffiziere können vor Ort mündlich die sofortige Unterlassung der Arbeiten, der Handlungen oder der Benutzung anordnen, wenn sie feststellen, dass die Arbeiten, die Handlungen oder die Änderungen einen Verstoß im Sinne von Artikel 6.1.1 darstellen oder wenn die Verpflichtung von Artikel 4.7.19 § 4 nicht eingehalten wird». B.1.6. Der nicht in Frage gestellte Artikel 6.1.41 § 1 des Flämischen Raumordnungskodex bestimmt: «Neben der Strafe kann das Gericht anordnen, dass der Ort wieder in den ursprünglichen Zustand versetzt oder die rechtswidrige Benutzung eingestellt wird und/oder Bau- oder Anpassungsarbeiten ausgeführt werden und/oder eine Geldsumme gezahlt wird in Höhe des Mehrwertes, den das Gut durch den Verstoß erlangt hat». Unter Berücksichtigung des Sachverhalts in den den vorlegenden Richtern unterbreiteten Rechtssachen, die sich auf Klagen des Städtebauinspektors auf Wiederherstellung des ursprünglichen Zustands oder Unterlassung der rechtswidrigen Benutzung beziehen, beschränkt sich der Hof einerseits auf die «Wiederherstellungsklage», mit der die Wiederherstellung des ursprünglichen Zustands bezweckt wird, wobei er folglich etwaige Wiederherstellungsklagen in Bezug auf Bau- oder Anpassungsarbeiten oder auf Zahlung eines Mehrwertes nicht berücksichtigt, und andererseits auf die «Unterlassungsanordnung», insofern die präjudizielle Frage in der Rechtssache Nr. 4891 sich auf die Verfassungsmäßigkeit der Aufhebung der Strafbarkeit der der Unterlassungsanordnung zugrunde liegenden Aufrechterhaltung eines Verstoßes im Bereich des Städtebaus bezieht. In Bezug auf die Relevanz der präjudiziellen Fragen B.2.1. Der Berufungsbeklagte in der Rechtssache Nr. 4899 führt an, dass die erste präjudizielle Frage in dieser Rechtssache nicht durch den Hof beantwortet werden müsse, da sie sich nicht auf die Streitsache im Ausgangsverfahren beziehe. Der Hof brauche nach Auffassung dieses Berufungsbeklagten nicht auf Fragen zu antworten, die für die Streitsache im Ausgangsverfahren nutzlos seien. B.2.2. Die Flämische Regierung ist der Auffassung, dass die dritte präjudizielle Frage in der Rechtssache Nr. 4917 zur Lösung der Streitsache im Ausgangsverfahren irrelevant sei, da das vorlegende Rechtsprechungsorgan festgestellt habe, dass der Bauverstoß, bei dem die Wiederherstellung gefordert werde, bereits vor der Einleitung der Wiederherstellungsklage verjährt gewesen sei, so dass es im Ausgangsverfahren keine Partei gebe, der diesem Bauverstoß noch zugeordnet werden könne. Es sei ihrer Auffassung nach nicht einzusehen, wie eine etwaige Verfassungswidrigerklärung der fraglichen Regelung dies in irgendeiner Weise ändern könne.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD B.2.3. Es ist grundsätzlich Sache des vorlegenden Richters, zu prüfen, ob die Antwort auf die Frage sachdienlich ist, um über die ihm unterbreitete Streitsache zu urteilen. Nur wenn dies eindeutig nicht der Fall ist, darf der Hof beschließen, dass die Frage keiner Antwort bedarf. In Bezug auf die Anmerkung der Flämischen Regierung ist festzustellen, dass die dritte präjudizielle Frage in der Rechtssache Nr. 4917 gerade dazu dient, zu erfahren, ob es diskriminierend sei, dass diejenigen, die eine Situation aufrechterhielten, dennoch die Wiederherstellungsmaßnahme auf sich nehmen müssten, wenn der Urheber des Bauverstoßes verurteilt werde, jedoch nicht, wenn es keine Verurteilung wegen des Bauverstoßes gebe. B.2.4. Da nicht ersichtlich ist, dass die präjudiziellen Fragen eindeutig nutzlos wären zur Lösung der Streitsachen in den Ausgangsverfahren, sind die Einreden abzuweisen. In Bezug auf die erste präjudizielle Frage in den Rechtssachen Nrn. 4887 und 4899 B.3.1. Der Hof wird gebeten, Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex anhand von Artikel 16 der Verfassung und von Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention, gegebenenfalls in Verbindung mit dem Legalitätsprinzip und dem Grundsatz des rechtmäßigen Vertrauens, zu prüfen. Es wird gefragt, ob das «Eigentumsrecht des durch die Beibehaltung eines illegalen Baus geschädigten Dritten» verletzt werde, indem mit Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex verhindert werde, dass einer rechtzeitig eingereichten «öffentlichen» Wiederherstellungsklage, die auf der Aufrechterhaltung von Verstößen im Bereich des Städtebaus beruhe, noch nach dem 1. September 2009 stattgegeben werden könne. B.3.2. Artikel 16 der Verfassung bestimmt: «Niemandem darf sein Eigentum entzogen werden, es sei denn zum Nutzen der Allgemeinheit, in den Fällen und in der Weise, die das Gesetz bestimmt, und gegen gerechte und vorherige Entschädigung». Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention bestimmt: «Jede natürliche oder juristische Person hat ein Recht auf Achtung ihres Eigentums. Niemandem darf sein Eigentum entzogen werden, es sei denn, dass das öffentliche Interesse es verlangt, und nur unter den durch Gesetz und durch die allgemeinen Grundsätze des Völkerrechts vorgesehenen Bedingungen. Die vorstehenden Bestimmungen beeinträchtigen jedoch in keiner Weise das Recht des Staates, diejenigen Gesetze anzuwenden, die er für die Regelung der Benutzung des Eigentums im Einklang mit dem Allgemeininteresse oder zur Sicherung der Zahlung der Steuern oder sonstigen Abgaben oder von Geldstrafen für erforderlich hält». Da diese Bestimmung des internationalen Rechts eine ähnliche Tragweite wie Artikel 16 der Verfassung hat, bilden die darin enthaltenen Garantien ein untrennbares Ganzes mit denjenigen, die in dieser Verfassungsbestimmung festgelegt sind, so dass der Hof die Erstere bei seiner Prüfung der fraglichen Bestimmungen berücksichtigt. B.3.3. Die Flämische Regierung führt an, dass die Frage unzulässig sei, weil nicht ersichtlich sei, worin der mögliche Verstoß gegen die angeführten Bestimmungen bestehen würde. Es trifft zu, dass von einem Verstoß gegen Artikel 16 der Verfassung und Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention hinsichtlich des Städtebauinspektors sowie des Bürgermeister- und Schöffenkollegiums, denen die Befugnis verliehen wurde, eine Wiederherstellungsklage einzureichen, nicht die Rede sein kann; diese Behörden treten im vorliegenden Fall nämlich vor Gericht nicht als «geschädigte Dritte» zur Wahrung irgendeines Eigentumsrechtsrechtes auf. Sofern davon auszugehen ist, dass mit dem «geschädigten Dritten» in der präjudiziellen Frage die Person gemeint ist, die durch die Aufrechterhaltung eines Verstoßes im Bereich des Städtebaus eine Beeinträchtigung erleiden würde, insbesondere als Eigentümerin eines angrenzenden Grundstücks, ist wohl ausreichend ersichtlich, in welcher Hinsicht die fragliche Bestimmung anhand der angeführten Normen geprüft werden kann. Die Einrede wird abgewiesen. B.3.4. Die in der Frage angeführte «öffentliche» Wiederherstellungsklage wird durch den Städtebauinspektor oder das Bürgermeister- und Schöffenkollegium im öffentlichen Interesse eingereicht im Hinblick auf die Wahrung der guten Raumordnung. Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex verhindert nicht, dass ein durch die Aufrechterhaltung eines illegalen Bauwerks geschädigter Dritter seine privaten Interessen verteidigt, insbesondere als Eigentümer eines angrenzenden Grundstücks. Er kann immer noch eine Klage einreichen, um den Schaden, den er erleiden würde, beenden zu lassen durch eine Wiederherstellung in natura oder zumindest sich für Situationen entschädigen zu lassen, die weiterhin einen quasistrafbaren Fehler darstellen. Ferner bleibt eine öffentliche Wiederherstellungsklage in Bezug auf Bauverstöße und Aufrechterhaltungsverstöße in raumordnerisch gefährdeten Gebieten sowie in den Fällen, in denen die Klage noch auf Bauverstöße in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten gestützt werden kann, möglich. Der geschädigte Dritte verliert einen Vorteil, wenn er sich der durch den Städtebauinspektor eingereichten Wiederherstellungsklage angeschlossen hatte und dieser Wiederherstellungsklage infolge der fraglichen Bestimmung nicht mehr stattgegeben werden kann. Der Verlust dieses Vorteils bezieht sich jedoch nicht auf das Eigentumsrecht des geschädigten Dritten, sondern auf seine verfahrensrechtliche Situation infolge seiner Entscheidung, nicht selbst seine privaten Interessen zu verteidigen und sich lediglich der öffentlichen Wiederherstellungsklage anzuschließen. Gegebenenfalls obliegt es dem geschädigten Dritten, seine privaten Interessen, einschließlich seines Eigentumsrechts, noch geltend zu machen. Der durch das illegale Bauwerk geschädigte Dritte wird durch Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex folglich nicht in seinem Eigentumsrecht beeinträchtigt, so wie es durch Artikel 16 der Verfassung und durch Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention garantiert wird. B.3.5. Die Prüfung anhand des Legalitätsprinzips und des Grundsatzes des rechtmäßigen Vertrauens in Verbindung mit den vorerwähnten Referenznormen führt nicht zu einer anderen Schlussfolgerung. B.3.6. Die erste präjudizielle Frage in den Rechtssachen Nrn. 4887 und 4899 ist verneinend zu beantworten. In Bezug auf die zweite präjudizielle Frage in den Rechtssachen Nrn. 4887 und 4899 und die erste präjudizielle Frage in der Rechtssache Nr. 4917 B.4.1. Der Hof wird gefragt, ob Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex gegen den «in Artikel 23 der Verfassung verankerten Stillhaltegrundsatz» verstoße, da der öffentlichen Wiederherstellungsklage, die bereits beim Richter anhängig gewesen sei, ein Ende gesetzt werde. Gemäß der Frage beruhe dieses Erlöschen auf der «Depönalisierung der Straftat der Beibehaltung, während diese Depönalisierung die konkrete Antastung der guten Raumordnung sowohl de facto als de jure unberührt lässt». B.4.2. Die präjudizielle Frage bezieht sich insbesondere auf das «Recht auf den Schutz einer gesunden Umwelt», das durch Artikel 23 Absatz 3 Nr. 4 der Verfassung gewährleistet wird.

14221

14222

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Der Hof hat geurteilt, dass diese Bestimmung eine Stillhalteverpflichtung beinhaltet, die verhindert, dass der zuständige Gesetzgeber das Schutzniveau, das durch die geltenden Rechtsvorschriften geboten wurde, in erheblichem Maße herabsetzt, ohne dass es hierfür Gründe gibt, die mit dem Gemeinwohl zusammenhängen (Urteile Nrn. 135/2006 vom 14. September 2006, B.10, 137/2006 vom 14. September 2006, B.7.1, 145/2006 vom 28. September 2006, B.5.1, 87/2007 vom 20. Juni 2007, B.5, 114/2008 vom 31. Juli 2008, B.3, 121/2008 vom 1. September 2008, B.11.1, 94/2010 vom 29. Juli 2010, B.6.2, und 113/2010 vom 14. Oktober 2010, B.3.2). B.4.3. Der Berufungsbeklagte in der Rechtssache Nr. 4899 macht geltend, dass Artikel 23 der Verfassung sich ausschließlich auf die Aspekte der Umwelt beziehe, die sich nachteilig auf die Gesundheit der Bürger auswirken könnten, und kein Recht auf eine ästhetische Umwelt garantiere. Zwar hat nicht jede Maßnahme in Bezug auf Städtebau und Raumordnung ipso facto Auswirkungen auf das Recht auf eine gesunde Umwelt im Sinne von Artikel 23 Absatz 3 Nr. 4 der Verfassung. Im vorliegenden Fall kann jedoch angenommen werden, dass die fragliche Bestimmung, die allgemein verhindert, dass der Richter nach dem 1. September 2009 noch öffentlichen Wiederherstellungsklagen in Bezug auf die Aufrechterhaltung von Situationen, die im Widerspruch zu den Vorschriften über Städtebau und Raumordnung stehen, stattgibt - auch wenn dies nur in anderen als «raumordnerisch gefährdeten Gebieten» erfolgt -, eine Tragweite hat, die zumindest teilweise zum Anwendungsbereich von Artikel 23 Absatz 3 Nr. 4 der Verfassung gehört. B.4.4. Der Berufungsbeklagte in der Rechtssache Nr. 4899 führt an, die Flämische Region sei nicht Inhaberin von Grundrechten, sondern «deren Schuldnerin». Die Frage, die sich auf die durch die Behörden eingereichte Wiederherstellungsklage beziehe, sei daher unzulässig. Der Umstand, dass die präjudizielle Frage auf Antrag des Städtebauinspektors gestellt wurde, beeinträchtigt nicht die Tatsache, dass letzten Endes das vorlegende Rechtsprechungsorgan über die Sachdienlichkeit der Frage urteilt, wobei es sowohl den Interessen der Verfahrensparteien als auch dem Gemeinwohl Rechnung trägt. Die Einrede wird abgewiesen. B.4.5. Mit Artikel 7 des Dekrets vom 4. Juni 2003, der nunmehr in Artikel 6.1.1 Absatz 3 des Flämischen Raumordnungskodex aufgenommen wurde, hat der flämische Dekretgeber im Rahmen seines Ermessensspielraums den Standpunkt vertreten, dass die Aufrechterhaltung einer widerrechtlichen Situation in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten nicht mehr als Dauerstraftat angesehen werden musste. In Verbindung mit Artikel 6.1.2 des Flämischen Raumordnungskodex ist ersichtlich, dass beabsichtigt wurde, diese Unterstrafestellung aufzuheben. Aus den in B.1.4.2 zitierten Vorarbeiten zum fraglichen Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex geht hervor, dass der Dekretgeber es außerdem gesellschaftlich als nicht gerechtfertigt erachtete, noch der Wiederherstellung des früheren Zustands auf Antrag des Städtebauinspektors oder des Bürgermeister- und Schöffenkollegiums zuzustimmen. Da er die Aufrechterhaltung von Verstößen im Bereich des Städtebaus in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten nicht mehr als strafbar ansah, konnte der Dekretgeber vernünftigerweise den Standpunkt vertreten, dass es im öffentlichen Interesse gerechtfertigt war, auch zu verhindern, dass noch anhängigen öffentlichen Wiederherstellungsklagen ab dem 1. September 2009, dem Datum des Inkrafttretens des Dekrets der Flämischen Region vom 27. März 2009, stattgegeben würde. B.4.6. In raumordnerisch gefährdeten Gebieten bleiben die in Artikel 6.1.1 des Flämischen Raumordnungskodex angeführten Verstöße strafbar und kann auch die öffentliche Wiederherstellungsklage weiterhin ausgeübt werden. Die öffentliche Wiederherstellungsklage kann ebenfalls noch ausgeübt werden, wenn sie auf Bauverstößen in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten beruht. Die Maßnahme ist folglich auf die Fälle beschränkt, in denen die Wiederherstellungsklage am 1. September 2009 noch anhängig war für Taten der Aufrechterhaltung in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten. Außerdem hat der Dekretgeber nur eine Regelung in Bezug auf die öffentliche Wiederherstellungsklage angenommen und hat somit nicht die Rechte von Personen beeinträchtigt, den Schaden, den sie erleiden würden, beispielsweise als Eigentümer eines angrenzenden Grundstücks, beenden zu lassen durch eine Wiederherstellung in natura oder zumindest sich entschädigen zu lassen für Situationen, die weiterhin einen quasistrafbaren Fehler darstellen. B.4.7. Aus dem Vorstehenden ergibt sich, dass im vorliegenden Fall durch Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex weder ein erheblicher Rückgang im Schutzniveau der Umwelt herbeigeführt wird, noch ein erheblicher Rückgang, der nicht durch die zugrunde liegenden gemeinnützigen Beweggründe gerechtfertigt werden könnte. B.4.8. Die zweite präjudizielle Frage in den Rechtssachen Nrn. 4887 und 4899 und die erste präjudizielle Frage in der Rechtssache Nr. 4917 sind verneinend zu beantworten. In Bezug auf die dritte präjudizielle Frage in den Rechtssachen Nrn. 4887 und 4899 und die zweite präjudizielle Frage in der Rechtssache Nr. 4917 B.5.1. Im Gegensatz zu der vorigen präjudiziellen Frage, die sich nur auf Absatz 4 von Artikel 6.1.1 des Flämischen Raumordnungskodex bezog, wird der Hof mit dieser Frage gebeten, auch Artikel 6.1.1 Absatz 3 des Flämischen Raumordnungskodex an dem «in Artikel 23 der Verfassung verankerten Stillhaltegrundsatz» zu prüfen. In der stark vergleichbaren dritten präjudiziellen Frage in den Rechtssachen Nrn. 4887 und 4899 und der zweiten präjudiziellen Frage in der Rechtssache Nr. 4917 wird außerdem Artikel 6.1.2 des Flämischen Raumordnungskodex erwähnt. Diese Fragen in den verbundenen Rechtssachen Nrn. 4887, 4899 und 4917 sind gemeinsam zu prüfen, da Artikel 6.1.2 des Flämischen Raumordnungskodex ein untrennbares Ganzes mit Artikel 6.1.1 Absatz 3 desselben Kodex bildet. B.5.2. Im vorliegenden Fall geht es um die Frage, ob gegen die Stillhalteverpflichtung verstoßen wird, indem die fraglichen Bestimmungen, in ihrem Zusammenhang untereinander, die Auferlegung einer Wiederherstellungsmaßnahme aufgrund von Handlungen der Aufrechterhaltung in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten unmöglich machen. Laut der Frage sei die Möglichkeit einer öffentlichen Wiederherstellungsklage in Wirklichkeit von der etwaigen Verfolgung und Schuldigerklärung des Urhebers des Bauverstoßes abhängig, «während dieser Umstand in (gar) keinem Zusammenhang zu dem Schaden steht, der der guten Raumordnung durch den illegalen Zustand zugefügt wird». B.5.3. Bei der Prüfung der zweiten präjudiziellen Frage in den Rechtssachen Nrn. 4887 und 4899 und der ersten präjudiziellen Frage in der Rechtssache Nr. 4917 wurden bereits die Gründe des Gemeinwohls dargelegt, die den Dekretgeber veranlasst haben, die Unterstrafestellung der Aufrechterhaltung von Verstößen im Bereich des Städtebaus in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten aufzuheben (Artikel 6.1.1 Absatz 3 und Artikel 6.1.2 des Flämischen Raumordnungskodex) und anschließend zu vermeiden, dass öffentlichen Wiederherstellungsklagen noch stattgegeben würde (Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex).

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Dabei wurde erläutert, dass in raumordnerisch gefährdeten Gebieten die in Artikel 6.1.1 des Flämischen Raumordnungskodex aufgezählten Verstöße strafbar bleiben und auch die öffentliche Wiederherstellungsklage möglich bleibt, dass das Gleiche für Bauverstöße gilt, selbst in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten, und dass der Dekretgeber die Rechte von Personen, den Schaden, den sie beispielsweise als Eigentümer eines angrenzenden Grundstücks erleiden würden, beenden zu lassen durch eine Wiederherstellung in natura oder zumindest sich für Situationen, die weiterhin einen quasistrafbaren Fehler darstellen, entschädigen zu lassen, nicht beeinträchtigt hat. B.5.4. Die Schlussfolgerung des Hofes, dass auf diese Weise durch Artikel 6.1.1 Absatz 4 des Flämischen Raumordnungskodex weder ein erheblicher Rückgang im Schutzniveau der Umwelt herbeigeführt wird, noch ein erheblicher Rückgang, der nicht durch die zugrunde liegenden gemeinnützigen Beweggründe gerechtfertigt werden könnte, gilt ebenso in Bezug auf Absatz 3 dieses Artikels und in Bezug auf Artikel 6.1.2 des Flämischen Raumordnungskodex. B.5.5. Die dritte präjudizielle Frage in den Rechtssachen Nrn. 4887 und 4899 und die zweite präjudizielle Frage in der Rechtssache Nr. 4917 sind verneinend zu beantworten. In Bezug auf die präjudizielle Frage in der Rechtssache Nr. 4891 B.6.1. Wie in der vorangegangenen präjudiziellen Frage wird der Hof mit dieser Frage gebeten, die Artikel 6.1.1 Absatz 3 und 6.1.2 des Flämischen Raumordnungskodex anhand des «in Artikel 23 der Verfassung verankerten Stillhaltegrundsatzes» zu prüfen, wobei nunmehr Artikel 6.1.47 Absatz 1 - und nicht Artikel 6.1.1 Absatz 4 - in die Frage einbezogen wird. B.6.2. Im vorliegenden Fall stellt sich die Frage, ob gegen die Stillhalteverpflichtung verstoßen werde, indem die fraglichen Bestimmungen, im Zusammenhang miteinander betrachtet, die Auferlegung einer Unterlassungsanordnung aufgrund von Taten der Aufrechterhaltung in einem anderen als einem raumordnerisch gefährdeten Gebiet unmöglich machten. Gemäß dieser Frage hänge die Möglichkeit der Vermeidung illegaler Situationen in Wirklichkeit von der etwaigen Verfolgung und Schuldigerklärung des Urhebers des Bauverstoßes ab, «während dieser Umstand in keinem Zusammenhang zu dem Schaden steht, der der guten Raumordnung durch den illegalen Zustand zugefügt wird». B.6.3. Bei der Prüfung der vorigen präjudiziellen Frage hat der Hof geschlussfolgert, dass hinsichtlich der Wiederherstellungsklage durch Artikel 6.1.1 Absatz 3 und Artikel 6.1.2 des Flämischen Raumordnungskodex weder ein erheblicher Rückgang im Schutzniveau der Umwelt, noch ein erheblicher Rückgang, der nicht durch die ihnen zugrunde liegenden gemeinnützigen Beweggründe gerechtfertigt werden könnte, herbeigeführt wird. B.6.4 Diese Schlussfolgerung gilt ebenfalls in Bezug auf Artikel 6.1.47 Absatz 1 des Flämischen Raumordnungskodex, der im Zusammenhang mit Artikel 6.1.1 Absatz 3 und Artikel 6.1.2 zur Prüfung vorgelegt wird. Da die Aufrechterhaltung von Verstößen im Bereich des Städtebaus in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten nicht mehr strafbar ist, konnte der Dekretgeber vernünftigerweise den Standpunkt vertreten, dass es im Sinne des Gemeinwohls gerechtfertigt war, auch zu vermeiden, dass noch Unterlassungsanordnungen auferlegt würden, zumal eine Unterlassungsanordnung in der Regel weniger einschneidende Folgen für den Rechtsunterworfenen hat als eine Wiederherstellungsklage. Ferner hindert nichts daran, die Unterlassung in Bezug auf den Bauverstoß anordnen zu können, der auch in nicht raumordnerisch gefährdeten Gebieten weiterhin strafbar ist, und in Bezug auf Verstöße der Aufrechterhaltung in raumordnerisch gefährdeten Gebieten. B.6.5. Die präjudizielle Frage in der Rechtssache Nr. 4891 ist verneinend zu beantworten. In Bezug auf die dritte präjudizielle Frage in der Rechtssache Nr. 4917 B.7.1. Der Hof wird gebeten, Artikel 6.1.1 Absätze 3 und 4 des Flämischen Raumordnungskodex anhand des Grundsatzes der Gleichheit und Nichtdiskriminierung, der in den Artikeln 10 und 11 der Verfassung enthalten ist, zu prüfen. Die Frage ist ausgerichtet auf einen Vergleich der Kategorie von Personen, die einen Verstoß im Bereich des Städtebaus aufrechterhalten in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten und die selbst keine Schuld am Bauverstoß tragen, für die der Errichter jedoch für schuldig befunden wurde, mit der Kategorie von Personen, die einen Verstoß im Bereich des Städtebaus in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten aufrechterhalten und die selbst keine Schuld am Bauverstoß tragen, für die der Errichter jedoch nicht für schuldig befunden wurde. Nur die erste Kategorie von Personen werde vorkommendenfalls die Folgen einer Wiederherstellungsmaßnahme auf sich nehmen müssen. In dieser Hinsicht sind die beiden Kategorien von Personen vergleichbar. B.7.2. Der Behandlungsunterschied beruht auf einem objektiven Unterscheidungskriterium; im ersten in B.7.1 beschriebenen Fall kann der Urheber des Bauverstoßes in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten verurteilt werden, im zweiten Fall nicht. Mit den fraglichen Bestimmungen wünschte der Dekretgeber einerseits, dass Handlungen der Aufrechterhaltung von Verstößen im Bereich des Städtebaus in anderen als raumordnerisch gefährdeten Gebieten nicht mehr strafbar sind und dass auch der öffentlichen Wiederherstellungsklage, die nur auf dieser Aufrechterhaltung beruht, ab dem 1. September 2009 nicht mehr stattgegeben wird, und andererseits, dass Bauverstöße strafbar bleiben - ungeachtet dessen, ob es sich um ein raumordnerisch gefährdetes Gebiet handelt oder nicht - und dass die Wiederherstellungsklage möglich bleibt. Im Lichte dieser Zielsetzung und unter Berücksichtigung der dinglichen Beschaffenheit der Wiederherstellungsklage ist es vernünftig gerechtfertigt, dass dieser Klage noch stattgegeben werden kann, wenn der Errichter für schuldig befunden wird, wobei gegebenenfalls auch andere Personen die Folgen der Wiederherstellungsmaßnahme auf sich nehmen müssen. Diese Maßnahmen schaffen ein größeres Gleichgewicht zwischen einerseits dem Streben nach Bestrafung und Wiederherstellung des vorherigen Zustands in Bezug auf diejenigen, die des Bauverstoßes schuldig sind, und andererseits dem Streben nach mehr Rechtssicherheit für diejenigen, die Rechte am betreffenden Gut erhalten und die nur noch beunruhigt werden, wenn der Urheber des Bauverstoßes verurteilt wird. Im Übrigen hat der Dekretgeber eine Reihe von Maßnahmen zur Erteilung von Informationen vorgesehen, die es ermöglichen, dass Personen, die Rechte am betreffenden Gut erhalten, nicht in Unkenntnis bleiben über städtebauliche Regelwidrigkeiten, die das Gut belasten, und etwaige Gerichtsklagen, die diesbezüglich anhängig sind. Schließlich hat der Dekretgeber nicht die Rechte von Personen, den Schaden, den sie beispielsweise als Eigentümer eines angrenzenden Grundstücks erleiden würden, beenden zu lassen durch eine Wiederherstellung in natura oder sich zumindest für Situationen, die weiterhin einen quasistrafbaren Fehler darstellen, entschädigen zu lassen. B.7.3. Die dritte präjudizielle Frage in der Rechtssache Nr. 4917 ist verneinend zu beantworten. Aus diesen Gründen: Der Hof erkennt für Recht: - Artikel 6.1.1 Absatz 4 des durch Erlass der Flämischen Regierung vom 15. Mai 2009 koordinierten «Flämischen Raumordnungskodex» verstößt nicht gegen Artikel 16 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention.

14223

14224

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD - Artikel 6.1.1 Absätze 3 und 4, Artikel 6.1.2 und Artikel 6.1.47 Absatz 1 des «Flämischen Raumordnungskodex» verstoßen nicht gegen Artikel 23 Absatz 3 Nr. 4 der Verfassung. - Artikel 6.1.1 Absätze 3 und 4 des «Flämischen Raumordnungskodex» verstößt nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung. Verkündet in niederländischer und französischer Sprache, gemäß Artikel 65 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof, in der öffentlichen Sitzung vom 13. Januar 2011. Der Kanzler, Der Vorsitzende, P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt.

* COUR CONSTITUTIONNELLE [2011/200725] Extrait de l’arrêt n° 3/2011 du 13 janvier 2011 Numéro du rôle : 4897 En cause : la question préjudicielle relative à l’article 4 de la loi du 25 juillet 2008 « modifiant le Code civil et les lois coordonnées du 17 juillet 1991 sur la comptabilité de l’Etat en vue d’interrompre la prescription de l’action en dommages et intérêts à la suite d’un recours en annulation devant le Conseil d’Etat », posée par la Cour d’appel de Bruxelles. La Cour constitutionnelle, composée des présidents R. Henneuse et M. Bossuyt, des juges L. Lavrysen, J.-P. Moerman, E. Derycke et P. Nihoul, et, conformément à l’article 60bis de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, du président émérite M. Melchior, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président émérite M. Melchior, après en avoir délibéré, rend l’arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procédure Par arrêt du 11 mars 2010 en cause de Jeanne Debruyne contre la Communauté française et l’Etat belge, dont l’expédition est parvenue au greffe de la Cour le 17 mars 2010, la Cour d’appel de Bruxelles a posé la question préjudicielle suivante : « L’article 4 de la loi du 25 juillet 2008 modifiant le Code civil et les lois coordonnées du 17 juillet 1991 sur la comptabilité de l’Etat en vue d’interrompre la prescription de l’action en dommages et intérêts à la suite d’un recours en annulation devant le Conseil d’Etat, interprété comme accordant un effet interruptif de prescription au recours en annulation d’un acte administratif devant le Conseil d’Etat sans distinguer entre le cas où l’arrêt du Conseil d’Etat a été prononcé dans le délai de prescription en temps utile conformément à l’article 2241 du Code civil et le cas, également visé par la loi du 25 juillet 2008, où l’arrêt a été prononcé au-delà du délai de prescription, viole-t-il les articles 10 et 11 ainsi que 16 de la Constitution, lus seuls ou en combinaison avec les articles 6.1 et 13 de la Convention européenne des droits de l’homme et avec l’article 1er du Premier Protocole additionnel à cette convention, le principe de non-rétroactivité, le principe de proportionnalité, le principe de sécurité juridique, de prééminence du droit et du droit à un procès équitable ? ». (...) III. En droit (...) B.1.1. La loi du 25 juillet 2008 « modifiant le Code civil et les lois coordonnées du 17 juillet 1991 sur la comptabilité de l’Etat en vue d’interrompre la prescription de l’action en dommages et intérêts à la suite d’un recours en annulation devant le Conseil d’Etat » (ci-après : la loi du 25 juillet 2008) prévoit que le délai de prescription d’une action en réparation du dommage causé par un acte administratif annulé est interrompu par suite de l’introduction d’un recours en annulation auprès du Conseil d’Etat. B.1.2. Ce régime a été commenté comme suit dans les travaux préparatoires : « L’arriéré au Conseil d’Etat est un problème qui ne date pas d’hier et qui s’est amplifié, au cours de ces dix dernières années, au point d’en devenir intenable. [...] [...] les citoyens ordinaires, qui sont confrontés à une décision des pouvoirs publics qu’ils considèrent comme illégale, [...] ont [...] la faculté d’introduire des recours en suspension et en annulation devant le Conseil d’Etat. Malheureusement, l’ampleur de l’arriéré les condamne à rester des années durant dans l’incertitude à propos de leur statut juridique. [...] Cinq années s’écoulent en moyenne avant que les citoyens concernés soient fixés sur l’annulation ou non d’une décision pour cause d’infraction à la loi, et puissent, en conséquence, prétendre à des dommages et intérêts. Or, conformément à l’article 2262bis du Code civil, toutes les actions en réparation d’un dommage fondées sur une responsabilité extra-contractuelle se prescrivent par cinq ans à partir du jour qui suit celui où la personne lésée a eu connaissance du dommage ou de son aggravation et de l’identité de la personne responsable. [...] Vu la procédure de recours administratif susceptible de s’intercaler, une partie du délai de prescription s’est souvent déjà écoulée avant que le recours en annulation soit introduit devant le Conseil d’État. [...] Il y a donc une forte probabilité que l’action en réclamation de dommages et intérêts se prescrive au cours de la procédure en annulation. Beaucoup d’avocats conseilleront par conséquent à leurs clients d’engager une action civile immédiatement après l’introduction du recours en annulation ou au cours de la procédure devant le Conseil d’Etat, et de demander le renvoi de cette action au rôle. En effet, aux termes de l’article 2244 du Code civil, une citation en justice forme une interruption civile. Conformément à une jurisprudence constante, cette interruption subsiste d’ailleurs tant que l’affaire reste pendante, si bien que le nouveau délai de prescription ne commence à courir qu’après la fin de l’instance en question. Cette pratique juridique née du mauvais fonctionnement de l’institution n’est cependant pas une bonne chose, dans la mesure où elle rejette entièrement sur le citoyen le risque de la perte du droit à des dommages et intérêts : c’est le citoyen qui devient une victime potentielle de la lenteur anormale de la justice. Par ailleurs, cette façon de faire encombre les rôles des tribunaux civils d’affaires qui ne sont pas en état d’être jugées pendant des années, créant ainsi un surcroît inutile de la charge administrative.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Cela représente en outre un coût supplémentaire inutile à charge du citoyen qui doit constater au bout du compte que la décision contestée des pouvoirs publics n’a pas été annulée » (Doc. parl., Sénat, S.E. 2007, no 4-10/1, pp. 1-3). B.2.1. L’article 2 de la loi du 25 juillet 2008 dispose : « L’article 2244 du Code civil est complété par deux alinéas rédigés comme suit : ’ Une citation en justice interrompt la prescription jusqu’au prononcé d’une décision définitive. Pour l’application de la présente section, un recours en annulation d’un acte administratif devant le Conseil d’Etat a, à l’égard de l’action en réparation du dommage causé par l’acte administratif annulé, les mêmes effets qu’une citation en justice. ’ ». B.2.2. L’article 4, en cause, de la loi du 25 juillet 2008 dispose : « La présente loi est applicable aux recours en annulation introduits devant le Conseil d’Etat avant son entrée en vigueur. Elle n’est toutefois pas applicable lorsque l’action en dommages et intérêts a été déclarée prescrite par une décision passée en force de chose jugée avant son entrée en vigueur et contre laquelle un recours en cassation n’est pas introduit ». B.3.1. Dans la question préjudicielle, il est demandé à la Cour de contrôler la disposition en cause au regard des articles 10 et 11 de la Constitution, ainsi que de son article 16, combinés ou non, d’une part, avec les articles 6.1 et 13 de la Convention européenne des droits de l’homme et avec l’article 1er du Premier Protocole additionnel à cette Convention et, d’autre part, avec le principe de non-rétroactivité, avec le principe de proportionnalité et avec les principes de la sécurité juridique, de la prééminence du droit et du droit à un procès équitable. A cet égard, la Cour doit examiner si la disposition en cause ne viole pas les dispositions précitées, en ce qu’elle n’opère pas une distinction, en ce qui concerne les actions pendantes auxquelles la loi est applicable en vertu de la disposition transitoire en cause, entre les personnes concernées par un arrêt du Conseil d’Etat prononcé dans le délai de prescription, et celles concernées par un arrêt du Conseil d’Etat prononcé au-delà du délai de prescription, la première catégorie de personnes ayant, dans l’argumentation de la partie intimée devant le juge a quo, disposé de la possibilité de saisir le juge civil « en temps utile ». B.3.2. En l’espèce, le requérant devant le Conseil d’Etat a obtenu un arrêt d’annulation le 13 janvier 1988, de sorte que le délai de prescription quinquennal de sa créance en dommages et intérêts, prévu par l’article 1er de la loi du 6 février 1970 relative à la prescription des créances à charge ou au profit de l’Etat et des provinces (devenu l’article 100 des lois coordonnées du 17 juillet 1991 sur la comptabilité de l’Etat), venait à échéance le 31 décembre 1989; le requérant a introduit son action civile le 30 janvier 1990. Le litige devant le juge a quo concerne la procédure d’appel du jugement constatant, avant l’entrée en vigueur de la loi du 25 juillet 2008, que la demande du requérant était prescrite. B.4.1. En ce qui concerne l’entrée en vigueur de la loi, l’article 3 de la proposition de loi qui est devenue la loi du 25 juillet 2008 disposait que l’entrée en vigueur de la loi n’avait pas pour effet qu’un nouveau délai de prescription commence à courir « lorsque l’action en réparation d’un dommage est prescrite avant l’entrée en vigueur de la présente loi » (Doc. parl., Sénat, S.E. 2007, no 4-10/1, p. 6). B.4.2. Le Sénat a adopté un amendement remplaçant l’article 3 proposé par le texte suivant : « La présente loi s’applique aux litiges en cours dans la mesure où ils n’ont pas été tranchés par une décision passée en force de chose jugée » (Doc. parl., Sénat, 2007-2008, no 4-10/2, p. 2, et no 4-10/3, p. 17). La justification de cet amendement renvoie, d’une part, à l’article 11 de la loi du 10 juin 1998 modifiant certaines dispositions en matière de prescription et, d’autre part, à l’arrêt de la Cour no 98/2003 du 2 juillet 2003, dans lequel la Cour, « répondant à une question préjudicielle posée par la Cour d’appel de Mons, a clairement affirmé qu’un jugement ou arrêt passé en force de chose jugée constitue un critère de rattachement objectif et ne revêt donc pas un caractère discriminatoire » (Doc. parl., Sénat, 2007-2008, no 4-10/3, p. 15). B.4.3. Le Conseil d’Etat a toutefois observé, en ce qui concerne le texte adopté par le Sénat, que : « Pour traduire l’intention du législateur, telle qu’elle résulte actuellement des discussions au Sénat, l’article 3 devrait être adapté de manière à permettre aux personnes ayant attendu l’arrêt du Conseil d’Etat d’encore agir devant le juge civil lorsque l’arrêt a été prononcé (ou notifié) à une date se situant dans un délai inférieur au délai légal de prescription » (avis no 44.302/2 du 29 avril 2008, Doc. parl., Chambre, 2007-2008, DOC 52-0832/004, p. 13). B.4.4. En réponse à cette observation, la Chambre des représentants a adopté un amendement correspondant à la disposition en cause. Cet amendement a été justifié comme suit : « Le présent amendement reformule l’article 3 afin de tenter de répondre aux observations du Conseil d’Etat relatives à son manque de clarté. La loi est déclarée applicable aux recours en annulation introduits devant le Conseil d’Etat avant son entrée en vigueur : soit le recours est toujours pendant et, dans ce cas, il interrompra la prescription jusqu’au prononcé de la décision du Conseil d’Etat, soit il a déjà été statué sur le recours et, dans ce cas, un nouveau délai de prescription aura commencé à courir à partir du prononcé de la décision du Conseil d’Etat et pourra ou non avoir expiré au moment de l’entrée en vigueur de la présente loi. L’application de la loi ne peut toutefois pas avoir pour effet de remettre en cause une décision passée en force de chose jugée qui aurait déclaré l’action civile prescrite et contre laquelle un recours en cassation ne serait pas introduit » (Doc. parl., Chambre, 2007-2008, DOC 52-0832/005, pp. 3-4). B.5. Par l’article 4 de la loi du 25 juillet 2008, le législateur souhaitait garantir que la nouvelle loi soit applicable à toutes les affaires « pendantes », devant le Conseil d’Etat et devant les juridictions civiles, ainsi qu’aux « affaires dans lesquelles le Conseil d’Etat a rendu un arrêt d’annulation moins de 5 ans avant l’entrée en vigueur du nouveau régime » (Doc. parl., Sénat, 2007-2008, no 4-10/3, p. 12), sans qu’il soit toutefois « possible de remettre en cause des décisions coulées en force de chose jugée » (ibid., p. 13). B.6. La disposition en cause a pour conséquence que certaines actions en réparation du dommage causé par un acte administratif qui pouvaient être considérées comme prescrites avant l’entrée en vigueur de la loi du 25 juillet 2008, sont encore recevables. Cette disposition confère ainsi un effet rétroactif au nouveau régime et est susceptible, en trompant les attentes suscitées par l’ancienne loi, de compromettre la sécurité juridique. B.7. La non-rétroactivité des lois est une garantie qui a pour but de prévenir l’insécurité juridique. Cette garantie exige que le contenu du droit soit prévisible et accessible, de sorte que le justiciable puisse prévoir, à un degré raisonnable, les conséquences d’un acte déterminé au moment où cet acte est accompli. La rétroactivité peut uniquement être justifiée lorsqu’elle est indispensable pour réaliser un objectif d’intérêt général.

14225

14226

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD S’il s’avère en outre que la rétroactivité a pour but d’influencer dans un sens déterminé l’issue de l’une ou l’autre procédure judiciaire ou d’empêcher les juridictions de se prononcer sur une question de droit, la nature du principe en cause exige que des circonstances exceptionnelles ou des motifs impérieux d’intérêt général justifient l’intervention du législateur, laquelle porte atteinte, au préjudice d’une catégorie de citoyens, aux garanties juridictionnelles offertes à tous. B.8.1. Il ressort des travaux préparatoires que la loi du 25 juillet 2008 ne peut être dissociée de deux arrêts de la Cour de cassation du 16 février 2006, par lesquels il a été jugé que « le recours en annulation formé contre un acte administratif devant le Conseil d’Etat n’interrompt ni ne suspend la prescription du droit de réclamer une indemnisation devant un tribunal civil en se fondant sur un acte illicite des autorités » (Cass., 16 février 2006, Pas., 2006, no 98, et C.05.0050.N). En adoptant la disposition en cause, le législateur voulait avoir égard au justiciable « qui, jusqu’à l’arrêt de la Cour de cassation du 16 février 2006, pouvait supposer qu’il avait encore la possibilité de saisir le tribunal civil [après un arrêt d’annulation du Conseil d’Etat] » (Doc. parl., Sénat, 2007-2008, nr. 4-10/3, pp. 15-16). B.8.2. Avant les arrêts précités de la Cour de cassation du 16 février 2006, la question de savoir si un recours en annulation devant le Conseil d’Etat interrompait la prescription du droit à demander devant un tribunal civil des dommages et intérêts fondé sur un acte illicite des autorités était controversée en doctrine et en jurisprudence. B.8.3. Cette insécurité juridique constitue une circonstance particulière qui peut justifier en l’espèce la rétroactivité du nouveau régime, limitée aux « affaires pendantes » et aux « affaires dans lesquelles le Conseil d’Etat a rendu un arrêt d’annulation moins de 5 ans avant l’entrée en vigueur du nouveau régime », y compris les actions en justice dirigées contre les autorités publiques qui relèvent du champ d’application des lois coordonnées sur la comptabilité de l’Etat, essentiellement parce qu’elles sont souvent les parties défenderesses dans les procédures devant le Conseil d’Etat. Le législateur a pu estimer à bon droit que la situation des justiciables qui avaient cru, avant les arrêts de la Cour de cassation du 16 février 2006, qu’ils pouvaient attendre l’issue de la procédure devant le Conseil d’Etat avant d’introduire une action en responsabilité devant les tribunaux civils, devait être régularisée. B.9. La différence de traitement entre, d’une part, les personnes dont la demande en dommages et intérêts a été déclarée prescrite avant l’entrée en vigueur de la loi par une décision passée en force de chose jugée contre laquelle aucun recours en cassation n’a été introduit et, d’autre part, les personnes dont la demande en dommages et intérêts n’a pas été déclarée prescrite avant l’entrée en vigueur de la loi par une décision passée en force de chose jugée contre laquelle aucun recours en cassation n’a été introduit, est raisonnablement justifiée, eu égard au principe fondamental de notre ordre juridique selon lequel les décisions judiciaires ne peuvent être modifiées que par la mise en œuvre de voies de recours. Par conséquent, la loi ne peut s’appliquer lorsqu’une décision judiciaire devenue définitive a déclaré prescrite une action en dommages et intérêts. B.10.1. En décidant d’appliquer la loi du 25 juillet 2008 à toutes les affaires « pendantes », sauf lorsqu’une décision judiciaire devenue définitive a déclaré prescrite l’action en dommages et intérêts, le législateur a donc choisi de traiter de manière identique toutes les personnes concernées par un recours devant le Conseil d’Etat introduit avant une action en responsabilité civile, sous la seule réserve de ne pas remettre en cause les décisions judiciaires devenues définitives. B.10.2. L’absence de distinction, en ce qui concerne les actions pendantes auxquelles la loi est applicable en vertu de la disposition transitoire en cause, entre, d’une part, les personnes concernées par un arrêt du Conseil d’Etat prononcé dans le délai de prescription, et, d’autre part, celles concernées par un arrêt du Conseil d’Etat prononcé au-delà du délai de prescription, est raisonnablement justifiée par l’objectif poursuivi par le législateur de prendre en considération - et de traiter par conséquent de manière identique - la situation de toutes les personnes qui ont pu croire, avant les arrêts de la Cour de cassation du 16 février 2006, que la durée de la procédure devant le Conseil d’Etat interrompait ou suspendait la prescription de leur action en responsabilité civile subséquente. La circonstance que le Conseil d’Etat se soit prononcé ou non dans le délai de prescription, préalablement à l’introduction de l’action civile, ne constitue donc pas un critère pertinent au regard de l’objectif poursuivi par la disposition transitoire en cause, qui pourrait justifier une distinction quant à l’application de la loi du 25 juillet 2008 aux procédures pendantes. B.11. Il ressort de ce qui précède que la question préjudicielle par laquelle il est demandé à la Cour de se prononcer sur la compatibilité de la disposition en cause avec les articles 10 et 11 de la Constitution appelle une réponse négative. B.12. Le contrôle de la disposition en cause au regard des autres dispositions constitutionnelles ou conventionnelles ou des principes évoqués en B.3.1, éventuellement combinés avec les articles 10 et 11 de la Constitution, ne conduit pas à une autre conclusion. B.13. La question préjudicielle appelle une réponse négative. Par ces motifs, la Cour dit pour droit : L’article 4 de la loi du 25 juillet 2008 « modifiant le Code civil et les lois coordonnées du 17 juillet 1991 sur la comptabilité de l’Etat en vue d’interrompre la prescription de l’action en dommages et intérêts à la suite d’un recours en annulation devant le Conseil d’Etat » ne viole pas les articles 10, 11 et 16 de la Constitution, combinés ou non avec les articles 6.1 et 13 de la Convention européenne des droits de l’homme, avec l’article 1er du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l’homme et avec le principe de non-rétroactivité, avec le principe de proportionnalité et avec les principes de la sécurité juridique, de la prééminence du droit et du droit à un procès équitable. Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, conformément à l’article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, à l’audience publique du 13 janvier 2011. Le greffier,

Le président,

P.-Y. Dutilleux.

M. Melchior.

14227

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD GRONDWETTELIJK HOF [2011/200725] Uittreksel uit arrest nr. 3/2011 van 13 januari 2011 Rolnummer 4897 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 4 van de wet van 25 juli 2008 « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit met het oog op het stuiten van de verjaring van de vordering tot schadevergoeding ten gevolge van een beroep tot vernietiging bij de Raad van State », gesteld door het Hof van Beroep te Brussel. Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, de rechters L. Lavrysen, J.-P. Moerman, E. Derycke en P. Nihoul, en, overeenkomstig artikel 60bis van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter M. Melchior, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van emeritus voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij arrest van 11 maart 2010 in zake Jeanne Debruyne tegen de Franse Gemeenschap en de Belgische Staat, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 17 maart 2010, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 4 van de wet van 25 juli 2008 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit met het oog op het stuiten van de verjaring van de vordering tot schadevergoeding ten gevolge van een beroep tot vernietiging bij de Raad van State, in die zin geïnterpreteerd dat het een verjaringstuitende werking verleent aan het beroep tot vernietiging van een administratieve handeling bij de Raad van State zonder een onderscheid te maken tussen het geval waarin het arrest van de Raad van State binnen de verjaringstermijn tijdig werd uitgesproken overeenkomstig artikel 2241 van het Burgerlijk Wetboek, en het geval, eveneens bedoeld in de wet van 25 juli 2008, waarin het arrest werd uitgesproken na de verjaringstermijn, de artikelen 10 en 11 alsook 16 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6.1 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag, het beginsel van niet-retroactiviteit, het evenredigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het beginsel van voorrang van het recht en het beginsel van het recht op een eerlijk proces ? ». (...) III. In rechte (...) B.1.1. De wet van 25 juli 2008 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit met het oog op het stuiten van de verjaring van de vordering tot schadevergoeding ten gevolge van een beroep tot vernietiging bij de Raad van State (hierna : de wet van 25 juli 2008) voorziet in een regeling waarbij de verjaringstermijn van een vordering tot herstel van de schade veroorzaakt door een vernietigde administratieve handeling wordt gestuit als gevolg van het instellen van een beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State. B.1.2. Die regeling werd in de parlementaire voorbereiding toegelicht als volgt : « De achterstand bij de Raad van State is een oud zeer, dat sedert een tiental jaar onhoudbare proporties heeft aangenomen. [...] Gewone burgers [...], die geconfronteerd worden met een volgens hen onwettige overheidsbeslissing [...], kunnen [...] voor schorsing en vernietiging naar de Raad van State trekken. Spijtig genoeg blijven zij daar jaren in onzekerheid over hun rechtspositie, gelet op de aanzienlijke achterstand. [...] Vooraleer de betrokken burgers te weten komen of een beslissing al dan niet ongedaan wordt gemaakt wegens wetsoverschrijding, en zij dus aanspraak kunnen maken op een schadevergoeding, zijn er gemiddeld vijf jaar verlopen. Evenwel verjaren overeenkomstig art. 2262bis B.W. alle rechtsvorderingen tot vergoeding van schade op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid door verloop van vijf jaar vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade of van de verzwaring ervan en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon. [...] Gelet op de mogelijkerwijs nog tussenkomende administratieve beroepsprocedure, is vaak al een deel van de verjaringstermijn verlopen nog voor het vernietigingsverzoek bij de Raad van State wordt ingesteld. [...] De kans is dus zeer groot dat het recht om schadevergoeding te vorderen verjaart lopende de vernietigingsprocedure. Vele advocaten zullen hun cliënten dan ook aanraden om onmiddellijk na het instellen van het vernietigingsverzoek of tijdens de procedure voor de Raad van State een burgerlijke vordering in te stellen, en deze vordering te laten verwijzen naar de rol. Immers, overeenkomstig artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek vormt een dagvaarding voor het gerecht een burgerlijke stuiting. Overeenkomstig een vaste rechtspraak blijft deze stuiting trouwens voortduren gedurende het aanhangig zijn van de zaak, zodat de nieuwe verjaringstermijn maar begint te lopen na het beëindigen van die aanleg. Deze door de slechte werking van de instelling gegroeide rechtspraktijk is evenwel geen goede zaak, vermits zij het risico van het verlies van recht op schadevergoeding geheel ten laste legt van de burger : het is deze laatste die een potentieel slachtoffer is van de abnormale traagheid van de rechtsgang. Bovendien vult dit de rollen van de burgerlijke rechtbanken met zaken die gedurende jaren niet in staat zijn, zodat de administratieve last onnodig toeneemt. Het is daarnaast een nutteloze bijkomende kost voor de burger die naderhand vaststelt dat de bestreden overheidsbeslissing toch niet werd vernietigd » (Parl. St., Senaat, B.Z. 2007, nr. 4-10/1, pp. 1-3). B.2.1. Artikel 2 van de wet van 25 juli 2008 bepaalt : « Artikel 2244 van het Burgerlijk Wetboek wordt aangevuld met twee leden, luidende : ’ Een dagvaarding voor het gerecht stuit de verjaring tot het tijdstip waarop een definitieve beslissing wordt uitgesproken. Voor de toepassing van deze afdeling heeft een beroep tot vernietiging van een administratieve handeling bij de Raad van State dezelfde gevolgen ten opzichte van de vordering tot herstel van de schade veroorzaakt door de vernietigde administratieve handeling als een dagvaarding voor het gerecht. ’ ».

14228

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD B.2.2. Het in het geding zijnde artikel 4 van de wet van 25 juli 2008 bepaalt : « Deze wet is van toepassing op beroepen tot vernietiging die bij de Raad van State zijn ingediend vóór de inwerkingtreding ervan. Zij is evenwel niet van toepassing wanneer de vordering tot schadevergoeding vóór de inwerkingtreding van deze wet verjaard is verklaard bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing waartegen geen cassatieberoep is ingediend ». B.3.1. In de prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht de in het geding zijnde bepaling te toetsen aan de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, alsook aan artikel 16 ervan, al dan niet in samenhang gelezen, enerzijds, met de artikelen 6.1 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij dat Verdrag en, anderzijds, met het beginsel van niet-retroactiviteit, het evenredigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het beginsel van de voorrang van het recht en het beginsel van het recht op een eerlijk proces. Het Hof dient daarbij te onderzoeken of de in het geding zijnde bepaling de voormelde bepalingen schendt, in zoverre zij, wat de hangende rechtsvorderingen betreft waarop de wet krachtens de in het geding zijnde overgangsbepaling van toepassing is, geen onderscheid maakt tussen de personen op wie een arrest van de Raad van State betrekking heeft dat binnen de verjaringstermijn is uitgesproken, en de personen op wie een arrest van de Raad van State betrekking heeft dat na de verjaringstermijn is uitgesproken, waarbij de eerste categorie van personen, volgens de argumentatie van de geïntimeerde partij voor de verwijzende rechter, over de mogelijkheid heeft beschikt om « tijdig » een zaak bij de burgerlijke rechter aanhangig te maken. B.3.2. Te dezen heeft de verzoeker voor de Raad van State op 13 januari 1988 een vernietigingsarrest verkregen, zodat de vijfjarige verjaringstermijn van zijn schuldvordering tot schadevergoeding, bedoeld in artikel 1 van de wet van 6 februari 1970 betreffende de verjaring van schuldvorderingen ten laste of ten voordele van de Staat en de provinciën (thans artikel 100 van de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit), verstreek op 31 december 1989; de verzoeker heeft zijn burgerlijke vordering ingediend op 30 januari 1990. Het geschil voor de verwijzende rechter heeft betrekking op de procedure in hoger beroep tegen het vonnis waarbij, vóór de inwerkingtreding van de wet van 25 juli 2008, is vastgesteld dat de vordering van de verzoeker verjaard is. B.4.1. Wat de inwerkingtreding van de wet betreft, bepaalde artikel 3 van het wetsvoorstel dat tot de wet van 25 juli 2008 heeft geleid dat de inwerkingtreding van de wet niet tot gevolg had dat een nieuwe verjaringstermijn begint te lopen « wanneer de rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaard is vóór de inwerkingtreding van deze wet » (Parl. St., Senaat, B.Z. 2007, nr. 4-10/1, p. 6). B.4.2. In de Senaat werd een amendement aangenomen dat het voorgestelde artikel 3 verving door de volgende tekst : « De wet is van toepassing op de bestaande rechtsgeschillen in de mate ze niet beslecht werden bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing » (Parl. St., Senaat, 2007-2008, nr. 4-10/2, p. 2, en nr. 4-10/3, p. 17). De toelichting bij dat amendement verwijst, enerzijds, naar artikel 11 van de wet van 10 juni 1998 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de verjaring en, anderzijds, naar het arrest van het Hof nr. 98/2003 van 2 juli 2003 waarbij het Hof « op een prejudiciële vraag gesteld door het Hof van Beroep te Bergen, duidelijk stelde dat een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest een objectief aanknopingspunt vormt en aldus niet discriminerend is » (Parl. St., Senaat, 2007-2008, nr. 4-10/3, p. 15). B.4.3. De Raad van State merkte evenwel het volgende op met betrekking tot de door de Senaat aangenomen tekst : « Om de bedoeling van de wetgever weer te geven, zoals ze thans blijkt uit de besprekingen in de Senaat, zou artikel 3 zo moeten worden aangepast dat de personen die op het arrest van de Raad van State hebben gewacht, de mogelijkheid krijgen om voor de burgerlijke rechter nog op te treden wanneer het arrest is uitgesproken (of ter kennis gebracht) op een datum die valt binnen een kortere termijn dan de wettelijke verjaringstermijn » (advies nr. 44.302/2 van 29 april 2008, Parl. St., Kamer, 2007-2008, DOC 52-0832/004, p. 13). B.4.4. In antwoord hierop heeft de Kamer van volksvertegenwoordigers een amendement aangenomen dat overeenkomt met de in het geding zijnde bepaling. Dat amendement is als volgt verantwoord : « In dit amendement wordt artikel 3 opnieuw geformuleerd teneinde te trachten rekening te houden met de opmerkingen van de Raad van State over het gebrek aan duidelijkheid ervan. De wet is van toepassing verklaard op beroepen tot vernietiging die bij de Raad van State zijn ingediend vóór de inwerkingtreding ervan. Ofwel is het beroep nog steeds aanhangig en in dit geval stuit het de verjaring tot het tijdstip waarop de Raad van State de beslissing uitspreekt, ofwel is er reeds uitspraak gedaan over het beroep en in dit geval is een nieuwe verjaringstermijn beginnen te lopen vanaf het tijdstip waarop de Raad van State de beslissing heeft uitgesproken en kan de verjaringstermijn al dan niet verstreken zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze wet. De toepassing van de wet kan evenwel niet tot gevolg hebben dat een in kracht van gewijsde gegane beslissing, waarmee de burgerrechtelijke vordering verjaard is verklaard en waartegen geen cassatieberoep is ingediend, ter discussie wordt gesteld » (Parl. St., Kamer, 2007-2008, DOC 52-0832/005, pp. 3-4). B.5. Met artikel 4 van de wet van 25 juli 2008 wenste de wetgever te verzekeren dat de nieuwe wet van toepassing zou zijn op alle zaken die « hangend » zijn voor de Raad van State en voor de burgerlijke rechtbank, alsmede op « de zaken waarbij men bij de inwerkingtreding van de nieuwe regeling minder dan 5 jaar is verwijderd van het vernietigingsarrest van de Raad van State » (Parl. St., Senaat, 2007-2008, nr. 4-10/3, p. 12), zonder dat het evenwel « mogelijk [is] beslissingen die in kracht van gewijsde zijn gegaan op losse schroeven te zetten » (ibid., p. 13). B.6. De in het geding zijnde bepaling brengt met zich mee dat bepaalde vorderingen tot herstel van de schade veroorzaakt door een administratieve handeling, die vóór de inwerkingtreding van de wet van 25 juli 2008 als verjaard konden worden beschouwd, alsnog ontvankelijk zijn. Aldus verleent die bepaling terugwerkende kracht aan de nieuwe regeling en kan zij, door afbreuk te doen aan de door de oude wet gewekte verwachtingen, de rechtszekerheid in het gedrang brengen. B.7. De niet-retroactiviteit van wetten is een waarborg ter voorkoming van rechtsonzekerheid. Die waarborg vereist dat de inhoud van het recht voorzienbaar en toegankelijk is, zodat de rechtzoekende in redelijke mate de gevolgen van een bepaalde handeling kan voorzien op het tijdstip dat die handeling wordt verricht. De terugwerkende kracht kan enkel worden verantwoord wanneer zij onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang. Indien bovendien blijkt dat de terugwerkende kracht tot doel heeft de afloop van een gerechtelijke procedure in een welbepaalde zin te beïnvloeden of de rechtscolleges te verhinderen zich uit te spreken over een welbepaalde rechtsvraag, vergt de aard van het in het geding zijnde beginsel dat uitzonderlijke omstandigheden of dwingende motieven van algemeen belang een verantwoording bieden voor het optreden van de wetgever, dat ten nadele van een categorie van burgers afbreuk doet aan de jurisdictionele waarborgen die aan allen worden geboden.

14229

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD B.8.1. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt dat de wet van 25 juli 2008 niet los kan worden gezien van twee arresten van het Hof van Cassatie van 16 februari 2006, waarbij werd geoordeeld dat « het verzoekschrift tot vernietiging van een administratieve handeling voor de Raad van State [...] de verjaring [...] van het recht om voor een burgerlijke rechtbank schadevergoeding te vorderen gegrond op een onrechtmatige overheidsdaad [niet stuit of schorst] » (Cass., 16 februari 2006, C.05.0022.N en C.05.0050.N). Met de in het geding zijnde bepaling wou de wetgever « aandacht [...] schenken aan de rechtzoekende die er tot het arrest van het Hof van Cassatie van 16 februari 2006 van kon uitgaan dat hij [na een vernietigingsarrest van de Raad van State] nog kon vorderen voor de burgerlijke rechtbank » (Parl. St., Senaat, 2007-2008, nr. 4-10/3, pp. 15-16). B.8.2. Vóór de aangehaalde arresten van het Hof van Cassatie van 16 februari 2006 was het antwoord op de vraag of de verjaring van het recht om voor een burgerlijke rechtbank schadevergoeding te vorderen gegrond op een onrechtmatige overheidsdaad wordt gestuit door een beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State, omstreden in de rechtsleer en in de rechtspraak. B.8.3. Die rechtsonzekerheid vormt een bijzondere omstandigheid die te dezen de terugwerkende kracht van de nieuwe regeling - beperkt tot « hangende zaken » en « zaken waarbij men bij de inwerkingtreding van de nieuwe regeling minder dan 5 jaar is verwijderd van het vernietigingsarrest van de Raad van State » - kan verantwoorden, ook met betrekking tot de rechtsvorderingen tegen overheden die onder de toepassing van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit vallen, niet in het minst omdat zij vaak de verwerende partijen zijn in de rechtsplegingen voor de Raad van State. De wetgever heeft terecht kunnen oordelen dat de situatie van de rechtzoekenden die vóór de arresten van het Hof van Cassatie van 16 februari 2006 erop hadden vertrouwd dat zij de uitkomst van de procedure bij de Raad van State konden afwachten alvorens een aansprakelijkheidsvordering bij de burgerlijke rechtbanken in te leiden, diende te worden geregulariseerd. B.9. Het verschil in behandeling tussen, enerzijds, de personen wier vordering tot schadevergoeding vóór de inwerkingtreding van de wet verjaard is verklaard bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing waartegen geen cassatieberoep is ingesteld en, anderzijds, de personen wier vordering tot schadevergoeding vóór de inwerkingtreding van de wet niet verjaard is verklaard bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing waartegen geen cassatieberoep is ingesteld, is redelijk verantwoord gelet op het fundamentele beginsel van onze rechtsorde dat de rechterlijke beslissingen alleen kunnen worden gewijzigd door de aanwending van rechtsmiddelen. Bijgevolg kan de wet niet van toepassing zijn wanneer een definitief geworden rechterlijke beslissing een vordering tot schadevergoeding verjaard heeft verklaard. B.10.1. Door te beslissen de wet van 25 juli 2008 toe te passen op alle « hangende » zaken, behalve wanneer de vordering tot schadevergoeding verjaard is verklaard bij een definitief geworden gerechtelijke beslissing, heeft de wetgever dus ervoor gekozen alle personen op wie een beroep bij de Raad van State voorafgaand aan een burgerlijke aansprakelijkheidsvordering betrekking heeft, op dezelfde manier te behandelen, met het enige voorbehoud de definitief geworden gerechtelijke beslissingen niet op losse schroeven te zetten. B.10.2. Het ontbreken, wat de hangende vorderingen betreft waarop de wet, krachtens de in het geding zijnde overgangsbepaling, van toepassing is, van een onderscheid tussen, enerzijds, de personen op wie een arrest van de Raad van State uitgesproken binnen de verjaringstermijn betrekking heeft en, anderzijds, de personen op wie een arrest van de Raad van State uitgesproken na de verjaringstermijn betrekking heeft, is redelijkerwijs verantwoord door de door de wetgever nagestreefde doelstelling om rekening te houden met de situatie - en ze bijgevolg op dezelfde wijze te behandelen - van alle personen die, vóór de arresten van het Hof van Cassatie van 16 februari 2006, vermochten erop te vertrouwen dat de duur van de procedure bij de Raad van State de verjaring van hun daaropvolgende burgerlijke aansprakelijkheidsvordering stuitte of schorste. De omstandigheid dat de Raad van State zich al dan niet binnen de verjaringstermijn, voorafgaandelijk aan de indiening van de burgerlijke rechtsvordering, heeft uitgesproken, vormt dus geen relevant criterium in het licht van de met de in het geding zijnde overgangsbepaling nagestreefde doelstelling, dat een onderscheid met betrekking tot de toepassing van de wet van 25 juli 2008 op de hangende procedures zou kunnen verantwoorden. B.11. Uit wat voorafgaat, volgt dat de prejudiciële vraag, waarmee het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, ontkennend dient te worden beantwoord. B.12. De toetsing van de in het geding zijnde bepaling aan de andere grondwettelijke of verdragsrechtelijke bepalingen of aan de in B.3.1 vermelde beginselen, eventueel in samenhang gelezen met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, leidt niet tot een ander besluit. B.13. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord. Om die redenen, het Hof, zegt voor recht : Artikel 4 van de wet van 25 juli 2008 « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit met het oog op het stuiten van de verjaring van de vordering tot schadevergoeding ten gevolge van een beroep tot vernietiging bij de Raad van State » schendt niet de artikelen 10, 11 en 16 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6.1 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, met artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met het beginsel van niet-retroactiviteit, het evenredigheidsbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het beginsel van de voorrang van het recht en het beginsel van het recht op een eerlijk proces. Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 13 januari 2011. De griffier, P.-Y. Dutilleux.

De voorzitter, M. Melchior.

14230

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD ÜBERSETZUNG VERFASSUNGSGERICHTSHOF [2011/200725] Auszug aus dem Urteil Nr. 3/2011 vom 13. Januar 2011 Geschäftsverzeichnisnummer 4897 In Sachen: Präjudizielle Frage in Bezug auf Artikel 4 des Gesetzes vom 25. Juli 2008 «zur Abänderung des Zivilgesetzbuches und der koordinierten Gesetze vom 17. Juli 1991 über die Staatsbuchführung im Hinblick auf die Unterbrechung der Verjährung der Schadenersatzklage infolge einer Nichtigkeitsklage beim Staatsrat», gestellt vom Appellationshof Brüssel. Der Verfassungsgerichtshof, zusammengesetzt aus den Vorsitzenden R. Henneuse und M. Bossuyt, den Richtern L. Lavrysen, J.-P. Moerman, E. Derycke und P. Nihoul, und dem emeritierten Vorsitzenden M. Melchior gemäß Artikel 60bis des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof, unter Assistenz des Kanzlers P.-Y. Dutilleux, unter dem Vorsitz des emeritierten Vorsitzenden M. Melchior, verkündet nach Beratung folgendes Urteil: I. Gegenstand der präjudiziellen Frage und Verfahren In seinem Urteil vom 11. März 2010 in Sachen Jeanne Debruyne gegen die Französische Gemeinschaft und den belgischen Staat, dessen Ausfertigung am 17. März 2010 in der Kanzlei des Hofes eingegangen ist, hat der Appellationshof Brüssel folgende präjudizielle Frage gestellt: «Verstößt Artikel 4 des Gesetzes vom 25. Juli 2008 zur Abänderung des Zivilgesetzbuches und der koordinierten Gesetze vom 17. Juli 1991 über die Staatsbuchführung im Hinblick auf die Unterbrechung der Verjährung der Schadenersatzklage infolge einer Nichtigkeitsklage beim Staatsrat, dahingehend ausgelegt, dass er der beim Staatsrat erhobenen Klage auf Nichtigerklärung eines Verwaltungsaktes eine die Verjährung unterbrechende Wirkung verleiht, ohne dabei zu unterscheiden zwischen dem Fall, in dem das Urteil des Staatsrats innerhalb der Verjährungsfrist rechtzeitig gemäß Artikel 2241 des Zivilgesetzbuches verkündet wurde, und dem ebenfalls durch das Gesetz vom 25. Juli 2008 ins Auge gefassten Fall, in dem das Urteil außerhalb der Verjährungsfrist verkündet wurde, gegen die Artikel 10 und 11 sowie 16 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit den Artikeln 6 Absatz 1 und 13 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zu dieser Konvention, dem Grundsatz der Nichtrückwirkung, dem Grundsatz der Verhältnismäßigkeit, dem Grundsatz der Rechtssicherheit, des Vorrangs des Rechts und des Rechts auf ein faires Verfahren?». (...) III. In rechtlicher Beziehung (...) B.1.1. Das Gesetz vom 25. Juli 2008 zur Abänderung des Zivilgesetzbuches und der koordinierten Gesetze vom 17. Juli 1991 über die Staatsbuchführung im Hinblick auf die Unterbrechung der Verjährung der Schadenersatzklage infolge einer Nichtigkeitsklage beim Staatsrat (nachstehend: Gesetz vom 25. Juli 2008) sieht eine Regelung vor, wonach die Verjährungsfrist einer Klage auf Wiedergutmachung des Schadens, der durch einen für nichtig erklärten Verwaltungsakt verursacht wurde, infolge des Einreichens einer Nichtigkeitsklage beim Staatsrat unterbrochen wird. B.1.2. Diese Regelung wurde während der Vorarbeiten wie folgt erläutert: «Der Rückstand beim Staatsrat ist ein altes Problem, das seit rund zehn Jahren unhaltbare Ausmaße angenommen hat. […] Einfache Bürger […], die mit einer ihres Erachtens ungesetzlichen Entscheidung einer Behörde konfrontiert sind […], können […] die Aussetzung und Nichtigerklärung beim Staatsrat beantragen. Doch leider bleiben sie dort jahrelang in der Ungewissheit über ihre Rechtslage angesichts des erheblichen Rückstandes. […] Bevor die betroffenen Bürger erfahren, ob eine Entscheidung gegebenenfalls wegen einer Gesetzesüberschreitung rückgängig gemacht wird und sie folglich Anspruch auf Schadenersatz erheben können, vergehen durchschnittlich fünf Jahre. Allerdings verjähren gemäß Artikel 2262bis des Zivilgesetzbuches alle Gerichtsklagen auf Schadenersatz aufgrund der außervertraglichen Haftung nach Ablauf von fünf Jahren ab dem Tag nach demjenigen, an dem der Geschädigte Kenntnis vom Schaden oder von dessen Verschlimmerung sowie von der Identität der dafür haftbaren Person erhalten hat. […] Angesichts des möglicherweise noch hinzukommenden administrativen Beschwerdeverfahrens ist oft bereits ein Teil der Verjährungsfrist abgelaufen, bevor die Nichtigkeitsklage beim Staatsrat eingereicht wird. […] Die Aussichten sind daher groß, dass das Recht, Schadenersatz zu fordern, während des Verfahrens auf Nichtigerklärung verjährt. Viele Rechtsanwälte raten ihren Mandanten daher, unmittelbar nach dem Einreichen der Nichtigkeitsklage oder während des Verfahrens vor dem Staatsrat eine Zivilklage einzureichen und diese Klage auf die Terminliste verweisen zu lassen. Gemäß Artikel 2244 des Zivilgesetzbuches stellt eine Ladung vor Gericht nämlich eine zivilrechtliche Unterbrechung dar. Gemäß einer ständigen Rechtsprechung bleibt diese Unterbrechung im Übrigen bestehen, solange die Rechtssache anhängig ist, so dass die neue Verjährungsfrist erst nach dem Abschluss dieser Instanz zu laufen beginnt. Diese Rechtspraxis, die durch das schlechte Funktionieren der Institution entstanden ist, ist jedoch keine gute Sache, da sie die Gefahr des Verlustes des Rechtes auf Schadenersatz vollständig dem Bürger auflastet; dieser ist ein potentielles Opfer der anormalen Trägheit der Justiz. Außerdem werden hierdurch die Terminlisten der Zivilgerichte mit Rechtssachen gefüllt, die jahrelang nicht verhandlungsreif sind, so dass der Verwaltungsaufwand unnötig zunimmt. Es entstehen außerdem unnütze Zusatzkosten für den Bürger, der im Nachhinein feststellt, dass die angefochtene behördliche Entscheidung doch nicht für nichtig erklärt wird» (Parl. Dok., Senat, Sondersitzungsperiode 2007, Nr. 4-10/1, SS. 1-3).

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD B.2.1. Artikel 2 des Gesetzes vom 25. Juli 2008 bestimmt: «Artikel 2244 des Zivilgesetzbuches wird um zwei folgendermaßen lautende Absätze ergänzt: ’ Eine Ladung vor Gericht unterbricht die Verjährung bis zu dem Zeitpunkt, an dem eine endgültige Entscheidung ausgesprochen wird. Für die Anwendung dieses Abschnitts hat eine beim Staatsrat erhobene Klage auf Nichtigerklärung eines Verwaltungsaktes die gleichen Folgen angesichts der Klage auf Wiedergutmachung des durch den für nichtig erklärten Verwaltungsakt verursachten Schadens wie eine Ladung vor Gericht. ’». B.2.2. Der fragliche Artikel 4 des Gesetzes vom 25. Juli 2008 bestimmt: «Das vorliegende Gesetz findet Anwendung auf Nichtigkeitsklagen, die vor seinem Inkrafttreten beim Staatsrat eingereicht worden sind. Es ist jedoch nicht anwendbar, wenn die Schadenersatzklage vor dem Inkrafttreten des vorliegenden Gesetzes für verjährt erklärt wurde durch eine rechtskräftige Entscheidung, gegen die keine Kassationsbeschwerde eingereicht wurde». B.3.1. In der präjudiziellen Frage wird der Hof gebeten, die fragliche Bestimmung anhand der Artikel 10 und 11 der Verfassung sowie anhand des Artikels 16 derselben, an sich oder in Verbindung mit den Artikeln 6 Absatz 1 und 13 der Europäischen Menschenrechtskonvention und Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zu dieser Konvention einerseits und mit dem Grundsatz der Nichtrückwirkung, dem Verhältnismäßigkeitsgrundsatz, dem Rechtssicherheitsgrundsatz, dem Grundsatz des Vorrangs des Rechts und dem Grundsatz des Rechts auf ein faires Verfahren andererseits zu prüfen. Der Hof hat dabei zu prüfen, ob die fragliche Bestimmung nicht gegen die vorerwähnten Bestimmungen verstößt, insofern darin hinsichtlich der anhängigen Klagen, auf die das Gesetz aufgrund der fraglichen Übergangsbestimmung anwendbar ist, nicht zwischen den Personen, die von einem innerhalb der Verjährungsfrist verkündeten Urteil des Staatsrates betroffen sind, einerseits und denjenigen, die von einem nach der Verjährungsfrist verkündeten Urteil des Staatsrates betroffen sind, andererseits unterschieden wird, wobei die erste Kategorie von Personen in der Argumentation der Berufungsbeklagten vor dem vorlegenden Richter über die Möglichkeit verfügt habe, den Zivilrichter «rechtzeitig» zu befassen. B.3.2. Im vorliegenden Fall hat der Kläger vor dem Staatsrat am 13. Januar 1988 ein Nichtigkeitsurteil erwirkt, so dass die fünfjährige Verjährungsfrist seiner Schadenersatzforderung im Sinne von Artikel 1 des Gesetzes vom 6. Februar 1970 über die Verjährung der Schuldforderungen zu Lasten oder zugunsten des Staates oder der Provinzen (nunmehr Artikel 100 der koordinierten Gesetze vom 17. Juli 1991 über die Staatsbuchführung) am 31. Dezember 1989 ablief; der Kläger hat seine Zivilklage am 30. Januar 1990 eingereicht. Die Streitsache vor dem vorlegenden Richter betrifft das Berufungsverfahren gegen das Urteil, mit dem vor dem Inkrafttreten des Gesetzes vom 25. Juli 2008 festgestellt wurde, dass die vom Kläger erhobene Klage verjährt war. B.4.1. In Bezug auf das Inkrafttreten des Gesetzes bestimmte Artikel 3 des Gesetzesvorschlags, der zum Gesetz vom 25. Juli 2008 geführt hat, das Inkrafttreten des Gesetzes habe nicht zur Folge, dass eine neue Verjährungsfrist beginne, «wenn die Klage auf Wiedergutmachung vor dem Inkrafttreten des vorliegenden Gesetzes verjährt ist» (Parl. Dok., Senat, Sondersitzungsperiode 2007, Nr. 4-10/1, S. 6). B.4.2. Im Senat wurde ein Abänderungsantrag angenommen, mit dem der vorgeschlagene Artikel 3 durch folgenden Text ersetzt wurde: «Das Gesetz findet Anwendung auf die anhängigen Gerichtsverfahren, sofern sie nicht durch eine rechtskräftige Entscheidung abgeschlossen wurden» (Parl. Dok., Senat, 2007-2008, Nr. 4-10/2, S. 2, und Nr. 4-10/3, S. 17). In der Erläuterung zu diesem Abänderungsantrag wurde einerseits auf Artikel 11 des Gesetzes vom 10. Juni 1998 zur Abänderung gewisser Bestimmungen bezüglich der Verjährung und andererseits auf das Urteil des Hofes Nr. 98/2003 vom 2. Juli 2003, in dem der Hof «auf eine präjudizielle Frage des Appellationshofes Mons hin erklärt hat, dass ein rechtskräftiges Urteil einen objektiven Anhaltspunkt bildet und folglich nicht diskriminierend ist» (Parl. Dok., Senat, 2007-2008, Nr. 4-10/3, S. 15). B.4.3. Der Staatsrat bemerkte jedoch in Bezug auf den durch den Senat angenommenen Text: «Um die Zielsetzung des Gesetzgebers auszudrücken, so wie sie nun aus den Erörterungen im Senat hervorgeht, müsste Artikel 3 so angepasst werden, dass die Personen, die auf das Urteil des Staatsrat gewartet haben, die Möglichkeit erhalten, noch vor einem Zivilrichter aufzutreten, wenn das Urteil an einem Datum verkündet (oder notifiziert) wurde, das innerhalb einer kürzeren Frist als der gesetzlichen Verjährungsfrist liegt» (Gutachten Nr. 44.302/2 vom 29. April 2008, Parl. Dok., Kammer, 2007-2008, DOC 52-0832/004, S. 13). B.4.4. Um dies zu berücksichtigen, hat die Abgeordnetenkammer einen Abänderungsantrag angenommen, der der fraglichen Bestimmung entspricht. Dieser Abänderungsantrag wurde wie folgt begründet: «In diesem Abänderungsantrag wird Artikel 3 umformuliert, um den Bemerkungen des Staatsrates zu dessen Ungenauigkeit Rechnung zu tragen. Das Gesetz wurde für anwendbar auf Nichtigkeitsklagen erklärt, die vor seinem Inkrafttreten beim Staatsrat eingereicht wurden. Entweder ist die Klage noch anhängig, und in diesem Fall unterbricht dies die Verjährung bis zu dem Zeitpunkt, an dem der Staatsrat die Entscheidung verkündet, oder es wurde bereits über die Klage geurteilt, und in diesem Fall setzt eine neue Verjährungsfrist zu dem Zeitpunkt ein, an dem der Staatsrat die Entscheidung verkündet hat, und ist die Verjährungsfrist möglicherweise zum Zeitpunkt des Inkrafttretens nicht abgelaufen. Die Anwendung des Gesetzes kann jedoch nicht zur Folge haben, dass eine rechtskräftige Entscheidung, mit der die Zivilklage für verjährt erklärt wurde und gegen die keine Kassationsbeschwerde eingereicht wurde, zur Diskussion gestellt wird» (Parl. Dok., Kammer, 2007-2008, DOC 52-0832/005, SS. 3-4). B.5. Durch Artikel 4 des Gesetzes vom 25. Juli 2008 wollte der Gesetzgeber gewährleisten, dass das neue Gesetz auf alle Rechtssachen anwendbar ist, die vor dem Staatsrat und vor den Zivilgerichten «anhängig» sind, ebenso wie auf «die Rechtssachen, in denen man beim Inkrafttreten der neuen Regelung weniger als fünf Jahre vom Nichtigkeitsurteil des Staatsrates entfernt ist» (Parl. Dok., Senat, 2007-2008, Nr. 4-10/3, S. 12), ohne dass es jedoch «möglich [ist], Entscheidungen, die rechtskräftig geworden sind, in Frage zu stellen» (ebenda, S. 13) B.6. Die fragliche Bestimmung hat zur Folge, dass bestimmte Klagen auf Wiedergutmachung des durch eine Verwaltungshandlung verursachten Schadens, die vor dem Inkrafttreten des Gesetzes vom 25. Juli 2008 als verjährt anzusehen waren, noch zulässig sind. Somit verleiht diese Bestimmung der neuen Regelung eine rückwirkende Kraft und kann sie, indem sie die durch das vorherige Gesetz ausgelösten Erwartungen in Frage stellt, die Rechtssicherheit gefährden. B.7. Die Nichtrückwirkung der Gesetze ist eine Garantie zur Vermeidung von Rechtsunsicherheit. Diese Garantie erfordert es, dass der Rechtsinhalt vorhersehbar und zugänglich ist, damit der Rechtsunterworfene in einem vernünftigen Maße die Folgen eines bestimmten Handelns zum Zeitpunkt der Ausführung dieser Handlung vorhersehen kann. Die Rückwirkung ist nur zu rechtfertigen, wenn sie zur Verwirklichung einer Zielsetzung des Gemeinwohls unerlässlich ist.

14231

14232

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Wenn sich außerdem herausstellt, dass die Rückwirkung zum Ziel hat, den Ausgang eines Gerichtsverfahrens in einem bestimmten Sinn zu beeinflussen oder Rechtsprechungsorgane daran zu hindern, sich zu einer bestimmten Rechtsfrage zu äußern, erfordert es die Beschaffenheit des betreffenden Grundsatzes, dass außergewöhnliche Umstände oder zwingende Gründe des Gemeinwohls das Eingreifen des Gesetzgebers rechtfertigen, das zum Nachteil einer Kategorie von Bürgern die allen Bürgern gebotenen Gerichtsbarkeitsgarantien beeinträchtigt. B.8.1. Aus den Vorarbeiten ist ersichtlich, dass das Gesetz vom 25. Juli 2008 nicht getrennt von zwei Urteilen des Kassationshofes vom 16. Februar 2006 betrachtet werden kann, mit denen entschieden wurde, dass «die Klageschrift auf Nichtigerklärung einer Verwaltungshandlung vor dem Staatsrat die Verjährung des Rechtes, bei einem Zivilgericht Schadenersatz wegen einer unrechtmäßigen behördlichen Handlung zu fordern, nicht unterbricht oder aussetzt» (Kass., 16. Februar 2006, C.05.0022.N und C.05.0050.N). Mit der fraglichen Bestimmung wollte der Gesetzgeber «die Rechtsuchenden berücksichtigen, die bis zum Urteil des Kassationshofes vom 16. Februar 2006 davon ausgehen konnten, dass sie [nach einem Nichtigkeitsurteil des Staatsrates] noch vor dem Zivilgericht klagen konnten» (Parl. Dok., Senat, 2007-2008, Nr. 4-10/3, SS. 15-16). B.8.2. Vor den vorerwähnten Urteilen des Kassationshofes vom 16. Februar 2006 war die Antwort auf die Frage, ob die Verjährung des Rechts, vor einem Zivilgericht Schadenersatz aufgrund einer unrechtmäßigen behördlichen Handlung zu fordern, unterbrochen wurde durch eine Nichtigkeitsklage beim Staatsrat, in der Rechtslehre und in der Rechtsprechung umstritten. B.8.3. Diese Rechtsunsicherheit stellt einen besonderen Umstand dar, der im vorliegenden Fall die Rückwirkung der neuen Regelung - begrenzt auf «anhängige Rechtssachen» und «Rechtssachen, in denen man beim Inkrafttreten der neuen Regelung weniger als fünf Jahre vom Nichtigkeitsurteil des Staatsrates entfernt ist» - rechtfertigen kann, auch in Bezug auf Rechtsklagen gegen Behörden, die in den Anwendungsbereich der koordinierten Gesetze über die Staatsbuchführung fallen, und zwar nicht zuletzt deshalb, weil sie oft Beklagte in den Verfahren vor dem Staatsrat sind. Der Gesetzgeber konnte zu Recht davon ausgehen, dass die Situation der Rechtsuchenden, die vor den Urteilen des Kassationshofes vom 16. Februar 2006 darauf vertraut hatten, dass sie den Ausgang des Verfahrens beim Staatsrat abwarten konnten, bevor sie eine Haftungsklage bei den Zivilgerichten einreichten, regularisiert werden musste. B.9. Der Behandlungsunterschied zwischen einerseits den Personen, deren Schadenersatzklage vor dem Inkrafttreten des Gesetzes für verjährt erklärt worden ist durch eine rechtskräftige Entscheidung, gegen die keine Kassationsbeschwerde eingereicht worden ist, und andererseits den Personen, deren Schadenersatzklage vor dem Inkrafttreten des Gesetzes nicht für verjährt worden ist durch eine rechtskräftige Entscheidung, gegen die keine Kassationsbeschwerde eingereicht worden ist, ist vernünftig gerechtfertigt angesichts des wesentlichen Grundsatzes unserer Rechtsordnung, wonach gerichtliche Entscheidungen nur durch Anwendung von Rechtsmitteln geändert werden können. Folglich kann das Gesetz nicht anwendbar sein, wenn eine endgültig gewordene gerichtliche Entscheidung eine Schadenersatzklage für verjährt erklärt hat. B.10.1. Indem der Gesetzgeber beschlossen hat, das Gesetz vom 25. Juli 2008 auf alle «anhängigen» Verfahren zur Anwendung zu bringen, außer wenn durch eine endgültig gewordene Gerichtsentscheidung die Schadenersatzklage für verjährt erklärt worden ist, hat er sich also dafür entschieden, alle Personen, die von einer vor einer Zivilhaftungsklage eingereichten Klage beim Staatsrat betroffen sind, auf identische Weise zu behandeln, dies mit dem alleinigen Vorbehalt, dass die endgültig gewordenen Gerichtsentscheidungen nicht in Frage gestellt werden. B.10.2. Das Fehlen einer Entscheidung hinsichtlich der anhängigen Verfahren, auf die das Gesetz aufgrund der fragliche Übergangsbestimmung anwendbar ist, zwischen einerseits den Personen, die von einem innerhalb der Verjährungsfrist verkündeten Urteil des Staatsrates betroffen sind, und andererseits denjenigen, die von einem nach der Verjährungsfrist verkündeten Urteil des Staatsrates betroffen sind, ist vernünftig gerechtfertigt durch die Zielsetzung des Gesetzgebers, die Situation aller Personen, die vor den Urteilen des Kassationshofes vom 16. Februar 2006 in dem Glauben sein konnten, dass die Dauer des Verfahrens vor dem Staatsrat die Verjährung ihrer anschließenden Zivilhaftungsklage unterbrechen oder aussetzen würde, zu berücksichtigen - und sie folglich auf identische Weise zu behandeln. Der Umstand, ob der Staatsrat gegebenenfalls innerhalb der Verjährungsfrist vor dem Einreichen der Zivilklage seine Entscheidung verkündet hat, stellt also kein relevantes Kriterium hinsichtlich der Zielsetzung der fraglichen Übergangsbestimmung dar, wodurch eine Unterscheidung bei der Anwendung des Gesetzes vom 25. Juli 2008 auf anhängige Verfahren gerechtfertigt werden könnte. B.11. Aus dem Vorstehenden geht hervor, dass die präjudizielle Frage, mit der der Hof gebeten wird, sich zur Vereinbarkeit der fraglichen Bestimmung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung zu äußern, verneinend zu beantworten ist. B.12. Die Prüfung der fraglichen Bestimmung anhand der anderen Verfassungs- oder Vertragsbestimmungen oder anhand der in B.3.1 erwähnten Grundsätze, ggf. in Verbindung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, führt nicht zu einer anders lautenden Schlussfolgerung. B.13. Die präjudizielle Frage ist verneinend zu beantworten. Aus diesen Gründen: Der Hof erkennt für Recht: Artikel 4 des Gesetzes vom 25. Juli 2008 «zur Abänderung des Zivilgesetzbuches und der koordinierten Gesetze vom 17. Juli 1991 über die Staatsbuchführung im Hinblick auf die Unterbrechung der Verjährung der Schadenersatzklage infolge einer Nichtigkeitsklage beim Staatsrat» verstößt nicht gegen die Artikel 10, 11 und 16 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit den Artikeln 6 Absatz 1 und 13 der Europäischen Menschenrechtskonvention, mit Artikel 1 des ersten Zusatzprotokolls zur Europäischen Menschenrechtskonvention und mit dem Grundsatz der Nichtrückwirkung, dem Verhältnismäßigkeitsgrundsatz, dem Rechtssicherheitsgrundsatz, dem Grundsatz des Vorrangs des Rechts und dem Grundsatz des Rechts auf ein faires Verfahren. Verkündet in französischer und niederländischer Sprache, gemäß Artikel 65 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof, in der öffentlichen Sitzung vom 13. Januar 2011. Der Kanzler, P.-Y. Dutilleux.

Der Vorsitzende, M. Melchior.

14233

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD COUR CONSTITUTIONNELLE [2011/200675] Extrait de l’arrêt n° 6/2011 du 13 janvier 2011 Numéro du rôle : 5047 En cause : la question préjudicielle relative à l’article 2277 du Code civil, posée par le Tribunal de première instance de Huy. La Cour constitutionnelle, composée des présidents R. Henneuse et M. Bossuyt, et des juges L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke et J. Spreutels, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président R. Henneuse, après en avoir délibéré, rend l’arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procédure Par jugement du 13 octobre 2010 en cause de Marcel Smal et Marie-Paule Rosoux contre l’association des copropriétaires du centre commercial « Shopping Center Batta », dont l’expédition est parvenue au greffe de la Cour le 22 octobre 2010, le Tribunal de première instance de Huy a posé la question préjudicielle suivante : « L’article 2277 du Code civil interprété en ce sens que ’ tout ce qui est payable par année ou à des termes périodiques plus courts ’ doit s’apparenter aux dettes d’arrérages de rentes, de loyers et d’intérêts de sommes prêtées, sans pour autant que l’application de cette disposition à une demande comprenant des éléments autres que des intérêts ou des revenus ne soit exclue, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu’il crée une distinction qui n’est pas raisonnablement justifiée entre débiteurs tenus de dettes périodiques, plus spécifiquement celles relatives à la contribution aux charges communes d’une copropriété d’un immeuble faisant l’objet de relevés périodiques ? ». Le 17 novembre 2010, en application de l’article 72, alinéa 1er, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, les juges-rapporteurs J.-P. Snappe et L. Lavrysen ont informé la Cour qu’ils pourraient être amenés à proposer de rendre un arrêt de réponse immédiate. (...) III. En droit (...) B.1. L’article 2277 du Code civil dispose : « Les arrérages de rentes perpétuelles et viagères; Ceux des pensions alimentaires; Les loyers des maisons, et le prix de ferme des biens ruraux; Les intérêts des sommes prêtées, et généralement tout ce qui est payable par année, ou à des termes périodiques plus courts, Se prescrivent par cinq ans ». B.2. Il ressort du jugement a quo que la Cour est interrogée au sujet de la compatibilité de cette disposition avec les articles 10 et 11 de la Constitution, lorsqu’elle est interprétée en ce sens que la prescription abrégée qu’elle prévoit ne s’applique pas aux dettes relatives à la contribution aux charges communes d’une copropriété d’un immeuble faisant l’objet de relevés périodiques. B.3. A la différence d’une dette de capital dont le montant serait déterminé dès l’origine, mais qui serait payable par tranches périodiques, et dont le montant global ne serait pas affecté par l’écoulement du temps, les dettes afférentes à la contribution aux charges communes d’une copropriété d’un immeuble, pour autant que l’on puisse considérer qu’il s’agit, au moins partiellement, d’une dette de capital, ont pour caractéristique de croître avec l’écoulement du temps. B.4. Le critère sur lequel est fondée la distinction en cause, déduit du caractère de capital ou de revenu de la créance, n’est pas pertinent par rapport à l’objectif de l’article 2277 du Code civil, qui est à la fois d’inciter le créancier à la diligence et de protéger le débiteur contre l’accumulation de dettes périodiques sur une période trop importante. En effet, par rapport à cet objectif, les dettes relatives aux charges communes d’une copropriété d’un immeuble sont semblables aux dettes visées par l’article 2277 du Code civil, puisque dès lors qu’elles sont périodiques et que leur montant augmente avec l’écoulement du temps, elles risquent de se transformer, à terme, en une dette de capital à ce point importante qu’elle pourrait causer la ruine du débiteur. B.5. Il s’ensuit qu’interprété comme ne s’appliquant pas aux dettes relatives aux charges communes d’une copropriété d’un immeuble, l’article 2277 du Code civil établit entre débiteurs de dettes périodiques une différence de traitement qui n’est pas susceptible de justification. B.6. La Cour observe toutefois que le texte de l’article 2277 du Code civil n’exclut pas son application aux dettes périodiques relatives aux charges communes d’une copropriété d’un immeuble en ce qu’elles ont pour caractéristique d’augmenter avec le temps. B.7. Dans cette interprétation, la différence de traitement alléguée par la question préjudicielle n’existe pas. Par ces motifs, la Cour dit pour droit : - Interprété en ce sens que la prescription quinquennale qu’il prévoit ne s’applique pas aux dettes périodiques relatives aux charges communes d’une copropriété d’un immeuble, l’article 2277 du Code civil viole les articles 10 et 11 de la Constitution. - Interprétée en ce sens que la prescription quinquennale qu’elle prévoit s’applique aux dettes périodiques relatives aux charges communes d’une copropriété d’un immeuble, la même disposition ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution. Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, conformément à l’article 65 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, à l’audience publique du 13 janvier 2011. Le greffier,

Le président,

P.-Y. Dutilleux.

R. Henneuse.

14234

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD GRONDWETTELIJK HOF [2011/200675] Uittreksel uit arrest nr. 6/2011 van 13 januari 2011 Rolnummer 5047 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Hoei. Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters R. Henneuse en M. Bossuyt, en de rechters L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke en J. Spreutels, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter R. Henneuse, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 13 oktober 2010 in zake Marcel Smal en Marie-Paule Rosoux tegen de vereniging van mede-eigenaars van het winkelcentrum « Shopping Center Batta », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 22 oktober 2010, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Hoei de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat ’ al hetgeen betaalbaar is bij het jaar of bij kortere termijnen ’ moet worden gelijkgesteld met de schulden van termijnen van renten, huren en interesten van geleende sommen, zonder dat daarom de toepassing van die bepaling op een vordering die andere elementen dan interesten of inkomsten omvat, zou zijn uitgesloten, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het een niet redelijk verantwoord onderscheid invoert onder de schuldenaars van periodieke schulden, meer specifiek die met betrekking tot de bijdrage in de gemeenschappelijke lasten van een mede-eigendom van een gebouw die het voorwerp van periodieke afrekeningen uitmaken ? ». Op 17 november 2010 hebben de rechters-verslaggevers J.-P. Snappe en L. Lavrysen, met toepassing van artikel 72, eerste lid, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, het Hof ervan in kennis gesteld dat zij ertoe zouden kunnen worden gebracht voor te stellen een arrest van onmiddellijk antwoord te wijzen. (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « Termijnen van altijddurende renten en van lijfrenten; Die van uitkeringen tot levensonderhoud; Huren van huizen en pachten van landeigendommen; Interesten van geleende sommen, en, in het algemeen, al hetgeen betaalbaar is bij het jaar of bij kortere termijnen, Verjaren door verloop van vijf jaren ». B.2. Uit het verwijzingsvonnis blijkt dat aan het Hof een vraag wordt gesteld over de bestaanbaarheid van die bepaling met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, wanneer zij in die zin wordt geïnterpreteerd dat de kortere verjaring waarin zij voorziet, niet van toepassing is op de schulden met betrekking tot de bijdrage in de gemeenschappelijke lasten van een mede-eigendom van een gebouw die het voorwerp van periodieke afrekeningen uitmaken. B.3. In tegenstelling tot een kapitaalschuld waarvan het bedrag reeds bij het begin zou zijn vastgesteld, maar die in periodieke schijven betaalbaar zou zijn, en waarvan het totaalbedrag niet verandert naarmate de tijd verstrijkt, vertonen de schulden met betrekking tot de bijdrage in de gemeenschappelijke lasten van een mede-eigendom van een gebouw, voor zover kan worden beschouwd dat het, minstens gedeeltelijk, om een kapitaalschuld gaat, het kenmerk dat zij na verloop van tijd toenemen. B.4. Het criterium waarop het in het geding zijnde verschil in behandeling steunt, afgeleid uit het karakter van kapitaal of van inkomsten van de schuldvordering, is niet relevant ten aanzien van het doel van artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, dat erin bestaat de schuldeiser tot zorgvuldigheid aan te zetten en tegelijk de schuldenaar te beschermen tegen de opeenstapeling van periodieke schulden over een te lange periode. Ten aanzien van dat doel vertonen de schulden met betrekking tot de gemeenschappelijke lasten van een mede-eigendom van een gebouw immers gelijkenissen met de schulden bedoeld in artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, vermits die schulden, aangezien zij periodiek zijn en het bedrag ervan na verloop van tijd toeneemt, op termijn een dermate grote kapitaalschuld kunnen worden dat zij de schuldenaar kunnen ruïneren. B.5. Hieruit volgt dat artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek, in die zin geïnterpreteerd dat het niet van toepassing is op de schulden met betrekking tot de gemeenschappelijke lasten van een mede-eigendom van een gebouw, onder schuldenaars van periodieke schulden een verschil in behandeling invoert dat niet kan worden verantwoord. B.6. Het Hof merkt echter op dat de tekst van artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek niet uitsluit dat het wordt toegepast op de periodieke schulden in verband met de gemeenschappelijke lasten van een mede-eigendom van een gebouw, in zoverre zij erdoor worden gekenmerkt dat ze toenemen naarmate de tijd verstrijkt. B.7. In die interpretatie is het in de prejudiciële vraag aangevoerde verschil in behandeling onbestaande. Om die redenen, het Hof zegt voor recht : - In die zin geïnterpreteerd dat de vijfjarige verjaring waarin artikel 2277 van het Burgerlijk Wetboek voorziet, niet van toepassing is op de periodieke schulden in verband met de gemeenschappelijke lasten van een mede-eigendom van een gebouw, schendt die bepaling de artikelen 10 en 11 van de Grondwet. - In die zin geïnterpreteerd dat de vijfjarige verjaring waarin diezelfde bepaling voorziet, van toepassing is op de periodieke schulden in verband met de gemeenschappelijke lasten van een mede-eigendom van een gebouw, schendt zij de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet. Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 13 januari 2011. De griffier, De voorzitter, P.-Y. Dutilleux. R. Henneuse.

14235

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD ÜBERSETZUNG VERFASSUNGSGERICHTSHOF [2011/200675] Auszug aus dem Urteil Nr. 6/2011 vom 13. Januar 2011 Geschäftsverzeichnisnummer 5047 In Sachen: Präjudizielle Frage in Bezug auf Artikel 2277 des Zivilgesetzbuches, gestellt vom Gericht erster Instanz Huy. Der Verfassungsgerichtshof, zusammengesetzt aus den Vorsitzenden R. Henneuse und M. Bossuyt, und den Richtern L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, E. Derycke und J. Spreutels, unter Assistenz des Kanzlers P.-Y. Dutilleux, unter dem Vorsitz des Vorsitzenden R. Henneuse, verkündet nach Beratung folgendes Urteil: I. Gegenstand der präjudiziellen Frage und Verfahren In seinem Urteil vom 13. Oktober 2010 in Sachen Marcel Smal und Marie-Paule Rosoux gegen die Miteigentümervereinigung des Einkaufszentrums «Shopping Center Batta», dessen Ausfertigung am 22. Oktober 2010 in der Kanzlei des Hofes eingegangen ist, hat das Gericht erster Instanz Huy folgende präjudizielle Frage gestellt: «Verstößt Artikel 2277 des Zivilgesetzbuches, dahingehend ausgelegt, dass ’ alles, was jährlich oder in kürzeren Zeitabständen zahlbar ist ’, mit den Schulden in Bezug auf rückständige Renten, Mieten und Zinsen geliehener Beträge gleichzustellen ist, ohne dass aus diesem Grund die Anwendung dieser Bestimmung auf eine Forderung bezüglich anderer Elemente als Zinsen oder Einkünfte ausgeschlossen wäre, gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insofern er einen nicht vernünftig gerechtfertigten Unterschied unter den Schuldnern periodischer Schulden, mehr spezifisch in Bezug auf den Beitrag zu den periodisch abgerechneten gemeinsamen Miteigentumslasten eines Gebäudes, einführt?» Am 17. November 2010 haben die referierenden Richter J.-P. Snappe und L. Lavrysen in Anwendung von Artikel 72 Absatz 1 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof den Hof davon in Kenntnis gesetzt, dass sie dazu veranlasst werden könnten, vorzuschlagen, ein Urteil in unverzüglicher Beantwortung zu verkünden. (...) III. In rechtlicher Beziehung (...) B.1. Artikel 2277 des Zivilgesetzbuches bestimmt: «Rückstände von tilgungsfreien Renten oder Leibrenten; Diejenigen von Unterhaltszahlungen; Die Mieten für Häuser und Pachtgelder von Landeigentum; Die Zinsen von geliehenen Summen und im allgemeinen alles, was jährlich oder in kürzeren Zeitabständen zahlbar ist; Verjähren nach fünf Jahren». B.2. Aus dem Verweisungsurteil geht hervor, dass der Hof bezüglich der Vereinbarkeit dieser Bestimmung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung, wenn sie in dem Sinne ausgelegt wird, dass die darin vorgesehene kürzere Verjährung nicht auf Schulden in Bezug auf den Beitrag zu den periodisch abgerechneten gemeinsamen Miteigentumslasten eines Gebäudes Anwendung findet, befragt wird. B.3. Im Unterschied zu einer Kapitalschuld, deren Betrag von Anfang an festgelegt wäre, die jedoch in regelmäßigen Teilbeträgen zu tilgen wäre und deren Gesamtbetrag also nicht durch den Zeitablauf beeinflusst würde, sind Schulden in Bezug auf den Beitrag zu den gemeinsamen Miteigentumslasten eines Gebäudes, sofern man davon ausgehen kann, dass es sich zumindest teilweise um eine Kapitalschuld handelt, dadurch gekennzeichnet, dass sie im Zuge der Zeit anwachsen. B.4. Das Kriterium, auf dem der fragliche Behandlungsunterschied beruht, der aus der Beschaffenheit der Forderung als Kapital oder als Einkommen abgeleitet ist, ist nicht sachdienlich in Bezug auf die Zielsetzung von Artikel 2277 des Zivilgesetzbuches, nämlich sowohl den Gläubiger zur Sorgfalt anzuhalten als auch den Schuldner vor der Anhäufung von regelmäßig zu zahlenden Schulden über einen allzu langen Zeitraum hinweg zu schützen. Im Verhältnis zu dieser Zielsetzung gleichen die Schulden in Bezug auf die gemeinsamen Miteigentumslasten eines Gebäudes nämlich den in Artikel 2277 des Zivilgesetzbuches vorgesehenen Schulden, denn da sie regelmäßiger Art sind und ihr Betrag im Zuge der Zeit ansteigt, laufen sie Gefahr, sich schließlich zu einer Kapitalschuld zu entwickeln, die so groß würde, dass sie den Schuldner in den Ruin treiben könnte. B.5. Folglich führt Artikel 2277 des Zivilgesetzbuches, ausgelegt in dem Sinne, dass er nicht auf Schulden in Bezug auf die gemeinsamen Miteigentumslasten eines Gebäudes anwendbar ist, zwischen den Schuldnern von in regelmäßigen Zeitabständen zu zahlenden Schulden einen nicht zu rechtfertigenden Behandlungsunterschied ein. B.6. Der Hof bemerkt jedoch, dass der Text von Artikel 2277 des Zivilgesetzbuches nicht seine Anwendung auf in regelmäßigen Zeitabständen zu zahlende Schulden in Bezug auf die gemeinsamen Miteigentumslasten eines Gebäudes ausschließt, insofern sie dadurch gekennzeichnet sind, dass sie im Laufe der Zeit zunehmen. B.7. In dieser Auslegung besteht der in der präjudiziellen Frage angeführte Behandlungsunterschied nicht. Aus diesen Gründen: Der Hof erkennt für Recht: - Dahingehend ausgelegt, dass die darin vorgesehene fünfjährige Verjährung nicht auf in regelmäßigen Zeitabständen zu zahlende Schulden in Bezug auf die gemeinsamen Miteigentumslasten eines Gebäudes anwendbar ist, verstößt Artikel 2277 des Zivilgesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung. - Dahingehend ausgelegt, dass die darin vorgesehene fünfjährige Verjährung auf in regelmäßigen Zeitabständen zu zahlende Schulden in Bezug auf die gemeinsamen Miteigentumslasten eines Gebäudes anwendbar ist, verstößt dieselbe Bestimmung nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung. Verkündet in französischer und niederländischer Sprache, gemäß Artikel 65 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof, in der öffentlichen Sitzung vom 13. Januar 2011. Der Kanzler, Der Vorsitzende, P.-Y. Dutilleux. R. Henneuse.

14236

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD CONSEIL D’ETAT

RAAD VAN STATE

[C − 2011/18062] Avis prescrit par l’article 3quater de l’arrêté du Régent du 23 août 1948 déterminant la procédure devant la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat et par l’article 7 de l’arrêté royal du 5 décembre 1991 déterminant la procédure en référé devant le Conseil d’Etat

[C − 2011/18062] Bericht voorgeschreven bij artikel 3quater van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en bij artikel 7 van het koninklijk besluit van 5 december 1991 tot bepaling van de rechtspleging in kort geding voor de Raad van State

M. Jean-Claude Leclercq et consorts ont demandé la suspension et l’annulation du permis de lotir (réf. : F0610/25015/LCP3/2010.1/IS/GD) délivré le 18 novembre 2010 par le Fonctionnaire Délégué à l’Intercommunale du Brabant wallon et relatif à la division en 59 lots d’un bien sis à 1440 Braine-le-Château, rue Auguste Latour, cadastré 1re Div., Section C, nos 30a, 31t, 31m, 31n, 33, 31s, 31h, 32r, 34a, 35a, 37a, 40, 127s5 et 127a8.

De heer Jean-Claude Leclercq c.s. hebben de schorsing en de nietigverklaring gevorderd van de verkavelingsvergunning (kenm. F0610/25015/LCP3/2010.1/IS/GD) die de gemachtigde ambtenaar op 18 november 2010 aan de « Intercommunale du Brabant wallon » heeft afgegeven met betrekking tot de verdeling in 59 kavels van een goed gelegen te 1440 Kasteelbrakel, rue Auguste Latour, kadastraal bekend 1e afdeling, sectie C, nrs. 30a, 31t, 31m, 31n, 33, 31s, 31h, 32r, 34a, 35a, 37a, 40, 127s5 en 127a8. Deze zaak is ingeschreven onder het rolnummer G/A 198.984/XIII5790. Voor de Hoofdgriffier, G. Delannay, Bestuurlijk attaché.

Cette affaire est inscrite au rôle sous le numéro G/A 198.984/XIII5790. Pour le Greffier en chef, G. Delannay, Attaché administratif.

STAATSRAT [C − 2011/18062] Bekanntmachung, vorgeschrieben durch Artikel 3quater des Regentenerlasses vom 23. August 1948 zur Festlegung des Verfahrens vor der Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates und durch Artikel 7 des königlichen Erlasses vom 5. Dezember 1991 zur Festlegung des Verfahrens der einstweiligen Entscheidung vor dem Staatsrat Herr Jean-Claude Leclercq und andere haben die Aussetzung und die Nichtigerklärung der Erschließungsgenehmigung (Zeichen F0610/25015/LCP3/2010.1/IS/GD) beantragt, die der beauftragte Beamte der Interkommunale von Wallonisch-Brabant am 18. November 2010 erteilt hat und die Einteilung in 59 Parzellen eines in 1440 Braine-leChâteau, rue Auguste Latour gelegenen und Gemarkung 1, Flur C, Nr. 30a, 31t, 31m, 31n, 33, 31s, 31h, 32r, 34a, 35a, 37a, 40, 127s5 und 127a8 katastrierten Gutes betrifft. Diese Sache wurde unter der Nummer G/A 198.984/XIII-5790 ins Geschäftsverzeichnis eingetragen. Für den Hauptkanzler; G. Delannay Verwaltungsattaché

* SELOR BUREAU DE SELECTION DE L’ADMINISTRATION FEDERALE

SELOR SELECTIEBUREAU VAN DE FEDERALE OVERHEID

Recrutement. — Résultats

Werving. — Uitslagen

[2011/201017] Sélection comparative d’experts en évaluation de formation, francophones

[2011/201017] Vergelijkende selectie van Nederlandstalige experten in opleidingsevaluatie

La sélection comparative d’experts en évaluation de formation (m/f) (niveau A), francophones, pour l’Institut de Formation de l’Administration fédérale (IFA) (AFG10838) a été clôturée le 22 février 2011.

De vergelijkende selectie van Nederlandstalige experten in opleidingsevaluatie (m/v) (niveau A) voor het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid (OFO) (ANG10838) werd afgesloten op 22 februari 2011. Er zijn 8 geslaagden.

Le nombre de lauréats s’élève à 8.

* SELOR BUREAU DE SELECTION DE L’ADMINISTRATION FEDERALE

SELOR SELECTIEBUREAU VAN DE FEDERALE OVERHEID [2011/200920]

[2011/200920] Sélection comparative de coordinateurs de project en santé publique, néerlandophones

Vergelijkende selectie van Nederlandstalige projectcoördinators volksgezondheid

La sélection comparative de coordinateurs de project en santé publique (m/f) (niveau A), néerlandophones, pour le SPF Santé publique, Sécurité de la Chaîne alimentaire et Environnement (ANG10852) a été clôturée le 18 février 2011.

De vergelijkende selectie van Nederlandstalige projectcoördinators volksgezondheid (m/v) (niveau A) voor de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmileu (ANG10852) werd afgesloten op 18 februari 2011.

Le nombre de lauréats s’élève à 5.

Er zijn 5 geslaagden.

14237

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC FEDERAL PERSONNEL ET ORGANISATION

FEDERALE OVERHEIDSDIENST PERSONEEL EN ORGANISATIE

[C − 2011/02016] Avis relatif à l’agréation d’organisations syndicales. — Exécution de la loi du 19 décembre 1974 organisant les relations entre les autorités publiques et les syndicats des agents relevant de ces autorités

[C − 2011/02016] Bericht over de erkenning van vakorganisaties. — Uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel

Publication visée à l’article 7, § 2, de l’arrêté royal du 28 septembre 1984 portant exécution de la loi du 19 décembre 1974. Dans l’avis du 11 février 2008 relatif à l’agréation d’organisations syndicales (Moniteur belge du 7 mars 2008) modifié par les avis des 12 mars 2008, 5 juin 2008, 23 juillet 2008, 5 mars 2009, 22 juin 2009 et 18 septembre 2009 (Moniteur belge des 25 mars 2008, 14 juillet 2008, 5 août 2008, 17 mars 2009, 16 juillet 2009 et 1er octobre 2009), le point 19 est remplacé le texte suivant : 19. A. Syndicat de la Police belge, ASBL – SYPOL.BE, dont siège rue des Parfums 23, 1070 Bruxelles, tél. 02-520 34 76; B. les services publics relevant du ressort du comité de secteur III - Justice; C. les membres du personnel des services publics visés sous B. Bruxelles, le 16 février 2011.

Bekendmaking bedoeld in artikel 7, § 2, van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974. In het bericht van 11 februari 2008 over de erkenning van vakorganisaties (Belgisch Staatsblad van 7 maart 2008), gewijzigd bij de berichten van 12 maart 2008, 5 juni 2008, 23 juli 2008, 5 maart 2009, 22 juni 2009 en 18 september 2009 (Belgisch Staatsblad van 25 maart 2008, 14 juli 2008, 5 augustus 2008, 17 maart 2009, 16 juli 2009 en 1 oktober 2009), wordt het punt 19 vervangen door de volgende tekst : 19. A. Syndicaat van de Belgische Politie, VZW – SYPOL.BE, met zetel Geurstraat 23, 1070 Brussel, tel. 02-520 34 76; B. de overheidsdiensten die onder het gebied van het sectorcomité III- Justitie ressorteren; C. de personeelsleden van de overheidsdiensten bedoeld onder B. Brussel, 16 februari 2011.

Le président du comité des services publics fédéraux, communautaires et régionaux,

De voorzitter van het comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten,

La Ministre de la Fonction publique, Mme I. VERVOTTE

De Minister van Ambtenarenzaken, Mevr. I. VERVOTTE

* SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

[C − 2011/00111]

[C − 2011/00111]

Direction générale Sécurité et Prévention. — Direction Sécurité privée. — Objet : circulaire SPV05 relative au gardiennage dans le milieu des sorties

Algemene Directie Veiligheid en Preventie. — Directie Private Veiligheid. — Betreft : Rondzendbrief SPV05 betreffende bewaking in het uitgangsleven

A Mesdames et Messieurs les Gouverneurs de Province,

Aan de dames en heren provinciegouverneurs

Aux Chefs de corps de la Police locale,

De korpschefs van de lokale politie

Au Commissaire général de la Police fédérale,

De commissaris-generaal van de federale politie

Aux membres de Polnet SPV,

De leden van Polnet SPV

Aux entreprises de gardiennage, services internes de gardiennage et organismes de formation.

De bewakingsondernemingen, interne bewakingsdiensten en de opleidingsinstellingen

Introduction

Inleiding

Depuis 1999, le gardiennage dans le milieu des sorties est régi par la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privée et particulière. (1) Les pouvoirs publics ont donc prise, depuis lors, sur ceux et celles qui proposent des services de sécurité dans les cafés et lieux où l’on danse. Leurs compétences et obligations ont été clairement délimitées et tant les pouvoirs publics que les exploitants ont obtenu plus de possibilités de contrôle. Cette mesure a permis d’assainir considérablement ce sous-secteur du gardiennage. Depuis lors, les pratiques telles que les guerres de portiers, les fusillades, les liens avec le milieu de la drogue et les actes de violence graves, ont connu une nette diminution.

Sinds 1999 is bewaking in het uitgaansleven geregeld door de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. (1) Hierdoor kreeg de overheid grip op zij die securitydiensten aanbieden in cafés en dansgelegenheden. Hun bevoegdheden en verplichtingen werden duidelijk afgelijnd en zowel de overheid als de uitbaters verkregen een grotere controle. Deze maatregel heeft deze deelsector van de bewaking in belangrijke mate gesaneerd. Sindsdien zijn praktijken, zoals portiersoorlogen, schietpartijen, banden met het drugsmilieu en zware geweldsuitoefening, aanzienlijk verminderd.

La situation actuelle n’est cependant pas encore optimale. Il existe encore des formes de gardiennage illégal. L’absence de documents écrits et le travail au noir entraînent souvent un manque de clarté par rapport à la situation juridique du personnel de sécurité. En cas d’incident, les services de police ont des difficultés à savoir qui a exercé des activités de gardiennage à quel endroit et à quel moment. Les victimes d’actes posés par des agents de gardiennage ignorent trop souvent qu’elles peuvent être indemnisées par l’assurance de l’entreprise de gardiennage ou du service de gardiennage.

De situatie is echter nog niet optimaal. Er zijn nog vormen van illegale bewaking. Door afwezigheid van schriftelijke documenten en zwartwerk is de juridische situatie van het veiligheidspersoneel dikwijls onduidelijk. Bij incidenten hebben politiediensten het moeilijk om te weten wie op welke plaats en op welk moment bewakingstaken uitvoerde. Slachtoffers van tussenkomsten van bewakingspersoneel weten onvoldoende dat de verzekering van de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst de door hen opgelopen schade kan vergoeden.

J’accorde moi-même, ainsi que de nombreuses autorités administratives et judiciaires locales, beaucoup d’importance à l’exercice correct des fonctions de gardiennage dans ce sous-secteur. Pour ces différentes raisons, de nouvelles mesures ont été prévues en la matière. (2) Ces mesures ont été élaborées par des collaborateurs des services de police locale, membres du réseau PolNet. Elles sont commentées ci-après.

Ikzelf, maar ook tal van lokale bestuurlijke en gerechtelijke overheden hechten veel belang aan de correcte uitvoering van bewakingsfuncties in deze deelsector. Om al deze redenen is voorzien in een aantal nieuwe maatregelen. (2) Ze zijn voorbereid door medewerkers van de lokale politiediensten, aangesloten bij het netwerk Polnet SPV. Ze worden hieronder toegelicht.

14238


Champ d’application

Toepassingsgebied

Quels lieux sont concernés ?

Welke plaatsen ?

A l’exception des règles en matière d’armes, la nouvelle réglementation vise spécifiquement le gardiennage exercé dans le milieu des sorties. Il s’agit plus particulièrement des lieux où l’on danse, des cafés, bars et établissements de jeux de hasard.

Met uitzondering van de regels inzake wapens, is de nieuwe regelgeving specifiek gericht op de bewakingssector in het uitgaansleven. Meer bepaald gaat het om dansgelegenheden, cafés, bars en kansspelinrichtingen.

Un lieu où l’on danse peut être ’habituel’ ou ’occasionnel’. La distinction ne porte en rien sur la fréquence, mais bien sur la destination du lieu. S’il s’agit d’un lieu qui est habituellement destiné comme lieu de danse, comme un dancing, un café où l’on danse ou une discothèque, il sera question d’un lieu de danse ’habituel’. S’il s’agit par contre d’une salle polyvalente, comme une salle communale, où sont organisées des activités parfois très divergentes, il sera question d’un lieu de danse ’occasionnel’ lorsqu’un évènement y est organisé et que le but est qu’il y soit dansé..Prenons comme exemple un bal ou une soirée. (3) La réglementation utilise le terme ’gérant’ pour désigner l’exploitant d’un lieu de danse ’habituel’, bar, café ou établissement de jeux de hasard (4) et elle utilise le terme organisateur’ lorsqu’il s’agit de l’organisateur d’un événement dans un lieu de danse ’occasionnel’. (5)

Een dansgelegenheid kan gewoonlijk’ of occasioneel’ zijn. Het onderscheid heeft niets te zien met de frequentie, maar wel met de bestemming van de plaats. Gaat het om een plaats die gewoonlijk bestemd is als dansgelegenheid, zoals een dancing, een danscafé of een discotheek, dan is er sprake van een gewoonlijke’ dansgelegenheid. Als het daarentegen om een polyvalente zaal gaat, zoals een gemeentezaal, waar soms zeer uiteenlopende activiteiten plaatsvinden, is er sprake van een occasionele’ dansgelegenheid, wanneer er een evenement georganiseerd wordt waarbij het de bedoeling is dat er gedanst wordt. (3) Voorbeelden hiervan zijn een fuif of een bal. De regelgeving duidt de uitbater van een gewoonlijke’ dansgelegenheid, café, bar of kansspelinrichting aan als de beheerder’ (4) en heeft het over de organisator wanneer het gaat over een inrichter van een evenement in een occasionele’ dansgelegenheid. (5)

Un ou plusieurs des éléments peuvent indiquer clairement que le gérant ou l’organisateur a l’intention qu’on danse (6)

De bedoeling van de beheerder of de organisator dat er gedanst wordt, kan blijken uit één of meerdere elementen : (6)

- l’organisation matérielle du lieu : une piste de danse est par exemple prévue;

- de materiële organisatie van de plaats : er is bijvoorbeeld voorzien in een dansvloer;

- les autorisations ou permissions obtenues : par le passé, les autorités ont déjà délivré au gérant les autorisations ou permissions nécessaires pour, par exemple, exploiter un dancing;

- de bekomen toestemmingen of vergunningen : de beheerder heeft vanwege de overheid eerder toestemmingen of vergunningen bekomen om bijvoorbeeld een dancing uit te baten;

- l’objet social ou l’activité commerciale de la personne physique ou morale qui l’exploite : il ressort de l’objet, de la dénomination commerciale ou de l’activité commerciale qu’il s’agit d’un lieu de danse;

- het maatschappelijk doel of de handelsactiviteit van de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die ze uitbaat : uit het doel, de handelsbenaming of de handelsactiviteit volgt dat het gaat om een dansgelegenheid;

- l’organisation d’un événement : un événement unique est organisé de telle faç on qu’il est clair que l’intention de l’organisateur est de faire danser le public, un DJ est par exemple prévu;

- de organisatie van een evenement : een eenmalig evenement is dusdanig georganiseerd dat eruit blijkt dat de organisator de bedoeling heeft dat het publiek er danst; er is bijvoorbeeld voorzien in een dj;

- la publicité ou les annonces : le site Internet, des affiches ou des prospectus annoncent les possibilités de danser parce qu’il est par exemple question d’une soirée.

- publiciteit of aankondigingen : op website, affiches, flyers worden dansmogelijkheden aangekondigd doordat er bijvoorbeeld sprake is van een fuif.

En règle générale, les concerts et festivals ne sont pas considérés comme des lieux de danse, sauf si les organisateurs ont explicitement prévu un lieu de danse, soit à un endroit spécifique (p.ex. un chapiteau distinct), soit à un moment spécifique (p.ex. une soirée qui clôture un festival). Le cas échéant, les mesures abordées dans la présente circulaire s’appliquent uniquement au lieu spécifique ou au moment spécifique.

Concerten en festivals worden in de regel niet aanzien als een dansgelegenheid, tenzij de organisatoren er expliciet hebben voorzien in een dansgelegenheid, hetzij op een specifieke plaats (b.v. een aparte danstent), hetzij op een specifiek moment (b.v. een fuif die een festival afsluit). In dit geval zijn de maatregelen, besproken in deze rondzendbrief enkel van toepassing op deze specifieke plaats of op dat specifiek moment.

L’ensemble du groupe cible est désigné ci-après dans le texte comme milieu des sorties’.

Het geheel van de doelgroep wordt verder in de tekst aangeduid als ’uitgaansleven’.

Quelles activités sont concernées ? Les nouvelles mesures prévues dans l’AR méthodes s’appliquent à toutes les activités de gardiennage organisées dans les lieux qui relèvent du milieu des sorties : surveillance de biens (surveillance de parkings, caisses ou installations), protection de personnes (ex. accompagnement d’artistes) et contrôle de personnes (contrôle d’accès, activités visant à garder les sorties de secours libres, protection du public devant les podiums, gardiennage des zones réservées exclusivement aux VIP et surveillance des clôtures pour éviter toute escalade par le public). Evènements - Régime des bénévoles Lors d’événements dans un lieu de danse occasionnel, il est possible d’engager des bénévoles au lieu ou en plus des agents de gardiennage professionnels. En prévoyant cette possibilité, le législateur a explicitement voulu permettre une organisation plus souple du gardiennage lors d’événements souvent non commerciaux organisés par des associations. (7) C’est pourquoi la loi prévoit la possibilité, pour une association, d’organiser, de manière sporadique uniquement, un service de sécurité temporaire avec ses propres membres. Par ailleurs, il y a lieu d’éviter les pratiques par lesquelles des clubs canins, des clubs de sports de combat, des centres de bodybuilding, etc. organisent des services de gardiennage pour des tiers.

Welke activiteiten ? De nieuwe maatregelen, voorzien in het KB methodes, gelden voor alle bewakingsactiviteiten die op de plaatsen, behorend tot het uitgaansleven worden georganiseerd : goederenbewaking (zoals bewaking van parkings, kassa’s of installaties), bescherming van personen (b.v. begeleiding van artiesten) en persoonscontrole (zoals toegangscontrole, vrijhouden nooduitgangen, bescherming van publiek voor podia, bewaking van zones, exclusief voor VIP’s en het bewaken van omheiningen teneinde te voorkomen dat het publiek ze beklimt). Evenementen met vrijwilligersregime Bij evenementen in een ’occasionele’ dansgelegenheid kunnen, in plaats van of naast professionele bewakingsagenten, ook vrijwilligers worden ingezet. Daarmee heeft de wetgever uitdrukkelijk de nodige ruimte willen laten voor een soepele organisatie van toezicht bij de vaak niet commerciële evenementen die door verenigingen georganiseerd worden. (7) Daarom voorziet de wet in de mogelijkheid om, zo dit slechts sporadisch gebeurt, met de eigen leden van de organiserende vereniging een tijdelijke security-dienst in te richten. Anderzijds moeten praktijken voorkomen worden waarbij hondenclubs, gevechtssportclubs, bodybuildingcentra, e.d. voor derden bewakingsdiensten zouden uitvoeren.


14239

Le phénomène des faux bénévoles’ doit également être empêché : il s’agit de personnes qui se présentent comme bénévoles de manière répétée, quel que soit l’organisateur de l’événement. Ces faux bénévoles sont généralement payés de manière non-officielle et sont souvent recrutés par des associations ou entreprises spécialisées. Il s’agit en fait d’entreprises de gardiennage illégales.

Ook het fenomeen van ’schijnvrijwilligers’ moet voorkomen worden : personen die zich veelvuldig aandienen als vrijwilliger, ongeacht de organisator van het evenement. Ze worden dikwijls ook verdoken betaald. Schijnvrijwilligers worden vaak gerekruteerd door gespecialiseerde verenigingen of ondernemingen. In feite gaat het om illegale bewakingsondernemingen.

C’est précisément la raison pour laquelle le régime des bénévoles peut uniquement être organisé sous la forme d’un service interne de gardiennage et que l’organisation de la sécurité n’est possible qu’avec des membres propres ou, du moins, des personnes qui ont un lien manifeste avec les organisateurs. Ce lien est évident pour les membres effectifs d’une association, mais il est également présent, par exemple, pour les membres d’une association de parents dans une école, un club de supporters d’une équipe de sport ou une association d’anciens dirigeants d’un mouvement de jeunesse.

Precies daarom geldt de figuur van het vrijwilligersregime slechts in de vorm van een interne bewakingsdienst en is de organisatie van deze security slechts mogelijk met eigen leden of althans met personen die een aanwijsbare band hebben met de organisatoren. Deze band is evident voor de werkelijke leden van een vereniging, maar is ook aanwezig, bijvoorbeeld voor de leden van een oudervereniging van een school, voor een supportersclub van een sportploeg of een vereniging van gewezen leiders van een jeugdbeweging.

Il appartient au bourgmestre, avant de délivrer l’autorisation d’engagement de bénévoles, d’évaluer cet aspect, après avis du chef de corps de la police locale.

Het is de burgemeester, die, vooraleer hij de toestemming verleent tot het inzetten van vrijwilligers, dit aspect beoordeelt, na advies van de korpschef van de lokale politie.

Cette forme d’organisation est toutefois soumise à des conditions strictes. Elle s’applique uniquement :

Deze organisatievorm is echter aan strikte voorwaarden onderworpen. Ze geldt slechts :

- à l’organisation sporadique d’activités de gardiennage lors d’événements;

- voor de sporadische organisatie van bewakingsactiviteiten bij evenementen;

- à l’exercice de l’activité de gardiennage contrôle de personnes’;

- voor de uitvoering van de bewakingsactiviteit ’persoonscontrole’;

- si l’engagement de bénévoles n’est pas rémunéré;

- zo de inzet van de vrijwilligers onbezoldigd geschiedt;

- si l’équipe de bénévoles est exclusivement composée de membres de l’association organisatrice et non de tiers.

- zo het vrijwilligersteam uitsluitend is samengesteld uit eigen leden van de organiserende vereniging en niet uit derden.

Par l’organisation sporadique d’activités de gardiennage lors d’événements, on vise une fréquence qui ne dépasse pas la norme de trois à quatre fois par an. En outre, le législateur a explicitement voulu que cette activité ne soit pas rémunérée. L’interdiction de paiement doit être interprétée strictement au sens de cette législation. Aucune forme de paiement n’est autorisée (pas non plus en nature); les pourboires sont également interdits. (8)

Met de sporadische organisatie van bewakingsactiviteiten bij evenementen, wordt een frequentie geviseerd die de norm van drie tot viermaal per jaar niet overschrijdt. Verder was het de uitdrukkelijke wil van de wetgever dat deze activiteit niet betaald wordt. Het betalingsverbod dient in de zin van deze wetgeving streng te worden geïnterpreteerd. Er wordt geen enkele vorm van betaling geduld (ook niet in natura); betaling kan evenmin geschieden in de vorm van fooien. (8)

A l’annexe 1re est joint un modèle de demande et, à l’annexe 2, un modèle d’autorisation écrite pour l’engagement de bénévoles, délivrée par le bourgmestre. Les deux modèles peuvent être utilisés par les autorités locales.

In bijlage 1 is een model gevoegd van aanvraag en in bijlage 2 van schriftelijke toestemming voor de inzet van vrijwilligers, verleend door de burgemeester. Beide modellen kunnen door de lokale overheid wordt gehanteerd.

L’organisateur d’un événement est responsable de la présence de l’original et d’une copie de l’autorisation du bourgmestre, à l’endroit où les bénévoles effectuent leurs activités. (9) Si les coordonnées des bénévoles ne sont pas mentionnées dans l’autorisation écrite, il faut en tout cas avoir à disposition, en double exemplaire, une liste mentionnant les noms, prénoms, le numéro de registre national et l’adresse des bénévoles engagés. (10) En cas de contrôle sur place, les verbalisants peuvent emporter une copie de ces documents et, le cas échéant, les joindre à un procès-verbal. (11)

De organisator van een evenement is verantwoordelijk voor de aanwezigheid van het origineel en een kopie van de toestemming van de burgemeester op de plaats waar vrijwilligers hun activiteiten uitoefenen. (9) Indien de persoonsgegevens van de vrijwilligers niet zouden opgenomen zijn in de schriftelijke toestemming, moet in ieder geval er ook in tweevoud een lijst zijn met de vermelding van de namen, voornamen, het rijksregisternummer en het adres van de ingezette vrijwilligers. (10) Bij controle ter plaatse kunnen verbalisanten de kopie van deze documenten meenemen en, in voorkomend geval, bij een proces-verbaal voegen. (11)

Convention de gardiennage

Bewakingsovereenkomst

Lors de contrôles dans le milieu des sorties, il n’est parfois pas possible de savoir précisément pour le compte de qui travaillent les agents de gardiennage présents sur place. En outre, dans ce secteur, il arrive souvent que le personnel soit payé de la main à la main et qu’il n’y ait aucune convention écrite. En cas de contrôle ou à la suite d’incidents, les exploitants, organisateurs, agents et dirigeants d’entreprises de gardiennage concernés font parfois des déclarations contradictoires sur la question. Afin de remédier à ce problème, une convention de gardiennage écrite doit être conclue pour tout engagement d’agents d’entreprises de gardiennage. (12) A la fois l’entreprise concernée et soit l’organisateur de l’événement, soit le gérant en sont responsables.

Bij controles in het uitgaansleven kan er soms niet met zekerheid worden vastgesteld voor wiens rekening de aangetroffen bewakingsagenten werkzaam zijn. Bovendien bestaat er in deze sector een praktijk waarbij dikwijls betaald wordt door handgift en er geen geschreven overeenkomsten bestaan. Bij controles of naar aanleiding van incidenten leggen de betrokken uitbaters, organisatoren, agenten en leidinggevenden van bewakingsondernemingen over deze kwestie soms tegenstrijdige verklaringen af. Om dit te vermijden moet er een schriftelijke bewakingsovereenkomst zijn indien agenten van bewakingsondernemingen worden ingezet. (12) Zowel de betrokken bewakingsonderneming als, hetzij de organisator van het evenement, hetzij de beheerder van de zaak zijn hiervoor verantwoordelijk.

Dans le cas d’une convention de gardiennage écrite, les agents de gardiennage présents sur place sont présumés, jusqu’à preuve du contraire, appartenir à l’entreprise de gardiennage qui a conclu la convention. En l’absence de convention écrite, ils sont censés, également jusqu’à preuve du contraire, faire partie du service interne de gardiennage, autorisé ou non, de l’organisateur ou du gérant de l’établissement.

In geval van een schriftelijke bewakingsovereenkomst worden de ter plaatse aangetroffen bewakingsagenten, behoudens tegenbewijs, geacht te behoren tot de bewakingsonderneming die de overeenkomst heeft afgesloten. In het andere geval worden ze, eveneens behoudens tegenbewijs, geacht te behoren tot de, al dan niet vergunde interne bewakingsdienst van de organisator of de beheerder van de zaak.

14240


La convention écrite, qui doit au moins comprendre les dispositions telles que mentionnées dans le modèle imposé, contient tous les éléments nécessaires pour offrir une sécurité juridique à toutes les parties et permettre un contrôle effectif. Celle-ci mentionne notamment le nom des parties, les activités de gardiennage à exercer, le lieu où elles seront exercées, la durée, l’assurance et le nombre d’agents de gardiennage à mobiliser. (13) La convention écrite peut en outre comporter d’autres dispositions comme, bien évidemment, le prix, la date de facturation et bien d’autres encore. Un exemplaire signé et une copie de la convention écrite doivent être conservés à tout moment à l’endroit où les activités de gardiennage sont exercées : - dans le cas d’un événement, pendant la durée de l’événement; (14) - dans tous les autres cas, pendant les heures d’ouverture du lieu et ce, jusqu’à deux mois après la date de fin prévue dans la convention. (15) En cas de contrôle sur place, les verbalisants peuvent emporter la copie de la convention de gardiennage et, le cas échéant, la joindre à un procès-verbal. (16) L’entreprise de gardiennage conserve un exemplaire de la convention de gardiennage à l’adresse mentionnée dans l’arrêté d’autorisation de l’entreprise : - au moins pendant trois ans si la durée de la convention est de moins de trois ans; - pendant la durée de la convention si elle s’élève à plus de trois ans. (17) Chef poste L’entreprise de gardiennage et le service interne de gardiennage doivent désigner un chef poste aux endroits où deux agents de gardiennage ou plus exercent des activités. Le chef poste dirige l’équipe de gardiennage présente et est muni d’un téléphone mobile. (18) Cette obligation figure dans la convention de gardiennage. (19) Formation et carte d’identification des agents de gardiennage La formation est seulement obligatoire pour les agents de gardiennage faisant partie d’une entreprise de gardiennage ou appartenant à un service interne de gardiennage; les bénévoles ne sont pas concernés. Les agents de gardiennage - personnel d’exécution En raison du caractère très spécifique du milieu des sorties, des méthodes et des procédés particuliers qui y sont utilisés, les agents de gardiennage qui exercent des activités de contrôle de personnes dans des cafés, bars, établissements de jeux de hasard et lieux de danse habituels’ doivent avoir suivi, outre la formation de base, une formation en vue de l’obtention de l’« attestation de compétence agent de gardiennage - cafés et lieux où l’on danse ». (20) La carte d’identification de l’agent de gardiennage qui a suivi cette formation avec fruit mentionne le code de fonction ’EXE 07’. Les autres agents, qui assurent uniquement le gardiennage de biens comme par exemple la surveillance de véhicules sur des parkings, doivent seulement avoir suivi la formation de base; leur carte d’identification mentionne le code de fonction ’EXE 10’. (21) Le chef poste Si l’équipe qu’il dirige se compose de maximum 15 agents, le chef poste doit disposer de l’attestation de compétence requise pour les agents de gardiennage qu’il dirige. Il doit être détenteur depuis au moins six mois d’une carte d’identification pour cette activité de gardiennage. Si l’équipe qu’il dirige se compose de plus de 15 agents de gardiennage, le chef poste doit être détenteur de l’attestation de compétence personnel dirigeant type A ou, au moins, type B. (22) Le cas échéant, sa carte d’identification mentionne le code de fonction ’Dir 01’ (type A) ou ’Dir 02’ (type B). (23) Enregistrement des agents de gardiennage Dans le milieu des sorties, les agents de gardiennage doivent s’enregistrer par écrit à leur poste de travail, en indiquant le début et la fin de leur mission de gardiennage. Dans les cafés, bars, établissements de jeux de hasard et lieux de danse habituels’, cet enregistrement est effectué dans un registre numéroté et à pages fixes. Dans un lieu de danse occasionnel, il y a lieu de compléter des listes de gardiennage. (24) A la fois le gérant et soit l’entreprise de gardiennage, soit le service interne de gardiennage veillent à la présence, dans un lieu de danse ’occasionnel’, café, bar ou établissement de jeux de hasard, d’un registre de gardiennage qui soit correctement complété. (25) De même, l’organisateur et l’entreprise de gardiennage doivent veiller à la présence d’une liste de gardiennage correctement complétée dans les lieux de danse occasionnels. (26) Cette faç on de procéder doit permettre aux services de contrôle et de police de savoir précisément quel agent exerce ou a exercé à tel moment et à tel endroit une fonction de gardiennage. Cette mesure entrera en vigueur le 1er avril 2011.

De schriftelijke overeenkomst die minstens de bepalingen moet bevatten, zoals in het opgelegde model, bevat alle elementen die noodzakelijk zijn om rechtszekerheid te bieden aan alle partijen en een effectieve controle mogelijk maken. Ze bevat onder andere de namen van de partijen, de uit te voeren bewakingsactiviteiten, de uitvoeringsplaats, de tijdsduur, de verzekering en het aantal in te zetten bewakingsagenten. (13) Daarnaast mag de schriftelijke overeenkomst nog andere bepalingen bevatten, zoals uiteraard de prijs, de datum van facturatie en dergelijke meer. Een ondertekend exemplaar van de schriftelijk overeenkomst en een kopie ervan wordt ten allen tijde bewaard op de plaats waar de bewakingsactiviteiten worden uitgeoefend : - in geval van een evenement, gedurende de tijd waarop het evenement doorgang vindt; (14) - in alle andere gevallen, tijdens de openingsuren van de zaak en dit tot twee maanden na de einddatum voorzien in de overeenkomst. (15) Bij controle ter plaatse kunnen verbalisanten de kopie van de bewakingsovereenkomst meenemen en, in voorkomend geval, aan een proces-verbaal toevoegen. (16) De bewakingsonderneming bewaart een exemplaar van de bewakingsovereenkomst op het adres, vermeld in het vergunningsbesluit van de onderneming : - minstens gedurende drie jaar indien de duur van de overeenkomst minder dan drie jaar bedraagt; - gedurende de duur van de overeenkomst indien deze meer dan drie jaar bedraagt. (17) Postchef De bewakingsonderneming en de interne bewakingsdienst dienen op plaatsen, waar er twee of meer bewakingsagenten werkzaam zijn, een postchef aan te stellen. Hij wordt geacht de leiding te hebben over de aanwezige bewakingsploeg en is uitgerust met een mobiele telefoon. (18) Deze verplichting is opgenomen in de bewakingsovereenkomst. (19) Opleiding en identificatiekaart bewakingsagenten Opleiding is enkel verplicht voor bewakingsagenten die tot een bewakingsonderneming of in een interne bewakingsdienst behoren; niet voor vrijwilligers. De uitvoerende bewakingsagenten Wegens het zeer specifieke karakter van het uitgangsleven en de er eigen toegepaste methodes en werkwijzen, moeten bewakingsagenten die activiteiten van persoonscontrole uitvoeren op werkposten die cafés, bars, kansspelinrichtingen en vaste dansgelegenheden, naast de basisopleiding, ook een opleiding gevolgd hebben voor het bekomen van het « bekwaamheidsattest bewakingsagent café en dansgelegenheden ». (20) De identificatiekaart van de bewakingsagent die met vrucht deze opleiding gevolgd heeft, vermeldt de functiecode ’EXE 07’. De andere agenten die enkel instaan voor goederenbewaking, zoals het bewaken van voertuigen op parkings, moeten enkel de basisopleiding gevolgd hebben; hun identificatiekaart vermeldt de functiecode « EXE 10 ». (21) De postchef Indien de ploeg die hij leidt bestaat uit 15 of minder agenten, moet de postchef beschikken over het bekwaamheidsattest, vereist voor de bewakingsagenten waarover hij de leiding heeft. Hij moet minstens zes maanden houder zijn van een identificatiekaart voor deze bewakingsactiviteit. Indien de ploeg die hij leidt bestaat uit meer dan 15 bewakingsagenten, moet hij houder zijn van het bekwaamheidsattest leidinggevend type A of minstens type B. (22) In dit geval vermeldt zijn identificatiekaart de functiecode ’Dir 01’ (type A) of ’Dir 02’ (type B). (23) Registratie van bewakingsagenten In het uitgaansleven moeten bewakingsagenten zich op hun werkpost schriftelijk registreren door aanduiding van het begin en het einde van hun bewakingsopdracht. Deze verplichting geldt niet voor vrijwilligers. De registratie in cafés, bars, kansspelinrichtingen en ’gewoonlijke’ dansgelegenheden gebeurt in een genummerd en vastbladig register. Bij occasionele dansgelegenheden gebeurt dit door het invullen van bewakingslijsten. (24) Zowel de beheerder als hetzij de bewakingsonderneming, hetzij de interne bewakingsdienst zijn er verantwoordelijk voor dat in een ’gewoonlijke’ dansgelegenheid, café, bar of kansspelinrichting een correct ingevuld bewakingsregister aanwezig is. (25) Hetzelfde geldt voor de organisator en de bewakingsonderneming voor de aanwezigheid van een correct ingevulde bewakingslijst bij occasionele dansgelegenheden. (26) Op deze wijze moet het voor controle- en politiediensten duidelijk zijn welke agent op welk moment op welke plaats een bewakingsfunctie uitoefent of uitoefende. Deze maatregel gaat in op 1 april 2011.


14241

Les enregistrements sont uniquement effectués dans les registres et les listes de gardiennage distribués par l’administration du SPF Intérieur. Ces registres et listes seront mis par l’administration à la disposition des services internes de gardiennage et des entreprises de gardiennage. Mon administration donnera des instructions à ce sujet aux services internes de gardiennage et aux entreprises de gardiennage.

Registraties gebeuren enkel en alleen in de bewakingsregisters en bewakingslijsten, verdeeld door de administratie van de FOD Binnenlandse Zaken. Deze registers en lijsten zullen door de administratie ter beschikking worden gesteld aan interne bewakingsdiensten en bewakingsondernemingen. Mijn administratie zal aan de interne bewakingsdiensten en bewakingsondernemingen wat dat betreft nog instructies verstrekken.

La police locale doit appliquer un cachet sur les registres et listes de gardiennage avant leur première utilisation. Ainsi, la police locale peut savoir dans quels lieux de danse des agents de gardiennage sont actifs, leur nombre et l’entreprise de gardiennage ou le service interne de gardiennage pour lesquels ils travaillent.

Bewakingsregisters en bewakingslijsten moeten vooraleer ze in gebruik worden genomen, afgestempeld worden door de lokale politie. Zo kan de lokale politie weten in welke dansgelegenheden bewakingsagenten worden ingezet, hoeveel het er zijn en voor welke bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst ze werkzaam zijn.

Une fois complétées, les rubriques des listes et registres de gardiennage ne peuvent plus être supprimées ou modifiées. (27) Les registres et listes contiennent un original et une copie de tous les enregistrements. En cas de contrôle sur place, les verbalisants peuvent emporter la liste des agents de gardiennage enregistrés et, le cas échéant, la joindre à un procès-verbal. (28)

De rubrieken van de bewakingslijsten en van de bewakingsregisters mogen, eenmaal ze zijn ingevuld, niet meer worden gewist of gewijzigd. (27) De registers en de lijsten bevatten een origineel en een kopie van alle registraties. Bij controle ter plaatse kunnen verbalisanten de lijst van de geregistreerde bewakingsagenten meenemen en, in voorkomend geval, bij een proces-verbaal voegen. (28)

Gardiennage sous vidéosurveillance Dans certains cas, une vidéosurveillance est obligatoire lorsque des missions de gardiennage sont exercées à l’entrée et à la sortie. Cette obligation s’applique au gardiennage dans des cafés, bars, établissements de jeux de hasard ou lieux de danse habituels’ qui répondent à une des caractéristiques suivantes : 1. un système de caméras est déjà installé dans ce lieu;

Bewaking onder cameratoezicht In sommige gevallen moet er, waar er bewaking is bij de in- en uitgang, camerabewaking zijn. Deze verplichting geldt bij bewaking in cafés, bars, kansspelinrichtingen of ’gewoonlijke’ dansgelegenheden die in één van de volgende gevallen verkeren. 1. ofwel is er op deze plaats reeds een camerasysteem geïnstalleerd;

2. la superficie de la partie accessible au public est d’au moins 100 m2;

2. ofwel bedraagt de oppervlakte van het publiek toegankelijk gedeelte van die plaats minstens 100 m2;

3. le bourgmestre de la commune où se trouve ce lieu a décidé qu’un système de caméras doit y être installé.

3. ofwel heeft de burgemeester van de gemeente waar deze plaats gelegen is, beslist dat er een camerasysteem moet worden geïnstalleerd.

Dans ces trois cas, les agents de gardiennage peuvent uniquement exercer leur fonction à l’entrée ou à la sortie de ces lieux pour autant que les actes qu’ils posent soient accomplis dans le champ de vision d’une caméra de surveillance dont les images sont enregistrées et conservées. (29) En l’absence de caméras ou si les images ne sont pas enregistrées et conservées, il ne pourra pas y avoir d’activités de gardiennage.

In deze drie gevallen kunnen bewakingsagenten bij de toegang of bij de uitgang van de plaats hun functie slechts uitoefenen en bewakingshandelingen stellen, voor zover dit gebeurt binnen het gezichtsveld van een bewakingscamera, waarvan de beelden geregistreerd en bewaard worden. (29) Indien er geen camera’s zijn of de beelden niet geregistreerd en bewaard worden, kunnen er geen bewakingsactiviteiten plaatsvinden.

Cette mesure doit offrir non seulement aux agents de gardiennage, mais aussi aux visiteurs, une plus grande sécurité juridique en cas de contestation au sujet d’incidents. A la suite d’incidents, les versions des visiteurs et celles des agents de gardiennage sur le déroulement précis des faits divergent souvent. A cet égard, les images enregistrées par les caméras de surveillance doivent contribuer à apporter une réponse définitive. Les images vidéo peuvent également s’avérer utiles dans le cadre du contrôle du respect de la loi en matière de sécurité privée.

Deze maatregel moet zowel voor de bewakingsagenten als voor de bezoekers een grotere rechtszekerheid bieden in geval van betwistingen over incidenten. Na incidenten, lopen de versies van bezoekers en bewakingsagenten over wat zich werkelijk heeft voorgedaan, vaak erg uiteen. De geregistreerde camerabeelden moeten hierbij helpen uitsluitsel te bieden. Ook bij controle over de naleving van de wet private veiligheid, kunnen camerabeelden nuttig zijn.

Les systèmes de caméras sont aussi soumis à la loi caméras. (30)

Deze camerasystemen zijn tevens onderworpen aan de camerawet. (30)

Assurance

Verzekering

Les entreprises de gardiennage et les services internes de gardiennage sont tenus de disposer d’une assurance spéciale en responsabilité civile. Il s’agit là d’une des conditions d’obtention ou de maintien de leur autorisation. (31) Cette assurance offre une couverture pour les dommages qu’une personne a subis à la suite d’un acte posé par un agent de gardiennage dans l’exercice de sa fonction. La couverture s’applique aux dommages résultant de lésions corporelles et aux dégâts matériels. (32) Pour pouvoir obtenir une indemnisation, les victimes peuvent s’adresser directement à la compagnie d’assurances. Cette assurance n’est pas nécessaire pour les organisateurs d’événements travaillant avec des bénévoles.

Bewakingsondernemingen en interne bewakingsdiensten hebben een speciale verzekering burgerlijke aansprakelijkheid. Dit is een van de vereisten voor het verkrijgen of behouden van hun vergunning. (31) Deze verzekering dekt de schade die iemand heeft opgelopen ten gevolge van een handeling gesteld door een bewakingsagent in de uitoefening van zijn functie. De dekking geldt voor de schade die voortvloeit uit zowel lichamelijke letsels als de schade aan goederen. (32) Om vergoed te worden kunnen slachtoffers zich rechtstreeks wenden tot de verzekeringsmaatschappij. Deze verzekering is niet noodzakelijk voor organisatoren van evenementen die werken met vrijwilligers.

La pratique a toutefois démontré que les victimes ne sont généralement pas au courant de cette possibilité d’indemnisation ou ne savent en tout cas pas à quelle compagnie d’assurances elles peuvent s’adresser. Par conséquent, les compagnies d’assurance sont très rarement sollicitées pour des indemnisations.

De praktijk heeft echter uitgewezen dat slachtoffers meestal niet op de hoogte zijn van deze vergoedingsmogelijkheid of in ieder geval de weg niet vinden naar de betrokken verzekeringsmaatschappij. Verzekeringsmaatschappijen worden dan ook zeer zelden aangesproken om schadevergoedingen uit te keren.

Une transparence accrue s’impose donc. Pour ce faire, les assurances doivent être annoncées par le biais d’un message établi dans la réglementation. (33) Le texte de ce message est précis et ne peut être ni modifié ni complété. Dans le cas contraire, il ne s’agirait plus du même texte que celui imposé par la réglementation. Ce texte contient toutes les informations essentielles : le nom de l’entreprise de gardiennage ou du service interne de gardiennage, le nom de la compagnie d’assurances et le numéro de police de l’assurance.

Daarom is een grotere transparantie noodzakelijk. Om dit te verwezenlijken moet de verzekering worden aangekondigd door middel van een in de regelgeving vastgelegde boodschap. (33) De tekst van de boodschap is precies, ze mag niet gewijzigd of aangevuld worden. Anders gaat het niet meer om dezelfde tekst dan diegene die de regelgeving oplegt. De tekst bevat alle essentiële informatie : de naam van de bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst, de naam van de verzekeringsonderneming en het polisnummer van de verzekering.

14242


Cette annonce s’effectue comme suit :

Deze bekendmaking gebeurt als volgt :

- à l’entrée du lieu : à l’entrée des lieux habituels’ et occasionnels’ de danse, des cafés, bars, établissements de jeux de hasard, l’assurance doit être annoncée de manière clairement visible et lisible pour le public, c’est-à-dire à hauteur des yeux; l’annonce relève de la responsabilité tant du gérant ou de l’organisateur que de l’entreprise de gardiennage ou du service interne de gardiennage; (34)

- aan de toegang van de zaak : bij de toegang van zowel ’gewoonlijke’ als ’occasionele’ dansgelegenheden, cafés, bars of kansspelinrichtingen moet de verzekering worden aangekondigd op een voor het publiek duidelijk zichtbare en leesbare wijze, dit wil zeggen op ooghoogte; voor deze aankondiging zijn zowel hetzij de beheerder, hetzij de organisator als hetzij de bewakingsonderneming of hetzij de interne bewakingsdienst verantwoordelijk; (34)

- sur le site Internet : si un café, bar, établissement de jeux de hasard ou un lieu ’habituel’ de danse dispose d’un site Internet, il doit y insérer le texte de manière clairement visible et lisible; si l’annonce ne se trouve pas sur la page d’accueil du site Internet, il faut au moins que cette page y fasse référence; le gérant du lieu en est responsable. (35)

- op de website : indien een café, bar, kansspelinrichting of een ’gewoonlijke’ dansgelegenheid over een website beschikt, moet deze tekst er op een duidelijk zichtbare en leesbare wijze zijn op aangebracht; indien de aankondiging niet gebeurt op de startpagina van de website, moet de startpagina er minstens naar verwijzen; de beheerder van de zaak is hiervoor verantwoordelijk. (35)

Afin de s’assurer que le gérant ou l’organisateur puisse avec certitude avoir connaissance du contenu de l’annonce, l’entreprise de gardiennage est tenue d’inclure les données nécessaires à ce sujet dans la convention de gardiennage. (36) Ces informations doivent aussi figurer dans les listes et registres de gardiennage. (37)

Om te waarborgen dat de beheerder of de organisator met zekerheid kunnen kennis hebben van de inhoud van de aankondiging, is de bewakingsonderneming verplicht de nodige gegevens hierover op te nemen in de bewakingsovereenkomst. (36) Ook op de bewakingslijsten en in de bewakingsregisters zal deze informatie vermeld zijn. (37)

Communication d’incidents Les responsables de la police locale estiment parfois nécessaire que les incidents qui se produisent dans le milieu des sorties leur soient communiqués, alors que d’aucuns trouvent que ce n’est pas indispensable. C’est la raison pour laquelle la réglementation prévoit que cette obligation est facultative. Elle ne s’appliquera donc que si le chef de corps de la police locale l’a décidé et si celui-ci a donné à cet effet des instructions écrites au gérant du lieu. Le chef de corps peut déterminer quels incidents doivent être signalés, de quelle manière (par téléphone, fax, e-mail, déclaration au poste de police) et à quel moment la communication doit être faite. Le gérant du lieu et le chef poste des agents de gardiennage veillent donc à ce que ces communications soient effectuées conformément aux instructions du chef de corps. L’annexe 3 comprend un modèle pouvant être utilisé à cet égard. Le cas échéant, cette obligation s’applique uniquement aux cafés, bars, établissements de jeux de hasard et lieux habituels’ où l’on danse et explicitement pas aux lieux occasionnels’ où l’on danse. (38) Contrôle d’accès En vue de la détection d’armes ou d’autres objets dangereux dont l’introduction dans un lieu est susceptible de perturber le bon déroulement de l’événement ou de mettre en péril la sécurité des personnes présentes, les agents de gardiennage peuvent soumettre les visiteurs à un contrôle de leurs vêtements et effets personnels. (39) Pour rappel : 1° Le contrôle a un objectif spécifique : la sécurité dans un lieu surveillé. Les visiteurs peuvent uniquement être contrôlés à cette fin. Les contrôles effectués à d’autres fins sont interdits : p.ex. les contrôles visant à vérifier si une personne a sur elle de la drogue, un appareil photos ou de la nourriture. 2° Le contrôle est uniquement possible à l’entrée du lieu.

Incidentmelding Verantwoordelijken van de lokale politie achten het soms noodzakelijk dat de incidenten die zich voordoen in het uitgaansleven hen worden gemeld. Anderen vinden dit niet nodig. Daarom voorziet de regelgeving dat deze verplichting facultatief is. Ze geldt enkel en alleen indien de korpschef van de lokale politie dit heeft bepaald en indien hij de beheerder van de plaats hiertoe schriftelijk instructies heeft verstrekt. De korpschef kan vaststellen welke incidenten moeten gemeld worden, op welke wijze (telefonisch, fax, e-mail, aangifte in politiepost) en op welke tijdstippen dit moet gebeuren. De beheerder van de plaats en de postchef van de bewakingsagenten zijn er dan verantwoordelijk voor dat de incidentmeldingen volgens de instructies van de korpschef worden uitgevoerd. Bijlage 3 bevat een model dat hierbij kan gehanteerd worden. In voorkomend geval geldt deze verplichting enkel voor cafés, bars, kansspelinrichtingen en ’gewoonlijke’ dansgelegenheden en uitdrukkelijk niet voor ’occasionele’ dansgelegenheden en dus ook niet voor organisatoren die uitsluitend op vrijwilligers beroep doen. (38) Toegangscontrole Met het oog op het opsporen van wapens of andere gevaarlijke voorwerpen waarvan het binnenbrengen in een plaats het goed verloop van het evenement kan verstoren of de veiligheid van de aanwezigen in het gedrang kan brengen, kunnen bewakingsagenten de controle van de kledij en de persoonlijke goederen van bezoekers controleren. (39) Ter herinnering : 1° De controle heeft een specifiek doel : de veiligheid in een bewaakte plaats. Bezoekers kunnen enkel gecontroleerd worden met het oog op dit doel. Controles voor andere doeleinden zijn verboden, bijvoorbeeld : controles om na te gaan of iemand drugs, een fototoestel of etenswaren bij zich draagt. 2° De controle is enkel mogelijk bij de toegang.

3° Le contrôle ne peut être systématique; il ne peut être effectué sur chaque personne, mais doit rester exceptionnel. Seules les personnes dont on suppose qu’elles portent une arme ou un objet dangereux peuvent être soumises à un contrôle. Cette supposition peut par exemple découler du fait qu’une personne voulant accéder au lieu a déjà été trouvée par le passé en possession d’un objet dangereux, ou qu’elle fait partie d’un groupe qui s’affiche comme violent ou qu’un détecteur de métaux émet un signal positif alors que l’intéressé prétend ne pas avoir d’objets métalliques sur lui.

3° De controle mag niet systematisch geschieden; ze mag niet op iedereen worden toegepast, maar ze moet uitzonderlijk blijven. Enkel personen waarvan men vermoedt dat ze een wapen of een gevaarlijk voorwerp dragen mogen aan een controle onderworpen worden. Dit vermoeden kan bijvoorbeeld blijken omdat een persoon zich toegang te wenst verschaffen, en eerder werd aangetroffen in het bezit van een gevaarlijk voorwerp, of behoort tot een groep die zich gewelddadig gedraagt of een metaaldetector een positief signaal aangeeft, terwijl de betrokkene beweert geen metalen voorwerpen op zich te dragen.

4° Le contrôle en tant que tel peut exclusivement consister en une palpation superficielle des vêtements de la personne et en un contrôle des biens qu’elle porte sur elle-même ou dans ses bagages à mains. C’est à la personne contrôlée de sortir lui-même les biens de ses poches ou de ses bagages à mains et de les montrer à l’agent de gardiennage. L’agent de gardiennage ne peut donc pas examiner lui-même le contenu des bagages à main ou des poches de la personne contrôlée.

4° De controle zelf kan uitsluitend bestaan uit een oppervlakkige betasting van de kleding en de controle van de handbagage. De gecontroleerde persoon haalt zelf de goederen uit zijn zakken of uit zijn handbagage en toont ze aan de bewakingsagent. De bewakingsagent kan dus zelf niet de handtas of de zakken van de kledij van de gecontroleerde persoon onderzoeken.

5° Seuls des agents de sexe masculin peuvent contrôler des hommes; seuls des agents de sexe féminin peuvent contrôler des femmes.

5° Enkel mannelijke bewakers mogen mannen controleren; enkel vrouwelijke bewakers kunnen vrouwen controleren.

6° La personne contrôlée ne peut être forcée au contrôle; celui-ci se fait sur une base volontaire.

6° De gecontroleerde mag niet gedwongen worden tot de controle; ze geschiedt op basis van vrijwilligheid.

7° Les agents de gardiennage peuvent refuser l’accès à toute personne qui refuse de se soumettre au contrôle.

7° Wie zich niet wenst te laten controleren kan de toegang ontzegd worden.


14243

Le fait que la personne contrôlée ait donné son consentement à des contrôles non prévus par la loi n’enlève rien à leur caractère illégal. Il en va de même lorsque les contrôles sont annoncés sur des tickets d’entrée ou des affiches.

Het feit dat de gecontroleerde zijn toestemming zou hebben gegeven voor niet in de wet voorziene controles, maakt ze niet minder onwettig. Ook het feit dat ze aangekondigd staan op toegangstickets of op affiches doet geen afbreuk aan het illegaal karakter ervan.

Si les activités sont exercées dans un lieu accessible au public, ce qui sera pratiquement toujours le cas dans le milieu des sorties, il faut que le bourgmestre de la commune sur le territoire de laquelle ces contrôles sont prévus, ait donné son autorisation préalable. Cette autorisation, qui est demandée par l’entreprise de gardiennage ou le service interne de gardiennage ou, si les personnes en charge du contrôle sont des bénévoles, l’organisateur, ne doit être donnée qu’une seule fois par mission de gardiennage. Chaque bourgmestre peut, pour des raisons de sécurité, assortir son autorisation de conditions. Il est donc utile de vérifier si c’est le cas. L’exemplaire original ainsi qu’une copie de l’autorisation du bourgmestre doivent être présents sur le lieu où le contrôle d’accès est effectué. (40)

Indien de activiteiten plaatsvinden in een publiek toegankelijke plaats, wat in het uitgaansleven vrijwel altijd het geval zal zijn, is voor deze toegangscontrole eerst een toestemming nodig van de burgemeester van de gemeente waar deze controles gepland zijn. Deze toestemming die aangevraagd wordt door de bewakingsonderneming of de interne bewakingsdienst of, indien de controlerende personen vrijwilligers zijn, de organisator, moet per bewakingsopdracht slechts éénmaalgegeven worden. Iedere burgemeester kan, in het belang van de veiligheid, voorwaarden verbinden aan zijn toestemming. Het is dus nuttig na te gaan of dit het geval is. Het originele exemplaar van de toestemming van de burgemeester en een kopie ervan, moeten op de plaats waar deze toegangscontrole wordt uitgevoerd aanwezig zijn. (40)

En cas de contrôle sur place, les verbalisants peuvent emporter la copie de cette autorisation et, le cas échéant, la joindre à un procèsverbal. (41)

Bij controle ter plaatse kunnen verbalisanten de kopie van deze toestemming meenemen en, in voorkomend geval, bij een procesverbaal voegen. (41)

Contrôle des billets d’entrée Bien que le cntrôle des billets d’entrée ne constitue théoriquement pas une activité de gardiennage, le système des tickets peut faire partie d’un concept de sécurité plus large d’un évènement ou d’un endroit. C’est pourquoi des agents de gardiennage peuvent contrôler de billets d’entrée. Ces agents de gardiennage doivent cependant satisfaire aux mêmes conditions d’exercice que les autres agents de gardiennage.

Controle toegangsbewijzen Hoewel de controle van toegangsbewijzen theoretisch geen bewakingsactiviteit uitmaakt, kan het ticketsysteem een onderdeel vormen van een ruimer veiligheidsconcept van een evenement of een plaats. Daarom kunnen bewakingsagenten toegangsbewijzen controleren. Deze bewakingsagenten moeten echter aan dezelfde uitoefeningsvoorwaarden voldoen dan andere bewakingsagenten. Wapens

Armes Dans le milieu des sorties, les agents de gardiennage ne peuvent jamais porter d’armes. La raison en est que le port d’armes est interdit pour les missions de gardiennage, tant dans les lieux accessibles au public que dans le cadre d’activités de contrôle de personnes. (42) En outre, aucune arme ne peut être disponible sur le lieu d’exécution d’activités de contrôle de personnes ou dans le véhicule utilisé par l’agent de gardiennage pour se rendre dans ce lieu. (43) Par lieu d’exécution, on entend le lieu où l’on danse, le café, le bar ou l’établissement de jeux de hasard où l’agent effectue ses activités. L’interdiction porte non seulement sur les armes autorisées mais aussi sur les armes prohibées (ex. matraques télescopiques, spray au poivre, couteaux ou autres objets tels que des battes de baseball, chaînes, etc).

In de context van het uitgaansleven kunnen bewakingsagenten nooit wapens dragen. Dit komt omdat wapendracht verboden is bij bewakingstaken zowel in publiek toegankelijke plaatsen als bij activiteiten van persoonscontrole. (42) Daarenboven mogen er geen wapens beschikbaar zijn op de uitvoeringsplaats van activiteiten van persoonscontrole of in het voertuig waarmee de bewakingsagent zich naar deze plaats begeeft. (43) Met de uitvoeringsplaats wordt de dansgelegenheid, het café, de bar of de kansspelinrichting bedoeld waar de bewakingsagent zijn activiteiten uitoefent. Het verbod slaat zowel op niet-verboden als op verboden wapens (b.v. telescopische matrakken, peperspray, messen of andere voorwerpen zoals baseballknuppels, kettingen, enz...).

Les armes abandonnées par des visiteurs au moment d’un contrôle d’accès effectué par un agent de gardiennage constituent la seule exception à cette règle. Le cas échéant, l’agent de gardiennage est tenu d’informer sans délai la police, dès la remise de l’arme par son détenteur. (44) Il revient à la police de décider de la suite à donner aux faits.

De enige uitzondering op deze regel vormen de wapens die door bezoekers zijn achtergelaten bij de toegangscontrole door bewakingsagenten. De bewakingsagent is in dit geval echter verplicht van zodra de bezitter het wapen heeft achtergelaten, de politie onmiddellijk in kennis te stellen van de afgifte van het wapen. (44) De politie beslist dan wat er verder moet gebeuren.

De même, la possession de menottes ou d’objets portés dans un but similaire, comme p.ex. des tendeurs, est prohibée. (45)

Ook het bezit van handboeien of voorwerpen die met dit doel gedragen worden, zoals snelbinders, zijn verboden. (45) Slot

Conclusion Puis-je vous demander, Mesdames, Messieurs les Gouverneurs, de bien vouloir informer Mesdames et Messieurs les Bourgmestres du contenu de la présente circulaire. Puis-je également vous demander de bien vouloir en informer aussi le secteur des organisations culturelles et de jeunesse au sein de Votre province. L’expérience a en effet montré que les organisateurs qui relèvent du monde associatif sont souvent insuffisamment familiarisés avec les règles lorsqu’ils organisent des événements où il est question d’activités de gardiennage impliquant des bénévoles. Pour toute explication complémentaire à ce sujet, il est toujours possible de s’adresser au SPF Intérieur, DG Sécurité et Prévention, Direction Sécurité privée, boulevard de Waterloo 76, 1000 Bruxelles (tél. : 02-557 34 56). Une version électronique des modèles joints en annexe à la présente circulaire peut également être obtenue en s’adressant au même service.

Mag ik U vragen, mevrouw, mijnheer de Gouverneur, de dames en heren Burgemeesters van de inhoud van deze rondzendbrief op de hoogte te willen brengen. Mag ik U ook verzoeken de georganiseerde jeugd- en cultuursector in Uw provincie te willen inlichten. Uit ervaring is immers gebleken dat organisatoren van organisaties vaak onvoldoende vertrouwd zijn met de regels indien ze evenementen organiseren met bewaking met vrijwilligers. Voor alle bijkomende toelichting aangaande deze materie kan men steeds beroep doen op de FOD Binnenlandse Zaken, AD Veiligheid en Preventie, Directie Private Veiligheid, Waterloolaan, 76, 1000 Brussel (tel. : 02-557 34 56). Bij dezelfde dienst kan ook een elektronische versie bekomen worden van de modellen, gevoegd bij deze rondzendbrief.

La Ministre de l’Intérieur, Mme A. TURTELBOOM

De Minister van Binnenlandse Zaken, Mevr. A. TURTELBOOM

14244

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe 1re :

Demande d’autorisation pour recourir à la mobilisation de bénévoles pour exercer des activités de gardiennage (1) 1. Date de la demande : ————————————————— Données relatives à l’événement ————————————————— 2. Nom de l’événement : Description précise de la nature de l’événement (sport, folklore, soirée, culturel, autre...) : .......................................................................................................................................................................................................... Est-il prévu que l’on danse pendant l’événement ? (Oui/Non) (*) Lieu de l’événement : (adresse + nom éventuel de l’endroit) Date : Date prévue de début : Date prévue de fin : ————————————————— Données relatives à l’organisation ————————————————— 3. Nom de l’association organisatrice : Nom, adresse, numéro de téléphone du responsable de l’organisation : 4. Le/la soussigné(e) déclare qu’au cours de ces 12 derniers mois, l’association organisatrice n’a pas organisé plus de trois fois un événement impliquant la mobilisation de bénévoles. 5. En plus de recourir à des bénévoles, l’association organisatrice, fait-elle également appel à des entreprises de gardiennage ? (Oui/Non) (*). Si oui, quel est (ou quels sont) le ou les noms de cette ou ces entreprises de gardiennage ? .............................. Quel est le nombre d’agents de gardiennage prévus par cette ou ces entreprises ? .............................. ————————————————— Données relatives aux bénévoles ————————————————— Nom

Prénom

Numéro du registre national

Adresse

Profession

6. Les bénévoles sont sous la direction de (nom du bénévole) qui agit en tant que chef poste et qui est joignable sur place par téléphone mobile pendant l’événement en l’appelant au numéro : (n° de téléphone). 7. Le/la soussigné(e) déclare que les bénévoles dont il/elle a fait mention : - ne sont pas membres d’un service de police et n’ont pas fait partie d’un tel service au cours des 5 années qui précèdent, et n’exercent pas non plus la profession de détective privé ou de marchand d’armes; - sont membres de l’association organisatrice ou entretiennent au moins le lien apparent suivant avec celle-ci (veuillez préciser) : .............................................................................................................................................................................. - sont âgés d’au moins 18 ans (pour les exécutants) et 21 ans (pour le chef poste); - sont ressortissants d’un Etat membre de l’Union européenne ou, s’il en est autrement, ont leur résidence principale légale en Belgique depuis au moins trois ans; - n’exercent que sporadiquement (max. 4 fois/ans) la mission de bénévole, ne disposent pas d’une carte d’identification à titre d’agent de gardiennage et ne font pas partie d’une entreprise de gardiennage ni d’un service interne de gardiennage; - n’exerceront que des missions de contrôle de personnes/d’accompagnement dans la circulation (*). Il/elle déclare qu’aucune rémunération n’est versée pour la mobilisation de bénévoles, que ce soit en liquide ou en nature, et ce, ni aux intéressés eux-mêmes, ni à des tiers. Certifié exact, (Nom, prénom, date et signature du demandeur) Le présent formulaire de demande doit parvenir au moins ....................... jours avant le début de l’événement à : .......................................................................................................................................................................................................... (*) Biffer la mention inutile.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe 2 : Autorisation pour recourir à la mobilisation de bénévoles pour exercer des activités de gardiennage (1) 1. Le (date), le Bourgmestre de (nom de la commune), après avis du Chef de corps de la police locale, a délivré son autorisation pour la mobilisation des personnes physiques suivantes afin de veiller au déroulement, en toute sécurité, de l’événement (nom de l’événement) organisé par (nom de l’organisateur), le (date de l’événement) à (adresse du lieu de l’événement). 2. La présente autorisation est valable uniquement pour les personnes mentionnées ci-après : A titre de chef poste : Nom

Prénom

Adresse

Prénom

Adresse

A titre de surveillants bénévoles : Nom

Les conditions auxquelles les bénévoles pourront être déployés – à savoir les conditions visées dans la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privée et particulière et dans ses arrêtés d’exécution, et détaillées dans les points 4 et 7 du formulaire de demande complété pour l’obtention de la présente autorisation – sont applicables. 3. Les services de police et les fonctionnaires compétents du SPF Intérieur sont habilités à exercer un contrôle sur le respect des obligations légales par l’organisation et les bénévoles. Les personnes habilitées précitées dresseront procès-verbal si des infractions sont constatées. L’organisateur, le chef poste et les bénévoles exécutants prêteront à tout moment leur entier concours lors d’un éventuel contrôle. 4. Sur le lieu de l’événement, l’organisateur et le chef poste tiendront à la disposition des services visés au point 3 une copie de la présente autorisation pendant la durée des missions de surveillance exercées par les bénévoles. 5. Pour des raisons de sécurité, il est indiqué que les bénévoles chargés de la surveillance soient reconnaissables en tant que tels par le public. A cet effet, ils pourront porter sur leur tenue vestimentaire un insigne d’identification ou être équipés de tenues de travail uniformes. Les coloris des tenues de travail uniformes sont le blanc, noir, rouge ou jaune. Le port de signes distinctifs ou d’une tenue uniforme doit permettre d’éviter de susciter parmi le public la confusion avec des collaborateurs qui accomplissent exclusivement des missions autres que de sécurité ou avec les uniformes d’éventuels agents de gardiennage professionnels auxquels on aurait eu recours, outre les bénévoles, dans le cadre de l’événement. Le Bourgmestre ou le délégué désigné par lui à cet effet, (Nom, prénom, date et signature)

Annexe 3 : Communication d’incident(s) lors d’activités de gardiennage Le soussigné, Chef de corps de la Police locale de (nom de la zone de police) a décidé le (date) qu’en exécution de la disposition, prévue à l’article 37 de l’arrêté royal du 15 mars 2010 réglant certaines méthodes de gardiennage, les faits suivants qui se sont produits dans ou aux abords de l’établissement (nom de l’établissement) où ont lieu des activités de gardiennage, doivent être communiqués à la police locale de la manière précisée dans la présente instruction : - les faits qui constituent un délit ou un crime; - les événements pour lesquels les services de police ou de secours ont été appelés. 1. Les établissements visés ci-avant sont des cafés, bars, établissements de jeux de hasard et lieux de danse habituels, où se déroulent des activités de gardiennage et qui se situent sur le territoire des communes de (communes appartenant à la zone de police). 2. Le devoir d’information est indépendant de l’obligation d’avertir immédiatement la police dans certaines situations. Dans le cadre des activités de gardiennage, les principales situations sont les suivantes : a) Lorsqu’il se produit une situation où une personne est exposée à un péril grave. Dans ce cas, quiconque, soit qui a constaté par lui-même la situation en question, soit que cette situation lui a été décrite, doit immédiatement porter secours. Si la personne ne le fait pas, alors celle-ci commet une abstention coupable. (1) Selon les circonstances, cette aide peut au moins consister à avertir immédiatement la police. b) Un particulier peut retenir une personne qu’il a prise en flagrant délit ou en flagrant crime, à condition d’avertir immédiatement la police et en attendant l’arrivée de celle-ci sur les lieux. (2) c) L’agent de gardiennage qui exerce un contrôle à l’entrée de l’établissement peut être en possession d’une arme qui lui a été remise par le détenteur. Il doit mettre la police au courant de cette remise, immédiatement après que le détenteur ait donné son arme. (3) Dans ces trois cas, il faut prévenir la police sur-le-champ, en composant le numéro d’urgence 112. Une communication d’incident(s) doit en outre avoir lieu, comme décrit dans la présente instruction. 3. Toute communication d’incident(s) réalisée conformément à la présente instruction s’effectue par écrit et en veillant à compléter le formulaire ci-après.

14245

14246



4. Le formulaire de communication d’incident(s) doit être transmis à la police locale : O au plus tard à (moment fixe); O au plus tard (laps de temps) après les faits. Cette transmission est à effectuer : O par voie électronique à l’adresse e-mail suivante : (adresse e-mail); O par fax au numéro suivant : (numéro de fax); O par remise au poste de police à : (adresse). 5. Tant le gérant de l’établissement que le chef poste des agents de gardiennage qui y exercent des activités de gardiennage veillent à ce que la communication d’incidents s’opère selon la présente instruction. Au cas où il ne serait pas satisfait à ce devoir d’information, une sanction administrative pourra être infligée tant au gérant qu’au chef poste. 6. La présente instruction demeure applicable aussi longtemps que celle-ci n’aura pas été révoquée ou remplacée par une autre instruction. 7. La présente instruction a été établie en double exemplaire et signée pour prise de connaissance par (nom et adresse), gérant de l’établissement (nom), sis (adresse), le (date), à qui un exemplaire a été remis. A son tour, le gérant informe le chef poste des agents de gardiennage au sujet de la présente instruction. (Nom, prénom, date et signature) Le Chef de corps de la Police locale de (nom) ou le délégué désigné par lui. Pour prise de connaissance, (Nom, prénom, date et signature) Le Gérant de l’établissement (nom), sis (adresse)

14247

14248

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe 1re : Demande d’autorisation pour recourir à la mobilisation de bénévoles pour exercer des activités de gardiennage 1. Date de la demande : ————————————————— Données relatives à l’événement ————————————————— 2. Nom de l’événement : Description précise de la nature de l’événement (sport, folklore, soirée, culturel, autre...) : .......................................................................................................................................................................................................... Est-il prévu que l’on danse pendant l’événement ? (Oui/Non) (*) Lieu de l’événement : (adresse + nom éventuel de l’endroit) Date : Date prévue de début : Date prévue de fin : ————————————————— Données relatives à l’organisation ————————————————— 3. Nom de l’association organisatrice : Nom, adresse, numéro de téléphone du responsable de l’organisation : 4. Le/la soussigné(e) déclare qu’au cours de ces 12 derniers mois, l’association organisatrice n’a pas organisé plus de trois fois un événement impliquant la mobilisation de bénévoles. 5. En plus de recourir à des bénévoles, l’association organisatrice, fait-elle également appel à des entreprises de gardiennage ? (Oui/Non) (*). Si oui, quel est (ou quels sont) le ou les noms de cette ou ces entreprises de gardiennage ? .................................................................................................................................................................................................................. ————————————————— Données relatives aux bénévoles ————————————————— Nom

Prénom

Numéro du registre national

Profession

Fonction dans l’association

6. Les bénévoles sont sous la direction de (nom du bénévole) qui agit en tant que chef poste et qui est joignable sur place par téléphone mobile pendant l’événement en l’appelant au numéro : (n° de téléphone). 7. Le/la soussigné(e) déclare que les bénévoles dont il/elle a fait mention : - ne sont pas membres d’un service de police et n’ont pas fait partie d’un tel service au cours des 5 années qui précèdent, et n’exercent pas non plus la profession de détective privé ou de marchand d’armes; - sont membres de l’association organisatrice ou entretiennent au moins le lien apparent suivant avec celle-ci : ................................................................................................................................................................................................... - sont âgés d’au moins 18 ans (pour les exécutants) et 21 ans (pour le chef poste); - sont ressortissants d’un Etat membre de l’Union européenne ou, s’il en est autrement, ont leur résidence principale légale en Belgique depuis au moins trois ans; - n’exercent que sporadiquement la mission de bénévole, ne disposent pas d’une carte d’identification à titre d’agent de gardiennage et ne font pas partie d’une entreprise de gardiennage ni d’un service interne de gardiennage; - n’exerceront que des missions de contrôle de personnes/d’accompagnement dans la circulation (*). Il/elle déclare qu’aucune rémunération n’est versée pour la mobilisation de bénévoles, que ce soit en liquide ou en nature, et ce, ni aux intéressés eux-mêmes, ni à des tiers. 8. En annexe se trouve jointe la photocopie du recto de la carte d’identité des bénévoles ainsi que, pour ceux d’entre eux qui n’ont pas leur domicile dans la commune faisant partie de la zone de police (nom de la zone de police), l’original de l’extrait du Casier judiciaire, datant de maximum six mois à la date de la présente demande. Certifié exact, (Nom, prénom, date et signature du demandeur) Le présent formulaire de demande doit parvenir au moins ....................... jours avant le début de l’événement à : .......................................................................................................................................................................................................... (*) Biffer la mention inutile.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Annexe 2 : Autorisation pour recourir à la mobilisation de bénévoles pour exercer des activités de gardiennage 1. Le (date), le Bourgmestre de (nom de la commune), après avis du Chef de corps de la police locale, a délivré son autorisation pour la mobilisation des personnes physiques suivantes afin de veiller au déroulement, en toute sécurité, de l’événement (nom de l’événement) organisé par (nom de l’organisateur), le (date de l’événement) à (adresse du lieu de l’événement). 2. La présente autorisation est valable uniquement pour les personnes mentionnées ci-après : A titre de chef poste : Nom

Prénom

Adresse

Prénom

Adresse

A titre de surveillants bénévoles : Nom

Les conditions auxquelles les bénévoles pourront être déployés – à savoir les conditions visées dans la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privée et particulière et dans ses arrêtés d’exécution, et détaillées dans les points 5 et 7 du formulaire de demande complété pour l’obtention de la présente autorisation – sont applicables. Conditions particulières : 1. Les services de police et les fonctionnaires compétents du SPF Intérieur sont habilités à exercer un contrôle sur le respect des obligations légales par l’organisation et les bénévoles. Les personnes habilitées précitées dresseront procès-verbal si des infractions sont constatées. L’organisateur, le chef poste et les bénévoles exécutants prêteront à tout moment leur entier concours lors d’un éventuel contrôle. 2. Sur le lieu de l’événement, l’organisateur et le chef poste tiendront à la disposition des services visés au point 1 une copie de la présente autorisation pendant la durée des missions de surveillance exercées par les bénévoles. 3. Pour des raisons de sécurité, il est indiqué que les bénévoles chargés de la surveillance soient reconnaissables en tant que tels par le public. A cet effet, ils pourront porter sur leur tenue vestimentaire un insigne d’identification ou être équipés de tenues de travail uniformes. Les coloris des tenues de travail uniformes sont le blanc, noir, rouge ou jaune. Le port de signes distinctifs ou d’une tenue uniforme doit permettre d’éviter de susciter parmi le public la confusion avec des collaborateurs qui accomplissent des missions autres que de sécurité ou avec les uniformes d’éventuels agents de gardiennage professionnels auxquels on aurait eu recours, outre les bénévoles, dans le cadre de l’événement. Le Bourgmestre ou le Délégué désigné par lui à cet effet, (Date, nom, prénom et signature)

Annexe 3 : Communication d’incident(s) lors d’activités de gardiennage Le soussigné, Chef de corps de la Police locale de (nom de la zone de police) a décidé le (date) qu’en exécution de la disposition, prévue à l’article 37 de l’arrêté royal du 15 mars 2010 réglant certaines méthodes de gardiennage, les faits suivants qui se sont produits dans ou aux abords de l’établissement (nom de l’établissement) où ont lieu des activités de gardiennage, doivent être communiqués à la police locale de la manière précisée dans la présente instruction : - les faits qui constituent un délit ou un crime; - les événements pour lesquels les services de police ou de secours ont été appelés. 1. Les établissements visés ci-avant sont des cafés, bars, établissements de jeux de hasard et lieux de danse habituels, où se déroulent des activités de gardiennage et qui se situent sur le territoire des communes de (communes appartenant à la zone de police). 2. Le devoir d’information est indépendant de l’obligation d’avertir immédiatement la police dans certaines situations. Dans le cadre des activités de gardiennage, les principales situations sont les suivantes : a) Lorsqu’il se produit une situation où une personne est exposée à un péril grave. Dans ce cas, quiconque, soit qui a constaté par lui-même la situation en question, soit que cette situation lui a été décrite, doit immédiatement porter secours. Si la personne ne le fait pas, alors celle-ci commet une abstention coupable. (1) Selon les circonstances, cette aide peut au moins consister à avertir immédiatement la police. b) Un particulier peut retenir une personne qu’il a prise en flagrant délit ou en flagrant crime, à condition d’avertir immédiatement la police et en attendant l’arrivée de celle-ci sur les lieux. (2) c) L’agent de gardiennage qui exerce un contrôle à l’entrée de l’établissement peut être en possession d’une arme qui lui a été remise par le détenteur. L’agent dont question doit mettre la police au courant de cette remise, immédiatement après que le détenteur ait donné son arme. (3) Dans ces trois cas, il faut prévenir la police sur-le-champ, en composant le numéro d’urgence 112. Une communication d’incident(s) doit en outre avoir lieu, comme décrit dans la présente instruction. 3. Toute communication d’incident(s) réalisée conformément à la présente instruction s’effectue par écrit et en veillant à compléter le formulaire ci-après.

14249

14250



4. Le formulaire de communication d’incident(s) doit être transmis à la police locale : O au plus tard à (moment fixe); O au plus tard (laps de temps) après les faits. Cette transmission est à effectuer : O par voie électronique à l’adresse e-mail suivante : (adresse e-mail); O par fax au numéro suivant : (numéro de fax); O par remise au poste de police à : (adresse). 5. Tant le gérant de l’établissement que le chef poste des agents de gardiennage qui y exercent des activités de gardiennage veillent à ce que la communication d’incidents s’opère selon la présente instruction. Au cas où il ne serait pas satisfait à ce devoir d’information, une sanction administrative pourra être infligée tant au gérant qu’au chef poste. 6. La présente instruction demeure applicable aussi longtemps que celle-ci n’aura pas été révoquée ou remplacée par une autre instruction. 7. La présente instruction a été établie en double exemplaire et signée pour prise de connaissance par (nom et adresse), gérant de l’établissement (nom), sis (adresse), le (date), à qui un exemplaire a été remis. A son tour, le gérant informe le chef poste des agents de gardiennage au sujet de la présente instruction. (Nom, prénom, date et signature) Le (Délégué du) Chef de corps de la Police locale de (nom). Pour prise de connaissance, (Nom, prénom, date et signature) Le Gérant de l’établissement (nom), sis (adresse) (1) Ci-après dénommée la loi’. (2) Par arrêté royal du 9 octobre 2008 modifiant l’arrêté royal du 17 novembre 2006 relatif aux armes utilisées par les entreprises, services, organismes et personnes visées par la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privée et particulière (M.B., 22 octobre 2008), ci-après dénommé AR armes’; par arrêté royal du 15 mars 2010 réglant certaines méthodes de gardiennage (M.B., 2 avril 2010), ci-après dénommé AR méthodes’ et par arrêté royal du 21 décembre 2006 relatif aux conditions en matière de formation et d’expérience professionnelles, aux conditions en matière d’examen psychotechnique pour l’exercice d’une fonction dirigeante ou d’exécution dans une entreprise de gardiennage ou un service interne de gardiennage et relatives à l’agrément des formations, ci-après dénommé AR formation gardiennage’.

14251

14252

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD (3) Art. 1er, 14° et 15°, AR méthodes. (4) Art. 1er, 16°, AR méthodes. (5) Art. 1er, 17°, AR méthodes. (6) Art. 1er, 13°, AR méthodes. (7) Art 2, § 1erbis, de la loi. (8) Doc., Chambre des Représentants, 1998-99, Exposé des Motifs n° 2027/1, 7. (9) Art. 23, 1°, AR méthodes. (10) Art. 23, 2°, AR méthodes. (11) Art. 42, AR méthodes. (12) Art. 24, alinéa 1er, AR méthodes. (13) Annexe 2 à l’AR méthodes. (14) Art. 24, alinéa 2, AR méthodes. (15) Art. 24, alinéa 3, AR méthodes. (16) Art. 42, AR méthodes. (17) Art. 40, 2°, AR méthodes. (18) Art. 36, AR méthodes. (19) Annexe 2 à l’AR méthodes. (20) Art. 3, AR formation gardiennage. (21) Annexe 1re à l’AR du 12 octobre 2006 fixant le modèle de la carte d’identification visée dans la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privée et particulière. (22) Art. 2, AR formation gardiennage. (23) Annexe 1re à l’AR du 12 octobre 2006 fixant le modèle de la carte d’identification visée dans la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privée et particulière. (24) Art. 27, AR méthodes. (25) Art. 29, AR méthodes. (26) Art. 28, AR méthodes. (27) Art. 33, AR méthodes. (28) Art. 42, AR méthodes (29) Art. 35, AR méthodes (30) Loi du 21 mars 2007 réglant l’installation et l’utilisation de caméras de surveillance. Ainsi, l’installation de systèmes de caméras doit être notifiée à la Commission de la protection de la vie privée et au chef de corps de la police locale de la zone où ce lieu se trouve. A l’entrée, il convient également d’apposer un pictogramme qui indique qu’une vidéosurveillance est exercée. (31) Art. 3 de la loi. (32) Art. 2, AR du 27 juin 1991 fixant les modalités relatives à l’assurance couvrant la responsabilité civile des entreprises de gardiennage et des services internes de gardiennage. (33) Annexe 5 à l’AR méthodes. (34) Art. 38, AR méthodes. (35) Art. 39, AR méthodes. (36) Art. 6, convention de gardiennage, annexe 2 à l’AR méthodes. (37) Annexes 3 et 4 à l’AR méthodes. (38) Art. 37, AR méthodes. (39) Art. 8, § 6bis, de la loi. (40) Art. 22, AR méthodes. (41) Art. 42, AR méthodes. (42) Art. 8, § 2, alinéa 6, de la loi. (43) Art. 30, alinéa 1er, 1°, de l’AR armes. (44) Art. 30, alinéa 2, de l’AR armes. (45) Art. 54, AR armes. (46) Dans le cadre de l’article 2, § 1erbis, de la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privée et particulière. (47) Dans le cadre de l’article 2, § 1erbis, de la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privée et particulière. (48) Article 422bis du Code pénal. (49) Article 1er, 3°, de la loi du 20 juillet 1990 relative à la détention préventive. (50) Article 30ter, alinéa 2, de l’arrêté royal du 17 novembre 2006 relatif aux armes utilisées par les entreprises, services, organismes et personnes visées par la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privée et particulière. (51) Article 422bis du Code pénal. (Article 1er, 3°, de la loi du 20 juillet 1990 relative à la détention préventive. (52) Article 30ter, alinéa 2, de l’arrêté royal du 17 novembre 2006 relatif aux armes utilisées par les entreprises, services, organismes et personnes visées par la loi du 10 avril 1990 réglementant la sécurité privée et particulière.

14253

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 1 : Aanvraag toestemming voor het inzetten van vrijwilligers voor het uitvoeren van bewakingsactiviteiten (1) 1. Datum aanvraag : —————————————————— Gegevens over het evenement —————————————————— 2. Naam van het evenement : Precieze beschrijving van de aard van het evenement (sport, folklore, fuif, cultureel, andere...) : .......................................................................................................................................................................................................... Is het de bedoeling dat er tijdens het evenement gedanst wordt ? (Ja/Neen) (*) Plaats van het evenement : (adres + eventuele naam plaats) Datum : Voorzien aanvangsuur : Voorzien einduur : —————————————————— Gegevens over de organisatie —————————————————— 3. Naam organiserende vereniging : Naam, adres, telefoonnummer van de verantwoordelijke van de organisatie : 4. Ondergetekende verklaart dat de organiserende vereniging de afgelopen 12 maanden niet meer dan driemaal een evenement heeft georganiseerd waarbij vrijwilligers werden ingezet. 5. Doet de organiserende vereniging, naast vrijwilligers ook beroep op bewakingsondernemingen? (Ja/Neen) (*). Zoja, welke is de naam van deze bewakingsonderneming(en) ? ........................... Wat is het aantal door hen voorziene bewakingsagenten ? : —————————————————— Gegevens over de vrijwilligers —————————————————— Naam

Voornaam

Nummer rijksregister

Adres

Beroep

6. De leiding over de vrijwilligers berust bij (naam vrijwilliger) die als postchef optreedt en tijdens het evenement ter plaatse mobiel telefonisch bereikbaar is op het nummer : (telefoonnummer). 7. Ondergetekende verklaart dat de door hem opgegeven vrijwilligers : - geen lid zijn van een politiedienst en er de voorbije 5 jaar geen deel van uitgemaakt hebben, noch het beroep uitoefenen van privédetective of wapenhandelaar; - lid zijn van de organiserende vereniging of er minstens volgende, omstandig omschreven, aanwijsbare band mee hebben : .......................................................................................................................................................................................................... - ten minste 18 jaar oud zijn (voor de uitvoerders) en 21 jaar oud zijn (voor de postchef); - onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of in het andere geval gedurende tenminste drie jaar hun wettige hoofdverblijfplaats in België hebben; - de taak van vrijwilliger slechts sporadisch (maximum 4 keer/jaar) uitoefenen, dat ze niet beschikken over een identificatiekaart als bewakingsagent en dat ze geen deel uitmaken van een bewakingsonderneming of een interne bewakingsdienst; - enkel taken zullen uitoefenen van persoonscontrole/verkeersbegeleiding (*). Hij verklaart dat er voor de inzet van de vrijwilligers geen vergoedingen plaatsvinden, hetzij in geld, hetzij in natura, en dit noch aan henzelf, noch aan derden. Voor echt verklaard, (Naam, voornaam, datum en handtekening aanvrager) Dit aanvraagformulier moet minstens ................... dagen voor de aanvang van het evenement bezorgd zijn aan : .......................................................................................................................................................................................................... (*) schrappen wat niet past.

14254

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 2 : Toestemming voor het inzetten van vrijwilligers voor het uitvoeren van bewakingsactiviteiten (1) 1. Op (datum) heeft de burgemeester van (naam gemeente), na advies van de korpschef van de lokale politie, de toestemming verleend voor de inzet van volgende natuurlijke personen om toe te zien op het veilig verloop van het evenement (naam evenement), georganiseerd door (naam organisator) op (datum evenement) te (adres plaats evenement). 2. Deze toestemming is enkel geldig voor onderstaande personen : Als postchef : Naam

Voornaam

Adres

Voornaam

Adres

Als vrijwillige bewakers : Naam

De voorwaarden waaronder vrijwilligers kunnen worden ingezet, bedoeld in de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid en haar uitvoeringsbesluiten en uiteengezet in de punten 4 en 7 van het aanvraagformulier, ingevuld voor het bekomen van deze toestemming, zijn van toepassing. 3. De politiediensten en de bevoegde ambtenaren van FOD Binnenlandse Zaken zijn bevoegd om controle uit te oefenen op de naleving van de wettelijke verplichtingen van de organisatie en van de vrijwilligers. Ze stellen proces-verbaal op indien inbreuken worden vastgesteld. De organisator, de postchef en de uitvoerende vrijwilligers verlenen ten allen tijde hun volledige medewerking bij een eventuele controle. 4. De organisator en de postchef houden een kopie van deze toestemming gedurende de duur van de toezichtstaken van de vrijwilligers op de plaats van het evenement ter beschikking van de diensten, bedoeld onder 3. 5. Voor de veiligheid is het aangewezen dat de met toezicht belaste vrijwilligers als dusdanig herkenbaar zijn door het publiek. Daartoe kunnen ze een herkenningsteken dragen op de kledij of uitgerust zijn met uniforme kledingsstukken. De kleuren van de uniforme kledingsstukken zijn wit, zwart, rood of geel. Met de aangebrachte herkenningstekens of uniforme kledij moet vermeden worden dat er bij het publiek verwarring kan ontstaan met medewerkers die uitsluitend andere dan security-taken uitvoeren of met de uniformen van eventueel professionele bewakingsagenten die, naast vrijwilligers, bij het evenement worden ingezet. De burgemeester of de door hem daartoe aangestelde afgevaardigde, (Naam, voornaam, datum en handtekening)

Bijlage 3 : Incidentmelding bij bewakingsactiviteiten Ondergetekende, korpschef van de lokale politie (naam politiezone) heeft op (datum) bepaald dat in uitvoering van de bepaling, bedoeld in artikel 37 van het Koninklijk besluit van 15 maart 2010 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking volgende feiten die zich hebben voorgedaan in of aan de instelling (naam van de instelling), waar bewakingsactiviteiten plaatsvinden aan de lokale politie moeten gemeld worden, op de wijze, vermeld in deze instructie : (vrij te bepalen of :) - feiten die een wanbedrijf of een misdaad uitmaken; - gebeurtenissen waarvoor de politie- of de hulpdiensten werden opgeroepen. 1. De hierboven bedoelde instellingen zijn cafés, bars, kansspelinrichtingen en gewoonlijke dansgelegenheden, waar bewakingsactiviteiten plaatsvinden en die gelegen zijn op het grondgebied van de gemeenten (gemeenten behorend tot de politiezone). 2. De meldingsplicht staat los van de verplichting om in sommige situaties de politie onmiddellijk te verwittigen. In het kader van de bewakingsactiviteiten zijn de voornaamste : a) Indien zich een toestand voordoet waarbij iemand in een ernstig gevaar verkeert. In dit geval moet eenieder die, hetzij zelf die toestand heeft vastgesteld of hetzij die toestand hem is beschreven, onmiddellijk hulp verlenen. Doet hij dat niet, dan pleegt hij schuldig verzuim. (1) Al naar gelang de omstandigheid kan deze hulp er minstens in bestaan onmiddellijk de politie te verwittigen. b) Een particulier die iemand op heterdaad betrapt bij het plegen van een wanbedrijf of een misdaad, kan deze persoon vasthouden op voorwaarde dat hij onmiddellijk de politie verwittigt en in afwachting dat deze ter plaatse komt. (2) c) De bewakingsagent die controle uitoefent bij de toegang van de instelling, kan in het bezit zijn van een wapen dat hem door de bezitter werd afgegeven. Hij dient onmiddellijk nadat de bezitter het wapen afgaf de politie van deze afgifte in kennis te stellen. (3) In deze drie gevallen dient de politie onmiddellijk verwittigd te worden via het noodnummer 112. Daarnaast dient en incidentmelding te gebeuren, zoals in deze instructie omschreven. 3. Elke, ingevolge deze instructie, verrichtte incidentmelding gebeurt schriftelijk en wel door het invullen van onderstaand invulformulier.


14255

14256


4. Het formulier van incidentmelding dient aan de lokale politie te worden overgemaakt : O uiterlijk om (vast tijdstip) O uiterlijk (tijdspanne) na de feiten. Dit dient te gebeuren : O elektronisch op volgend e-mailadres : (e-mailadres) O per faxbericht via volgend nummer : (faxnummer) O door afgifte op de politiepost te : (adres). 5. Zowel de beheerder van de instelling als de postchef van de bewakingsagenten die er bewakingsactiviteiten uitoefenen zorgen ervoor dat de incidentmeldingen volgens deze instructie plaatsvinden. Indien aan deze meldingplicht niet wordt voldaan kan zowel aan de beheerder als aan de postchef een administratieve sanctie worden opgelegd. 6. Deze instructie blijft van toepassing, zolang ze niet herroepen of door een andere instructie vervangen wordt. 7. Deze instructie werd in dubbel opgemaakt en voor kennisname genaamtekend door (naam en adres), beheerder van de instelling (naam), gelegen te (adres) op (datum), aan wie een exemplaar werd overhandigd. Op zijn beurt stelt de beheerder de postchef van de bewakingsagenten in kennis van deze instructie. (Naam, voornaam, datum en handtekening) (De afgevaardigde van de) Korpschef van de lokale politie te (naam). Voor kennisname, (Naam, voornaam, datum en handtekening) Beheerder van de instelling (naam), gelegen te (adres)

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 1 : Aanvraag toestemming voor het inzetten van vrijwilligers voor het uitvoeren van bewakingsactiviteiten 1. Datum aanvraag : —————————————————— Gegevens over het evenement —————————————————— 2. Naam van het evenement : Precieze beschrijving van de aard van het evenement (sport, folklore, fuif, cultureel, andere...) : .......................................................................................................................................................................................................... Is het de bedoeling dat er tijdens het evenement gedanst wordt ? (Ja/Neen) (*) Plaats van het evenement : (adres + eventuele naam plaats) Datum : Voorzien aanvangsuur : Voorzien einduur : —————————————————— Gegevens over de organisatie —————————————————— 3. Naam organiserende vereniging : Naam, adres, telefoonnummer van de verantwoordelijke van de organisatie : 4. Ondergetekende verklaart dat de organiserende vereniging de afgelopen 12 maanden niet meer dan driemaal een evenement heeft georganiseerd waarbij vrijwilligers werden ingezet. 5. Doet de organiserende vereniging, naast vrijwilligers ook beroep op bewakingsondernemingen? (Ja/Neen) (*). Zoja, welke is de naam van deze bewakingsonderneming(en) ? : —————————————————— Gegevens over de vrijwilligers —————————————————— Naam

Voornaam

Nummer rijksregister

Beroep

Functie in de vereniging

6. De leiding over de vrijwilligers berust bij (naam vrijwilliger) die als postchef optreedt en tijdens het evenement ter plaatse mobiel telefonisch bereikbaar is op het nummer : (telefoonnummer). 7. Ondergetekende verklaart dat de door hem opgegeven vrijwilligers : - geen lid zijn van een politiedienst en er de voorbije 5 jaar geen deel van uitgemaakt hebben, noch het beroep uitoefenen van privédetective of wapenhandelaar; - lid zijn van de organiserende vereniging of er minstens volgende aanwijsbare band mee hebben : .......................................................................................................................................................................................................... - tenminste 18 jaar oud zijn (voor de uitvoerders) en 21 jaar oud zijn (voor de postchef); - onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie of in het andere geval gedurende tenminste drie jaar hun wettige hoofdverblijfplaats in België hebben; - de taak van vrijwilliger slechts sporadisch uitoefenen, niet beschikken over een identificatiekaart als bewakingsagent en geen deel uitmaken van een bewakingsonderneming of een interne bewakingsdienst; - enkel taken zullen uitoefenen van persoonscontrole/verkeersbegeleiding (*). Hij verklaart dat er voor de inzet van de vrijwilligers geen vergoedingen plaatsvinden, hetzij in geld, hetzij in natura, en dit noch aan henzelf, noch aan derden. 8. In bijlage is de fotokopie gevoegd van de voorzijde van het identiteitsbewijs van de vrijwilligers en van diegenen onder hen die hun woonplaats niet hebben in de gemeente behorende tot de politiezone (naam politiezone), eveneens het origineel van het uittreksel uit het strafregister, dat op datum van deze aanvraag maximum zes maanden oud is. Voor echt verklaard, (Naam, voornaam, datum en handtekening aanvrager) Dit aanvraagformulier moet minstens .................... dagen voor de aanvang van het evenement bezorgd zijn aan : .......................................................................................................................................................................................................... (*) schrappen wat niet past.

14257

14258

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bijlage 2 : Toestemming voor het inzetten van vrijwilligers voor het uitvoeren van bewakingsactiviteiten 1. Op (datum) heeft de burgemeester van (naam gemeente), na advies van de korpschef van de lokale politie, de toestemming verleend voor de inzet van volgende natuurlijke personen om toe te zien op het veilig verloop van het evenement (naam evenement), georganiseerd door (naam organisator) op (datum evenement) te (adres plaats evenement). 2. Deze toestemming is enkel geldig voor onderstaande personen : Als postchef : Naam

Voornaam

Adres

Voornaam

Adres

Als vrijwillige bewakers : Naam

De voorwaarden waaronder vrijwilligers kunnen worden ingezet, bedoeld in de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid en haar uitvoeringsbesluiten en uiteengezet in de punten 5 en 7 van het aanvraagformulier, ingevuld voor het bekomen van deze toestemming, zijn van toepassing. Bijzondere voorwaarden : 1. De politiediensten en de bevoegde ambtenaren van FOD Binnenlandse Zaken zijn bevoegd om controle uit te oefenen op de naleving van de wettelijke verplichtingen van de organisatie en van de vrijwilligers. Ze stellen proces-verbaal op indien inbreuken worden vastgesteld. De organisator, de postchef en de uitvoerende vrijwilligers verlenen ten allen tijde hun volledige medewerking bij een eventuele controle. 2. De organisator en de postchef houden een kopie van deze toestemming gedurende de duur van de toezichtstaken van de vrijwilligers op de plaats van het evenement ter beschikking van de diensten, bedoeld onder 1. 3. Voor de veiligheid is het aangewezen dat de met toezicht belaste vrijwilligers als dusdanig herkenbaar zijn door het publiek. Daartoe kunnen ze een herkenningsteken dragen op de kledij of uitgerust zijn met uniforme kledingsstukken. De kleuren van de uniforme kledingsstukken zijn wit, zwart, rood of geel. Met de aangebrachte herkenningstekens of uniforme kledij moet vermeden worden dat er bij het publiek verwarring kan ontstaan met medewerkers die andere dan security-taken uitvoeren of met de uniformen van eventueel professionele bewakingsagenten die, naast vrijwilligers, bij het evenement worden ingezet. De burgemeester of de door hem daartoe aangestelde afgevaardigde, (Datum, naam, voornaam en handtekening)

Bijlage 3 : Incidentmelding bij bewakingsactiviteiten Ondergetekende, korpschef van de lokale politie (naam politiezone) heeft op (datum) bepaald dat in uitvoering van de bepaling, bedoeld in artikel 37 van het Koninklijk besluit van 15 maart 2010 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking volgende feiten die zich hebben voorgedaan in of aan de instelling (naam van de instelling), waar bewakingsactiviteiten plaatsvinden aan de lokale politie moeten gemeld worden, op de wijze, vermeld in deze instructie : - feiten die een wanbedrijf of een misdaad uitmaken; - gebeurtenissen waarvoor de politie- of de hulpdiensten werden opgeroepen. 1. De hierboven bedoelde instellingen zijn cafés, bars, kansspelinrichtingen en gewoonlijke dansgelegenheden, waar bewakingsactiviteiten plaatsvinden en die gelegen zijn op het grondgebied van de gemeenten (gemeenten behorend tot de politiezone). 2. De meldingsplicht staat los van de verplichting om in sommige situaties de politie onmiddellijk te verwittigen. In het kader van de bewakingsactiviteiten zijn de voornaamste : a) Indien zich een toestand voordoet waarbij iemand in een ernstig gevaar verkeert. In dit geval moet eenieder die, hetzij zelf die toestand heeft vastgesteld of hetzij die toestand hem is beschreven, onmiddellijk hulp verlenen. Doet hij dat niet, dan pleegt hij schuldig verzuim. (1) Al naar gelang de omstandigheid kan deze hulp er minstens in bestaan onmiddellijk de politie te verwittigen. b) Een particulier die iemand op heterdaad betrapt bij het plegen van een wanbedrijf of een misdaad, kan deze persoon vasthouden op voorwaarde dat hij onmiddellijk de politie verwittigt en in afwachting dat deze ter plaatse komt. (2) c) De bewakingsagent die controle uitoefent bij de toegang van de instelling, kan in het bezit zijn van een wapen dat hem door de bezitter werd afgegeven. Hij dient onmiddellijk nadat de bezitter het wapen afgaf de politie van deze afgifte in kennis te stellen. (3) In deze drie gevallen dient de politie onmiddellijk verwittigd te worden via het noodnummer 112. Daarnaast dient er een incidentmelding te gebeuren, zoals in deze instructie omschreven.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 3. Elke, ingevolge deze instructie, verrichtte incidentmelding gebeurt schriftelijk en wel door het invullen van onderstaand invulformulier.

14259

14260


4. Het formulier van incidentmelding dient aan de lokale politie te worden overgemaakt : O uiterlijk om (vast tijdstip) O uiterlijk (tijdspanne) na de feiten. Dit dient te gebeuren : O elektronisch op volgend e-mailadres : (e-mailadres) O per faxbericht via volgend nummer : (faxnummer) O door afgifte op de politiepost te : (adres). 5. Zowel de beheerder van de instelling als de postchef van de bewakingsagenten die er bewakingsactiviteiten uitoefenen zorgen ervoor dat de incidentmeldingen volgens deze instructie plaatsvinden. Indien aan deze meldingplicht niet wordt voldaan kan zowel aan de beheerder als aan de postchef een administratieve sanctie worden opgelegd. 6. Deze instructie blijft van toepassing, zolang ze niet herroepen of door een andere instructie vervangen wordt. 7. Deze instructie werd in dubbel opgemaakt en voor kennisname genaamtekend door (naam en adres), beheerder van de instelling (naam), gelegen te (adres) op (datum), aan wie een exemplaar werd overhandigd. Op zijn beurt stelt de beheerder de postchef van de bewakingsagenten in kennis van deze instructie. (Naam, voornaam, datum en handtekening) (De afgevaardigde van de) Korpschef van de lokale politie te (naam). Voor kennisname, (Naam, voornaam, datum en handtekening) Beheerder van de instelling (naam), gelegen te (adres) (1) Verder aangeduid als de wet’. (2) Bij koninklijk besluit van 9 oktober 2008 tot wijziging van het koninklijk besluit van 17 november 2006 betreffende de wapens die gebruikt worden door de ondernemingen, diensten, instellingen en personen bedoeld in de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid (B.S., 22 oktober 2008), hieronder verder aangeduid als KB wapens’; bij koninklijk besluit van 15 maart 2010 tot regeling van bepaalde methodes van bewaking (B.S., 2 april 2010), hieronder verder aangeduid als KB methodes’ en bij koninklijk besluit van 21 december 2006 betreffende de vereisten inzake beroepsopleiding en –ervaring, de vereisten inzake psychotechnisch onderzoek voor het uitoefenen van een leidinggevende of uitvoerende functie in een bewakingsonderneming of interne bewakingsdienst en betreffende de erkenning van de opleidingen, hieronder verder aangeduid als KB opleiding bewaking’. (3) Art. 1, 14° en 15°, KB methodes. (4) Art. 1, 16°, KB methodes. (5) Art. 1, 17°, KB methodes. (6) Art. 1, 13°, KB methodes. (7) Art 2, § 1bis, van de wet. (8) Gedr. St., Kamer van Volksvertegenwoordigers, 1998-99, Memorie van Toelichting, nr. 2027/1, 7. (9) Art. 23, 1°, KB methodes. (10) Art. 23, 2°, KB methodes. (11) Art. 42, KB methodes. (12) Art. 24, eerste lid, KB methodes. (13) Bijlage 2 bij KB methodes. (14) Art. 24, tweede lid, KB methodes. (15) Art. 24, derde lid, KB methodes. (16) Art. 42, KB methodes. (17) Art. 40, 2°, KB methodes. (18) Art. 36, KB methodes. (19) Bijlage 2 bij KB methodes. (20) Art. 3, KB opleiding bewaking.

14261

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD (21) Bijlage 1 bij KB van 12 oktober 2006 tot vaststelling van het model van identificatiekaart, bedoeld in de wet van 10 april 1990 tot regeling van de bijzondere en private veiligheid. (22) Art. 2, KB opleiding bewaking. (23) Bijlage 1 bij KB van 12 oktober 2006 tot vaststelling van het model van identificatiekaart, bedoeld in de wet van 10 april 1990 tot regeling van de bijzondere en private veiligheid. (24) Art. 27, KB methodes. (25) Art. 29, KB methodes. (26) Art. 28, KB methodes. (27) Art. 33, KB methodes. (28) Art. 42, KB methodes. (29) Art. 35, KB methodes. (30) Wet van 21 maart 2007 tot regeling van de plaatsing en het gebruik van bewakingscamera’s. Zo moeten de camerasystemen aangemeld zijn aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en aan de korpschef van de lokale politie van de zone waar die plaats zich bevindt. Er dient bij de toegang ook een pictogram te zijn aangebracht dat aangeeft dat er camerabewaking plaatsvindt. (31) Art. 3 van de wet. (32) Art. 2, KB van 27 juni 1991 houdende vaststelling van nadere regels met betrekking tot de verzekering tot dekking van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de bewakingsondernemingen en de interne bewakingsdiensten. (33) Bijlage 5 bij KB methodes. (34) Art. 38, KB methodes. (35) Art. 39, KB methodes. (36) Art. 6, bewakingsovereenkomst, bijlage 2 bij KB methodes. (37) Bijlage 3 en 4 bij KB methodes. (38) Art. 37, KB methodes. (39) Art. 8, § 6bis van de wet. (40) Art. 22, KB methodes. (41) Art. 42, KB methodes. (42) Art. 8, § 2, zesde lid, van de wet. (43) Art. 30, eerste lid, 1°, van het KB wapens. (44) Art. 30, tweede lid, van het KB wapens. (45) Art. 54, KB wapens. (46) In het kader van artikel 2, § 1bis van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en de bijzondere veiligheid. (47) In het kader van artikel 2, § 1bis van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en de bijzondere veiligheid. (48) Artikel 422bis van het Strafwetboek. (49) Artikel 1, 3°, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis. (50) Artikel 30ter, tweede lid van het koninklijk besluit van 17 november 2006 betreffende de wapens die gebruikt worden door de ondernemingen, diensten, instellingen en personen bedoeld in de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid. (51) Artikel 422bis van het Strafwetboek. (52) Artikel 1, 3°, van de wet van 20 juli 1990 betreffende de voorlopige hechtenis. (53) Artikel 30ter, tweede lid van het koninklijk besluit van 17 november 2006 betreffende de wapens die gebruikt worden door de ondernemingen, diensten, instellingen en personen bedoeld in de wet van 10 april 1990 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.

* SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN

Administration du cadastre, de l’enregistrement et des domaines

Administratie van het kadaster, registratie en domeinen

Publications prescrites par l’article 770 du Code civil

Bekendmakingen voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek [2010/54865]

[2010/54865]

Succession en déshérence de Van de Moere, André Jozef

Erfloze nalatenschap van Van de Moere, André Jozef

Van de Moere, André Jozef, né à Watervliet le 29 mars 1936, célibataire, domicilié à 9100 Sint-Niklaas, Hospitaalstraat 10, est décédé à Sint-Niklaas le 16 mai 1997, sans laisser de successeur connu.

Van de Moere, André Jozef, geboren te Watervliet op 29 maart 1936, ongehuwd, laatst wonende te 9100 Sint-Niklaas, Hospitaalstraat 10, is overleden te Sint-Niklaas op 16 mei 1997, zonder gekende erfopvolgers na te laten.

Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance de Termonde a, par jugement du 3 juin 2010, prescrit les publications et affiches prévues par l’article 770 du Code civil.

Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de btw, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Dendermonde, bij vonnis van 3 juni 2010, de bekendmakingen en aanplakkingen voorzien bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek bevolen.

Malines, le 20 août 2010. Le directeur régional de l’enregistrement et des domaines, M. De Jonghe. (54865)

Mechelen, 20 augustus 2010. De gewestelijke directeur van de registratie en domeinen, M. De Jonghe. (54865)

14262

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD [2010/54892] Succession en déshérence de Stoop, Alfons Jozef

[2010/54892] Erfeloze nalatenschap van Stoop, Alfons Jozef

Stoop, Alfons Jozef, né à Temse le 13 décembre 1920, veuf de Van den Muijsenberg, Petronella, domicilié à 9140 Temse, Velle 85, est décédé à Temse le 5 juin 1998, sans laisser de successeur connu. Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance de Termonde a, par jugement du 3 juin 2010, prescrit les publications et affiches prévues par l’article 770 du Code civil. Malines, le 22 novembre 2010.

Stoop, Alfons Jozef, geboren te Temse op 13 december 1920, weduwnaar van Van den Muijsenberg, Petronella, laatst wonende te 9140 Temse, Velle 85, is overleden te Temse op 5 juni 1998, zonder gekende erfopvolgers na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de btw, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Dendermonde bij vonnis van 3 juni 2010, de bekendmakingen en aanplakkingen voorzien bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek bevolen. Mechelen, 22 november 2010.

Le directeur régional de l’enregistrement et des domaines,

De gewestelijke directeur van de registratie en domeinen,

M. De Jonghe

M. De Jonghe (54892)

(54892)

[2010/54893] Succession en déshérence de Delhez, Olga Marguerite Constance

[2010/54893] Erfloze nalatenschap van Delhez, Olga Marguerite Constance

Mme Delhez, Olga Marguerite Constance, née à Gand le 18 février 1920, veuve de Blavier, Marcel, et de Delaxhe, Joseph, domiciliée à Seraing, rue Renard 352/0062, est décédée à Seraing le 5 juillet 2009, sans laisser de successeur connu. Avant de statuer sur la demande de l’Administration du cadastre, de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance de Liège a, par ordonnance du 2 novembre 2010, prescrit les publications et affiches prévues par l’article 770 du Code civil. Liège, le 22 novembre 2010.

Mevr. Delhez, Olga Marguerite Constance, geboren te Gent op 18 februari 1920, weduwe van Blavier, Marcel en van Delaxhe, Joseph, wonende te Seraing, rue Renard 352/0062, is overleden te Seraing op 5 juli 2009, zonder bekende erfopvolger na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van het kadaster, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Luik, bij beschikking van 2 november 2010, de bekendmakingen en aanplakkingen voorzien bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek bevolen. Luik, 22 november 2010.

Le directeur régional de l’enregistrement et des domaines a.i.,


J. Van Mullen

J. Van Mullen (54893)

(54893)

Succession en déshérence de Frelas, Bruno Fritz

Erfloze nalatenschap van Frelas, Bruno Fritz

M. Frelas, Bruno Fritz, célibataire, né à Gross Sisbek (Allemagne) le 20 octobre 1923, domicilié à Liège, quai Paul Van Hoegarden 2/164, est décédé à Liège le 22 juin 2009, sans laisser de successeur connu. Avant de statuer sur la demande de l’Administration du cadastre, de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance de Liège a, par ordonnance du 27 octobre 2010, prescrit les publications et affiches prévues par l’article 770 du Code civil. Liège, le 22 novembre 2010.

Mijnheer Frelas, Bruno Fritz, ongehuwd, geboren te Gross Sisbek (Duitsland) op 20 oktober 1923, wonende te Luik, quai Paul Van Hoegarden 2/164, is overleden te Luik op 22 juni 2009, zonder bekende erfopvolger na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van het kadaster, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Luik, bij beschikking van 27 oktober 2010, de bekendmakingen en aanplakkingen voorzien bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek bevolen. Luik, 22 november 2010.



J. Van Mullen

J. Van Mullen (54894)

(54894)

Succession en déshérence de Salmon, Pedro

Erfloze nalatenschap van Salmon, Pedro

Salmon, Pedro Jésus Ghislain, célibataire, né à Ottignies le 9 août 1953, domicilié à Dave, rue Saint-Hubert 84, est décédé à Namur le 10 juin 2009, sans laisser de successeur connu. Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance de Namur a, par jugement du 10 novembre 2010, prescrit les publications et affiches prévues par l’article 770 du Code civil. Namur, le 25 novembre 2010.

Salmon, Pedro Jésus Ghislain, ongehuwd, geboren te Ottignies op 9 augustus 1953, wonende te Dave, Sint-Hubertstraat 84, is overleden te Namen op 10 juni 2009, zonder bekende erfopvolger na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de btw, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Namen, bij vonnis van 10 november 2010, de bekendmakingen en aanplakkingen voorzien bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek bevolen. Namen, 25 november 2010.



Michel de Pierpont

Michel de Pierpont (54895)

(54895)

14263


[2011/54925]

[2010/54925] Succession en déshérence de Hauwaert, Simone

Erfloze nalatenschap van Hauwaert, Simone

Mme Hauwaert, Simone, née à Etterbeek le 9 mai 1932, domiciliée à Pau (Espagne), Calle Garbi 34, est décédée à Pau (Espagne) le 30 mars 2007, sans laisser de successeur connu. Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance de Veurne a, par ordonnance du 26 janvier 2011, ordonné les publications et affiches prescrites par l’article 770 du Code civil. Bruges, le 14 février 2011.

Mevr. Hauwaert, Simone, geboren te Etterbeek op 9 mei 1932, woonwachtig te Pau (Spanje), Calle Garbi 34, is overleden te Pau (Spanje) op 30 maart 2007, zonder gekende erfopvolgers na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de btw, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Veurne, bij beschikking van 26 januari 2011, de bekendmakingen en aanplakkingen voorzien bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek bevolen. Brugge, 24 februari 2011.

Le directeur régional de l’enregistrement, M. Spelier.

De gewestelijke directeur van de registratie, M. Spelier. (54925)

(54925)

Succession en déshérence de Ducès, Béatrice Suzanne Julie Marie

Erfloze nalatenschap van Ducès, Béatrice Suzanne Julie Marie

Ducès, Béatrice Suzanne Julie Marie, divorcée, née à Mortsel le 1er juin 1956, domiciliée à Edegem, Gebroeders Van Raemdoncklaan 51, est décédée à Duffel le 14 janvier 2009, sans laisser de successeur connu.

Ducès, Béatrice Suzanne Julie Marie, uit de echt gescheiden, geboren te Mortsel op 1 juni 1956, wonende te Edegem, Gebroeders Van Raemdoncklaan 51, is overleden te Duffel op 14 januari 2009, zonder bekende erfopvolger na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de btw, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen, bij vonnis van 4 februari 2011, de bekendmakingen en aanplakkingen bevolen, voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek. Antwerpen, 18 februari 2011. Voor de gewestelijke directeur van de registratie, De directeur, a.i., C. Windey. (54926)

Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance d’Anvers a, par jugement du 4 février 2011, ordonné les publications et affiches prescrites par l’article 770 du Code civil. Anvers, le 18 février 2011. Pour le directeur régional de l’enregistrement, Le directeur a.i., C. Windey. (54926)

Succession en déshérence de Verstraeten, Frederik Flore

Erfloze nalatenschap van Verstraeten, Frederik Flore

Verstraeten, Frederik Flore, divorcé de Gijsberta Richarda Aleida Calis, né à Merksem le 8 mai 1954, domicilié à Anvers (district Deurne), Bisschoppenhoflaan 274, est décédé à Anvers (district Deurne) le 14 novembre 2008, sans laisser de successeur connu. Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance d’Anvers a, par jugement du 9 février 2011, ordonné les publications et affiches prescrites par l’article 770 du Code civil. Anvers, le 18 février 2011. Pour le directeur régional de l’enregistrement, Le directeur a.i., C. Windey. (54927)

Verstraeten, Frederik Flore, uit de echt gescheiden van Gijsberta, Richarda Aleida Calis, geboren te Merksem op 8 mei 1954, wonende te Antwerpen (district Deurne), Bisschoppenhoflaan 274, is overleden te Antwerpen (district Deurne) op 14 november 2008, zonder bekende erfopvolger na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de btw, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen, bij vonnis van 9 februari 2011, de bekendmakingen en aanplakkingen bevolen, voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek. Antwerpen, 18 februari 2011. Voor de gewestelijke directeur van de registratie, De directeur, a.i., C. Windey. (54927)

Succession en déshérence de Lievens, Roger Dominicus Clara

Erfloze nalatenschap van Lievens, Roger Dominicus Clara

Lievens, Roger Dominicus Clara, divorcé de Andréa Beutels, né à Geel le 14 octobre 1940, domicilié à Rumst, Kapelstraat 112, est décédé à Rumst le 2 avril 2009, sans laisser de successeur connu.

Lievens, Roger Dominicus Clara, uit de echt gescheiden van Andréa Beutels, geboren te Geel op 14 oktober 1940, wonende te Rumst, Kapelstraat 112, is overleden te Rumst op 2 april 2009, zonder bekende erfopvolger na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de btw, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen, bij vonnis van 15 oktober 2010, de bekendmakingen en aanplakkingen bevolen, voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek. Antwerpen, 18 februari 2011. Voor de gewestelijke directeur van de registratie, De directeur, a.i., C. Windey. (54928)

Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance d’Anvers a, par jugement du 15 octobre 2010, ordonné les publications et affiches prescrites par l’article 770 du Code civil. Anvers, le 18 février 2011. Pour le directeur régional de l’enregistrement, Le directeur a.i., C. Windey. (54928)

14264

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Succession en déshérence de Bulens, Victoria

Erfloze nalatenschap van Bulens, Victoria

Bulens, Victoria, veuve de Carolus Verryckt, née à Kontich le 25 février 1919, domiciliée à Mortsel, Meerminne 6, est décédée à Mortsel le 12 avril 2008, sans laisser de successeur connu. Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance d’Anvers a, par jugement du 11 février 2011, ordonné les publications et affiches prescrites par l’article 770 du Code civil. Anvers, le 18 février 2011. Pour le directeur régional de l’enregistrement, Le directeur a.i., C. Windey. (54929)

Bulens, Victoria, weduwe van Carolus Verryckt, geboren te Kontich op 25 februari 1919, wonende te Mortsel, Meerminne 6, is overleden te Mortsel op 12 april 2008, zonder bekende erfopvolger na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de btw, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Antwerpen, bij vonnis van 11 februari 2011, de bekendmakingen en aanplakkingen bevolen, voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek. Antwerpen, 18 februari 2011. Voor de gewestelijke directeur van de registratie, De directeur, a.i., C. Windey. (54929)

Succession en déshérence de Van Nieuwenhuyse, Jean Camille

Erfloze nalatenschap van Van Nieuwenhuyse, Jean Camille

Van Nieuwenhuyse, Jean Camille, né à Elisabethville (Congo) le 22 décembre 1930, divorcé de Tant, Léontine, domicilié à 9230 Wetteren, Smetledesteenweg 35/2, est décédé à Gent le 12 février 2006, sans laisser de successeur connu. Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance de Termonde a, par jugement du 27 janvier 2011, prescrit les publications et affiches prévues par l’article 770 du Code civil. Malines, le 15 février 2011. Le directeur régional de l’enregistrement et des domaines, M. De Jonghe. (54930)

Van Nieuwenhuyse, Jean Camille, geboren te Elisabethville (Congo) op 22 december 1930, echtgescheiden van Tant, Léontine, laatst wonende te 9230 Wetteren, Smetledesteenweg 35/2, is overleden te Gent op 12 februari 2006, zonder gekende erfopvolgers na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de btw, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Dendermonde, bij vonnis van 27 januari 2011, de bekendmakingen en aanplakkingen voorzien bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek bevolen. Mechelen, 15 februari 2011. De gewestelijke directeur van de registratie en domeinen, M. De Jonghe. (54930)

Succession en déshérence de Storme, Albert

Erfloze nalatenschap van Storme, Albert

Storme, Albert, né à Hollain le 17 août 1934, domicilié à 7641 Bruyelle, chaussée de Tournai 27, est décédé à Tournai le 22 mars 2008, sans laisser de successeur connu. Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance de Mons a, par ordonnance du 10 janvier 2011, prescrit les publications et affiches prévues par l’article 770 du Code civil. Mons, le 16 février 2011. Le directeur régional de l’enregistrement a.i., Chr. Honorez. (54931)

Storme, Albert, geboren te Hollain op 17 augustus 1934, wonende te 7641 Bruyelle, chaussée de Tournai 27, is overleden te Tournai op 22 maart 2008, zonder bekende erfopvolger na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de btw, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Tournai, bij beschikking van 2 februari 2011, de bekendmakingen en aanplakkingen voorzien bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek bevolen. Bergen, 16 februari 2011. De directeur van de registratie, Chr. Honorez. (54931)

Succession en déshérence de Delriviere, Albert

Erfloze nalatenschap van Delriviere, Albert

Delriviere, Albert, né à Tournai le 9 août 1929, domicilié à 7503 Froyennes, chaussée de Courtrai 38, est décédé à Tournai le 3 mai 2009, sans laisser de successeur connu. Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance de Tournai a, par ordonnance du 2 février 2011, prescrit les publications et affiches prévues par l’article 770 du Code civil. Mons, le 16 février 2011. Le directeur régional de l’enregistrement a.i., Chr. Honorez. (54932)

Delriviere, Albert, geboren te Tournai op 9 augustus 1929, wonende te 7503 Froyennes, chaussée de Courtrai 38, is overleden te Tournai op 3 mei 2009, zonder bekende erfopvolger na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de btw, registratie en domeinen, namens de Staat, tot inbezitstelling van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Tournai, bij beschikking van 2 februari 2011, de bekendmakingen en aanplakkingen voorzien bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek bevolen. Bergen, 16 februari 2011. De directeur van de registratie, Chr. Honorez. (54932)

14265

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Succession en déshérence de Hansen, Jacqueline Julia Fernande Joséphine

Erfloze nalatenschap van Hansen, Jacqueline Julia Fernande Joséphine

Hansen, Jacqueline Julia Fernande Joséphine, célibataire, née à Tilff le 5 juillet 1931, domiciliée à Woluwe-Saint-Pierre, avenue Edmond Parmentier 201, fille de Jacques Hippolyte Hansen et de Marnef, Marie-Louise Stéphanie (décédés), est décédée à Uccle le 11 mars 1999, sans laisser de successeur connu. Avant de statuer sur la demande de l’Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domaines tendant à obtenir, au nom de l’Etat, l’envoi en possession de la succession, le tribunal de première instance de Bruxelles a, par ordonnance du 30 novembre 2010, prescrit les publications et affiches prévues par l’article 770 du Code civil.

Hansen, Jacqueline Julia Fernande Joséphine, ongehuwd, geboren te Tilff op 5 juli 1931, dochter van Jacques Hyppolite Hansen en van Marie-Louise Marnef, wonende te Sint-Pieters-Woluwe, Edmond Parmentierlaan 201, is overleden te Ukkel op 11 maart 1999, zonder gekende erfopvolger na te laten. Alvorens te beslissen over de vraag van de Administratie van de btw, registratie en domeinen, om namens de Staat de inbezitstelling te bekomen van de nalatenschap, heeft de rechtbank van eerste aanleg van Brussel, bij bevelschrift van 30 november 2010, de bekendmakingen en aanplakkingen, voorgeschreven bij artikel 770 van het Burgerlijk Wetboek bevolen. Brussel, 9 februari 2011. De gewestelijke directeur, P. De Mol. (54933)

Bruxelles, le 9 février 2011. Le directeur régional, P. De Mol. (54933)



[2011/09133] Loi du 15 mai 1987 relative aux noms et prénoms Publication

[2011/09133] Wet van 15 mei 1987 betreffende de namen en voornamen Bekendmaking

Par arrêté royal du 15 février 2011, M. Mohammad, Khaled, né à Peshawar (République islamique du Pakistan) le 17 novembre 1989, demeurant à Schaerbeek, a été autorisé sauf opposition en temps utile sur laquelle il sera statué, à substituer à son nom patronymique celui de « Moyers », après l’expiration du délai de soixante jours à compter de la présente insertion.

Bij koninklijk besluit van 15 februari 2011 is machtiging verleend aan de heer Mohammad, Khaled, geboren te Peshawar (Islamitische Republiek Pakistan) op 17 november 1989, wonende te Schaarbeek, om behoudens tijdig verzet waarover zal beslist worden, zijn geslachtsnaam in die van « Moyers » te veranderen, na afloog van zestig dagen te rekenen van deze bekendmaking.

* SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE [C − 2011/09142] Déménagement du Parquet général Gand A date du 23 février 2011 le Parquet général de Gand se situera à la Savaanstraat 11/101, 9000 Gand. Tél. : 09-234 40 11.

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE [C − 2011/09142] Verhuis Parket-generaal Gent Vanaf 23 februari 2011 bevindt het Parket-generaal van Gent zich in de Savaanstraat 11/101, 9000 Gent. Tel. : 09-234 40 11.



[C − 2011/11080] Loi du 12 juin 1991 relative au crédit à la consommation Suppression d’agrément. — SA FIRST FLANDERS FINANCE

[C − 2011/11080] Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet Schrapping van erkenning. — NV FIRST FLANDERS FINANCE

Par décision du 23 février 2011, l’agrément numéro 200176 de la SA FIRST FLANDERS FINANCE, numéro d’entreprise 0449.918.365, Boomsesteenweg 510A, à 2020 Antwerpen, est supprimé, la société ayant été déclarée en faillite.

Bij beslissing van 23 februari 2011 wordt de erkenning van de NV FIRST FLANDERS FINANCE, ondernemingsnummer 0449.918.365, Boomsesteenweg 510A, te 2020 Antwerpen, erkend onder het nummer 200176, geschrapt, daar de vennootschap failliet werd verklaard.



[C − 2011/11072] Procédure d’octroi de la concession domaniale située au-dessus de la zone BLIGHBANK

[C − 2011/11072] Procedure voor de toekenning van de domeinconcessie die boven de BLIGHBANK-zone ligt

Suite à la publication au Moniteur belge du 17 février 2011 de l’arrêté royal du 3 février 2011 modifiant l’article 3bis de l’arrêté royal du 20 décembre 2000 relatif aux conditions et à la procédure d’octroi des concessions domaniales pour la construction et l’exploitation d’installations de production d’électricité à partir de l’eau, des courants ou des vents, dans les espaces marins sur lesquels la Belgique peut exercer sa juridiction conformément au droit international de la mer, inséré par l’arrêté royal du 17 mai 2004, la procédure d’octroi de la concession domaniale située au-dessus de la zone BLIGHBANK, telle qu’organisée par l’arrêté royal précité du 20 décembre 2000 est rouverte.

Ingevolge de publicatie in het Belgisch Staatsblad van 17 februari 2011 van het koninklijk besluit van 3 februari 2011, tot wijziging van het artikel 3bis van het koninklijk besluit van 20 december 2000 betreffende de voorwaarden en de procedure voor de toekenning van domeinconcessies voor de bouw en de exploitatie van installaties voor de productie van elektriciteit uit water, stromen of winden, in de zeegebieden waarin België rechtsmacht kan uitoefenen overeenkomstig het internationaal zeerecht, ingevoegd door het koninklijk besluit van 17 mei 2004, wordt de procedure voor de toekenning van de domeinconcessie die boven de BLIGHBANK-zone ligt, zoals georganiseerd door het voormeld koninklijk besluit van 20 december 2000, heropend.

FEDERAAL AGENTSCHAP VOOR GENEESMIDDELEN EN GEZONDHEIDSPRODUCTEN [C - 2011/18050]

Liste des médicaments à usage humain auxquels une autorisation de mise sur le marché (AMM) ou enregistrement a été octroyé entre le 1er janvier 2011 et le 31 janvier 2011

DENOMINATION — BENAMING

DETENTEUR D’AUTORISATION — HOUDER VAN DE VERGUNNING

[C - 2011/18050] Lijst van de geneesmiddelen voor menselijk gebruik waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen (VHB) of registratie werd verleend tussen 1 januari 2011 en 31 januari 2011

DATE DE 1re AUTORISATION — DATUM EERSTE VERGUNNING

N° D’AUTORISATION — VERGUNNINGSNUMMER

BASE LEGALE — WETTELIJKE BASIS

DELIVRANCE — AFLEVERING

PRINCIPES ACTIFS — ACTIEVE BESTANDDELEN

ATORVASMYLAN 10 MG

Filmomhulde tablet - Fles HDPE Comprimé pelliculé - Flacon HDPE

MYLAN BVBA/SPRL (BELGIUM)

19/01/2011

BE383652

8

M1

ATORVASTATIN CALCIUM

ATORVASMYLAN 20 MG



19/01/2011

BE383661

8

M1


ATORVASMYLAN 40 MG



19/01/2011

BE383677

8

M1


ATORVASMYLAN 80 MG



19/01/2011

BE383686

8

M1


ATORVASTAGEN 10 MG



19/01/2011

BE383573

8

M1


ATORVASTAGEN 20 MG



19/01/2011

BE383582

8

M1


ATORVASTAGEN 40 MG



19/01/2011

BE383591

8

M1


ATORVASTAGEN 80 MG



19/01/2011

BE383607

8

M1


ATORVASTAMYLAN 10 MG



19/01/2011

BE383616

8

M1





19/01/2011

BE383625

8

M1





19/01/2011

BE383634

8

M1





19/01/2011

BE383643

8

M1


ATORVASTATINE MYLAN 10 MG



19/01/2011

BE383695

8

M1





19/01/2011

BE383704

8

M1





19/01/2011

BE383713

8

M1





19/01/2011

BE383722

8

M1


BOCOUTURE 4 UNITES/0,1 ML

Poeder voor oplossing voor injectie - Injectieflacon glas Poudre pour solution injectable - Flacon verre

MERZ PHARMACEUTICALS GMBH (GERMANY)

11/01/2011

BE383311

0

M1

BOTULINUM TOXIN TYPE A


FORME PHARMACEUTIQUE CONDITIONNEMENT — FARMACEUTISCHE VORM VERPAKKING

14266

AGENCE FEDERALE DES MEDICAMENTS ET DES PRODUITS DE SANTE









FRESENIUS KABI NV (BELGIUM)

21/01/2011

BE383853

8

M1

CIPROFLOXACIN

CIPROFLOXACINE FRESENIUS KABI 400 MG/200 ML

Oplossing voor infusie - Zak PO Freeflex 200 ml Solution pour perfusion - Poche PO Freeflex 200 ml


21/01/2011

BE383862

8

M1

CIPROFLOXACIN

CLARITHROMYCINE AUROBINDO 250 MG

Filmomhulde tablet - Blisterverpakking PVC/PVDC/ALU Comprimé pelliculé - Plaquette thermoformée PVC/PVDC/ALU

AUROBINDO PHARMA LTD (UNITED KINGDOM)

27/01/2011

BE384036

8

M1

CLARITHROMYCINE

CLARITHROMYCINE AUROBINDO 500 MG


AUROBINDO PHARMA LTD (UNITED KINGDOM)

27/01/2011

BE384045

8

M1

CLARITHROMYCINE

EMERPAN 20 MG

Maagsapresistente tablet - Fles HDPE Comprimé gastro-résistant - Flacon HDPE

M.R. PHARMA GMBH (GERMANY)

24/01/2011

BE383896

8

FD

PANTOPRAZOLE SODIUM SESQUIHYDRATE

EMERPAN 20 MG

Maagsapresistente tablet - Blisterverpakking OPA/ALU/PVC/ALU Comprimé gastro-résistant - Plaquette thermoformée OPA/ALU/PVC/ALU


24/01/2011

BE383905

8

FD


HYPOTRIT 5 MG/ML

Oplossing voor injectie - Ampul glas 5 ml Solution injectable - Ampoule verre 5 ml

MPCA BVBA (BELGIUM)

31/01/2011

BE384291

8

M1

URAPIDIL HYDROCHLORIDE

HYPOTRIT 5 MG/ML


MPCA BVBA (BELGIUM)

31/01/2011

BE384307

8

M1


HYPOTRIT 5 MG/ML


MPCA BVBA (BELGIUM)

31/01/2011

BE384316

8

M1


IMMUNOPRIN 100 MG

Filmomhulde tablet - Tablettencontainer PE/plastiek Comprimé pelliculé - Pilulier PE/plastique

EBEWE PHARMA GES.M.B.H NFG.KG (AUSTRIA)

24/01/2011

BE383887

9

M1

AZATHIOPRINE

IMMUNOPRIN 75 MG

Filmomhulde tablet - Tablettencontainer PE/plastiek Comprimé pelliculé - Pilulier PE/plastique

EBEWE PHARMA GES.M.B.H NFG.KG (AUSTRIA)

24/01/2011

BE383871

9

M1

AZATHIOPRINE

JENSONBISOPRO 10 MG


JENSON PHARMACEUTICAL SERVICES LTD (UNITED KINGDOM)

31/01/2011

BE384246

8

M1

BISOPROLOL FUMARATE

JENSONBISOPRO 10 MG



31/01/2011

BE384255

8

M1

BISOPROLOL FUMARATE

JENSONBISOPRO 5 MG



31/01/2011

BE384221

8

M1

BISOPROLOL FUMARATE

JENSONBISOPRO 5 MG



31/01/2011

BE384237

8

M1

BISOPROLOL FUMARATE

JENSONIB 10 MG



31/01/2011

BE384343

8

M1

BISOPROLOL FUMARATE

14267

Oplossing voor infusie - Zak PO Freeflex 100 ml Solution pour perfusion - Poche PO Freeflex 100 ml


CIPROFLOXACINE FRESENIUS KABI 200 MG/100 ML










31/01/2011

BE384352

8

M1

BISOPROLOL FUMARATE

JENSONIB 5 MG



31/01/2011

BE384325

8

M1

BISOPROLOL FUMARATE

JENSONIB 5 MG



31/01/2011

BE384334

8

M1

BISOPROLOL FUMARATE

KESTILUMAR 4 MG

Kauwtablet - Blisterverpakking OPA/ALU/PVC/ALU Comprimé à croquer - Plaquette thermoformée OPA/ALU/PVC/ALU

SIGILLATA LTD (UNITED KINGDOM)

31/01/2011

BE384203

8

M1

MONTELUKAST SODIUM

KESTILUMAR 5 MG

Kauwtablet - Blisterverpakking OPA/ALU/PVC/ALU Comprimé à croquer - Plaquette thermoformée OPA/ALU/PVC/ALU


31/01/2011

BE384212

8

M1

MONTELUKAST SODIUM

KOZYLEX 10 MG

Orodispergeerbare tablet - Blisterverpakking PA/ALU/PVC/ALU Comprimé orodispersible - Plaquette thermoformée PA/ALU/PVC/ALU

DOCPHARMA BVBA (BELGIUM)

10/01/2011

BE383074

8

M1

OLANZAPINE

KOZYLEX 5 MG

Orodispergeerbare tablet - Blisterverpakking PA/ALU/PVC/ALU Comprimé orodispersible - Plaquette thermoformée PA/ALU/PVC/ALU

DOCPHARMA BVBA (BELGIUM)

10/01/2011

BE383065

8

M1

OLANZAPINE

MONTISARTAS 10 MG

Filmomhulde tablet - Blisterverpakking OPA/ALU/PVC/ALU Comprimé pelliculé - Plaquette thermoformée OPA/ALU/PVC/ALU


31/01/2011

BE384194

8

M1

MONTELUKAST SODIUM

MYLANATORGEN 10 MG



19/01/2011

BE383537

8

M1


MYLANATORGEN 20 MG



19/01/2011

BE383546

8

M1


MYLANATORGEN 40 MG



19/01/2011

BE383555

8

M1


MYLANATORGEN 80 MG



19/01/2011

BE383564

8

M1


MYLANATORVASTIGEN 10 MG



19/01/2011

BE383731

8

M1





19/01/2011

BE383747

8

M1





19/01/2011

BE383756

8

M1





19/01/2011

BE383765

8

M1


MYLATORVA 10 MG



21/01/2011

BE383817

8

M1


MYLATORVA 20 MG



21/01/2011

BE383826

8

M1


MYLATORVA 40 MG



21/01/2011

BE383835

8

M1



JENSONIB 10 MG

14268











21/01/2011

BE383844

8

M1


OLANZAPINE ARROW 10 MG

Filmomhulde tablet - Blisterverpakking ALU/PVC/ALU/PA Comprimé pelliculé - Plaquette thermoformée ALU/PVC/ALU/PA

ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE382943

8

M1

OLANZAPINE



ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE382952

8

M1

OLANZAPINE


Orodispergeerbare tablet - Blisterverpakking ALU/PVC/ALU/PA Comprimé orodispersible - Plaquette thermoformée ALU/PVC/ALU/PA

ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE383013

8

M1

OLANZAPINE



ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE382961

8

M1

OLANZAPINE



ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE382977

8

M1

OLANZAPINE



ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE383022

8

M1

OLANZAPINE

OLANZAPINE ARROW 2,5 MG


ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE382882

8

M1

OLANZAPINE



ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE382891

8

M1

OLANZAPINE



ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE382986

8

M1

OLANZAPINE



ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE382995

8

M1

OLANZAPINE



ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE383031

8

M1

OLANZAPINE



ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE382907

8

M1

OLANZAPINE



ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE382916

8

M1

OLANZAPINE



ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE383004

8

M1

OLANZAPINE



ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE382925

8

M1

OLANZAPINE



ARROW APS (DENMARK)

04/01/2011

BE382934

8

M1

OLANZAPINE

14269



MYLATORVA 80 MG








Concentraat voor oplossing voor infusie Injectieflacon glas 25 ml Solution à diluer pour perfusion - Flacon verre 25 ml


10/01/2011

BE383223

8

M4

PACLITAXEL

PACLITAXEL FRESENIUS KABI 6 MG/ML

Concentraat voor oplossing voor infusie Injectieflacon glas 100 ml Solution à diluer pour perfusion - Flacon verre 100 ml


10/01/2011

BE383232

8

M4

PACLITAXEL

PALEXIA 100 MG


GRU¨ NENTHAL NV (BELGIUM)

04/01/2011

BE382821

0

MS

TAPENTADOL HYDROCHLORIDE

PALEXIA 50 MG



04/01/2011

BE382803

0

MS


PALEXIA 75 MG



04/01/2011

BE382812

0

MS


PALEXIA RETARD 100 MG

Tablet met verlengde afgifte - Blisterverpakking PVC/PVDC/ALU/papier/PET Comprimé à libération prolongée - Plaquette thermoformée PVC/PVDC/ALU/ papier/PET


04/01/2011

BE382846

0

MS





04/01/2011

BE382855

0

MS





04/01/2011

BE382864

0

MS





04/01/2011

BE382873

0

MS





04/01/2011

BE382837

0

MS


PANTOGASTRIX 20 MG

Maagsapresistente tablet - Blisterverpakking ALU/ALU Comprimé gastro-résistant - Plaquette thermoformée ALU/ALU

RATIOPHARM BELGIUM S.A.

31/01/2011

BE384081

8

FD


PANTOJENSON 20 MG

Maagsapresistente tablet - Blisterverpakking ALU Comprimé gastro-résistant - Plaquette thermoformée ALU


31/01/2011

BE384097

8

M1


PANTOJENSON 20 MG



31/01/2011

BE384106

8

M1



PACLITAXEL FRESENIUS KABI 6 MG/ML

14270








PANTOJENSON 40 MG



31/01/2011

BE384115

8

M1


PANTOJENSON 40 MG



31/01/2011

BE384124

8

M1


PANTOPRAZOL JENSON PHARMACEUTICAL 20 MG



31/01/2011

BE384133

8

M1





31/01/2011

BE384142

8

M1





31/01/2011

BE384151

8

M1





31/01/2011

BE384167

8

M1


QUETIAPINE REG EUROPE 100 MG


REG EUROPE S.A.R.L. (FRANCE)

12/01/2011

BE383442

8

M1

QUETIAPINE FUMARATE




12/01/2011

BE383451

8

M1

QUETIAPINE FUMARATE




12/01/2011

BE383467

8

M1

QUETIAPINE FUMARATE




12/01/2011

BE383485

8

M1

QUETIAPINE FUMARATE




12/01/2011

BE383476

8

M1

QUETIAPINE FUMARATE




12/01/2011

BE383424

8

M1

QUETIAPINE FUMARATE




12/01/2011

BE383433

8

M1

QUETIAPINE FUMARATE




12/01/2011

BE383494

8

M1

QUETIAPINE FUMARATE




12/01/2011

BE383503

8

M1

QUETIAPINE FUMARATE

REFLUXINE 20 MG

Maagsapresistente tablet - Blisterverpakking OPA/ALU/PVC/ALU Comprimé gastro-résistant - Plaquette thermoformée OPA/ALU/PVC/ALU


18/01/2011

BE383512

8

FD


REFLUXINE 20 MG



18/01/2011

BE383521

8

FD





14271








Filmomhulde tablet - Tablettencontainer HDPE Comprimé pelliculé - Pilulier HDPE

ARROW GENERICS LTD (UNITED KINGDOM)

10/01/2011

BE383162

8

M1

RISPERIDONE

RISPERIDONE ARROW GENERICS 1 MG



10/01/2011

BE383171

8

M1

RISPERIDONE




10/01/2011

BE383187

8

M1

RISPERIDONE




10/01/2011

BE383196

8

M1

RISPERIDONE




10/01/2011

BE383205

8

M1

RISPERIDONE

SILDENAFIL MYLAN 100 MG

Filmomhulde tablet - Blisterverpakking PVC/ALU Comprimé pelliculé - Plaquette thermoformée PVC/ALU


10/01/2011

BE383275

8

M1

SILDENAFIL CITRATE




10/01/2011

BE383257

8

M1

SILDENAFIL CITRATE




10/01/2011

BE383266

8

M1

SILDENAFIL CITRATE

SILDENAFIL QUALIMED 100 MG


QUALIMED (FRANCE)

10/01/2011

BE383302

8

M1

SILDENAFIL CITRATE



QUALIMED (FRANCE)

10/01/2011

BE383284

8

M1

SILDENAFIL CITRATE



QUALIMED (FRANCE)

10/01/2011

BE383293

8

M1

SILDENAFIL CITRATE

TOPOTECAN MYLAN 1 MG/ML

Concentraat voor oplossing voor infusie 1 ml - Injectieflacon glas 2 ml Solution à diluer pour perfusion 1 ml Flacon verre 2 ml


27/01/2011

BE384054

9

M4

TOPOTECAN HYDROCHLORIDE




27/01/2011

BE384063

9

M4





27/01/2011

BE384072

9

M4


URAPIDIL MPCA 5 MG/ML


MPCA BVBA (BELGIUM)

31/01/2011

BE384264

8

M1




MPCA BVBA (BELGIUM)

31/01/2011

BE384273

8

M1



RISPERIDONE ARROW GENERICS 0,5 MG

14272











MPCA BVBA (BELGIUM)

31/01/2011

BE384282

8

M1


YANTIL 100 MG



10/01/2011

BE383101

0

MS


YANTIL 50 MG



10/01/2011

BE383083

0

MS


YANTIL 75 MG



10/01/2011

BE383092

0

MS


YANTIL RETARD 100 MG



10/01/2011

BE383126

0

MS





10/01/2011

BE383135

0

MS





10/01/2011

BE383144

0

MS





10/01/2011

BE383153

0

MS


YANTIL RETARD 50 MG



10/01/2011

BE383117

0

MS


Liste des médicaments à usage humain pour lesquels une autorisation d’importation parallèle a été accordée entre le 1er janvier 2011 et le 31 janvier 2011 DENOMINATION — BENAMING



Lijst van de geneesmiddelen voor menselijk gebruik waarvoor een vergunning voor parallelinvoer is toegekend tussen 1 januari 2011 en 31 januari 2011 DATE DE 1 r e AUTORISATION — DATUM EERSTE VERGUNNING




Tablet - Blisterverpakking PVC/PE/PVDC/ALU Comprimé - Plaquette thermoformée PVC/PE/PVDC/ALU

PI-PHARMA NV

25/01/2011

1637PI0192F003

M1

AMLODIPINE MESILATE MONOHYDRATE

AMLODIPINE EG 5 MG

Tablet - Blisterverpakking PVC/PE/PVDC/ALU Comprimé - Plaquette thermoformée PVC/PE/PVDC/ALU

PI-PHARMA NV

25/01/2011

1637PI0191F003

M1

AMLODIPINE MESILATE MONOHYDRATE

COVERAM 10 MG/10 MG

Tablet - Tablettencontainer PP Comprimé - Pilulier PP

IMPEXECO SA/NV

17/01/2011

1549PI0062F003

M1

AMLODIPINE BESILATE PERINDOPRIL ARGININE

14273

AMLODIPINE EG 10 MG





DATE DE 1 r e AUTORISATION — DATUM EERSTE VERGUNNING




COVERAM 10 MG/5 MG


IMPEXECO SA/NV

17/01/2011

1549PI0060F003

M1


COVERAM 5 MG/10 MG


IMPEXECO SA/NV

17/01/2011

1549PI0061F003

M1


COVERAM 5 MG/5 MG


IMPEXECO SA/NV

17/01/2011

1549PI0059F003

M1


XANAX 0,5 MG

Tablet - Blisterverpakking PVC/ALU Comprimé - Plaquette thermoformée PVC/ALU

PI-PHARMA NV

28/01/2011

1637PI0193F003

M1

ALPRAZOLAM

XANAX 1 MG

Tablet - Blisterverpakking PVC/ALU Comprimé - Plaquette thermoformée PVC/ALU

PI-PHARMA NV

28/01/2011

1637PI0194F003

M1

ALPRAZOLAM

Betekenis van de codes die in de lijsten van de vergunningen voor het in de handel brengen (VHB) of registraties voorkomen Januari 2011 — Menselijk gebruik

Statut légal de délivrance - Wettelijk regime voor de aflevering FD

Médicament NON soumis à prescription conformément aux dispositions de l’article 6, § 1erbis de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments et de l’article 65, § 3 de l’arrêté royal du 14 décembre 2006 concernant les médicaments à usage humain et vétérinaire. Geneesmiddel NIET aan voorschrift onderworpen overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 1bis van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen en artikel 65, § 3 van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik.

M1

Médicament sur prescription dont la délivrance ne peut pas être prolongée conformément aux dispositions de l’article 6, § 1erbis, alinéa 3, 1er tiret, de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments et de l’article 61 de l’arrêté royal du 14 décembre 2006 concernant les médicaments à usage humain et vétérinaire. Geneesmiddel op voorschrift waarvan de aflevering niet verlengbaar is overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 1bis, derde lid, 1ste streep, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen en artikel 61 van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik.

M3

Médicament soumis à prescription médicale avec mentions spéciales conformément aux dispositions de l’article 6, § 1erbis, alinéa 3, 3e tiret, de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments et de l’article 62 de l’arrêté royal du 14 décembre 2006 concernant les médicaments à usage humain et vétérinaire. Geneesmiddel onderworpen aan een medisch voorschrift met bijzondere vermeldingen overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 1bis, derde lid, 3de streep, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen en artikel 62 van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik.

M4

Médicament soumis à prescription médicale restreinte conformément aux dispositions de l’article 6, § 1er bis, alinéa 3, 4e tiret, de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments et de l’article 63 de l’arrêté royal du 14 décembre 2006 concernant les médicaments à usage humain et vétérinaire. Geneesmiddel onderworpen aan een beperkt medisch voorschrift overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 1bis, derde lid, 4de streep, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen en artikel 63 van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik.

MS

M3 ou M3 + M4 selon la grandeur du conditionnement M3 of M3 + M4 in functie van de verpakkingsgrootte Base réglementaire - Wettelijke basis

0

Médicament à usage humain auquel une autorisation de mise sur le marché (AMM) a été octroyée conformément aux dispositions de l’article 6, § 1, troisième alinéa de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments. Geneesmiddel voor menselijk gebruik waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen (VHB) werd verleend overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 1, derde lid van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen.

8

Médicament à usage humain auquel une autorisation de mise sur le marché (AMM) a été octroyée conformément aux dispositions de l’article 6bis, § 1, cinquième alinéa, deuxième tiret de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments.


Signification des codes figurant dans les listes d’autorisations de mise sur le marché (AMM) ou enregistrements Janvier 2011 — Usage humain

14274


Geneesmiddel voor menselijk gebruik waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen (VHB) werd verleend overeenkomstig de bepalingen van artikel 6bis, § 1, vijfde lid, tweede streepje van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen. 9

Médicament à usage humain auquel une autorisation de mise sur le marché (AMM) a été octroyée conformément aux dispositions de l’article 6bis, § 1, septième alinéa de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments. Geneesmiddel voor menselijk gebruik waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen (VHB) werd verleend overeenkomstig de bepalingen van artikel 6bis, § 1, zevende lid van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen.

Liste des médicaments à usage vétérinaire auxquels une autorisation de mise sur le marché (AMM) ou enregistrement a été octroyé entre le 1er janvier 2011 et le 31 janvier 2011








Premix voor gemedicineerd voer - Zak PE Prémelange médicamenteux - Poche PE

ALPHARMA ANIMAL HEALTH BVBA (BELGIUM)

24/01/2011

BE-V383914

R

M

CHLORTETRACYCLINE HYDROCHLORIDE

BAYCOX SHEEP 50 MG/ML

Suspensie voor oraal gebruik - Fles HDPE Suspension buvable - Flacon HDPE

BAYER SA/NV (BELGIUM)

10/01/2011

BE-V383241

R

M

TOLTRAZURIL

FIPROCAT 50 MG

Spot-on oplossing Pipet PP/PET/ALU/PET 0,5 ml Solution pour spot-on - Pipette PP/PET/ALU/PET 0,5 ml

IDT BIOLOGIKA GMBH (GERMANY)

12/01/2011

BE-V383327

H

F

FIPRONIL

FIPRODOG 134 MG

Spot-on oplossing Pipet PET/PP/PET/ALU 1,34 ml Solution pour spot-on - Pipette PET/PP/PET/ALU 1,34 ml


12/01/2011

BE-V383345

H

F

FIPRONIL

FIPRODOG 268 MG



12/01/2011

BE-V383354

H

F

FIPRONIL

FIPRODOG 402 MG



12/01/2011

BE-V383363

H

F

FIPRONIL

FIPRODOG 67 MG



12/01/2011

BE-V383336

H

F

FIPRONIL

FIPROSPOT 134 MG



12/01/2011

BE-V383397

H

F

FIPRONIL

FIPROSPOT 268 MG



12/01/2011

BE-V383406

H

F

FIPRONIL

FIPROSPOT 402 MG



12/01/2011

BE-V383415

H

F

FIPRONIL

FIPROSPOT 50 MG

Spot-on oplossing Pipet PP/PET/ALU/PET 0,5 ml Solution pour spot-on - Pipette PP/PET/ALU/PET 0,5 ml


12/01/2011

BE-V383372

H

F

FIPRONIL

14275

AUROFAC GRANULAR 250 MG/G



Lijst van de geneesmiddelen voor diergeneeskundig gebruik waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen (VHB) of registratie werd verleend tussen 1 januari 2011 en 31 januari 2011

14276



DETENTEUR D’AUTORISATION — HOUDER VAN DE VERGUNNING IDT BIOLOGIKA GMBH (GERMANY)

Signification des codes figurant dans les listes d’autorisations de mise sur le marché (AMM) ou enregistrements Janvier 2011 — Usage vétérinaire





12/01/2011

BE-V383381

H

F

PRINCIPES ACTIFS — ACTIEVE BESTANDDELEN FIPRONIL

Betekenis van de codes die in de lijsten van de vergunningen voor het in de handel brengen (VHB) of registraties voorkomen Januari 2011 — Diergeneeskundig gebruik

Statut légal de délivrance - Wettelijk regime voor de aflevering F

Médicament NON soumis à prescription conformément aux dispositions de l’article 6, § 1erbis, de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments. Geneesmiddel NIET aan voorschrift onderworpen overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 1bis, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen.

M

Médicament soumis à prescription conformément aux dispositions de l’article 6, § 1erbis, de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments et de l’article 188 de l’arrêté royal du 14 décembre 2006 concernant les médicaments à usage humain et vétérinaire. Geneesmiddel aan voorschrift onderworpen overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 1bis, van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen en artikel 188 van het koninklijk besluit van 14 december 2006 betreffende geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik. Base réglementaire - Wettelijke basis

H (Hybrid)

Médicament à usage vétérinaire auquel une autorisation de mise sur le marché (AMM) a été octroyée conformément aux dispositions de l’article 6bis, § 6, sixième alinéa; de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments. Geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen (VHB) werd verleend overeenkomstig de bepalingen van artikel 6bis, § 6, zesde lid van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen.

R (Reference)

Médicament à usage vétérinaire auquel une autorisation de mise sur le marché (AMM) a été octroyée conformément aux dispositions de l’article 6bis, § 6, cinquième alinéa, deuxième tiret de la loi du 25 mars 1964 sur les médicaments. Geneesmiddel voor diergeneeskundig gebruik waarvoor een vergunning voor het in de handel brengen (VHB) werd verleend overeenkomstig de bepalingen van artikel 6bis, § 6, vijfde lid, tweede streep van de wet van 25 maart 1964 op de geneesmiddelen.


FIPROSPOT 67 MG


14277



VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE JOBPUNT VLAANDEREN [2011/200934] Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een wetenschappelijk adviseur bij Kind en Gezin Onze organisatie Kind en Gezin (http://www.kindengezin.be) is een intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid (IVA rp) met ongeveer 1 400 personeelsleden. Ze behoort tot het beleidsdomein ″Welzijn, Volksgezondheid en Gezin″. De missie van Kind Gezin is : ″Samen met haar partners, voor elk kind, waar en hoe het ook geboren is of opgroeit, zoveel mogelijk kansen creëren″. Kind en Gezin heeft als opdracht de levenskansen, het welzijn en de gezondheid van het kind te behartigen en de ouders te ondersteunen bij de zorg voor hun kind. Twee waarden staan centraal in onze dienstverlening : respect voor de rechten van het kind - respect voor diversiteit. Om deze opdracht te vervullen is Kind en Gezin actief op drie beleidsdomeinen; Preventieve gezinsondersteuning (met onder meer de consultatiebureaus voor het jonge kind, maar ook kinderrechten, preventie van kindermishandeling en van ongevallen,...), Kinderopvang (opvang voor kinderen van 0 tot 12 jaar) en Adoptie (binnenlandse en interlandelijke adopties van minderjarigen). Jouw functie : Inhoudelijk en/of methodologisch concipiëren, begeleiden en/of uitvoeren van studieopdrachten en onderzoeken met een menswetenschappelijke dimensie en op de domeinen waarop Kind en Gezin actief is (pre- en perinatale zorg, preventieve gezinsondersteuning, kinderopvang en adoptie). Jouw profiel : Om deel te nemen aan de selectieprocedure moet uiterlijk op 1 mei 2011 voldaan zijn aan alle voorwaarden : • Beschikken over een universitair diploma in de menswetenschappen of • werken als ambtenaar op niveau A in de rang A2 bij de diensten van de Vlaamse overheid of • werken als ambtenaar op niveau A in de rang A1 binnen de diensten van de Vlaamse overheid met minstens zes jaar relevante ervaring met betrekking tot de inhoudelijke materie. De laatste vijf jaar professionele ervaring opgedaan hebben in het begeleiden en uitbesteden van (wetenschappelijk) onderzoek en rapportering. Dit houdt onder meer in dat de kandidaat uit volgende resultaatsgebieden elementen kan voorleggen : — opvolgen van wetenschappelijk onderzoek m.b.t. de kerndomeinen van Kind en Gezin : de kandidaat kan meerdere recente onderzoeken of externe projecten aanbrengen waarbij hij/zij bijvoorbeeld : o stuurgroepvergaderingen m.b.t. het uitbestede onderzoek voorzit of bijwoont; o (tussentijdse) rapportering van wetenschappelijk onderzoek m.b.t. kinderen en hun leefwereld kritisch naleest en suggesties tot bijsturing doet; o onderzoekers, stagiairs, studenten,... advies verleent m.b.t. hun onderzoek; — begeleiden en opvolgen van uitbesteed wetenschappelijk onderzoek m.b.t. preventieve zorg, kinderopvang en adoptie binnen de context van een agentschap van de Vlaamse overheid : de kandidaat dient minstens enkele van volgende stappen te hebben opgenomen en dit voor : o zowel kwantitatief als kwalitatief wetenschappelijk onderzoek; o onderzoeksopdrachten van verschillende (financiële) omvang en dus met verschillende te volgen procedures in kader van de wet op de overheidsopdrachten; o onderzoeksopdrachten die respectievelijk aan universitaire en aan commerciële organisaties (b.v. marktonderzoeksbureau) zijn toegewezen; o administratieve opvolging van de lopende onderzoeken, incl. het budgettaire luik; o publicaties m.b.t. kinderen in Vlaanderen en hun leefwereld in de ruime betekenis : de kandidaat moet minstens één actuele publicatie kunnen voorleggen waarvan de kandidaat zelf het concept uitwerkte, de inhoudelijke samenstelling deed, de teksten schreef en de lay-out mee bepaalde. Deze publicatie is gebaseerd op gegevens van meerdere databanken of onderzoeksresultaten op uiteenlopende databanken (cijfergegevens en inhoudelijke bespreking, waar mogelijk ook in internationaal perspectief). Daarnaast moet de kandidaat meegewerkt hebben aan verschillende andere publicaties of onderzoeksrapporten en actief onderzoeksresultaten op congressen of studiedagen hebben gepresenteerd; — netwerken : de kandidaat heeft een uitgebreid netwerk op verschillende niveaus en dit minstens : o binnen verschillende Vlaamse universiteiten en gerelateerde entiteiten; o en binnen meerdere entiteiten van de Vlaamse overheid betrokken bij onderzoek en gegevensverzameling (b.v. studiedienst van de Vlaamse Regering, Steunpunt WvG,...); o en binnen internationale organisaties een aansturende rol hebben Activiteiten die hieronder worden begrepen zijn b.v. actief medeorganiseren van internationale workshops, administratieve opvolging van een formeel internationaal netwerk,... Een aantal concrete referentiepersonen wordt opgeven die zo nodig kunnen gecontacteerd worden i.k.v. de kandidatuurstelling en selectieprocedure; — actieve deelname aan vergaderingen m.b.t. beleidsvoorbereidende initiatieven over de kerndomeinen van Kind en Gezin (b.v. strategische planningsoefeningen, programmatie-oefeningen, klantenbevragingen,...) hetzij binnen het agentschap Kind en Gezin, hetzij op niveau van het beleidsdomein Welzijn en Volksgezondheid, hetzij binnen een andere overheidscontext;

14278

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD — adviseren bij de realisatie van modules voor beleidsinformatie en modules voor operationele werking van informaticasystemen binnen het agentschap Kind en Gezin of aanverwante sectoren voor het registreren van en rapporteren over gegevens m.b.t. kinderen en hun leefomgeving; — inhoudelijk ondersteunen bij het beantwoorden van persvragen, parlementaire vragen, vragen van het management,... — ... De kandidaat dient de relevantie van de beroepservaring voor de vacante betrekking aan te tonen. Voor de berekening van de relevante beroepservaring worden deeltijdse prestaties als voltijds beschouwd. Ons aanbod : • de geselecteerde kandidaat wordt aangesteld in de graad van adviseur (rang A2) met de bijhorende salarisschaal A211; • een gratis hospitalisatieverzekering, gratis woon-werk verkeer met het openbaar vervoer, enz. • 35 verlofdagen; • uitgebreide opleidings- en ontwikkelingsmogelijkheden; • stimulerende werkomgeving in een open cultuur; • vlot bereikbaar met het openbaar vervoer; • ligging dichtbij het Zuidstation; • eigen Sociale Dienst; • maaltijdcheque per gepresteerde dag. Hoe solliciteren ? De vacature wordt gepubliceerd op de site van de interne arbeidsmarkt, de website van Kind en Gezin, het intranet en het Belgisch Staatsblad. Geïnteresseerde personen moeten zich kandidaat stellen met een gestandaardiseerd kandidaatstellingsformulier en een sollicitatiebrief. Het sollicitatieformulier en de sollicitatiebrief worden bij voorkeur elektronisch verzonden aan [email protected] met als onderwerp : vacature wetenschappelijk adviseur. Vergeet niet de motivatie en de vereiste ervaring en deskundigheid duidelijk weer te geven. Na ontvangst van de kandidatuur wordt aan de kandidaat een ontvangstbewijs verstuurd per e-mail. Het sollicitatieformulier en de sollicitatiebrief kunnen ook met de post verzonden worden aan : Kind en Gezin Dienst HRM (vacature wetenschappelijk adviseur) Hallepoortlaan 27 1060 Brussel De poststempel geldt als datum van afgifte. De uiterste sollicitatiedatum is 13 maart 2011. Ondersteunende maatregelen voor personen met een arbeidshandicap. Kind en Gezin wil personen met een arbeidshandicap gelijke kansen bieden om te solliciteren. Heb je een arbeidshandicap en wens je extra ondersteuning tijdens de sollicitatieprocedure ? Neem dan gerust contact op met HRM op het nummer 02-533 13 06 of stuur een e-mail naar [email protected] Meer weten ? Bijkomende informatie over de vacature kunnen de kandidaten bekomen bij Ingrid Bombay, afdelingshoofd Algemene Diensten, op het telefoonnummer 02-533 14 20 of via mail [email protected] Met vragen over de functiespecifieke selectieprocedure kunnen de kandidaten terecht bij Dave Claerhout, medewerker HRM, op het telefoonnummer 02-533 12 63 of via mail [email protected]

* JOBPUNT VLAANDEREN [2011/200939 ] Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving van een coördinator-expert - acquisitiebeleid bij stad Gent Coördinator-expert acquisitiebeleid In statutair dienstverband bij de Dienst Economie - Departement Werk & Economie - niveau A Uw functie : als coördinator-expert (m/v) binnen de Dienst Economie werkt u samen met andere economische actoren om ondernemingen aan te trekken en Gent te promoten als vestigingsstad. U bouwt hiervoor uw kennis uit over zowel potentiële klanten als over lokale troeven en mogelijkheden. U werkt een strategie uit voor het positioneren van Gent in het algemeen en op de kantorenmarkt in het bijzonder. Voorwaarden : u bent in het bezit van een masterdiploma en twee jaar relevante werkervaring. De overige voorwaarden kan u terugvinden op onze website www.gent.be/solliciteren Ons aanbod : wij bieden uitdaging en variatie, de mogelijkheid tot permanente vorming, initiatiefname en diverse interne en externe contacten. Voor de graad van coördinator-expert (m/v) bieden we een brutoaanvangswedde van 3321,91 euro per maand. Deze wedde is eventueel vermeerderbaar met relevante anciënniteit en wordt verhoogd met reglementaire vergoedingen en bijkomende extralegale voordelen (hospitalisatieverzekering, maaltijdcheques, enz.). Interesse ? solliciteer online voor deze vacature via onze website www.gent.be/solliciteren. U vindt er ook meer informatie terug over de functie, voorwaarden en selectieprocedure. De uiterste inschrijvingsdatum voor deze selectieprocedure is 15 maart 2011. Dienst Rekrutering & Selectie - Administratief Centrum Portus, Keizer Karelstraat 1, 9000 Gent, tel. 09-266 75 60, [email protected] - www.gent.be/solliciteren Stad Gent selecteert kandidaten op basis van hun competenties en maakt geen onderscheid op basis van hun leeftijd, geslacht, etnische afkomst, geloof, handicap, nationaliteit, enz.

14279


COMMUNAUTE FRANÇAISE — FRANSE GEMEENSCHAP MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C − 2011/29092] Appel aux candidatures pour des emplois du personnel administratif à pourvoir dans les Hautes Ecoles de la Communauté franç aise Année académique 2011-2012 Conformément aux dispositions du décret du 20 juin 2008 relatif aux membres du personnel administratif des Hautes Ecoles, des Ecoles supérieures des Arts et des Instituts supérieurs d’Architecture organisés ou subventionnés par la Communauté franç aise (htpp://www.gallilex.cfwb.be), le Gouvernement fera, au cours de l’année académique 2011-2012, appel à des candidats à une désignation à titre temporaire pour les besoins administratifs des Hautes Ecoles de la Communauté franç aise. I. Fonctions de recrutement (rang 1) à conférer à titre temporaire Les fonctions de recrutement de rang 1 à conférer à titre temporaire sont : 1. Fonctions de niveau 1 : attaché; 2. Fonctions de niveau 2+ : adjoint administratif; 3. Fonctions de niveau 2 : agent administratif de niveau 2; 4. Fonctions de niveau 3 : agent administratif de niveau 3. II. Titres requis pour les fonctions mentionnées ci-dessus : 1. Pour les fonctions de niveau 1 : a) le grade de docteur, de médecin, de médecin vétérinaire ou de master, délivrés conformément à la législation des grades académiques; b) un autre grade de master délivré par l’enseignement supérieur de type long, ou par un jury d’enseignement supérieur constitué par le Gouvernement; c) le grade de master sanctionnant des études artistiques de deuxième cycle de type long; d) le diplôme délivré par l’Ecole royale militaire, à l’issue d’un deuxième cycle d’études. 2. Pour les fonctions de niveau 2+ : a) un des diplômes conférés, à l’issue d’études supérieures de type court, conformément au décret du 2 juin 2006 établissant les grades académiques délivrés par les Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté franç aise; b) le grade de bachelier sanctionnant des études artistiques de type court; c) le grade de bachelier sanctionnant des études artistiques de premier cycle de type long. 3. Pour les fonctions de niveau 2 : le certificat d’enseignement secondaire supérieur. 4. Pour les fonctions de niveau 3 : le certificat d’enseignement secondaire du deuxième degré. Remarque : sont également pris en considération : 1. les diplômes correspondants délivrés par l’enseignement de promotion sociale; 2. les diplômes étrangers reconnus équivalents en application de la législation ou ayant fait l’objet d’une décision de reconnaissance professionnelle en application de directives européennes. III. Définitions : Pour la bonne compréhension de la suite du présent appel, il y a lieu d’entendre par : Emploi vacant : tout emploi organique qui n’est pas attribué à un membre du personnel nommé à titre définitif ou désigné à titre temporaire pour une durée indéterminée. Changement d’affectation : opération statutaire permettant à un membre du personnel administratif nommé ou engagé à titre définitif d’obtenir un autre emploi de la même fonction et du même niveau dans un autre établissement (HE, ISA, ESA) au sein du même pouvoir organisateur (cfr. décret du 20.06.2008, article 2, 17°). Demande de réaffectation : opération statutaire permettant à un membre du personnel administratif nommé ou engagé à titre définitif mis en disponibilité par défaut d’emploi d’obtenir un autre emploi de la même fonction et du même niveau dans un autre établissement (HE, ISA, ESA) au sein du même pouvoir organisateur (cfr. décret du 20.06.2008, article 2, 18°). IV. Positions administratives des candidats : Les emplois vacants (**) des fonctions de rang 1 visés par le présent appel sont accessibles aux : a) Membres du personnel nommés à titre définitif : DCA* - par changement d’affectation; DRA* - par demande de réaffectation (pour les membres du personnel en disponibilité par défaut d’emploi); b) Candidats à une désignation à titre temporaire : CTDI* - à durée indéterminée : seuls les candidats désignés à durée déterminée pour l’année académique 20102011 dans un emploi déclaré vacant lors de l’appel au Moniteur belge du 1er mars 2010 peuvent être désignés à durée indéterminée dans l’emploi vacant qu’ils occupaient, à condition que leur rapport sur la manière de servir établi par le directeur de l’établissement porte la mention « a satisfait »; CTDD* - à durée déterminée. V. Conditions requises : Nul ne peut être désigné à titre temporaire, s’il ne remplit les conditions suivantes au moment de la désignation : 1° Etre Belge ou ressortissant d’un autre Etat membre de l’Union européenne, sauf dérogation accordée par le Gouvernement; 2° Etre d’une conduite répondant aux exigences de la fonction; 3° Jouir des droits civils et politiques; 4° Avoir satisfait aux lois sur la milice; 5° Etre porteur d’un des titres de capacité pour la fonction à conférer mentionnés à l’article au titre II ci-dessus; 6° Satisfaire aux dispositions légales et réglementaires relatives au régime linguistique; 7° Avoir introduit sa candidature dans la forme et le délai fixés par l’appel aux candidatures;

14280

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 8° Ne pas faire l’objet d’une suspension disciplinaire ou d’une mise en non activité disciplinaire dans une fonction de membre du personnel administratif au sein du pouvoir organisateur concerné, ni faire l’objet d’une constatation d’incompatibilité visée selon le cas à l’article 73 ou à l’article 106 du décret du 20 juin 2008 précité;

9° Ne pas avoir fait l’objet d’une révocation ou d’un licenciement pour faute grave en qualité de membre du personnel administratif au sein du pouvoir organisateur concerné.

VI. Forme de la candidature et documents à annexer : A ENVOYER A L’ADMINISTRATION SOUS PLI RECOMMANDE Adressé au : Ministère de la Communauté franç aise Direction générale des personnels de l’enseignement de la Communauté franç aise Direction de la carrière des personnels Boulevard Léopold II 44, (3e étage) - bureau 3E312 1080 BRUXELLES 1. la candidature rédigée à l’aide du formulaire approprié « ACTE DE CANDIDATURE » annexe 1re : Modèle 1 ou Modèle 2. 2. le(s) tableau(x) des emplois vacants, complétés par vos soins (1 tableau par établissement). 3. une copie du (des) diplôme(s) ou certificat(s) requis (sauf si le diplôme a été envoyé précédemment). Les personnes qui achèvent la dernière année d’études peuvent introduire leur candidature dès cette année, mais doivent joindre une attestation de fréquentation des cours établie par le chef d’établissement. Toutefois, leur candidature ne sera prise en compte qu’après avoir envoyé à l’administration l’attestation de réussite du cycle d’études correspondant. Si le candidat sollicite plusieurs établissements, il établira une demande séparée pour chaque établissement dans un seul envoi recommandé. Remarque : L’extrait de casier judiciaire ne doit pas être joint à la candidature. Toutefois, si le candidat reç oit la notification de sa désignation, il devra dans les deux mois de la date de sa réception envoyer un extrait de casier judiciaire (modèle II) pour que sa désignation devienne effective. A ENVOYER A CHAQUE ETABLISSEMENT CONCERNE (envoi non recommandé adressé au secrétaire administrateur) 1. copie de la candidature rédigée à l’aide du formulaire approprié « ACTE DE CANDIDATURE » annexe 1re : Modèle 1 ou Modèle 2. 2. copie de(s) tableau(x) des emplois vacants, complétés par vos soins. 3. une copie du (des) diplôme(s) ou certificat(s) requis (sauf si le diplôme a été envoyé précédemment). 4. Annexe 2 : état des services ainsi que les différentes justifications d’expérience professionnelle en rapport avec la fonction à conférer VII. Durée de validité du présent appel : J’attire votre attention sur le fait que ces demandes doivent être introduites, à peine de nullité, par lettre recommandée à la poste, le 18 mars 2011 au plus tard (la date de la poste faisant foi) à l’adresse suivante : Ministère de la Communauté franç aise - Direction générale des personnels de l’enseignement de la Communauté franç aise boulevard Léopold II 44 - bureau 3E312 - 1080 BRUXELLES VIII. Liste des emplois vacants : 1. HAUTE ECOLE DE BRUXELLES (Chaussée de Waterloo 749, à 1180 Bruxelles) Emploi n°

Niveau

Nature de la charge

Lieu

Description de la fonction

Volume de la charge

PA 11.1.01

1

Attaché

Bruxelles

Coordination de la qualité

1/2

PA 11.1.02

1

Attaché

Bruxelles

Services administratifs

HC

PA 11.1.03

2+

Adjoint administratif

Bruxelles

Service informatique

HC

PA 11.1.04

2+


Bruxelles


HC

PA 11.1.05

2+


Bruxelles

bibliothécaire

1/2

PA 11.1.06

2+


Bruxelles


1/2

PA 11.1.07

2+


Bruxelles


HC

PA 11.1.08

2+


Bruxelles

Service social

1/2

PA 11.1.09

2+


Bruxelles


1/2

PA 11.1.10

2+


Bruxelles


HC

14281

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Titres et compétences requis : 11.1.1

Licencié(e) en langues et littératures romanes ou Master en langues et littératures franç aises et romanes

11.1.2.

Licencié(e) ou master en droit, ou en administration publique, ou en sciences politiques ou en sciences administratives, ou en sciences économiques, ou en sciences de gestion, ou en sciences de l’entreprise, ou en sciences commerciales et financières, ou en sciences commerciales et consulaires, ou ingénieur social ou de gestion

11.1.3.

Gradué(e) ou bachelier à orientation informatique

11.1.4.

Gradué(e) ou bachelier à orientation informatique.

11.1.5.

Gradué(e) ou bachelier bibliothécaire documentaliste

11.1.6.

Gradué(e) ou bachelier en secrétariat de direction, ou en droit, ou en gestion, ou en relations publiques, ou en sciences administratives et gestion publique, ou bibliothécaire documentaliste, ou assistant social, ou conseiller social.

11.1.7.


11.1.8.

Gradué(e) assistant social, ou conseiller social.

11.1.9.


11.1.10


2. HAUTE ECOLE PAUL-HENRI SPAAK (rue Royale 150, à 1000 Bruxelles) Emploi n°

Niveau

Nature de la charge

Lieu


Volume de la charge

PA 11.2.01

2

Agent administratif

Bruxelles


HC

PA 11.2.02

3

Agent administratif

Bruxelles


HC

PA 11.2.03

2

Agent administratif

Bruxelles


HC

PA 11.2.04

1

Attaché

Bruxelles

Service juridique

HC

PA 11.2.05

2

Agent administratif

Bruxelles


HC

PA 11.2.06

2

Agent administratif

Bruxelles


HC

PA 11.2.07

2

Agent administratif

Bruxelles


HC

Titres et compétences requis : PA 11.2.1 CESS PA 11.2.2 CESI PA 11.2.3 CESS PA 11.2.4 Master en droit PA 11.2.5 CESS PA 11.2.6 CESS PA 11.2.7 CESS 3. HAUTE ECOLE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE DU HAINAUT (rue Pierre-Joseph Dumenil 4, à 7000 Mons) Emploi n°

Niveau

Nature de la charge

Lieu


Volume de la charge

PA 11.3.01

2+


Ms/To


HC

PA 11.3.02

2+


Ms/To

Service bibliothèque

HC

PA 11.3.03

2+


Ms/To

Service bâtiments

HC

PA 11.3.04

2+


Ms/To


HC

PA 11.3.05

2+


Ms/To

Service du personnel

HC

PA 11.3.06

2+


Ms/To


HC

PA 11.3.07

2+


Ms/To

Service comptabilité

HC

14282

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 3. HAUTE ECOLE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE DU HAINAUT (rue Pierre-Joseph Dumenil 4, à 7000 Mons) Emploi n°

Niveau

Nature de la charge

Lieu


Volume de la charge

PA 11.3.08

2+


Ms/To

Service social

HC

PA 11.3.09

2+


Ms/To

Service social

HC

PA 11.3.10

2+


Ms/To


HC

PA 11.3.11

2+


Ms/To

Service étudiant

HC

PA 11.3.12

2+


Ms/To


HC

PA 11.3.13

2

Agent administratif

Ms/To


HC

PA 11.3.14

2

Agent administratif

Ms/To


HC

PA 11.3.15

2

Agent administratif

Ms/To


HC

PA 11.3.16

2

Agent administratif

Ms/To


HC

PA 11.3.17

2

Agent administratif

Ms/To


HC

PA 11.3.18

3

Agent administratif

Ms/To


HC

PA 11.3.19

3

Agent administratif

Ms/To


HC

PA 11.3.20

3

Agent administratif

Ms/To


1/2

4. HAUTE ECOLE CHARLEMAGNE (rue des Rivageois 6, à 4000 Liège) Emploi n°

Niveau

Nature de la charge

Lieu


Volume de la charge

PA 11.4.01

2+


Liège

Bibliothécaire - documentaliste

HC

PA 11.4.02

2+


Liège

Assistante sociale

1/2

PA 11.4.03

3

Agent administratif

Gembloux

Administration

HC

Titres et compétences requis : PA 11.4.01 Graduat/Bachelier bibliothécaire- documentaliste PA 11.4.02 Graduat/Bachelier Assistante sociale PA 11.4.02 CESI

5. HAUTE ECOLE ROBERT SCHUMAN (avenue de Luxembourg 101, à 6700 Arlon) Emploi n°

Niveau

Nature de la charge

Lieu


Volume de la charge

PA 11.5.01

2+


Libramont

Services administratifs - Gestion dossiers étudiants - coordination

HC

PA 11.5.02

2

Agent administratif

Arlon

Services administratifs – reprographie

HC

PA 11.5.03

2

Agent administratif

Libramont

Services administratifs reprographie

1/2

PA 11.5.04(*)

2

Agent administratif

Arlon

Conseiller en prévention

1/2

14283

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD (*) Une ou plusieurs formations dans le domaine est requise. 6. HAUTE ECOLE ALBERT JACQUARD (square Arthur Masson 1, 5000 Namur) Emploi n°

Niveau

Nature de la charge

Lieu


Volume de la charge

PA.11.6.01

2+


Namur

Secrétariat étudiants

HC

PA.11.6.02

2+


Namur

Organisation du travail du personnel ouvrier

HC

PA.11.6.03

2+


Namur

Responsable du réseau informatique

HC

PA.11.6.04

2+


Namur

Administration et maintenance du réseau informatique

HC

PA.11.6.05

2+


Namur

Secrétariat de direction

HC

PA.11.6.06

2

Agent administratif

Namur

Services administratifs : comptabilité

HC

PA.11.6.07

2

Agent administratif

Namur

Administration réseau et gestion du parc informatique

HC

PA.11.6.08

2

Agent administratif

Namur

Assistance administrative pour réseau et maintenance du parc informatique

HC

PA.11.6.09

2

Agent administratif

Namur


HC

PA.11.6.10

3

Agent administratif

Namur


HC

Titres requis : PA.11.6.01 : Educateur spécialisé PA.11.6.02 : graduat Tourisme d’agences et de loisirs PA.11.6.03 : AESI géographie-chimie-biologie PA.11.6.04 : graduat en comptabilité -fiscalité PA.11.6.05 : bachelier en secrétariat de direction - option entreprise/administration PA.11.6.06 : CESS PA.11.6.07 : CESS PA.11.6.08 : CESS PA.11.6.09 : CESS PA.11.6.10 : Certificat de qualification de 4e année enseignement secondaire IX. Suite donnée à la candidature. Une liste reprenant les candidats proposés à une désignation par le Conseil d’Administration au Ministre compétent, ainsi que les candidats non retenus, sera affichée aux valves de la Haute Ecole (ou sur tout autre support informatif en tenant lieu).

Notes

(*) voir MODELE de demande (**) Les emplois vacants en 2011-2012 dans chacune des Hautes Ecoles organisées par la Communauté franç aise figurent au point VIII. ci-après.

14284

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD ANNEXE 1re : ACTE DE CANDIDATURE 1. MODELE DE CANDIDAT NOMME A TITRE DEFINITIF ANNEE ACADEMIQUE 2011-2012 DCA* Changement d’Affectation Réservé aux membres du personnel nommés ou engagés à titre définitif

DRA* Demande de Réaffectation Réservé aux membres du personnel nommés ou engagés à titre définitif mis en disponibilité par défaut d’emploi

(*) Biffer les colonnes inutiles Etablissement sollicité :

COMPLETER LE TABLEAU D’EMPLOIS VACANTS EN ANNEXE IDENTITE DU CANDIDAT NOM ....................................................... EPOUSE ....................................................... Sexe ....................................................... PRENOM ........................................... Date de naissance ........................................... Nationalité ........................................... ADRESSE : RUE............................................................................................................................... N° .............. BP ................ CODE POSTAL .................................................................LOCALITE ................................................................. TELEPHONE ........................................................................ GSM ........................................................................ E-MAIL ..................................................................................................................................................................... TITRES Dénomination

Date :

Spécialité

Date de délivrance

Signature :

Etablissement

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD ANNEXE 1re : ACTE DE CANDIDATURE 2. MODELE DE DEMANDE DE DESIGNATION A TITRE TEMPORAIRE ANNEE ACADEMIQUE 2011-2012 MODELE CTDI (*) Demande de désignation à titre temporaire pour une durée indéterminée dans un emploi vacant d’une fonction administrative de rang 1

MODELE CTDD (*) Demande de désignation à titre temporaire pour une durée déterminée dans un emploi vacant d’une fonction administrative de rang 1

(*) Biffer les colonnes inutiles Etablissement sollicité :

COMPLETER LE TABLEAU D’EMPLOIS VACANTS EN ANNEXE IDENTITE DU CANDIDAT NOM ........................................................................... Epouse ........................................................................... Sexe ................ PRENOM ........................................................ Date de naissance ........................................................ Nationalité .............. ADRESSE : RUE ................................................................................................................................................N° ..................... CODE POSTAL .................................................................LOCALITE ................................................................. TELEPHONE ........................................................................GSM ........................................................................ E-MAIL ..................................................................................................................................................................... TITRES Dénomination

Date :

Spécialité

Date de délivrance

Signature :

Etablissement

14285

14286

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 1. HAUTE ECOLE DE BRUXELLES Chaussée de Waterloo 749, à 1180 Bruxelles

DCA DRA CTDI CTDD A indiquer ci-dessous

Indiquer une croix à la (aux) fonction(s) sollicitée(s)

Numéro

Niveau


Lieu(x)

Volume

PA 11.1.01

1

Coordination de la qualité

Bruxelles

1/2

PA 11.1.02

1


Bruxelles

HC

PA 11.1.03

2+


Bruxelles

HC

PA 11.1.04

2+


Bruxelles

HC

PA 11.1.05

2+

bibliothécaire

Bruxelles

1/2

PA 11.1.06

2+


Bruxelles

1/2

PA 11.1.07

2+


Bruxelles

HC

PA 11.1.08

2+

Service social

Bruxelles

1/2

PA 11.1.09

2+


Bruxelles

1/2

PA 11.1.10

2+


Bruxelles

HC

TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 2. HAUTE ECOLE PAUL-HENRI SPAAK Rue Royale 150, à 1000 Bruxelles DCA DRA CTDI CTDD A indiquer ci-dessous


Numéro

Niveau

Volume

Lieu(x)


PA 11.2.01

2

HC

Bruxelles


PA 11.2.02 PA 11.2.03

3

HC

Bruxelles


2

HC

Bruxelles


PA 11.2.04

1

HC

Bruxelles

Service juridique

PA 11.2.05

2

HC

Bruxelles


PA 11.2.06

2

HC

Bruxelles


PA 11.2.07

2

HC

Bruxelles


TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 3. HAUTE ECOLE COMMUNAUTE FRANÇAISE EN HAINAUT Rue Pierre-Joseph Dumenil 4, à 7000 Mons DCA DRA CTDI CTDD A indiquer ci-dessous

indiquer une croix à la (aux) fonction(s) sollicitée(s)

Numéro

Niveau

Volume

Lieu(x)


PA 11.3.01

2+

HC

Ms/To


PA 11.3.02

2+

HC

Ms/To


PA 11.3.03

2+

HC

Ms/To

Service bâtiments

PA 11.3.04

2+

HC

Ms/To


PA 11.3.05

2+

HC

Ms/To

Service du personnel

PA 11.3.06

2+

HC

Ms/To


PA 11.3.07

2+

HC

Ms/To


PA 11.3.08

2+

HC

Ms/To

Service social

PA 11.3.09

2+

HC

Ms/To

Service social

PA 11.3.10

2+

HC

Ms/To


PA 11.3.11

2+

HC

Ms/To

Service étudiant

14287

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 3. HAUTE ECOLE COMMUNAUTE FRANÇAISE EN HAINAUT Rue Pierre-Joseph Dumenil 4, à 7000 Mons DCA DRA CTDI CTDD A indiquer ci-dessous


Numéro

Niveau

Volume

Lieu(x)


PA 11.3.12

2+

HC

Ms/To


PA 11.3.13

2

HC

Ms/To


PA 11.3.14

2

HC

Ms/To


PA 11.3.15

2

HC

Ms/To


PA 11.3.16

2

HC

Ms/To


PA 11.3.17

2

HC

Ms/To


PA 11.3.18

3

HC

Ms/To


PA 11.3.19

3

HC

Ms/To


PA 11.3.20

3

1/2

Ms/To


Lieu(x)


TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 4. HAUTE ECOLE CHARLEMAGNE Rue des Rivageois 6, à 4000 Liège DCA DRA CTDI CTDD A indiquer ci-dessous


Numéro

Niveau

Volume

PA 11.4.01

2+

HC

Liège

Bibliothécaire-documentaliste

PA 11.4.02

2+

1/2

Liège

Assistante sociale

PA 11.4.03

3

HC

Gembloux

Administration

Lieu(x)


TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 5. HAUTE ECOLE ROBERT SCHUMAN Avenue de Luxembourg 101, à 6700 Arlon DCA DRA CTDI CTDD A indiquer ci-dessous


Numéro

Niveau

Volume

PA 11.5.01

2+

HC

Libramont

Services administratifs - Gestion dossiers étudiants - coordination

PA 11.5.02

2

HC

Arlon

Services administratifs – reprographie

PA 11.5.03

2

1/2

Libramont

Services administratifs - reprographie

PA 11.5.04

2

1/2

Arlon

Conseiller en prévention

TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 6. HAUTE ECOLE ALBERT JACQUARD Square Arthur Masson 1, à 5000 NAMUR DCA DRA CTDI CTDD A indiquer ci-dessous


Numéro

PA.11.6.01

Niveau

Volume

Lieu(x)


2+

HC

Namur


14288

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 6. HAUTE ECOLE ALBERT JACQUARD Square Arthur Masson 1, à 5000 NAMUR



Numéro

Niveau

Volume

Lieu(x)


PA.11.6.02

2+

HC

Namur

Organisation du travail du personnel ouvrier

PA.11.6.03

2+

HC

Namur

Responsable du réseau informatique

PA.11.6.04

2+

HC

Namur

Administration et maintenance du réseau informatique

PA.11.6.05

2+

HC

Namur

Secrétariat de direction

PA.11.6.06

2

HC

Namur

Services administratifs : comptabilité

PA.11.6.07

2

HC

Namur

Administration réseau et gestion du parc informatique

PA.11.6.08

2

HC

Namur

Assistance administrative pour réseau et maintenance du parc informatique

PA.11.6.09

2

HC

Namur


PA.11.6.10

3

HC

Namur


ANNEXE 2 : ETAT DES SERVICES ETABLISSEMENT

Date :

FONCTION + A TITRE TEMP., STAGIAIRE, APE, ACS, PTP

NOMBRE D’HEURES HEBDOMADAIRES

Signature :

DATE DE DEBUT ET DE FIN DE CHAQUE PRESTATION

NOMBRE DE JOURS

14289

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C − 2011/29093] Appel aux candidatures pour des emplois du personnel administratif à pourvoir dans les Ecoles supérieures des Arts de la Communauté franç aise Année académique 2011-2012 Conformément aux dispositions du décret du 20 juin 2006 relatif aux membres du personnel administratif des Hautes Ecoles, des Ecoles supérieures des Arts et des Instituts supérieurs d’Architecture organisés ou subventionnés par la Communauté franç aise (htpp://www.gallilex.cfwb.be), le Gouvernement fera, au cours de l’année académique 2011-2012, appel à des candidats à une désignation à titre temporaire pour les besoins administratifs des Ecoles supérieures des arts de la Communauté franç aise. I. Fonctions de recrutement (rang 1) à conférer à titre temporaire : Les fonctions de recrutement de rang 1 à conférer à titre temporaire sont : 1. Fonctions de niveau 1 : attaché; 2. Fonctions de niveau 2+ : adjoint administratif; 3. Fonctions de niveau 2 : agent administratif de niveau 2; 4. Fonctions de niveau 3 : agent administratif de niveau 3. II. Titres requis pour les fonctions mentionnées ci-dessus : 1. Pour les fonctions de niveau 1 : a) le grade de docteur, de médecin, de médecin vétérinaire ou de master, délivrés conformément à la législation des grades académiques; b) un autre grade de master délivré par l’enseignement supérieur de type long, ou par un jury d’enseignement supérieur constitué par le Gouvernement; c) le grade de master sanctionnant des études artistiques de deuxième cycle de type long; d) le diplôme délivré par l’Ecole royale militaire, à l’issue d’un deuxième cycle d’études. 2. Pour les fonctions de niveau 2+ : a) un des diplômes conférés, à l’issue d’études supérieures de type court, conformément au décret du 2 juin 2006 établissant les grades académiques délivrés par les Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté franç aise; b) le grade de bachelier sanctionnant des études artistiques de type court; c) le grade de bachelier sanctionnant des études artistiques de premier cycle de type long. 3. Pour les fonctions de niveau 2 : le certificat d’enseignement secondaire supérieur. 4. Pour les fonctions de niveau 3 : le certificat d’enseignement secondaire du deuxième degré. Remarque : sont également pris en considération : 1. les diplômes correspondants délivrés par l’enseignement de promotion sociale; 2. les diplômes étrangers reconnus équivalents en application de la législation ou ayant fait l’objet d’une décision de reconnaissance professionnelle en application de directives européennes. III. Définitions : Pour la bonne compréhension de la suite du présent appel, il y a lieu d’entendre par : Emploi vacant : tout emploi organique qui n’est pas attribué à un membre du personnel nommé à titre définitif ou désigné à titre temporaire pour une durée indéterminée. Changement d’affectation : opération statutaire permettant à un membre du personnel administratif nommé ou engagé à titre définitif d’obtenir un autre emploi de la même fonction et du même niveau dans un autre établissement (HE, ISA, ESA) au sein du même pouvoir organisateur (cfr. décret du 20 juin 2008, article 2, 17°). Demande de réaffectation : opération statutaire permettant à un membre du personnel administratif nommé ou engagé à titre définitif mis en disponibilité par défaut d’emploi d’obtenir un autre emploi de la même fonction et du même niveau dans un autre établissement (HE, ISA, ESA) au sein du même pouvoir organisateur (cfr. décret du 20 juin 2008, article 2, 18°). IV. Positions administratives des candidats : Les emplois vacants (**) des fonctions de rang 1 visés par le présent appel sont accessibles aux : a) Membres du personnel nommés à titre définitif : DCA* - par changement d’affectation; DRA* - par demande de réaffectation (pour les membres du personnel en disponibilité par défaut d’emploi); b) Candidats à une désignation à titre temporaire : CTDI* - à durée indéterminée : seuls les candidats désignés à durée déterminée pour l’année académique 2010-2011 dans un emploi déclaré vacant lors de l’appel au Moniteur belge du 1er mars 2010 peuvent être désignés à durée indéterminée dans l’emploi vacant qu’ils occupaient, à condition que leur rapport sur la manière de servir établi par le directeur de l’établissement porte la mention « a satisfait »; CTDD* - à durée déterminée. (*) voir MODELE de demande (**) Les emplois vacants en 2011-2012 dans chacune des Ecoles supérieures des Arts organisées par la Communauté franç aise figurent au point VIII ci-après. V. Conditions requises : Nul ne peut être désigné à titre temporaire, s’il ne remplit les conditions suivantes au moment de la désignation : 1° Etre Belge ou ressortissant d’un autre Etat membre de l’Union européenne, sauf dérogation accordée par le Gouvernement; 2° Etre d’une conduite répondant aux exigences de la fonction; 3° Jouir des droits civils et politiques; 4° […]; 5° Etre porteur d’un des titres de capacité pour la fonction à conférer mentionnés au Titre II ci-dessus; 6° Satisfaire aux dispositions légales et réglementaires relatives au régime linguistique;

14290

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 7° Avoir introduit sa candidature dans la forme et le délai fixés par l’appel aux candidatures;

8° Ne pas faire l’objet d’une suspension disciplinaire ou d’une mise en non activité disciplinaire dans une fonction de membre du personnel administratif au sein du pouvoir organisateur concerné, ni faire l’objet d’une constatation d’incompatibilité visée selon le cas à l’article 73 ou à l’article 106 du décret du 20 juin 2006 précité;

9° Ne pas avoir fait l’objet d’une révocation ou d’un licenciement pour faute grave en qualité de membre du personnel administratif au sein du pouvoir organisateur concerné.

VI. Forme de la candidature et documents à annexer : A ENVOYER A L’ADMINISTRATION SOUS PLI RECOMMANDE Adressé au : Ministère de la Communauté franç aise Direction générale des personnels de l’enseignement de la Communauté franç aise Direction de la carrière des personnels Boulevard Léopold II 44, (3e étage) - bureau 3E312 1080 BRUXELLES. 1. la candidature rédigée à l’aide du formulaire approprié « ACTE DE CANDIDATURE » annexe 1re : Modèle 1 ou Modèle 2. 2. le(s) tableau(x) des emplois vacants, complétés par vos soins (1 tableau par établissement). 3. une copie du (des) diplôme(s) ou certificat(s) requis (sauf si le diplôme a été envoyé précédemment). Les personnes qui achèvent la dernière année d’études peuvent introduire leur candidature dès cette année, mais doivent joindre une attestation de fréquentation des cours établie par le chef d’établissement. Toutefois, leur candidature ne sera prise en compte qu’après avoir envoyé à l’administration l’attestation de réussite du cycle d’études correspondant. 4. Annexe 2 : état des services ainsi que les différentes justification, d’expérience professionnelles en rapport avec la fonction à conférer. Si le candidat sollicite plusieurs établissements, il établira une demande séparée pour chaque établissement dans un seul envoi recommandé. Remarque : L’extrait de casier judiciaire ne doit pas être joint à la candidature. Toutefois, si le candidat reç oit la notification de sa désignation, il devra dans les deux mois de la date de sa réception envoyer un extrait de casier judiciaire (modèle II) pour que sa désignation devienne effective. A ENVOYER A CHAQUE ETABLISSEMENT CONCERNE (envoi recommandé adressé au secrétaire administrateur) 1. copie de la candidature rédigée à l’aide du formulaire approprié « ACTE DE CANDIDATURE » annexe 1re : Modèle 1 ou Modèle 2. 2. copie de(s) tableau(x) des emplois vacants, complétés par vos soins. 3. une copie du (des) diplôme(s) ou certificat(s) requis (sauf si le diplôme a été envoyé précédemment). Les personnes qui achèvent la dernière année d’études peuvent introduire leur candidature dès cette année, mais doivent joindre une attestation de fréquentation des cours établie par le chef d’établissement. Toutefois, leur candidature ne sera prise en compte qu’après avoir envoyé à l’administration l’attestation de réussite du cycle d’études correspondant. 4. Annexe 2 : état des services ainsi que les différentes justifications d’expérience professionnelle en rapport avec la fonction à conférer. VII. Durée de validité du présent appel : J’attire votre attention sur le fait que ces demandes doivent être introduites, à peine de nullité, par lettre recommandée à la poste, le 18 mars 2011 au plus tard (la date de la poste faisant foi) à l’adresse suivante : Ministère de la Communauté franç aise - Direction générale des personnels de l’enseignement de la Communauté franç aise boulevard Léopold II 44, - bureau 3E312 - 1080 BRUXELLES. VIII. Liste des emplois vacants : 7. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS – Conservatoire royal de musique de Bruxelles Rue de la Régence 30, à 1000 Bruxelles Emploi n°

Niveau

Nature de la charge

Lieu


Volume de la charge

PA.11.7.01

3

agent administratif

Bruxelles

assistance à la bibliothèque, archivage

HC

PA.11.7.02

3

agent administratif

Bruxelles

gestion des dossiers étudiants, utilisation logiciel legato

HC

14291

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 8. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS – Conservatoire royal de musique de Bruxelles Rue Forgeur 14, à 4000 Liège Nature de la charge

Lieu


Volume de la charge

Emploi n°

Niveau

PA. 11.8.01

2

Agent administratif

Liège


HC

PA. 11.8.02

3

Agent administratif

Liège


HC

PA. 11.8.03

3

Agent administratif

Liège


1/2 HC

9. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS – Conservatoire royal de musique de Mons Rue de Nimy 7, à 7000 MONS Emploi n°

Niveau

Nature de la charge

Lieu


Volume de la charge

NEANT 10. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS – Ecole nationale supérieure des Arts visuels de la Cambre (Abbaye de la Cambre 21 à 1000 Bruxelles) Emploi n°

Niveau

PA.11.10.01

3

PA.11.10.02

PA.11.10.03

Nature de la charge

Volume de la charge

Lieu


Agent administratif

Bruxelles

Service administratif : secrétariat étudiants, avis, grille de cours, etc. Gestion informatique : utilisation des logiciels (Filemaker pro-programmation, Excel, Word, etc. Horaire : 9h-17h06

HC

3

Auxiliaire administratif

Bruxelles

Surveillance - Coordination et préparation des salles de cours, utilisation PC et Mac Gestion et prêt du matériel Horaire : 10h30-18h36

HC

3


Bruxelles

Surveillance : Coordination et préparation des salles de cours, accueil. Bibliothèque : Donner des informations de base sur le fonctionnement de la bibliothèque, rangement de la salle de lecture, manutention de documents; suivi des rappels (prêts de livres), suivi des abonnements des revues, suivi des commandes de livres, utilisation des logiciels (Excel, Word, Toast,..). Horaire : 8h30-16h36

HC

11. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS – Ecole supérieure des arts plastiques et visuels de Mons (Rue des Sœurs Noires 4A, à 7000 MONS) Nature de la charge

Lieu


Volume de la charge

Emploi n°

Niveau

PA.11.11.01

2

Agent administratif

Mons

Comptabilité

HC

PA.11.11.02

3

Agent administratif

Mons


HC

12. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS – Institut national supérieur des arts du spectacle et techniques de diffusion (INSAS) (Rue Thérésienne 8, à 1000 BRUXELLES) Emploi n°

Niveau

PA.11.12.01

2

PA.11.12.02 PA.11.12.03

Nature de la charge

Volume de la charge

Lieu


Agent administratif

Bruxelles

utilisation programmes gestion des étudiants, utilisation logiciels (Excel, Word, Access,...), tenue dossiers administratifs étudiants, gestion jurys artistiques et délibérations (PV, courriers professeurs, gestion cotations), horaires examens, gestion mémoires et jurys, diplômes, listings étudiants,….

HC

3

Agent administratif

Bruxelles

administration secrétariat, courrier (entrée/sortie), classement, utilisation logiciels (Excel, Word,..), …

HC

3

Agent administratif

Bruxelles

administration, courrier (entrée/sortie), classement, utilisation logiciels (Excel, Word,..), gestion du suivi de la programmation des cours,…

HC

IX. Suite donnée à la candidature. Une liste reprenant les candidats proposés à une désignation par le Conseil de gestion pédagogique au Ministre compétent, ainsi que les candidats non retenus, sera affichée aux valves de l’Ecole supérieure des Arts (ou sur tout autre support informatif en tenant lieu).

14292

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD ANNEXE 1re : ACTE DE CANDIDATURE 1. MODELE DE CANDIDAT NOMME A TITRE DEFINITIF ANNEE ACADEMIQUE 2011-2012 DCA*

DRA*

Changement d’Affectation

Demande de Réaffectation

Réservé aux membres du personnel nommés ou engagés à titre définitif

Réservé aux membres du personnel nommés ou engagés à titre définitif mis en disponibilité par défaut d’emploi

(*) Biffer les colonnes inutiles Etablissement sollicité : COMPLETER LE TABLEAU D’EMPLOIS VACANTS EN ANNEXE IDENTITE DU CANDIDAT NOM ...................................................... EPOUSE ......................................................Sexe ...................................................... PRENOM ..........................................Date de naissance .......................................... Nationalité .......................................... ADRESSE : RUE.................................................... N° .................................................... BP.................................................... CODE POSTAL ............................................................... LOCALITE ............................................................... TELEPHONE ...................................................................... GSM ...................................................................... E-MAIL TITRES Dénomination

Spécialité

Date :

Date de délivrance

Etablissement

Signature : re

ANNEXE 1 : ACTE DE CANDIDATURE 2. MODELE DE DEMANDE DE DESIGNATION A TITRE TEMPORAIRE ANNEE ACADEMIQUE 2011-2012 MODELE CTDI (*)

MODELE CTDD (*)

Demande de désignation

Demande de désignation

à titre temporaire pour une durée indéterminée dans un emploi vacant d’une fonction administrative de rang 1

à titre temporaire pour une durée déterminée dans un emploi vacant d’une fonction administrative de rang 1

(*) Biffer les colonnes inutiles Etablissement sollicité : COMPLETER LE TABLEAU D’EMPLOIS VACANTS EN ANNEXE IDENTITE DU CANDIDAT NOM ...................................................... EPOUSE ......................................................Sexe ...................................................... PRENOM ..........................................Date de naissance .......................................... Nationalité .......................................... ADRESSE : RUE.................................................... N° .................................................... BP.................................................... CODE POSTAL ............................................................... LOCALITE ............................................................... TELEPHONE ...................................................................... GSM ...................................................................... E-MAIL

14293

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD TITRES Dénomination

Date de délivrance

Spécialité

Date :

Etablissement

Signature : TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 7. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS – Conservatoire royal de musique de Bruxelles Rue de la Régence 30, à 1000 Bruxelles



Numéro

Niveau

PA.11.7.01

3

PA.11.7.02

3


Lieu(x)

Volume

agent administratif

Bruxelles

HC

agent administratif

Bruxelles

HC

Lieu(x)

Volume

TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 8. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS – Conservatoire royal de musique de Liège Rue Forgeur 14, à 4000 LIEGE DCA DRA CTDI CTDD A indiquer ci-dessous



Numéro

Niveau

PA. 11.8.01

2

Agent administratif

Liège

HC

PA. 11.8.02

3

Agent administratif

Liège

HC

PA. 11.8.03

3

Agent administratif

Liège

1/2HC

Lieu(x)

Volume

TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 9. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS – Conservatoire royal de musique de Mons Rue de Nimy 7, à 7000 MONS DCA DRA CTDI CTDD A indiquer ci-dessous


Numéro

Niveau


NEANT TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 10. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS – Ecole nationale supérieure des Arts visuels de la Cambre (Abbaye de la Cambre 21, à 1000 Bruxelles) DCA DRA CTDI CTDD A indiquer ci-dessous


Numéro

Niveau

PA.11.10.01

3

PA.11.10.02 PA.11.10.03


Lieu(x)

Volume

Agent administratif

Bruxelles

HC

3


Bruxelles

HC

3


Bruxelles

HC

14294

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 11. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS – Ecole supérieure des arts plastiques et visuels de Mons (Rue des Sœurs Noires 4A, à 7000 MONS) DCA DRA CTDI CTDD A indiquer ci-dessous


Numéro

Niveau

PA.11.11.01

2

PA.11.11.02

3


Lieu(x)

Volume

Comptabilité

Mons

HC


Mons

HC

TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 12. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS – Institut national supérieur des arts du spectacle et techniques de diffusion (INSAS) (Rue Thérésienne 8, à 1000 BRUXELLES) DCA DRA CTDI CTDD A indiquer ci-dessous


Numéro

Niveau

PA.11.12.01

2

PA.11.12.02 PA.11.12.03


Lieu(x)

Volume

agent administratif

Bruxelles

HC

3

agent administratif

Bruxelles

HC

3

agent administratif

Bruxelles

HC

ANNEXE 2 : ETAT DES SERVICES

ETABLISSEMENT

Date :

FONCTION + A TITRE TEMP., STAGIAIRE, APE, ACS, PTP

NOMBRE D’HEURES HEBDOMADAIRES

Signature :

DATE DE DEBUT ET DE FIN DE CHAQUE PRESTATION

NOMBRE DE JOURS

14295

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C − 2011/29094] Appel aux candidatures pour les emplois vacants et les mandats de conférencier à pourvoir dans les Ecoles supérieures des Arts de la Communauté franç aise Année académique 2011-2012 Le présent appel est lancé conformément aux dispositions des articles 100 à 102 du décret du 20 décembre 2001 (http://www.gallilex.cfwb.be) fixant les règles spécifiques à l’Enseignement supérieur artistique organisé en Ecoles supérieures des Arts (organisation, financement, encadrement, statuts des personnels, droits et devoirs des étudiants)(1). Il vise les emplois vacants des fonctions d’assistant, de chargé d’enseignement, d’accompagnateur, de professeur et certains mandats de conférencier(2) à pourvoir dans les Ecoles supérieures des Arts organisées par la Communauté franç aise. Ces fonctions sont définies aux articles 69 et 75 du décret du 20 décembre 2001, précité : 1. ASSISTANT La fonction d’assistant est exercée au type long dans le cadre d’une désignation à durée déterminée : a) dans le domaine de la musique : pour un terme d’une année académique renouvelable cinq fois; b) dans les autres domaines : pour un terme de deux années académiques renouvelable deux fois. 2. CHARGE D’ENSEIGNEMENT La fonction de chargé d’enseignement est depuis le 16 septembre 2008, exercée au type long dans le cadre d’une désignation à titre temporaire à durée déterminée à condition d’avoir exercé la fonction d’assistant, de professeur et ou d’accompagnateur pendant au moins six ans dont deux ans au moins dans l’Ecole supérieur des Arts où est effectuée la désignation. Cette fonction est également accessible aux personnes ayant exercé la fonction de conférencier jusqu’y compris l’année académique 2007-2008. Ensuite, cette fonction de chargé de mission peut-être exercée au type long dans le cadre d’une désignation à titre temporaire pour durée indéterminée ou d’une nomination à titre définitif. 3. ACCOMPAGNATEUR La fonction d’accompagnateur est exercée au type long dans le cadre : - d’une désignation à titre temporaire pour une durée déterminée; - d’une désignation à titre temporaire pour une durée indéterminée; - d’une nomination à titre définitif. 4. PROFESSEUR La fonction de professeur est exercée au type long et au type court dans le cadre : - d’une désignation à titre temporaire pour une durée déterminée; - d’une désignation à titre temporaire pour une durée indéterminée; - d’une nomination à titre définitif. 5. CONFERENCIER La fonction de conférencier est exercée au type long et au type court dans le cadre d’un mandat publié au Moniteur belge pour des cours présents à la grille horaire des étudiants et pour lesquels aucun professeur ou chargé d’enseignement n’est désigné à titre temporaire ou nommé à titre définitif.

14296

1. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS Conservatoire royal de musique de Bruxelles rue de la Régence 30 1000 BRUXELLES Emploi n°

Fonction

Identification du cours à conférer Domaine

Catégorie

Générique

Spécialité

Volume

Diviseur

Remarques

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Analyse et écritures

Ecriture

6

20

11.1.2.2.1.02

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques


Ecriture

4

20

**

11.1.2.2.1.03

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques


Ecriture

4

20

**

11.1.2.2.1.04

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques


Ecriture

2

20

**

11.1.2.2.1.05

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques


Ecriture

4

20

**

11.1.2.2.1.06

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques


Ecriture

6

20

11.1.2.2.1.07

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Chant

4

20

**

11.1.2.2.1.08

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Chant

2

20

**

11.1.2.2.1.09

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Chant

4

20

**

11.1.2.2.1.10

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Ensemble jazz

6

20

**

11.1.2.2.1.11

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Harmonie pratique

2

20

**

11.1.2.2.1.12

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Harmonie pratique

Basse continue

4

20

11.1.2.2.1.13

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Saxophone

4

20

11.1.2.2.1.14

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Piano

2

20

11.1.2.2.1.15

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Violon

6

20

11.1.2.2.1.16

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Violon

6

20

11.1.2.2.1.17

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Violon baroque

8

20

11.1.2.2.1.18

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Violon

6

20

**

11.1.2.2.1.19

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Violoncelle

2

20

**

11.1.2.2.1.20

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Violon

6

20

**

11.1.2.2.1.21

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Violon

4

20

**

11.1.2.2.1.22

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Violon

2

20

**

11.1.2.2.1.23

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Piano

6

20

**

11.1.2.2.1.24

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Piano

4

20

**

11.1.2.2.1.25

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Piano

4

20

**

11.1.2.2.1.26

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Piano

4

20

**

11.1.2.2.1.27

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Piano

6

20

11.1.2.2.1.28

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Piano

8

20

11.1.2.2.1.29

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Piano

6

20

**

11.1.2.2.1.30

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Flûte traversière

12

20

**

11.1.2.2.1.31

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Orgue

2

20

** **


11.1.2.2.1.01

1. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS Conservatoire royal de musique de Bruxelles rue de la Régence 30 1000 BRUXELLES Fonction


Catégorie

Générique

Spécialité

Volume

Diviseur

Remarques

11.1.2.2.1.32

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument harmonique jazz

Guitare

8

20

**

11.1.2.2.1.33

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument jazz

Batterie

6

20

**

11.1.2.2.1.34

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument mélodique jazz

Guitare basse

4

20

**

11.1.2.2.1.35

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques


Saxophone

6

20

**

11.1.2.2.1.36

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Lecture et transposition

Bois

6

20

**

11.1.2.2.1.37

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

8

20

**

11.1.2.2.1.38

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

2

20

**

11.1.2.2.1.39

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

4

20

**

11.1.2.2.1.40

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

6

20

**

11.1.2.2.1.41

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

4

20

**

11.1.2.2.1.42

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

4

20

**

11.1.2.2.1.43

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

2

20

**

11.1.2.2.1.44

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

8

20

**

11.1.2.2.1.45

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

12

20

**

11.1.3.2.1.46

3-Chargé d’enseignement

2-MUS

1-Artistiques


10

20

* *

Ecriture

11.1.3.2.1.47


2-MUS

1-Artistiques

Chant

6

20

11.1.3.2.1.48


2-MUS

1-Artistiques

Harmonie pratique

10

20

11.1.3.2.1.49


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Clarinette

8

20

11.1.3.2.1.50


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Guitare

4

20

11.1.3.2.1.51


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Guitare

6

20

* *

11.1.3.2.1.52


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Violoncelle

2

20

11.1.3.2.1.53


2-MUS

1-Artistiques

Instrument harmonique jazz

Piano

2

20

*

11.1.3.2.1.54


2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

10

20

*

11.1.6.2.1.55

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques


Ecritures approfondies

90

600


11.1.6.2.1.56

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques


11.1.6.2.1.57

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques

Arrangement

90

600

60

600

11.1.6.2.1.58

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques

Chant

Initiation aux techniques vocales

60

600

11.1.6.2.1.59

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Clavier 2e instrument

120

600

11.1.6.2.1.60

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Piano (chanteur)

270

600

11.1.6.2.1.61

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques

Instrument (musique ancienne)

Violoncelle baroque

180

600

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques


Hautbois baroque et classique

120

600

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques


Cor naturel

60

600

14297

11.1.6.2.1.62 11.1.6.2.1.63


Emploi n°

14298

1. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS Conservatoire royal de musique de Bruxelles rue de la Régence 30 1000 BRUXELLES Emploi n°

Fonction


Catégorie

Générique

Spécialité

Volume

Diviseur

11.1.6.2.1.64

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques


Violon

60

600

11.1.6.2.1.65

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques

Méthodologie spécialisée

Formation musicale et chant d’ensemble

210

600

11.1.6.2.1.66

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques

Pratique de l’art lyrique (stages)

40

600

11.1.5.2.1.67

5- Professeur type long

2-MUS

1-Artistiques

Chant

6

12

*

11.1.5.2.1.68


2-MUS

1-Artistiques

Ensemble jazz

Ensemble jazz et big band

2

12

*

11.1.5.2.2.69


2-MUS

2-Généraux

Histoire de la musique

Histoire approfondie de la musique

1

12

11.1.5.2.1.70


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Violon

12

12

11.1.5.2.1.71


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Violon

8

12

11.1.5.2.1.72


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Piano

12

12

11.1.5.2.1.73


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Hautbois

4

12

11.1.5.2.1.74


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Basson

2

12

11.1.5.2.1.75


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Accompagnement au piano

6

12

11.1.5.2.1.76


2-MUS

1-Artistiques


viole de gambe

1

12

11.1.5.2.1.77


2-MUS

1-Artistiques


Violon baroque

1

12

11.1.5.2.1.78


2-MUS

1-Artistiques


Clavecin

4

12

11.1.5.2.1.79


2-MUS

1-Artistiques

Instrument jazz

Batterie

6

12

Saxophone

1

12

1

12

Remarques

*

* *

11.1.5.2.1.80


2-MUS

1-Artistiques


11.1.5.2.2.81


2-MUS

2-Généraux

Introduction à la Sociologie

11.1.2.3.1.82

2-Assistant

3-TAP

1-Artistiques

Art dramatique

6

20

**

11.1.2.3.1.83

2-Assistant

3-TAP

1-Artistiques

Formation corporelle

2

20

**

11.1.2.3.1.84

2-Assistant

3-TAP

1-Artistiques

Mouvement scénique

2

20

**

11.1.3.3.1.85


3-TAP

1-Artistiques

Art dramatique

2

20

11.1.6.3.1.86

6-Conférencier

3-TAP

1-Artistiques

Méthodologie du franç ais parlé

300

600

11.1.5.3.1.87


3-TAP

1-Artistiques

Art dramatique

12

12

11.1.1.2.1.88

1- Accompagnateur

2-MUS

1-Artistiques

5

16

11.1.1.2.1.89

1- Accompagnateur

2-MUS

1-Artistiques

6

16

11.1.1.2.1.90

1- Accompagnateur

2-MUS

1-Artistiques

2

16

11.1.1.2.1.91

1- Accompagnateur

2-MUS

1-Artistiques

4

16

11.1.1.2.1.92

1- Accompagnateur

2-MUS

1-Artistiques

3

16

* Emploi occupé par un TDD en 2010-2011 ** Reconduction d’un assistant


*

2. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS Conservatoire royal de musique de Liège rue Forgeur 14 4000 LIEGE Emploi n°

Fonction


Catégorie

Générique

Spécialité

Volume

Diviseur

Remarques

6

12

*

5-Professeur type long

2-MUS

1-Artistiques

Chant

11.2.5.2.1.2


2-MUS

1-Artistiques

Chant

11.2.5.2.1.3


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Clarinette

11.2.5.3.1.4


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Cor

2

12

11.2.5.2.1.5


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Guitare

2

12

11.2.5.3.1.6


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Violon

2

12

11.2.5.3.1.7


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Violoncelle

2

12

11.2.5.2.1.8


2-MUS

1-Artistiques

Lecture transposition

Cordes

2

12

Piano

1

12

*

6

12

*

11.2.5.2.1.9


2-MUS

1-Artistiques

Lecture transposition

11.2.5.2.1.10


2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

2

12

*

4

12

* * *


2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

6

12

*

11.2.5.2.1.12


2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

6

12

*

11.2.2.2.1.13

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Chant

2

10

**

11.2.2.2.1.14

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Chant

2

10

**

11.2.2.2.1.15

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques


2

10

11.2.2.2.1.16

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Clarinette

1

10

**

11.2.2.2.1.17

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Cordes

5

10

**

11.2.2.2.1.18

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Guitare

1

10

**

11.2.2.2.1.19

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Guitare

2

10

**

11.2.2.2.1.20

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Harmonie Pratique

1

10

11.2.2.2.1.21

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Percussions

2

10

11.2.2.2.1.22

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Piano

4

10

**

11.2.2.2.1.23

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Piano

4

10

**

11.2.2.2.1.24

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Trompette

2

10

**

11.2.2.2.1.25

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Violoncelle

2

10

11.2.2.2.1.26

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

1

10

**

11.2.2.2.1.27

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

1

10

**

11.2.2.2.1.28

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

1

10

**

11.2.2.2.1.29

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

1

10

**

11.2.2.2.1.30

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

1

10

**

11.2.2.2.1.31

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

2

10

Art Lyrique

14299

11.2.5.2.1.11


11.2.5.2.1.1

14300

2. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS Conservatoire royal de musique de Liège rue Forgeur 14 4000 LIEGE Emploi n°

Fonction


Catégorie

Générique

Spécialité

Volume

Diviseur

Remarques **

11.2.2.2.1.32

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

2

10

11.2.2.2.1.33

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

2

10

11.2.2.2.1.34

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

3

10

11.2.3.2.1.35


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

2

20

Alto


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Cordes

2

20


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Piano (Chanteur)

6

20

11.2.3.2.1.38


2-MUS

1-Artistiques

Instrument

Trompette

4

20

11.2.3.2.1.39


2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

6

20

11.2.3.2.1.40


2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

2

20

11.2.3.2.1.41


2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

4

20

11.2.3.2.1.42


2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

4

20

11.2.3.2.1.43


2-MUS

1-Artistiques

Musique de chambre

11.2.6.2.1.44

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques

Diction

orthophonie

6

20

60

600

Volume

Diviseur

* Emploi occupé par un TDD en 2010-2011 ** Reconduction d’un assistant 3. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS Conservatoire royal de musique de Mons rue de Nimy 7 7000 MONS Emploi n°

Fonction


Catégorie

Générique

Spécialité

Remarques

11.3.1.2.1.01

1-Accompagnateur

2-MUS

1-Artistiques

accompagnement

8

16

11.3.1.2.1.02

1-Accompagnateur

2-MUS

1-Artistiques

accompagnement

8

16

11.3.2.2.1.03

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

analyse perceptive des rapports son-image

1

10

**

11.3.2.2.1.04

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

auditions commentées du répertoire E.A.

1

10

**

11.3.2.2.1.05

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

chant

2

10

**

11.3.2.2.1.06

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

composition appliquée aux multimédias

2

10

**

11.3.2.2.1.07

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

création sonore appliquée aux multimédias

1

10

**


11.2.3.2.1.36 11.2.2.2.1.37

**

3. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS Conservatoire royal de musique de Mons rue de Nimy 7 7000 MONS Emploi n°

Fonction


Catégorie

Générique

Volume

Diviseur

11.3.2.2.1.08

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

histoire de la musique et de la luterie EA

1

10

11.3.2.2.1.09

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

informatique musicale, environnement et langages

2

10

**

11.3.2.2.1.10

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

instrument

2

10

**

Spécialité

clavier 2nd instrument

Remarques

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

instrument

piano

2

10

11.3.2.2.1.12

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

instrument

piano

2

10

11.3.2.2.1.13

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

lecture et transposition

bois

4

10

**

11.3.2.2.1.14

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques


cordes frottées

1

10

**

11.3.2.2.1.15

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

sémiologie musicale appliquée à l’E.A.

1

10

11.3.2.2.1.16

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

solfège des objets sonores, perception auditive

1

10

11.3.2.2.1.17

2-Assistant

2-MUS

1-Artistiques

techniques d’écritures sur support

3

10

11.3.2.2.2.18

2-Assistant

2-MUS

2-Généraux

acoustique (E.A)

1

10

11.3.2.2.3.19

2-Assistant

2-MUS

3-Techniques

instrumentation électroacoustique

2

10

11.3.2.2.3.20

2-Assistant

2-MUS

3-Techniques


2

10

11.3.2.2.3.21

2-Assistant

2-MUS

3-Techniques


1

10

11.3.2.3.1.22

2-Assistant

3-TAP

1-Artistiques

déclamation

2

10

**

**

11.3.3.2.1.23


2-MUS

1-Artistiques

instrument

guitare

2

20

*

11.3.3.2.1.24


2-MUS

1-Artistiques

instrument

piano

2

20

*

11.3.3.2.1.25


2-MUS

1-Artistiques

instrument

piano

2

20

*

11.3.5.2-3.2.26


2-3-M-T

2-Généraux

introduction à la philosophie

1

12

*

11.3.5.2-3.2.27


2-3-M-T

2-Généraux

introduction à la sociologie générale

1

12

*

11.3.5.2.1.28


2-MUS

1-Artistiques

analyse et écritures

2

12

11.3.5.2.1.29


2-MUS

1-Artistiques

analyse perceptive

4

12

*

11.3.5.2.1.30


2-MUS

1-Artistiques

composition

3

12

*

11.3.5.2.1.31


2-MUS

1-Artistiques

composition acousmatique

6

12

11.3.5.2.1.32


2-MUS

1-Artistiques

composition acousmatique

2

12

11.3.5.2.1.33


2-MUS

1-Artistiques

improvisation

orgue

1

12

11.3.5.2.1.34


2-MUS

1-Artistiques

instrument

accordéon

2

12

musiques appliquées


11.3.2.2.1.11

*

14301

*

14302

3. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS Conservatoire royal de musique de Mons rue de Nimy 7 7000 MONS Fonction


Catégorie

Générique

Spécialité

Volume

Diviseur

Remarques

11.3.5.2.1.35


2-MUS

1-Artistiques

instrument

contrebasse

1

12

*

11.3.5.2.1.36


2-MUS

1-Artistiques

instrument

cor

2

12

*

11.3.5.2.1.37


2-MUS

1-Artistiques

instrument

flûte traversière y compris picolo

4

12

*

11.3.5.2.1.38


2-MUS

1-Artistiques

instrument

orgue

1

12

11.3.5.2.1.39


2-MUS

1-Artistiques

instrument

percussions

2

12

*

11.3.5.2.1.40


2-MUS

1-Artistiques

instrument

trompette

2

12

*

11.3.5.2.1.41


2-MUS

1-Artistiques


cordes frottées

1

12

11.3.5.2.1.42


2-MUS

1-Artistiques

rythmique et mouvement

1

12

*

11.3.5.2.1.43


3-TAP

1-Artistiques

art dramatique

4

12

*

11.3.5.2.1.44


3-TAP

1-Artistiques

art dramatique

2

12

*

11.3.5.2.1.45


3-TAP

1-Artistiques

formation vocale

4

12

11.3.5.3.3.46


3-TAP

3-Techniques

analyse de textes

4

12

11.3.5.3.3.47


3-TAP

3-Techniques

histoire de la littérature et théâtre

4

12

11.3.6.2.1.48

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques

auditions commentées

60

600

11.3.6.2.1.49

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques

auditions commentées

120

600

11.3.6.2.1.50

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques

instrument

violon

180

600

11.3.6.2.1.51

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques

instrument

violon

180

600

*

11.3.6.2.1.52

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques

spatialisation

180

600

11.3.6.3.3.53

6-Conférencier

3-MUS

3-Techniques

histoire des spectacles

60

600

11.3.6.2.1.54

6-Conférencier

2-MUS

1-Artistiques

harmonie pratique et basse continue

120

600

Volume

Diviseur

Remarques *

* emploi occupé par un TDD en 2010-2011 ** reconduction d’un assistant 4. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS Ecole nationale supérieure des Arts visuels de la Cambre Abbaye de la Cambre 21 1000 BRUXELLES Emploi n°

Fonction


Catégorie

Générique

Spécialité

11.4.5.1.1.01


1APVE

1-Artistiques

Architecture d’intérieur

Mobilier et objets

3

12

11.4.5.1.3.02


1APVE

3-Techniques

Techniques et technologies

Lumières

3

12

11.4.5.1.1.03


1APVE

1-Artistiques

Céramique

Atelier

1

12


Emploi n°

4. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS Ecole nationale supérieure des Arts visuels de la Cambre Abbaye de la Cambre 21 1000 BRUXELLES Emploi n°

Fonction


Catégorie

Générique

Spécialité

11.4.5.1.1.04


1APVE

1-Artistiques

Cinéma d’animation

Animation volume

Volume

Diviseur

Remarques

9

12

*


1APVE

3-Techniques

Ecriture

Scénario

1

12


1APVE

3-Techniques

Ecriture

Story-board

4

12

11.4.5.1.3.07


1APVE

3-Techniques


Animation multimedia

3

12

11.4.5.1.1.08


1APVE

1-Artistiques

Communication graphique et visuelle

Design graphique

4

12

11.4.5.1.1.09


1APVE

1-Artistiques


Atelier

2

12

11.4.5.1.3.10


1APVE

3-Techniques


Peinture

1

12

11.4.5.1.3.11


1APVE

3-Techniques


Climatologie

2

12

11.4.5.1.1.12


1APVE

1-Artistiques

Design industriel

Produits et objets

2

12

11.4.5.1.1.13


1APVE

1-Artistiques

Design industriel

Produits et objets

2

12

11.4.5.1.3.14


1APVE

3-Techniques


Technologie des polymères

1

12

*

11.4.5.1.3.15


1APVE

3-Techniques

Sciences appliquées

Ergonomie physiologie

1

12

*

*

11.4.5.1.3.16


1APVE

3-Techniques


Techniques d’impression

2

12

11.4.5.1.3.17


1APVE

3-Techniques

Pratique sociale et professionnelle

Générale

1

12

11.4.5.1.1.18


1APVE

1-Artistiques

Espace urbain

Pratiques

3

12

11.4.5.1.1.19


1APVE

1-Artistiques

Gravure

Atelier

12

12

11.4.5.1.1.20


1APVE

1-Artistiques

Peinture

Peinture et moyens d’expression

1

12

11.4.5.1.1.21


1APVE

1-Artistiques

Peinture

Peinture et moyens d’expression

1

12

11.4.5.1.1.22


1APVE

1-Artistiques

Photographie

Recherches photographiques

3

12

11.4.5.1.3.23


1APVE

3-Techniques


Photographie

1

12

11.4.5.1.1.24


1APVE

1-Artistiques

Reliure

Atelier

7

12

11.4.5.1.1.25


1APVE

1-Artistiques

Scénographie

Pratiques

9

12

11.4.5.1.1.26


1APVE

1-Artistiques

Scénographie

Atelier (construction)

1

12

11.4.5.1.3.27


1APVE

3-Techniques

Ecriture

Texte et mise en récit

1

12

11.4.5.1.1.28


1APVE

1-Artistiques

Typographie

Design graphique

2

12

11.4.5.1.1.29


1APVE

1-Artistiques

Dessin

Perspective

5

12

11.4.5.1.1.30


1APVE

1-Artistiques

Dessin

Dessin d’architecture

2

12

11.4.5.1.1.31


1APVE

1-Artistiques

Arts numériques

Graphisme et mise en page

6

12

*

11.4.5.1.1.32


1APVE

1-Artistiques

Arts numériques

Atelier

2

12

*

*

*


11.4.5.1.3.05 11.4.5.1.3.06

*

14303

14304


Fonction


Catégorie

Générique

Spécialité

Volume

Diviseur

11.4.5.1.1.33


1APVE

1-Artistiques

Illustration

Narration visuelle

2

12

11.4.5.1.1.34


1APVE

1-Artistiques

Performance et arts du corps

Pratiques

1

12

11.4.5.1.3.35


1APVE

3-Techniques

Ecriture

Création textuelle

1

12

*

11.4.5.1.1.36


1APVE

1-Artistiques

Livre

Pratiques

1

12

*

11.4.5.1.3.37


1APVE

3-Techniques

Stages

2

12

11.4.5.1.2.38


1APVE

2-Généraux

Méthodologie

2

12

11.4.5.1.2.39


1APVE

2-Généraux

Psychopédagogie

Générale

1

12

*

11.4.2.1.1.40

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques


Atelier

3

10

**

11.4.2.1.1.41

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Cinéma d’animation

Atelier

3

10

11.4.2.1.1.42

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques


Atelier

5

10

11.4.2.1.1.43

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques


Atelier

2

10

11.4.2.1.1.44

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques


Atelier

2

10

11.4.2.1.3.45

2-Assistant

1APVE

3-Techniques


Photographie

1

10

11.4.2.1.3.46

2-Assistant

1APVE

3-Techniques


Photographie

1

10

11.4.2.1.1.47

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Conservation et restauration

Céramique, verre, matériaux pierreux

2

10

**

11.4.2.1.1.48

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques


Peinture

4

10

**

11.4.2.1.1.49

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques


Sculpture

2

10

11.4.2.1.1.50

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques


Papier

3

10

**

11.4.2.1.3.51

2-Assistant

1APVE

3-Techniques


Technologie du bois et des panneaux

1

10

**

11.4.2.1.1.52

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Design industriel

Atelier

2

10

**

11.4.2.1.1.53

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Design industriel

Atelier

2

10

**

11.4.2.1.1.54

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Design industriel

Atelier

1

10

11.4.2.1.1.55

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Design textile

Atelier

2

10

11.4.2.1.1.56

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Design textile

Atelier

1

10

11.4.2.1.1.57

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Dessin

Atelier

4

10

11.4.2.1.1.58

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Espace urbain

Atelier

3

10

**

11.4.2.1.3.59

2-Assistant

1APVE

3-Techniques


Photographie

2

10

**

11.4.2.1.3.60

2-Assistant

1APVE

3-Techniques


Photographie

1

10

11.4.2.1.1.61

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Reliure

Atelier

2

10

**

**


De la recherche

Remarques


Fonction


Catégorie

Générique

Spécialité

Volume

Diviseur

11.4.2.1.1.62

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Scénographie

Atelier

4

10

11.4.2.1.1.63

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Sculpture

Atelier

4

10

**

11.4.2.1.1.64

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Stylisme et création de mode

Atelier

2

10

**

11.4.2.1.1.65

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques


Coupe couture

2

10

11.4.2.1.1.66

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Typographie

Atelier

2

10

**

11.4.2.1.1.67

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Typographie

Atelier

2

10

**

11.4.2.1.1.68

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Typographie

Atelier

1

10

**

11.4.2.1.1.69

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Dessin

Modèle vivant

3

10

Remarques

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Dessin

Modèle vivant

3

10

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Arts numériques

Atelier

2

10

11.4.2.1.1.72

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Arts numériques

Atelier

1

10

**

11.4.2.1.1.73

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Arts numériques

Infographie

1

10

**

11.4.2.1.1.74

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Arts numériques

Atelier

1

10

**

11.4.2.1.1.75

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Arts numériques

Atelier

1

10

11.4.2.1.1.76

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Couleur

Général

3

10

11.4.2.1.1.77

2-Assistant

1APVE

1-Artistiques

Reliure

Atelier

1

10

11.4.6.1.1.78

6-Conférencier

1APVE

1-Artistiques

Architecture

Construction (pratique)

60

600

11.4.6.1.3.79

6-Conférencier

1APVE

3-Techniques


Céramique

60

600

11.4.6.1.2.80

6-Conférencier

1APVE

2-Généraux

Sciences et sciences appliquées

Colorants et matériaux de synthèse

45

600

11.4.6.1.3.81

6-Conférencier

1APVE

3-Techniques


Lithographie

60

600

11.4.6.1.1.82

6-Conférencier

1APVE

1-Artistiques

Dessin

Silhouettes

60

600

11.4.6.1.3.83

6-Conférencier

1APVE

3-Techniques


Costume

60

600

11.4.6.1.3.84

6-Conférencier

1APVE

1-Artistiques

Bijoux et accessoires

Pratiques

90

600

Volume

Diviseur

12

20

**


11.4.2.1.1.70 11.4.2.1.1.71

* emploi occupé par un TDD en 2010-2011 ** reconduction d’un assistant 5. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS Ecole supérieure des arts plastiques et visuels de Mons rue des Sœurs Noires 4A 7000 MONS Emploi n°

2-Assistant


Catégorie

Générique

Spécialité

1-APVE

1-Artistiques


Atelier

Remarques

14305

11.5.2.1.1.01

Fonction

14306

5. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS Ecole supérieure des arts plastiques et visuels de Mons rue des Sœurs Noires 4A 7000 MONS Emploi n°

Fonction


Catégorie

Générique

Spécialité

11.5.2.1.1.02

2-Assistant

1-APVE

1-Artistiques


Atelier

Volume

Diviseur

8

20

2-Assistant

1-APVE

1-Artistiques


Atelier

4

20

2-Assistant

1-APVE

1-Artistiques

Arts numériques

Atelier

8

20

11.5.2.1.1.05

2-Assistant

1-APVE

1-Artistiques

Arts numériques

Atelier

8

20

11.5.2.1.1.06

2-Assistant

1-APVE

1-Artistiques

Arts numériques

Graphisme et mise en page par ordinateur

4

20

11.5.2.1.1.07

2-Assistant

1-APVE

1-Artistiques

Arts numériques

PAO

4

20

11.5.2.1.1.08

2-Assistant

1-APVE

1-Artistiques

Communication visuelle et graphique

Atelier

10

20

11.5.2.1.1.09

2-Assistant

1-APVE

1-Artistiques


Atelier

10

20

11.5.2.1.1.10

2-Assistant

1-APVE

1-Artistiques

Dessin

Atelier

6

20

11.5.2.1.1.11

2-Assistant

1-APVE

1-Artistiques

Dessin

Atelier

10

20

11.5.2.1.1.12

2-Assistant

1-APVE

1-Artistiques

Image dans le Milieu

Atelier

6

20

11.5.2.1.1.13

2-Assistant

1-APVE

1-Artistiques

Peinture

Atelier

10

20

11.5.3.1.1.14


1-APVE

1-Artistiques

Image dans le Milieu

Atelier

5

20

11.5.3.1.1.15


1-APVE

1-Artistiques

Sculpture

Atelier

8

20

11.5.5.1.1.16


1-APVE

1-Artistiques


Atelier

12

12

11.5.5.1.1.17


1-APVE

1-Artistiques

Arts numériques

DAO

2

12

11.5.5.1.1.18


1-APVE

1-Artistiques

Arts numériques

3D

3

12

11.5.5.1.1.19


1-APVE

1-Artistiques

Arts numériques

Graphisme et mise en page par ordinateur

6

12

11.5.5.1.1.20


1-APVE

1-Artistiques

Arts numériques

PAO

3

12

11.5.5.1.1.21


1-APVE

1-Artistiques


Atelier

9

12

11.5.5.1.1.22


1-APVE

1-Artistiques

Cours pluridisciplinaire

Atelier

2

12

11.5.5.1.1.23


1-APVE

1-Artistiques

Design urbain

Atelier

5

12

11.5.5.1.1.24


1-APVE

1-Artistiques

Design urbain

Atelier

3

12

11.5.5.1.1.25


1-APVE

1-Artistiques

Dessin

Anatomie

1

12

11.5.5.1.1.26


1-APVE

1-Artistiques

Dessin

Perspective

2

12

11.5.5.1.1.27


1-APVE

1-Artistiques

Structure formelle

Recherche plastique et tridimentionnelle

2

12

11.5.5.1.1.28


1-APVE

1-Artistiques

Structure formelle

Recherche plastique et tridimentionnelle

2

12

11.5.5.1.2.29


1-APVE

2-Généraux

Actualités culturelles

Actualité et lectures de l’art

2

12


11.5.2.1.1.03 11.5.2.1.1.04

Remarques

5. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS Ecole supérieure des arts plastiques et visuels de Mons rue des Sœurs Noires 4A 7000 MONS Emploi n° 11.5.5.1.2.30

Fonction 5-Professeur type long


Catégorie

Générique

Spécialité

1-APVE

2-Généraux

Communication

Narrativité de l’image

Volume

Diviseur

1

12


1-APVE

2-Généraux

Communication

Narrativité de l’image

2

12


1-APVE

2-Généraux

Communication

Théorie de la communication

2

12

11.5.5.1.2.33


1-APVE

2-Généraux

Histoire

Des institutions culturelles

1

12

11.5.5.1.2.34


1-APVE

2-Généraux

Histoire et actualité des arts

Livre, illustration et graphisme

1

12

11.5.5.1.2.35


1-APVE

2-Généraux

Histoire et actualité des arts

Livre, illustration et graphisme

1

12

11.5.5.1.2.36


1-APVE

2-Généraux

Sciences et sciences appliquées

Informatique

1

12

11.5.5.1.2.37


1-APVE

2-Généraux

Sémiologie

Générale

1

12

11.5.5.1.2.38


1-APVE

2-Généraux

Sémiologie

Image

1

12

11.5.5.1.2.39


1-APVE

2-Généraux

Sémiologie

Médias

1

12

11.5.5.1.3.40


1-APVE

3-Techniques


Informatique

7

12

11.5.6.1.1.41

6-Conférencier

1-APVE

1-Artistiques

Performance et arts du corps

Pratique

60

600

11.5.6.1.1.42

6-Conférencier

1-APVE

1-Artistiques

Reliure

Atelier

75

600

11.5.6.1.1.43

6-Conférencier

1-APVE

1-Artistiques

Scénographie

Mise en espace des expositions

30

600

11.5.6.1.2.44

6-Conférencier

1-APVE

2-Généraux

Architecture

Equipement

60

600

11.5.6.1.2.45

6-Conférencier

1-APVE

2-Généraux

Architecture

Equipement

60

600

11.5.6.1.2.46

6-Conférencier

1-APVE

2-Généraux

Architecture

Théorie de l’architecture

90

600

11.5.6.1.2.47

6-Conférencier

1-APVE

2-Généraux

Droit

Notions de législation et de droit

30

600

11.5.6.1.2.48

6-Conférencier

1-APVE

2-Généraux

Histoire et actualité des media

Théorie de la communication

120

600

11.5.6.1.2.49

6-Conférencier

1-APVE

2-Généraux

Langues

Anglais

90

600

11.5.6.1.2.50

6-Conférencier

1-APVE

2-Généraux

Sciences humaines et sociales

Introduction au langage de la sociologie de l’art

60

600

11.5.6.1.3.51

6-Conférencier

1-APVE

3-Techniques

Typographie

Livres d’artistes

60

600


11.5.5.1.2.31 11.5.5.1.2.32

Remarques

14307

14308

6. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS Institut national supérieur des arts du spectacle et techniques de diffusion (INSAS) rue Thérésienne 8 1000 BRUXELLES Emploi n°

Fonction


Catégorie

Générique

Spécialité

Volume

Diviseur

Remarques

4 - Professeur Type court

4 ASTDC

1-Artistiques

Montage et pratique scripte

Montage Image

1

16

11.6.4.4.1.02


4 ASTDC

1-Artistiques


Montage Image

2

16

11.6.4.4.1.03


4 ASTDC

1-Artistiques


Montage Image

1

16

11.6.4.4.1.04


4 ASTDC

1-Artistiques


Montage Image

1

16

11.6.4.4.1.05


4 ASTDC

1-Artistiques

Prise de vues et traitement de l’image

Photographie

7

16

11.6.4.4.1.06


4 ASTDC

1-Artistiques


Prise de vues

2

16

*

11.6.4.4.1.07


4 ASTDC

1-Artistiques


Prise de vues

1

16

*

11.6.4.4.1.08


4 ASTDC

1-Artistiques


Prise de vues

1

16

*

11.6.4.4.1.09


4 ASTDC

1-Artistiques


Prise de vues

2

16

11.6.4.4.1.10


4 ASTDC

1-Artistiques

Réalisation et production de la radio / télévision

Réalisation

2

16

11.6.4.4.2.11


4 ASTDC

2-Généraux

Sciences et sciences appliquées aux arts du spectacle

Physique appliquée aux arts du spectacle

2

16

11.6.4.4.3.12


4 ASTDC

3-Techniques

Théorie et pratique de l’image

Techniques de laboratoire

2

16

*

11.6.4.4.3.13


4 ASTDC

3-Techniques

Théorie et pratique de l’image

Techniques numériques

2

16

*

11.6.4.4.3.14


4 ASTDC

3-Techniques

Théorie et pratique du montage et du scripte

Technologie du montage

1

16

11.6.5.4.1.15

5 - Professeur Type long

4 ASTDC

1-Artistiques

Formation vocale

Travail de la voix

2

12

11.6.5.4.1.16


4 ASTDC

1-Artistiques

Interprétation et mise en scène

Ecriture

2

12

11.6.5.4.1.17


4 ASTDC

1-Artistiques


Mise en scène

1

12

11.6.5.4.1.18


4 ASTDC

1-Artistiques

Réalisation et production de la radio

Réalisation

2

12

11.6.5.4.1.19


4 ASTDC

1-Artistiques


Production

2

12

11.6.5.4.1.20


4 ASTDC

1-Artistiques


Son

2

12

11.6.5.4.1.21


4 ASTDC

1-Artistiques

Réalisation et production du cinéma

Assistanat

3

12

11.6.5.4.1.22


4 ASTDC

1-Artistiques


Ecriture

1

12

*

*

*

*


11.6.4.4.1.01

6. ECOLE SUPERIEURE DES ARTS Institut national supérieur des arts du spectacle et techniques de diffusion (INSAS) rue Thérésienne 8 1000 BRUXELLES Emploi n°

Fonction


Catégorie

Générique

Spécialité

Volume

Diviseur

Remarques


4 ASTDC

1-Artistiques


Ecriture

1

12

11.6.5.4.1.24


4 ASTDC

1-Artistiques


Réalisation

2

12

*

11.6.5.4.1.25


4 ASTDC

1-Artistiques


Réalisation

1

12

*

11.6.2.4.1.26

2 - Assistant

4 ASTDC

1-Artistiques


Régie

1

20

11.6.2.4.1.27

2 - Assistant

4 ASTDC

1-Artistiques


Prise de vues

3

20

11.6.6.4.2.28

6 - Conférencier

4 ASTDC

2-Généraux


Droit appliqué aux arts du spectacle

1

20

11.6.6.4.2.29

6 - Conférencier

4 ASTDC

2-Généraux


Droit appliqué aux arts du spectacle

1

20

11.6.2.4.2.30

2 - Assistant

4 ASTDC

2-Généraux


Philosophie

1

20

**

11.6.2.4.3.31

2 - Assistant

4 ASTDC

3-Techniques

Technique de réalisation et production théätrale

2

20

**

11.6.2.4.3.32

2 - Assistant

4 ASTDC

3-Techniques

Application de la gestion de la production en arts du spectacle

1

20

11.6.2.4.3.33

2 - Assistant

4 ASTDC

3-Techniques

Ecriture

2

20

11.6.5.4.3.34


4 ASTDC

3-Techniques

Suivi de mémoire

1

12

11.6.5.4.3.35


4 ASTDC

3-Techniques

Analyse appliquée aux arts du spectacle

Œuvres cinématographiques

3

12

11.6.5.4.3.36


4 ASTDC

3-Techniques

Analyse appliquée aux arts du spectacle

Œuvres dramatiques

2

12

11.6.5.4.3.37


4 ASTDC

3-Techniques

Ecriture

Ecriture dramatique

2

12

Ecriture dramatique

11.6.5.4.3.38


4 ASTDC

3-Techniques

Ecriture

Scénario

5

12

11.6.5.4.3.39


4 ASTDC

3-Techniques

Evolution des formes artistiques

Littératures dramatiques

3

12

*

*


11.6.5.4.1.23

* Emploi occupé par un TDD en 2010-2011 ** Reconduction d’un assistant

14309

14310

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Les emplois vacants(3) des fonctions visés par le présent appel sont accessibles : A. En ce qui concerne les fonctions d’accompagnateur, de professeur et de chargé d’enseignement(4) : a) aux membres du personnel nommés à titre définitif : DCA - par changement d’affectation(5) (pour les membres du personnel en disponibilité par défaut d’emploi); DM - par mutation(6); DEC - par extension de charge(7). b) aux membres du personnel temporaires désignés pour une durée indéterminée : TDIEC - par extension de charge. c) aux candidats à une désignation à titre temporaire : CTDI - à durée indéterminée : seuls les candidats désignés à durée déterminée pour l’année académique 2010-2011 dans un emploi déclaré vacant lors de l’appel au Moniteur belge du 1er mars 2010 et les candidats désignés à durée déterminée pour l’année académique 2009-2010 dans un emploi déclaré vacant lors de l’appel au Moniteur belge du 31 mars 2009 dont la désignation a été reconduite à durée déterminée pour l’année académique 2010-2011 et qui occupent une fonction principale peuvent être désignés à durée indéterminée dans l’emploi vacant qu’ils occupaient, à condition que leur rapport sur la manière de servir établi par le directeur de l’Ecole supérieure des Arts porte la mention « a satisfait »; (Les candidats désignés au cours de l’année académique 2010-2011 en vertu de l’article 105 du décret du 20 décembre 2001 ne sont pas concernés. Une telle désignation à durée déterminée ne peut en aucun cas donner lieu à une désignation à durée indéterminée.) CTDD - à durée déterminée. B. En ce qui concerne les fonctions d’assistant et de conférencier : aux candidats à une désignation. Pour ces emplois, la numérotation est conç ue comme suit et dans l’ordre : aa.e.f.d.c.nn aa : année civile en cours (11) e : n° de l’école (1 = CRB; 2 = CRL; 3 = CRM; 4 = La Cambre; 5 = ESAPV; 6 = INSAS) f : n° de la fonction → 1 = accompagnateur; 2 = assistant; 3 = chargé d’enseignement; 4 = professeur type court; 5 = professeur type long; 6 = conférencier. d : n° d’identification du domaine → 1 = APVE (Arts Plastiques, Visuels et de l’Espace) 2 = MUS (Musique) 3 = TAP (Théâtre et Arts de la Parole) 4 = ASTDC (Arts du Spectacle et Techniques de Diffusion) c : n° d’identification de la catégorie → 1 = Cours Artistiques; 2 = Cours Généraux; 3 = Cours Techniques nn : numérotation continue pour les différents postes vacants répondant aux critères précédents Conditions requises pour les candidats à une désignation à titre temporaire : Nul ne peut être désigné à titre temporaire, s’il ne remplit les conditions suivantes : 1° être Belge ou ressortissant d’un autre Etat membre de l’Union européenne,sauf dérogation accordée par le Gouvernement; 2° jouir des droits civils et politiques; 3° être porteur d’un des titres de capacité pour la fonction à conférer visés à l’article 82 du décret du 20 décembre 2001 : - Pour l’enseignement des cours généraux, nul ne peut exercer la fonction de professeur ou de chargé d’enseignement s’il n’est porteur d’un diplôme de docteur, de licencié conféré conformément aux dispositions du décret du 5 septembre 1994 relatif au régime des études universitaires et des grades académiques ou d’ingénieur industriel ou d’architecte ou d’un titre de niveau universitaire délivré par une Haute Ecole organisée ou subventionnée ou d’un titre dont le porteur a obtenu l’assimilation à un tel diplôme. - Pour l’enseignement des cours artistiques, nul ne peut exercer la fonction de professeur, de chargé d’enseignement, d’accompagnateur ou d’assistant s’il n’est porteur d’un diplôme délivré par un établissement d’enseignement supérieur artistique ou d’un titre dont le porteur a obtenu l’assimilation à un tel diplôme. - Pour l’enseignement des cours techniques, nul ne peut exercer la fonction de professeur, de chargé d’enseignement ou d’assistant s’il n’est porteur d’un diplôme délivré par un établissement d’enseignement supérieur ou d’un titre dont le porteur a obtenu l’assimilation à un tel diplôme. Le Gouvernement peut, sur avis favorable de la Commission de reconnaissance de notoriété créée par l’arrêté du 17 juillet 2002, accepter qu’une notoriété professionnelle, scientifique ou artistique, en relation avec la fonction et les cours à conférer, tienne lieu, à titre personnel, des titres exigés ci-avant. La Commission donne son avis sur base d’un dossier que le candidat introduit. Ce dossier comprend notamment les documents relatifs à la carrière artistique, aux titres et mérites, à l’expérience utile du métier, de l’enseignement et de la pratique artistique, la mention des publications scientifiques ou artistiques et des travaux pédagogiques ainsi que des justifications d’expériences diverses. Les candidats pour les emplois de professeur de cours artistiques, de chargé d’enseignement de cours artistiques et d’accompagnateur doivent faire preuve d’une expérience utile hors enseignement de cinq ans dans une pratique artistique. En outre, les candidats pour les emplois de chargé d’enseignement doivent faire preuve d’une expérience utile de six ans dans la fonction de professeur, d’accompagnateur ou d’assistant dont deux ans au moins dans l’Ecole supérieure des Arts où est effectuée la désignation. 4° satisfaire aux dispositions légales et réglementaires relatives au régime linguistique; 5° être de conduite irréprochable; 6° […];

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Forme de la candidature : A ENVOYER SOUS PLI RECOMMANDE A L’ADMINISTRATION adressé au : Ministère de la Communauté franç aise Direction générale des personnels de l’enseignement de la Communauté franç aise Boulevard Léopol II 44 – Bureau 3E354 1080 Bruxelles pour le 18 mars 2011 au plus tard (la date de la poste faisant foi). 1. La candidature sera rédigée à l’aide du formulaire de candidature. 2. Les documents de demande de reconnaissance d’expérience utile (ANNEXE A, ANNEXE B, ANNEXE C). 3. une copie du(des) diplômes(s) ou brevet(s) ou certificat(s) requis. 4. la reconnaissance de notoriété ou la preuve de l’envoi de la demande de cette dernière. 5. La liste des publications scientifiques. 6. Le relevé des diverses expériences professionnelles du candidat. 7. le curriculum vitae. 8. L’annexe 1 : Etat des services prestés dans l’enseignement de la Communauté franç aise. 9. le projet pédagogique et artistique. Si le candidat postule un emploi de professeur, d’accompagnateur, d’assistant ou de chargé de cours d’enseignement, il a l’obligation, sous peine de nullité de votre candidature, de joindre à la présente un projet pédagogique et artistique. Le projet pédagogique et artistique, qui devra être envoyé par tous les candidats pour chaque Ecole supérieure des Arts sollicitée, est un document écrit rédigé par les candidats à un recrutement et qui précise la manière dont seront rencontrées les missions de l’enseignement supérieur artistique telles que définies à l’article 3 du décret du 20 décembre 2001 fixant les règles spécifiques à l’Enseignement supérieur artistique organisé en Ecoles supérieures des Arts ainsi que les dispositions du projet pédagogique et artistique de l’Ecole supérieur des Arts visé à l’article 5 de ce même décret. Le projet pédagogique et artistique de l’Ecole supérieure des Arts est disponible, sur simple demande, auprès de l’Ecole concernée. En cas de candidatures multiples : Les différentes candidatures peuvent être envoyées au moyen du même envoi recommandé. Cependant, si le candidat postule plusieurs emplois du présent appel, il doit remplir un formulaire par emploi sollicité. Par ailleurs, chaque formulaire devra être accompagné de l’ensemble des annexes demandées et être placé dans une enveloppe distincte sur laquelle sera indiqué, dans le coin supérieur gauche : - le nom et prénom du candidat; - l’Ecole supérieure des Arts sollicitée; - le numéro de l’emploi sollicité. Remarques : 1. Les candidats sont avertis que les documents remis à l’appui de leur candidature ne pourront pas être récupérés. 2. L’extrait de casier judiciaire ne doit pas être joint à la candidature. Toutefois, si le candidat reç oit la notification de sa désignation, il devra dans les deux mois de la date de sa réception envoyer un extrait de casier judiciaire (modèle 2) pour que sa désignation devienne effective. A ENVOYER A CHAQUE ECOLE SUPERIEURE DES ARTS CONCERNEE (envoi sous pli recommandé au directeur) 1. Une copie des points 1. à 9.

Suite donnée à la candidature : Une liste reprenant les candidats proposés à une désignation par le Conseil de gestion pédagogique au Ministre compétent, ainsi que les candidats non retenus, sera affichée aux valves de l’Ecole supérieure des Arts (ou sur tout autre support informatif en tenant lieu).

14311

14312

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD FORMULAIRE DE CANDIDATURE ECOLE SUPERIEURE DES ARTS CONCERNEE PAR LE PRESENT FORMULAIRE u Conservatoire Royal de Bruxelles

(1)

u Conservatoire Royal de Liège

(2)

u Conservatoire Royal de Mons

(3)

u ENSAV – La Cambre

(4)

u ESAPV Mons

(5)

u INSAS

(6)

Je soussigné(e), NOM ..................................................................................... PRENOM ..................................................................................... Epouse de ......................................................................... DATE NAISSANCE......................................................................... Sexe ................. Nationalité .......................................................................................................................................................... Résidant, Rue ......................................................................................................................................................... N°..............BP................. Code postal :...................... Localité : .......................................................................................................................................... Pays : ....................... Téléphone : ................................................................................................................................................. E-mail (en MAJUSCULES !!!) : ................................................................................................................................................... Souhaite postuler, dans l’établissement ci-dessus, l’emploi vacant suivant : N° de l’emploi : ............................................................................................................................................................................. (Reprendre le numéro figurant dans la liste des emplois de l’appel) u Professeur type long u Accompagnateur

u Professeur type court u Assistant

u Chargé d’enseignement u Conférencier

Volume de la charge : ....................................................................... Diviseur : .......................................................................

Et ceci, par : u Changement d’affectation(5) – professeurs et accompagnateurs nommés (DCA) Fonction à laquelle vous êtes nommé(e) (indiquer la spécialité) : ...................................................................................... ........................................................................................................................................................................................................... Date de la nomination : .................................................................................................................................................……….. Ecole supérieure des Arts où vous étiez affecté(e) à titre définitif lors de votre mise en disponibilité par défaut d’emploi : ....................................................................................................................................................................................... Fonction y exercée : ...................................................................................................................................................................... Cours enseignés : .......................................................................................................................................................................... Volume de la charge : .................................................................................................................................................................. Date de mise en disponibilité par défaut d’emploi : u Mutation(6) – professeurs et accompagnateurs nommés (DM) Fonction à laquelle vous êtes nommé(e) (indiquez la spécialité) : ...................................................................................... Date de la nomination : ............................................................................................................................................................... Ecole supérieure des Arts où vous êtes affecté : ..................................................................................................................... Fonction y exercée : ...................................................................................................................................................................... Cours enseignés : .......................................................................................................................................................................... Volume de la charge : ...................................................................................................................................................................

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD u Extension de charge(7) – professeurs et accompagnateurs Vous êtes actuellement : u nommé(e) à titre définitif depuis le ................................................................................................................. (DEC) u désigné(e) à durée indéterminée depuis le ................................................................................................ (TDIEC) Ecole supérieure des Arts où vous êtes affecté : ..................................................................................................................... Fonction y exercée : ...................................................................................................................................................................... Cours enseignés : .......................................................................................................................................................................... Volume de la charge actuelle(8) : ................................................................................................................................................ u Demande de désignation à durée indéterminée(9) – professeurs, chargés d’enseignement et accompagnateurs Vous avez été désigné(e) dans la même Ecole supérieure des Arts le : ............................................................................. Numéro de l’emploi vacant lors de l’appel du 01.03.2010 : ................................................................................................. Fonction : ........................................................................................................................................................................................ Cours enseignés : .......................................................................................................................................................................... Volume de la charge : ................................................................................................................................................................... Case réservée au directeur de l’établissement (10) : Lors de l’établissement du rapport sur la manière dont le membre du personnel s’est acquitté de sa tâche, établi conformément à l’article 111 du décret du 20 décembre 2001, le membre du personnel a reç u la mention : u A satisfait u A satisfait partiellement u N’a pas satisfait A ................................................................................................, le ................................................................................................ (signature)

u Demande de désignation à durée déterminée (professeurs, accompagnateurs et chargé d’enseignement) et de désignation en qualité d’assistant ou de conférencier Etablissements d’enseignements où vous êtes affecté(e) actuellement (11) : ........................................................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................................................... Titres requis Je suis titulaire des titres requis suivants : Dénomination

Spécialité

Date de délivrance

Etablissement

..............................................

..............................................

..............................................

..............................................

..............................................

..............................................

..............................................

..............................................

..............................................

..............................................

..............................................

..............................................

Joindre, sous peine de nullité, une copie de ces titres requis ! Si vous n’êtes pas titulaire du titre requis, êtes-vous en possession d’une reconnaissance de notoriété tenant lieu, à titre personnel, des titres nécessaires ? u Oui. Dans ce cas, elle devra être jointe à la présente. u Non. Dans ce cas, une demande doit être adressée à la Commission de notoriété. Preuve de l’envoi de cette demande doit être jointe au présent envoi.

14313

14314

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Expérience utile Si vous postulez à un emploi d’accompagnateur ou de professeur ou de chargé d’enseignement pour les cours artistiques, vous devez être en possession d’une décision du Gouvernement attestant votre expérience utile de cinq ans (accompagnateurs et professeurs de cours artistiques) ou de six ans (chargé d’enseignement). L’expérience utile susvisée est constituée par les services accomplis dans le secteur privé ou public, il s’agit de l’expérience acquise – hors enseignement – par l’exercice d’un métier, d’une profession ou d’une pratique artistique. Etes-vous en possession de ce document pour le cours que vous postulez ? u Oui. Dans ce cas, le joindre en annexe. u Non. Vous avez alors l’obligation d’introduire une demande de reconnaissance de votre expérience utile à l’aide des formulaires ou des deux selon le cas reproduits en annexes B et C du présent appel et de l’adresser, accompagné du formulaire reproduit en annexe A, par lettre recommandée à la Poste à Monsieur C. NOIRET, Président de la Commission de reconnaissance d’expérience utile Administration générale des Personnels de l’Enseignement Bureau 3E356 – Boulevard Léopold II 44, à 1080 Bruxelles ou de la déposer auprès de Madame KALIMBIRIRO, secrétaire de la Commission d’expérience utile, bureau 3E319, contre accusé de réception. Cette demande doit comporter tous les éléments permettant à la Commission d’émettre un avis en toute connaissance de cause ainsi que toutes les pièces de nature à contrôler ces éléments. Une copie des documents envoyés ainsi que la preuve de l’envoi par recommandé ou l’accusé de réception en cas de dépôt doivent être joints au présent formulaire. Etat des services prestés dans l’enseignement Si vous avez presté des services dans l’enseignement de la Communauté franç aise, l’annexe 1re doit être complétée Déclaration finale En signant ce formulaire de candidature, vous avez pris connaissance des conditions de recrutement et acceptez que, dans le cas d’une désignation, celle-ci ne soit valide qu’une fois que tous les documents nécessaires à la vérification des conditions de désignation nous soient parvenus et aient été vérifiés par nos services. Vous avez pris connaissance du fait que les candidatures incomplètes, notamment celles qui ne comprendraient pas un projet pédagogique et artistique, ne seront pas jugées valables et ne seront pas examinées par les Commissions compétentes. Aucun document envoyé après la date-limite de remise des candidatures ne sera accepté et transmis aux écoles concernées. Fait à ........................................................................................... , le ........................................................................................... (signature)

Ce formulaire est à envoyer – par lettre recommandée à la Poste – à : Ministère de la Communauté franç aise Direction générale des Personnels de l’enseignement de la Communauté franç aise Boulevard Léopold II 44, – Bureau 3E354 1080 Bruxelles AU PLUS TARD LE 18 MARS 2011 (Date de la Poste faisant foi) Les candidats sont avertis que les documents remis à l’appui de leur candidature ne pourront pas être récupérés. Notes (1) Une version coordonnée de ce texte est disponible sur le site http://www.gallilex.cfwb.be (2) La fonction de conférencier est exercée au type long et au type court dans le cadre d’un mandat publié au Moniteur pour des cours présents à la grille horaire des étudiants et pour lesquels aucun professeur ou chargé d’enseignement n’est désigné à titre temporaire ou nommé à titre définitif. (3) Emploi vacant : tout emploi organique qui n’est pas attribué à un membre du personnel nommé à titre définitif ou désigné à titre temporaire pour une durée indéterminée (cfr. article 2 du décret du 20 décembre 2001). (4) Chargé d’enseignement : pour l’année académique 2011-2012 – il s’agit de sa première désignation, le chargé d’enseignement ne peut être désigné qu’à titre temporaire que pour une durée déterminée. (5) Changement d’affectation : la réaffectation, dans la même fonction et le même cours à conférer qu’obtient le membre du personnel mis en disponibilité par défaut d’emploi dans une Ecole supérieure des Arts autre que celle où il est affecté à titre définitif (cfr. article 62 du décret du 20 décembre 2001).

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD (6) Mutation : le transfert, dans la même fonction et le même cours à conférer que celui pour lequel il est nommé à titre définitif, d’un membre du personnel de l’Ecole supérieure des Arts où il est affecté vers une autre Ecole supérieure des Arts du même réseau (cfr. article 62 du décret du 20 décembre 2001). (7) Extension de charge : l’extension de la charge d’un membre du personnel nommé à titre définitif ou désigné à titre temporaire pour une durée indéterminée, dans la même fonction et les mêmes cours à conférer ou dans la même fonction et d’autres cours à conférer, jusqu’à concurrence d’une charge complète au maximum, respectivement à titre définitif ou à titre temporaire pour une durée indéterminée (cfr. article 62 du décret du 20 décembre 2001). (8) Volume de charge Pour laquelle le candidat est rémunéré et preste en tant que définitif ou en tant que temporaire désigné pour une durée indéterminée dans la même fonction et les mêmes cours à conférer ou dans la même fonction et d’autres cours à conférer. (9) Demande de désignation à durée indéterminée Accessible uniquement au candidat ayant fait l’objet, au cours de l’année académique 2010-2011, d’une désignation à titre temporaire à durée déterminée suite à l’appel au Moniteur belge du 1er mars 2010 et qui accepte une fonction principale. (10) Rapport du directeur Sera joint à la déclaration, une copie du rapport daté et visé par l’intéressé. Lorsque le rapport ne porte pas la mention « a satisfait » sera aussi annexé une copie du procès-verbal de l’audition par le Conseil de Gestion Pédagogique du membre du personnel. (11) Indiquez si vous êtes temporaire (T, TDD, TDI) ou définitif (D), la fonction, les cours enseignés et le nombre d’heures ou le volume de la charge. ANNEXE A Ecoles Supérieures des Arts – Reconnaissance d’expérience utile Nom : Prénom : Adresse : Date de naissance :

Matricule :

Titre de capacité : FONCTION(S) ET COURS QU’ENTEND POSTULER LE CANDIDAT : Domaine (1)

Fonction (2)

Intitulé générique du cours

Spécialité du cours

14315

14316


(1) Soit : a) Arts plastiques, visuels et de l’espace ou b) Musique ou c) Théâtre et Arts de la parole ou d) Arts du spectacle et techniques de diffusion et de communication. (2) Soit Professeur de cours artistiques, chargé d’enseignement de cours artistiques ou accompagnateur. FONCTION EXERCEE ACTUELLEMENT : Exercez-vous actuellement des fonctions dans l’enseignement ? oui - non Si oui, veuillez préciser la dénomination de l’établissement scolaire concerné.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD ANNEXE B Ministère de la Communauté franç aise Direction générale des personnels de l’enseignement de la Communauté franç aise Reconnaissance d’expérience utile (articles 62, 6°, 110, 235 et 365 du décret du 20 décembre 2001 fixant les règles spécifiques à l’Enseignement supérieur artistique organisé en ECOLES SUPERIEURES DES ARTS) Attestation de services prestés soit dans un service ou un établissement public ou privé, soit dans un métier ou une profession, délivré par l’employeur. Le soussigné(e) (nom, prénom) .......................................................................................................................................................................................................... Grade ............................................................................................................................................................................................. à l’établissement (dénomination et adresse du siège du service, de la société, de l’institution, etc) .......................................................................................................................................................................................................... numéro d’affiliation à l’O.N.S.S. : ............................................................................................................................................. agissant soit comme employeur, soit au nom ou avec l’autorisation de celui-ci, certifie que M. ................................................................................................................................................................................................... (nom, prénom de la personne qui sollicite l’attestation) né à : .........................................................................................., le .......................................................................................... . affilié à la caisse de pension (dénomination, adresse) .......................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... sous le n° ................... (preste) (a presté) sans interruption des services, en qualité de (grade ou fonction) ............. du ........................................................................................ au ........................................................................................ (date) du ........................................................................................ au ........................................................................................ (date) du ........................................................................................ au ........................................................................................ (date) du ........................................................................................ au ........................................................................................ (date) dans le(s) département(s) ........................................................................................................................................................... (exemples : web-designer, graphiste, monteur, etc…) et qu’à ce(s) titre(s), il (donne) (a donné) entière satisfaction. Le soussigné(e) certifie sur l’honneur que la présente déclaration est sincère et complète. (signature)

A ..............................................................................................., le ............................................................................................... (éventuellement, sceau de l’employeur).

14317

14318

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD ANNEXE C Ministère de la Communauté franç aise Direction générale des personnels de l’enseignement de la Communauté franç aise Reconnaissance d’expérience utile (articles 62, 6°, 110, 235 et 365 du décret du 20 décembre 2001 fixant les règles spécifiques à l’Enseignement supérieur artistique organisé en ECOLES SUPERIEURES DES ARTS) Déclaration de services prestés par le soussigné dans une entreprise familiale ou d’activités exercées pour son propre compte

Le soussigné(e) (nom, prénom) ................................................................................................................................................

Né(e) à ......................................................................................... , le .........................................................................................

déclare (avoir exercé/exercer) le métier de ............................................................................................................................

dans l’entreprise familiale, comme artiste artisan indépendant,

du (date) .................................................................................. au (date) ..................................................................................

à l’adresse suivante : ..................................................................................................................................... .............................

(éventuellement avec immatriculation au registre de commerce de .................................................................................

sous le n° .........................................................).

ou déclare pouvoir apporter la preuve d’une pratique artistique dans le domaine de :

..........................................................................................................................................................................................................

Comme preuve de son allégation, il fournit les documents suivants :

(1) ....................................................................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................................................................

..........................................................................................................................................................................................................

Fait à ............................................................................................ le ............................................................................................

(signature)

(1) Exemples : Certificat d’inscription au registre du commerce, attestation de l’autorité communale, du contrôleur des contributions, précisant les dates de début et de cessation des activités ou preuves de manifestations publiques, cartons d’invitation, programmes, articles de journaux datés, etc…

ANNEXE 1re : ETAT DES SERVICES PRESTES DANS L’ENSEIGNEMENT DE LA COMMUNAUTE FRANCAISE

ETABLISSEMENT (dénomination complète) (1)

Fonction exacte (2)

Niveau dans lequel chaque fonction est exercée (3)

En fonction principale ou accessoire (4)

A titre Tempo Stag. Déf CST CMT ACS

Cours enseignés

Nombre d’heures hebdomadaires par fonction et par niveau ou volume de la charge

Dates de début et dates de fin de chaque prestation

Nombre de jours

ETAT DES SERVICES JUSQU’AU 1 mars 2011

Notes


DATE : ...................................................................................................................................................... SIGNATURE : ......................................................................................................................................................

(1) - ne reprendre que les établissements d’enseignement organisés par la Communauté (2) - indiquer fonction et spécialité

(4) - FP = en fonction principale - FA = en fonction accessoire

14319

(3) - D.S. = enseignement secondaire supérieur - SUP = enseignement supérieur

14320

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C − 2011/29103] Appel aux candidatures pour les emplois vacants des fonctions de rang 1 à pourvoir dans les Hautes Ecoles (personnel enseignant) de la Communauté franç aise Année académique 2011-2012 Le présent appel est lancé conformément aux dispositions de l’article 22 du décret du 24 juillet 1997 (http://www.gallilex.cfwb.be) fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant et du personnel auxiliaire d’éducation des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté franç aise. Il vise les emplois vacants des fonctions de rang 1 à pourvoir dans les Hautes Ecoles organisées par la Communauté franç aise. Le décret du 25 juillet 1996 (http://www.gallilex.cfwb.be) relatif aux charges et emplois dans les Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté franç aise définit comme suit les fonctions de rang 1 : 1. MAITRE DE FORMATION PRATIQUE 2. MAITRE-ASSISTANT 3. CHARGE DE COURS I. DEFINITIONS. Pour la bonne compréhension de la suite du présent appel, il y a lieu d’entendre par : Emploi vacant : tout emploi organique qui n’est pas attribué à un membre du personnel nommé à titre définitif ou désigné à titre temporaire pour une durée indéterminée. Changement d’affectation : l’affectation nouvelle qu’obtient le membre du personnel mis en disponibilité par défaut d’emploi dans une Haute Ecole autre que celle où il est affecté à titre définitif. Ce changement d’affectation est d’abord provisoire puis éventuellement définitif (cfr. article 27, § 4 du décret du 25.07.96 précité). Changement de fonction : pour les fonctions de rang 1, le changement de la fonction de maître-assistant à celle de chargé de cours et inversement, sur base volontaire (cfr. article 12, § 2 du décret du 25.07.96 précité). Mutation : le transfert, dans la même fonction que celle à laquelle il est nommé à titre définitif, d’un membre du personnel de la Haute Ecole où il est affecté vers une autre Haute Ecole du même réseau. La mutation est d’abord provisoire pour une période probatoire d’une année académique (cfr. article 2, 25° du décret du 24.07.97 précité). Extension de charge : l’extension de la charge d’un membre du personnel nommé à titre définitif ou désigné à titre temporaire pour une durée indéterminée, dans la même fonction et les mêmes cours à conférer ou dans la même fonction et d’autres cours à conférer, et à concurrence d’une charge complète maximum, respectivement à titre définitif ou à titre temporaire pour une durée indéterminée (cfr. article 2, 24°, du décret du 24.07.97 précité). II. TYPE DE CANDIDATURES. Les emplois vacants des fonctions de rang 1 visés par la présent appel sont accessibles aux : a) Membres du personnel nommés à titre définitif : DCA* - par changement d’affectation (pour les membres du personnel en disponibilité par défaut d’emploi); DCF* - par changement de fonction; DM* - par mutation; DEC* - par extension de charge. b) Membres du personnel temporaires désignés pour une durée indéterminée : TDIEC* - par extension de charge. c) Candidats à une désignation à titre temporaire : CTDI* - à durée indéterminée : seuls les candidats désignés à durée déterminée pour l’année académique 2010-2011 dans un emploi déclaré vacant lors de l’appel au Moniteur belge du 1er mars 2010 et les candidats désignés à durée déterminée pour l’année académique 2009-2010 dans un emploi déclaré vacant lors de l’appel au Moniteur belge du 12 mars 2009, dont la désignation a été reconduite à durée déterminée pour l’année académique 2010-2011 peuvent être désignés à durée indéterminée dans l’emploi vacant qu’ils occupaient, à condition que leur rapport sur la manière de servir établi par le Conseil d’administration porte la mention « a satisfait »; (Les candidats désignés au cours de l’année académique 2010-2011 dans un emploi qui est déclaré vacant après la publication de l’appel au Moniteur belge, du 1er mars 2010 ne sont pas concernés en application de l’article 25 du décret du 24 juillet 1997). CTDD* - à durée déterminée. (*) voir MODELE de demande


14321

III. EMPLOIS. 1. HAUTE ECOLE DE BRUXELLES Chaussée de Waterloo 749, à 1180 BRUXELLES Emploi n°

Fonction

Cours à conférer

Volume de la charge

11.1.1.01

Maître de formation pratique

Travaux pratiques en Informatique

05/10

11.1.2.02

Maître-assistant(e)

Langue franç aise

05/10

11.1.2.03


Langue franç aise

03/10

11.1.2.04


Psychologie

04/10

11.1.2.05


Sciences mathématiques

04/10

11.1.2.06


Langue étrangère : anglais

06/10

11.1.2.07


Informatique de gestion

10/10

11.1.2.08



05/10

11.1.2.09


Langue étrangère : néerlandais

06/10

11.1.1.10


Pratique en diététique

02/10

11.1.2.11


Psychologie

05/10

11.1.2.12


Psychologie

05/10

11.1.1.13



02/10

11.1.2.14



05/10

11.1.2.15



05/10

11.1.2.16


Langue étrangère : espagnol

01/10

11.1.2.17


Morale

04/10

11.1.2.18


Langue étrangère : allemand

08/10

11.1.2.19



09/10

11.1.2.20



02/10

11.1.2.21


Droit

02/10

11.1.2.22


Psychologie

01/10

11.1.2.23


Psychologie

05/10

11.1.2.24


Electricité, électronique, informatique industrielle, télécommunications

06/10

11.1.2.25


Dessin et éducation plastique

01/10

11.1.2.26



01/10

11.1.2.27


Histoire

01/10

11.1.2.28


Histoire

05/10

11.1.2.29


Langue franç aise

05/10

11.1.2.30


Philosophie

03/10

11.1.2.31


Psychologie

05/10

11.1.2.32



01/10

11.1.2.33


Sciences sociales

02/10

11.1.2.34


Education physique

02/10

11.1.2.35


Psychologie

02/10

11.1.2.36


Psychologie

02/10

11.1.2.37



05/10

11.1.2.38


Techniques de développements en informatique

10/10

14322

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 2. HAUTE ECOLE « PAUL-HENRI SPAAK » Rue Royale 150, à 1000 BRUXELLES

Emploi n°

Fonction

Cours à conférer

Volume de la charge

11.2.2.01

Maître assistant(e)

Sociologie

10/10

11.2.1.02


Bureautique

10/10

11.2.2.03


Droit

01/10

11.2.1.04


AFP sec. (éd.phys.)

04/10

11.2.1.05


Service social

03/10

11.2.2.06


Histoire de l’art

02/10

11.2.1.07


Service social

06/10

11.2.2.08


Sciences technologiques

10/10

11.2.2.09


Sociologie

08/10

11.2.2.10


Bibliothéconomie

01/10

11.2.2.11


Droit

05/10

11.2.2.12



10/10

11.2.2.13


Pédagogie et méthodologie

10/10

11.2.2.14


Psychologie

01/10

11.2.2.15


Sociologie

05/10

11.2.2.16



10/10

11.2.2.17



10/10

11.2.1.18


Service social

02/10

11.2.2.19



05/10

11.2.2.20


Education physique

10/10

11.2.1.21


Service social

10/10

11.2.2.22



03/10

11.2.2.23


Sciences sociales (service social)

01/10

11.2.1.24


Service social

06/10

11.2.2.25


Education physique

10/10

11.2.1.26


Bibliothéconomie

10/10

11.2.2.27


Kinésithérapie

05/10

11.2.1.28


Bibliothéconomie

10/10

11.2.2.29


Chimie

06/10

11.2.2.30



06/10

11.2.2.31


Sciences sociales

01/10

11.2.2.32


Sciences sociales

01/10

11.2.2.33


Chimie

04/10

11.2.1.34


Bibliothéconomie

05/10

11.2.2.35


Sciences sociales

01/10

11.2.2.36


Education physique

02/10

11.2.1.37


Service social

01/10

11.2.2.38



03/10

11.2.2.39


Langues étrangères : anglais, néerlandais

04/10

11.2.2.40



02/10

11.2.2.41


Sciences sociales

01/10

11.2.2.42



10/10

11.2.2.43


Education physique

10/10

11.2.2.44


Histoire

01/10

11.2.2.45


Bibliothéconomie

01/10

11.2.2.46


Chimie

01/10

11.2.2.47


Sciences sociales

01/10

11.2.2.48



10/10

11.2.2.49



10/10


14323

2. HAUTE ECOLE « PAUL-HENRI SPAAK » Rue Royale 150, à 1000 BRUXELLES Emploi n°

Fonction

Cours à conférer

Volume de la charge

11.2.2.50



10/10

11.2.2.51


Sciences sociales

02/10

11.2.2.52


Psychologie

03/10

11.2.2.53


Psychologie

03/10

11.2.2.54


Psychologie

02/10

3. HAUTE ECOLE DE LA COMMUNAUTE FRANC q AISE DU HAINAUT Rue Pierre-Joseph Dumenil 4, à 7000 MONS

Emploi n°

Fonction

Cours à conférer

Volume de la charge

11.3.1.01


Ateliers de formation professionnelle

01/10

11.3.1.02



01/10

11.3.1.03



01/10

11.3.1.04


Travaux pratiques en électronique

10/10

11.3.1.05


Travaux pratiques en informatique

02/10

11.3.1.06



01/10

11.3.2.07


Communication

04/10

11.3.2.08


Construction

05/10

11.3.2.09


Dessin et éducation plactique

10/10

11.3.2.11


Electromécanique, mécanique, énergie

05/10

11.3.2.12


Histoire

05/10

11.3.2.13


Histoire

02/10

11.3.2.14



04/10

11.3.2.15


Langue franç aise

10/10

11.3.2.16



05/10

11.3.2.19


Sciences sociales

10/10

11.3.2.20



05/10

11.3.2.21



10/10

14324

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 4. HAUTE ECOLE « CHARLEMAGNE » Rue des Rivageois 6, à 4000 LIEGE

Emploi n°

Fonction

Cours à conférer

Volume de la charge

11.4.2.01


Architecture du paysage

05/10

11.4.2.02



02/10

11.4.2.03


Biochimie

05/10

11.4.2.04



05/10

11.4.2.05



05/10

11.4.2.06



05/10

11.4.2.07


Droit

05/10

11.4.2.08


Droit

02/10

11.4.2.09


Education physique

05/10

11.4.2.10


Education physique

03/10

11.4.2.11



03/10

11.4.2.12



02/10

11.4.2.13


Géographie

05/10

11.4.2.14


Histoire

05/10

11.4.2.15


Histoire de l’art

05/10

11.4.2.16


Histoire de l’art

01/10

11.4.2.17


Langue franç aise

10/10

11.4.2.18


Langue franç aise

05/10

11.4.2.19


Langue franç aise

05/10

11.4.2.20


Langue franç aise

05/10

11.4.2.21


Langue franç aise

05/10

11.4.2.22


Langues étrangères : Anglais - Néerlandais

08/10

11.4.2.23



07/10

11.4.2.24



03/10

11.4.2.25



02/10

11.4.2.26


Langues étrangères : Espagnol

05/10

11.4.2.27


Musique et éducation musicale

10/10

11.4.2.28



10/10

11.4.2.29


Psychologie

05/10

11.4.2.30


Psychologie

05/10

11.4.2.31


Psychologie

05/10

11.4.2.32


Sciences biomédicales

03/10

11.4.2.33


Sciences économiques

03/10

11.4.2.34



10/10

11.4.2.35



02/10

11.4.2.36


Sociologie

02/10

11.4.1.37


A.F.P. - Section normale secondaire (Franç ais-Histoire)

02/10

11.4.1.38


A.F.P. - Section normale secondaire (Géographie)

01/10

11.4.1.39


Travaux pratiques en architecture des jardins et du paysage

10/10

11.4.1.40



04/10

11.4.1.41



02/10

11.4.1.42


Pratique en art, culture et techniques artistiques

02/10


14325

5. HAUTE ECOLE « ROBERT SCHUMAN » Avenue de Luxembourg 101, à 6700 ARLON Emploi n°

Fonction

Cours à conférer

Volume de la charge

11.5.2.01



10/10

11.5.2.02


Chimie

10/10

11.5.2.03


Soins infirmiers

05/10

11.5.2.04



09/10

11.5.2.05


Education physique-garç ons

10/10

11.5.2.06


Mathématiques

09/10

11.5.2.07


Langue franç aise

04/10

11.5.2.08



10/10

11.5.2.09


Kinésithérapie

10/10

11.5.1.10


Soins infirmiers

10/10

11.5.1.11


Soins infirmiers

10/10

11.5.2.12


Biologie

04/10

11.5.1.13


Soins infirmiers

06/10

11.5.2.14



10/10

11.5.2.15



01/10

11.5.2.16



05/10

11.5.2.17


Psychologie

05 /10

11.5.2.18


Physique

04/10

11.5.1.19


Soins infirmiers

10/10

11.5.1.20


Soins infirmiers

10/10

11.5.1.21


AFP : Régendat-Franç ais

02/10

11.5.2.22


Pédagogie-méthodologie

05 /10

11.5.2.23


Géographie

03/10

11.5.1.24


Bureautique

07/10

11.5.2.25


Mathématiques

04/10

11.5.2.26


AFP : régendat - Education Physique

01/10

11.5.3.27

Chargé(e) de cours

Chimie

02/10

11.5.3.28

Chargé(e) de cours

Chimie

02/10

11.5.3.29

Chargé(e) de cours

Construction

05/10

11.5.3.30

Chargé(e) de cours

Sciences Biomédicales

02/10

11.5.3.31

Chargé(e) de cours

Histoire

02/10

14326

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 6. HAUTE ECOLE « ALBERT JACQUARD » Square Arthur Masson 1, à 5000 NAMUR

Emploi n°

Fonction

Cours à conférer

Volume de la charge

11.6.2.01


Art, culture et techniques artistiques

08/10

11.6.2.02



06/10

11.6.2.03



10/10

11.6.2.04



04/10

11.6.2.05


Autre cours à conférer: ergonomie

10/10

11.6.2.06


Autre cours à conférer: esthétique

03/10

11.6.2.07



04/10

11.6.2.08


Autre cours à conférer: game play et effets spéciaux

02/10

11.6.2.09


Communication

02/10

11.6.2.10


Droit

02/10

11.6.2.11


Education physique

01/10

11.6.2.12


Histoire de l’art

03/10

11.6.2.13


Histoire de l’art

02/10

11.6.1.14


Industries graphiques et infographie

10/10

11.6.2.15


Informatique de gestion(*)

07/10

11.6.2.16


Informatique de gestion (*)

05/10

11.6.2.17


Langue étrangère: anglais

10/10

11.6.2.18



10/10

11.6.2.19


Langue franç aise

10/10

11.6.2.20


Psychologie

01/10

11.6.2.21



01/10

11.6.2.22


Sociologie

10/10

11.6.2.23


Techniques graphiques et infographiques

07/10

11.6.2.24



10/10

11.6.2.25



02/10

11.6.2.26



02/10

11.6.2.27



02/10

11.6.2.28


Autre cours à conférer: phénoménologie de la perception

03/10

11.6.2.29


Chimie

10/10

11.6.2.30


Communication

01/10

11.6.2.31


Droit

02/10

11.6.2.32


Informatique de gestion(*)

02/10

11.6.2.33


Langue franç aise

02/10

11.6.2.34


Langue franç aise

01/10

11.6.1.35



03/10

11.6.2.36


Psychologie

01/10

11.6.2.37



05/10

11.6.2.38



05/10

11.6.2.39



02/10

11.6.2.40



03/10

11.6.1.41


Travaux pratiques en techniques graphiques et infographiques

01/10

(*) Renvois: 11.6.2.15 : Java script 11.6.2.16 : Logique et technique de programmation 11.6.2.32 : Logique et technique de programmation

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD IV. FORME DE LA CANDIDATURE. A. Les Modèles de candidature : La demande sera rédigée sur feuille de format A4 d’après le modèle approprié reproduit ci-après : 1. MOD DCA : demande de changement d’affectation; MOD DCF : demande de changement de fonction; MOD DM : demande de mutation; MOD DEC : demande d’extension de charge; Les modèles « D. » sont réservés aux seuls membres du personnel nommés à titre définitif. 2. MOD TDIEC : demande d’extension de charge d’un membre du personnel désigné à titre temporaire pour une durée indéterminée; Ce modèle est réservé aux seuls membres du personnel désignés à titre temporaire pour une durée indéterminée. MOD CTDI : demande de désignation à titre temporaire pour une durée indéterminée (reconduction d’une désignation à durée déterminée effectuée pour l’année académique 2010-2011 dans un emploi déclaré vacant lors de l’appel au Moniteur belge du 1.03.2010 ou d’une désignation à durée déterminée effectuée pour l’année académique 2009-2010 dans un emploi déclaré vacant lors de l’appel au Moniteur belge du 12.03.2009, reconduite à durée déterminée pour l’année académique 2010-2011); (Les candidats désignés au cours de l’année académique 2010-2011 dans un emploi qui est déclaré vacant après la publication de l’appel au Moniteur belge, du 1er mars 2010 ne sont pas concernés en application de l’article 25 du décret du 24 juillet 1997). Ce modèle est réservé aux seuls membres du personnel désignés à titre temporaire pour une durée déterminée dans un emploi qui a déjà fait l’objet d’une déclaration de vacance d’emploi au Moniteur belge (1.03.2010 ou 1.03.2011) MOD CTDD : demande de désignation à titre temporaire pour une durée déterminée. B. Instructions générales pour le contenu et l’envoi des candidatures : A ENVOYER A L’ADMINISTRATION SOUS PLI RECOMMANDE Adressé au : Ministère de la Communauté franç aise Direction générale des personnels de l’enseignement de la Communauté franç aise Direction de la carrière des personnels Boulevard Léopold II 44, (3e étage) - bureau 3E312 1080 BRUXELLES. 1. la candidature rédigée à l’aide du formulaire Modèle de demande de désignation approprié (Modèle 1 ou Modèle 2) 2. le(s) tableau(x) des emplois vacants, complété(s) par vos soins (1 tableau par Haute Ecole) 3. une copie du(des) diplôme(s) ou brevet(s) ou certificat(s) requis (sauf si le diplôme a été envoyé à partir de l’année 2007). 4. une copie de l’arrêté de nomination ou d’engagement à titre définitif comme instituteur préscolaire, instituteur primaire ou régent, selon le cas, dans l’enseignement organisé ou subventionné par la Communauté franç aise pour la fonction de Maître de formation pratique – atelier de formation professionnelle. 5. une copie de la notification de la décision de l’expérience utile reconnue par le Gouvernement de la Communauté franç aise pour les fonctions de : - Maître de formation pratique – atelier de formation professionnelle - Maître de formation pratique Si le candidat sollicite plusieurs établissements, il établira une demande séparée pour chaque Haute Ecole dans un seul ENVOI RECOMMANDE. Remarque : L’extrait de casier judiciaire ne doit pas être joint à la candidature. Toutefois, si le candidat reç oit la notification de sa désignation, il devra dans les deux mois de la date de sa réception envoyer un extrait de casier judiciaire (modèle II) pour que sa désignation devienne effective.

A ENVOYER A CHAQUE HAUTE ECOLE CONCERNEE (envoi non recommandé adressé au secrétaire administrateur) 1. copie de la candidature rédigée à l’aide du formulaire Modèle de demande de désignation approprié (Modèle 1 ou Modèle 2). 2. copie de(s) tableau(x) des emplois vacants, complété(s) par vos soins. 3. copie du(des) diplôme(s) ou brevet(s) ou certificat(s) requis pour la fonction sollicitée. 4. Annexe 1re 5. Annexe 2

14327

14328

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD C. Uniquement pour les candidats à une désignation à titre temporaire (Modèle CTDI et Modèle CTDD) : Conditions requises : Nul ne peut être désigné à titre temporaire, s’il ne remplit les conditions suivantes : 1° être Belge ou ressortissant d’un autre Etat membre de l’Union européenne, sauf dérogation accordée par le Gouvernement; 2° jouir des droits civils et politiques; 3° être porteur d’un des titres requis visés au décret du 8 février 1999 relatif aux fonctions et titres des membres du personnel enseignant des Hautes Ecoles organisées ou subventionnées par la Communauté franç aise; Conditions particulières pour certaines fonctions : - Les candidats à une désignation à titre temporaire à la fonction de maître de formation pratique doivent en outre justifier d’une expérience utile reconnue du métier d’au moins deux ans. Pour les membres du personnel qui étaient déjà en fonction dans une Haute Ecole avant le 1er février 1999, un an d’expérience utile est exigé. Pour les candidats à la fonction de maître de formation pratique pour les cours de bureautique, de coupe et couture ou d’économie domestique, ayant déjà fonctionné dans ces cours dans les Hautes Ecoles avant le 1er février 1999, aucune expérience utile n’est exigée. - Les candidats à une désignation à titre temporaire à la fonction de maître de formation pratique – ateliers de formation professionnelle – dans un emploi vacant à mi-temps au maximum dans les sections normales préscolaire, primaire, secondaire et technique moyenne de la catégorie pédagogique doivent également remplir la condition d’expérience utile visée ci-avant et en outre, être en fonction, selon le cas, comme instituteur préscolaire, instituteur primaire ou régent, nommé ou engagé à titre définitif, dans un établissement d’enseignement organisé ou subventionné par la Communauté franç aise. Pour pouvoir exercer les prestations pour lesquelles ils auraient été désignés dans le cadre des Ateliers de formation professionnelle, les membres du personnel n’appartenant pas au réseau de la Communauté franç aise doivent avoir obtenu l’accord préalable de leur Pouvoir Organisateur exprimé par le biais d’une demande de « congé pour exercer une autre fonction ou une fonction mieux rémunérée ». 4° […] 5° satisfaire aux dispositions légales et réglementaires relatives au régime linguistique; 6° être de conduite irréprochable; 7° […] Documents à annexer : (par les candidats à une désignation à titre temporaire) a) une copie du(des) diplôme(s) ou brevet(s) ou certificat(s) requis (sauf si le diplôme a été envoyé à partir de l’année 2007); b) Pour les maîtres de formation pratique – ateliers de formation professionnelle, une copie certifiée conforme à l’original de l’arrêté de nomination ou d’engagement à titre définitif comme instituteur préscolaire, instituteur primaire ou régent, selon le cas, dans l’enseignement organisé ou subventionné par la Communauté franç aise. c) la notification de la décision de l’expérience utile reconnue par le Gouvernement de la Communauté franç aise. A défaut, les candidats qui ne possèdent pas l’expérience utile : - pour l’exercice de la fonction de maître de formation pratique (ce point ne concerne pas les candidats pour les cours de bureautique, de coupe et couture ou d’économie domestique ayant déjà fonctionné dans ces cours dans les Hautes Ecoles avant le 1er février 1999), - pour l’exercice de la fonction de Maître de formation pratique – ateliers de formation professionnelle – dans un emploi vacant à mi-temps au maximum, sont invités à introduire, sans attendre une demande de reconnaissance au titre d’expérience utile. Cette demande sera adresséee, par lettre recommandée à M. Christian NOIRET, Président de la Commission de reconnaissance d’expérience utile, Administration générale des Personnels de l’Enseignement Bureau 3E356 - Boulevard Léopold II, 44 – 1080 Bruxelles. Pour tout renseignement concernant l’expérience utile, les candidats sont invités à consulter la circulaire n° 1051 du 12 janvier 2005 sur le site www.cdadoc.cfwb.be ou s’adresser à Mme KALIMBIRIRO, secrétaire de la Commission de reconnaissance d’expérience utile. Boulevard Léopold II, 44 bureau 3E319 à 1080 Bruxelles Email : [email protected] ). Remarques : L’attention des candidats est attirée sur le fait que les documents susvisés sont réclamés en vue de contrôler s’ils remplissent les conditions prescrites. V. DUREE DE VALIDITE DU PRESENT APPEL. J’attire votre attention sur le fait que ces demandes doivent être introduites, par pli recommandé, le 18 mars 2010 au plus tard (la date de la poste faisant foi) à l’adresse suivante : Ministère de la Communauté franç aise - Direction générale des personnels de l’enseignement de la Communauté franç aise - Boulevard Léopold II, 44 - bureau 3E312 - 1080 BRUXELLES. VI. SUITE DONNEE A LA CANDIDATURE. Une liste reprenant les candidats proposés à une désignation par le Conseil d’Administration au Ministre compétent, ainsi que les candidats non retenus, sera affichée aux valves de la Haute Ecole(ou sur tout autre support informatif en tenant lieu). 1. MODELE DE DEMANDE DE DESIGNATION POUR LES MEMBRES DU PERSONNEL NOMMES A TITRE DEFINITIF ANNEE ACADEMIQUE 2011-2012

DCA (*) Changement d’Affectation Réservé aux membres du personnel en disponibilité par défaut d’emploi dans une Haute Ecole

DCF (*) Changement de Fonction De maître assistant à chargé de cours ou inversement sur base volontaire

(*) Biffer les colonnes inutiles

DM (*) Mutation Transfert, dans la même fonction, vers une autre Haute Ecole

DEC (*) Extension de Charge Pour les membres du personnel nommés a titre définitif qui n’ont pas une charge complète

14329

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD HAUTE ECOLE sollicitée :

COMPLETER LE TABLEAU D’EMPLOIS VACANTS EN ANNEXE

IDENTITE DU CANDIDAT : NOM .................................................................... Epouse de ...................................................................... Sexe .................................................................... PRENOM ............................................................ Date de naissance ......................................................... Nationalité ......................................................... ADRESSE :RUE ............................................................................................................................................... N° ....................................................................... N° POSTAL : ........................................................................................... LOCALITE ........................................................................................... TELEPHONE : .............................................................................................. GSM : .............................................................................................. E-MAIL : ..................................................................................................................................................................................................................... TITRES : Dénomination

Spécialité

Date de délivrance

Etablissement

Fonction à laquelle vous êtes nommé(e) (indiquer la spécialité) : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... Date de la nomination : .............................................................................................................................................................. Haute Ecole où vous êtes affecté(e) à titre définitif (DCF)(DM) (DEC) OU où vous étiez affecté(e) à titre définitif lors de votre mise en disponibilité par défaut d’emploi (DCA) : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... - date de mise en disponibilité par défaut d’emploi (DCA) : ............................................................................................. - fonction y exercée : ................................................................................................................................................................... - cours enseignés : ....................................................................................................................................................................... - volume de la charge : .............................................................................................................................................................. - volume de la charge actuelle (DEC) : ................................................................................................................................... (pour laquelle vous êtes rémunéré(e), prestée en tant que temporaire désigné pour une durée indéterminée dans la même fonction et les mêmes cours à conférer ou dans la même fonction et d’autres cours à conférer) ATTENTION : INTRODUIRE UNE DEMANDE SEPAREE POUR CHAQUE HAUTE ECOLE SOLLICITEE 2. MODELE DE DEMANDE DE DESIGNATION A TITRE TEMPORAIRE ANNEE ACADEMIQUE 2011-2012 TDIEC MODELE DE DEMANDE D’ACCESSION A UN EMPLOI VACANT D’UNE FONCTION DE RANG 1 PAR EXTENSION DE CHARGE

CTDI MODELE DE DEMANDE DE DESIGNATION A TITRE TEMPORAIRE POUR UNE DUREE INDETERMINEE DANS UN EMPLOI VACANT D’UNE FONCTION DE RANG 1

CTDD MODELE DE DEMANDE DE DESIGNATION A TITRE TEMPORAIRE POUR UNE DUREE DETERMINEE DANS UN EMPLOI VACANT D’UNE FONCTION DE RANG 1

(*) Biffer les colonnes inutiles HAUTE ECOLE sollicitée :

COMPLETER LE TABLEAU D’EMPLOIS VACANTS EN ANNEXE

IDENTITE DU CANDIDAT : NOM .................................................................... Epouse de ...................................................................... Sexe .................................................................... PRENOM ............................................................ Date de naissance ......................................................... Nationalité ......................................................... ADRESSE :RUE ............................................................................................................................................... N° .......................................................................

14330

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD N° POSTAL : ........................................................................................... LOCALITE ........................................................................................... TELEPHONE : .............................................................................................. GSM : .............................................................................................. E-MAIL : ..................................................................................................................................................................................................................... TITRES : Dénomination

Spécialité

Date de délivrance

Etablissement

RECONNAISSANCE D’EXPERIENCE UTILE ORGANISEE PAR LA COMMUNAUTE FRANCAISE : (obligatoire pour certaines fonctions) Cours conféré :

Date de délivrance

Fonction à laquelle vous êtes désigné(e) à titre temporaire pour une durée indéterminée : (indiquer la spécialité) ........................................ ........................................ Date de désignation ........................................ Haute Ecole : ................................................................................................................................................................................ Fonction à laquelle vous êtes désigné(e) à titre temporaire pour une durée déterminée : (n° emploi vacant) .......................................... .......................................... Date de désignation .......................................... Haute Ecole .................................................................................................................................................................................. Etablissement d’enseignement où vous êtes affecté(e) actuellement : .......................................................................................................................................................................................................... - fonction exercée : ...................................................................................................................................................................... - cours enseignés : ....................................................................................................................................................................... - volume de la charge actuelle : ............................................................................................................................................... (pour laquelle vous êtes rémunéré(e), prestée en tant que temporaire désigné pour une durée indéterminée dans la même fonction et les mêmes cours à conférer ou dans la même fonction et d’autres cours à conférer) CASE RESERVEE AU CONSEIL D’ADMINISTRATION (CTDI) Le rapport sur la manière dont le membre du personnel s’est acquitté de sa tâche a été établi le : ................... Mention attribuée : ................... P.S. : Pour tout renseignement complémentaire, vous pouvez nous contacter via : Courriel : [email protected] Téléphones : 02-413 23 83, 02-413 35 40

DOCUMENT POUR LA HAUTE ECOLE ANNEXE 1re 1. Liste des publications scientifiques : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... (en cas d’absence, indiquez NEANT) 2. Relevé de vos diverses expériences professionnelles (*) : .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... ..........................................................................................................................................................................................................

14331

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD .......................................................................................................................................................................................................... .......................................................................................................................................................................................................... (*) Justifications annexées : OUI/NON (en cas d’absence, indiquez NEANT) 3. Si vous êtes nommé(e) à titre définitif dans l’enseignement fondamental et/ou secondaire organisé par la Communauté franç aise, veuillez compléter la case ci-après :

date de la nomination : ................................................................................................................................................................................................................ Fonction exacte : ........................................................................................................................................................................................................................... Etablissenent d’enseignement où vous êtes affecté(e) actuellement : ........................................................................................................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................................................................................................... ........................................................................................................................................................................................................................................................... DATE ......................................................

SIGNATURE ...................................................... COMPLETER L’ANNEXE 2 (état des services)

TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 1. HAUTE ECOLE DE BRUXELLES Chaussée de Waterloo 749, à 1180 BRUXELLES DCA DCF DM DEC TDIEC CTDI CTDD A indiquer ci-dessous

Indiquer une croix à la(aux) fonction(s) sollicitée(s)

Emploi Numéro

11.1.1.01

Fonction


Cours à conférer

Travaux pratiques en Informatique

Volume de la charge

05/10

11.1.2.02


Langue franç aise

05/10

11.1.2.03


Langue franç aise

03/10

11.1.2.04


Psychologie

04/10

11.1.2.05



04/10

11.1.2.06



06/10

11.1.2.07



10/10

11.1.2.08



05/10

11.1.2.09



06/10

11.1.1.10


Pratique en diététique

02/10

11.1.2.11


Psychologie

05/10

11.1.2.12


Psychologie

05/10

11.1.1.13



02/10

11.1.2.14



05/10

11.1.2.15



05/10

11.1.2.16


Langue étrangère : espagnol

01/10

11.1.2.17


Morale

04/10

11.1.2.18



08/10

11.1.2.19



09/10

11.1.2.20



02/10

11.1.2.21


Droit

02/10

11.1.2.22


Psychologie

01/10

11.1.2.23


Psychologie

05/10

11.1.2.24



06/10

11.1.2.25



01/10

11.1.2.26



01/10

11.1.2.27


Histoire

01/10

11.1.2.28


Histoire

05/10

14332

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 11.1.2.29


Langue franç aise

05/10

11.1.2.30


Philosophie

03/10

11.1.2.31


Psychologie

05/10

11.1.2.32



01/10

11.1.2.33


Sciences sociales

02/10

11.1.2.34


Education physique

02/10

11.1.2.35


Psychologie

02/10

11.1.2.36


Psychologie

02/10

11.1.2.37



05/10

11.1.2.38



10/10

14333

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 2. HAUTE ECOLE « PAUL-HENRI SPAAK » Rue Royale 150, à 1000 BRUXELLES DCA DCF DM DEC TDIEC CTDI CTDD A indiquer ci-dessous


Emploi Numéro

Fonction

Cours à conférer

Volume de la charge

11.2.2.01


Sociologie

10/10

11.2.1.02


Bureautique

10/10

11.2.2.03


Droit

01/10

11.2.1.04


AFP sec. (éd.phys.)

04/10

11.2.1.05


Service social

03/10

11.2.2.06


Histoire de l’art

02/10

11.2.1.07


Service social

06/10

11.2.2.08



10/10

11.2.2.09


Sociologie

08/10

11.2.2.10


Bibliothéconomie

01/10

11.2.2.11


Droit

05/10

11.2.2.12



10/10

11.2.2.13



10/10

11.2.2.14


Psychologie

01/10

11.2.2.15


Sociologie

05/10

11.2.2.16



10/10

11.2.2.17



10/10

11.2.1.18


Service social

02/10

11.2.2.19



05/10

11.2.2.20


Education physique

10/10

11.2.1.21


Service social

10/10

11.2.2.22



03/10

11.2.2.23



01/10

11.2.1.24


Service social

06/10

11.2.2.25


Education physique

10/10

11.2.1.26


Bibliothéconomie

10/10

11.2.2.27


Kinésithérapie

05/10

11.2.1.28


Bibliothéconomie

10/10

11.2.2.29


Chimie

06/10

11.2.2.30



06/10

11.2.2.31


Sciences sociales

01/10

11.2.2.32


Sciences sociales

01/10

11.2.2.33


Chimie

04/10

11.2.1.34


Bibliothéconomie

05/10

11.2.2.35


Sciences sociales

01/10

11.2.2.36


Education physique

02/10

11.2.1.37


Service social

01/10

11.2.2.38



03/10

11.2.2.39


Langues étrangères : anglais, néerlandais

04/10

11.2.2.40



02/10

11.2.2.41


Sciences sociales

01/10

14334




10/10

11.2.2.43


Education physique

10/10

11.2.2.44


Histoire

01/10

11.2.2.45


Bibliothéconomie

01/10

11.2.2.46


Chimie

01/10

11.2.2.47


Sciences sociales

01/10

11.2.2.48



10/10

11.2.2.49



10/10

11.2.2.50



10/10

11.2.2.51


Sciences sociales

02/10

11.2.2.52


Psychologie

03/10

11.2.2.53


Psychologie

03/10

11.2.2.54


Psychologie

02/10

14335

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS

3. HAUTE ECOLE DE LA COMMUNAUTE FRANCAISE DU HAINAUT Rue Pierre-Joseph Dumenil 4, à 7000 MONS DCA DCF DM DEC TDIEC CTDI CTDD A indiquer ci-dessous


Emploi Numéro

Fonction

Cours à conférer

Volume de la charge

11.3.1.01



01/10

11.3.1.02



01/10

11.3.1.03



01/10

11.3.1.04


Travaux pratiques en électronique

10/10

11.3.1.05



02/10

11.3.1.06



01/10

11.3.2.07


Communication

04/10

11.3.2.08


Construction

05/10

11.3.2.09


Dessin et éducation plactique

10/10

11.3.2.11


Electromécanique, mécanique, énergie

05/10

11.3.2.12


Histoire

05/10

11.3.2.13


Histoire

02/10

11.3.2.14



04/10

11.3.2.15


Langue franç aise

10/10

11.3.2.16



05/10

11.3.2.19


Sciences sociales

10/10

11.3.2.20



05/10

11.3.2.21



10/10

14336

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD TABLEAUX DES EMPLOIS VACANTS 4. HAUTE ECOLE « CHARLEMAGNE » Rue des Rivageois 6, à 4000 LIEGE

DCA DCF DM DEC TDIEC CTDI CTDD A indiquer ci-dessous


Emploi Numéro

Fonction

Cours à conférer

Volume de la charge

11.4.2.01



05/10

11.4.2.02



02/10

11.4.2.03


Biochimie

05/10

11.4.2.04



05/10

11.4.2.05



05/10

11.4.2.06



05/10

11.4.2.07


Droit

05/10

11.4.2.08


Droit

02/10

11.4.2.09


Education physique

05/10

11.4.2.10


Education physique

03/10

11.4.2.11



03/10

11.4.2.12



02/10

11.4.2.13


Géographie

05/10

11.4.2.14


Histoire

05/10

11.4.2.15


Histoire de l’art

05/10

11.4.2.16


Histoire de l’art

01/10

11.4.2.17


Langue franç aise

10/10

11.4.2.18


Langue franç aise

05/10

11.4.2.19


Langue franç aise

05/10

11.4.2.20


Langue franç aise

05/10

11.4.2.21


Langue franç aise

05/10

11.4.2.22



08/10

11.4.2.23



07/10

11.4.2.24



03/10

11.4.2.25



02/10

11.4.2.26


Langues étrangères : Espagnol

05/10

11.4.2.27


Musique et éducation musicale

10/10

11.4.2.28



10/10

11.4.2.29


Psychologie

05/10

11.4.2.30


Psychologie

05/10

11.4.2.31


Psychologie

05/10

11.4.2.32


Sciences biomédicales

03/10

11.4.2.33



03/10

11.4.2.34



10/10

11.4.2.35



02/10

11.4.2.36


Sociologie

02/10

11.4.1.37


A.F.P. - Section normale secondaire (Franç ais-Histoire)

02/10

14337



A.F.P. - Section normale secondaire (Géographie)

01/10

11.4.1.39



10/10

11.4.1.40



04/10

11.4.1.41



02/10

11.4.1.42



02/10

14338


5. HAUTE ECOLE « ROBERT SCHUMAN » Avenue de Luxembourg 101, à 6700 ARLON DCA DCF DM DEC TDIEC CTDI CTDD A indiquer ci-dessous


Emploi Numéro

11.5.2.01

Fonction


Cours à conférer

Volume de la charge


10/10

11.5.2.02


Chimie

10/10

11.5.2.03


Soins infirmiers

05/10

11.5.2.04



09/10

11.5.2.05


Education physique-garç ons

10/10

11.5.2.06


Mathématiques

09/10

11.5.2.07


Langue franç aise

04/10

11.5.2.08



10/10

11.5.2.09


Kinésithérapie

10/10

11.5.1.10


Soins infirmiers

10/10

11.5.1.11


Soins infirmiers

10/10

11.5.2.12


Biologie

04/10

11.5.1.13


Soins infirmiers

06/10

11.5.2.14



10/10

11.5.2.15



01/10

11.5.2.16



05/10

11.5.2.17


Psychologie

05 /10

11.5.2.18


Physique

04/10

11.5.1.19


Soins infirmiers

10/10

11.5.1.20


Soins infirmiers

10/10

11.5.1.21


AFP : Régendat-Franç ais

02/10

11.5.2.22


Pédagogie-méthodologie

05 /10

11.5.2.23


Géographie

03/10

11.5.1.24


Bureautique

07/10

11.5.2.25


Mathématiques

04/10

11.5.2.26


AFP : régendat - Education Physique

01/10

11.5.3.27

Chargé(e) de cours

Chimie

02/10

11.5.3.28

Chargé(e) de cours

Chimie

02/10

11.5.3.29

Chargé(e) de cours

Construction

05/10

11.5.3.30

Chargé(e) de cours

Sciences Biomédicales

02/10

11.5.3.31

Chargé(e) de cours

Histoire

02/10

14339


6. HAUTE ECOLE « ALBERT JACQUARD » Squaire Arthur Masson 1, à 5000 NAMUR DCA DCF DM DEC TDIEC CTDI CTDD A indiquer ci-dessous


Emploi Numéro

Fonction

Cours à conférer

Volume de la charge

11.6.2.01



08/10

11.6.2.02



06/10

11.6.2.03



10/10

11.6.2.04



04/10

11.6.2.05


Autre cours à conférer: ergonomie

10/10

11.6.2.06



03/10

11.6.2.07



04/10

11.6.2.08


Autre cours à conférer: game play et effets spéciaux

02/10

11.6.2.09


Communication

02/10

11.6.2.10


Droit

02/10

11.6.2.11


Education physique

01/10

11.6.2.12


Histoire de l’art

03/10

11.6.2.13


Histoire de l’art

02/10

11.6.1.14


Industries graphiques et infographie

10/10

11.6.2.15



07/10

11.6.2.16



05/10

11.6.2.17



10/10

11.6.2.18



10/10

11.6.2.19


Langue franç aise

10/10

11.6.2.20


Psychologie

01/10

11.6.2.21



01/10

11.6.2.22


Sociologie

10/10

11.6.2.23



07/10

11.6.2.24



10/10

11.6.2.25



02/10

11.6.2.26



02/10

11.6.2.27



02/10

11.6.2.28


Autre cours à conférer: phénoménologie de la perception

03/10

11.6.2.29


Chimie

10/10

11.6.2.30


Communication

01/10

11.6.2.31


Droit

02/10

14340




02/10

11.6.2.33


Langue franç aise

02/10

11.6.2.34


Langue franç aise

01/10

11.6.1.35



03/10

11.6.2.36


Psychologie

01/10

11.6.2.37



05/10

11.6.2.38



05/10

11.6.2.39



02/10

11.6.2.40



03/10

11.6.1.41


Travaux pratiques en techniques graphiques et infographiques

01/10

ANNEXE 2 : ETAT DES SERVICES (DOCUMENT POUR LA HAUTE ECOLE) ETABLISSEMENT (dénomination complète) (1)

Fonction exacte (2)

Niveau dans lequel chaque fonction est exercée (3)

En fonction principale ou accessoire (4)

A titre Tempo Stag. Déf AUTRES

Cours enseignés

Nombre d’heures hebdomadaires par fonction et par niveau ou volume de la charge

Dates de début et dates de fin de chaque prestation

Nombre de jours

ETAT DES SERVICES


DATE : ............................................................................................................... SIGNATURE :.....................................................................................................

(1)- ne reprendre que les établissements d’enseignement organisés par la Communauté (seuls les candidats à la fonction de maître de formation pratique – ateliers de formation professionnelle indiqueront aussi, le cas échéant, les services prestés dans l’enseignement subventionné). - (2) indiquer fonction et spécialité

- (4) FP = en fonction principale - FA = en fonction accessoire

14341

- (3) D.S. = enseignement secondaire supérieur - SUP = enseignement supérieur

14342

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD MINISTERE DE LA COMMUNAUTE FRANÇAISE [C − 2011/29104] Appel aux candidats à une désignation en qualité de temporaire prioritaire dans l’enseignement de plein exercice fondamental et secondaire ordinaire et spécialisé de la Communauté franç aise et dans les internats autonomes et les homes d’accueil. — Annee scolaire 2011-2012 Le présent appel aux candidats temporaires prioritaires est lancé, pour l’année scolaire 2011-2012 conformément aux dispositions de l’article 34, § 1er, de l’arrêté royal du 22 mars 1969 (http://www.gallilex.cfwb.be), fixant le statut des membres du personnel directeur et enseignant, du personnel auxiliaire d’éducation, du personnel paramédical des établissements d’enseignement, gardien, primaire, spécialisé, moyen, technique, de promotion sociale et artistique de l’Etat, des internats dépendant de ces établissements et des membres du personnel du service d’inspection chargé de la surveillance de ces établissements. L’article 34, § 3, précité stipule que le classement des candidats est adapté chaque année scolaire en augmentant d’une unité le nombre de candidatures de chaque temporaire prioritaire ayant déjà été appelé en service, mais n’ayant pas encore été nommé. Les candidats désignés par le Ministre en qualité de temporaire prioritaire ne doivent donc plus introduire leur candidature pour la fonction dans laquelle ils ont été désignés en cette qualité. 1. Conditions à remplir : Nul ne peut bénéficier de la qualité de temporaire prioritaire s’il ne remplit les conditions suivantes : 1° être Belge ou ressortissant d’un autre Etat membre de l’Union européenne, sauf dérogation accordée par le Gouvernement; 2° être de conduite irréprochable; 3° jouir des droits civils et politiques; 4° […]; 5° être porteur d’un titre fixé par le Gouvernement en rapport avec la fonction à conférer ou avoir fait l’objet de dérogations successives prévues à l’article 20 de l’arrêté royal précité pendant au moins 450 jours de service dans la fonction répartis sur 3 années scolaires au moins; 6° satisfaire aux dispositions légales et réglementaires relatives au régime linguistique; 7° posséder les aptitudes physiques fixées par le Gouvernement; 8° ne pas avoir fait l’objet, dans la fonction considérée pendant les années scolaires 2009-2010 et 2010-2011 et avant la date de ce présent appel aux candidats, d’un rapport défavorable du chef d’établissement; 9° avoir introduit sa candidature dans la forme et le délai fixés par le présent appel aux candidats. 10° avoir atteint, à la date de l’appel aux candidats, le nombre de jours de service figurant au tableau repris à l’annexe 4. Ce nombre de jours doit comprendre au moins 300 jours prestés, dans le courant des trois dernières années scolaires en ce compris l’année de l’appel, dans la fonction considérée et ce, dans un ou plusieurs établissements de la Communauté franç aise (il s’agit donc des années scolaires 2008-2009, 2009-2010 et 2010-2011). Depuis le 1er septembre 1998, les jours prestés dans l’enseignement de promotion sociale ne peuvent plus être pris en compte pour le calcul du nombre de jours de service figurant au tableau repris à l’annexe 4. 11° ne pas avoir dépassé la limite d’âge de 55 ans, sauf dispense visée ci-après, accordée par le Gouvernement : « Le cas échéant, la limite d’âge de 55 ans peut être relevée du nombre d’années que l’intéressé peut faire valoir pour l’ouverture du droit à une pension à charge du Trésor public ». Donc, les candidats atteints par la limite d’âge de 55 ans qui souhaitent bénéficier de cette latitude doivent joindre leur demande motivée de dispense à leur acte de candidature. 12° ne pas faire l’objet d’une suspension par mesure disciplinaire, d’une suspension disciplinaire, d’une mise en disponibilité par mesure disciplinaire ou d’une mise en non-activité disciplinaire infligée par le pouvoir organisateur ou par tout autre pouvoir organisateur d’un autre réseau. Les candidats, nommés ou engagés à titre définitif dans l’enseignement subventionné par la Communauté franç aise, doivent joindre à leur candidature une déclaration sur l’honneur indiquant qu’ils ne font pas l’objet d’une suspension par mesure disciplinaire ou d’une mise en disponibilité par mesure disciplinaire infligée par leur pouvoir organisateur. 2. Introduction des candidatures : Les membres du personnel intéressés doivent adresser leur candidature au : Ministère de la Communauté franç aise Direction générale des personnels de l’enseignement de la Communauté franç aise Direction de la carrière des personnels - bureau 3E321 boulevard Leopold II 44, 3e étage, 1080 Bruxelles le 18 mars 2011 au plus tard. La candidature indique dans quelle(s) zone(s) d’affectation le candidat demande à être désigné en qualité de temporaire prioritaire. Elle précise également l’ordre des établissements dans lesquels le membre du personnel souhaite être affecté, quelles que soient les zones dont relèvent ces établissements, et aussi si le candidat désire être désigné dans un emploi vacant ou non, dans un horaire complet ou incomplet. Les candidatures doivent être introduites sous pli recommandé et ne seront pas prises en considération si elles sont envoyées après le 18 mars 2011, la date de la poste faisant foi. Les formulaires de candidature, ainsi que les listes des écoles classées par zone, sont annexés au présent appel.

14343

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 3. Forme de la demande et documents à annexer : 1° Forme. La demande sera rédigée sur feuille de format A4, d’après le modèle reproduit ci-après (annexe 1). Elle sera accompagnée obligatoirement d’un ou de plusieurs formulaire(s) (ANNEXE 1rebis) permettant au candidat de faire connaître, dans l’ordre décroissant de ses préférences, toutes zones confondues, les établissements d’enseignement dans lesquels il désire être affecté, quelles que soient les zones dont relèvent ces établissements, en précisant, pour chaque établissement, le numéro d’identification et le type d’emploi qu’il choisit (UN SEUL TYPE D’EMPLOI PAR LIGNE HORIZONTALE à l’exception du type d’emploi (5) qui doit être nécessairement combiné avec un emploi de type (2)) : (1) : emploi vacant à horaire complet (EVHC) (2) : emploi vacant à horaire incomplet (EVHI) (3) : emploi non-vacant à horaire complet (ENVHC) (4) : emploi non-vacant à horaire incomplet (ENVHI) (5) : emploi non-vacant à horaire incomplet, complétant, au sein du même établissement, un emploi vacant à horaire incomplet dans la même fonction (2) (ENVHI complétant EVHI(2)) (6) : emploi à horaire incomplet, vacant ou non-vacant, susceptible de compléter un emploi à horaire incomplet sollicité dans une autre fonction, en cas de candidatures introduites à plusieurs fonctions. ATTENTION aux types d’emplois (5) et (6) ! (5) ce type d’emploi ne peut être choisi que si le type (2) est également choisi (6) concerne uniquement les candidats qui sollicitent plusieurs fonctions REMARQUE IMPORTANTE : L’attention du candidat est attirée sur le fait qu’il ne peut indiquer au formulaire 1rebis QU’UN SEUL TYPE D’EMPLOI PAR LIGNE HORIZONTALE (à l’exception du type d’emploi (5) qui doit être nécessairement combiné avec un emploi de type (2)), étant entendu cependant que s’il désire choisir plusieurs types d’emplois au sein du même établissement, il peut compléter autant de lignes que nécessaire, en reprenant plusieurs fois le même établissement dans l’ordre décroissant de ses préférences, en indiquant qu’un seul type d’emploi par ligne horizontale (à l’exception du type d’emploi (5) qui doit être nécessairement combiné avec un emploi de type (2)). Exemple : MARQUEZ D’UNE CROIX LE TYPE D’EMPLOI (UNE SEULE CROIX PAR LIGNE HORIZONTALE)

ORDRE

n° d’identification et établissement (toutes zones confondues) n°

établissement

(1)

1.

2029

AR AUDERGHEM

X

2.

2257

AR GANSHOREN

X X

(2)

3.

2423

AR JODOIGNE

4.

2029

AR AUDERGHEM

5.

2582

AR NIVELLES

6.

2423

AR JODOIGNE

X

7.

2029

AR AUDERGHEM

X

(3)

(4)

(5)

(6)

X X X

IL EST INDISPENSABLE DE COMPLETER CORRECTEMENT L’ANNEXE 1bis (numéro d’identification et dénomination de l’établissement repris en annexe 5 et type d’emploi choisi) A DEFAUT DE QUOI LA CANDIDATURE NE POURRA PAS ETRE ENREGISTREE PAR LE SYSTEME INFORMATIQUE. Dans la mesure où la position de temporaire prioritaire est le passage obligé vers la nomination à titre définitif, il est à remarquer que, même si la réglementation permet aux candidats d’être désignés en qualité de temporaire prioritaire dans des emplois non vacants, ce choix doit rester l’exception. En effet, les membres du personnel désignés en qualité de temporaire prioritaire sont soumis en matière de gestion administrative et pécuniaire aux mêmes règles que les membres du personnel désignés à titre temporaire et ne jouissent dès lors d’aucun des droits attachés aux situations administrative et pécuniaire des membres du personnel nommés à titre définitif, en matière de garantie de traitement en cas de perte partielle ou totale d’emploi, de congés, d’absences de longue durée justifiées par des raisons familiales, de disponibilités et de pension à charge du Trésor public. Aussi, bien que le choix d’être désigné en qualité de temporaire prioritaire dans un emploi non vacant ne soit pas irrévocable dans la mesure où le temporaire prioritaire peut solliciter un changement d’affectation dans un autre établissement de la zone ou dans un établissement d’une autre zone, conformément aux dispositions de l’article 33, de l’arrêté royal du 22 mars 1969, il est vivement recommandé aux candidats de ne solliciter leur désignation en qualité de temporaire prioritaire dans un emploi non vacant de préférence à un emploi vacant qu’à titre tout à fait exceptionnel, c’est-à-dire dans l’attente très prochaine que cet emploi pourra se libérer, et en étant conscients que cet emploi devenu vacant pourra être attribué par priorité à un membre du personnel en perte partielle de charge ou en disponibilité par défaut d’emploi. Les annexes 1 et 1bis seront produites en double exemplaire. Avant de compléter ces documents, les candidats sont invités à lire attentivement les explications figurant au point 7. 2° Documents à annexer : a) un extrait du casier judiciaire (modèle 2). A fournir dans tous les cas !!!; b) une copie du(des) diplôme(s) ou brevet(s) ou certificat(s) requis; c) […]; d) une attestation prouvant l’expérience utile éventuellement requise; e) un état des services, établi d’après le modèle reproduit ci-après (annexe 2); avant de remplir ce document, les candidats sont invités à lire attentivement les notices explicatives figurant au point 8.; f) un relevé des interruptions de service pour maladie, allaitement, service militaire, rappel sous les armes, etc., établi d’après le modèle reproduit in fine du présent appel (annexe 3); g) une attestation du chef de l’établissement où le candidat est actuellement en fonction certifiant que celui-ci n’a pas fait l’objet, dans la fonction considérée d’un rapport défavorable du chef d’établissement entre le premier jour de l’année scolaire 2009-2010 et la date du présent appel;

14344

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD h) une photocopie des désignations à titre temporaire reç ues au cours des années scolaires 2007-2008, 2009-2010 et 2010-2011; i) uniquement pour les candidats atteints par la limite d’âge de 55 ans : la demande de dispense motivée visée au point 1.11° adressée à Mme la Ministre Marie-Dominique Simonet (ces candidats indiqueront sur le formulaire, en marge, face à la rubrique « date de naissance » : demande de dispense annexée); j) uniquement pour les candidats nommés ou engagés à titre définitif dans l’enseignement subventionné : la déclaration sur l’honneur dont question au point 1, 12°. Ces documents permettent d’établir que les candidats réunissent les conditions requises. Ils doivent IMPERATIVEMENT être annexés à la candidature pour que celle-ci soit prise en considération. Les documents qui ne seraient pas annexés à la candidature ne seront pas réclamés par l’administration aux candidats. Les candidats temporaires prioritaires qui ont reç u copie de leur classement pour l’année scolaire 2010-2011, doivent également fournir ces documents, hormis ceux repris sous b et d. 4. Choix par zone et par établissement : La candidature indique dans quelle(s) zones(s) d’affectation le membre du personnel demande à être désigné à titre temporaire prioritaire. Elle précise également l’ordre des établissements dans lesquels le membre du personnel souhaite être affecté. 5. Mode de calcul : Pour le calcul du nombre de jours visés au point 1, 10°, sont seuls pris en considération : a) les services effectifs rendus dans l’enseignement de la Communauté franç aise, soit depuis que le candidat porte le titre requis pour la fonction à laquelle il est candidat à une désignation en qualité de temporaire prioritaire, soit, lorsque les dérogations prévues à l’article 20 ont été accordées, à partir du 451e jour ouvré et à l’expiration de la troisième année scolaire, pour la fonction considérée b) les services effectifs rendus antérieurement dans l’enseignement de la Communauté franç aise dans une autre fonction de la même catégorie ou d’une autre catégorie que celle à laquelle le candidat sollicite sa désignation en qualité de temporaire prioritaire depuis qu’il porte le titre requis pour cette autre fonction de la même catégorie ou d’une autre catégorie c) les services rendus par les membres du personnel non statutaire (ACS ou APE) (à l’exception des puéricultrices désignées dans l’enseignement maternel ordinaire), à condition que le candidat possède le titre requis et étant entendu qu’en ce qui concerne les 1200 premiers jours, il leur est appliqué un coéfficient réducteur de 0,3 (voir point 6, c)). Le nombre de jours acquis dans une fonction à prestations complètes comprend les jours de la période d’activité continue, y compris, s’ils sont englobés dans cette période, les congés de détente, les vacances d’hiver et de printemps, les congés de maternité, les congés d’accueil en vue de l’adoption et de la tutelle officieuse ainsi que les congés exceptionnels prévus respectivement aux articles 5 et 5bis de l’arrêté royal du 15 janvier 1974, pris en application de l’article 160 de l’arrêté du 22 mars 1969 précité et aux articles 2 et 3 de l’arrêté royal du 14 janvier 1979 relatif aux congés de circonstances accordés à certains membres du personnel temporaire des établissements d’enseignement de la Communauté franç aise. Les services effectifs rendus dans une fonction à prestations incomplètes comportant au moins la moitié du nombre d’heures requis de la fonction à prestations complètes sont pris en considération, au même titre que les services effectifs rendus dans une fonction à prestations complètes. Le nombre de jours acquis dans une fonction à prestations incomplètes qui ne comporte pas ce nombre d’heures est réduit de moitié. Le nombre de jours acquis dans deux ou plusieurs fonctions à prestations complètes ou incomplètes, exercées simultanément, ne peut jamais dépasser le nombre de jours acquis dans une fonction à prestations complètes exercée pendant la même période. Depuis le 1er septembre 1998, les jours prestés dans l’enseignement de promotion sociale ne pourront plus être pris en compte pour le calcul du nombre de jours de service. 6. Fonctions : a) Les candidats sollicitent la qualité de temporaire prioritaire dans l’une des fonctions spécifiées à l’annexe 4. Pour les fonctions de professeur de cours techniques et de professeur de pratique professionnelle dans l’enseignement secondaire supérieur, la liste des spécialités est exhaustive; les candidats à ces fonctions doivent donc s’y référer. Il en est de même pour les fonctions susvisées dans l’enseignement secondaire inférieur à conférer dans l’enseignement secondaire ordinaire; la rubrique : « autres spécialités » - n°s 900 et 1000, vise exclusivement l’enseignement spécialisé. b) Les jours prestés avant le 1er janvier 2004, date d’entrée en vigueur du décret du 19 novembre 2003, précité, dans la fonction de professeur de cours généraux dans l’enseignement secondaire inférieur, dans une spécialité reprise dans la colonne de gauche sont considérés avoir été prestés dans la, ou s’il échet, les spécialités reprises dans la colonne de droite. Spécialité ancienne langue maternelle-histoire

Spécialité(s) nouvelle(s) correspondante(s) 601

franç ais

631

histoire

632

langues germaniques

602

langues germaniques

633

mathématique-physique

603

mathématiques

634

sciences

636

sciences économiques

604


637

sciences-géographie

605

sciences

636

histoire, géographie, sciences économiques et sciences sociales

612

géographie

635

histoire

632

géographie

635


637

sciences sociales

638

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD c) En application du décret du 12 mai 2004 fixant les droits et obligations du puériculteur et portant diverses dispositions relatives à la valorisation des jours prestés par le personnel non statutaire de la Communauté franç aise, les personnes visées par les conventions prises en application de l’article 18 du décret de la Région wallonne du 25 avril 2002 (1) et de l’arrêté du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale du 28 novembre 2002 (2), à l’exception des puéricultrices non statutaires désignés dans l’enseignement maternel ordinaire, ont la possibilité de valoriser les jours prestés en tant qu’APE ou ACS dans l’enseignement de la Communauté franç aise. (1) relatif aux aides visant à favoriser l’engagement des demandeurs d’emplois inoccupés par les pouvoirs locaux, régionaux et communautaires, par certains employeurs du secteur non marchand, de l’enseignement et du secteur marchand (APE) (2) relatif au régime des contractuels subventionnés (ACS) d) Des nouvelles fonctions à conférer dans le cadre de l’apprentissage par immersion linguistique sont fixées par le décret du 11 mai 2007 relatif à l’enseignement en immersion linguistique et figurent également au tableau repris ci-après des fonctions à conférer. La candidature mentionnera obligatoirement, pour chaque fonction sollicitée, le numéro et le libellé complet de la fonction, y compris la spécialité de la fonction. Exemples : 1) 621 - professeur de cours généraux (histoire) par immersion linguistique dans l’apprentissage du néerlandais 2) 621 - professeur de cours généraux (géographie) par immersion linguistique dans l’apprentissage du néerlandais 7. Explications relatives au modèle de demande de candidat temporaire prioritaire (cfr. annexe 1re.) Le candidat peut choisir une ou plusieurs zones d’affectation, mais il ne peut solliciter que la fonction pour laquelle il réunit les conditions reprises au point 1, 5° et 10°. Il doit donc : 1. avoir le titre requis pour cette fonction ou avoir fait l’objet des dérogations prévues au point 1, 5°; 2. avoir atteint, à la date de l’appel, le nombre de jours repris à l’annexe 4 pour cette fonction; 3. avoir presté 300 jours au moins dans cette fonction entre le premier jour de l’année scolaire 2008-2009 et la date du présent appel. Si le candidat réunit les conditions reprises ci-avant pour une seconde fonction, il établit une seconde demande en double exemplaire accompagnée d’un état des services et d’un relevé des interruptions de service. Il glisse les deux demandes dans une même enveloppe et ne joint qu’une seule fois les autres documents demandés. La demande ne sera prise en considération que si elle est introduite dans la forme et le délai requis et que si les documents demandés sont annexés à la candidature. 8. Instructions relatives à l’état des services (cfr. annexes 2 et 2bis) (1) Mentionner s’il s’agit d’une école fondamentale autonome ou annexée, d’un athénée royal, d’un lycée de la Communauté franç aise, d’un institut technique de la Communauté franç aise, d’un institut ou d’un établissement d’enseignement spécialisé de la Communauté franç aise ou d’un internat autonome, et le lieu; (2) Soit : institutrice maternelle, instituteur primaire, maître(sse) de morale, maître(sse) de cours spéciaux, professeur de cours généraux, de cours spéciaux, de cours techniques, de pratique professionnelle, de cours techniques et de pratique professionnelle, etc... (3) En regard de la(des) fonction(s) énumérée(s) en colonne (2), préciser chaque fois le niveau dans lequel cette(ces) fonction(s) est(sont) exercée(s), par ex : degré inférieur = D.I., degré supérieur = D.S. (4) T pour temporaire, D pour définitif (annexe 2); ACS ou A.P.E. pour le personnel non statutaire (annexe 2bis); (5) ″Toutes″ s’il s’agit d’institutrice maternelle ou d’instituteur primaire, ″morale″ s’il s’agit d’un maître ou d’un professeur de morale, ″franç ais″ s’il s’agit d’un professeur de franç ais, etc... (6) 8 h ou 10 h, par exemple, et pour chacune des fonctions énumérées en colonne (2) et par niveau selon le(s) niveau(x) indiqué(s) en colonne (3); (7) Indiquer : du ......................... au ........................ (8) Indiquer le nombre de jours pour chaque période renseignée (voir point 5).

14345

14346



14347

14348



14349

14350



14351

14352



14353

14354



14355

14356



14357

14358



14359

14360



14361

14362



14363

14364



14365

14366


REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200830] 23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre FEVIA Wallonie, représentant le secteur alimentaire wallon, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique Vu le décret du 21 mars 2002 portant assentiment au Protocole de Kyoto à la Convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques ainsi qu’aux Annexes A et B, faits à Kyoto le 11 décembre 1997; Vu le décret du 27 mai 2004 relatif au Livre Ier du Code de l’Environnement, notamment l’article D89; Vu l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre FEVIA Wallonie, représentant le secteur alimentaire wallon, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique; Considérant le rapport d’avancement 2009 confirmant la faisabilité du suivi de l’efficience énergétique et des émissions de gaz à effet de serre par la méthodologie Energy Potential Scan, en tenant compte de modifications méthodologiques spécifiques à certains types de production ainsi que d’ajustements conjoncturels dûment justifiés; Considérant les derniers résultats, reprenant les données agrégées depuis 2001, qui confirment la tendance réelle de l’amélioration des indices de suivi de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre; Considérant l’impact de la crise économique et financière de 2009 et 2010 sur les niveaux d’activités présents et futurs des entreprises engagées dans l’accord de branche, et les difficultés qui en découlent de fixer définitivement le potentiel d’amélioration de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre du secteur à l’horizon 2012 dans le cadre de l’évaluation approfondie qui était à réaliser pour janvier 2009; Considérant la conclusion du comité directeur intersectoriel du 19 mai 2009 qui propose de mettre en évaluation approfondie permanente tous les secteurs sous accords de branche pour arriver à une fixation définitive des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 à la mi 2011; Considérant la décision du Gouvernement wallon du 10 novembre 2010 qui charge le Ministre qui a la Politique de l’énergie dans ses attributions et le Ministre de l’Environnement de procéder à la modification des articles 13 et 20 des 13 conventions-accords de branche concernées, conformément à la note lui soumise, et de lancer en toute urgence la procédure en exécution de l’article 21 pour lesdites conventions, Les parties signataires conviennent de ce qui suit : Article 1er. § 1er. Les entreprises contractantes du secteur wallon des industries issues du secteur alimentaire et la fédération signataire s’engagent à réaliser l’évaluation approfondie permettant de fixer définitivement les objectifs sectoriels pour le 31 décembre 2012 pour le 1er juillet 2011 au plus tard au lieu du 1er juillet 2009. § 2. L’article 13 de la convention est remplacé par : [...] L’évaluation approfondie prévue en janvier 2009 réévaluera le potentiel d’amélioration du secteur en utilisant les mêmes règles et principes qui ont prévalu à la détermination des objectifs sectoriels initiaux. Cependant, vu la crise économique et financière vécue en 2009 et 2010, l’évaluation approfondie prendra un caractère permanent en vue d’aboutir au plus tard le 1er juillet 2011 à une confirmation ou à une révision des objectifs à l’horizon 2012. [...] § 3. L’article 20 est remplacé par : « Le présent accord expire le 31 décembre 2012 sous réserve de la fixation définitive avant le 1er juillet 2011 des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 par la procédure spécifiée à l’article 13. A défaut, l’accord expirera le 31 décembre 2011. » Art. 2. Cet avenant est annexé à l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre FEVIA Wallonie, représentant le secteur alimentaire wallon, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique. Art. 3. Le présent avenant entre en vigueur le jour de sa signature. Namur, le 23 décembre 2010, en 3 exemplaires. Pour FEVIA Wallonie : F. BISTER, Présidente Pour la Région wallonne : Le Ministre du Développement durable et de la Fonction publique, J.-M. NOLLET Le Ministre de l’Environnement, de l’Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Ph. HENRY

ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [2011/200830] 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″FEVIA Wallonie″, die den Wallonischen Nahrungsmittelsektor vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz Aufgrund des Dekrets vom 21. März 2002 zur Zustimmung zum Kyoto-Protokoll zum Rahmenübereinkommen der Vereinten Nationen über Klimaänderungen, und zu den Anlagen A und B, geschehen in Kyoto am 11. Dezember 1997; Aufgrund des Dekrets vom 27. Mai 2004 über das Buch I des Umweltgesetzbuches, insbesondere Artikel D89;

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Aufgrund der abgeschlossenen Branchenvereinbarung vom 7. Juni 2004 zwischen der ″FEVIA Wallonie″, die den Wallonischen Nahrungsmittelsektor vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz; In Erwägung des Fortschrittsberichts 2009, in dem die Durchführbarkeit der Überwachung der Energieeffizienz und der Treibhausgasemissionen durch die Energy Potential Scan-Methodologie bestätigt wird, unter Berücksichtigung der methodologischen Änderungen, die für bestimmte Produktionsarten spezifisch sind, sowie gebührend begründeter konjunktureller Anpassungen; In Erwägung der letzten Ergebnisse, in denen die seit 2001 gesammelten Daten übernommen werden, die den reellen Trend zur Verbesserung der Kontrollindexe der Energieeffizienz und zur Verringerung der Treibhausgasemissionen bestätigen; In Erwägung der Auswirkungen der wirtschaftlichen und finanziellen Krise von 2009 und 2010 auf den Umfang der gegenwärtigen und zukünftigen Aktivitäten der an die Branchenvereinbarung gebundenen Unternehmen und der Schwierigkeiten, die sich daraus ergeben, das Potenzial der Verbesserung der Energieeffizienz und der Verringerung der Treibhausgasemissionen des Sektors bis 2012 im Rahmen der tiefgehenden Bewertung, die für Januar 2009 durchzuführen war, endgültig festzulegen. In Erwägung der Schlussfolgerung des sektorübergreifenden Lenkungsausschusses vom 19. Mai 2009, in der vorgeschlagen wird, alle an Branchenvereinbarungen gebundene Sektoren einer ständigen tiefgehenden Bewertung zu unterziehen, um Mitte 2011 zu einer endgültigen Festlegung der sektoriellen Ziele bis 2012 zu gelangen; In Erwägung des Beschlusses der Wallonischen Regierung vom 10. November 2010, durch den der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Energiepolitik gehört, und der Minister für Umwelt damit beauftragt werden, die Abänderung der Artikel 13 und 20 der 13 betroffenen Branchenvereinbarungen gemäß der ihr vorgelegten Notiz vorzunehmen und dringlichst das Verfahren in Ausführung des Artikels 21 für die besagten Vereinbarungen in die Wege zu leiten, Die unterzeichnenden Parteien vereinbaren das Folgende: Artikel 1 - § 1 - Die vertragschließenden Unternehmen des wallonischen Industriesektors aus dem Nahrungsmittelsektor und der unterzeichnende Verband verpflichten sich, die tiefgehende Bewertung durchzuführen, durch die die sektoriellen Ziele für den 31. Dezember 2012 spätestens bis zum 1. Juli 2011 anstatt bis zum 1. Juli 2009 festgelegt werden können. § 2 - Artikel 13 der Vereinbarung wird folgendermaßen ersetzt: [...] Durch die im Januar 2009 vorgesehene tiefgehende Bewertung wird das Potenzial der Verbesserung des Sektors neu bewertet, indem dieselben Regeln und Grundsätze angewandt werden, die für die Bestimmung der ursprünglichen sektoriellen Ziele maßgebend waren. Angesichts der 2009 und 2010 erlebten wirtschaftlichen und finanziellen Krise nimmt die tiefgehende Bewertung ständigen Charakter an, um spätestens bis zum 1. Juli 2011 zu einer Bestätigung oder einer Revision der Ziele bis 2012 zu gelangen. […] § 3 - Artikel 20 wird folgendermaßen ersetzt: «Die vorliegende Vereinbarung endet am 31. Dezember 2012 unter Vorbehalt der endgültigen Festsetzung vor dem 1. Juli 2011 der sektoriellen Ziele bis 2012 durch das in Artikel 13 erwähnte Verfahren. Mangels dessen endet die Vereinbarung am 31. Dezember 2011.» Art. 2 - Dieser Nachtrag wird der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″FEVIA Wallonie″, die den Wallonischen Nahrungsmittelsektor vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz beigefügt. Art. 3 - Der vorliegende Nachtrag tritt am Tag seiner Unterzeichnung in Kraft. Namur, den 23. Dezember 2010 in drei Ausfertigungen Für ″FEVIA Wallonie″: F. BISTER Vorsitzende Für die Wallonische Region: Der Minister für nachhaltige Entwicklung und den öffentlichen Dienst J.-M. NOLLET Der Minister für Umwelt, Raumordnung und Mobilität Ph. HENRY

VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [2011/200830] 23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″FEVIA Wallonie″, dat de Waalse voedingssector vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energieefficiëntie Gelet op het decreet van 21 maart 2002 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en met de Bijlagen A en B, opgemaakt te Kyoto, op 11 december 1997; Gelet op het decreet van 27 mei 2004 betreffende Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op artikel D89; Gelet op de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″FEVIA Wallonie″, dat de Waalse voedingssector vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie; Gelet op het voortgangsrapport 2009 dat de haalbaarheid van de opvolging van de energie-efficiëntie en van de broeikasgasemissies door de EPS-methodologie bevestigt, rekening houdend met de methodologische wijzigingen eigen aan verschillende soorten productie, alsook met behoorlijk gerechtvaardigde conjuncturele aanpassingen;

14367

14368

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Overwegende dat de laatste resultaten, waarin de geaggregeerde gegevens sinds 2001 opgenomen worden, wijzen op een reële verbetering van de aanwijzingen inzake de opvolging van de energie-efficiëntie en de broeikasgasemissies; Gelet op de weerslag van de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 op de huidige en toekomstige activiteitenniveaus van de ondernemingen die de sectorovereenkomst hebben ondertekend en op de daarmee gepaard gaande moeilijkheden om het verbeteringspotentieel betreffende de energie-efficiëntie en de vermindering van broeikasgasemissies van de sector definitief te bepalen tegen 2012 in het kader van de grondige evaluatie die in januari 2009 uitgevoerd moest worden; Gelet op de conclusie van het intersectorale directiecomité van 19 mei 2009 dat voorstelt om alle sectoren onder sectorovereenkomst permanent grondig te evalueren om de sectorale doelstellingen 2012 definitief te bepalen midden 2011; Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 10 november 2010 waarbij de Minister die voor het Energiebeleid bevoegd is en de Minister van Leefmilieu ermee belast worden wijzigingen aan te brengen in de artikelen 13 en 20 van de 13 betrokken sectorovereenkomsten, overeenkomstig de nota die haar overgelegd werd, en ter uitvoering van artikel 21 dringend de procedure voor genoemde overeenkomsten op te starten, De ondertekenende partijen komen overeen wat volgt : Artikel 1. § 1. De contracterende bedrijven van de Waalse voedingssector en de ondertekenende federatie verbinden zich het uitvoeren van een grondige evaluatie op basis waarvan de sectorale doelstellingen voor 31 december 2012 uiterlijk 1 juli 2011 in plaats van 1 juli 2009 definitief bepaald zullen kunnen worden. § 2. Artikel 13 van de overeenkomst wordt vervangen als volgt : [...] Het verbeteringspotentieel van de sector zal opnieuw beoordeeld worden bij de grondige evaluatie voorzien in januari 2009, met inachtneming van dezelfde regels en principes die gehanteerd werden voor de bepaling van de oorspronkelijke sectorale doelstellingen. Wegens de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 zal de grondige evaluatie evenwel een permanent karakter aannemen om uiterlijk 1 juli 2011 te resulteren in een bevestiging of in een herziening van de doelstellingen 2012. [...] § 3. Artikel 20 wordt vervangen als volgt : « Deze overeenkomst verstrijkt op 31 december 2012 onder voorbehoud van de definitieve vastlegging van de sectorale doelstellingen 2012 voor 1 juli 2011 aan de hand van de procedure bedoeld in artikel 13. Zo niet verstrijkt de overeenkomst op 31 december 2011. » Art. 2. Dit aanhangsel wordt gevoegd bij de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″FEVIA Wallonie″, dat de Waalse voedingssector vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie. Art. 3. Dit aanhangsel treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend. Namen, 23 december 2010, opgemaakt in 3 exemplaren. Voor ″FEVIA Wallonie″ : F. BISTER, Voorzitster Voor het Waalse Gewest : De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

* SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200831] 23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre la SA CARMEUSE, membre de l’industrie chaufournière wallonne, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique Vu le décret du 21 mars 2002 portant assentiment au Protocole de Kyoto à la Convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques ainsi qu’aux Annexes A et B, faits à Kyoto le 11 décembre 1997; Vu le décret du 27 mai 2004 relatif au Livre Ier du Code de l’Environnement, notamment l’article D89; Vu l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre la SA CARMEUSE, membre de l’industrie chaufournière wallonne, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique; Considérant le rapport d’avancement 2009 confirmant la faisabilité du suivi de l’efficience énergétique et des émissions de gaz à effet de serre par la méthodologie Energy Potential Scan, en tenant compte de modifications méthodologiques spécifiques à certains types de production ainsi que d’ajustements conjoncturels dûment justifiés; Considérant les derniers résultats, reprenant les données agrégées depuis 2000, qui confirment la tendance réelle de l’amélioration des indices de suivi de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre; Considérant l’impact de la crise économique et financière de 2009 et 2010 sur les niveaux d’activités présents et futurs des entreprises engagées dans l’accord de branche, et les difficultés qui en découlent de fixer définitivement le potentiel d’amélioration de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre du secteur à l’horizon 2012 dans le cadre de l’évaluation approfondie qui était à réaliser pour janvier 2009; Considérant la conclusion du comité directeur intersectoriel du 19 mai 2009 qui propose de mettre en évaluation approfondie permanente tous les secteurs sous accords de branche pour arriver à une fixation définitive des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 à la mi 2011;

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Considérant la décision du Gouvernement wallon du 10 novembre 2010 qui charge le Ministre qui a la Politique de l’énergie dans ses attributions et le Ministre de l’Environnement de procéder à la modification des articles 13 et 20 des 13 conventions accords de branche concernées, conformément à la note lui soumise, et de lancer en toute urgence la procédure en exécution de l’article 21 pour lesdites conventions, Les parties signataires conviennent de ce qui suit : Article 1er. § 1er. Les entreprises contractantes du secteur wallon des industries issues du secteur chaufournier et la fédération signataire s’engagent à réaliser l’évaluation approfondie permettant de fixer définitivement les objectifs sectoriels pour le 31 décembre 2012 pour le 1er juillet 2011 au plus tard au lieu du 1er juillet 2009. § 2. L’article 13 de la convention est remplacé par : [...] L’évaluation approfondie prévue en janvier 2009 réévaluera le potentiel d’amélioration du secteur en utilisant les mêmes règles et principes qui ont prévalu à la détermination des objectifs sectoriels initiaux. Cependant, vu la crise économique et financière vécue en 2009 et 2010, l’évaluation approfondie prendra un caractère permanent en vue d’aboutir au plus tard le 1er juillet 2011 à une confirmation ou à une révision des objectifs à l’horizon 2012. [...] § 3. L’article 20 est remplacé par : « Le présent accord expire le 31 décembre 2012 sous réserve de la fixation définitive avant le 1er juillet 2011 des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 par la procédure spécifiée à l’article 13. A défaut, l’accord expirera le 31 décembre 2011. » Art. 2. Cet avenant est annexé à l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre la SA CARMEUSE, membre de l’industrie chaufournière wallonne, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique. Art. 3. Le présent avenant entre en vigueur le jour de sa signature. Namur, le 23 décembre 2010, en 3 exemplaires. Pour la SA CARMEUSE : Pour la Région wallonne : Le Ministre du Développement durable et de la Fonction publique, J.-M. NOLLET Le Ministre de l’Environnement, de l’Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Ph. HENRY

ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [2011/200831] 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″SA CARMEUSE″, Mitglied der wallonischen Kalkindustrie, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz Aufgrund des Dekrets vom 21. März 2002 zur Zustimmung zum Kyoto-Protokoll zum Rahmenübereinkommen der Vereinten Nationen über Klimaänderungen, und zu den Anlagen A und B, geschehen in Kyoto am 11. Dezember 1997; Aufgrund des Dekrets vom 27. Mai 2004 über das Buch I des Umweltgesetzbuches, insbesondere Artikel D89; Aufgrund der abgeschlossenen Branchenvereinbarung vom 7. Juni 2004 zwischen der ″SA CARMEUSE″, Mitglied der wallonischen Kalkindustrie, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz; In Erwägung des Fortschrittsberichts 2009, in dem die Durchführbarkeit der Überwachung der Energieeffizienz und der Treibhausgasemissionen durch die Energy Potential Scan-Methodologie bestätigt wird, unter Berücksichtigung der methodologischen Änderungen, die für bestimmte Produktionsarten spezifisch sind, sowie gebührend begründeter konjunktureller Anpassungen; In Erwägung der letzten Ergebnisse, in denen die seit 2000 gesammelten Daten übernommen werden, die den reellen Trend zur Verbesserung der Kontrollindexe der Energieeffizienz und zur Verringerung der Treibhausgasemissionen bestätigen; In Erwägung der Auswirkungen der wirtschaftlichen und finanziellen Krise von 2009 und 2010 auf den Umfang der gegenwärtigen und zukünftigen Aktivitäten der an die Branchenvereinbarung gebundenen Unternehmen und der Schwierigkeiten, die sich daraus ergeben, das Potenzial der Verbesserung der Energieeffizienz und der Verringerung der Treibhausgasemissionen des Sektors bis 2012 im Rahmen der tiefgehenden Bewertung, die für Januar 2009 durchzuführen war, endgültig festzulegen; In Erwägung der Schlussfolgerung des sektorenübergreifenden Lenkungsausschusses vom 19. Mai 2009, in der vorgeschlagen wird, alle an Branchenvereinbarungen gebundene Sektoren einer ständigen tiefgehenden Bewertung zu unterziehen, um Mitte 2011 zu einer endgültigen Festlegung der sektoriellen Ziele bis 2012 zu gelangen; In Erwägung des Beschlusses der Wallonischen Regierung vom 10. November 2010, durch den der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Energiepolitik gehört, und der Minister für Umwelt damit beauftragt werden, die Abänderung der Artikel 13 und 20 der 13 betroffenen Branchenvereinbarungen gemäß der ihr vorgelegten Notiz vorzunehmen und dringlichst das Verfahren in Ausführung des Artikels 21 für die besagten Vereinbarungen in die Wege zu leiten, Die unterzeichnenden Parteien vereinbaren das Folgende: Artikel 1 - § 1 - Die vertragschließenden Unternehmen des wallonischen Industriesektors aus dem Kalksektor und der unterzeichnende Verband verpflichten sich, die tiefgehende Bewertung durchzuführen, durch die die sektoriellen Ziele für den 31. Dezember 2012 spätestens bis zum 1. Juli 2011 anstatt bis zum 1. Juli 2009 festgelegt werden können.

14369

14370

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD § 2 - Artikel 13 der Vereinbarung wird folgendermaßen ersetzt: [...] Durch die im Januar 2009 vorgesehene tiefgehende Bewertung wird das Potenzial der Verbesserung des Sektors neu bewertet, indem dieselben Regeln und Grundsätze angewandt werden, die für die Bestimmung der ursprünglichen sektoriellen Ziele maßgebend waren. Angesichts der 2009 und 2010 erlebten wirtschaftlichen und finanziellen Krise nimmt die tiefgehende Bewertung ständigen Charakter an, um spätestens bis zum 1. Juli 2011 zu einer Bestätigung oder einer Revision der Ziele bis 2012 zu gelangen. [...] § 3 - Artikel 20 wird folgendermaßen ersetzt: «Die vorliegende Vereinbarung endet am 31. Dezember 2012 unter Vorbehalt der endgültigen Festsetzung vor dem 1. Juli 2011 der sektoriellen Ziele bis 2012 durch das in Artikel 13 erwähnte Verfahren. Mangels dessen endet die Vereinbarung am 31. Dezember 2011.» Art. 2 - Dieser Nachtrag wird der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″SA CARMEUSE″, Mitglied der wallonischen Kalkindustrie, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz beigefügt. Art. 3 - Der vorliegende Nachtrag tritt am Tag seiner Unterzeichnung in Kraft. Namur, den 23. Dezember 2010 in drei Ausfertigungen Für die ″SA CARMEUSE″: Für die Wallonische Region: Der Minister für nachhaltige Entwicklung und den öffentlichen Dienst J.-M. NOLLET Der Minister für Umwelt, Raumordnung und Mobilität Ph. HENRY

VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [2011/200831] 23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen de ″SA CARMEUSE″, lid van de Waalse kalkovensindustrie, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie Gelet op het decreet van 21 maart 2002 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en met de Bijlagen A en B, opgemaakt te Kyoto, op 11 december 1997; Gelet op het decreet van 27 mei 2004 betreffende Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op artikel D89; Gelet op de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen de ″SA CARMEUSE″, lid van de Waalse kalkovensindustrie, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie; Gelet op het voortgangsrapport 2009 dat de haalbaarheid van de opvolging van de energie-efficiëntie en van de broeikasgasemissies door de EPS-methodologie bevestigt, rekening houdend met de methodologische wijzigingen eigen aan verschillende soorten productie, alsook met behoorlijk gerechtvaardigde conjuncturele aanpassingen; Overwegende dat de laatste resultaten, waarin de geaggregeerde gegevens sinds 2000 opgenomen worden, wijzen op een reële verbetering van de aanwijzingen inzake de opvolging van de energie-efficiëntie en de broeikasgasemissies; Gelet op de weerslag van de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 op de huidige en toekomstige activiteitenniveaus van de ondernemingen die de sectorovereenkomst hebben ondertekend en op de daarmee gepaard gaande moeilijkheden om het verbeteringspotentieel betreffende de energie-efficiëntie en de vermindering van broeikasgasemissies van de sector definitief te bepalen tegen 2012 in het kader van de grondige evaluatie die in januari 2009 uitgevoerd moest worden; Gelet op de conclusie van het intersectorale directiecomité van 19 mei 2009 dat voorstelt om alle sectoren onder sectorovereenkomst permanent grondig te evalueren om de sectorale doelstellingen 2012 definitief te bepalen midden 2011; Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 10 november 2010 waarbij de Minister die voor het Energiebeleid bevoegd is en de Minister van Leefmilieu ermee belast worden wijzigingen aan te brengen in de artikelen 13 en 20 van de 13 betrokken sectorovereenkomsten, overeenkomstig de nota die haar overgelegd werd, en ter uitvoering van artikel 21 dringend de procedure voor genoemde overeenkomsten op te starten, De ondertekenende partijen komen overeen wat volgt : Artikel 1. § 1. De contracterende bedrijven van de Waalse kalkovensindustrie en de ondertekenende federatie verbinden zich tot het uitvoeren van een grondige evaluatie op basis waarvan de sectorale doelstellingen voor 31 december 2012 uiterlijk 1 juli 2011 in plaats van 1 juli 2009 definitief bepaald zullen kunnen worden. § 2. Artikel 13 van de overeenkomst wordt vervangen als volgt : [...] Het verbeteringspotentieel van de sector zal opnieuw beoordeeld worden bij de grondige evaluatie voorzien in januari 2009 met inachtneming van dezelfde regels en principes die gehanteerd werden voor de bepaling van de oorspronkelijke sectorale doelstellingen. Wegens de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 zal de grondige evaluatie evenwel een permanent karakter aannemen om uiterlijk 1 juli 2011 te resulteren in een bevestiging of in een herziening van de doelstellingen 2012. [...] § 3. Artikel 20 wordt vervangen als volgt : « Deze overeenkomst verstrijkt op 31 december 2012 onder voorbehoud van de definitieve vastlegging van de sectorale doelstellingen 2012 voor 1 juli 2011 aan de hand van de procedure bedoeld in artikel 13. Zo niet verstrijkt de overeenkomst op 31 december 2011. » Art. 2. Dit aanhangsel wordt gevoegd bij de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen de ″SA CARMEUSE″, lid van de Waalse kalkovensindustrie, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie;

14371

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 3. Dit aanhangsel treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend. Namen, 23 december 2010, opgemaakt in 3 exemplaren. Voor de ″SA CARMEUSE″ : Voor het Waalse Gewest : De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

* SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200832] 23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre le Groupe LHOIST, au nom de ses filiales en Région wallonne, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique Vu le décret du 21 mars 2002 portant assentiment au Protocole de Kyoto à la Convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques ainsi qu’aux Annexes A et B, faits à Kyoto le 11 décembre 1997; Vu le décret du 27 mai 2004 relatif au Livre Ier du Code de l’Environnement, notamment l’article D89; Vu l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 le Groupe LHOIST, au nom de ses filiales en Région wallonne, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique; Considérant le rapport d’avancement 2009 confirmant la faisabilité du suivi de l’efficience énergétique et des émissions de gaz à effet de serre par la méthodologie Energy Potential Scan, en tenant compte de modifications méthodologiques spécifiques à certains types de production ainsi que d’ajustements conjoncturels dûment justifiés; Considérant les derniers résultats, reprenant les données agrégées depuis 2000, qui confirment la tendance réelle de l’amélioration des indices de suivi de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre; Considérant l’impact de la crise économique et financière de 2009 et 2010 sur les niveaux d’activités présents et futurs des entreprises engagées dans l’accord de branche, et les difficultés qui en découlent de fixer définitivement le potentiel d’amélioration de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre du secteur à l’horizon 2012 dans le cadre de l’évaluation approfondie qui était à réaliser pour novembre 2008; Considérant la conclusion du comité directeur intersectoriel du 19 mai 2009 qui propose de mettre en évaluation approfondie permanente tous les secteurs sous accords de branche pour arriver à une fixation définitive des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 à la mi 2011; Considérant la décision du Gouvernement wallon du 10 novembre 2010 qui charge le Ministre qui a la Politique de l’énergie dans ses attributions et le Ministre de l’Environnement de procéder à la modification des articles 13 et 20 des 13 conventions-accords de branche concernées, conformément à la note lui soumise, et de lancer en toute urgence la procédure en exécution de l’article 21 pour lesdites conventions, Les parties signataires conviennent de ce qui suit : Article 1er. § 1er. Les entreprises contractantes du secteur wallon des industries issues du secteur chaufournier et la fédération signataire s’engagent à réaliser l’évaluation approfondie permettant de fixer définitivement les objectifs sectoriels pour le 31 décembre 2012 pour le 1er juillet 2011 au plus tard au lieu du 1er juillet 2009. § 2. L’article 13 de la convention est remplacé par : [...] L’évaluation approfondie prévue en novembre 2008 réévaluera le potentiel d’amélioration du secteur en utilisant les mêmes règles et principes qui ont prévalu à la détermination des objectifs sectoriels initiaux. Cependant, vu la crise économique et financière vécue en 2009 et 2010, l’évaluation approfondie prendra un caractère permanent en vue d’aboutir au plus tard le 1er juillet 2011 à une confirmation ou à une révision des objectifs à l’horizon 2012. [...] § 3. L’article 20 est remplacé par : « Le présent accord expire le 31 décembre 2012 sous réserve de la fixation définitive avant le 1er juillet 2011 des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 par la procédure spécifiée à l’article 13. A défaut, l’accord expirera le 31 décembre 2011. » Art. 2. Cet avenant est annexé à l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre le Groupe LHOIST, au nom de ses filiales en Région wallonne, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique. Art. 3. Le présent avenant entre en vigueur le jour de sa signature. Namur, le 23 décembre 2010, en 3 exemplaires. Pour le Groupe LHOIST : H. JUDONG, Directeur général opérationnel Europe de l’Ouest Pour la Région wallonne : Le Ministre du Développement durable et de la Fonction publique, J.-M. NOLLET Le Ministre de l’Environnement, de l’Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Ph. HENRY

14372

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [2011/200832] 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″Groupe LHOIST″, im Namen ihrer Tochtergesellschaften in der Wallonischen Region, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz Aufgrund des Dekrets vom 21. März 2002 zur Zustimmung zum Kyoto-Protokoll zum Rahmenübereinkommen der Vereinten Nationen über Klimaänderungen, und zu den Anlagen A und B, geschehen in Kyoto am 11. Dezember 1997; Aufgrund des Dekrets vom 27. Mai 2004 über das Buch I des Umweltgesetzbuches, insbesondere Artikel D89; Aufgrund der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″Groupe LHOIST″, im Namen ihrer Tochtergesellschaften in der Wallonischen Region, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz; In Erwägung des Fortschrittsberichts 2009, in dem die Durchführbarkeit der Überwachung der Energieeffizienz und der Treibhausgasemissionen durch die Energy Potential Scan-Methodologie bestätigt wird, unter Berücksichtigung der methodologischen Änderungen, die für bestimmte Produktionsarten spezifisch sind, sowie gebührend begründeter konjunktureller Anpassungen; In Erwägung der letzten Ergebnisse, in denen die seit 2000 gesammelten Daten übernommen werden, die den reellen Trend zur Verbesserung der Kontrollindexe der Energieeffizienz und zur Verringerung der Treibhausgasemissionen bestätigen; In Erwägung der Auswirkungen der wirtschaftlichen und finanziellen Krise von 2009 und 2010 auf den Umfang der gegenwärtigen und zukünftigen Aktivitäten der an die Branchenvereinbarung gebundenen Unternehmen und der Schwierigkeiten, die sich daraus ergeben, das Potenzial der Verbesserung der Energieeffizienz und der Verringerung der Treibhausgasemissionen des Sektors bis 2012 im Rahmen der tiefgehenden Bewertung, die für November 2008 durchzuführen war, endgültig festzulegen; In Erwägung der Schlussfolgerung des sektorenübergreifenden Lenkungsausschusses vom 19. Mai 2009, in der vorgeschlagen wird, alle an Branchenvereinbarungen gebundene Sektoren einer ständigen tiefgehenden Bewertung zu unterziehen, um Mitte 2011 zu einer endgültigen Festlegung der sektoriellen Ziele bis 2012 zu gelangen; In Erwägung des Beschlusses der Wallonischen Regierung vom 10. November 2010, durch den der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Energiepolitik gehört, und der Minister für Umwelt damit beauftragt werden, die Abänderung der Artikel 13 und 20 der 13 betroffenen Branchenvereinbarungen gemäß der ihr vorgelegten Notiz vorzunehmen und dringlichst das Verfahren in Ausführung des Artikels 21 für die besagten Vereinbarungen in die Wege zu leiten, Die unterzeichnenden Parteien vereinbaren das Folgende: Artikel 1 - § 1 - Die vertragschließenden Unternehmen des wallonischen Industriesektors aus dem Kalksektor und der unterzeichnende Verband verpflichten sich, die tiefgehende Bewertung durchzuführen, durch die die sektoriellen Ziele für den 31. Dezember 2012 spätestens bis zum 1. Juli 2011 anstatt bis zum 1. Juli 2009 festgelegt werden können. § 2 - Artikel 13 der Vereinbarung wird folgendermaßen ersetzt: [...] Durch die im November 2008 vorgesehene tiefgehende Bewertung wird das Potenzial der Verbesserung des Sektors neu bewertet, indem dieselben Regeln und Grundsätze angewandt werden, die für die Bestimmung der ursprünglichen sektoriellen Ziele maßgebend waren. Angesichts der 2009 und 2010 erlebten wirtschaftlichen und finanziellen Krise nimmt die tiefgehende Bewertung ständigen Charakter an, um spätestens bis zum 1. Juli 2011 zu einer Bestätigung oder einer Revision der Ziele bis 2012 zu gelangen. [...] § 3 - Artikel 20 wird folgendermaßen ersetzt: «Die vorliegende Vereinbarung endet am 31. Dezember 2012 unter Vorbehalt der endgültigen Festsetzung vor dem 1. Juli 2011 der sektoriellen Ziele bis 2012 durch das in Artikel 13 erwähnte Verfahren. Mangels dessen endet die Vereinbarung am 31. Dezember 2011.» Art. 2 - Dieser Nachtrag wird der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″Groupe LHOIST″, im Namen ihrer Tochtergesellschaften in der Wallonischen Region, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienzbeigefügt. Art. 3 - Der vorliegende Nachtrag tritt am Tag seiner Unterzeichnung in Kraft. Namur, den 23. Dezember 2010 in drei Ausfertigungen Für die ″Groupe LHOIST″: H. JUDONG, Operativer Generaldirektor Westeuropa Für die Wallonische Region: Der Minister für nachhaltige Entwicklung und den öffentlichen Dienst J.-M. NOLLET Der Minister für Umwelt, Raumordnung und Mobilität Ph. HENRY

14373

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [2011/200832] 23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen de ″Groupe LHOIST″, namens zijn dochtermaatschappijen in het Waalse Gewest, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie Gelet op het decreet van 21 maart 2002 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en met de Bijlagen A en B, opgemaakt te Kyoto, op 11 december 1997; Gelet op het decreet van 27 mei 2004 betreffende Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op artikel D89; Gelet op de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen de ″Groupe LHOIST″, namens zijn dochtermaatschappijen in het Waalse Gewest, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie. Gelet op het voortgangsrapport 2009 dat de haalbaarheid van de opvolging van de energie-efficiëntie en van de broeikasgasemissies door de EPS-methodologie bevestigt, rekening houdend met de methodologische wijzigingen eigen aan verschillende soorten productie, alsook met behoorlijk gerechtvaardigde conjuncturele aanpassingen; Overwegende dat de laatste resultaten, waarin de geaggregeerde gegevens sinds 2000 opgenomen worden, wijzen op een reële verbetering van de aanwijzingen inzake de opvolging van de energie-efficiëntie en de broeikasgasemissies; Gelet op de weerslag van de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 op de huidige en toekomstige activiteitenniveaus van de ondernemingen die de sectorovereenkomst hebben ondertekend en op de daarmee gepaard gaande moeilijkheden om het verbeteringspotentieel betreffende de energie-efficiëntie en de vermindering van broeikasgasemissies van de sector definitief te bepalen tegen 2012 in het kader van de grondige evaluatie die voor november 2008 uitgevoerd moest worden; Gelet op de conclusie van het intersectorale directiecomité van 19 mei 2009 dat voorstelt om alle sectoren onder sectorovereenkomst permanent grondig te evalueren om de sectorale doelstellingen 2012 definitief te bepalen midden 2011; Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 10 november 2010 waarbij de Minister die voor het Energiebeleid bevoegd is en de Minister van Leefmilieu ermee belast worden wijzigingen aan te brengen in de artikelen 13 en 20 van de 13 betrokken sectorovereenkomsten, overeenkomstig de nota die haar overgelegd werd, en ter uitvoering van artikel 21 dringend de procedure voor genoemde overeenkomsten op te starten, De ondertekenende partijen komen overeen wat volgt : Artikel 1. § 1. De contracterende bedrijven van de Waalse kalkovensindustrie en de ondertekenende federatie verbinden zich tot het uitvoeren van een grondige evaluatie op basis waarvan de sectorale doelstellingen voor 31 december 2012 uiterlijk 1 juli 2011 in plaats van 1 juli 2009 definitief bepaald zullen kunnen worden. § 2. Artikel 13 van de overeenkomst wordt vervangen als volgt : [...] Het verbeteringspotentieel van de sector zal opnieuw beoordeeld worden bij de grondige evaluatie voorzien in november 2008 met inachtneming van dezelfde regels en principes die gehanteerd werden voor de bepaling van de oorspronkelijke sectorale doelstellingen. Wegens de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 zal de grondige evaluatie evenwel een permanent karakter aannemen om uiterlijk 1 juli 2011 te resulteren in een bevestiging of in een herziening van de doelstellingen 2012. [...] § 3. Artikel 20 wordt vervangen als volgt : « Deze overeenkomst verstrijkt op 31 december 2012 onder voorbehoud van de definitieve vastlegging van de sectorale doelstellingen 2012 voor 1 juli 2011 aan de hand van de procedure bedoeld in artikel 13. Zo niet verstrijkt de overeenkomst op 31 december 2011. » Art. 2. Dit aanhangsel wordt gevoegd bij de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen de ″Groupe LHOIST″, namens zijn dochtermaatschappijen in het Waalse Gewest, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie. Art. 3. Dit aanhangsel treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend. Namen, 23 december 2010, opgemaakt in 3 exemplaren. Voor de ″Groupe LHOIST″ : H. JUDONG, Operationele Algemeen directeur West Europa Voor het Waalse Gewest : De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

14374

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200833] 23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 28 janvier 2008 entre l’industrie wallonne de la transformation de papier et carton représentée par FETRA et de l’industrie graphique wallonne représentée par FEBELGRA Wallonie, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique Vu le décret du 21 mars 2002 portant assentiment au Protocole de Kyoto à la Convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques ainsi qu’aux Annexes A et B, faits à Kyoto le 11 décembre 1997; Vu le décret du 27 mai 2004 relatif au Livre Ier du Code de l’Environnement, notamment l’article D89; Vu l’accord de branche intervenu le 28 janvier 2008 entre l’industrie wallonne de la transformation de papier et carton représentée par FETRA et de l’industrie graphique wallonne représentée par FEBELGRA Wallonie, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique; Considérant le rapport d’avancement 2009 confirmant la faisabilité du suivi de l’efficience énergétique et des émissions de gaz à effet de serre par la méthodologie Energy Potential Scan, en tenant compte de modifications méthodologiques spécifiques à certains types de production ainsi que d’ajustements conjoncturels dûment justifiés; Considérant les derniers résultats, reprenant les données agrégées depuis 2005, qui confirment la tendance réelle de l’amélioration des indices de suivi de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre; Considérant l’impact de la crise économique et financière de 2009 et 2010 sur les niveaux d’activités présents et futurs des entreprises engagées dans l’accord de branche, et les difficultés qui en découlent de fixer définitivement le potentiel d’amélioration de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre du secteur à l’horizon 2012 dans le cadre de l’évaluation approfondie qui était à réaliser en janvier 2010; Considérant la conclusion du comité directeur intersectoriel du 19 mai 2009 qui propose de mettre en évaluation approfondie permanente tous les secteurs sous accords de branche pour arriver à une fixation définitive des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 à la mi 2011; Considérant la décision du Gouvernement wallon du 10 novembre 2010 qui charge le Ministre qui a la Politique de l’énergie dans ses attributions et le Ministre de l’Environnement de procéder à la modification des articles 13 et 20 des 13 conventions-accords de branche concernées, conformément à la note lui soumise, et de lancer en toute urgence la procédure en exécution de l’article 21 pour lesdites conventions, Les parties signataires conviennent de ce qui suit : Article 1er. § 1er. Les entreprises contractantes du secteur wallon des industries issues du secteur de la transformation du papier et du carton et du secteur de l’industrie graphique et les fédérations signataires s’engagent à réaliser l’évaluation approfondie permettant de fixer définitivement les objectifs sectoriels pour le 31 décembre 2012 pour le 1er juillet 2011 au plus tard au lieu du 1er juillet 2010. § 2. L’article 13 de la convention est remplacé par : [...] L’évaluation approfondie prévue en janvier 2010 réévaluera le potentiel d’amélioration du secteur en utilisant les mêmes règles et principes qui ont prévalu à la détermination des objectifs sectoriels initiaux. Cependant, vu la crise économique et financière vécue en 2009 et 2010, l’évaluation approfondie prendra un caractère permanent en vue d’aboutir au plus tard le 1er juillet 2011 à une confirmation ou à une révision des objectifs à l’horizon 2012. [...] § 3. L’article 20 est remplacé par : « Le présent accord expire le 31 décembre 2012 sous réserve de la fixation définitive avant le 1er juillet 2011 des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 par la procédure spécifiée à l’article 13. A défaut, l’accord expirera le 31 décembre 2011. » Art. 2. Cet avenant est annexé à l’accord de branche intervenu le 28 janvier 2008 entre l’industrie wallonne de la transformation de papier et carton représentée par FETRA et de l’industrie graphique wallonne représentée par FEBELGRA Wallonie, du bois et de l’ameublement, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique. Art. 3. Le présent avenant entre en vigueur le jour de sa signature. Namur, le 23 décembre 2010, en 3 exemplaires. Pour les Fédérations : FETRA : L. VANLIERDE, Secrétaire général

FEBELGRA : J. DE BRABANTER, Secrétaire général

Pour la Région wallonne : Le Ministre du Développement durable et de la Fonction publique, J.-M. NOLLET Le Ministre de l’Environnement, de l’Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Ph. HENRY

14375

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [2011/200833] 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 28. Januar 2008 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der wallonischen papier- und pappeverarbeitenden Industrie, vetreten durch ″FETRA″, der wallonischen graphischen Industrie, vertreten durch ″FEBELGRA Wallonie″, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz Aufgrund des Dekrets vom 21. März 2002 zur Zustimmung zum Kyoto-Protokoll zum Rahmenübereinkommen der Vereinten Nationen über Klimaänderungen, und zu den Anlagen A und B, geschehen in Kyoto am 11. Dezember 1997; Aufgrund des Dekrets vom 27. Mai 2004 über das Buch I des Umweltgesetzbuches, insbesondere Artikel D89; Aufgrund der am 28. Januar 2008 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der wallonischen papier- und pappeverarbeitenden Industrie, vetreten durch ″FETRA″, der wallonischen graphischen Industrie, vertreten durch ″FEBELGRA Wallonie″, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz; In Erwägung des Fortschrittsberichts 2009, in dem die Durchführbarkeit der Überwachung der Energieeffizienz und der Treibhausgasemissionen durch die Energy Potential Scan-Methodologie bestätigt wird, unter Berücksichtigung der methodologischen Änderungen, die für bestimmte Produktionsarten spezifisch sind, sowie gebührend begründeter konjunktureller Anpassungen; In Erwägung der letzten Ergebnisse, in denen die seit 2005 gesammelten Daten übernommen werden, die den reellen Trend zur Verbesserung der Kontrollindexe der Energieeffizienz und zur Verringerung der Treibhausgasemissionen bestätigen; In Erwägung der Auswirkungen der wirtschaftlichen und finanziellen Krise von 2009 und 2010 auf den Umfang der gegenwärtigen und zukünftigen Aktivitäten der an die Branchenvereinbarung gebundenen Unternehmen und der Schwierigkeiten, die sich daraus ergeben, das Potenzial der Verbesserung der Energieeffizienz und der Verringerung der Treibhausgasemissionen des Sektors bis 2012 im Rahmen der tiefgehenden Bewertung, die im Januar 2010 durchzuführen war, endgültig festzulegen; In Erwägung der Schlussfolgerung des sektorenübergreifenden Lenkungsausschusses vom 19. Mai 2009, in der vorgeschlagen wird, alle an Branchenvereinbarungen gebundene Sektoren einer ständigen tiefgehenden Bewertung zu unterziehen, um Mitte 2011 zu einer endgültigen Festlegung der sektoriellen Ziele bis 2012 zu gelangen; In Erwägung des Beschlusses der Wallonischen Regierung vom 10. November 2010, durch den der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Energiepolitik gehört, und der Minister für Umwelt damit beauftragt werden, die Abänderung der Artikel 13 und 20 der 13 betroffenen Branchenvereinbarungen gemäß der ihr vorgelegten Notiz vorzunehmen und dringlichst das Verfahren in Ausführung des Artikels 21 für die besagten Vereinbarungen in die Wege zu leiten, Die unterzeichnenden Parteien vereinbaren das Folgende: Artikel 1 - § 1 - Die vertragschließenden Unternehmen der aus den papier- und pappeverarbeitenden Industriesektoren und den graphischen Industrien und die unterzeichnenden Verbände verpflichten sich, die tiefgehende Bewertung durchzuführen, durch die die sektoriellen Ziele für den 31. Dezember 2012 spätestens bis zum 1. Juli 2011 anstatt bis zum 1. Juli 2010 festgelegt werden können. § 2 - Artikel 13 der Vereinbarung wird folgendermaßen ersetzt: [...] Durch die im Januar 2010 vorgesehene tiefgehende Bewertung wird das Potenzial der Verbesserung des Sektors neu bewertet, indem dieselben Regeln und Grundsätze angewandt werden, die für die Bestimmung der ursprünglichen sektoriellen Ziele maßgebend waren. Angesichts der 2009 und 2010 erlebten wirtschaftlichen und finanziellen Krise nimmt die tiefgehende Bewertung ständigen Charakter an, um spätestens bis zum 1. Juli 2011 zu einer Bestätigung oder einer Revision der Ziele bis 2012 zu gelangen. [...] § 3 - Artikel 20 wird folgendermaßen ersetzt: «Die vorliegende Vereinbarung endet am 31. Dezember 2012 unter Vorbehalt der endgültigen Festsetzung vor dem 1. Juli 2011 der sektoriellen Ziele bis 2012 durch das in Artikel 13 erwähnte Verfahren. Mangels dessen endet die Vereinbarung am 31. Dezember 2011.» Art. 2 - Dieser Nachtrag wird der am 28. Januar 2008 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der wallonischen papier- und pappeverarbeitenden Industrie, vetreten durch FETRA, der wallonischen graphischen Industrie, vertreten durch FEBELGRA Wallonie, der Holz- und Möbelindustrie und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz beigefügt. Art. 3 - Der vorliegende Nachtrag tritt am Tag seiner Unterzeichnung in Kraft. Namur, den 23. Dezember 2010 in drei Ausfertigungen Für die Verbände: FETRA: L. VANLIERDE, Generalsekretär

FEBELGRA: J. DE BRABANTER, Generalsekretär Für die Wallonische Region: Der Minister für nachhaltige Entwicklung und den öffentlichen Dienst J.-M. NOLLET Der Minister für Umwelt, Raumordnung und Mobilität Ph. HENRY

14376

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [2011/200833] 23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 28 januari 2008 tussen de Waalse papier- en kartonverwerkingsindustrie, vertegenwoordigd door ″FETRA″, de Waalse grafische industrie, vertegenwoordigd door ″FEBELGRA Wallonie″, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie Gelet op het decreet van 21 maart 2002 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en met de Bijlagen A en B, opgemaakt te Kyoto op 11 december 1997; Gelet op het decreet van 27 mei 2004 betreffende Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op artikel D89; Gelet op de sectorovereenkomst bereikt op 28 januari 2008 tussen de Waalse papier- en kartonverwerkingsindustrie, vertegenwoordigd door ″FETRA″, de Waalse grafische industrie, vertegenwoordigd door ″FEBELGRA Wallonie″, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie; Gelet op het voortgangsrapport 2009 dat de haalbaarheid van de opvolging van de energie-efficiëntie en van de broeikasgasemissies door de EPS-methodologie bevestigt, rekening houdend met de methodologische wijzigingen eigen aan verschillende soorten productie, alsook met behoorlijk gerechtvaardigde conjuncturele aanpassingen; Overwegende dat de laatste resultaten, waarin de geaggregeerde gegevens sinds 2005 opgenomen worden, wijzen op een reële verbetering van de aanwijzingen inzake de opvolging van de energie-efficiëntie en de broeikasgasemissies; Gelet op de weerslag van de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 op de huidige en toekomstige activiteitenniveaus van de ondernemingen die de sectorovereenkomst hebben ondertekend en op de daarmee gepaard gaande moeilijkheden om het verbeteringspotentieel betreffende de energie-efficiëntie en de vermindering van broeikasgasemissies van de sector definitief te bepalen tegen 2012 in het kader van de grondige evaluatie die in januari 2010 uitgevoerd moest worden; Gelet op de conclusie van het intersectorale directiecomité van 19 mei 2009 dat voorstelt om alle sectoren onder sectorovereenkomst permanent grondig te evalueren om de sectorale doelstellingen 2012 definitief te bepalen midden 2011; Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 10 november 2010 waarbij de Minister die voor het Energiebeleid bevoegd is en de Minister van Leefmilieu ermee belast worden wijzigingen aan te brengen in de artikelen 13 en 20 van de 13 betrokken sectorovereenkomsten, overeenkomstig de nota die haar overgelegd werd, en ter uitvoering van artikel 21 dringend de procedure voor genoemde overeenkomsten op te starten, De ondertekenende partijen komen overeen wat volgt : Artikel 1. § 1. De contracterende bedrijven van de Waalse sector van de papier- en kartonverwerkingsbedrijven en van de sector van de grafische industrie en de ondertekenende federaties verbinden zich tot het uitvoeren van een grondige evaluatie op basis waarvan de sectorale doelstellingen voor 31 december 2012 uiterlijk 1 juli 2011 in plaats van 1 juli 2010 definitief bepaald zullen kunnen worden. § 2. Artikel 13 van de overeenkomst wordt vervangen als volgt : [...] Het verbeteringspotentieel van de sector zal opnieuw beoordeeld worden bij de grondige evaluatie voorzien in januari 2010 met inachtneming van dezelfde regels en principes die gehanteerd werden voor de bepaling van de oorspronkelijke sectorale doelstellingen. Wegens de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 zal de grondige evaluatie evenwel een permanent karakter aannemen om uiterlijk 1 juli 2011 te resulteren in een bevestiging of in een herziening van de doelstellingen 2012. [...] § 3. Artikel 20 wordt vervangen als volgt : « Deze overeenkomst verstrijkt op 31 december 2012 onder voorbehoud van de definitieve vastlegging van de sectorale doelstellingen 2012 voor 1 juli 2011 aan de hand van de procedure bedoeld in artikel 13. Zoniet verstrijkt de overeenkomst op 31 december 2011. » Artikel 1. Dit aanhangsel wordt gevoegd bij de sectorovereenkomst bereikt op 28 januari 2008 tussen de Waalse papier- en kartonverwerkingsindustrie, vertegenwoordigd door ″FETRA″, de Waalse grafische industrie, vertegenwoordigd door ″FEBELGRA Wallonie″, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie. Art. 2. Dit aanhangsel treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend. Namen, 23 december 2010, opgemaakt in 3 exemplaren. Voor de Federaties : FETRA : L. VANLIERDE, Algemeen secretaris

FEBELGRA : J. DE BRABANTER, Algemeen secretaris Voor het Waalse Gewest : De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

14377

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200835] 23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre Agoria Wallonie, représentant l’industrie wallonne des métaux non-ferreux, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique Vu le décret du 21 mars 2002 portant assentiment au Protocole de Kyoto à la Convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques ainsi qu’aux Annexes A et B, faits à Kyoto le 11 décembre 1997; Vu le décret du 27 mai 2004 relatif au Livre Ier du Code de l’Environnement, notamment l’article D89; Vu l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre Agoria Wallonie, représentant l’industrie wallonne des métaux non-ferreux, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique; Considérant le rapport d’avancement 2009 confirmant la faisabilité du suivi de l’efficience énergétique et des émissions de gaz à effet de serre par la méthodologie Energy Potential Scan, en tenant compte de modifications méthodologiques spécifiques à certains types de production ainsi que d’ajustements conjoncturels dûment justifiés; Considérant les derniers résultats, reprenant les données agrégées depuis 2002, qui confirment la tendance réelle de l’amélioration des indices de suivi de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre; Considérant l’impact de la crise économique et financière de 2009 et 2010 sur les niveaux d’activités présents et futurs des entreprises engagées dans l’accord de branche, et les difficultés qui en découlent de fixer définitivement le potentiel d’amélioration de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre du secteur à l’horizon 2012 dans le cadre de l’évaluation approfondie qui était à réaliser pour janvier 2009; Considérant la conclusion du comité directeur intersectoriel du 19 mai 2009 qui propose de mettre en évaluation approfondie permanente tous les secteurs sous accords de branche pour arriver à une fixation définitive des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 à la mi 2011; Considérant la décision du Gouvernement wallon du 10 novembre 2010 qui charge le Ministre qui a la Politique de l’énergie dans ses attributions et le Ministre de l’Environnement de procéder à la modification des articles 13 et 20 des 13 conventions-accords de branche concernées, conformément à la note lui soumise, et de lancer en toute urgence la procédure en exécution de l’article 21 pour lesdites conventions, Les parties signataires conviennent de ce qui suit : Article 1er. § 1er. Les entreprises contractantes du secteur wallon des industries issues du secteur des non ferreux et la fédération signataire s’engagent à réaliser l’évaluation approfondie permettant de fixer définitivement les objectifs sectoriels pour le 31 décembre 2012 pour le 1er juillet 2011 au plus tard au lieu du 1er juillet 2009. § 2. L’article 13, alinéa 2 de la convention est remplacé par : « L’évaluation approfondie prévue en janvier 2009 réévaluera le potentiel d’amélioration du secteur en utilisant les mêmes règles et principes qui ont prévalu à la détermination des objectifs sectoriels initiaux. Cependant, vu la crise économique et financière vécue en 2009 et 2010, l’évaluation approfondie prendra un caractère permanent en vue d’aboutir au plus tard le 1er juillet 2011 à une confirmation ou à une révision des objectifs à l’horizon 2012. » § 3. L’article 20 est remplacé par : « Le présent accord expire le 31 décembre 2012 sous réserve de la fixation définitive avant le 1er juillet 2011 des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 par la procédure spécifiée à l’article 13. A défaut, l’accord expirera le 31 décembre 2011. » Art. 2. Cet avenant est annexé à l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre Agoria Wallonie, représentant l’industrie wallonne des métaux non-ferreux, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique. Art. 3. Le présent avenant entre en vigueur le jour de sa signature. Namur, le 23 décembre 2010, en 3 exemplaires. Pour Agoria : TH. CASTAGNE, Directeur général Pour la Région wallonne : Le Ministre du Développement durable et de la Fonction publique, J.-M. NOLLET Le Ministre de l’Environnement, de l’Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Ph. HENRY

14378

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [2011/200835] 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″Agoria Wallonie″, die die wallonische Nichteisenmetallindustrie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz Aufgrund des Dekrets vom 21. März 2002 zur Zustimmung zum Kyoto-Protokoll zum Rahmenübereinkommen der Vereinten Nationen über Klimaänderungen, und zu den Anlagen A und B, geschehen in Kyoto am 11. Dezember 1997; Aufgrund des Dekrets vom 27. Mai 2004 über das Buch I des Umweltgesetzbuches, insbesondere Artikel D89; Aufgrund des am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″Agoria Wallonie″, die die wallonische Nichteisenmetallindustrie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz; In Erwägung des Fortschrittsberichts 2009, in dem die Durchführbarkeit der Überwachung der Energieeffizienz und der Treibhausgasemissionen durch die Energy Potential Scan-Methodologie bestätigt wird, unter Berücksichtigung der methodologischen Änderungen, die für bestimmte Produktionsarten spezifisch sind, sowie gebührend begründeter konjunktureller Anpassungen; In Erwägung der letzten Ergebnisse, in denen die seit 2002 gesammelten Daten übernommen werden, die den reellen Trend zur Verbesserung der Kontrollindexe der Energieeffizienz und zur Verringerung der Treibhausgasemissionen bestätigen; In Erwägung der Auswirkungen der wirtschaftlichen und finanziellen Krise von 2009 und 2010 auf den Umfang der gegenwärtigen und zukünftigen Aktivitäten der an die Branchenvereinbarung gebundenen Unternehmen und der Schwierigkeiten, die sich daraus ergeben, das Potenzial der Verbesserung der Energieeffizienz und der Verringerung der Treibhausgasemissionen des Sektors bis 2012 im Rahmen der tiefgehenden Bewertung, die für Januar 2009 durchzuführen war, endgültig festzulegen; In Erwägung der Schlussfolgerung des sektorenübergreifenden Lenkungsausschusses vom 19. Mai 2009, in der vorgeschlagen wird, alle an Branchenvereinbarungen gebundene Sektoren einer ständigen tiefgehenden Bewertung zu unterziehen, um Mitte 2011 zu einer endgültigen Festlegung der sektoriellen Ziele bis 2012 zu gelangen; In Erwägung des Beschlusses der Wallonischen Regierung vom 10. November 2010, durch den der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Energiepolitik gehört, und der Minister für Umwelt damit beauftragt werden, die Abänderung der Artikel 13 und 20 der 13 betroffenen Branchenvereinbarungen gemäß der ihr vorgelegten Notiz vorzunehmen und dringlichst das Verfahren in Ausführung des Artikels 21 für die besagten Vereinbarungen in die Wege zu leiten, Die unterzeichnenden Parteien vereinbaren das Folgende: Artikel 1 - § 1 - Die vertragschließenden Unternehmen des wallonischen Industriesektors aus dem Nichteisenmetallsektor und der unterzeichnende Verband verpflichten sich, die tiefgehende Bewertung durchzuführen, durch die die sektoriellen Ziele für den 31. Dezember 2012 spätestens bis zum 1. Juli 2011 anstatt bis zum 1. Juli 2009 festgelegt werden können. § 2 - Artikel 13 Absatz 2 der Vereinbarung wird folgendermaßen ersetzt: «Durch die im Januar 2009 vorgesehene tiefgehende Bewertung wird das Potenzial der Verbesserung des Sektors neu bewertet, indem dieselben Regeln und Grundsätze angewandt werden, die für die Bestimmung der ursprünglichen sektoriellen Ziele maßgebend waren. Angesichts der 2009 und 2010 erlebten wirtschaftlichen und finanziellen Krise nimmt die tiefgehende Bewertung ständigen Charakter an, um spätestens bis zum 1. Juli 2011 zu einer Bestätigung oder einer Revision der Ziele bis 2012 zu gelangen.» § 3 - Artikel 20 wird folgendermaßen ersetzt: «Die vorliegende Vereinbarung endet am 31. Dezember 2012 unter Vorbehalt der endgültigen Festsetzung vor dem 1. Juli 2011 der sektoriellen Ziele bis 2012 durch das in Artikel 13 erwähnte Verfahren. Mangels dessen endet die Vereinbarung am 31. Dezember 2011.» Art. 2 - Dieser Nachtrag wird der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″Agoria Wallonie″, die die wallonische Nichteisenmetallindustrie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz als Anlage beigefügt. Art. 3 - Der vorliegende Nachtrag tritt am Tag seiner Unterzeichnung in Kraft. Namur, den 23. Dezember 2010 in drei Ausfertigungen Für ″Agoria″: TH. CASTAGNE, Generaldirektor Für die Wallonische Region: Der Minister für nachhaltige Entwicklung und den öffentlichen Dienst J.-M. NOLLET Der Minister für Umwelt, Raumordnung und Mobilität Ph. HENRY

14379

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [2011/200835] 23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″Agoria Wallonie″, dat de Waalse industrie van de non-ferro metalen vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie Gelet op het decreet van 21 maart 2002 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en met de Bijlagen A en B, opgemaakt te Kyoto, op 11 december 1997; Gelet op het decreet van 27 mei 2004 betreffende Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op artikel D89; Gelet op de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″Agoria Wallonie″, dat de Waalse industrie van de non-ferro metalen vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie; Gelet op het voortgangsrapport 2009 dat de haalbaarheid van de opvolging van de energie-efficiëntie en van de broeikasgasemissies door de EPS-methodologie bevestigt, rekening houdend met de methodologische wijzigingen eigen aan verschillende soorten productie, alsook met behoorlijk gerechtvaardigde conjucturele aanpassingen; Overwegende dat de laatste resultaten, waarin de geaggregeerde gegevens sinds 2002 opgenomen worden, wijzen op een reële verbetering van de aanwijzingen inzake de opvolging van de energie-efficiëntie en de broeikasgasemissies; Gelet op de weerslag van de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 op de huidige en toekomstige activiteitenniveaus van de ondernemingen die de sectorovereenkomst hebben ondertekend en op de daarmee gepaard gaande moeilijkheden om het verbeteringspotentieel betreffende de energie-efficiëntie en de vermindering van broeikasgasemissies van de sector definitief te bepalen tegen 2012 in het kader van de grondige evaluatie die in januari 2009 uitgevoerd moest worden; Gelet op de conclusie van het intersectorale directiecomité van 19 mei 2009 dat voorstelt om alle sectoren onder sectorovereenkomst permanent grondig te evalueren om de sectorale doelstellingen 2012 definitief te bepalen midden 2011; Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 10 november 2010 waarbij de Minister die voor het Energiebeleid bevoegd is en de Minister van Leefmilieu ermee belast wordt wijzigingen aan te brengen in de artikelen 13 en 20 van de 13 betrokken sectorovereenkomsten, overeenkomstig de nota die hem overgelegd werd, en ter uitvoering van artikel 21 dringend de procedure voor genoemde overeenkomsten op te starten, De ondertekenende partijen komen overeen wat volgt : Artikel 1. § 1. De contracterende bedrijven van de Waalse industriën van de non-ferro metalen en de ondertekenende federatie verbinden zich tot het uitvoeren van een grondige evaluatie op basis waarvan de sectorale doelstellingen voor 31 december 2012 uiterlijk 1 juli 2011 in plaats van 1 juli 2009 definitief bepaald zullen kunnen worden. § 2. Artikel 13, tweede lid, van de overeenkomst wordt vervangen als volgt : « Het verbeteringspotentieel van de sector zal opnieuw beoordeeld worden bij de grondige evaluatie voorzien in januari 2009 met inachtneming van dezelfde regels en principes die gehanteerd werden voor de bepaling van de oorspronkelijke sectorale doelstellingen. Wegens de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 zal de grondige evaluatie evenwel een permanent karakter aannemen om uiterlijk 1 juli 2011 te resulteren in een bevestiging of in een herziening van de doelstellingen 2012. » § 3. Artikel 20 wordt vervangen als volgt : « Deze overeenkomst verstrijkt op 31 december 2012 onder voorbehoud van de definitieve vastlegging van de sectorale doelstellingen 2012 voor 1 juli 2011 aan de hand van de procedure bedoeld in artikel 13. Zoniet verstrijkt de overeenkomst op 31 december 2011. » Art. 2. Dit aanhangsel wordt gevoegd bij de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″Agoria Wallonie″, dat de Waalse industrie van de non-ferro metalen vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie. Art. 3. Dit aanhangsel treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend. Namen, 23 december 2010, opgemaakt in 3 exemplaren. Voor ″Agoria″ : TH. CASTAGNE, Algemeen directeur Voor het Waalse Gewest : De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

14380

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200836] 23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 21 juin 2004 entre le Groupement de la Sidérurgie, représentant le secteur sidérurgique wallon, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique Vu le décret du 21 mars 2002 portant assentiment au Protocole de Kyoto à la Convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques ainsi qu’aux Annexes A et B, faits à Kyoto le 11 décembre 1997; Vu le décret du 27 mai 2004 relatif au Livre Ier du Code de l’Environnement, notamment l’article D89; Vu l’accord de branche intervenu le 21 juin 2004 entre le Groupement de la Sidérurgie, représentant le secteur sidérurgique wallon, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique; Considérant le rapport d’avancement 2009 confirmant la faisabilité du suivi de l’efficience énergétique et des émissions de gaz à effet de serre par la méthodologie Energy Potential Scan, en tenant compte de modifications méthodologiques spécifiques à certains types de production ainsi que d’ajustements conjoncturels dûment justifiés; Considérant les derniers résultats, reprenant les données agrégées depuis 2000, qui confirment la tendance réelle de l’amélioration des indices de suivi de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre; Considérant l’impact de la crise économique et financière de 2009 et 2010 sur les niveaux d’activités présents et futurs des entreprises engagées dans l’accord de branche, et les difficultés qui en découlent de fixer définitivement le potentiel d’amélioration de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre du secteur à l’horizon 2012 dans le cadre de l’évaluation approfondie qui était à réaliser pour janvier 2009; Considérant la conclusion du comité directeur intersectoriel du 19 mai 2009 qui propose de mettre en évaluation approfondie permanente tous les secteurs sous accords de branche pour arriver à une fixation définitive des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 à la mi 2011; Considérant la décision du Gouvernement wallon du 10 novembre 2010 qui charge le Ministre qui a la Politique de l’énergie dans ses attributions et le Ministre de l’Environnement de procéder à la modification des articles 13 et 20 des 13 conventions-accords de branche concernées, conformément à la note lui soumise, et de lancer en toute urgence la procédure en exécution de l’article 21 pour lesdites conventions, Les parties signataires conviennent de ce qui suit : Article 1er. § 1er. Les entreprises contractantes du secteur wallon des industries issues de la sidérurgie et la fédération signataire s’engagent à réaliser l’évaluation approfondie permettant de fixer définitivement les objectifs sectoriels pour le 31 décembre 2012 pour le 1er juillet 2011 au plus tard au lieu du 1er juillet 2009. § 2. L’article 13 de la convention est remplacé par : [...] L’évaluation approfondie prévue en janvier 2009 réévaluera le potentiel d’amélioration du secteur en utilisant les mêmes règles et principes qui ont prévalu à la détermination des objectifs sectoriels initiaux. Cependant, vu la crise économique et financière vécue en 2009 et 2010, l’évaluation approfondie prendra un caractère permanent en vue d’aboutir au plus tard le 1er juillet 2011 à une confirmation ou à une révision des objectifs à l’horizon 2012. [...] § 3. L’article 20 est remplacé par : « Le présent accord expire le 31 décembre 2012 sous réserve de la fixation définitive avant le 1er juillet 2011 des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 par la procédure spécifiée à l’article 13. A défaut, l’accord expirera le 31 décembre 2011. » Art. 2. Cet avenant est annexé à l’accord de branche intervenu le 21 juin 2004 entre le Groupement de la Sidérurgie, représentant le secteur sidérurgique wallon, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique. Art. 3. Le présent avenant entre en vigueur le jour de sa signature. Namur, le 23 décembre 2010, en 3 exemplaires. Pour le Groupement de la Sidérurgie : R. JOOS, Directeur général Pour la Région wallonne : Le Ministre du Développement durable et de la Fonction publique, J.-M. NOLLET Le Ministre de l’Environnement, de l’Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Ph. HENRY

14381

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [2011/200836] 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 21. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen dem ″Groupement de la Sidérurgie″ (Verband der Eisen- und Stahlindustrie), der den Wallonischen Stahlsektor vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz Aufgrund des Dekrets vom 21. März 2002 zur Zustimmung zum Kyoto-Protokoll zum Rahmenübereinkommen der Vereinten Nationen über Klimaänderungen, und zu den Anlagen A und B, geschehen in Kyoto am 11. Dezember 1997; Aufgrund des Dekrets vom 27. Mai 2004 über das Buch I des Umweltgesetzbuches, insbesondere Artikel D89; Aufgrund der am 21. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen dem ″Groupement de la Sidérurgie″ (Verband der Eisen- und Stahlindustrie), der den Wallonischen Stahlsektor vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz; In Erwägung des Fortschrittsberichts 2009, in dem die Durchführbarkeit der Überwachung der Energieeffizienz und der Treibhausgasemissionen durch die Energy Potential Scan-Methodologie bestätigt wird, unter Berücksichtigung der methodologischen Änderungen, die für bestimmte Produktionsarten spezifisch sind, sowie gebührend begründeter konjunktureller Anpassungen; In Erwägung der letzten Ergebnisse, in denen die seit 2000 gesammelten Daten übernommen werden, die den reellen Trend zur Verbesserung der Kontrollindexe der Energieeffizienz und zur Verringerung der Treibhausgasemissionen bestätigen; In Erwägung der Auswirkungen der wirtschaftlichen und finanziellen Krise von 2009 und 2010 auf den Umfang der gegenwärtigen und zukünftigen Aktivitäten der an die Branchenvereinbarung gebundenen Unternehmen und der Schwierigkeiten, die sich daraus ergeben, um das Potenzial der Verbesserung der Energieeffizienz und der Verringerung der Treibhausgasemissionen des Sektors bis 2012 im Rahmen der tiefgehenden Bewertung, die für Januar 2009 durchzuführen war, endgültig festzulegen; In Erwägung der Schlussfolgerung des sektorenübergreifenden Lenkungsausschusses vom 19. Mai 2009, in der vorgeschlagen wird, alle an Branchenvereinbarungen gebundene Sektoren einer ständigen tiefgehenden Bewertung zu unterziehen, um Mitte 2011 zu einer endgültigen Festlegung der sektoriellen Ziele bis 2012 zu gelangen; In Erwägung des Beschlusses der Wallonischen Regierung vom 10. November 2010, durch den der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Energiepolitik gehört, und der Minister für Umwelt damit beauftragt werden, die Abänderung der Artikel 13 und 20 der 13 betroffenen Branchenvereinbarungen gemäß der ihr vorgelegten Notiz vorzunehmen und dringlichst das Verfahren in Ausführung des Artikels 21 für die besagten Vereinbarungen in die Wege zu leiten, Die unterzeichnenden Parteien vereinbaren das Folgende: Artikel 1 - § 1 - Die vertragschließenden Unternehmen des wallonischen Industriesektors aus dem Stahlsektor und der unterzeichnende Verband verpflichten sich, die tiefgehende Bewertung durchzuführen, durch die die sektoriellen Ziele für den 31. Dezember 2012 spätestens bis zum 1. Juli 2011 anstatt bis zum 1. Juli 2009 festgelegt werden können. § 2 - Artikel 13 der Vereinbarung wird folgendermaßen ersetzt: [...] Durch die im Januar 2009 vorgesehene tiefgehende Bewertung wird das Potenzial der Verbesserung des Sektors neu bewertet, indem dieselben Regeln und Grundsätze angewandt werden, die für die Bestimmung der ursprünglichen sektoriellen Ziele maßgebend waren. Angesichts der 2009 und 2010 erlebten wirtschaftlichen und finanziellen Krise nimmt die tiefgehende Bewertung ständigen Charakter an, um spätestens bis zum 1. Juli 2011 zu einer Bestätigung oder einer Revision der Ziele bis 2012 zu gelangen. [...] § 3 - Artikel 20 wird folgendermaßen ersetzt: «Die vorliegende Vereinbarung endet am 31. Dezember 2012 unter Vorbehalt der endgültigen Festsetzung vor dem 1. Juli 2011 der sektoriellen Ziele bis 2012 durch das in Artikel 13 erwähnte Verfahren. Mangels dessen endet die Vereinbarung am 31. Dezember 2011.» Art. 2 - Dieser Nachtrag wird der am 21. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen dem ″Groupement de la Sidérurgie″ (Verband der Eisen- und Stahlindustrie), der den Wallonischen Stahlsektor vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz als Anlage beigefügt. Art. 3 - Der vorliegende Nachtrag tritt am Tag seiner Unterzeichnung in Kraft. Namur, den 23. Dezember 2010 in drei Ausfertigungen Für den ″Groupement de la Sidérurgie″: R. JOOS, Directeur général Für die Wallonische Region: Der Minister für nachhaltige Entwicklung und den öffentlichen Dienst J.-M. NOLLET Der Minister für Umwelt, Raumordnung und Mobilität Ph. HENRY

14382

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [2011/200836] 23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 21 juni 2004 tussen de ″Groupement de la Sidérurgie″, die de Waalse staalsector vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie Gelet op het decreet van 21 maart 2002 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en met de Bijlagen A en B, opgemaakt te Kyoto, op 11 december 1997; Gelet op het decreet van 27 mei 2004 betreffende Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op artikel D89; Gelet op de sectorovereenkomst bereikt op 21 juni 2004 tussen de ″Groupement de la Sidérurgie″, die de Waalse staalsector vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie; Gelet op het voortgangsrapport 2009 dat de haalbaarheid van de opvolging van de energie-efficiëntie en van de broeikasgasemissies door de EPS-methodologie bevestigt, rekening houdend met de methodologische wijzigingen eigen aan verschillende soorten productie, alsook met behoorlijk gerechtvaardigde conjucturele aanpassingen; Overwegende dat de laatste resultaten, waarin de geaggregeerde gegevens sinds 2001 opgenomen worden, wijzen op een reële verbetering van de aanwijzingen inzake de opvolging van de energie-efficiëntie en de broeikasgasemissie; Gelet op de weerslag van de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 op de huidige en toekomstige activiteitenniveaus van de ondernemingen die de sectorovereenkomst hebben ondertekend en op de daarmee gepaard gaande moeilijkheden om het verbeteringspotentieel betreffende de energie-efficiëntie en de vermindering van broeikasgasemissies van de sector definitief te bepalen tegen 2012 in het kader van de grondige evaluatie die in januari 2009 uitgevoerd moest worden; Gelet op de conclusie van het intersectorale directiecomité van 19 mei 2009 dat voorstelt om alle sectoren onder sectorovereenkomst permanent grondig te evalueren om de sectorale doelstellingen 2012 definitief te bepalen midden 2011; Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 10 november 2010 waarbij de Minister die voor het Energiebeleid bevoegd is en de Minister van Leefmilieu ermee belast wordt wijzigingen aan te brengen in de artikelen 13 en 20 van de 13 betrokken sectorovereenkomsten, overeenkomstig de nota die hem overgelegd werd, en ter uitvoering van artikel 21 dringend de procedure voor genoemde overeenkomsten op te starten, De ondertekenende partijen komen overeen wat volgt : Artikel 1. § 1. De contracterende bedrijven van de Waalse staalsector en de ondertekenende federatie verbinden zich tot het uitvoeren van een grondige evaluatie op basis waarvan de sectorale doelstellingen voor 31 december 2012 uiterlijk 1 juli 2011 in plaats van 1 juli 2009 definitief bepaald zullen kunnen worden. § 2. Artikel 13 van de overeenkomst wordt vervangen als volgt : [...] Het verbeteringspotentieel van de sector zal opnieuw beoordeeld worden bij de grondige evaluatie voorzien in januari 2009 met inachtneming van dezelfde regels en principes die gehanteerd werden voor de bepaling van de oorspronkelijke sectorale doelstellingen. Wegens de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 zal de grondige evaluatie evenwel een permanent karakter aannemen om uiterlijk 1 juli 2011 te resulteren in een bevestiging of in een herziening van de doelstellingen 2012. [...] § 3. Artikel 20 wordt vervangen als volgt : « Deze overeenkomst verstrijkt op 31 december 2012 onder voorbehoud van de definitieve vastlegging van de sectorale doelstellingen 2012 voor 1 juli 2011 aan de hand van de procedure bedoeld in artikel 13. Zo niet verstrijkt de overeenkomst op 31 december 2011. » Art. 2. Dit aanhangsel wordt gevoegd bij de sectorovereenkomst bereikt op 21 juni 2004 tussen de ″Groupement de la Sidérurgie″, die de Waalse staalsector vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie. Art. 3. Dit aanhangsel treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend. Namen, 23 december 2010, opgemaakt in 3 exemplaren. Voor de ″Groupement de la Sidérurgie″ : R. JOOS, Algemeen directeur Voor het Waalse Gewest : De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

14383

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200837] 23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 24 novembre 2007 entre FEDUSTRIA, représentant les industries textiles, du bois et de l’ameublement, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique Vu le décret du 21 mars 2002 portant assentiment au Protocole de Kyoto à la Convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques ainsi qu’aux Annexes A et B, faits à Kyoto le 11 décembre 1997; Vu le décret du 27 mai 2004 relatif au Livre Ier du Code de l’Environnement, notamment l’article D89; Vu l’accord de branche intervenu le 24 novembre 2007 entre FEDUSTRIA, représentant les industries textiles, du bois et de l’ameublement, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique; Considérant le rapport d’avancement 2009 confirmant la faisabilité du suivi de l’efficience énergétique et des émissions de gaz à effet de serre par la méthodologie Energy Potential Scan, en tenant compte de modifications méthodologiques spécifiques à certains types de production ainsi que d’ajustements conjoncturels dûment justifiés; Considérant les derniers résultats, reprenant les données agrégées depuis 2003, qui confirment la tendance réelle de l’amélioration des indices de suivi de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre; Considérant l’impact de la crise économique et financière de 2009 et 2010 sur les niveaux d’activités présents et futurs des entreprises engagées dans l’accord de branche, et les difficultés qui en découlent de fixer définitivement le potentiel d’amélioration de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre du secteur à l’horizon 2012 dans le cadre de l’évaluation approfondie qui était à réaliser en 2009; Considérant la conclusion du comité directeur intersectoriel du 19 mai 2009 qui propose de mettre en évaluation approfondie permanente tous les secteurs sous accords de branche pour arriver à une fixation définitive des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 à la mi 2011; Considérant la décision du Gouvernement wallon du 10 novembre 2010 qui charge le Ministre qui a la Politique de l’énergie dans ses attributions et le Ministre de l’Environnement de procéder à la modification des articles 13 et 20 des 13 conventions accords de branche concernées, conformément à la note lui soumise, et de lancer en toute urgence la procédure en exécution de l’article 21 pour lesdites conventions, Les parties signataires conviennent de ce qui suit : Article 1er. § 1er. Les entreprises contractantes du secteur wallon des industries issues du secteur du textile, du bois et de l’ameublement et la fédération signataire s’engagent à réaliser l’évaluation approfondie permettant de fixer définitivement les objectifs sectoriels pour le 31 décembre 2012 pour le 1er juillet 2011 au plus tard au lieu du 1er juillet 2010. § 2. L’article 13 de la convention est remplacé par : [...] L’évaluation approfondie prévue en 2009 réévaluera le potentiel d’amélioration du secteur en utilisant les mêmes règles et principes qui ont prévalu à la détermination des objectifs sectoriels initiaux. Cependant, vu la crise économique et financière vécue en 2009 et 2010, l’évaluation approfondie prendra un caractère permanent en vue d’aboutir au plus tard le 1er juillet 2011 à une confirmation ou à une révision des objectifs à l’horizon 2012. [...] § 3. L’article 20 est remplacé par : « Le présent accord expire le 31 décembre 2012 sous réserve de la fixation définitive avant le 1er juillet 2011 des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 par la procédure spécifiée à l’article 13. A défaut, l’accord expirera le 31 décembre 2011. » Art. 2. Cet avenant est annexé à l’accord de branche intervenu le 24 novembre 2007 entre FEDUSTRIA, représentant les industries textiles, du bois et de l’ameublement, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique. Art. 3. Le présent avenant entre en vigueur le jour de sa signature. Namur, le 23 décembre 2010, en 3 exemplaires, Pour FEDUSTRIA : F. QUIX, Directeur général

A. COCHAUX, Secrétaire général

Pour la Région wallonne : Le Ministre du Développement durable et de la Fonction publique, J.-M. NOLLET Le Ministre de l’Environnement, de l’Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Ph. HENRY

14384

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [2011/200837] 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 24. November 2007 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen ″FEDUSTRIA″, die die Textil-, Holz- und Möbelindustrien vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz Aufgrund des Dekrets vom 21. März 2002 zur Zustimmung zum Kyoto-Protokoll zum Rahmenübereinkommen der Vereinten Nationen über Klimaänderungen, und zu den Anlagen A und B, geschehen in Kyoto am 11. Dezember 1997; Aufgrund des Dekrets vom 27. Mai 2004 über das Buch I des Umweltgesetzbuches, insbesondere Artikel D89; Aufgrund der am 24. November 2007 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen ″FEDUSTRIA″, die die Textil-, Holz- und Möbelindustrien vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz; In Erwägung des Fortschrittsberichts 2009, in dem die Durchführbarkeit der Überwachung der Energieeffizienz und der Treibhausgasemissionen durch die Energy Potential Scan-Methodologie bestätigt wird, unter Berücksichtigung der methodologischen Änderungen, die für bestimmte Produktionsarten spezifisch sind, sowie gebührend begründeter konjunktureller Anpassungen; In Erwägung der letzten Ergebnisse, in denen die seit 2003 gesammelten Daten übernommen werden, die den reellen Trend zur Verbesserung der Kontrollindexe der Energieeffizienz und zur Verringerung der Treibhausgasemissionen bestätigen; In Erwägung der Auswirkungen der wirtschaftlichen und finanziellen Krise von 2009 und 2010 auf den Umfang der gegenwärtigen und zukünftigen Aktivitäten der an die Branchenvereinbarung gebundenen Unternehmen und der Schwierigkeiten, die sich daraus ergeben, das Potenzial der Verbesserung der Energieeffizienz und der Verringerung der Treibhausgasemissionen des Sektors bis 2012 im Rahmen der tiefgehenden Bewertung, die im Jahre 2009 durchzuführen war, endgültig festzulegen; In Erwägung der Schlussfolgerung des sektorenübergreifenden Lenkungsausschusses vom 19. Mai 2009, in der vorgeschlagen wird, alle an Branchenvereinbarungen gebundene Sektoren einer ständigen tiefgehenden Bewertung zu unterziehen, um Mitte 2011 zu einer endgültigen Festlegung der sektoriellen Ziele bis 2012 zu gelangen; In Erwägung des Beschlusses der Wallonischen Regierung vom 10. November 2010, durch den der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Energiepolitik gehört, und der Minister für Umwelt damit beauftragt werden, die Abänderung der Artikel 13 und 20 der 13 betroffenen Branchenvereinbarungen gemäß der ihr vorgelegten Notiz vorzunehmen und dringlichst das Verfahren in Ausführung des Artikels 21 für die besagten Vereinbarungen in die Wege zu leiten, Die unterzeichnenden Parteien vereinbaren das Folgende: Artikel 1 - § 1 - Die vertragschließenden Unternehmen des wallonischen Industriesektors aus dem Textil-, Holzund Möbelsektor und der unterzeichnende Verband verpflichten sich, die tiefgehende Bewertung durchzuführen, durch die die sektoriellen Ziele für den 31. Dezember 2012 spätestens bis zum 1. Juli 2011 anstatt bis zum 1. Juli 2010 festgelegt werden können. § 2 - Artikel 13 der Vereinbarung wird folgendermaßen ersetzt: [...] Durch die im Jahre 2009 vorgesehene tiefgehende Bewertung wird das Potenzial der Verbesserung des Sektors neu bewertet, indem dieselben Regeln und Grundsätze angewandt werden, die für die Bestimmung der ursprünglichen sektoriellen Ziele maßgebend waren. Angesichts der 2009 und 2010 erlebten wirtschaftlichen und finanziellen Krise nimmt die tiefgehende Bewertung ständigen Charakter an, um spätestens bis zum 1. Juli 2011 zu einer Bestätigung oder einer Revision der Ziele bis 2012 zu gelangen. [...] § 3 - Artikel 20 wird folgendermaßen ersetzt: «Die vorliegende Vereinbarung endet am 31. Dezember 2012 unter Vorbehalt der endgültigen Festsetzung vor dem 1. Juli 2011 der sektoriellen Ziele bis 2012 durch das in Artikel 13 erwähnte Verfahren. Mangels dessen endet die Vereinbarung am 31. Dezember 2011.» Art. 2 - Dieser Nachtrag wird der am 24. November 2007 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen ″FEDUSTRIA″, die die Textil-, Holz- und Möbelindustrien vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz beigefügt. Art. 3 - Der vorliegende Nachtrag tritt am Tag seiner Unterzeichnung in Kraft. Namur, den 23. Dezember 2010 in drei Ausfertigungen Für ″FEDUSTRIA″: F. QUIX, Generaldirektor

A. COCHAUX, Generalsekretär Für die Wallonische Region: Der Minister für nachhaltige Entwicklung und den öffentlichen Dienst J.-M. NOLLET Der Minister für Umwelt, Raumordnung und Mobilität Ph. HENRY

14385

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [2011/200837] 23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 24 november 2007 tussen ″FEDUSTRIA″, die de textiel-, houten meubelnijverheid vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie Gelet op het decreet van 21 maart 2002 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en met de Bijlagen A en B, opgemaakt te Kyoto, op 11 december 1997; Gelet op het decreet van 27 mei 2004 betreffende Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op artikel D89; Gelet op de sectorovereenkomst bereikt op 24 november 2007 tussen ″FEDUSTRIA″, die de textiel-, houten meubelnijverheid vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie; Gelet op het voortgangsrapport 2009 dat de haalbaarheid van de opvolging van de energie-efficiëntie en van de broeikasgasemissies door de EPS-methodologie bevestigt, rekening houdend met de methodologische wijzigingen eigen aan verschillende soorten productie, alsook met behoorlijk gerechtvaardigde conjuncturele aanpassingen; Overwegende dat de laatste resultaten, waarin de geaggregeerde gegevens sinds 2003 opgenomen worden, wijzen op een reële verbetering van de aanwijzingen inzake de opvolging van de energie-efficiëntie en de broeikasgasemissie; Gelet op de weerslag van de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 op de huidige en toekomstige activiteitenniveaus van de ondernemingen die de sectorovereenkomst hebben ondertekend en op de daarmee gepaard gaande moeilijkheden om het verbeteringspotentieel betreffende de energie-efficiëntie en de vermindering van broeikasgasemissies van de sector definitief te bepalen tegen 2012 in het kader van de grondige evaluatie die in januari 2009 uitgevoerd moest worden; Gelet op de conclusie van het intersectorale directiecomité van 19 mei 2009 dat voorstelt om alle sectoren onder sectorovereenkomst permanent grondig te evalueren om de sectorale doelstellingen 2012 definitief te bepalen midden 2011; Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 10 november 2010 waarbij de Minister die voor het Energiebeleid bevoegd is en de Minister van Leefmilieu ermee belast wordt wijzigingen aan te brengen in de artikelen 13 en 20 van de 13 betrokken sectorovereenkomsten, overeenkomstig de nota die hem overgelegd werd, en ter uitvoering van artikel 21 dringend de procedure voor genoemde overeenkomsten op te starten, De ondertekenende partijen komen overeen wat volgt : Artikel 1. § 1. De contracterende bedrijven van de Waalse sector van de textiel-, houten meubelnijverheid en de ondertekenende federatie verbinden zich tot het uitvoeren van een grondige evaluatie op basis waarvan de sectorale doelstellingen voor 31 december 2012 uiterlijk 1 juli 2011 in plaats van 1 juli 2010 definitief bepaald zullen kunnen worden. § 2. Artikel 13 van de overeenkomst wordt vervangen als volgt : [...] Het verbeteringspotentieel van de sector zal opnieuw beoordeeld worden bij de grondige evaluatie voorzien in 2009 met inachtneming van dezelfde regels en principes die gehanteerd werden voor de bepaling van de oorspronkelijke sectorale doelstellingen. Wegens de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 zal de grondige evaluatie evenwel een permanent karakter aannemen om uiterlijk 1 juli 2011 te resulteren in een bevestiging of in een herziening van de doelstellingen 2012. [...] § 3. Artikel 20 wordt vervangen als volgt : « Deze overeenkomst verstrijkt op 31 december 2012 onder voorbehoud van de definitieve vastlegging van de sectorale doelstellingen 2012 voor 1 juli 2011 aan de hand van de procedure bedoeld in artikel 13. Zo niet verstrijkt de overeenkomst op 31 december 2011. » Art. 2. Dit aanhangsel wordt gevoegd bij de sectorovereenkomst bereikt op 24 november 2007 tussen ″FEDUSTRIA″, die de textiel-, houten meubelnijverheid vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie. Art. 3. Dit aanhangsel treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend. Namen, 23 december 2010, opgemaakt in 3 exemplaren. Voor ″FEDUSTRIA″ : F. QUIX, Algemeen directeur

A. COCHAUX, Algemeen secretaris Voor het Waalse Gewest : De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

14386

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200838] 23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre Agoria Wallonie, représentant l’industrie wallonne des fonderies, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique Vu le décret du 21 mars 2002 portant assentiment au Protocole de Kyoto à la Convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques ainsi qu’aux Annexes A et B, faits à Kyoto le 11 décembre 1997; Vu le décret du 27 mai 2004 relatif au Livre Ier du Code de l’Environnement, notamment l’article D89; Vu l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre Agoria Wallonie, représentant l’industrie wallonne des fonderies, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique; Considérant le rapport d’avancement 2009 confirmant la faisabilité du suivi de l’efficience énergétique et des émissions de gaz à effet de serre par la méthodologie Energy Potential Scan, en tenant compte de modifications méthodologiques spécifiques à certains types de production ainsi que d’ajustements conjoncturels dûment justifiés; Considérant les derniers résultats, reprenant les données agrégées depuis 1999, qui confirment la tendance réelle de l’amélioration des indices de suivi de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre; Considérant l’impact de la crise économique et financière de 2009 et 2010 sur les niveaux d’activités présents et futurs des entreprises engagées dans l’accord de branche, et les difficultés qui en découlent de fixer définitivement le potentiel d’amélioration de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre du secteur à l’horizon 2012 dans le cadre de l’évaluation approfondie qui était à réaliser pour janvier 2009; Considérant la conclusion du comité directeur intersectoriel du 19 mai 2009 qui propose de mettre en évaluation approfondie permanente tous les secteurs sous accords de branche pour arriver à une fixation définitive des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 à la mi 2011; Considérant la décision du Gouvernement wallon du 10 novembre 2010 qui charge le Ministre qui a la Politique de l’énergie dans ses attributions et le Ministre de l’Environnement de procéder à la modification des articles 13 et 20 des 13 conventions-accords de branche concernées, conformément à la note lui soumise, et de lancer en toute urgence la procédure en exécution de l’article 21 pour lesdites conventions, Les parties signataires conviennent de ce qui suit : Article 1er. § 1er. Les entreprises contractantes du secteur wallon des industries issues du secteur de la fonderie et la fédération signataire s’engagent à réaliser l’évaluation approfondie permettant de fixer définitivement les objectifs sectoriels pour le 31 décembre 2012 pour le 1er juillet 2011 au plus tard au lieu du 1er juillet 2009. § 2. L’article 13, alinéa 2 de la convention est remplacé par : « L’évaluation approfondie prévue en janvier 2009 réévaluera le potentiel d’amélioration du secteur en utilisant les mêmes règles et principes qui ont prévalu à la détermination des objectifs sectoriels initiaux. Cependant, vu la crise économique et financière vécue en 2009 et 2010, l’évaluation approfondie prendra un caractère permanent en vue d’aboutir au plus tard le 1er juillet 2011 à une confirmation ou à une révision des objectifs à l’horizon 2012. » § 3. L’article 20 est remplacé par : « Le présent accord expire le 31 décembre 2012 sous réserve de la fixation définitive avant le 1er juillet 2011 des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 par la procédure spécifiée à l’article 13. A défaut, l’accord expirera le 31 décembre 2011. » Art. 2. Cet avenant est annexé à l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre Agoria Wallonie, représentant l’industrie wallonne des fonderies, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique. Art. 3. Le présent avenant entre en vigueur le jour de sa signature. Namur, le 23 décembre 2010 en 3 exemplaires. Pour Agoria : Th. CASTAGNE, Directeur général Pour la Région wallonne : Le Ministre du Développement durable et de la Fonction publique, J.-M. NOLLET Le Ministre de l’Environnement, de l’Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Ph. HENRY

ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [2011/200838] 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der «Agoria Wallonie», die die wallonische Gießereiindustrie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz Aufgrund des Dekrets vom 21. März 2002 zur Zustimmung zum Kyoto-Protokoll zum Rahmenübereinkommen der Vereinten Nationen über Klimaänderungen, und zu den Anlagen A und B, geschehen in Kyoto am 11. Dezember 1997;

14387

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Aufgrund des Dekrets vom 27. Mai 2004 über das Buch I des Umweltgesetzbuches, insbesondere Artikel D89; Aufgrund des am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der Agoria Wallonie, die die wallonische Gießereiindustrie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz; In Erwägung des Fortschrittsberichts 2009, in dem die Durchführbarkeit der Überwachung der Energieeffizienz und der Treibhausgasemissionen durch die Energy Potential Scan-Methodologie bestätigt wird, unter Berücksichtigung der methodologischen Änderungen, die für bestimmte Produktionsarten spezifisch sind, sowie gebührend begründeter konjunktureller Anpassungen; In Erwägung der letzten Ergebnisse, in denen die seit 1999 gesammelten Daten übernommen werden, die den reellen Trend zur Verbesserung der Kontrollindexe der Energieeffizienz und zur Verringerung der Treibhausgasemissionen bestätigen; In Erwägung der Auswirkungen der wirtschaftlichen und finanziellen Krise von 2009 und 2010 auf den Umfang der gegenwärtigen und zukünftigen Aktivitäten der an die Branchenvereinbarung gebundenen Unternehmen und der Schwierigkeiten, die sich daraus ergeben, um das Potenzial der Verbesserung der Energieeffizienz und der Verringerung der Treibhausgasemissionen des Sektors bis 2012 im Rahmen der tiefgehenden Bewertung, die für Januar 2009 durchzuführen war, endgültig festzulegen; In Erwägung der Schlussfolgerung des sektorenübergreifenden Lenkungsausschusses vom 19. Mai 2009, in der vorgeschlagen wird, alle an Branchenvereinbarungen gebundene Sektoren einer ständigen tiefgehenden Bewertung zu unterziehen, um Mitte 2011 zu einer endgültigen Festlegung der sektoriellen Ziele bis 2012 zu gelangen; In Erwägung des Beschlusses der Wallonischen Regierung vom 10. November 2010, durch den der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Energiepolitik gehört, und der Minister für Umwelt damit beauftragt werden, die Abänderung der Artikel 13 und 20 der 13 betroffenen Branchenvereinbarungen gemäß der ihr vorgelegten Notiz vorzunehmen und dringlichst das Verfahren in Ausführung des Artikels 21 für die besagten Vereinbarungen in die Wege zu leiten, Die unterzeichnenden Parteien vereinbaren das Folgende: Artikel 1 - § 1. Die vertragschließenden Unternehmen des wallonischen Industriesektors aus dem Gießereisektor und der unterzeichnende Verband verpflichten sich, die tiefgehende Bewertung durchzuführen, durch die die sektoriellen Ziele für den 31. Dezember 2012 spätestens bis zum 1. Juli 2011 anstatt bis zum 1. Juli 2009 festgelegt werden können. § 2. Artikel 13, Absatz 2 der Vereinbarung wird folgendermaßen ersetzt : Durch die im Januar 2009 vorgesehene tiefgehende Bewertung wird das Potenzial der Verbesserung des Sektors neu bewertet, indem dieselben Regeln und Grundsätze angewandt werden, die für die Bestimmung der ursprünglichen sektoriellen Ziele maßgebend waren. Angesichts der 2009 und 2010 erlebten wirtschaftlichen und finanziellen Krise nimmt die tiefgehende Bewertung ständigen Charakter an, um spätestens bis zum 1. Juli 2011 zu einer Bestätigung oder einer Revision der Ziele bis 2012 zu gelangen. § 3. Artikel 20 wird folgendermaßen ersetzt: «Die vorliegende Vereinbarung endet am 31. Dezember 2012 unter Vorbehalt der endgültigen Festsetzung vor dem 1. Juli 2011 der sektoriellen Ziele bis 2012 durch das in Artikel 13 erwähnte Verfahren. Mangels dessen endet die Vereinbarung am 31. Dezember 2011.» Art. 2 - Dieser Nachtrag wird der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der Agoria Wallonie, die die wallonische Gießereiindustrie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz als Anlage beigefügt. Art. 3 - Der vorliegende Nachtrag tritt am Tag seiner Unterzeichnung in Kraft. Namur, den 23. Dezember 2010 In drei Ausfertigungen Für Agoria: Th. CASTAGNE, Generaldirektor Für die Wallonische Region: Der Minister für nachhaltige Entwicklung und den öffentlichen Dienst J.-M. NOLLET Der Minister für Umwelt, Raumordnung und Mobilität Ph. HENRY

VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [2011/200838] 23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″Agoria Wallonie″, dat de Waalse gieterij-industrie vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energieefficiëntie Gelet op het decreet van 21 maart 2002 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en met de Bijlagen A en B, opgemaakt te Kyoto, op 11 december 1997; Gelet op het decreet van 27 mei 2004 betreffende Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op artikel D89;

14388

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Gelet op de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″Agoria Wallonie″, dat de Waalse gieterij-industrie vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie; Gelet op het voortgangsrapport 2009 dat de haalbaarheid van de opvolging van de energie-efficiëntie en van de broeikasgasemissies door de EPS-methodologie bevestigt, rekening houdend met de methodologische wijzigingen eigen aan verschillende soorten productie, alsook met behoorlijk gerechtvaardigde conjuncturele aanpassingen; Overwegende dat de laatste resultaten, waarin de geaggregeerde gegevens sinds 1999 opgenomen worden, wijzen op een reële verbetering van de aanwijzingen inzake de opvolging van de energie-efficiëntie en de broeikasgasemissies; Gelet op de weerslag van de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 op de huidige en toekomstige activiteitenniveaus van de ondernemingen die de sectorovereenkomst hebben ondertekend en op de daarmee gepaard gaande moeilijkheden om het verbeteringspotentieel betreffende de energie-efficiëntie en de vermindering van broeikasgasemissies van de sector definitief te bepalen tegen 2012 in het kader van de grondige evaluatie die in januari 2009 uitgevoerd moest worden; Gelet op de conclusie van het intersectorale directiecomité van 19 mei 2009 dat voorstelt om alle sectoren onder sectorovereenkomst permanent grondig te evalueren om de sectorale doelstellingen 2012 definitief te bepalen midden 2011; Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 10 november 2010 waarbij de Minister die voor het Energiebeleid bevoegd is en de Minister van Leefmilieu ermee belast wordt wijzigingen aan te brengen in de artikelen 13 en 20 van de 13 betrokken sectorovereenkomsten, overeenkomstig de nota die hem overgelegd werd, en ter uitvoering van artikel 21 dringend de procedure voor genoemde overeenkomsten op te starten, De ondertekenende partijen komen overeen wat volgt : Artikel 1. § 1. De contracterende bedrijven van de Waalse sector van de gieterijbedrijven en de ondertekenende federatie verbinden zich tot het uitvoeren van een grondige evaluatie op basis waarvan de sectorale doelstellingen voor 31 december 2012 uiterlijk 1 juli 2011 in plaats van 1 juli 2009 definitief bepaald zullen kunnen worden. § 2. Artikel 13, tweede lid, van de overeenkomst wordt vervangen als volgt : « Het verbeteringspotentieel van de sector zal opnieuw beoordeeld worden bij de grondige evaluatie voorzien in januari 2009 met inachtneming van dezelfde regels en principes die gehanteerd werden voor de bepaling van de oorspronkelijke sectorale doelstellingen. Wegens de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 zal de grondige evaluatie evenwel een permanent karakter aannemen om uiterlijk 1 juli 2011 te resulteren in een bevestiging of in een herziening van de doelstellingen 2012. » § 3. Artikel 20 wordt vervangen als volgt : « Deze overeenkomst verstrijkt op 31 december 2012 onder voorbehoud van de definitieve vastlegging van de sectorale doelstellingen 2012 voor 1 juli 2011 aan de hand van de procedure bedoeld in artikel 13. Zoniet verstrijkt de overeenkomst op 31 december 2011. » Art. 2. Dit aanhangsel wordt gevoegd bij de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″Agoria Wallonie″, dat de Waalse gieterij-industrie vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie. Art. 3. Dit aanhangsel treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend. Namen, 23 december 2010 opgemaakt in 3 exemplaren. Voor Agoria : Th. CASTAGNE, Algemeen directeur Voor het Waalse Gewest : De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

* SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200839] 23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu en 2004 entre F.I.V., représentant l’industrie du verre en Wallonie, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique Vu le décret du 21 mars 2002 portant assentiment au Protocole de Kyoto à la Convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques ainsi qu’aux Annexes A et B, faits à Kyoto le 11 décembre 1997; Vu le décret du 27 mai 2004 relatif au Livre Ier du Code de l’Environnement, notammentl’article D89; Vu l’accord de branche intervenu en 2004 entre F.I.V., représentant l’industrie du verre en Wallonie, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique; Considérant le rapport d’avancement 2009 confirmant la faisabilité du suivi de l’efficience énergétique et des émissions de gaz à effet de serre par la méthodologie Energy Potential Scan, en tenant compte de modifications méthodologiques spécifiques à certains types de production ainsi que d’ajustements conjoncturels dûment justifiés; Considérant les derniers résultats, reprenant les données agrégées depuis 1999, qui confirment la tendance réelle de l’amélioration des indices de suivi de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre; Considérant l’impact de la crise économique et financière de 2009 et 2010 sur les niveaux d’activités présents et futurs des entreprises engagées dans l’accord de branche, et les difficultés qui en découlent de fixer définitivement le potentiel d’amélioration de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre du secteur à l’horizon 2012 dans le cadre de l’évaluation approfondie qui était à réaliser pour janvier 2009;

14389

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Considérant la conclusion du comité directeur intersectoriel du 19 mai 2009 qui propose de mettre en évaluation approfondie permanente tous les secteurs sous accords de branche pour arriver à une fixation définitive des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 à la mi 2011; Considérant la décision du Gouvernement wallon du 10 novembre 2010 qui charge le Ministre qui a la Politique de l’énergie dans ses attributions et le Ministre de l’Environnement de procéder à la modification des articles 13 et 20 des 13 conventions-accords de branche concernées, conformément à la note lui soumise, et de lancer en toute urgence la procédure en exécution de l’article 21 pour lesdites conventions, Les parties signataires conviennent de ce qui suit : Article 1er. § 1er. Les entreprises contractantes du secteur wallon des industries issues de l’industrie du verre et la fédération signataire s’engagent à réaliser l’évaluation approfondie permettant de fixer définitivement les objectifs sectoriels pour le 31 décembre 2012 pour le 1er juillet 2011 au plus tard au lieu du 1er juillet 2009. § 2. L’article 13 de la convention est remplacé par : [...] L’évaluation approfondie prévue en janvier 2009 réévaluera le potentiel d’amélioration du secteur en utilisant les mêmes règles et principes qui ont prévalu à la détermination des objectifs sectoriels initiaux. Cependant, vu la crise économique et financière vécue en 2009 et 2010, l’évaluation approfondie prendra un caractère permanent en vue d’aboutir au plus tard le 1er juillet 2011 à une confirmation ou à une révision des objectifs à l’horizon 2012. [...] § 3. L’article 20 est remplacé par : « Le présent accord expire le 31 décembre 2012 sous réserve de la fixation définitive avant le 1er juillet 2011 des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 par la procédure spécifiée à l’article 13. A défaut, l’accord expirera le 31 décembre 2011. » Art. 2. Cet avenant est annexé à l’accord de branche intervenu en 2004 entre F.I.V., représentant l’industrie du verre en Wallonie, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique. Art. 3. Le présent avenant entre en vigueur le jour de sa signature. Namur, le 23 décembre 2010 en 3 exemplaires. Pour F.I.V. : J.-F. HERIS, Président

R. DERIDDER, Administrateur délégué Pour la Région wallonne : Le Ministre du Développement durable et de la Fonction publique, J.-M. NOLLET Le Ministre de l’Environnement, de l’Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Ph. HENRY

ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [2011/200839] 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der im Jahre 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen F.I.V., die die Glasindustrie in der Wallonie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz Aufgrund des Dekrets vom 21. März 2002 zur Zustimmung zum Kyoto-Protokoll zum Rahmenübereinkommen der Vereinten Nationen über Klimaänderungen, und zu den Anlagen A und B, geschehen in Kyoto am 11. Dezember 1997; Aufgrund des Dekrets vom 27. Mai 2004 über das Buch I des Umweltgesetzbuches, insbesondere Artikel D89; Aufgrund der im Jahre 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen F.I.V., die die Glasindustrie in der Wallonie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz. In Erwägung des Fortschrittsberichts 2009, in dem die Durchführbarkeit der Überwachung der Energieeffizienz und der Treibhausgasemissionen durch die Energy Potential Scan-Methodologie bestätigt wird, unter Berücksichtigung der methodologischen Änderungen, die für bestimmte Produktionsarten spezifisch sind, sowie gebührend begründeter konjunktureller Anpassungen; In Erwägung der letzten Ergebnisse, in denen die seit 1999 gesammelten Daten übernommen werden, die den reellen Trend zur Verbesserung der Kontrollindexe der Energieeffizienz und zur Verringerung der Treibhausgasemissionen bestätigen; In Erwägung der Auswirkungen der wirtschaftlichen und finanziellen Krise von 2009 und 2010 auf den Umfang der gegenwärtigen und zukünftigen Aktivitäten der an die Branchenvereinbarung gebundenen Unternehmen und der Schwierigkeiten, die sich daraus ergeben, um das Potenzial der Verbesserung der Energieeffizienz und der Verringerung der Treibhausgasemissionen des Sektors bis 2012 im Rahmen der tiefgehenden Bewertung, die für Januar 2009 durchzuführen war, endgültig festzulegen;

14390

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD In Erwägung der Schlussfolgerung des sektorenübergreifenden Lenkungsausschusses vom 19. Mai 2009, in der vorgeschlagen wird, alle an Branchenvereinbarungen gebundene Sektoren einer ständigen tiefgehenden Bewertung zu unterziehen, um Mitte 2011 zu einer endgültigen Festlegung der sektoriellen Ziele bis 2012 zu gelangen; In Erwägung des Beschlusses der Wallonischen Regierung vom 10. November 2010, durch den der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Energiepolitik gehört, und der Minister für Umwelt damit beauftragt werden, die Abänderung der Artikel 13 und 20 der 13 betroffenen Branchenvereinbarungen gemäß der ihr vorgelegten Notiz vorzunehmen und dringlichst das Verfahren in Ausführung des Artikels 21 für die besagten Vereinbarungen in die Wege zu leiten, Die unterzeichnenden Parteien vereinbaren das Folgende: Artikel 1 - § 1. Die vertragschließenden Unternehmen des wallonischen Industriesektors aus der Glasindustrie und der unterzeichnende Verband verpflichten sich, die tiefgehende Bewertung durchzuführen, durch die die sektoriellen Ziele für den 31. Dezember 2012 spätestens bis zum 1. Juli 2011 anstatt bis zum 1. Juli 2009 festgelegt werden können. § 2. Artikel 13 der Vereinbarung wird folgendermaßen ersetzt: [...] Durch die im Januar 2009 vorgesehene tiefgehende Bewertung wird das Potenzial der Verbesserung des Sektors neu bewertet, indem dieselben Regeln und Grundsätze angewandt werden, die für die Bestimmung der ursprünglichen sektoriellen Ziele maßgebend waren. Angesichts der 2009 und 2010 erlebten wirtschaftlichen und finanziellen Krise nimmt die tiefgehende Bewertung ständigen Charakter an, um spätestens bis zum 1. Juli 2011 zu einer Bestätigung oder einer Revision der Ziele bis 2012 zu gelangen. [...] § 3. Artikel 20 wird folgendermaßen ersetzt: Die vorliegende Vereinbarung endet am 31. Dezember 2012 unter Vorbehalt der endgültigen Festsetzung vor dem 1. Juli 2011 der sektoriellen Ziele bis 2012 durch das in Artikel 13 erwähnte Verfahren. Mangels dessen endet die Vereinbarung am 31. Dezember 2011. Art. 2 - Dieser Nachtrag wird der im Jahre 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen F.I.V., die die Glasindustrie in der Wallonie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz beigefügt. Art. 3 - Der vorliegende Nachtrag tritt am Tag seiner Unterzeichnung in Kraft. Namur, den 23. Dezember 2010 In drei Ausfertigungen Für F.I.V.: J.-F. HERIS, Präsident

R. DERIDDER, Geschäftsführer Für die Wallonische Region: Der Minister für nachhaltige Entwicklung und den öffentlichen Dienst J.-M. NOLLET Der Minister für Umwelt, Raumordnung und Mobilität Ph. HENRY

VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [2011/200839] 23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″F.I.V.″, dat de glasnijverheid in Wallonië vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie Gelet op het decreet van 21 maart 2002 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en met de Bijlagen A en B, opgemaakt te Kyoto, op 11 december 1997; Gelet op het decreet van 27 mei 2004 betreffende Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op artikel D89; Gelet op de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″F.I.V.″, dat de glasnijverheid in Wallonië vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie; Gelet op het voortgangsrapport 2009 dat de haalbaarheid van de opvolging van de energie-efficiëntie en van de broeikasgasemissies door de EPS-methodologie bevestigt, rekening houdend met de methodologische wijzigingen eigen aan verschillende soorten productie, alsook met behoorlijk gerechtvaardigde conjuncturele aanpassingen; Overwegende dat de laatste resultaten, waarin de geaggregeerde gegevens sinds 1999 opgenomen worden, wijzen op een reële verbetering van de aanwijzingen inzake de opvolging van de energie-efficiëntie en de broeikasgasemissie; Gelet op de weerslag van de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 op de huidige en toekomstige activiteitenniveaus van de ondernemingen die de sectorovereenkomst hebben ondertekend en op de daarmee gepaard gaande moeilijkheden om het verbeteringspotentieel betreffende de energie-efficiëntie en de vermindering van broeikasgasemissies van de sector definitief te bepalen tegen 2012 in het kader van de grondige evaluatie die in januari 2009 uitgevoerd moest worden; Gelet op de conclusie van het intersectorale directiecomité van 19 mei 2009 dat voorstelt om alle sectoren onder sectorovereenkomst permanent grondig te evalueren om de sectorale doelstellingen 2012 definitief te bepalen midden 2011;

14391

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 10 november 2010 waarbij de Minister die voor het Energiebeleid bevoegd is en de Minister van Leefmilieu ermee belast wordt wijzigingen aan te brengen in de artikelen 13 en 20 van de 13 betrokken sectorovereenkomsten, overeenkomstig de nota die hem overgelegd werd, en ter uitvoering van artikel 21 dringend de procedure voor genoemde overeenkomsten op te starten, De ondertekenende partijen komen overeen wat volgt : Artikel 1. § 1. De contracterende bedrijven van de Waalse sector van de glasnijverheid en de ondertekenende federatie verbinden zich tot het uitvoeren van een grondige evaluatie op basis waarvan de sectorale doelstellingen voor 31 december 2012 uiterlijk 1 juli 2011 in plaats van 1 juli 2009 definitief bepaald zullen kunnen worden. § 2. Artikel 13 van de overeenkomst wordt vervangen als volgt : [...] Het verbeteringspotentieel van de sector zal opnieuw beoordeeld worden bij de grondige evaluatie voorzien in januari 2009 met inachtneming van dezelfde regels en principes die gehanteerd werden voor de bepaling van de oorspronkelijke sectorale doelstellingen. Wegens de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 zal de grondige evaluatie evenwel een permanent karakter aannemen om uiterlijk 1 juli 2011 te resulteren in een bevestiging of in een herziening van de doelstellingen 2012. [...] § 3. Artikel 20 wordt vervangen als volgt : Deze overeenkomst verstrijkt op 31 december 2012 onder voorbehoud van de definitieve vastlegging van de sectorale doelstellingen 2012 voor 1 juli 2011 aan de hand van de procedure bedoeld in artikel 13. Zoniet verstrijkt de overeenkomst op 31 december 2011. Art. 2. Dit aanhangsel wordt gevoegd bij de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″F.I.V.″, dat de glasnijverheid in Wallonië vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie. Art. 3. Dit aanhangsel treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend. Namen, 23 december 2010 opgemaakt in 3 exemplaren. Voor F.I.V. : J.-F. HERIS, Voorzitter

R. DERIDDER, Afgevaardigd bestuurder Voor het Waalse Gewest : De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

* SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200840] 23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 30 juin 2006 entre le secteur de l’industrie céramique, représenté par la Fédération belge de la Brique et la Fédération de l’Industrie céramique, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique Vu le décret du 21 mars 2002 portant assentiment au Protocole de Kyoto à la Convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques ainsi qu’aux Annexes A et B, faits à Kyoto le 11 décembre 1997; Vu le décret du 27 mai 2004 relatif au Livre Ier du Code de l’Environnement, notamment l’article D89; Vu l’accord de branche intervenu le 30 juin 2006 entre le secteur de l’industrie céramique, représenté par la Fédération belge de la Brique et la Fédération de l’Industrie céramique, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique; Considérant le rapport d’avancement 2009 confirmant la faisabilité du suivi de l’efficience énergétique et des émissions de gaz à effet de serre par la méthodologie Energy Potential Scan, en tenant compte de modifications méthodologiques spécifiques à certains types de production ainsi que d’ajustements conjoncturels dûment justifiés; Considérant les derniers résultats, reprenant les données agrégées depuis 2002, qui confirment la tendance réelle de l’amélioration des indices de suivi de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre; Considérant l’impact de la crise économique et financière de 2009 et 2010 sur les niveaux d’activités présents et futurs des entreprises engagées dans l’accord de branche, et les difficultés qui en découlent de confirmer ou revoir le potentiel d’amélioration de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre du secteur à l’horizon 2012 dans le cadre de l’évaluation approfondie qui était à réaliser pour janvier 2010; Considérant la conclusion du comité directeur intersectoriel du 19 mai 2009 qui propose de mettre en évaluation approfondie permanente tous les secteurs sous accords de branche pour arriver à une fixation définitive, une confirmation ou révision des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 à la mi 2011; Considérant la décision du Gouvernement wallon du 10 novembre 2010 qui charge le Ministre qui a la Politique de l’énergie dans ses attributions et le Ministre de l’Environnement de procéder à la modification des articles 13 et 20 des 13 conventions-accords de branche concernées, conformément à la note lui soumise, et de lancer en toute urgence la procédure en exécution de l’article 21 pour lesdites conventions, Les parties signataires conviennent de ce qui suit : Article 1er. § 1er. Les entreprises contractantes du secteur wallon de l’industrie céramique et les fédérations signataires s’engagent à réaliser l’évaluation approfondie permettant de confirmer ou revoir les objectifs sectoriels pour le 31 décembre 2012 pour le 1er juillet 2011 au plus tard au lieu du 1er juillet 2010. § 2. L’article 13 de la convention est remplacé par : [...] L’évaluation approfondie prévue en janvier 2010 réévaluera le potentiel d’amélioration du secteur en utilisant les mêmes règles et principes qui ont prévalu à la détermination des objectifs sectoriels initiaux. Cependant, vu la crise économique et financière vécue en 2009 et 2010, l’évaluation approfondie prendra un caractère permanent en vue d’aboutir au plus tard le 1er juillet 2011 à une confirmation ou à une révision des objectifs à l’horizon 2012. [...]

14392

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD § 3. L’article 20 est remplacé par : « Le présent accord expire le 31 décembre 2012 sous réserve de la fixation définitive avant le 1er juillet 2011 des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 par la procédure spécifiée à l’article 13. A défaut, l’accord expirera le 31 décembre 2011. » Art. 2. Cet avenant est annexé à l’accord de branche intervenu le 30 juin 2006 entre le secteur de l’industrie céramique, représenté par la Fédération belge de la Brique et la Fédération de l’Industrie Céramique, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique. Art. 3. Le présent avenant entre en vigueur le jour de sa signature. Namur, le 23 décembre 2010 en 3 exemplaires. Pour la Fédération belge de la Brique : Pour la Fédération de l’Industrie céramique : J. VAN DEN BOSSCHE, Directeur

B. WILLAIN, Président Pour la Région wallonne : Le Ministre du Développement durable et de la Fonction publique, J.-M. NOLLET

Le Ministre de l’Environnement, de l’Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Ph. HENRY

ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [2011/200840] 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 30. Juni 2006 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen dem Sektor der Keramikindustrie, vertreten durch die ″Fédération belge de la Brique″ und die ″Fédération de l’Industrie céramique″, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz Aufgrund des Dekrets vom 21. März 2002 zur Zustimmung zum Kyoto-Protokoll zum Rahmenübereinkommen der Vereinten Nationen über Klimaänderungen, und zu den Anlagen A und B, geschehen in Kyoto am 11. Dezember 1997; Aufgrund des Dekrets vom 27. Mai 2004 über das Buch I des Umweltgesetzbuches, insbesondere Artikel D89; Aufgrund der am 30. Juni 2006 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen dem Sektor der Keramikindustrie, vertreten durch die ″Fédération belge de la Brique″ und die ″Fédération de l’Industrie céramique″, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz; In Erwägung des Fortschrittsberichts 2009, in dem die Durchführbarkeit der Überwachung der Energieeffizienz und der Treibhausgasemissionen durch die Energy Potential Scan-Methodologie bestätigt wird, unter Berücksichtigung der methodologischen Änderungen, die für bestimmte Produktionsarten spezifisch sind, sowie gebührend begründeter konjunktureller Anpassungen; In Erwägung der letzten Ergebnisse, in denen die seit 2002 gesammelten Daten übernommen werden, die den reellen Trend zur Verbesserung der Kontrollindexe der Energieeffizienz und zur Verringerung der Treibhausgasemissionen bestätigen; In Erwägung der Auswirkungen der wirtschaftlichen und finanziellen Krise von 2009 und 2010 auf den Umfang der gegenwärtigen und zukünftigen Aktivitäten der an die Branchenvereinbarung gebundenen Unternehmen und der Schwierigkeiten, die sich daraus ergeben, das Potenzial der Verbesserung der Energieeffizienz und der Verringerung der Treibhausgasemissionen des Sektors bis 2012 im Rahmen der tiefgehenden Bewertung, die für Januar 2010 durchzuführen war, zu bestätigen oder zu überprüfen; In Erwägung der Schlussfolgerung des sektorenübergreifenden Lenkungsausschusses vom 19. Mai 2009, in der vorgeschlagen wird, alle an Branchenvereinbarungen gebundene Sektoren einer ständigen tiefgehenden Bewertung zu unterziehen, um Mitte 2011 zu einer Bestätigung oder einer Uberprüfung der sektoriellen Ziele bis 2012 zu gelangen; In Erwägung des Beschlusses der Wallonischen Regierung vom 10. November 2010, durch den der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Energiepolitik gehört, und der Minister für Umwelt damit beauftragt werden, die Abänderung der Artikel 13 und 20 der 13 betroffenen Branchenvereinbarungen gemäß der ihr vorgelegten Notiz vorzunehmen und dringlichst das Verfahren in Ausführung des Artikels 21 für die besagten Vereinbarungen in die Wege zu leiten, Die unterzeichnenden Parteien vereinbaren das Folgende: Artikel 1 - § 1er. Die vertragschließenden Unternehmen des wallonischen Sektors der Keramikindustrie und die unterzeichnenden Verbände verpflichten sich, die tiefgehende Bewertung durchzuführen, durch die die sektoriellen Ziele für den 31. Dezember 2012 spätestens bis zum 1. Juli 2011 anstatt bis zum 1. Juli 2010 bestätigt oder überprüft werden können.

14393

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD § 2. Artikel 13 der Vereinbarung wird folgendermaßen ersetzt: [...] Durch die im Januar 2010 vorgesehene tiefgehende Bewertung wird das Potenzial der Verbesserung des Sektors neu bewertet, indem dieselben Regeln und Grundsätze angewandt werden, die für die Bestimmung der ursprünglichen sektoriellen Ziele maßgebend waren. Angesichts der 2009 und 2010 erlebten wirtschaftlichen und finanziellen Krise nimmt die tiefgehende Bewertung ständigen Charakter an, um spätestens bis zum 1. Juli 2011 zu einer Bestätigung oder einer Revision der Ziele bis 2012 zu gelangen. [...] § 3. Artikel 20 wird folgendermaßen ersetzt: «Die vorliegende Vereinbarung endet am 31. Dezember 2012 unter Vorbehalt der endgültigen Festsetzung vor dem 1. Juli 2011 der sektoriellen Ziele bis 2012 durch das in Artikel 13 erwähnte Verfahren. Mangels dessen endet die Vereinbarung am 31. Dezember 2011.» Art 2 - Dieser Nachtrag wird der am 30. Juni 2006 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen dem Sektor der Keramikindustrie, vertreten durch die ″Fédération belge de la Brique″ und die ″Fédération de l’Industrie céramique″, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz beigefügt. Art 3 - Der vorliegende Nachtrag tritt am Tag seiner Unterzeichnung in Kraft. Namur, den 23. Dezember 2010 In drei Ausfertigungen Für die ″Fédération belge de la Brique″: Für die ″Fédération de l’Industrie céramique″: J. VAN DEN BOSSCHE, Direktor

B. WILLAIN, Präsident, Für die Wallonische Region:

Der Minister für nachhaltige Entwicklung und den öffentlichen Dienst J.-M. NOLLET Der Minister für Umwelt, Raumordnung und Mobilität Ph. HENRY

VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [2011/200840] 23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 30 juni 2006 tussen de sector van de keramieknijverheid, vertegenwoordigd door de Belgische Baksteenfederatie en de Federatie van de Keramieknijverheid, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie Gelet op het decreet van 21 maart 2002 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en met de Bijlagen A en B, opgemaakt te Kyoto, op 11 december 1997; Gelet op het decreet van 27 mei 2004 betreffende Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op artikel D89; Gelet op de sectorovereenkomst bereikt op 30 juni 2006 tussen de sector van de keramieknijverheid, vertegenwoordigd door de Belgische Baksteenfederatie en de Federatie van de Keramieknijverheid, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie; Gelet op het voortgangsrapport 2009 dat de haalbaarheid van de opvolging van de energie-efficiëntie en van de broeikasgasemissies door de EPS-methodologie bevestigt, rekening houdend met de methodologische wijzigingen eigen aan verschillende soorten productie, alsook met behoorlijk gerechtvaardigde conjuncturele aanpassingen; Overwegende dat de laatste resultaten, waarin de geaggregeerde gegevens sinds 2002 opgenomen worden, wijzen op een reële verbetering van de aanwijzingen inzake de opvolging van de energie-efficiëntie en de broeikasgasemissie; Gelet op de weerslag van de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 op de huidige en toekomstige activiteitenniveaus van de ondernemingen die de sectorovereenkomst hebben ondertekend en op de daarmee gepaard gaande moeilijkheden om het verbeteringspotentieel betreffende de energie-efficiëntie en de vermindering van broeikasgasemissies van de sector definitief te bepalen tegen 2012 in het kader van de grondige evaluatie die in januari 2010 uitgevoerd moest worden; Gelet op de conclusie van het intersectorale directiecomité van 19 mei 2009 dat voorstelt om alle sectoren onder sectorovereenkomst permanent grondig te evalueren om de sectorale doelstellingen 2012 definitief te bepalen midden 2011; Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 10 november 2010 waarbij de Minister die voor het energiebeleid bevoegd is en de Minister van Leefmilieu ermee belast wordt wijzigingen aan te brengen in de artikelen 13 en 20 van de 13 betrokken sectorovereenkomsten, overeenkomstig de nota die hem overgelegd werd, en ter uitvoering van artikel 21 dringend de procedure voor genoemde overeenkomsten op te starten; De ondertekenende partijen komen overeen wat volgt : Artikel 1. § 1. De contracterende bedrijven van de Waalse sector van de keramieknijverheid en de ondertekenende federaties verbinden zich tot het uitvoeren van een grondige evaluatie op basis waarvan de sectorale doelstellingen voor 31 december 2012 uiterlijk 1 juli 2011 in plaats van 1 juli 2010 definitief bepaald zullen kunnen worden. § 2. Artikel 13 van de overeenkomst wordt vervangen als volgt : [...] Het verbeteringspotentieel van de sector zal opnieuw beoordeeld worden bij de grondige evaluatie voorzien in januari 2010 met inachtneming van dezelfde regels en principes die gehanteerd werden voor de bepaling van de oorspronkelijke sectorale doelstellingen. Wegens de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 zal de grondige evaluatie evenwel een permanent karakter aannemen om uiterlijk 1 juli 2011 te resulteren in een bevestiging of in een herziening van de doelstellingen 2012. [...] § 3. Artikel 20 wordt vervangen als volgt : « Deze overeenkomst verstrijkt op 31 december 2012 onder voorbehoud van de definitieve vastlegging van de sectorale doelstellingen 2012 voor 1 juli 2011 aan de hand van de procedure bedoeld in artikel 13. Zoniet verstrijkt de overeenkomst op 31 december 2011. »

14394

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Dit aanhangsel wordt gevoegd bij de sectorovereenkomst bereikt op 30 juni 2006 tussen de sector van de keramieknijverheid, vertegenwoordigd door de Belgische Baksteenfederatie en de Federatie van de Keramieknijverheid, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie. Art. 3. Dit aanhangsel treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend. Namen, 23 december 2010 opgemaakt in 3 exemplaren. Voor de Belgische Baksteenfederatie : Voor de Federatie van de Keramieknijverheid : J. VAN DEN BOSSCHE, Directeur

B. WILLAIN, Voorzitter

Voor het Waalse Gewest : De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

* SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200841] 23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre Agoria Wallonie, représentant l’industrie wallonne des fabrications métalliques et électriques, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique Vu le décret du 21 mars 2002 portant assentiment au Protocole de Kyoto à la Convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques ainsi qu’aux Annexes A et B, faits à Kyoto le 11 décembre 1997; Vu le décret du 27 mai 2004 relatif au Livre Ier du Code de l’Environnement, notamment l’article D89; Vu l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre Agoria Wallonie, représentant l’industrie wallonne des fabrications métalliques et électriques, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique; Considérant le rapport d’avancement 2009 confirmant la faisabilité du suivi de l’efficience énergétique et des émissions de gaz à effet de serre par la méthodologie Energy Potential Scan, en tenant compte de modifications méthodologiques spécifiques à certains types de production ainsi que d’ajustements conjoncturels dûment justifiés; Considérant les derniers résultats, reprenant les données agrégées depuis 1999, qui confirment la tendance réelle de l’amélioration des indices de suivi de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre; Considérant l’impact de la crise économique et financière de 2009 et 2010 sur les niveaux d’activités présents et futurs des entreprises engagées dans l’accord de branche, et les difficultés qui en découlent de fixer définitivement le potentiel d’amélioration de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre du secteur à l’horizon 2012 dans le cadre de l’évaluation approfondie qui était à réaliser pour janvier 2009; Considérant la conclusion du comité directeur intersectoriel du 19 mai 2009 qui propose de mettre en évaluation approfondie permanente tous les secteurs sous accords de branche pour arriver à une fixation définitive des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 à la mi 2011; Considérant la décision du Gouvernement wallon du 10 novembre 2010 qui charge le Ministre qui a la Politique de l’énergie dans ses attributions et le Ministre de l’Environnement de procéder à la modification des articles 13 et 20 des 13 conventions-accords de branche concernées, conformément à la note lui soumise, et de lancer en toute urgence la procédure en exécution de l’article 21 pour lesdites conventions, Les parties signataires conviennent de ce qui suit : Article 1er. § 1er. Les entreprises contractantes du secteur wallon des industries issues des fabrications métalliques et électriques et la fédération signataire s’engagent à réaliser l’évaluation approfondie permettant de fixer définitivement les objectifs sectoriels pour le 31 décembre 2012 pour le 1er juillet 2011 au plus tard au lieu du 1er juillet 2009. § 2. L’article 13, alinéa 2 de la convention est remplacé par : L’évaluation approfondie prévue en janvier 2009 réévaluera le potentiel d’amélioration du secteur en utilisant les mêmes règles et principes qui ont prévalu à la détermination des objectifs sectoriels initiaux. Cependant, vu la crise économique et financière vécue en 2009 et 2010, l’évaluation approfondie prendra un caractère permanent en vue d’aboutir au plus tard le 1er juillet 2011 à une confirmation ou à une révision des objectifs à l’horizon 2012. § 3. L’article 20 est remplacé par : « Le présent accord expire le 31 décembre 2012 sous réserve de la fixation définitive avant le 1er juillet 2011 des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 par la procédure spécifiée à l’article 13. A défaut, l’accord expirera le 31 décembre 2011. »

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 2. Cet avenant est annexé à l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre Agoria Wallonie, représentant l’industrie wallonne des fabrications métalliques et électriques, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique. Art. 3. Le présent avenant entre en vigueur le jour de sa signature. Namur, le 23 décembre 2010 en 3 exemplaires. Pour Agoria : Th. CASTAGNE, Directeur général Pour la Région wallonne : Le Ministre du Développement durable et de la Fonction publique, J.-M. NOLLET Le Ministre de l’Environnement, de l’Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Ph. HENRY

ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [2011/200841] 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der ″Agoria Wallonie″, die den Metall- und Elektrobau vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz Aufgrund des Dekrets vom 21. März 2002 zur Zustimmung zum Kyoto-Protokoll zum Rahmenübereinkommen der Vereinten Nationen über Klimaänderungen, und zu den Anlagen A und B, geschehen in Kyoto am 11. Dezember 1997; Aufgrund des Dekrets vom 27. Mai 2004 über das Buch I des Umweltgesetzbuches, insbesondere Artikel D89; Aufgrund des am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der «Agoria Wallonie», die den Metall- und Elektrobau vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz; In Erwägung des Fortschrittsberichts 2009, in dem die Durchführbarkeit der Überwachung der Energieeffizienz und der Treibhausgasemissionen durch die Energy Potential Scan-Methodologie bestätigt wird, unter Berücksichtigung der methodologischen Änderungen, die für bestimmte Produktionsarten spezifisch sind, sowie gebührend begründeter konjunktureller Anpassungen; In Erwägung der letzten Ergebnisse, in denen die seit 1999 gesammelten Daten übernommen werden, die den reellen Trend zur Verbesserung der Kontrollindexe der Energieeffizienz und zur Verringerung der Treibhausgasemissionen bestätigen; In Erwägung der Auswirkungen der wirtschaftlichen und finanziellen Krise von 2009 und 2010 auf den Umfang der gegenwärtigen und zukünftigen Aktivitäten der an die Branchenvereinbarung gebundenen Unternehmen und der Schwierigkeiten, die sich daraus ergeben, um das Potenzial der Verbesserung der Energieeffizienz und der Verringerung der Treibhausgasemissionen des Sektors bis 2012 im Rahmen der tiefgehenden Bewertung, die für Januar 2009 durchzuführen war, endgültig festzulegen; In Erwägung der Schlussfolgerung des sektorenübergreifenden Lenkungsausschusses vom 19. Mai 2009, in der vorgeschlagen wird, alle an Branchenvereinbarungen gebundene Sektoren einer ständigen tiefgehenden Bewertung zu unterziehen, um Mitte 2011 zu einer endgültigen Festlegung der sektoriellen Ziele bis 2012 zu gelangen; In Erwägung des Beschlusses der Wallonischen Regierung vom 10. November 2010, durch den der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Energiepolitik gehört, und der Minister für Umwelt damit beauftragt werden, die Abänderung der Artikel 13 und 20 der 13 betroffenen Branchenvereinbarungen gemäß der ihr vorgelegten Notiz vorzunehmen und dringlichst das Verfahren in Ausführung des Artikels 21 für die besagten Vereinbarungen in die Wege zu leiten, Die unterzeichnenden Parteien vereinbaren das Folgende: Artikel 1 - § 1. Die vertragschließenden Unternehmen des wallonischen Industriesektors aus dem Metall- und Elektrobau und der unterzeichnende Verband verpflichten sich, die tiefgehende Bewertung durchzuführen, durch die die sektoriellen Ziele für den 31. Dezember 2012 spätestens bis zum 1. Juli 2011 anstatt bis zum 1. Juli 2009 festgelegt werden können. § 2. Artikel 13, Absatz 2 der Vereinbarung wird folgendermaßen ersetzt: Durch die im Januar 2009 vorgesehene tiefgehende Bewertung wird das Potenzial der Verbesserung des Sektors neu bewertet, indem dieselben Regeln und Grundsätze angewandt werden, die für die Bestimmung der ursprünglichen sektoriellen Ziele maßgebend waren. Angesichts der 2009 und 2010 erlebten wirtschaftlichen und finanziellen Krise nimmt die tiefgehende Bewertung ständigen Charakter an, um spätestens bis zum 1. Juli 2011 zu einer Bestätigung oder einer Revision der Ziele bis 2012 zu gelangen. § 3. Artikel 20 wird folgendermaßen ersetzt: Die vorliegende Vereinbarung endet am 31. Dezember 2012 unter Vorbehalt der endgültigen Festsetzung vor dem 1. Juli 2011 der sektoriellen Ziele bis 2012 durch das in Artikel 13 erwähnte Verfahren. Mangels dessen endet die Vereinbarung am 31. Dezember 2011. Art. 2 - Dieser Nachtrag wird der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen der «Agoria Wallonie», die den Metall- und Elektrobau vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz als Anlage beigefügt.

14395

14396

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Art. 3 - Der vorliegende Nachtrag tritt am Tag seiner Unterzeichnung in Kraft. Namur, den 23. Dezember 2010 In drei Ausfertigungen Für Agoria: Th. CASTAGNE, Generaldirektor Für die Wallonische Region: Der Minister für nachhaltige Entwicklung und den öffentlichen Dienst J.-M. NOLLET Der Minister für Umwelt, Raumordnung und Mobilität Ph. HENRY

VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [2011/200841] 23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″Agoria Wallonie″, dat de Waalse industrie van de metalen en elektrische producten vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie Gelet op het decreet van 21 maart 2002 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en met de Bijlagen A en B, opgemaakt te Kyoto, op 11 december 1997; Gelet op het decreet van 27 mei 2004 betreffende Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op artikel D89; Gelet op de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″Agoria Wallonie″, dat de Waalse industrie van de metalen en elektrische producten vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie; Gelet op het voortgangsrapport 2009 dat de haalbaarheid van de opvolging van de energie-efficiëntie en van de broeikasgasemissies door de EPS-methodologie bevestigt, rekening houdend met de methodologische wijzigingen eigen aan verschillende soorten productie, alsook met behoorlijk gerechtvaardigde conjuncturele aanpassingen; Overwegende dat de laatste resultaten, waarin de geaggregeerde gegevens sinds 1999 opgenomen worden, wijzen op een reële verbetering van de aanwijzingen inzake de opvolging van de energie-efficiëntie en de broeikasgasemissie; Gelet op de weerslag van de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 op de huidige en toekomstige activiteitenniveaus van de ondernemingen die de sectorovereenkomst hebben ondertekend en op de daarmee gepaard gaande moeilijkheden om het verbeteringspotentieel betreffende de energie-efficiëntie en de vermindering van broeikasgasemissies van de sector definitief te bepalen tegen 2012 in het kader van de grondige evaluatie die in januari 2009 uitgevoerd moest worden; Gelet op de conclusie van het intersectorale directiecomité van 19 mei 2009 dat voorstelt om alle sectoren onder sectorovereenkomst permanent grondig te evalueren om de sectorale doelstellingen 2012 definitief te bepalen midden 2011; Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 10 november 2010 waarbij de Minister die voor het Energiebeleid bevoegd is en de Minister van Leefmilieu ermee belast wordt wijzigingen aan te brengen in de artikelen 13 en 20 van de 13 betrokken sectorovereenkomsten, overeenkomstig de nota die hem overgelegd werd, en ter uitvoering van artikel 21 dringend de procedure voor genoemde overeenkomsten op te starten, De ondertekenende partijen komen overeen wat volgt : Artikel 1. § 1. De contracterende bedrijven van de Waalse sector van de metalen en elektrische producten en de ondertekenende federatie verbinden zich tot het uitvoeren van een grondige evaluatie op basis waarvan de sectorale doelstellingen voor 31 december 2012 uiterlijk 1 juli 2011 in plaats van 1 juli 2009 definitief bepaald zullen kunnen worden. § 2. Artikel 13, tweede lid, van de overeenkomst wordt vervangen als volgt : Het verbeteringspotentieel van de sector zal opnieuw beoordeeld worden bij de grondige evaluatie voorzien in januari 2009 met inachtneming van dezelfde regels en principes die gehanteerd werden voor de bepaling van de oorspronkelijke sectorale doelstellingen. Wegens de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 zal de grondige evaluatie evenwel een permanent karakter aannemen om uiterlijk 1 juli 2011 te resulteren in een bevestiging of in een herziening van de doelstellingen 2012. § 3. Artikel 20 wordt vervangen als volgt : Deze overeenkomst verstrijkt op 31 december 2012 onder voorbehoud van de definitieve vastlegging van de sectorale doelstellingen 2012 voor 1 juli 2011 aan de hand van de procedure bedoeld in artikel 13. Zoniet verstrijkt de overeenkomst op 31 december 2011. Art. 2. Dit aanhangsel wordt gevoegd bij de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″Agoria Wallonie″, dat de Waalse industrie van de metalen en elektrische producten vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie. Art. 3. Dit aanhangsel treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend. Namen, 23 december 2010 opgemaakt in 3 exemplaren. Voor Agoria : Th. CASTAGNE, Algemeen directeur Voor het Waalse Gewest : De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

14397

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200842] 23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre FEBELCEM, représentant l’industrie cimentière wallonne, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique Vu le décret du 21 mars 2002 portant assentiment au Protocole de Kyoto à la Convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques ainsi qu’aux Annexes A et B, faits à Kyoto le 11 décembre 1997; Vu le décret du 27 mai 2004 relatif au Livre Ier du Code de l’Environnement, notamment l’article D89; Vu l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre FEBELCEM, représentant l’industrie cimentière wallonne, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique; Considérant le rapport d’avancement 2009 confirmant la faisabilité du suivi de l’efficience énergétique et des émissions de gaz à effet de serre par la méthodologie Energy Potential Scan, en tenant compte de modifications méthodologiques spécifiques à certains types de production ainsi que d’ajustements conjoncturels dûment justifiés; Considérant les derniers résultats, reprenant les données agrégées depuis 1999, qui confirment la tendance réelle de l’amélioration des indices de suivi de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre; Considérant l’impact de la crise économique et financière de 2009 et 2010 sur les niveaux d’activités présents et futurs des entreprises engagées dans l’accord de branche, et les difficultés qui en découlent de fixer définitivement le potentiel d’amélioration de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre du secteur à l’horizon 2012 dans le cadre de l’évaluation approfondie qui était à réaliser pour janvier 2009; Considérant la conclusion du comité directeur intersectoriel du 19 mai 2009 qui propose de mettre en évaluation approfondie permanente tous les secteurs sous accords de branche pour arriver à une fixation définitive des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 à la mi 2011; Considérant la décision du Gouvernement wallon du 10 novembre 2010 qui charge le Ministre qui a la Politique de l’énergie dans ses attributions et le Ministre de l’Environnement de procéder à la modification des articles 13 et 20 des 13 conventions-accords de branche concernées, conformément à la note lui soumise, et de lancer en toute urgence la procédure en exécution de l’article 21 pour lesdites conventions, Les parties signataires conviennent de ce qui suit : Article 1er. § 1er. Les entreprises contractantes du secteur cimentier wallon et la fédération signataire s’engagent à conclure l’évaluation approfondie permettant de fixer définitivement les objectifs sectoriels à l’horizon 2012 (31 décembre 2012) pour le 1er juillet 2011 au plus tard. § 2. L’article 13 de la convention est remplacé par : [...] L’évaluation approfondie prévue en janvier 2009 réévaluera le potentiel d’amélioration du secteur en utilisant les mêmes règles et principes qui ont prévalu à la détermination des objectifs sectoriels initiaux. Cependant, vu la crise économique et financière vécue en 2009 et 2010, l’évaluation approfondie prendra un caractère permanent, cela en vue d’aboutir au plus tard le 1er juillet 2011 à une confirmation ou à une révision des objectifs à l’horizon 2012. [...] § 3. L’article 20 est remplacé par : « Le présent accord expire le 31 décembre 2012 sous réserve de la fixation définitive avant le 1er juillet 2011 des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 par la procédure spécifiée à l’article 13. A défaut, l’accord expirera le 31 décembre 2011. » Art. 2. Cet avenant est annexé à l’accord de branche intervenu le 7 juin 2004 entre FEBELCEM, représentant l’industrie cimentière wallonne, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique. Art. 3. Le présent avenant entre en vigueur le jour de sa signature. Namur, le 23 décembre 2010 en 3 exemplaires. Pour FEBELCEM : A. JACQUEMART Président, Administrateur représentant la société CBR V. BICHET Administrateur représentant la société HOLCIM C. CHABOTTAUX Administrateur représentant la société CCB A. JASIENSKI Directeur M. CALOZET Directeur de FORTEA Pour la Région wallonne : Le Ministre du Développement durable et de la Fonction publique, J.-M. NOLLET Le Ministre de l’Environnement, de l’Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Ph. HENRY

14398

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [2011/200842] 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen FEBELCEM, die die wallonische Zementindustrie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz Aufgrund des Dekrets vom 21. März 2002 zur Zustimmung zum Kyoto-Protokoll zum Rahmenübereinkommen der Vereinten Nationen über Klimaänderungen, und zu den Anlagen A und B, geschehen in Kyoto am 11. Dezember 1997; Aufgrund des Dekrets vom 27. Mai 2004 über das Buch I des Umweltgesetzbuches, insbesondere Artikel D89; Aufgrund des am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen FEBELCEM, die die wallonische Zementindustrie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz; In Erwägung des Fortschrittsberichts 2009, in dem die Durchführbarkeit der Überwachung der Energieeffizienz und der Treibhausgasemissionen durch die Energy Potential Scan-Methodologie bestätigt wird, unter Berücksichtigung der methodologischen Änderungen, die für bestimmte Produktionsarten spezifisch sind, sowie gebührend begründeter konjunktureller Anpassungen; In Erwägung der letzten Ergebnisse, in denen die seit 1999 gesammelten Daten übernommen werden, die den reellen Trend zur Verbesserung der Kontrollindexe der Energieeffizienz und zur Verringerung der Treibhausgasemissionen bestätigen; In Erwägung der Auswirkungen der wirtschaftlichen und finanziellen Krise von 2009 und 2010 auf den Umfang der gegenwärtigen und zukünftigen Aktivitäten der an die Branchenvereinbarung gebundenen Unternehmen und der Schwierigkeiten, die sich daraus ergeben, um das Potenzial der Verbesserung der Energieeffizienz und der Verringerung der Treibhausgasemissionen des Sektors bis 2012 im Rahmen der tiefgehenden Bewertung, die für Januar 2009 durchzuführen war, endgültig festzulegen; In Erwägung der Schlussfolgerung des sektorenübergreifenden Lenkungsausschusses vom 19. Mai 2009, in der vorgeschlagen wird, alle an Branchenvereinbarungen gebundene Sektoren einer ständigen tiefgehenden Bewertung zu unterziehen, um Mitte 2011 zu einer endgültigen Festlegung der sektoriellen Ziele bis 2012 zu gelangen; In Erwägung des Beschlusses der Wallonischen Regierung vom 10. November 2010, durch den der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Energiepolitik gehört, und der Minister für Umwelt damit beauftragt werden, die Abänderung der Artikel 13 und 20 der 13 betroffenen Branchenvereinbarungen gemäß der ihr vorgelegten Notiz vorzunehmen und dringlichst das Verfahren in Ausführung des Artikels 21 für die besagten Vereinbarungen in die Wege zu leiten, Die unterzeichnenden Parteien vereinbaren das Folgende: Artikel 1 - § 1. Die vertragschließenden Unternehmen des wallonischen Zementsektors und der unterzeichnende Verband verpflichten sich, die tiefgehende Bewertung abzuschließen, durch die die sektoriellen Ziele bis 2012 (31. Dezember 2012) spätestens bis zum 1. Juli 2011 anstatt bis zum 1. Juli 2009 festgelegt werden können. § 2. Artikel 13 der Vereinbarung wird folgendermaßen ersetzt: [...] Durch die im Januar 2009 vorgesehene tiefgehende Bewertung wird das Potenzial der Verbesserung des Sektors neu bewertet, indem dieselben Regeln und Grundsätze angewandt werden, die für die Bestimmung der ursprünglichen sektoriellen Ziele maßgebend waren. Angesichts der 2009 und 2010 erlebten wirtschaftlichen und finanziellen Krise nimmt die tiefgehende Bewertung ständigen Charakter an, um spätestens bis zum 1. Juli 2011 zu einer Bestätigung oder einer Revision der Ziele bis 2012 zu gelangen. [...] § 3. Artikel 20 wird folgendermaßen ersetzt: Die vorliegende Vereinbarung endet am 31. Dezember 2012 unter Vorbehalt der endgültigen Festsetzung vor dem 1. Juli 2011 der sektoriellen Ziele bis 2012 durch das in Artikel 13 erwähnte Verfahren. Mangels dessen endet die Vereinbarung am 31. Dezember 2011. Art. 2 - Dieser Nachtrag wird der am 7. Juni 2004 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen FEBELCEM, die die wallonische Zementindustrie vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz als Anlage beigefügt. Art. 3 - Der vorliegende Nachtrag tritt am Tag seiner Unterzeichnung in Kraft. Namur, den 23. Dezember 2010 In drei Ausfertigungen Für FEBELCEM: A. JACQUEMART Präsident, Verwaltungsratsmitglied, das die Gesellschaft CBR vertritt V. BICHET Verwaltungsratsmitglied, das die Gesellschaft HOLCIM vertritt C. CHABOTTAUX Verwaltungsratsmitglied, das die Gesellschaft CCB vertritt., A. JASIENSKI Direktor M. CALOZET Direktor von FORTEA Für die Wallonische Region: Der Minister für nachhaltige Entwicklung und den öffentlichen Dienst, J.-M. NOLLET Der Minister für Umwelt, Raumordnung und Mobilität, Ph. HENRY

14399

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [2011/200842] 23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″FEBELCEM″, dat de Waalse cementnijverheid vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energieefficiëntie Gelet op het decreet van 21 maart 2002 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en met de Bijlagen A en B, opgemaakt te Kyoto, op 11 december 1997; Gelet op het decreet van 27 mei 2004 betreffende Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op artikel D89; Gelet op de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″FEBELCEM″, dat de Waalse cementnijverheid vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie; Gelet op het voortgangsrapport 2009 dat de haalbaarheid van de opvolging van de energie-efficiëntie en van de broeikasgasemissies door de EPS-methodologie bevestigt, rekening houdend met de methodologische wijzigingen eigen aan verschillende soorten productie, alsook met behoorlijk gerechtvaardigde conjuncturele aanpassingen; Overwegende dat de laatste resultaten, waarin de geaggregeerde gegevens sinds 1999 opgenomen worden, wijzen op een reële verbetering van de aanwijzingen inzake de opvolging van de energie-efficiëntie en de broeikasgasemissie; Gelet op de weerslag van de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 op de huidige en toekomstige activiteitenniveaus van de ondernemingen die de sectorovereenkomst hebben ondertekend en op de daarmee gepaard gaande moeilijkheden om het verbeteringspotentieel betreffende de energie-efficiëntie en de vermindering van broeikasgasemissies van de sector definitief te bepalen tegen 2012 in het kader van de grondige evaluatie die in januari 2009 uitgevoerd moest worden; Gelet op de conclusie van het intersectorale directiecomité van 19 mei 2009 dat voorstelt om alle sectoren onder sectorovereenkomst permanent grondig te evalueren om de sectorale doelstellingen 2012 definitief te bepalen midden 2011; Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 10 november 2010 waarbij de Minister die voor het Energiebeleid bevoegd is en de Minister van Leefmilieu ermee belast wordt wijzigingen aan te brengen in de artikelen 13 en 20 van de 13 betrokken sectorovereenkomsten, overeenkomstig de nota die hem overgelegd werd, en ter uitvoering van artikel 21 dringend de procedure voor genoemde overeenkomsten op te starten, De ondertekenende partijen komen overeen wat volgt : Artikel 1. § 1. De contracterende bedrijven van de Waalse cementsector en de ondertekenende federatie verbinden zich tot het uitvoeren van een grondige evaluatie op basis waarvan de sectorale doelstellingen voor 31 december 2012 uiterlijk 1 juli 2011 in plaats van 1 juli 2009 definitief bepaald zullen kunnen worden. § 2. Artikel 13 van de overeenkomst wordt vervangen als volgt : [...] Het verbeteringspotentieel van de sector zal opnieuw beoordeeld worden bij de grondige evaluatie voorzien in januari 2009 met inachtneming van dezelfde regels en principes die gehanteerd werden voor de bepaling van de oorspronkelijke sectorale doelstellingen. Wegens de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 zal de grondige evaluatie evenwel een permanent karakter aannemen om uiterlijk 1 juli 2011 te resulteren in een bevestiging of in een herziening van de doelstellingen 2012. [...] § 3. Artikel 20 wordt vervangen als volgt : Deze overeenkomst verstrijkt op 31 december 2012 onder voorbehoud van de definitieve vastlegging van de sectorale doelstellingen 2012 voor 1 juli 2011 aan de hand van de procedure bedoeld in artikel 13. Zoniet verstrijkt de overeenkomst op 31 december 2011. Art. 2. Dit aanhangsel wordt gevoegd bij de sectorovereenkomst bereikt op 7 juni 2004 tussen ″FEBELCEM″, dat de Waalse cementnijverheid vertegenwoordigt, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie. Art. 3. Dit aanhangsel treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend. Namen, 23 december 2010 opgemaakt in 3 exemplaren. Voor FEBELCEM : A. JACQUEMART Voorzitter, Bestuurder die de vennootschap CBR vertegenwoordigt V. BICHET Bestuurder die de vennootschap HOLCIM vertegenwoordigt C. CHABOTTAUX Bestuurder die de vennootschap CCB vertegenwoordigt A. JASIENSKI Directeur M. CALOZET Directeur van FORTEA Voor het Waalse Gewest : De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY

14400

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD SERVICE PUBLIC DE WALLONIE [2011/200843] 23 DECEMBRE 2010. — Avenant amendant l’accord de branche intervenu le 8 décembre 2006 entre FEDIEX, représentant les industries extractives et transformatrices de roches non combustibles, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique Vu le décret du 21 mars 2002 portant assentiment au Protocole de Kyoto à la Convention-cadre des Nations unies sur les changements climatiques ainsi qu’aux Annexes A et B, faits à Kyoto le 11 décembre 1997; Vu le décret du 27 mai 2004 relatif au Livre Ier du Code de l’Environnement, notamment l’article D89; Vu l’accord de branche intervenu le 8 décembre 2006 entre FEDIEX, en présence de FORTEA, représentant les industries extractives et transformatrices de roches non combustibles, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique; Considérant le rapport d’avancement 2009 confirmant la faisabilité du suivi de l’efficience énergétique et des émissions de gaz à effet de serre par la méthodologie Energy Potential Scan, en tenant compte de modifications méthodologiques spécifiques à certains types de production ainsi que d’ajustements conjoncturels dûment justifiés; Considérant les derniers résultats, reprenant les données agrégées depuis 2002, qui confirment la tendance réelle de l’amélioration des indices de suivi de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre; Considérant l’impact de la crise économique et financière de 2009 et 2010 sur les niveaux d’activités présents et futurs des entreprises engagées dans l’accord de branche, et les difficultés qui en découlent de fixer définitivement le potentiel d’amélioration de l’efficience énergétique et de réduction des émissions de gaz à effet de serre du secteur à l’horizon 2012 dans le cadre de l’évaluation approfondie qui était à réaliser en 2009; Considérant la conclusion du comité directeur intersectoriel du 19 mai 2009 qui propose de mettre en évaluation approfondie permanente tous les secteurs sous accords de branche pour arriver à une fixation définitive des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 à la mi 2011; Considérant la décision du Gouvernement wallon du 10 novembre 2010 qui charge le Ministre qui a la Politique de l’énergie dans ses attributions et le Ministre de l’Environnement de procéder à la modification des articles 13 et 20 des 13 conventions-accords de branche concernées, conformément à la note lui soumise, et de lancer en toute urgence la procédure en exécution de l’article 21 pour lesdites conventions, Les parties signataires conviennent de ce qui suit : Article 1er. § 1er. Les entreprises contractantes du secteur wallon des industries extractives et transformatrices de roches non combustibles et la fédération signataire s’engagent à conclure l’évaluation approfondie permettant de fixer définitivement les objectifs sectoriels à l’horizon 2012 (31 décembre 2012) pour le 1er juillet 2011 au plus tard. § 2. L’article 13 de la convention est remplacé par : [...] L’évaluation approfondie prévue en 2009 réévaluera le potentiel d’amélioration du secteur en utilisant les mêmes règles et principes qui ont prévalu à la détermination des objectifs sectoriels initiaux. Cependant, vu la crise économique et financière vécue en 2009 et 2010, l’évaluation approfondie prendra un caractère permanent, cela en vue d’aboutir au plus tard le 1er juillet 2011 à une confirmation ou à une révision des objectifs à l’horizon 2012. [...] § 3. L’article 20 est remplacé par : « Le présent accord expire le 31 décembre 2012 sous réserve de la fixation définitive avant le 1er juillet 2011 des objectifs sectoriels à l’horizon 2012 par la procédure spécifiée à l’article 13. A défaut, l’accord expirera le 31 décembre 2011. » Art. 2. Cet avenant est annexé à l’accord de branche intervenu le 8 décembre 2006 entre FEDIEX, représentant les industries extractives et transformatrices de roches non combustibles, et la Région wallonne représentée par son Gouvernement relatif à la réduction des émissions de gaz à effet de serre et à l’amélioration de l’efficience énergétique. Art. 3. Le présent avenant entre en vigueur le jour de sa signature. Namur, le 23 décembre 2010 en 3 exemplaires. Pour FEDIEX : M. EVRARD, Président du conseil d’administration M. CALOZET, Conseiller général A. JACQUEMART, Président du conseil d’administration de FORTEA M. CALOZET, Directeur de FORTEA Pour la Région wallonne : Le Ministre du Développement durable et de la Fonction publique, J.-M. NOLLET Le Ministre de l’Environnement, de l’Aménagement du Territoire et de la Mobilité, Ph. HENRY

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD ÜBERSETZUNG ÖFFENTLICHER DIENST DER WALLONIE [2011/200843] 23. DEZEMBER 2010 — Nachtrag zur Abänderung der am 8. November 2006 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen FEDIEX, die die unbrennbare Gesteine gewinnenden und verarbeitenden Industrien vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz Aufgrund des Dekrets vom 21. März 2002 zur Zustimmung zum Kyoto-Protokoll zum Rahmenübereinkommen der Vereinten Nationen über Klimaänderungen, und zu den Anlagen A und B, geschehen in Kyoto am 11. Dezember 1997; Aufgrund des Dekrets vom 27. Mai 2004 über das Buch I des Umweltgesetzbuches, insbesondere Artikel D89; Aufgrund der am 8. November 2006 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen FEDIEX, die die unbrennbare Gesteine gewinnenden und verarbeitenden Industrien vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz; In Erwägung des Fortschrittsberichts 2009, in dem die Durchführbarkeit der Überwachung der Energieeffizienz und der Treibhausgasemissionen durch die Energy Potential Scan-Methodologie bestätigt wird, unter Berücksichtigung der methodologischen Änderungen, die für bestimmte Produktionsarten spezifisch sind, sowie gebührend begründeter konjunktureller Anpassungen; In Erwägung der letzten Ergebnisse, in denen die seit 2002 gesammelten Daten übernommen werden, die den reellen Trend zur Verbesserung der Kontrollindexe der Energieeffizienz und zur Verringerung der Treibhausgasemissionen bestätigen; In Erwägung der Auswirkungen der wirtschaftlichen und finanziellen Krise von 2009 und 2010 auf den Umfang der gegenwärtigen und zukünftigen Aktivitäten der an die Branchenvereinbarung gebundenen Unternehmen und der Schwierigkeiten, die sich daraus ergeben, das Potenzial der Verbesserung der Energieeffizienz und der Verringerung der Treibhausgasemissionen des Sektors bis 2012 im Rahmen der tiefgehenden Bewertung, die im Jahre 2009 durchzuführen war, endgültig festzulegen; In Erwägung der Schlussfolgerung des sektorenübergreifenden Lenkungsausschusses vom 19. Mai 2009, in der vorgeschlagen wird, alle an Branchenvereinbarungen gebundene Sektoren einer ständigen tiefgehenden Bewertung zu unterziehen, um Mitte 2011 zu einer endgültigen Festlegung der sektoriellen Ziele bis 2012 zu gelangen; In Erwägung des Beschlusses der Wallonischen Regierung vom 10. November 2010, durch den der Minister, zu dessen Zuständigkeitsbereich die Energiepolitik gehört, und der Minister für Umwelt damit beauftragt werden, die Abänderung der Artikel 13 und 20 der 13 betroffenen Branchenvereinbarungen gemäß der ihr vorgelegten Notiz vorzunehmen und dringlichst das Verfahren in Ausführung des Artikels 21 für die besagten Vereinbarungen in die Wege zu leiten, Die unterzeichnenden Parteien vereinbaren das Folgende: Artikel 1 - § 1. Die vertragschließenden Unternehmen des wallonischen Sektors der unbrennbare Gesteine gewinnenden und verarbeitenden Industrien und der unterzeichnende Verband verpflichten sich, die tiefgehende Bewertung abzuschließen, durch die die sektoriellen Ziele bis 2012 (31. Dezember 2012) spätestens bis zum 1. Juli 2011 anstatt bis zum 1. Juli 2009 festgelegt werden können. § 2. Artikel 13 der Vereinbarung wird folgendermaßen ersetzt: [...] Durch die im Jahre 2009 vorgesehene tiefgehende Bewertung wird das Potenzial der Verbesserung des Sektors neu bewertet, indem dieselben Regeln und Grundsätze angewandt werden, die für die Bestimmung der ursprünglichen sektoriellen Ziele maßgebend waren. Angesichts der 2009 und 2010 erlebten wirtschaftlichen und finanziellen Krise nimmt die tiefgehende Bewertung ständigen Charakter an, um spätestens bis zum 1. Juli 2011 zu einer Bestätigung oder einer Revision der Ziele bis 2012 zu gelangen. [...] § 3. Artikel 20 wird folgendermaßen ersetzt: Die vorliegende Vereinbarung endet am 31. Dezember 2012 unter Vorbehalt der endgültigen Festsetzung vor dem 1. Juli 2011 der sektoriellen Ziele bis 2012 durch das in Artikel 13 erwähnte Verfahren. Mangels dessen endet die Vereinbarung am 31. Dezember 2011. Art. 2 - Dieser Nachtrag wird der am 8. November 2006 abgeschlossenen Branchenvereinbarung zwischen FEDIEX, die die unbrennbare Gesteine gewinnenden und verarbeitenden Industrien vertritt, und der von ihrer Regierung vertretenen Wallonischen Region bezüglich der Verringerung der Treibhausgasemissionen und der Verbesserung der Energieeffizienz beigefügt. Art. 3 - Der vorliegende Nachtrag tritt am Tag seiner Unterzeichnung in Kraft. Namur, den 23. Dezember 2010 In drei Ausfertigungen Für FEDIEX: M. EVRARD, Vorsitzender des Verwaltungsrats M. CALOZET, Generalberater A. JACQUEMART, Vorsitzender des Verwaltungsrats von FORTEA M. CALOZET, Direktor von FORTEA Für die Wallonische Region: Der Minister für nachhaltige Entwicklung und den öffentlichen Dienst J.-M. NOLLET Der Minister für Umwelt, Raumordnung und Mobilität Ph. HENRY

14401

14402

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD VERTALING WAALSE OVERHEIDSDIENST [2011/200843] 23 DECEMBER 2010. — Aanhangsel ter amendering van de sectorovereenkomst bereikt op 8 november 2006 tussen ″FEDIEX″, vertegenwoordiger van de bedrijven die onbrandbaar gesteente delven en verwerken, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie

Gelet op het decreet van 21 maart 2002 houdende instemming met het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering, en met de Bijlagen A en B, opgemaakt te Kyoto, op 11 december 1997; Gelet op het decreet van 27 mei 2004 betreffende Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op artikel D89; Gelet op de sectorovereenkomst bereikt op 8 november 2006 tussen ″FEDIEX″, in aanwezigheid van FORTEA, vertegenwoordiger van de bedrijven die onbrandbaar gesteente delven en verwerken, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie; Gelet op het voortgangsrapport 2009 dat de haalbaarheid van de opvolging van de energie-efficiëntie en van de broeikasgasemissies door de EPS-methodologie bevestigt, rekening houdend met de methodologische wijzigingen eigen aan verschillende soorten productie, alsook met behoorlijk gerechtvaardigde conjuncturele aanpassingen; Overwegende dat de laatste resultaten, waarin de geaggregeerde gegevens sinds 2002 opgenomen worden, wijzen op een reële verbetering van de aanwijzingen inzake de opvolging van de energie-efficiëntie en de broeikasgasemissie; Gelet op de weerslag van de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 op de huidige en toekomstige activiteitenniveaus van de ondernemingen die de sectorovereenkomst hebben ondertekend en op de daarmee gepaard gaande moeilijkheden om het verbeteringspotentieel betreffende de energie-efficiëntie en de vermindering van broeikasgasemissies van de sector definitief te bepalen tegen 2012 in het kader van de grondige evaluatie die in januari 2009 uitgevoerd moest worden; Gelet op de conclusie van het intersectorale directiecomité van 19 mei 2009 dat voorstelt om alle sectoren onder sectorovereenkomst permanent grondig te evalueren om de sectorale doelstellingen 2012 definitief te bepalen midden 2011; Gelet op de beslissing van de Waalse Regering van 10 november 2010 waarbij de Minister die voor het Energiebeleid bevoegd is en de Minister van Leefmilieu ermee belast wordt wijzigingen aan te brengen in de artikelen 13 en 20 van de 13 betrokken sectorovereenkomsten, overeenkomstig de nota die hem overgelegd werd, en ter uitvoering van artikel 21 dringend de procedure voor genoemde overeenkomsten op te starten, De ondertekenende partijen komen overeen wat volgt : Artikel 1. § 1. De contracterende bedrijven van de Waalse sector van de industrieën die onbrandbaar gesteente delven en verwerken en de ondertekenende federatie verbinden zich tot het uitvoeren van een grondige evaluatie op basis waarvan de sectorale doelstellingen 2012 (31 december 2012) uiterlijk 1 juli 2011 definitief bepaald zullen kunnen worden. § 2. Artikel 13 van de overeenkomst wordt vervangen als volgt : [...] Het verbeteringspotentieel van de sector zal opnieuw beoordeeld worden bij de grondige evaluatie voorzien in 2009 met inachtneming van dezelfde regels en principes die gehanteerd werden voor de bepaling van de oorspronkelijke sectorale doelstellingen. Wegens de economische en financiële crisis van 2009 en 2010 zal de grondige evaluatie evenwel een permanent karakter aannemen om uiterlijk 1 juli 2011 te resulteren in een bevestiging of in een herziening van de doelstellingen 2012. [...] § 3. Artikel 20 wordt vervangen als volgt : Deze overeenkomst verstrijkt op 31 december 2012 onder voorbehoud van de definitieve vastlegging van de sectorale doelstellingen 2012 voor 1 juli 2011 aan de hand van de procedure bedoeld in artikel 13. Zoniet verstrijkt de overeenkomst op 31 december 2011. Art. 2. Dit aanhangsel wordt gevoegd bij de sectorovereenkomst bereikt op 8 november 2006 tussen ″FEDIEX″, vertegenwoordiger van de bedrijven die onbrandbaar gesteente delven en verwerken, en het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door zijn Regering, over de vermindering van de broeikasgasemissies en de verbetering van de energie-efficiëntie. Art. 3. Dit aanhangsel treedt in werking de dag waarop het wordt ondertekend. Namen, 23 december 2010 opgemaakt in 3 exemplaren. Voor FEDIEX : M. EVRARD, Voorzitter van de raad van bestuur M. CALOZET, Algemeen adviseur A. JACQUEMART, Voorzitter van de raad van bestuur van FORTEA M. CALOZET, Directeur van FORTEA Voor het Waalse Gewest : De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY


14403

Profiel van de kandidaat

PUBLICATIONS LEGALES ET AVIS DIVERS WETTELIJKE BEKENDMAKINGEN EN VERSCHILLENDE BERICHTEN

- diploma van master, bij voorkeur in de wetenschappen; - overige beroepsactiviteiten uitoefenen die bijdragen tot de kwaliteit van het praktijkgebonden onderwijs, met bijzondere aandacht voor de informatica. Inhoud van de functie - ondersteuning bieden bij het service-onderwijs in de informatica; - bijstand bij het praktijkgericht onderwijs door de vakgroep.

UNIVERSITEIT GENT Vacatures (zie http ://www.ugent.be/nl/nieuwsagenda/vacatures/aap) Assisterend academisch personeel Bij de faculteit Letteren en Wijsbegeerte is volgend mandaat te begeven : het betreft een tijdelijke aanstelling voor een termijn van twee jaar, die hernieuwbaar is LW07 een betrekking van deeltijds praktijkassistent (20 %) bij de vakgroep Letterkunde (tel. : 09-264 40 54) – salaris a 100 % : min. S 23 468,58 – max. S 39 716,10 (thans uitbetaald à 151,57 %) Profiel van de kandidaat - diploma van licentiaat of master in de Taal-en Letterkunde (omvattende een combinatie met een Scandinavische taal) of een daaraan beantwoordend diploma; - overige beroepsactiviteiten uitoefenen die bijdragen tot de kwaliteit van praktijkgebonden onderwijs; - ervaring in het onderwijs en ervaring met studentenbegeleiding strekken tot aanbeveling. Inhoud van de functie - bijstand bij het onderwijs in het Noors; - begeleiding van Bachelorproeven en papers over onderwerpen met betrekking tot de Noorse taal- en/of letterkunde. De kandidaturen, met curriculum vitae en een afschrift van het vereist diploma moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de Directie Personeel en organisatie van de Universiteit Gent, SintPietersnieuwstraat 25, 9000 Gent, uiterlijk op 15 maart 2011. (80107)

Bij de faculteit Wetenschappen zijn volgend mandaten te begeven : het betreft tijdelijke aanstellingen voor een termijn van één jaar die hernieuwbaar zijn WE02 Twee betrekkingen van deeltijds praktijkassistent bij de vakgroep Toegepaste Wiskunde en Informatica(tel. : 09-264 47 57) – salaris a 100 % : min. S 23 468,58 – max. S 39 716,10 (thans uitbetaald à 151,57 %) Betrekking 1 : deeltijds praktijkassistent (20 %) Profiel van de kandidaat - diploma van master in de wetenschappen, bij voorkeur in de wiskunde; - overige beroepsactiviteiten uitoefenen die bijdragen tot de kwaliteit van het praktijkgebonden onderwijs, met bijzondere aandacht voor de wiskunde. Inhoud van de functie - ondersteuning bieden bij het service-onderwijs in de wiskunde en/of statistiek; - bijstand bij het praktijkgericht onderwijs door de vakgroep. Betrekking 2 : deeltijds praktijkassistent (30 %)

De kandidaturen, met curriculum vitae en een afschrift van het vereist diploma moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de Directie Personeel en organisatie van de Universiteit Gent, SintPietersnieuwstraat 25, 9000 Gent, uiterlijk op 15 maart 2011. (80108)

Bij de faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur is volgend mandaat te begeven : het betreft een tijdelijke aanstelling voor een termijn van twee jaar die hernieuwbaar is. EA15 Een betrekking van deeltijds praktijkassistent (20 %) bij de vakgroep Civiele Techniek (tel. : 09-264 54 91) - salaris à 100 % : min. S 23 468,58 – max. S 39 716,10 (thans uitbetaald à 151,57 %) Profiel van de kandidaat - diploma van master in de ingenieurswetenschappen : bouwkunde of master in de ingenieurswetenschappen : architectuur (of een equivalent diploma); - overige beroepsactiviteiten uitoefenen (of uitgeoefend hebben) en/of aantoonbare ervaring hebben, die bijdragen tot de kwaliteit van het praktijkgebonden onderwijs; - ervaring hebben met begeleiding van studenten in verband met geotechnische oefeningen en/of onderwijs strekt tot aanbeveling; - kunnen werken en functioneren in teamverband. Inhoud van de functie - bijstand bij het praktijkgericht onderwijs, met name begeleiden van studenten bij de oefeningen van de opleidingsonderdelen Geotechniek en Offshore Geotechniek). De kandidaturen, met curriculum vitae en een afschrift van het vereist diploma, moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de Directie Personeel en organisatie van de Universiteit Gent, SintPietersnieuwstraat 25, 9000 Gent, uiterlijk op 15 maart 2011. (80109)

Bij de faculteit Diergeneeskunde is volgend mandaat te begeven : het betreft een tijdelijke aanstelling voor een termijn van twee jaar die hernieuwbaar is DI05 een betrekking van voltijds assistent bij de vakgroep Pathologie, Bacteriologie en Pluimveeziekten (tel. : 09-264 74 31) – salaris a 100 % : min. S 23 468,58 – max. S 39 716,10 (thans uitbetaald à 151,57 %) Profiel van de kandidaat - diploma van dierenarts; Inhoud van de functie - bijstand bij het praktijkonderwijs : practicum histopathologie (3de bachelor), lijkschouwing huisdieren (1ste, 2de en 3de master), diagnostische histopathologie (3de master); - wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de pathologie van de huisdieren in samenwerking met andere leden van de afdeling en van de vakgroep ter voorbereiding van een doctoraat (minstens 50 % van de tijd dient besteed te worden aan onderzoek in het kader van de voorbereiding van een doctoraat); - bijdragen tot de dienstverlening van de vakgroep, onder vorm van lijkschouwingen en beoordeling van histopathologische preparaten afkomstig van letsels bij huisdieren. Indiensttreding : ten vroegste

14404


De kandidaturen, met curriculum vitae, een afschrift van het vereist diploma en een overzicht van de behaalde studieresultaten (per jaar), moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de Directie Personeel en organisatie van de Universiteit Gent, SintPietersnieuwstraat 25, 9000 Gent, uiterlijk op 15 maart 2011. (80110)

Bij de faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen is volgend mandaat te begeven : het betreft een tijdelijke aanstelling voor een termijn van drie jaar die éénmaal hernieuwbaar is BW01 een betrekking van voltijds doctor-assistent bij de vakgroep Landbouweconomie (tel. : 09-264 61 81) – salaris a 100 % : min. S 29 069,73 – max. S 45 317,25 (thans uitbetaald à 151,57 %) Profiel van de kandidaat - houder van een doctoraat op proefschrift; - hoogstaand wetenschappelijk onderzoek hebben verricht in het vakgebied agro-voedingsmarketing en consumentengedrag, gestaafd door publicaties in internationale wetenschappelijke tijdschriften die een ruime verspreiding kennen en die een beroep doen op deskundigen voor de beoordeling van de ingezonden manuscripten;

op vertering en metabolisme van herkauwers; - goede kennis van het Engels. Inhoud van de functie - medewerking verlenen aan het onderwijs van de vakgroep, in het bijzonder m.b.t. diervoeding en duurzame dierhouderij; - uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek in het domein van herkauwersvoeding en –metabolisme, vnl. met betrekking tot de ontwikkeling van diagnostische hulpmiddelen voor karakterisatie hiervan onder praktijkomstandigheden ter voorbereiding van een doctoraat (minstens 50 % van de tijd dient besteed te worden aan onderzoek in het kader van de voorbereiding van een doctoraat); - begeleiden van scripties; - medewerking aan de dienstverlening binnen en buiten de vakgroep. De kandidaturen, met curriculum vitae, een afschrift van het vereist diploma en een overzicht van de behaalde studieresultaten (per jaar), moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de Directie Personeel en organisatie van de Universiteit Gent, SintPietersnieuwstraat 25, 9000 Gent, uiterlijk op 15 maart 2011. (80112)

- actieve deelname aan internationale en nationale wetenschappelijke conferenties; - uitgesproken interesse in het opzetten en begeleiden van wetenschappelijk onderzoek; - uitgesproken interesse voor wetenschappelijke samenwerking op nationaal en internationaal niveau; - over de nodige didactische, communicatieve en organisatorische vaardigheden beschikken om studentenbegeleiding in academische en/of voortgezette academische opleidingen te kunnen verzorgen. Inhoud van de functie

Bij de faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen is volgend mandaat te begeven : het betreft een tijdelijke aanstelling voor een termijn van drie jaar die éénmaal hernieuwbaar is BW13 een betrekking van voltijds doctor-assistent bij de vakgroep Dierlijke Productie (tel. : 09-264 37 54) – salaris a 100 % : min. S 29 069,73 – max. S 45 317,25 (thans uitbetaald à 151,57 %) Profiel van de kandidaat

- verrichten van wetenschappelijk onderzoek in het vakgebied agrovoedingsmarketing en consumentengedrag; - medewerking aan het academisch onderwijs binnen de vakgroep; - medewerking aan de interne en externe dienstverlening van de vakgroep en het onderhouden van nationale en internationale contacten; - actief meewerken aan het verwerven van nieuwe onderzoekskredieten. De kandidaturen, met curriculum vitae en een afschrift van het vereist diploma moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de Directie Personeel en organisatie van de Universiteit Gent, SintPietersnieuwstraat 25, 9000 Gent, uiterlijk op 15 maart 2011. (80111)

Bij de faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen is volgend mandaat te begeven : het betreft een tijdelijke aanstelling voor een termijn van twee jaar die hernieuwbaar is BW13 een betrekking van voltijds assistent bij de vakgroep Dierlijke Productie (tel. : 09-264 37 54) – salaris a 100 % : min. S 23 468,58 – max. S 39 716,10 (thans uitbetaald à 151,57 %)

- diploma van doctor in de toegepaste biologische wetenschappen, doctor in de diergeneeskundige wetenschappen of een gelijkwaardig verklaard diploma (aan de diplomavoorwaarden moet voldaan zijn op datum van aanstelling); - grondige kennis van het vakgebied terrestrische dierlijke productie met nadruk op microbiële verteringsprocessen bij landbouwhuisdieren en de in vitro simulatie hiervan; - ervaring in het verrichten van wetenschappelijk onderzoek in dit vakgebied, gestaafd met actieve deelname aan internationale wetenschappelijke bijeenkomsten en wetenschappelijke publicaties in internationale tijdschriften met een ruime verspreiding en beoordeeld door deskundigen (peer review); - interesse voor wetenschappelijke samenwerking op nationaal en internationaal niveau; - ervaring hebben en uitgesproken interesse vertonen voor academisch onderwijs en studentenbegeleiding in academische opleidingen binnen het vakgebied (o.a. begeleiding van masterproeven); - ervaring met studentenbegeleiding of onderzoek in internationale context (bv. begeleiding van masterproeven in het buitenland) strekt tot aanbeveling; - goede kennis van het Engels. Inhoud van de functie

Profiel van de kandidaat - diploma van master in de Bio-Ingenieurswetenschappen, master in de Diergeneeskunde of gelijkwaardig diploma (aan de diplomavoorwaarden moet voldaan zijn op datum van aanstelling); - kennis van het vakgebied terrestrische dierlijke productie;

- verrichten van wetenschappelijk onderzoek in het vermelde vakgebied; - medewerking verlenen aan het onderwijs binnen de vakgroep;

vaardigheden

- medewerking verlenen bij de verdere uitbouw van dit onderwijs en onderzoek gericht naar ontwikkelingslanden, voorbereiden en uitwerken van voorstellen en aanvragen van onderzoeks- en onderwijsprojecten in dit verband;

- getuigen van een uitgesproken interesse voor wetenschappelijk onderzoek, toegespitst

- medewerking verlenen aan de dienstverlening van de vakgroep en aan het onderhouden van nationale en internationale contacten in het vermelde vakgebied.

- bereid tot actieve medewerking aan het onderwijs, onderzoek en dienstverlening binnen de vakgroep; - over goede beschikken;

didactische

en

communicatieve

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD De kandidaturen, met curriculum vitae en een afschrift van het vereist diploma moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de Directie Personeel en organisatie van de Universiteit Gent, SintPietersnieuwstraat 25 – 9000 Gent, uiterlijk op 15 maart 2011. (80113)

14405

- actieve deelname aan internationale en nationale wetenschappelijke conferenties; - uitgesproken interesse in het opzetten en begeleiden van wetenschappelijk onderzoek; - uitgesproken interesse voor wetenschappelijke samenwerking op nationaal en internationaal niveau;

Bij de faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen is volgend mandaat te begeven : het betreft een tijdelijke aanstelling voor een termijn van één jaar BW51 een betrekking van deeltijds praktijkassistent (50 %) bij de het decanaat faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen (decaan : g.vanhuylenbroeckugent.be of tel. : 09-264 59 00) – salaris a 100 % : min. S 23 468,58 – max. S 39 716, 10 (thans uitbetaald à 151,57 %) Profiel van de kandidaat - diploma van bio-ingenieur of ander diploma in de toegepaste biologische wetenschappen; - kennis van en ervaring met ontwikkelingsproblematiek; - kennis van Nederlands en Engels; - kennis van andere talen en ervaring met Engelstalige opleidingen gericht op internationale studenten strekt tot aanbeveling; - kennis van de academische structuren van UGent is een pluspunt; - overige beroepsactiviteiten uitgeoefend hebben, die bijdragen tot de kwaliteit van het praktijkgebonden onderwijs; Inhoud van de functie - bijstand bij het praktijkgericht onderwijs, coördinatie en ondersteuning van gemeenschappelijke activiteiten van de door de faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen ingerichte Engelstalige Masterprogramma’s; - uitstippelen en uitvoeren van een gecoördineerd rekruterings- en promotiebeleid voor de Engelstalige opleidingen; - ondersteuning van het facultaire beleid inzake ontwikkelingssamenwerking. De kandidaturen, met curriculum vitae en een afschrift van het vereist diploma moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de Directie Personeel en organisatie van de Universiteit Gent, SintPietersnieuwstraat 25, 9000 Gent, uiterlijk op 15 maart 2011. (80114)

Bij de faculteit Bio-Ingenieurswetenschappen is volgend mandaat te begeven : het betreft een tijdelijke aanstelling voor een termijn van één jaar die éénmaal hernieuwbaar is BW12 een betrekking van voltijds doctor-assistent bij de vakgroep Bodembeheer (tel. : 09-264 60 53) – salaris a 100 % : min. S 29 069,73 – max. S 45 317,25 (thans uitbetaald à 151,57 %) Profiel van de kandidaat - diploma van doctor in de toegepaste biologische wetenschappen of van doctor in de wetenschappen en/of gelijkwaardig verklaard diploma (aan de diplomavoorwaarden moet voldaan zijn op datum van aanstelling); - hoogstaand wetenschappelijk onderzoek hebben verricht in het vakgebied van ruimtelijke bodeminformatietechnieken, gestaafd door publicaties in internationale wetenschappelijke tijdschriften die een ruime verspreiding kennen en die een beroep doen op deskundigen voor de beoordeling van de ingezonden manuscripten;

- over de nodige didactische, communicatieve en organisatorische vaardigheden beschikken om studentenbegeleiding in academische en/of voortgezette academische opleidingen te kunnen verzorgen; - ervaring met de toepassingen van proximale bodemsensoren voor bodeminventarisatie strekt tot aanbeveling. Inhoud van de functie - wetenschappelijk onderzoek in het vakgebied van ruimtelijke bodeminformatietechnieken; - minimum 70 % van de tijd dient aan wetenschappelijk onderzoek besteed te worden; - bijstand bij het onderwijs van de vakgroep; - medewerking aan de dienstverlening van de vakgroep en het onderhouden van nationale en internationale contacten; - actief meewerken aan het verwerven van nieuwe onderzoekskredieten. De kandidaturen, met curriculum vitae en een afschrift van het vereist diploma moeten per aangetekend schrijven ingediend worden bij de Directie Personeel en organisatie van de Universiteit Gent, SintPietersnieuwstraat 25, 9000 Gent, uiterlijk op 31 maart 2011. (80115)

Decreet van 8 mei 2009 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening Gemeente Berlare

Aankondiging openbare onderzoeken over : het ontwerp van gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Lokaal bedrijventerrein Overmere en bijhorend onteigeningsplan het ontwerp van gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Opheffing reservatiestrook Uitbergen. Op 23 februari 2011 heeft de gemeenteraad van Berlare besluit genomen waarin ze de gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP’s) « Opheffing reservatiestrook Uitbergen » en « Lokaal bedrijventerrein Overmere » met bijhorend onteigeningsplan voorlopig hebben vastgesteld. In uitvoering van het gemeenteraadsbesluit en overeenkomstig de Vlaamse Codex ruimtelijke ordening, in casu artikel 2.2.14 en 2.4.4., onderwerpt het college van burgemeester en schepenen de ontwerpen van de gemeentelijk RUP’s aan een openbaar onderzoek dat loopt van 1 maart 2011 tot en met 29 april 2011. Beide ruimtelijke uitvoeringsplannen en bijhorend onteigeningsplan liggen gedurende deze periode ter inzage van de bevolking, op de technische dienst van Berlare, tijdens de normale openingsuren. De dossiers kunnen ook geraadpleegd worden op de gemeentelijke website www.berlare.be Bezwaren of opmerkingen bij deze plannen worden bij aangetekend schrijven gericht aan de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke ordening (Gecoro), Dorp 22, 9290 Berlare, of kunnen tegen ontvangstbewijs worden afgegeven op het gemeentehuis, technische dienst, Dorp 22, 9290 Berlare, uiterlijk op 29 april 2011. (7273)

14406


Annonces − Aankondigingen SOCIETES − VENNOOTSCHAPPEN

Fidepark, naamloze vennootschap, Jan Van Rijswijcklaan 184, 2020 Antwerpen Ondernemingsnummer 0428.958.645

Jaarvergadering op 25 maart 2011, om 15 u. 30 m., op de zetel. Dagorde : Verslag raad van bestuur. Goedkeuring jaarrekening per 31 december 2010. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. (7091)

Amonis Bevek, naamloze vennootschap, Openbare bevek naar Belgisch recht met maatschappelijke zetel te B-1030 Brussel, De Jamblinne de Meuxplein 4 Ondernemingsnummer 0475.550.121 — RPR Brussel Oproeping tot de jaarlijkse algemene vergadering De aandeelhouders worden uitgenodigd deel te nemen aan de jaarlijkse algemene vergadering die gehouden zal worden op donderdag 17 maart 2011, om 13 uur, op de maatschappelijke zetel van de Vennootschap. De agenda van de vergadering is als volgt : 1. Kennisname en bespreking van het verslag van de raad van bestuur met betrekking tot de jaarrekening over het boekjaar afgesloten op 31 december 2010. 2. Kennisname en bespreking van het verslag van de commissarisrevisor met betrekking tot de jaarrekening over het boekjaar afgesloten op 31 december 2010. 3. Kennisname en goedkeuring van de jaarrekeningen van het boekjaar afgesloten op 31 december 2010. Voorstel van de raad van bestuur : De algemene vergadering neemt kennis van de jaarrekeningen van de verschillende compartimenten en Amonis, naamloze vennootschap, met betrekking tot het boekjaar dat eindigt op 31 december 2010 en keurt deze jaarrekeningen goed. 4. Bestemming van de resultaten Voorstel van de raad van bestuur : de algemene vergadering keurt het voorstel betreffende de toewijzing van de resultaten, zoals geformuleerd in het jaarverslag, goed.

7. Kennisname ontslag van de heer Hugo Lasat als effectieve leider van Amonis nv De raad van bestuur stelt voor dat de vergadering kennis neemt van het ontslag per 13/01/2011 van de heer Hugo Lasat als effectieve leider van Amonis NV. De raad van bestuur heeft beslist, om de heer Hugo Lasat als gedelegeerd bestuurder te herroepen en stelt vervolgens voor dat de Algemene Vergadering het mandaat van de heer Lasat als bestuurder van de bevek zou herroepen. Ten slotte stelt de raad van Bestuur voor de nieuwe samenstelling van de raad van bestuur te bevestigen : de heer Tom Mergaerts, de heer Didier Neuberg, de heer Daniël Lousbergh, de heer Stefan Duchateau en de heer Eric Dekeuleneer. 8. Diversen De aandeelhouders worden erop gewezen dat, om te worden toegelaten tot de vergadering, zij uiterlijk 12 maart 2011 schriftelijk de raad van bestuur op de hoogte moeten gebracht hebben van hun intentie, om de algemene vergadering bij te wonen en van het aantal aandelen waarvoor ze van plan zijn aan de stemming deel te nemen. (7092)

Amonis Sicav, société anonyme, sicav Publique de droit belge avec siège social à B-1030 Bruxelles, place de Jamblinne de Meux 4 Numéro d’entreprise 0475.550.121 — RPM Bruxelles Convocation à l’assemblée générale ordinaire Le Conseil d’Administration a l’honneur d’inviter les actionnaires à l’assemblée générale ordinaire qui se tiendra au siège social de la Société le jeudi 17 mars 2011, à 13 heures, et qui aura l’ordre du jour suivant : 1. Communication et discussion du rapport annuel du Conseil d’Administration sur les comptes annuels arrêtés au 31 décembre 2010. 2. Communication et discussion du rapport du réviseur d’entreprises sur les comptes annuels arrêtés au 31 décembre 2010 3. Communication et approbation des comptes annuels arrêtés au 31 décembre 2010. Proposition du conseil d’administration : L’assemblée générale prend connaissance des comptes annuels des différents compartiments et Amonis SA, arrêtés au 31 décembre 2010 et approuve ces comptes. 4. Affectation des résultats. Proposition du conseil d’administration : l’assemblée générale approuve l’affectation des résultats proposée dans le rapport annuel du conseil d’administration. 5. décharge au réviseur d’entreprises par compartiment de l’exercice de son mandat jusqu’au 31 décembre 2010. Proposition de résolution : l’assemblée donne décharge au réviseur d’entreprises par compartiment pour l’exercice de son mandat au cours de l’exercice social clôturé le 31 décembre 2010. 6. décharge aux administrateurs par compartiment de l’exercice de leur mandat jusqu’au 31 décembre 2010.

5. Kwijting aan de commissaris per compartiment voor de uitoefening van zijn mandaat tijdens het boekjaar afgesloten op 31 december 2010.

Proposition du conseil d’administration : l’assemblée donne décharge aux administrateurs par compartiment pour l’exercice de leur mandat au cours de l’exercice social clôturé le 31 décembre 2010 et approuve le paiement des rémunérations pour l’exercice social clôturé le 31 décembre 2010 aux administrateurs et au commissaire.

Voorstel van de raad van bestuur : de vergadering verleent kwijting aan de commissaris-revisor per compartiment voor de uitoefening van zijn mandaat tijdens het boekjaar afgesloten op 31 december 2010.

7. Communication licenciement M. Hugo Lasat en tant que dirigeant effectif d’Amonis S.A.

6. Kwijting aan de bestuurders per compartiment voor de uitoefening van hun mandaat tijdens het boekjaar afgesloten op 31 december 2010. Voorstel van de raad van bestuur : de vergadering verleent kwijting aan de bestuurders per compartiment voor de uitoefening van hun mandaat tijdens het boekjaar afgesloten op 31 december 2010 en keurt de uitbetaling van de bezoldigingen voor het boekjaar afgesloten op 31 december 2010 aan de bestuurders en de commissaris goed.

Le conseil d’administration propose que l’assemblée prenne connaissance du licenciement, au 13/01/2011, de M. Hugo Lasat en tant que dirigeant effectif d’Amonis S.A. Le conseil d’administration a décidé de révoquer M. Hugo Lasat en tant qu’administrateur délégué et propose donc que l’assemblée révoque le mandat de M. Hugo Lasat en tant qu’administrateur de la sicav. Enfin, le conseil d’administration propose de confirmer la nouvelle composition du conseil d’administration : M. Tom Mergaerts, M. Didier Neuberg, M. Daniël Lousbergh, M. Stefan Duchateau et M. Eric Dekeuleneer.

14407

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD 8. Divers Les propriétaires d’actions nominatives sont tenus d’informer le Conseil d’Administration de leur intention de participer à l’Assemblée Générale et du nombre d’actions pour lequel ils ont l’intention de participer au vote, par écrit le 12 mars 2011 au plus tard. (7092)

ATLAS, société anonyme, Sicav de droit belge, OPCVM rue Guimard 18, 1040 Bruxelles Numéro d’entreprise 0466.953.347 — RPM Bruxelles

Le rapport annuel, le prospectus, le prospectus simplifié ainsi que les statuts sont disponibles gratuitement auprès de la Banque Degroof S.A., rue de l’Industrie 44, à 1040 Bruxelles. Le Conseil d’Administration. (7093)

DEXIA FULLINVEST, Sicav de droit belge - Catégorie OPCVM Siège Social : boulevard Pachéco 44, 1000 Bruxelles Numéro d’entreprise : 0445.784.878

Avis de convocation à l’assemblée générale ordinaire Les actionnaires sont invités à assister à l’assemblée générale ordinaire de Atlas SA, sicav publique de droit belge, qui se tiendra le vendredi 18 mars 2011, à 11 heures, au siège social, rue Guimard 18, à 1040 Bruxelles, pour délibérer et voter sur l’ordre du jour suivant : 1. Lecture du rapport du Conseil d’Administration sur l’exercice clôturé au 31 décembre 2010. 2. Lecture du rapport du Commissaire sur l’exercice clôturé au 31 décembre 2010. 3. Approbation des comptes annuels de l’exercice clôturé au 31 décembre 2010. Proposition du Conseil d’Administration : L’assemblée approuve, globalement et par compartiment, les comptes annuels de l’exercice clôturé au 31 décembre 2010. 4. Affectation des résultats. Proposition du Conseil d’Administration : l’assemblée approuve, par compartiment, la proposition du Conseil d’Administration de l’affectation des résultats pour l’exercice clôturé au 31 décembre 2010. 5. Décharge aux administrateurs et au commissaire pour l’exercice clôturé au 31 décembre 2010. Proposition du Conseil d’Administration : l’assemblée donne décharge, globalement et par compartiment, aux administrateurs et au commissaire pour l’exercice clôturé au 31 décembre 2010. 6. Nomination des administrateurs. Proposition du Conseil d’Administration : L’assemblée décide de renouveler le mandat de MM. Eric Nols, Vincent Planche et Benoît Dehem en tant qu’administrateurs. Leur mandat n’est pas rémunéré et prendra fin à l’Assemblée générale ordinaire de 2017. L’Assemblée décide de ne pas renouveler le mandat de M. Michel Demoulin en tant qu’administrateur. Les résolutions à l’ordre du jour de l’Assemblée seront adoptées si elles sont votées par la majorité des actionnaires présents ou représentés. Chaque action dispose d’un droit de vote proportionnel à la partie du capital qu’elle représente, en comptant pour une voix l’action représentant la quotité la plus faible et en ne tenant pas compte des fractions de voix. Les actionnaires sont informés que pour être admis à l’Assemblée, ils doivent déposer leurs actions au porteur au plus tard cinq jours ouvrables avant la date de l’Assemblée au siège social de la société ou auprès de la Banque Degroof S.A., rue de l’Industrie 44, à 1040 Bruxelles. Les propriétaires d’actions dématérialisées doivent, dans le même délai, déposer au siège social de la Société ou au guichet de l’institution susmentionnée, une attestation établie par un teneur de comptes agréé ou par le teneur de comptes agréé centralisateur (Banque Degroof S.A.) constatant l’indisponibilité desdites actions jusqu’à la date de l’assemblée. Les propriétaires d’actions nominatives doivent, dans le même délai, informer par un écrit le conseil d’administration (C/O Banque Degroof Luxembourg, succursale de Bruxelles, rue Guimard 19, 5e étage, 1040 Bruxelles) de leur intention d’assister à l’assemblée et indiquer le nombre de titres pour lesquels ils entendent prendre part au vote.

Avis de convocation à l’assemblée générale ordinaire L’assemblée générale ordinaire de DEXIA FULLINVEST se tiendra le jeudi 17 mars 2011, à 14 heures, en l’immeuble Dexia Tower, place Rogier 11, 1210 Bruxelles, pour délibérer sur l’ordre du jour suivant : 1. Lecture du rapport du conseil d’administration sur l’exercice clôturé au 31 décembre 2010. 2. Lecture du rapport du commissaire sur l’exercice clôturé au 31 décembre 2010. 3. Approbation des comptes annuels. Proposition de décision : “L’assemblée approuve, globalement et par compartiment, les comptes annuels de l’exercice clôturé au 31 décembre 2010.” 4. Affectation des résultats. Proposition de décision : “L’assemblée approuve, par compartiment, la proposition du conseil d’administration de la répartition du résultat pour l’exercice clôturé au 31 décembre 2010.” 5. Décharge aux administrateurs et au commissaire. Proposition de décision : “L’assemblée donne décharge, globalement et par compartiment, aux administrateurs et au commissaire pour l’exercice clôturé au 31 décembre 2010.” 6. Nominations Statutaires. Proposition de décision : “L’assemblée décide, sous réserve d’approbation de la CBFA : - de renouveler les mandats de Mme Myriam Vanneste, de Messieurs Jan Vergote, Johan Wuytack, Marc Vermeiren, de la société anonyme Dexia Asset Management Belgium, dont le représentant permanent est M. Wim Vermeir et de la société privée à responsabilité limitée Musenius, administrateur indépendant, dont le représentant permanent est M. Wim Moesen; - de ne pas renouveler le mandat de M. Frédéric Dujardin; - de nommer M. Willy Lauwers comme nouvel administrateur. Le mandat des administrateurs ainsi nommés sera exercé à titre gratuit, à l’exception de celui de l’administrateur indépendant, dont la rémunération annuelle est fixée à EUR 2.000. Leurs fonctions prendront fin à l’assemblée générale ordinaire de 2012.” Les actionnaires désireux de participer à l’assemblée sont priés de se conformer aux prescriptions statutaires. Le prospectus, le prospectus simplifié et les derniers rapports périodiques de Dexia Fullinvest sont disponibles gratuitement au siège social de la société ou dans les agences de l’institution assurant le service financier, à savoir Dexia Banque Belgique S.A., boulevard Pachéco 44 à 1000 Bruxelles. Le conseil d’administration. (7094)

14408


DEXIA FULLINVEST, Bevek naar Belgisch recht - Categorie ICBE Maatschappelijke zetel : Pachecolaan 44, 1000 Brussel Ondernemingsnummer : 0445.784.878 Oproepingsbericht voor de gewone algemene vergadering De gewone algemene vergadering van DEXIA FULLINVEST heeft plaats op donderdag 17 maart 2011 om 14 uur in het gebouw Dexia Tower, Rogierplein 11, 1210 Brussel, om te beraadslagen over de volgende agendapunten :

6. Statutaire benoemingen. Voorstel tot beslissing : “De vergadering beslist, onder voorbehoud van goedkeuring door de CBFA : - om de mandaten van Mevr. Myriam Vanneste, de heren Jan Vergote, Johan Wuytack, Marc Vermeiren, van de naamloze vennootschap Dexia Asset Management Belgium, vast vertegenwoordigd door de heer Wim Vermeir en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Musenius, onafhankekijke bestuurder, vast vertegenwoordigd door de heer Wim Moesen te hernieuwen;

1. Lezing van het verslag van de raad van bestuur voor het boekjaar afgesloten op 31 december 2010.

- om het mandaat van de heer Frédéric Dujardin niet te hernieuwen;

2. Lezing van het verslag van de commissaris voor het boekjaar afgesloten op 31 december 2010.

- om de heer Willy Lauwers te benoemen als nieuwe bestuurder.

3. Goedkeuring van de jaarrekeningen. Voorstel tot beslissing : “De vergadering keurt de globale jaarrekening alsook de jaarrekening van elk compartiment goed voor het boekjaar afgesloten op 31 december 2010.” 4. Toewijzing van de resultaten. Voorstel tot beslissing : “De vergadering aanvaardt het voorstel van de raad van bestuur betreffende de toewijzing van de resultaten van het boekjaar afgesloten op 31 december 2010 per compartiment.” 5. Kwijting te verlenen aan de bestuurders en de commissaris. Voorstel tot beslissing : “De vergadering beslist, globaal en per compartiment, kwijting te verlenen aan de bestuurders en aan de commissaris voor de uitoefening van hun mandaat tijdens het boekjaar afgesloten op 31 december 2010.”

Deze mandaten zullen ten kosteloze titel worden uitgeoefend behalve dat van de onafhankelijke bestuurder waarvan de jaarlijkse bezoldiging is vastgesteld op 2.000 EUR. Hun functies zullen een einde nemen op de gewone algemene vergadering van 2012.” De aandeelhouders die wensen deel te nemen aan de vergadering, worden verzocht de statutaire bepalingen na te leven. Het prospectus, het vereenvoudigd prospectus en de laatste periodieke verslagen van Dexia Fullinvest zijn gratis beschikbaar op de maatschappelijke zetel van de vennootschap of aan de loketten van de instelling die de financiële dienst verzekert, namelijk Dexia Bank België N.V., Pachecolaan 44, te 1000 Brussel. De raad van bestuur. (7094)

Petercam B Fund, société anonyme, sicav publique de droit belge à compartiments multiples répondant aux conditions prévues par la directive 85/611/CEE, place Sainte Gudule 19, 1000 Bruxelles RPM Bruxelles – T.V.A. BE 0444.265.542 Avis de convocation à l’assemblée générale ordinaire Le conseil d’administration a l’honneur d’inviter les actionnaires de la société anonyme PETERCAM B FUND, sicav publique de droit belge à compartiments multiples, répondant aux conditions prévues par la directive 85/611/CEE, à assister à l’assemblée générale ordinaire, qui se réunira le mercredi 16 mars 2011, à 11 heures, au siège social aux fins d’entendre les rapports annuels du conseil d’administration et du commissaire et de délibérer et statuer sur l’ordre du jour ci-dessous. 1. Approbation des comptes annuels arrêtés au 31 décembre 2010 Proposition du conseil d’administration : l’assemblée approuve, compartiment par compartiment, les comptes annuels arrêtés au 31 décembre 2010 présentant pour l’ensemble des compartiments un total au bilan de EUR 3.321.017.043,39 et un bénéfice de EUR 292.436.771,93. 2. Approbation de la distribution d’un dividende Proposition du conseil d’administration : l’assemblée approuve la distribution d’un dividende aux détenteurs d’actions de distribution pour l’exercice à concurrence des montants bruts suivants par action : Compartiment

Classe

Proposition dividende brut en EUR

PETERCAM BALANCED DYNAMIC GROWTH

A

1,00

PETERCAM BONDS EUR

A

1,60

PETERCAM BONDS EUR

E

2,00

PETERCAM BONDS EUR

K

1,60

PETERCAM EQUITIES AGRIVALUE

A

1,00

PETERCAM EQUITIES BELGIUM

A

1,20

PETERCAM EQUITIES ENERGY & RESOURCES

A

0,80

PETERCAM EQUITIES EUROLAND

A

2,00


R

9,20


S

9,00

PETERCAM EQUITIES EUROPE

A

1,40


R

9,20

PETERCAM EQUITIES EUROPEAN CONVERGENCE

A

1,60

PETERCAM EQUITIES EUROPEAN SMALL & MIDCAPS

A

1,40

14409

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Compartiment

Classe

Proposition dividende brut en EUR


E

1,40

PETERCAM EQUITIES EUROPE DIVIDEND

A

3,40


R

7,20

PETERCAM EQUITIES EUROPE RECOVERY

A

1,20

PETERCAM EQUITIES EUROPE SUSTAINABLE

A

3,00


E

3,00

PETERCAM EQUITIES NORTH AMERICA

A

0,80

PETERCAM EQUITIES WORLD 3F

A

1,60


E

1,60

PETERCAM LIQUIDITY EUR

A

4,80

PETERCAM SECURITIES REAL ESTATE EUROPE

A

5,20


E

5,60

3. Affectation du résultat. Proposition du conseil d’administration : l’assemblée approuve le report du résultat, tenant compte de la décision sur le point 2. 4. Décharge aux administrateurs et commissaire Proposition du conseil d’administration : l’assemblée approuve la décharge aux administrateurs et au commissaire pour l’exercice de leur mandat jusqu’au 31 décembre 2010. 5. Approbation des émoluments des administrateurs et du commissaire. Proposition du conseil d’administration : l’assemblée approuve les émoluments attribués par provisions aux administrateurs à raison de EUR 5.000/administrateur non lié au groupe Petercam et au commissaire à raison d’un montant de EUR 2.860 hors T.V.A. par compartiment. 6. Ratification de la nomination d’un administrateur. Proposition du conseil d’administration : l’assemblée générale ratifie la nomination par le Conseil d’Administration du 30 avril 2010 de M. Yvon Lauret comme administrateur de la sicav jusqu’à l’assemblée de 2012 en remplacement de Mme Sylvie Huret. 7. Nomination d’un administrateur supplémentaire. Proposition du conseil d’administration : l’assemblée générale nomme M. Hugo Lasat comme administrateur de la sicav jusqu’à l’assemblée de 2012 sous réserve de l’approbation de la CBFA. Le conseil d’administration informe les actionnaires qu’en cas de vote positif sur le point 2 de l’ordre du jour, les intermédiaires financiers prélèveront, le cas échéant, un précompte de 15 % sur le montant brut du dividende payé. Les actionnaires désireux d’assister à l’assemblée ou de s’y faire représenter sont invités à déposer leurs titres au porteur ou pour les titres dématérialisés, l’attestation établie par le teneur de comptes agréé, auprès de la société de bourse PETERCAM SA à 1000 Bruxelles, place SainteGudule 19 qui assure le service financier ou auprès d’une agence de la Banque de Luxembourg, Société anonyme, qui assure le service financier au Luxembourg, au plus tard le jeudi 10 mars 2011. Le prospectus, le prospectus simplifié et le dernier rapport périodique de la sicav PETERCAM B FUND sont disponibles gratuitement aux adresses ci-dessus mentionnées. Le conseil d’administration. (7095)

Petercam B Fund, naamloze vennootschap, Openbare bevek naar Belgisch recht met meerdere compartimenten, die beantwoordt aan de voorwaarden van de richtlijn 85/611/EEG, Sint-Goedeleplein 19, 1000 Brussel RPR Brussel – Btw BE 0444.265.542

Oproepingsbericht voor de gewone algemene vergadering De raad van bestuur heeft de eer de aandeelhouders van de naamloze vennootschap PETERCAM B FUND, openbare bevek naar Belgisch recht met meerdere compartimenten, die beantwoordt aan de voorwaarden van de richtlijn 85/611/EEG, uit te nodigen op de gewone algemene vergadering, die doorgaat op woensdag 16 maart 2011, om 11 uur, op de maatschappelijke zetel om de jaarverslagen van de raad van bestuur en van de commissaris te aanhoren en om over volgende dagorde te beraadslagen en te beslissen. De voorstellen van besluit zijn opgemaakt onder de opschortende voorwaarde van de goedkeuring van de Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen : 1. Goedkeuring van de jaarrekening op 31 december 2010 Voorstel van de raad van bestuur : De vergadering keurt, compartiment per compartiment, de jaarrekening op 31 december 2010 goed die voor alle compartimenten samen een balanstotaal van EUR 3.321.017.043,39 en een winst van EUR 292.436.771,93 vertoont. 2. Goedkeuring van de distributie van een dividend

14410


Voorstel van de raad van bestuur : de vergadering keurt de distributie van een dividend aan de houders van distributie-aandelen goed voor het boekjaar ten belope van volgende bruto bedragen per aandeel : Klasse

Voorstelling bruto bedrag in EUR

PETERCAM BALANCED DYNAMIC GROWTH

Compartiment

A

1,00

PETERCAM BONDS EUR

A

1,60

PETERCAM BONDS EUR

E

2,00

PETERCAM BONDS EUR

K

1,60

PETERCAM EQUITIES AGRIVALUE

A

1,00

PETERCAM EQUITIES BELGIUM

A

1,20

PETERCAM EQUITIES ENERGY & RESOURCES

A

0,80


A

2,00


R

9,20


S

9,00


A

1,40


R

9,20

PETERCAM EQUITIES EUROPEAN CONVERGENCE

A

1,60


A

1,40


E

1,40


A

3,40


R

7,20

PETERCAM EQUITIES EUROPE RECOVERY

A

1,20


A

3,00


E

3,00

PETERCAM EQUITIES NORTH AMERICA

A

0,80


A

1,60


E

1,60

PETERCAM LIQUIDITY EUR

A

4,80


A

5,20


E

5,60

3. Resultaatverwerking : Voorstel van de raad van bestuur : de vergadering keurt de overdracht van de resultaten goed, rekening houdend met de beslissing betreffende punt 2. 4. Kwijting aan de bestuurders en commissaris Voorstel van de raad van bestuur : de vergadering verleent kwijting aan de bestuurders en aan de commissaris voor de uitoefening van hun mandaat tot 31 december 2010. 5. Goedkeuring van de bezoldigingen van de bestuurders en van de commissaris. Voorstel van de raad van bestuur : de vergadering keurt de bezoldigingen goed die als voorschot werden toegekend aan de bestuurders voor een bedrag van EUR 5.000 per bestuurder die niet met de Petercam groep is verbonden en aan de commissaris voor een bedrag van EUR 2.860 excl. btw per compartiment. 6. Bekrachtiging van de benoeming van een bestuurder : Voorstel van de raad van bestuur : de algemene vergadering bekrachtigt de benoeming door de raad van bestuur van 30 april 2010 van de heer Yvon Lauret als bestuurder van de bevek tot aan de gewone algemene vergadering van 2012 ter vervanging van Mevr. Sylvie Huret. 7. Benoeming van een bijkomende bestuurder : Voorstel van de raad van bestuur : de algemene vergadering benoemt de heer Hugo Lasat tot bestuurder van de bevek tot aan de gewone algemene vergadering van 2012 onder voorbehoud van goedkeuring door het CBFA. De raad van bestuur laat de aandeelhouders weten dat in geval van een positieve stemming over punt 2 van de dagorde, de financiële tussenpersonen, indien van toepassing, een bedrag van 15 % op het bruto bedrag van het betaalde dividend zullen weerhouden als voorheffing. De aandeelhouders die wensen de vergadering bij te wonen of zich te laten vertegenwoordigen, worden verzocht hun aandelen aan toonder of voor de gedematerialiseerde aandelen, een attest opgesteld door de erkende rekeninghouder, ten laatste op donderdag 10 maart 2011 te deponeren bij de beursvennootschap PETERCAM NV, te 1000 Brussel, Sint-Goedeleplein 19, die de financiële dienst verzorgt of in een bijkantoor van de BANQUE DE LUXEMBOURG, naamloze vennootschap, die de financiële dienst in Luxemburg verzorgt. Het prospectus, het vereenvoudigd prospectus en het laatste periodieke rapport van de bevek PETERCAM B FUND zijn gratis ter beschikking op de hierboven vermelde adressen. De raad van bestuur. (7095)

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD (Dit bericht vervangt datgene verschenen in het Belgisch Staatsblad van 10 februari 2011, tweede editie, bl. 10595, akte nr. 4361)

Immo Bruyere, société anonyme, Marais Fraineaux 8, 7910 ARC-AINIERES

Pikama, naamloze vennootschap, Gentseweg 461, 8793 Sint-Eloois-Vijve

Numéro d’entreprise 0451.678.619

14411

Ondernemingsnummer 0449.041.011 — RPR Kortrijk Jaarvergadering op 5 maart 2011, om 11 uur, op de zetel. Dagorde : 1. Verslag raad van bestuur. 2. Goedkeuring jaarrekening per 30 september 2010. 3. Bestemming resultaat. 4. Kwijting bestuurders. 5. Zetelverplaatsing. 6. Diversen. (7272)

Assemblée ordinaire au siège social le 21/3/2011, à 18 heures. Ordre du jour : Rapport du C.A.. Approbation comptes annuels. Affectation résultats. Décharge administrateurs. Divers. (AOPC-1-10-05712/01.03)

(7279)

IMMOBILIERE DE RENAL, société anonyme, Château de Renal, 4590 OUFFET ACREFIMO, naamloze vennootschap, Dudenhoflaan 274, 8620 NIEUWPOORT

Numéro d’entreprise 0418.168.582

Ondernemingsnummer 0424.875.341 Jaarvergadering in de zetel van de vennootschap op 19 maart 2011, om 9 uur. Agenda : Jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening per 31 december 2010. Aanwending resultaat. Statutaire kwijting. Diversen. Zich schikken naar de statutaire bepalingen. (AOPC11101227/01.03) (7274)

DENDRIMO, naamloze vennootschap, Piers De Raveschootlaan 58, 8300 KNOKKE-HEIST

Assemblée générale ordinaire au siège social le 12/3/2011, à 10 heures. Ordre du jour : Rapport du C.A. Approbation des comptes annuels. Affectation résultats. Décharge administrateurs. Divers. (AOPC-1-11-01233/01.03)

(7280)

Immobilière Hayoit, société anonyme, rue Jules Destrée 122, 7390 QUAREGNON Numéro d’entreprise 0459.318.853

Ondernemingsnummer 0412.653.935 Algemene vergadering ter zetel op 21/3/2011, om 15 uur. Agenda : Jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. (AOPC-1-11-00704/01.03) (7275)

DIENST MIDDENSTANDSKREDIET, commanditaire vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, Koning Leopold I-straat 18, 3de verdiep, 8500 KORTRIJK

Assemblée ordinaire au siège social le 21/3/2011, à 13 heures. Ordre du jour : Rapport du C.A.. Approbation comptes annuels. Affectation résultats. Décharge administrateurs. Divers. (AOPC-1-10-05668/01.03)

(7281)

INDUSTRIEHUIS, naamloze vennootschap, Steenweg op Ellezelles 408, 9600 RONSE Ondernemingsnummer 0400.224.770

Ondernemingsnummer 0405.242.442 Uitnodiging tot de jaarvergadering op de zetel van de vennootschap op 21/3/2011, om 11 uur. Agenda : Lezing van het jaarverslag. Bespreking en goedkeuring van de jaarrekening afgsloten per 31/12/2010. Kwijting. Ontslag en benoeming. Divers. De raad van bestuur. (AOPC-1-11-01162/01.03) (7276)

Jaarvergadering op de maatschappelijke zetel op 21 maart 2011, om 11 uur. Dagorde : 1. Lezing van de jaarrekening op 31/12/2010. 2. Goedkeuring van deze jaarrekening. 3. Aanwending van het resultaat. 4. Kwijting aan bestuurders. 5. Allerlei. (AOPC-1-11-01099/01.03)

(7282)

JOWIL, naamloze vennootschap, Bampsstraat 61, 3540 HERK-DE-STAD FLODER, naamloze vennootschap, Kruisstraat 45, 1050 BRUSSEL

Ondernemingsnummer 0462.113.740

Ondernemingsnummer 0450.460.674 Algemene vergadering ter zetel op 21/3/2011, om 18 uur. Agenda : Jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. (Her)benoemingen. Divers. (AOPC-1-10-05826/01.03) (7277) HOSTELLERIE DU PRIEURE DE CONQUES, société anonyme, rue de Conques 2, 6820 FLORENVILLE Numéro d’entreprise 0404.358.455 Assemblée ordinaire au siège social le 21/3/2011, à 10 h 30 m. Ordre du jour : Rapport du C.A.. Approbation comptes annuels. Affectation résultats. Décharge administrateurs. Divers. (AOPC-1-11-01027/01.03) (7278)

Algemene vergadering ter maatschappelijke zetel op 19/3/2011, om 19 uur. Agenda : Bespreking en goedkeuring van de jaarrekening per 30/9/2010. Kwijting aan de bestuurders. (AOPC-1-11-01231/01.03)

(7283)

LUNA, naamloze vennootschap, Hoogbraak 1, 2222 WIEKEVORST Ondernemingsnummer 0443.043.738

Algemene vergadering ter zetel op 21/3/2011, om 19 uur. Agenda : Jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening per 30/9/2010. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. (Her)Benoemingen. Divers. (AOPC-1-10-05647/01.03)

(7284)

14412

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Ordre du jour :

METAGRA, naamloze vennootschap, Industriepark Drongen 11, 9031 DRONGEN

1. Rapport de gestion sur les comptes annuels arrêtés au 31 décembre 2010.

Ondernemingsnummer 0400.161.028 Bijzondere algemene vergadering ter zetel op 17/3/2011, om 10 u. 30 m. Agenda : Verkoop industriële bedrijfstak. Divers. (AXPC-1-11-01253/01.03)

(7285)

2. Proposition d’approuver les comptes annuels arrêtés au 31 décembre 2010. 3. Proposition d’affectation des résultats de l’exercice 2010. 4. Décharge à donner aux administrateurs et commissaire en fonction pendant l’exercice 2010. 5. Nomination statutaire.

R.B.M. SERVICES, naamloze vennootschap, Egide Walschaertstraat 2A, 2800 MECHELEN

Pour assister à l’assemblée, les actionnaires sont priés de déposer leurs actions ou récépissés d’actions au siège social, cinq jours francs avant la date fixée pour l’assemblée.

Ondernemingsnummer 0456.432.411

Le conseil d’administration. Algemene vergadering ter zetel op 21/3/2011, om 20 uur. Agenda : Jaarverslag. Goedkeuring jaarrekening per 30/9/2010. Bestemming resultaat. Kwijting bestuurders. (Her)Benoemingen. Divers. (AOPC-1-10-05645/01.03)

(7289)

(7286)

Société Agricole et Forestière de la Franche Terre de Fagnolle, société anonyme, rue des Combattants 128, 1310 LA HULPE Numéro d’entreprise 0444.576.833 Assemblée ordinaire au siège social le 21/3/2011, à 18 heures. Ordre du jour : Rapport du C.A.. Approbation comptes annuels. Affectation résultats. Décharge administrateurs. Divers. (AOPC-1-10-05771/01.03)

(7287)

″PLANETCONSTRUCT″, société anonyme, drève Gustave Fache numéro 1, 7700 Mouscron

Actes judiciaires et extraits de jugements Gerechtelijke akten en uittreksels uit vonnissen

Publication faite en exécution de l’article 488bis e, § 1er du Code civil Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 488bis e, § 1 van het Burgerlijk Wetboek

Numéro d’entreprise 0473.076.225 Désignation d’administrateur provisoire Aanstelling voorlopig bewindvoerder

Convocation Les actionnaires sont invités, à assister, à l’assemblée générale extraordinaire qui sera tenue le vendredi 18 mars 2011, à 9 heures, en l’étude des notaires associés Christophe Werbrouck-Sylvie Delcour, à 7711 Dottignies, boulevard des Alliés numéro 16/6, pour délibérer sur l’ordre du jour suivant : 1) Nomination administrateurs. 2) Rapport du conseil d’administration exposant la justification détaillée de la modification proposée, à l’objet social;, à ce rapport est joint un état résumant la situation active et passive de la société arrêté au 31 décembre 2010. 3) Approbation de l’état résumant la situation active et passive de la société arrêté au 31 décembre 2010. 4) Proposition de modifier et d’étendre l’objet social par les points suivants : Toutes les activités de la construction; La constitution d’un patrimoine immobilier, l’achat, la vente et la location d’immeubles; l’activité de promoteur immobilier, le tout plus amplement détaillés dans le rapport dont question sous point 2. 5) Suppression des titres au porteur. 6) Modification de la représentation externe de la société. 7) (Re)formulation des dispositions statutaires. 8) Pouvoirs, à conférer au conseil d’administration pour l’exécution des résolutions, à prendre sur les objets qui précèdent. Les actionnaires sont priés de se conformer aux statuts quant aux conditions d’admission, à l’assemblée. (AXPC-1-11-01198/01.03)

Justice de paix du premier canton d’Anderlecht

Par ordonnance du juge de paix du premier canton d’Anderlecht, en date du 17 février 2011, faisant suite à la requête du 20 janvier 2011, le nommé Petitbon, Nicolas, né à Uccle le 12 juillet 1961, domicilié à la clinique « Sainte-Anne », à 1070 Anderlecht, boulevard Jules Graindor 66, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant : Lefebvre-Bayot, Régine, avocat à 1050 Bruxelles, rue Paul-Emile Janson 11. Pour extrait De Waegeneer.

certifié

conforme :

le

greffier,

(signé)

Hugo (62435)

Justice de paix du canton de Binche

(7288)

La Velorie, société anonyme, rue du Coucou 37, 7640 Antoing Numéro d’entreprise 0402.520.207 MM. les actionnaires sont priés d’assister à l’assemblée générale ordinaire qui se tiendra le samedi 19 mars 2011, à 11 heures, au siège social de la société.

Par ordonnance de Mme le juge de paix du canton de Binche, en date du 15 février 2011, Mouchart, Bernard, domicilié à 6560 Solre-surSambre, rue de la Gare 22, a été désigné en qualité d’administrateur provisoire de Cauwel, Françoise Marie Simone Roberte, née à Erquelinnes le 8 novembre 1938, résidant à 7133 Buvrinnes, résidence « Les Récollets », route de Merbes 333, cette personne étant incapable de gérer ses biens. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Maryline George. (62436)

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Justice de paix du deuxième canton de Charleroi

14413

Justice de paix du canton de Dour-Colfontaine, siège de Dour

Par ordonnance de M. le juge de paix du deuxième canton de Charleroi rendue le 17 février 2011, le nommé Delferriere, Pascal, né à Nivelles le 10 mars 1965, domicilié à 6061 Montignies-sur-Sambre, rue Coleau 25, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Wart, Hélène, avocat à 6000 Charleroi, boulevard Devreux 28. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Muriel Pestiaux. (62437)

Suite à la requête déposée le 24 septembre 2010, par ordonnance du juge de paix du canton de Dour-Colfontaine, siège de Dour, rendue le 10 février 2011, Mme Georgette Methens, née à Congolo le 6 janvier 1923, domiciliée à 7370 Dour, rue Emile Estiévenart 28, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Naomi Sabu-Baudi, avocate, dont le cabinet est sis à 7000 Mons, avenue d’Hyon 49R3. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Charensol-Galland, Wendy. (62442)

Justice de paix du cinquième canton de Charleroi

Par ordonnance du juge de paix du cinquième canton de Charleroi, en date du 14 février 2011, la nommée Mme Camille Jeanne Pauline Léonie Ghislaine Remy, veuve de Lucas, Marcel, née à Jumet le 26 septembre 1927, domiciliée à 6040 Jumet, rue Puissant 127, résidant à 6030 Marchienne-au-Pont, rue de l’Hôpital 9, résidence « Hustin », a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : M. Arcq, Fernand, domicilié à 6040 Jumet, rue V. Lucq 41. Requête déposée le 5 janvier 2011. Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) Alain Sacre. (62438)

Justice de paix du canton d’Enghien-Lens, siège de Lens

Par ordonnance du juge de paix du canton d’Enghien-Lens, siège de Lens, rendue le 15 février 2011, Mme Marie-Louise Justine Keiser, née à Boussu le 29 mars 1917, domiciliée et résidant au foyer « SainteElisabeth », à 7330 Saint-Ghislain, rue d’Ath 33, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Luc Van Kerckhoven, avocat, dont le cabinet est sis à 7000 Mons, rue des Marcottes 30. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Marcel Delavallée. (62443)

Justice de paix du canton de Châtelet

Suite à la requête déposée le 5 janvier 2011, par ordonnance du juge de paix du canton de Châtelet rendue le 10 février 2011, Mme Jeanne Szymczak, née à Raismes (France) le 5 juin 1933, domiciliée à 6200 Châtelet, home « Notre-Dame de Bonne Espérance », place Jean Guyot 45, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Delphine Bourtembourg, avocat, dont le cabinet est sis à 6200 Châtelet, rue du Rempart 11. Pour extrait conforme : Vanden Brande.

le

greffier

en

chef,

(signé)

Alain

Suite à la requête déposée le 16 décembre 2010, par ordonnance du juge de paix du canton d’Enghien-Lens, siège de Lens, rendue le 15 février 2011, M. Filippo Zimbili, né le 14 mai 1950, domicilié à 7330 Saint-Ghislain, place des Combattants 19/21, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Olivia Decoene, avocat, dont le cabinet est sis à 7330 Saint-Ghislain, rue Grande 18/1. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Marcel Delavallée. (62444)

(62439)

Suite à la requête déposée le 5 janvier 2011, par ordonnance du juge de paix du canton de Châtelet rendue le 10 février 2011, M. Edouard Delhaye, né à Châtelineau le 10 juillet 1924, domicilié à 6200 Châtelet, home « Notre-Dame de Bonne Espérance », place Jean Guyot 45, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Delphine Bourtembourg, avocat, dont le cabinet est sis à 6200 Châtelet, rue du Rempart 11. Pour extrait conforme : Vanden Brande.

le

greffier

en

chef,

(signé)

Alain

Suite à la requête déposée le 19 janvier 2011, par ordonnance du juge de paix du canton d’Enghien-Lens, siège de Lens, rendue le 15 février 2011, Mme Marie-Christine Grégoire, née à Baudour le 20 juin 1965, domiciliée à 7333 Saint-Ghislain, « Les Colombes », rue de Tournai 109, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Hélène Pepin, avocat, dont le cabinet est sis à 7330 Saint-Ghislain, rue du Port 42. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Marcel Delavallée. (62445)

(62440) Justice de paix du canton d’Hamoir Justice de paix du canton de Ciney-Rochefort, siège de Rochefort

Suite à la requête déposée le 27 janvier 2011, par ordonnance du juge de paix du canton de Ciney-Rochefort, siège de Ciney, rendue le 18 février 2011, Degeye, Georges Joseph Ghislain, né à Focant le 4 août 1941, résidant et domicilié à 5580 Rochefort, rue du Thiers 29, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de M. Xavier Molehant, domicilié à 5580 Rochefort, rue du Thiers 18. Le greffier, (signé) Céline Driesen. (62441)

Suite à la requête déposée le 1er février 2011, par ordonnance du juge de paix du canton d’Hamoir, rendue le 9 février 2011, Gatelier, Gisèle Marie Ghislaine, née le 1er juin 1927 à Flamierge, domiciliée à 4550 Nandrin (Villers-le-Temple), rue Quatre-Bras 6, résidant à 4550 Nandrin, route du Condroz 331, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Machiels, Pierre, avocat, dont les bureaux sont sis à 4500 Huy, rue des Croisiers 15. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Maryse Simon. (62446)

14414


Suite à la requête déposée le 9 février 2011, par ordonnance du juge de paix du canton d’Hamoir, rendue le 22 février 2011, Petit, Léa Marie Pauline, née le 12 juin 1923 à Durbuy, domiciliée à 4180 Hamoir (Comblain-Fairon), rue de l’Enclos 8, résidant à 4557 Tinlot (Seny), place du Baty 10, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Therer, Marilène Léa Victorine Ghislaine, employée, domiciliée à 4590 Warzée (Ouffet), Huy, rue du Baty 7. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Maryse Simon. (62447)

Suite à la requête déposée le 10 février 2011, par ordonnance du juge de paix du canton d’Hamoir, rendue le 22 février 2011, Demoulin, Elise Lucie Antoinette Ghislaine, née le 5 mai 1932 à Villers-le-Temple, domiciliée à 4550 Nandrin, rue les Communes 9, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Moreau, Marc, kinésithérapeute, domicilié à 4577 Modave, rue Saint-Jean Sart 32. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Maryse Simon. (62448)

Justice de paix du canton de Huy II-Hannut, siège de Hannut

Suite à la requête déposée le 17 janvier 2011, par ordonnance de M. Philippe Carton de Tournai, juge de paix du canton de Huy IIHannut, siège de Hannut, rendue le 10 février 2011, Mme Hortense Léonie Jeanne Ghislaine Daxhelet, née le 16 décembre 1929, domiciliée à 4280 Hannut (Merdorp), rue de la Chapelle 9, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Pierre Leclercq, administrateur provisoire, domicilié à 4280 Hannut, rue Paul Brien 7. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Rycken, Jeannine. (62449)

Suite à la requête déposée, le 2 février 2011, une ordonnance du juge de paix du deuxième canton de Liège, rendue le 16 février 2011, a déclaré Mme Simone Schouleur, née à Liège le 9 août 1919, résidence « Darchis », 4000 Liège, rue Darchis 33-35, incapable de gérer ses biens et cette personne a, en conséquence, été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me François Dembour, avocat, dont le cabinet est sis 4000 Liège, place de Bronckart 1. Liège, le 18 février 2011. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Martin, Christine. (62452)

Justice de paix du troisième canton de Liège

Suite à la requête déposée le 26 janvier 2011, par décision du juge de paix du troisième canton de Liège, rendue le 14 février 2011, Mme Mariette Vanmechelen, née à Montegnée le 28 décembre 1925, domiciliée à 4460 Grâce-Hollogne, rue des Coquelicots 2/2, résidant à 4000 Liège, rue de Hesbaye 75, clinique Saint-Joseph, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de M. Joseph Pirson, retraité, né le 5 septembre 1939, domicilié à 4460 Grâce-Hollogne, avenue Joseph Wauters 94. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Dumoulin, Pascal. (62453)

Justice de paix du canton de Malmedy-Spa-Stavelot, siège de Malmedy

Par ordonnance de M. le juge de paix du canton de Malmedy-SpaStavelot, siège de Malmedy, rendue le 17 février 2011, M. Christian René Gustave Ghislain Jacoby, né à Malmedy le 10 septembre 1970, domicilié place de Beaune 134, 4960 Malmedy, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de M. Philippe Jacoby, policier, domicilié rue de la Saint-Martin 17, 4960 Malmedy. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Planchard, Valérie. (62454)

Justice de paix du canton de Jodoigne-Perwez, siège de Jodoigne

Par ordonnance du juge de paix du canton de Jodoigne-Perwez, section de Jodoigne, rendue en date du 17 février 2011, la nommée Evrard, Adolphine, née à Nodebais le 16 décembre 1915, domiciliée à 1370 Jodoigne, rue Longue 217, résidant actuellement à la même adresse, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant : Defour, Anne, domiciliée à 1370 Jodoigne, avenue Fernand Charlot 5A. Jodoigne, le 21 février 2011. Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) V. Vandenplas. (62450)

Justice de paix du canton de Malmedy-Spa-Stavelot, siège de Spa

Par ordonnance de M. le juge de paix du canton de Malmedy-SpaStavelot, siège de Spa, rendue le 11 février 2011, M. David DierickxVisschers, né à Liège le 2 décembre 1992, domicilié à l’institut SaintMichel, rue Albin Body 55 à 4900 Spa, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de Me Thierry Jammaer, avocat, ayant son cabinet rue de Campine 293 à 4000 Liège. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Breuer, Ivan. (62455)

Justice de paix du deuxième canton de Liège Justice de paix du canton de Molenbeek-Saint-Jean Suite à la requête déposée le 18 janvier 2011, une ordonnance du juge de paix du deuxième canton de Liège, rendue le 16 février 2011, a déclaré M. Dante Naniforti, né à Campiano (Italie) le 23 décembre 1943, domicilié à 4000 Liège, place Saint Jacques 13, incapable de gérer ses biens et cette personne a, en conséquence, été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me Joël Chapelier, avocat, dont le cabinet est sis 4000 Liège, rue Félix Vandersnoeck 31. Liège, le 17 février 2011. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Martin, Christine. (62451)

Suite à la requête déposée le 19 janvier 2011, par ordonnance du juge de paix du canton de Molenbeek-Saint-Jean, rendue le 4 février 2011, Mme Hélène Hoebergs, née à Watermael-Boitsfort le 22 octobre 1955, domiciliée à 1080 Molenbeek-Saint-Jean, rue du Sonnet 2A, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire étant Me Six, Anne, avocat à 1080 Molenbeek-SaintJean, rue des Houilleurs 2. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Martine Rimaux. (62456)

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Justice de paix du canton de Saint-Hubert-Bouillon-Paliseul, siège de Paliseul

Suite à la requête déposée le 8 février 2011, par jugement du juge de paix du canton de Saint-Hubert-Bouillon-Paliseul, siège de Paliseul, rendu le 22 février 2011, M. Alexandre Philippe, né à Angera (Italie) le 19 mars 1983, domicilié à 5570 Beauraing, rue de la Genette 4, résidant à Vivalia La Clairière, rue des Ardoisières 10, 6880 Bertrix a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de M. Jean-François Philippe, domicilié à 5570 Beauraing, rue de la Genette 4.

14415

Justice de paix du canton d’Uccle

Par ordonnance du juge de paix du canton d’Uccle, en date du 16 février 2011, en suite de la requête déposée le 21 juin 2010, Mme Chaja Sara Piotrkowski, née à Haifa (Israël) le 10 décembre 1926, domiciliée à 1180 Uccle, avenue Château de Walzin 3/20, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant Me Verschueren, Jean-Marie, avocat, dont le cabinet est sis à 1050 Ixelles, avenue Louise 200/116. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Pascal Goies. (62462)

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Pernilla Warnman. (62457)

Justice de paix du canton de Saint-Josse-ten-Noode

Par ordonnance du juge de paix du canton de Saint-Josse-ten-Noode, en date du 10 février 2011, la nommée Lutte, Angèle, née le 22 septembre 1925, domiciliée à 1150 Woluwe-Saint-Pierre, avenue Baron d’Huart 49/2 et résidant à la clinique Saint-Jean, rue du Méridien 100 à 1210 Saint-Josse-ten-Noode, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, en la personne de Baudet, Jean Louis, domicilié à 6032 Mont-surMarchienne, rue Germaine Dewandre 7. Le greffier délégué, (signé) Damien Lardot. (62458)

Par ordonnance du juge de paix du canton de Saint-Josse-ten-Noode, en date du 17 février 2011, la nommée Serifi, Asma, née à Saint-Josseten-Noode le 18 avril 1970, domiciliée à 1210 Saint-Josse-ten-Noode, rue de l’Alliance, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, en la personne de Lefebvre, Régine, dont le cabinet est établi à 1050 Ixelles, rue P.E. Janson 11. Le greffier délégué, (signé) Damien Lardot. (62459)

Par ordonnance du juge de paix du canton de Saint-Josse-ten-Noode, en date du 3 février 2011, la nommée Van Hoye, Godelieve, née à Evere le 27 décembre 1951, domiciliée à 1140 Evere, avenue du Gibet 12/1, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, en la personne de Gaillard, Martine, dont le cabinet est établi à 1050 Ixelles, avenue Louise 391, bte 7. Le greffier délégué, (signé) Damien Lardot. (62460)

Par ordonnance du juge de paix du canton d’Uccle, en date du 11 février 2011, en suite de la requête déposée le 25 janvier 2011, Mme la vicomtesse Ghislaine de Jonghe, née à Boulogne-Billancourt (France) le 4 juin 1941, domiciliée à 1180 Uccle, square Coghen 71, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant M. Hendrickx Vandenbosch, Nicolas, domicilié à 1950 Kraainem, Esselveldstraat 28. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Pascal Goies. (62463)

Par ordonnance du juge de paix du canton d’Uccle, en date du 16 février 2011, en suite de la requête déposée le 17 janvier 2011, M. Michaël Kahn, né à Bruxelles le 10 décembre 1992, domicilié à 1180 Uccle, avenue du Maréchal 16, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire, étant Mme Hirsch, Michèle, avocate, domiciliée à 1180 Uccle, avenue du Maréchal 16. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Pascal Goies. (62464)

Justice de paix du canton de Vielsalm, La Roche-en-Ardenne et Houffalize, siège de Vielsalm

Suite à la requéte déposée le 17 janvier 2011, par ordonnance du juge de paix du canton de Vielsalm, La Roche-en-Ardenne et Houffalize, siège de Vielsalm, rendue le 14 février 2011, M. Thomas, Albert, né le 25 juin 1926, domicilié à 6673 Cherain (Gouvy), Cherain 27, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de : Mme Blaise, Ginette, domiciliée à 6673 Cherain (Gouvy), Cherain 27. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Jacquet, Gaëlle. (62465)

Justice de paix du canton de Thuin

Justice de paix du premier canton de Wavre

Suite à la requête déposée le 7 février 2011, par ordonnance du juge de paix du canton de Thuin, rendue le 11 février 2011, M. François Van Mellaert, né à Ham-sur-Heure le 30 mai 1929, domicilié à 6120 Hamsur-Heure, rue Claquedent 11, résidant à la résidence « MRS Quiétude », rue de Gozée 706, à 6110 Montigny-le-Tilleul, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de : Me Sandrine Lambert, avocat, dont le cabinet est sis à 6000 Charleroi, boulevard Mayence 21.

Suite à la requête déposée le 15 janvier 2011, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Wavre, rendue le 16 février 2011, Mme Marie Louise Gillyns, née à Saint-Gilles le 25 mars 1934, domiciliée à La Hulpe, rue de la Grotte 3, résidant à la Clinique du Bois de la Pierre, chaussée de Namur 201, à 1300 Wavre, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administateur provisoire en la personne de : Me Philippe Dandoy, avocat à 1348 Ottignies-Louvainla-Neuve, rue de Clairvaux 40/202.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Jean-François Mahieux. (62461)

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Leclef, Stéphane. (62466)

14416

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Justice de paix du second canton de Wavre

Suite à la requête déposée le 30 décembre 2010, par ordonnance du juge de paix du second canton de Wavre, rendue le 9 février 2011, Mme Cosse, Emilia, née le 4 janvier 1933 à Court-Saint-Etienne, domiciliée à 1490 Court-Saint-Etienne, rue François 17, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de : Me Baltus, Hélène, avocat à 1348 Ottignies-Louvain-la-Neuve, place du Plat Pays 11.

Bij vonnis van de plaatsvervangend vrederechter van het eerste kanton Antwerpen, verleend op 11 februari 2011, werd Pas, Agnes, geboren op 7 april 1953, wonende te 2050 Antwerpen, Gloriantlaan 64/14A, opgenomen in de instelling ZNA, P.Z. Stuivenberg, te 2060 Antwerpen, Lange Beeldekensstraat 267, niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Vanderzande, Karin, advocaat, kantoorhoudende te 2600 Antwerpen (Berchem), Elisabethlaan 1, bus 11. Antwerpen, 21 februari 2011. De griffier, (get.) Zys, Els. (62472)

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Véronique Muraille. (62467) Vredegerecht van het vierde kanton Antwerpen

Suite à la requête déposée le 30 décembre 2010, par ordonnance du juge de paix du second canton de Wavre, rendue le 9 février 2011, M. Moinil, Jacques, né le 1er décembre 1959 à Ottignies, domicilié à 1490 Court-Saint-Etienne, rue François 17, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne de : Me Baltus, Hélène, avocat à 1348 Ottignies-Louvain-laNeuve, place du Plat Pays 11.

Bij beschikking van de vrederechter van het vierde kanton Antwerpen, verleend op 16 februari 2011, werd Van Lievendael, Dimitry, geboren te Wijnegem op 20 oktober 1922, wonende te 2030 Antwerpen, Canadalaan 264, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : de heer Van Acker, Carlo, advocaat, met kantoor te 2600 Berchem (Antwerpen), Grote Steenweg 417.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Véronique Muraille. (62468)

Antwerpen, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Lucrèce Maton. (62473)

Suite à la requête déposée le 23 décembre 2010, par ordonnance du juge de paix du second canton de Wavre, rendue le 9 février 2011, Mme Dolimont, Clara, née le 31 janvier 1925 à Limal, Résidence de l’Orne, 1435 Mont-Saint-Guibert, rue des Tilleuls 44, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de : Me Baltus, Hélène, avocat à 1348 Ottignies-Louvain-la-Neuve, place du Plat Pays 11. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Lucette Jonet. (62469)

Vredegerecht van het vijfde kanton Antwerpen

Bij vonnis van de vrederechter van het vijfde kanton Antwerpen, verleend op 11 februari 2011, werd Mevr. Hiel, Emilia, geboren te Antwerpen op 2 december 1920, wonende te 2000 Antwerpen, Paardenmarkt 38, doch verblijvende in het VZW O.-L.-Vrouw Van Antwerpen, te 2000 Antwerpen, Pieter Van Hobokenstraat 3, niet in staat verklaard om zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder, haar zoon : de heer Steppe, Ludo, geboren te Antwerpen op 28 augustus 1957, wonende te 2050 Antwerpen, Tijl Uilenspiegellaan 84. Antwerpen, 22 februari 2011. De griffier, (get.) Christiaensen, Inez.

Vredegerecht van het tweede kanton Aalst

(62474) Bij vonnis van de vrederechter van het tweede kanton Aalst, verleend op 23 februari 2011, werd De Boeck, Marcella, geboren te 16 april 1931, verblijvende Bruulstraat 17, 9450 Haaltert, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Sonck, Gustaaf, wonende Pastoor Pennestraat 29a, 9290 Berlare. Voor eensluidend uittreksel : (get.) Myriam Haegeman, hoofdgriffier van het vredegerecht van het tweede kanton Aalst. (62470)

Vredegerecht van het eerste kanton Antwerpen

Vredegerecht van het negende kanton Antwerpen

Bij vonnis van de vrederechter van het negende kanton Antwerpen, verleend inzake A.R. 11A89, op 11 februari 2011, werd Menegalli, Patricia, geboren te Deurne op 11 maart 1974, wonende te 2060 Antwerpen, Schapenstraat 3, bus 6, niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. Bob Delbaere, advocaat, kantoorhoudende te 2600 Berchem (Antwerpen), Generaal Van Merlenstraat 3. Antwerpen, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Braun Heike. (62475)

Bij vonnis van de plaatsvervangend vrederechter van het eerste kanton Antwerpen, verleend op 11 februari 2011, werd De Bruin, Patrick, geboren te Berchem op 16 april 1971, wonende te 2060 Antwerpen, Boerhaavestraat 50, opgenomen in de instelling ZNA, P.Z. Stuivenberg, te 2060 Antwerpen, Lange Beeldekensstraat 267, niet in staat verklaard zelf zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Vanderzande, Karin, advocaat, kantoorhoudende te 2600 Antwerpen (Berchem), Elisabethlaan 1, bus 11. Antwerpen, 21 februari 2011. De griffier, (get.) Zys, Els. (62471)

Bij vonnis van de vrederechter van het negende kanton Antwerpen, verleend inzake A.R. 11A85, op 10 februari 2011, werd Lurson, Amelia Josephina Maria, geboren te Borgerhout op 12 maart 1915, wonende te 2140 Borgerhout, Hogeweg 17, bus 42, niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. Jef Meylemans, advocaat, kantoorhoudende te 2140 Borgerhout (Antwerpen), Kroonstraat 44. Antwerpen, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Braun Heike. (62476)

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bij vonnis van de plaatsvervangend vrederechter van het negende kanton Antwerpen, verleend inzake A.R. 11A109, op 17 februari 2011, werd Helsen, Margareta Josepha L., geboren te Lichtaart op 12 december 1930, verblijvende te R.V.T. Gitschotelhof, 2140 Borgerhout, Lodewijk van Berckenlaan 361, niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. Jef Meylemans, advocaat, kantoorhoudende te 2140 Borgerhout (Antwerpen), Kroonstraat 44. Antwerpen, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Chatar, Samira. (62477)

14417

Vredegerecht van het kanton Brasschaat

Bij beslissing van de vrederechter van het kanton Brasschaat, verleend op 15 februari 2011, werd Mevr. Ockeloen, Rebecca Marcella Margaretha, geboren te Spijkenisse op 25 juli 1992, wonende te 2930 Brasschaat, Miksebaan 264, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. Jan Lodewijk Mertens, advocaat, met kantoor te 2900 Schoten, Alice Nahonlei 74. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 24 januari 2011. Brasschaat, 21 februari 2011.

Vredegerecht van het kanton Beveren

Voor eensluidend uittreksel : de waarnemend hoofdgriffier, (get.) Beyens, Patrick. (62481)

Vonnis uitgesproken door de vrederechter van het kanton Beveren, d.d. 22 februari 2011, verklaren Verdoorent, Irena Elisabeth, geboren op 10 januari 1918 te Bazel, wonende te 9150 Bazel (Kruibeke), Annekensstraat 74, verblijvende in het Woon- en zorgcentrum Wissekerke, te 9150 Bazel (Kruibeke)l, Kruibekestraat 58A, niet in staat zelf haar goederen te beheren en voegt toe als voorlopige bewindvoerder : Van Poeck, Lieven Frans Gustaaf Antoor Isidoor, geboren op 23 mei 1956 te Kruibeke, ongehuwd, wonende te 9150 Kruibeke, Annekensstraat 74. Beveren, 22 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de waarnemend hoofdgriffier, (get.) Maurice Van Mulders. (62478)

Vredegerecht van het tweede kanton Brugge

Bij vonnis van 9 februari 2011, heeft de vrederechter van het tweede kanton Brugge, voor recht verklaard dat Hanssens, Alain, geboren te Namen op 19 maart 1954, wonende te 8420 De Haan, Pauwaertstraat 13, bus 102, doch thans verblijvende in het AZ Koningin Fabiola, te 8370 Blankenberge, Dr. F. Verhaeghestraat 1, niet in staat is zelf zijn goederen te beheren en werd over hem aangewezen als voorlopige bewindvoerder : Mr. Kristof De Baecke, advocaat, kantoorhoudende te 8200 Brugge, Wittemolenstraat 102. Brugge, 21 februari 2011.

Vonnis uitgesproken door de vrederechter van het kanton Beveren, d.d. 22 februari 2011, verklaren Van Poeck, Jozef Petrus Frans Maria, geboren op 21 december 1926 te Kruibeke, wonende te 9150 Kruibeke, Annekensstraat 74, verblijvende in het Woon- en Zorgcentrum Wissekerke, te 9150 Kruibeke (Bazel), Kruibekestraat 58/A, niet in staat zelf zijn goederen te beheren en voegt toe als voorlopige bewindvoerder : Van Poeck, Lieven Frans Gustaaf Antoor Isidoor, geboren op 23 mei 1956 te Kruibeke, ongehuwd, wonende te 9150 Kruibeke, Annekensstraat 74. Beveren, 22 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de waarnemend hoofdgriffier, (get.) Maurice Van Mulders. (62479)

De griffier, (get.) Erwin Verhaeghe. (62482)

Vredegerecht van het vierde kanton Brugge

Bij beschikking, d.d. 16 februari 2011, gewezen op verzoekschrift van 24 januari 2011, heeft de vrederechter over het vierde kanton Brugge voor recht verklaard dat Viaene, Denise, geboren te Koekelare op 23 februari 1922, wonende te 8200 Sint-Michiels (Brugge), Rijselstraat 32/0003, niet in staat is zelf haar goederen te beheren en heeft aangewezen als voorlopige bewindvoerder : Mr. Weyts, Hans, advocaat, te 8310 Brugge, Dampoortstraat 5. Brugge, 22 februari 2011.

Vredegerecht van het kanton Bilzen

De griffier, (get.) Impens, Nancy. (62483)

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Bilzen, uitgesproken op 17 februari 2011, werd Knops, Jan Marie Edmond Xavier, geboren te Peer op 24 augustus 1943, wonende te 2600 Genk, Langerloweg 83, en verblijvende in het Medisch Centrum Sint-Jozef, Abdijstraat 2, 3740 Bilzen, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder met volledige opdracht : Mr. Eycken, Marc, advocaat, met kantoor te 3740 Bilzen, Maastrichterstraat 32, bus 1. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 1 februari 2010. Bilzen, 18 februari 2011.

Vredegerecht van het vijfde kanton Brussel

Bij beschikking van de vrederechter van het nieuwe vijfde kanton Brussel, verleend op 4 februari 2011, werd De Boeck, Joanna Cornelia, geboren te Wemmel op 27 februari 1924, advocaat, wonende Residentie Romana, te 1020 Laken, Romeinsesteenweg 743-747, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder ad hoc : De Wulf, Baudouin, advocaat, wonende te 1620 Drogenbos, Kerkstraat 38. De afgevaardigd griffier, (get.) Ghislaine Lemmens.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Ria Merken. (62480)

(62484)

14418

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Friedensgericht des Kantons Eupen

Hasselt, 21 februari 2011.

Durch Beschluss des Friedensrichters des Kantons Eupen, vom 17. Februar 2011, wurde die hiernach identifizierte Person : Cormann, Herbert Mathias, geboren am 9. Juni 1929, jetziger Aufenthaltsort Limburger Strasse 218, 4710 Lontzen, für unfähig erklärt Ihre Güter su verwalten, und als Vermögensverwalter wurde bezeichnet : Fatzinger, Elvire, wohnort 4700 Eupen, Aachener Straße 67. Eupen, 17. Februar 2011. Für die Richtigkeit dieses Auszugs : der Chefgreffier, (gez.) Roger Brandt. (62485)

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Veronique Baeyens. (62489)

Bij vonnis van de vrederechter van het vredegerecht van het eerste kanton Hasselt, uitgesproken op 18 februari 2011, werd Vanseer, Miranda, met rijksregisternummer 74.09.09-108.75, geboren te Hasselt op 9 september 1974, wonende te 3500 Hasselt, Zwaluwlaan 43, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Vanseer, August, wonende te 3500 Hasselt, Zwaluwlaan 43. Hasselt, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Veronique Baeyens. (62490)

Vredegerecht van het eerste kanton Gent

Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Gent, verleend op 14 februari 2011, werd Van De Sande, Jeannine, geboren te Nanterre op 26 december 1932, wonende te 9090 Melle, Caritas Melle, Caritasstraat 66, verblijvende te 9000 Gent, UZ Gent, De Pintelaan 185, niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Hantson, Veonique, advocaat, met kantoor te 9090 Melle, Gemeenteplein 8. Gent, 17 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Ockers, Filip. (62486)

Bij vonnis van de vrederechter van het vredegerecht van het eerste kanton Hasselt, uitgesproken op 17 februari 2011, werd Joos, Eddy, met rijksregisternummer 54.01.09-403.80, geboren te Sint-Truiden op 9 januari 1954, wonende te 3500 Hasselt, Kroonwinningstraat 45, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Van Swygenhoven, Frederika, advocaat, te 3500 Hasselt, Van Dycklaan 15. Hasselt, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Veronique Baeyens. (62491)

Vredegerecht van het derde kanton Gent

Bij beschikking van de vrederechter van het derde kanton Gent, verleend op 11 februari 2011, werd De Bie, Sofie, geboren te Eeklo op 16 juli 1972, wonende te 9000 Gent, Opgeeïstenlaan 310, thans verblijvende P.C. Dr. Guislain, 9000 Gent, Fr. Ferrerlaan 88A, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Mr. Herssens, Marc, advocaat, te 9000 Gent, er kantoorhoudende te Recollettenlei 3. Gent, 17 februari 2011. De afgevaardigd griffier, (get.) C. Degraeve.

Bij vonnis van de vrederechter van het vredegerecht van het eerste kanton Hasselt, uitgesproken op 17 februari 2011, werd Roggen, Gilberte, met rijksregisternummer 30.07.01-266.92, geboren te Hasselt op 21 juli 1930, wonende te 3500 Hasselt, Runkstersteenweg 74, verblijvende Jessa Ziekenhuis, Campus Virga Jesse, te 3500 Hasselt, Stadsomvaart 11, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Michiels, Els, advocaat, wonende te 3500 Hasselt, Leopoldplein 25, bus 1. Hasselt, 21 februari 2011.

(62487)

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Veronique Baeyens. (62492)

Verbeterend bericht Vredegerecht van het kanton Halle Ingevolge een materiële vergissing verschenen in het Belgisch Staatsblad van 21 februari 2011, pagina 12552, onder het nummer 62035. Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Halle, verleend op 11 februari 2011. En niet. Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Halle, verleend op 1 februari 2011. Halle, 22 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Monique Vanderelst. (62488)

Vredegerecht van het eerste kanton Hasselt

Bij vonnis van de vrederechter van het vredegerecht van het eerste kanton Hasselt, uitgesproken op 18 februari 2011, werd Vanseer, Edwin, met rijksregisternummer 76.01.29-009.45, geboren te Hasselt op 29 januari 1976, wonende te 3500 Hasselt, Zwaluwlaan 43, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Vanseer, August, wonende te 3500 Hasselt, Zwaluwlaan 43.

Bij vonnis van de vrederechter van het vredegerecht van het eerste kanton Hasselt, uitgesproken op 18 februari 2011, werd Struys, Ilse, met rijksregisternummer 72.02.24-218.06, geboren te Tienen op 24 februari 1972, wonende te 3300 Tienen, Beauduinstraat 116, verblijvende Jessa Ziekenhuis, Campus Virga Jesse, te 3500 Hasselt, Stadsomvaart 11, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Struys, Ivan, wonende te 3320 Hoegaarden, Klein Overlaar 77. Hasselt, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Veronique Baeyens. (62493)

Bij vonnis van de vrederechter van het vredegerecht van het eerste kanton Hasselt, uitgesproken op 18 februari 2011, werd Vanseer, Dagmar, met rijksregisternummer 77.02.20-054.07, geboren te Hasselt op 20 februari 1977, wonende te 3500 Hasselt, Zwaluwlaan 43, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Vanseer, August, wonende te 3500 Hasselt, Zwaluwlaan 43. Hasselt, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Veronique Baeyens. (62494)

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bij vonnis van de vrederechter van het vredegerecht van het eerste kanton Hasselt, uitgesproken op 18 februari 2011, werd Vanseer, Christel, met rijksregisternummer 73.01.03-004.88, geboren te Hasselt op 3 januari 1973, wonende te 3500 Hasselt, Zwaluwlaan 43, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Vanseer, August, wonende te 3500 Hasselt, Zwaluwlaan 43. Hasselt, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Veronique Baeyens. (62495)

14419

Vredegerecht van het kanton Izegem

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Izegem, verleend op 16 februari 2011, werd Mevr. Georgette Deprez, geboren te Izegem op 4 februari 1923, wonende en verblijvende in het W.Z.C. ’t Pandje, Mentenhoekstraat 4, te 8870 Izegem, niet in staat verklaard zelf haar goederen te beheren en kreeg aangewezen als voorlopig bewindvoerder : Deprez, Elsje, geboren te Roeselare op 7 september 1951, wonende te 8501 Kortrijk (Heule), Waterhoek 22. Izegem, 16 februari 2011. De griffier, (get.) Freddy Duthoo.

Bij vonnis van de vrederechter van het vredegerecht van het eerste kanton Hasselt, uitgesproken op 17 februari 2011, werd Vandereyken, Alda, met rijksregisternummer 54.06.17-300.75, geboren te Hasselt op 17 juni 1954, wonende te 3500 Hasselt, Kroonwinningstraat 45, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Van Swygenhoven, Frederika, advocaat te 3500 Hasselt, Van Dycklaan 15. Hasselt, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Veronique Baeyens. (62496)

Vredegerecht van het kanton Houthalen-Helchteren

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton HouthalenHelchteren, verleend op 8 februari 2011, werd Lemmens, Francisca Maria, geboren te Heusden op 9 augustus 1926, wonende te 3550 Heusden-Zolder, Kapelstraat 42, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Vogels, Rita, huisvrouw, wonende te 3550 Heusden-Zolder, Koolmijnlaan 96, bus 21. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 18 januari 2010. Houthalen-Helchteren, 18 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Marleen Vrolix. (62497)

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton HouthalenHelchteren, verleend op 15 februari 2011, werd Jimenez-Miguel, Mariano, geboren te Toledo (Spanje) op 3 maart 1929, wonende te 3550 Heusden-Zolder, Populierenstraat 22, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Bynens, Kathleen, advocaat, wonende te 3582 Beringen, Pannehoefstraat 58A. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 26 januari 2011. Houthalen-Helchteren, 18 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Marleen Vrolix. (62498)

Vredegerecht van het kanton Ieper-1

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Ieper-1, verleend op 17 februari 2011, werd Mevr. Rosseneu, Christine, geboren te Brugge op 27 augustus 1931, wonende in het Woon- en Zorgcentrum Sint-Jozef, te 8900 Ieper, Meenseweg 33, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegewezen als voorlopige bewindvoerder : Mr. Bourry, Hannelore, kantoorhoudende te 8900 Ieper, Maarschalk Frenchlaan 8 (onze ref. 11A85).

(62500)

Vredegerecht van het kanton Kraainem-Sint-Genesius-Rode, zetel Kraainem

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Kraainem-SintGenesius-Rode, zetel Kraainem, d.d. 10 februari 2011, werd Christophe Vanden Bogaert, wonende te 1950 Kraainem, Koningin Astridlaan 244, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Anny Reniers, wonende te 1950 Kraainem, Koningin Astridlaan 244. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 12 januari 2011. Kraainem, 22 februari 2011. De hoofdgriffier, (get.) Martine Rijckbosch. (62501)

Vredegerecht van het kanton Landen-Zoutleeuw, zetel Zoutleeuw

Bij vonnis van de vrederechter van het vredegerecht van het kanton Landen-Zoutleeuw, met zetel te Zoutleeuw, verleend op 17 februari 2011, werd Wuestenberg, Stefan, geboren te Sint-Truiden op 11 januari 1954, wonende te 3440 Zoutleeuw, Stationsstraat 9, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Wuestenberg, Gilbert, wonende te 3440 Zoutleeuw, Solveld 44. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 8 februari 2011. Zoutleeuw, 17 febrauri 2011. Voor eensluidend uittreksel : de waarnemend hoofdgriffier, (get.) Sandy Gaens. (62502)

Vredegerecht van het kanton Mechelen

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Mechelen, verleend op 21 februari 2011, werd Gosse, Maria, geboren te Nederbrakel op 31 maart 1922, verblijvende in het woonzorgcentrum Hof Van Egmont, te 2800 Mechelen, Hendrik Speecqvest 5, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Deneyer, Emiel Willy, geboren te Sint-Kwintens-Lennik op 30 mei 1946, wonende te 3191 Hever (Boortmeerbeek), Kwaenijkstraat 22. Het verzoekschrift werd neergelegd ter griffie op 28 januari 2011. Mechelen, 22 februari 2011.

Ieper, 17 februari 2011. De hoofdgriffier, (get.) Wilfried Van Engelandt.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Peter Vankeer. (62499)

(62503)

14420

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Vredegerecht van het kanton Mol

Vredegerecht van het tweede kanton Sint-Niklaas

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Mol, verleend op 9 februari 2011, werd Cools, Marcella Maria Caroline, geboren te Geel op 25 april 1929, wonende te 2440 Geel, Eikevelden 57, verblijvende Rusthuis Hemelrijck, te 2400 Mol, Kruisven 80, niet in staat verklaard om zelf haar goederen te beheren en werd haar toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Renders, Luc, logistiek bediende, geboren te Geel op 1 mei 1952, wonende te 2430 Laakdal, Oude Vorstseweg 20. Mol, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Willy Huysmans. (62504)

Bij beschikking van de vrederechter van het vredegerecht van het tweede kanton Sint-Niklaas, verleend op 22 februari 2011, werd beslist dat Van Oost, Raf, geboren te Sint-Niklaas op 14 april 1966, wonende te Sint-Gillisbaan 163, 9100 Sint-Niklaas, niet in staat is zijn goederen te beheren. De vrederechter benoemt als voorlopige bewindvoerder voor deze te beschermen persoon : Mr. Meese, Helmut, advocaat te 9100 SintNiklaas, Koningin Astridlaan 52. De griffier, (get.) Michiels, Gert. (62508)

Vredegerecht van het kanton Sint-Truiden Vredegerecht van het kanton Overijse-Zaventem, zetel Zaventem

Bij beschikking van Mevr. de vrederechter van het kanton OverijseZaventem, zetel Zaventem, verleend op 16 februari 2011, werd Rosalie Verdeyen, geboren te Sterrebeek op 24 juli 1925, weduwe van Van Hoeck, Peter, wonende en verblijvende in het WZC Sint-Antonius, te 1930 Zaventem, Hoogstraat 52, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. Eva Somers, advocate, kantoorhoudende te 1930 Zaventem, Parklaan 32. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 7 januari 2011. Zaventem, 22 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Egerickx, Marcel. (62505)

Bij beschikking van Mevr. de vrederechter van het kanton OverijseZaventem, zetel Zaventem, verleend op 16 februari 2011, werd Greta Sterckx, geboren te Duffel op 22 juni 1959, echtgenote Vanschoonland, Johan, wonende te 1853 Strombeek-Bever (Grimbergen), Pastoor Claeshof 8, verblijvende in het Nationaal M.S.-centrum, te 1820 Steenokkerzeel, Vanheylenstraat 16, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. Andreas De Schryver, advocaat, kantoorhoudende te 3000 Leuven, Naamsestraat 165. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 27 januari 2011. Zaventem, 22 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Egerickx, Marcel. (62506)

Het vonnis van de vrederechter van het kanton Sint-Truiden, verleend op 21 februari 2011, verklaart Michiels, Emile François Louis, geboren te Wilderen op 19 oktober 1925, wonende te 3800 Sint-Truiden, Gorsemweg 49, bus 002, verblijvende in het Woon- en Zorgcentrum Triamant, serviceflat 204, Halingenstraat 76, te 3806 Sint-Truiden, niet in staat zelf zijn goederen te beheren en voegt toe als voorlopige bewindvoerder : Van Den Wouwer, Anita, advocaat te 3800 SintTruiden, Tongersesteenweg 30. Sint-Truiden, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Diane Houwaer. (62509)

Het vonnis van de vrederechter van het kanton Sint-Truiden, verleend op 21 februari 2011, verklaart Lahau, Marie Antoinette Simone, geboren te Sint-Truiden op 8 januari 1924, wonende te 3800 Sint-Truiden, Gorsemweg 49, bus 002, verblijvende in het Woonen Zorgcentrum Triamant, serviceflat 204, Halingenstraat 76, te 3806 Sint-Truiden, niet in staat zelf haar goederen te beheren en voegt toe als voorlopige bewindvoerder : Van Den Wouwer, Anita, advocaat te 3800 Sint-Truiden, Tongersesteenweg 30. Sint-Truiden, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Diane Houwaer. (62510)

Het vonnis van de vrederechter van het kanton Sint-Truiden, verleend op 21 februari 2011, verklaart Gregoir, Emilie, geboren te SintTruiden op 25 september 1925, wonende te 3800 Sint-Truiden, Montenakenweg 109, verblijvende P.Z. Sancta Maria, Melveren-Centrum 111, te 3800 Sint-Truiden, niet in staat zelf haar goederen te beheren en voegt toe als voorlopige bewindvoerder : Maes, Rita, huisvrouw & PWA, wonende te 3800 Sint-Truiden, Montenakenweg 74. Sint-Truiden, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Diane Houwaer. (62511)

Vredegerecht van het kanton Schilde Vredegerecht van het kanton Veurne-Nieuwpoort, zetel Nieuwpoort Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Schilde, verleend op 17 februari 2011, werd Maria Pauwels, geboren te Schelle op 2 december 1924, wonende te 2610 Antwerpen, Jules Moretuslei 150, thans verblijvende in het R.V.T. Wommelgheem, te 2160 Wommelgem, Selsaetenstraat 50, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Patricia Van Gelder, advocaat, kantoorhoudende te 2600 Antwerpen, Grotesteenweg 638. Schilde, 21 februari 2011.

Vonnis uitgesproken door de vrederechter van het kanton VeurneNieuwpoort, zetel Nieuwpoort, d.d. 10 februari 2011, verklaart Lievens, Leonardus, geboren te Geel op 8 juni 1939, wonende te 8620 Nieuwpoort, Nijverheidsstraat 1, bus 301, niet in staat zelf zijn goederen te beheren en voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Decadt, Johan, advocaat, wonende te 8630 Veurne, Duinkerkestraat 34. Nieuwpoort, 17 februari 2011. De griffier, (get.) Françoise De Bruyn.

De griffier, (get.) Wenselaers, Ludgard. (62507)

(62512)

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Vredegerecht van het kanton Vilvoorde

14421

Justice de paix du deuxième canton de Charleroi

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Vilvoorde, op 18 februari 2011, verleend op het verzoekschrift alhier neergelegd op 10 februari 2011, werd de heer Smekens, Pierre, geboren te Antwerpen op 29 november 1963, wonende te Vilvoorde, Hendrik I-lei 44/0002, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : de heer Milde, Peter, advocaat te Diegem, A. Decockplein 9. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Henriette Hendrikx. (62513)

Par ordonnance de M. le juge de paix du deuxième canton de Charleroi, rendue le 17 février 2011, il a été mis fin à la mission de Me Anne Ureel, avocat à 6000 Charleroi, rue d’Italie 12, en qualité d’administrateur provisoire des biens de M. Karnier, Pascal né à Halle le 28 juin 1973, domicilié à 6000 Charleroi, rue de la Digue 4/00ES, et ce à dater du 1er mars 2011, ce dernier étant à nouveau apte à gérer ses biens. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Muriel Pestiaux. (62517)

Justice de paix du canton de Dour-Colfontaire, siège de Colfontaine Vredegerecht van het kanton Zottegem-Herzele, zetel Herzele

Vonnis, d.d. 9 februari 2011, verklaart Van Den Noortgate, Agnes, geboren te Ophasselt op 4 december 1923, wonende te 9570 Lierde, Wassegemstraat 2, en verblijvende in Baronie van Boelaere VZW, Terlinden te 9550 Herzele (Steenhuize-Wijnhuize), Tolstraat 11, niet in staat zelf haar goederen te beheren en voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Mr. Karolien De Bruyn, advocaat, gevestigd te 9550 Herzele (Woubrechtegem), Kasteelstraat 9. Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op 20 januari 2011. Herzele, 21 februari 2011.

Par ordonnance du juge de paix suppléant, Geneviève Gelenne, du canton de Dour-Colfontaine, siège de Colfontaine, rendue le 18 février 2011, il a été mis fin au mandat de Me Xavier Beauvois dont le cabinet est sis à 7000 Mons, place du Parc 34 en sa qualité d’administrateur provisoire des biens de Mme Rosa Delhotellerie née le 31 août 1915, en son vivant domiciliée à 7040 Quévy, home « Le P’tit Quévy », rue de Frameries 37 et décédée le 16 novembre 2010. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Breuse, Brigitte. (62518)

Justice de paix du canton de Fontaine-l’Evêque

Mainlevée d’administration provisoire Opheffing voorlopig bewind

Par ordonnance du juge de paix du canton de Fontaine-l’Evêque en date du 14 février 2011, il a été constaté que, conformément à l’article 488bis d) al. 3 du Code civil, le mandat d’administrateur provisoire de Me Luc Collart, avocat dont le cabinet est établi à 6000 Charleroi, quai de Brabant 12 a pris fin de plein droit par le décès de Mordant, Maurice Emile René, né à Genly le 2 décembre 1909, en son vivant domicilié et résidant à 6150 Anderlues, route de Thuin 62, décédé à Lobbes le 6 octobre 2010, désignée à cette fonction par ordonnance du juge de paix de cette juridiction en date du 3 juillet 2009.

Justice de paix du canton d’Ath-Lessines, siège de Lessines

Pour extrait conforme : le greffier en chef faisant fonction, (signé) Fabienne Bastien. (62519)

De griffier, (get.) Nancy Geerts. (62514)

Par ordonnance de M. le juge de paix du canton d’Ath-Lessines, siège de Lessines, du 21 février 2011, il a été mis fin au mandat de Jean-Louis Rens, domicilié à Geraardsbergen, Wijngaardstraat 21, en sa qualité d’administrateur provisoire des biens de Valère Clinquant, né à Everbeek le 13 décembre 1921, domicilié à Lessines, rue René Magritte 89, cette personne étant décédée le 21 décembre 2010. Pour extrait conforme : J.-M. Derobertmasure.

le

greffier

en

chef,

(signé) (62515)

Par ordonnance du juge de paix du canton de Fontaine-l’Evêque en date du 14 février 2011, il a été constaté que, conformément à l’article 488bis d) al. 3 du Code civil, le mandat d’administrateur provisoire de Me Brigitte Dubuisson, avocat dont le cabinet est établi à 6000 Charleroi, rue Tumelaire 93 a pris fin de plein droit par le décès de Van Rossum, Marcelle Louise, née à Gosselies le 18 mai 1946, en son vivant domiciliée et résidant à 6183 Trazegnies, home du Parc, à 6183 Trazegnies, rue de Gosselies 17, décédée à Trazegnies le 4 janvier 2011, désignée à cette fonction par ordonnance du juge de paix de cette juridiction en date du 25 novembre 2009. Pour extrait conforme : le greffier en chef faisant fonction, (signé) Fabienne Bastien. (62520)

Par ordonnance de M. le juge de paix du canton d’Ath-Lessines, siège de Lessines, en date du 21 février 2011, il a été mis fin au mandat de Luc Thomas, dont les bureaux sont sis à Ollignies, chaussée Victor Lampe 125, en sa qualité d’administrateur provisoire des biens de Jeanne Caroubel, née à Lessines le 27 juillet 1921, domiciliée à Lessines, avenue Gustave Demeyer 27, cette personne étant décédée le 3 janvier 2011. Pour extrait conforme : J.-M. Derobertmasure.

le

greffier

en

chef,

(signé) (62516)

Justice de paix du canton de Fosses-la-Ville

Par ordonnance du juge de paix du canton de Fosses-la-Ville, rendue le 22 février 2011, a été levée la mesure d’administration provisoire prise par ordonnance du 18 janvier 2011 et publiée au Moniteur belge du 28 janvier 2011, à l’égard de M. Pierre Michel Jacques Ghislain Evrard, né à Auvelais le 21 juin 1964, domicilié à 5060 Sambreville, rue des 2 Auvelais 29, résidant rue Chère-Voie 75, 5060 Sambreville, cette

14422


personne étant décédée à Fosses-la-Ville le 12 février 2011, il a été mis fin, en conséquence, à la mission de son administrateur provisoire, à savoir Me Antoinette Henry, avocat à 5150 Floreffe, rue Célestin Hastir 35. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Watelet, Paul. (62521)

Justice de paix du deuxième canton de Liège

Suite à la requête déposée le 26 janvier 2011, une ordonnance du juge de paix du deuxième canton de Liège, rendue le 13 février 2011, a déclaré que : mettons fin, à la date du 15 mars 2011, à la mission d’administrateur provisoire des biens de M. Salingue, Michel Charles, né à Glageon (France) le 27 janvier 1963, domicilié à 4000 Liège, rue du Mambour 2/0012, confiée à Me Marielle Gillis, avocate, dont les bureaux sont établis à 4000 Liège, rue Saint-Véronique 20, par notre ordonnance du 29 novembre 2006.

Vredegerecht van het eerste kanton Gent

Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Gent, verleend op 21 februari 2011, werd Remerie, Anne, advocaat, met kantoor te 9000 Gent, Begijnhoflaan 93, aangesteld als voorlopig bewindvoerder bij beschikking verleend door de vrederechter van het eerste kanton Gent op 25 maart 2010, over : Stockman, Ghislaine, geboren te Gent op 15 maart 1934, laatst wonende te 9940 Evergem, WZC Stuivenberg, Elslo 44, ontlast van haar ambt als voorlopige bewindvoerder ingevolge het overlijden van Stockman, Ghislaine, op 14 februari 2011. Gent, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Smet, Ellen. (62526)

Vredegerecht van het kanton Halle

Liège, le 18 février 2011. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Martin, Christine. (62522)

Justice de paix du canton de Thuin

Suite à la requête déposée le 18 février 2011, par ordonnance du juge de paix du canton de Thuin, il a été mis fin au mandat de Me Philippe Cuvelier, avocat, dont le cabinet est sis à 6530 Thuin, place Albert Ier 6, en sa qualité d’administrateur provisoire de Mme Gilberte Ruelle, née à Cuesmes le 8 octobre 1930, domiciliée à à 6001 Marcinelle, rue de Nalinnes 543, résidant à la résidence « Les Bruyères », rue du Sanatorium 74 à 6120 Jamioulx, étant décédée à Gerpinnes le 31 décembre 2010. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Jean-François Mahieux. (62523)

Justice de paix du canton d’Uccle

Par ordonnance du juge de paix de complément du canton d’Uccle, en date du 22 février 2011, il a été constaté que par le décès, survenu le 16 février 2011 de M. Debaar, André Anatole Mathieu Noël, né à Verviers le 25 décembre 1929, de son vivant domicilié à 1180 Uccle, avenue De Fré 265, mais résidant à la M.R.S. « Nazareth » à 1180 Uccle, chaussée de Waterloo 961, il a été mis fin au mandat d’administrateur provisoire de Me Silance, Dominique, avocate, dont le cabinet est sis à 1060 Saint-Gilles, chaussée de Charleroi 138/5. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Goies, Pascal. (62524)

Beschikking 21 februari 2011, verklaart Van Elewijck, Christiane, huismoeder, wonende te 1755 Kester, Bruneaustraat 140, aangewezen bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Halle op 5 februari 2009 (rolnummer 09A139-Rep. R. 359/2009) tot voorlopig bewindvoerder over Van Elewijck, Jan Baptist, geboren te Anderlecht op 24 september 1935, verblijvende Seniorie De Maretak, Ziekenhuislaan 10, te 1500 Halle, met ingang van 15 februari 2011, ontslagen van de opdracht gezien de beschermde persoon overleden is. Halle, 22 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Monique Vanderelst. (62527)

Vredegerecht van het kanton Lier

Bij beschikking van de vrederechter van het vredegerecht van het kanton Lier, verleend op 22 februari 2011, werd Herman Vleminckx, geboren op 3 januari 1943, wonende te 2288 Bouwel (Grobbendonk), Binnenweg 12, opnieuw in staat verklaard zelf zijn goederen te beheren vanaf heden, zodat de beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Lier op 25 januari 2011 (A.R. 11A103 - Rep. R. 377/2011, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 9 februari 2011, blz. 9965, en onder nr. 61482), waarbij Christel Van den Plas, advocaat, met kantoor te 2500 Lier, Guldensporenlaan 136, aangesteld werd tot voorlopige bewindvoerder ophoudt uitwerking te hebben op heden. Lier, 22 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Maria Moeyersoms. (62528)

Vredegerecht van het kanton Mol Mainlevée d’administration provisoire Opheffing voorlopig bewind Vredegerecht van het kanton Borgloon

Bij vonnis verleend door de vrederechter van het kanton Borgloon d.d. 6 januari 2009, werd Moesen, Paul, aangesteld als voorlopige bewindvoerder over Paque, Emilienne, (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 januari 2009), ontslagen van zijn opdracht, gezien de beschermde persoon overleden is te Borgloon op 1 december 2010.

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Mol, verleend op 21 februari 2011, werd Wouters, Egied, advocaat, kantoorhoudende te 2490 Balen, Lindestraat 2, bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Mol op 8 juli 2008 (rolnummer 08B1403 - rep. nr. 3794), toegevoegd als voorlopige bewindvoerder aan Paesen, Louis Leo, geboren te Kaulille op 25 april 1940, laatst wonende te 2490 Balen, Veststraat 60, (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 23 juli 2008, blz. 38547, en onder nr. 68392), met ingang van 6 januari 2011 ontslagen van de opdracht, gezien de beschermde persoon overleden is. Mol, 22 februari 2011.

Borgloon, 22 februari 2011. De hoofdgriffier, (get.) Marie-Jeanne Freson. (62525)

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Greet Mentens. (62529)

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Mol, verleend op 21 februari 2011, werd Engelen, Frans Julius, arbeider, geboren te Olmen op 8 december 1953, wonende te 2491 Balen, Langenberg 6, bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Mol op 22 juli 2009 (rolnummer 09A758 - rep. nr. 1674), toegevoegd als voorlopige bewindvoerder aan Engelen, Alfons Maria, arbeider, geboren te Olmen op 29 januari 1952, laatst wonende te 2491 Balen, Vloedbeemdenstraat 20, (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 4 augustus 2009, blz. 51996, en onder nr. 68890), met ingang van 5 februari 2011 ontslagen van de opdracht. Mol, 22 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Greet Mentens. (62530)

14423

Remplacement d’administrateur provisoire Vervanging voorlopig bewindvoerder Justice de paix du quatrième canton de Bruxelles

Par ordonnance du juge de paix du quatrième canton de Bruxelles, du 11 février 2011, Me Pushtrig, Muhadri, avocat, domicilié à 1030 Schaerbeek, boulevard Lambermont 138/2, fut désigné comme nouvel administrateur provisoire de M. Herin, Gregory, domicilié à 1000 Bruxelles, rue Haute 283, bte 13, résidant à 1000 Bruxelles, boulevard du Jardin Botanique 32, en remplacement de Mme Florence Bajol, domiciliée à 1180 Uccle, Dieweg 274, déchargée de sa mission qui lui avait été confiée par ordonnance du 10 décembre 2010, du juge de paix du quatrième canton de Bruxelles. Bruxelles, le 22 février 2011.

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Mol, verleend op 21 februari 2011, werd Engelen, Jozefina Leonia Albertina, pensioen, geboren te Balen op 17 januari 1944, wonende te 2490 Balen, Nieuwendijk 4, bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Mol op 15 december 2010 (rolnummer 10A1345 - rep. nr. 3349), toegevoegd als voorlopige bewindvoerder aan Engelen, Ferdinand Victor, gepensioneerde, geboren te Balen op 27 augustus 1927, laatst wonende te 2490 Balen, Het Roth 14, en verblijvende rustoord Ter Vest te 2490 Balen, Veststraat 60, (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 december 2010, blz. 83633, en onder nr. 75569), met ingang van 6 februari 2011 ontslagen van de opdracht, gezien de beschermde persoon overleden is. Mol, 22 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Greet Mentens. (62531)

Pour extrait conforme : le greffier en chef délégué, (signé) Freddy Bonnewijn. (62534)

Justice de paix du canton de Fléron

Suite à la requête déposée le 25 janvier 2011, par ordonnance du juge de paix du canton de Fléron, rendue le 17 février 2011 Mme Warnier, Berthe Marie-Joséphine Ghislaine, née à Quiévrain le 30 mai 1930, retraitée, domiciliée à 4053 Chaudfontaine, résidence « Le Prestige », voie de Liège 150, a été pourvue d’un nouvel administrateur provisoire en la personne de Me Denis, Georges, avocat, domicilié à 4610 BeyneHeusay, Grand’Route 58, en remplacement de M. Duculot, Denis, avocat honoraire, domicilié à 4920 Aywaille, Paradis 53. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Joseph Leruth. (62535)

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Mol, verleend op 21 februari 2011, werd Wouters, Egied, advocaat, kantoorhoudende te 2490 Balen, Lindestraat 2, bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Mol op 8 juli 2008 (rolnummer 08B1404 - rep. nr. 3796) toegevoegd als voorlopige bewindvoerder aan Maes, MarieLouise Cornelia, geboren te Bree op 4 oktober 1938, laatst wonende te 2490 Balen, Kopberg 17 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 23 juli 2008, blz. 38546 en onder nr. 68391), met ingang van 16 januari ontslagen van de opdracht, gezien de beschermde persoon overleden is. Mol, 22 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Greet Mertens. (62532)

Justice de paix du premier canton de Mons

Suite à la requête déposée le 21 janvier 2011, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Mons, rendue le 4 février 2011, il a été mis fin à la mission de Mme Nadine Vermeulen, en sa qualité d’administrateur provisoire de biens de M. Gaëtan Coomans, né à Charleroi le 21 mai 1977, domicilié à 7034 Mons, domaine de la Brisée 233. Un nouvel administrateur provisoire a été désigné en la personne de M. Paul Gougnard, domicilié à 4432 Xhendremael, Vierneuse Voie 32. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Chatelle, Christian. (62536)

Vredegerecht van het kanton Wervik Justice de paix du premier canton de Charleroi Beschikking d.d. 22 februari 2011, verklaart de voorlopige bewindvoerder Dequae, Christiaene, wonende te 8920 Langemark-Poelkapelle, Sint-Juliaanstraat 1, aangesteld door de vrederechter van het kanton Wervik op 7 juni 2005, (rolnummer 05B32), met ingang van 9 februari 2011 ontslagen van de opdracht gezien de beschermde persoon Decruw, Elza Godelieve, geboren op 28 januari 1926, in leven laatst wonende te 8890 Moorslede, Pater Lievensstraat 20, overleden is op 9 februari 2011. Wervik, 22 februari 2011. De hoofdgriffier, (get.) Rita Samyn. (62533)

Suite à l’ordonnance du juge de paix du second canton de Namur du 29 décembre 2009, par ordonnance du juge de paix du premier canton de Charleroi, rendue le 7 février 2011, Me Françoise Brix, avocat, domiciliée à 5000 Namur, boulevard Isabelle Brunell 2, bte 1, désignée en qualité d’administrateur provisoire des biens de M. Jean Heene, né à Bruxelles le 3 mars 1950, domicilié à 6000 Charleroi, rue Isaac 27, bte 1, est déchargé de son mandat à la date du 7 février 2011, et remplacée par Me Olivier Dandois, avocat, domicilié à 6120 Ham-sur-HeureNalinnes, rue d’Andrémont 16. Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Fabienne Bultynck. (62537)

14424

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Remplacement d’administrateur provisoire Vervanging voorlopig bewindvoerder

Vredegerecht van het kanton Mechelen

Vredegerecht van het tweede kanton Aalst

Bij vonnis van de vrederechter van het tweede kanton Aalst, verleend op 23 februari 2011, werd vervanging voorlopig bewindvoerder over De Pauw, Christine, geboren te 15 april 1965, wonende te 9450 Haaltert, Hooglareweg 53, en kreeg toegevoegd als nieuwe voorlopig bewindvoerder : Vermeulen, Benjamin, advocaat, wonende te 9300 Aalst, Leopoldlaan 32a. Voor eensluidend uittreksel : (get.) Myriam Haegeman, hoofdgriffier van het vredegerecht van het tweede kanton Aalst. (62538)

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Mechelen, verleend op 10 februari 2011, werd een einde gesteld aan het mandaat van de voorlopig bewindvoerder Leenaards, Wim, advocaat, kantoorhoudende te 2610 Wilrijk (Antwerpen), Ridderveld 19, aangewezen bij vonnis verleend door de vrederechter van het achtste kanton Antwerpen op 24 maart 2010 (rolnummer 10A256-Rep. V. 910/2010), tot voorlopig bewindvoerder over De Vos, Nico, geboren te Mechelen op 6 maart 1978, wonende te 2800 Mechelen, Kanunnik De Deckerstraat 34/1 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, d.d. 1 april 2010, blz. 19864, nr. 64121), en werd als nieuwe voorlopig bewindvoerder toegevoegd : Decoster, Thierry, advocaat, kantoorhoudende te 2800 Mechelen, Nekkerspoelstraat 61. Mechelen, 22 februari 2011.

Vredegerecht van het eerste kanton Antwerpen

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Wim Heremans. (62542) Bij vonnis van de plaatsvervangend vrederechter van het eerste kanton Antwerpen, verleend op 15 februari 2011, werd Leenaards, Wim, advocaat, kantoorhoudende te 2610 Antwerpen, Ridderveld 16, aangewezen als voorlopig bewindvoerder over Segers, Marc, geboren te Reet op 15 juli 1950, wonende te 2060 Antwerpen, Lange Zavelstraat 58, door de vrederechter van het achtste kanton Antwerpen op 13 september 2006 (rolnummer 06A563-Rep. R. 2639/2006 en gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 20 september 2006, blz. 47941 en onder nr. 69093), met ingang van 15 februari 2011, ontslagen werd van zijn opdracht, voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder : De Schryver, Yves, advocaat, kantoorhoudende te 2018 Antwerpen, Peter Benoitstraat 32. Antwerpen, 21 februari 2011. De griffier, (get.) Zys, Els. (62539)

Vredegerecht van het kanton Genk

Beschikking, d.d. 21 februari 2011, verklaart Marcoen, Ronald Theophile, geboren te Genk op 6 januari 1967, aangewezen bij vonnis uitgesproken door de vrederechter van het kanton Bilzen op 21 maart 2008 (rolnummer 08A149-Rep. R. nr. 750/2008) tot voorlopig bewindvoerder over Mellemans, Marguerite Louise, geboren te SintTruiden op 1 november 1927, wonende te 3600 Genk, Gansenwijer 3, verblijvende in het Rusthuis « Huize Uilenspiegel », te 3600 Genk, Socialestraat 4 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 31 maart 2008, blz. 17632, en onder nr. 63624), met ingang van 21 februari 2001, ontslagen van zijn opdracht, voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon Mellemans, Marguerite : Vandenhoudt, David, advocaat, met kantoor gevestigd te 3600 Genk, André Dumontlaan 210. Genk, 21 februari 2011. De hoofdgriffier, (get.) Lode Thijs.

Vredegerecht van het kanton Overijse-Zaventem, zetel Zaventem

Bij beschikking van Mevr. de vrederechter van het kanton OverijseZaventem, zetel Zaventem, verleend op 16 februari 2011, werd Mevr. Drabs, Marie-José, wonende te 7860 Lessines, Porte d’Ogy 54, aangewezen bij beschikking van Mevr. de vrederechter van het kanton Overijse-Zaventem, zetel Zaventem op 17 oktober 2007 (rolnummer 07A991-Rep. R. nr. 1868/2007) tot voorlopige bewindvoerder over Lea Trappeniers, geboren te Everberg op 16 januari 1931, gepensioneerde weduwe, wonende in Rust- en Verzorgingstehuis Ter Burg, te 1930 Zaventem, Burggrachtstraat 1 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 oktober 2007, blz. 55372 en onder nr. 70993), met ingang van 16 februari 2011, ontslagen verklaard van haar opdracht. Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon : Mr. Peter Vanhemelrijck, advocaat, kantoorhoudende te 1930 Zaventem, Willem Lambertstraat 2B. Zaventem, 22 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Egerickx, Marcel. (62543)

Vredegerecht van het kanton Sint-Truiden

(62540)

Beschikking, d.d. 18 februari 2011, verklaart Wouters, Eric, advocaat, met kantoor gevestigd te 3600 Genk, Collegelaan 14, bus 3, aangewezen bij vonnis uitgesproken door de vrederechter van het kanton Genk op 2 april 2007 (rolnummer 07A413-Rep. R. nr. 1231/2007) tot voorlopig bewindvoerder over Licata, Benito, geboren te Genk op 29 oktober 1984, wonende te 3600 Genk, Wijerdriesstraat 53, bus 1 (gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 12 april 2007, blz. 20389, en onder nr. 63916), met ingang van 18 februari 2011, ontslagen van zijn opdracht, voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon Licata, Benito : Hanssen, Kristien, advocaat, met kantoor gevestigd te 3600 Genk, Onderwijslaan 72, bus 11. Genk, 21 februari 2011. De hoofdgriffier, (get.) Lode Thijs. (62541)

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Sint-Truiden, verleend op 21 februari 2011, stellen het overlijden vast van Mevr. Malaise, Dorine, in leven wonende te 3800 Sint-Truiden, GrootGelmenlaan 169, overleden op 21 december 2010, aangewezen bij beschikking verleend door de vrederechter van het kanton Sint-Truiden op 14 mei 1992 (AR. 5790.92 Rep. R. 919/1992) tot voorlopige bewindvoerder over Malaise, Jacques, geboren te Gelmen op 11 mei 1927, thans wonende te 3800 Sint-Truiden, Merelstraat 21. Voegt toe als nieuwe voorlopige bewindvoerder aan de voornoemde beschermde persoon : Selis, Carine, wonende te 3800 Sint-Truiden, Merelstraat 21. Sint-Truiden, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Diane Houwaer. (62544)


14425

Publication prescrite par l’article 793 du Code civil

Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, op 10 februari 2011, heeft verklaard :

Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 793 van het Burgerlijk Wetboek

Mr. Sebrechts, Tim, advocaat, kantoorhoudende te 2243 Zandhoven (Pulle), Keulsebaan 18, handelend in zijn hoedanigheid van bijzonder gevolmachtigde ingevolge onderhandse volmachten, hem verleend te Borgerhout, op 17 september 2010, ten einde dezer van :

Acceptation sous bénéfice d’inventaire Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijving

Mevr. Lasters, Chantal Petrus Augustin, geboren te Berchem op 28 december 1958, wonende te 2600 Antwerpen (Berchem), Fruithoflaan 21/11, handelend in haar hoedanigheid van ouder, wettige beheerster over de persoon en de goederen van haar minderjarig kind :

Il résulte d’une déclaration n° 11-290 faite au greffe du tribunal de première instance de Bruxelles le 10 février 2011, que : M. Djilali, Amine, né à Oran (Algérie) le 8 décembre 1954, demeurant à Molenbeek-Saint-Jean, avenue Jean Dubrucq 219, a accepté, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Mme Mihoub, Soumeya, née à Oran (Algérie) le 21 avril 1958, domiciliée à Molenbeek-Saint-Jean, avenue Jean Dubrucq 219, décédée à Jette le 8 juin 2010, cela au nom et pour compte de ses enfants mineurs, héritiers de la défunte : Djilali, Yasmine, née à Berchem-Sainte-Agathe le 29 juin 1998; Djilali, Akram, né à Berchem-Sainte-Agathe le 24 juin 2002; demeurant tous deux avec leur père à Molenbeek-Saint-Jean, avenue Jean Dubrucq 219. Les créanciers et légataires de la défunte sont invités à faire connaître, par avis recommandé, leurs droits dans un délai de trois mois à compter de la présente insertion, auprès du notaire Paul Dauwe, avenue des Paradisiers 24, à 1160 Bruxelles, où élection de domicile est faite par les héritiers pour l’exécution des présentes.

Mej. Vincent, Chloe, geboren te Edegem op 7 juli 1995, wonend bij haar moeder, handelend in zijn voormelde hoedanigheid, onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap te aanvaarden van wijlen de heer Lasters, Leo Maria Petrus, geboren te Edegem op 21 juli 1934, laatst wonende te 2600 Antwerpen (Berchem), Rodekruislaan 3, bus 23, en overleden te Antwerpen, district Deurne, op 25 augustus 2010. Tot staving van zijn verklaring heeft de comparant ons een afschrift vertoond van de beschikking van de vrederechter van het achtste kanton Antwerpen, d.d. 27 januari 2011, waarbij Lasters, Chantal, hiertoe gemachtigd werd. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht binnen de drie maanden, te rekenen van de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad , hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen op het kantoor van Mr. Yves De Vil, notaris, met standplaats te 2140 Antwerpen (Borgerhout), Helmstraat 107. Antwerpen (Borgerhout), 22 februari 2011. (Get.) Yves De Vil, notaris. (7099)

(Signé) P. Dauwe, notaire. (7096)

Par acte n° 11-232 dressé au greffe du tribunal de première instance de Bruxelles, le 3 février 2011 : Mme Michèle Jourquin, domiciliée à 1330 Rixensart, rue du Ballois 57, agissant en qualité de tutrice de : M. Thomas Scheins, né à Bruxelles le 6 mai 1988, domicilié à 1330 Rixensart, rue du Ballois 57, placé sous le régime de la minorité prolongée par jugement du tribunal de première instance de Nivelles du 22 novembre 2010, a déclaré accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Mme Torrekens, Maria Adela, née à Steenokkerzeel le 20 juillet 1913, de son vivant domiciliée à Uccle, avenue des Statutaires 46, et décédée le 12 octobre 2009 à Bruxelles. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, au domicile élu dans les trois mois de la présente insertion. L’élection de domicile est faite chez Me Jean-Frédéric Vigneron, notaire de résidence à Wavre, quai des Tanneries 18. Wavre, le 21 février 2011.

Bij verklaring, afgelegd op de griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Leuven, op 21 februari 2011, heeft Mevr. Verheyden, Bernadette Octavie Julienne, geboren te Tienen op 6 november 1956, wonende te 2230 Herselt, Kleine Del 25, handelend in haar hoedanigheid van langstlevende ouder en aldus wettelijke vertegenwoordiger van haar minderjarig kind, de heer Bortels, Ludwig, geboren te Diest op 12 juli 1995, verklaard, onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap te aanvaarden van wijlen de heer Bortels, Robert Maurits, geboren te Scherpenheuvel op 24 januari 1952, in leven uit de echt gescheiden, laatst gewoond hebbende te 3270 Scherpenheuvel-Zichem (Scherpenheuvel), Groenhof 60, en overleden te ScherpenheuvelZichem op 25 januari 2011. In deze procedure kiest zij woonplaats op het kantoor van geassocieerde notarissen « Timmermans, Meuris & Claes », Molenstraat 46, te 3270 Scherpenheuvel-Zichem (Scherpenheuvel), alwaar de schuldeisers en legatarissen zich bekend dienen te maken. Namens Mevr. Verheyden, Bernadette, (get.) Christel Meuris, notaris. (7100)

Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen

(Signé) Jean-Frédéric Vigneron, notaire. (7097)

En date du 16 février 2011, Me Raphaëlle Louis, avocat, rue Duvivier 22, à 4000 Liège, agissant en sa qualité d’administrateur provisoire des biens de : M. Giovanni Granai, né le 24 juillet 1939 à Carrara, domicilié rue Vaudrée 97/9, à 4031 Liège, et à ce désignée par ordonnance du juge de paix du quatrième canton de Liège rendue le 31 janvier 2011 et autorisée par ordonnance du juge de paix du quatrième canton de Liège, a accepté, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Granai, Alessandro Vittorio Giovanni, né à Ougrée le 6 avril 1963, de son vivant domicilié à Liège, place Saint-Jacques 13 (adresse de référence) et décédé le 12 juillet 2010 à Liège. (Signé) Raphaëlle Louis, avocat. (7098)

Volgens akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, op 23 februari 2011, heeft Van Rooy, Jurgen, geboren te Wilrijk op 1 januari 1976, wonende te 2610 Antwerpen, Laarstraat 21, verklaard, onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Van Rooy, Robert Denis, geboren te Wilrijk op 7 mei 1951, in leven laatst wonende te 2610 Wilrijk (Antwerpen), Pater De Dekenstraat 55, en overleden te Antwerpen, district Wilrijk, op 13 december 2010. Er wordt woonstkeuze gedaan op het kantoor van notaris De CortRaes, te 2610 Wilrijk, Bist 163. De schuldeisers en de legatarissen worden verzocht hun rechten te doen kennen binnen de drie maanden, te rekenen van deze bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, bij aangetekend bericht, gericht aan de door de erfgenaam gekozen woonplaats. Antwerpen, 23 februari 2011. De griffier, (get.) N. Wolput. (7101)

14426


Volgens akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, op 22 februari 2011, hebben : Antonio, Wendy, geboren te Reet op 4 oktober 1971, wonende te 2845 Niel, Willem Eekelersstraat 18; Scheers, Simonne Maria C., geboren te Reet op 15 januari 1951, wonende te 2845 Niel, Emiel Dewittstraat 44/GV00; Antonio, Tamara, geboren te Rumst op 3 maart 1980, wonende te 2850 Boom, Edgard Tinelstraat 72; Wauters, Matthias, geboren te Boom op 1 augustus 1990, wonende te 2845 Niel, Willem Eekelersstraat 18; Antonio, Nathalie, geboren te Rumst op 25 september 1981, wonende te 8870 Izegem, Nieuwstraat 6/4, verklaard, onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Antonio, Louis Paul Rosa, geboren te Reet op 4 januari 1949, in leven laatst wonende te 2845 Niel, Emiel Dewittstraat 44/GV, en overleden te Edegem op 11 februari 2011. Er wordt woonstkeuze gedaan op het kantoor van notaris Ilse Janssens, kantoorhoudende te 2550 Kontich, Antwerpsesteenweg 83. De schuldeisers en de legatarissen worden verzocht hun rechten te doen kennen binnen de drie maanden, te rekenen van deze bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, bij aangetekend bericht, gericht aan de door de erfgenamen gekozen woonplaats. Antwerpen, 22 februari 2011. De afgevaardigd griffier, (get.) C. Debecker. (7102)

Op 8 februari 2011 is voor ons, Ch. Debecker, afgevaardigd griffier bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, ter griffie van deze rechtbank verschenen : Verhertbrugge, André, geboren te Keulen Mulheim (Duitsland) op 10 februari 1952, wonende te 2320 Hoogstraten, Burgem. J. Van Aperenstraat 20, handelend in zijn hoedanigheid van vader, wettige beheerder over de persoon en de goederen van zijn minderjarig kind : Verhertbrugge, Birgit, geboren te Malle op 16 juni 1997, wonende bij haar vader. Verschijner verklaart ons, handelend in zijn voormelde hoedanigheid, de nalatenschap van wijlen Van den Broeck, Noëlla Maria Marcella, geboren te Brecht op 25 december 1962, in leven laatst wonende te 2980 Zoersel, De Wagenmaker 13, en overleden te Turnhout op 20 oktober 2010, te aanvaarden, onder voorrecht van boedelbeschrijving. Er wordt woonstkeuze gedaan op het kantoor van notaris Michoel, Jan, kantoorhoudende te 2320 Hoogstraten, Burgem. J. Van Aperenstraat 8. Verschijner legt ons de beschikking van de vrederechter van het kanton Zandhoven, d.d. 21 december 2010, voor, waarbij hij hiertoe gemachtigd werd. Waarvan akte, datum als boven.

Proventier », te 8970 Poperinge, Doornstraat 4, hiertoe gemachtigd bij beschikking van de vrederechter van het kanton Ieper II-Poperinge, d.d. 17 februari 2011, waarvan kopie hierbij gevoegd. Hij heeft in die hoedanigheid verklaart de nalatenschap van wijlen Vanneste, Camille Michel Cornelius, geboren te Watou op 5 juni 1919, in leven laatst wonende te 8970 Poperinge, Abelestationsplein 49, en overleden te Poperinge op 22 september 2010, te aanvaarden, onder voorrecht van boedelbeschrijving. Hij verzoekt de schuldeisers en legatarissen hun rechten binnen de drie maanden, te rekenen van de datum van de opneming van deze verklaring in het Belgisch Staatsblad, bij aangetekend bericht, aan het kantoor van Mevr. notaris Kristien Puype, te Poperinge, te doen kennen. Waarvan deze akte werd opgemaakt, die door de comparant en ons, griffier, na voorlezing werd ondertekend. (Get.) Marc Vanneste; Alain Van den Neste. Ieper, 23 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) A. Van den Neste. (7104)

Rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk

Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, op 22 februari 2011, heeft verklaard : Mr. Rudy Ghekiere, advocaat te 8870 Izegem, Brugstraat 21, handelend voor en in naam van Devos, Linda Jozefa, geboren te Kortrijk op 8 december 1956, en wonende te 8530 Harelbeke, Tuinstraat 63, handelend in haar hoedanigheid van drager van het ouderlijk gezag over haar minderjarige zoon Coornaert, Sven Hendrik Marie Louis, geboren te Kortrijk op 1 juni 1995, bij haar inwonend, handelend in zijn gezegde hoedanigheid, onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Coornaert, Glenn Michel Jacky, geboren te Kortrijk op 20 mei 1986, in leven laatst wonende te 8530 Harelbeke, Tuinstraat 63, en overleden te Kortrijk op 5 september 2010. Tot staving van zijn verklaring heeft de comparant ons een afschrift vertoond van de beschikking van 10 januari 2011 van de vrederechter van het kanton Harelbeke, waarbij Mevr. Devos, Linda Jozefa, gemachtigd werd om in naam van haar voornoemde minderjarige zoon Coornaert, Sven Hendrik Marie Louis, de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Coornaert, Glenn Michel Jacky, te aanvaarden, onder voorrecht van boedelbeschrijving. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht binnen de drie maanden, te rekenen van de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad , hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen op het kantoor van Mr. Patrick Torrelle, notaris te 8530 Harelbeke, Marktstraat 52. Kortrijk, 23 februari 2011. De griffier, (get.) Marc Audoor. (7105)

Na voorlezing ondertekend door ons, verschijner, en ons, afgevaardigd griffier. (Get.) Vanhertbrugge, A.; Debecker, Ch. Voor eensluidend verklaard afschrift, afgeleverd aan verschijner : de griffier, (get.) Ch. Debecker. (7103)

Rechtbank van eerste aanleg te Ieper

Heden, op 23 februari 2011, is ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Ieper, en voor ons, Alain Van den Neste, griffier, verschenen : Vanneste, Marc Gery Corneel, geboren te Poperinge op 26 juni 1953, wonende te 8970 Poperinge, Abelestationsstraat 32/A000, handelend in hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder, hiertoe aangesteld bij vonnis van de vrederechter van het kanton Ieper II-Poperinge, d.d. 27 januari 2011, waarvan kopie hierbij gevoegd, over Quaghebeur, Maria, geboren te Proven op 16 april 1924, wonende te 8970 Poperinge, Abelestationsplein 49, doch verblijvende in de instelling « Huize

Rechtbank van eerste aanleg te Leuven

Op 26 januari 2011, ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Leuven, voor ons, E. Van der Geeten, griffier bij dezelfde rechtbank, is verschenen; Mevr. Leemans, Juliette Maria, geboren te Wilsele op 5 april 1929, wonende te 3012 Wilsele, Panoramalaan 51; handelend in haar hoedanigheid van voorlopige bewindvoerder; hiertoe aangesteld bij beschikking van de vrederechter van het kanton Leuven 3, d.d. 18 september 2009, over : Van Cante, Ferdinand, geboren te Leuven op 14 november 1921, wonende te 3012 Wilsele, Panoramalaan 51; verblijvende te 3000 Leuven, Frederik Lintstraat 33; beschermde persoon.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD De comparante verklaart ons, handelend in haar gezegde hoedanigheid, onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Van Cante, Constance Françoise, geboren te Leuven op 6 februari 1919, in leven laatst wonende te 3000 Leuven, Tervuursevest 203, en overleden te Leuven op 16 december 2009. Tot staving van haar verklaring heeft de comparante ons een afschrift vertoond van de beschikking van de vrederechter van het kanton Leuven 3, d.d. 19 november 2010, waarbij zij gemachtigd werd om in naam van de voornoemde beschermde persoon Van Cante, Ferdinand, de nalatenschap van wijlen Van Cante, Constance Françoise, te aanvaarden, onder voorrecht van boedelbeschrijving. Zij heeft ons tevens verklaard om in deze procedure en bij toepassing van artikel 793 van het Burgerlijk Wetboek, woonplaats te kiezen op het kantoor van Mr. Thomas Boes, notaris te 3001 Heverlee, L.E. Van Arenbergplein 8, alwaar de schuldeisers en legatarissen zich bekend dienen te maken. Waarvan akte, welke de comparante, na gedane lezing, met ons, griffier, heeft ondertekend. (Get.) Juliette Leemans; E. Van der Geeten. (7106)

14427

Tribunal de première instance d’Arlon

L’an 2011, le 23 février 2011, au greffe du tribunal de première instance d’Arlon et par devant nous, Fabienne Van Steenwegen, greffier délégué (A.M. 13.09.10-M.B.17.09.10), a comparu Mme Anne Sohier, épouse de Jean-François Bricart, notaire, domiciliée rue de la Clinique, à 6780 Messancy, porteuse d’une procuration lui délivrée le 10 février 2011, par : Razafindrakoto, Claudia Julienne, née à Ambilobe (Madagascar) le 14 novembre 1974, domiciliée square de Noville 5, bte 9, à 1081 Koekelberg, agissant en sa qualité de détentrice de l’autorité parentale à l’égard de son fils mineur : Stati, Jérémy, petit-fils du défunt, né à Arlon le 4 avril 1995. Laquelle comparante a, au nom de sa mandante, autorisée à ce faire en vertu d’une ordonnance rendue le 6 décembre 2010 par M. le juge de paix du canton de Jette, déclaré accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de M. Stati, Constantino, né à Capistrello (Italie) le 25 février 1916, en son vivant domicilié rue des Sports 30, à Athus et décédé à Messancy le 21 décembre 2009. Dont acte dressé sur réquisition expresse de la comparante qu’après lecture faite, elle a signé avec nous, greffier.

Rechtbank van eerste aanleg te Mechelen

Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen, op 22 februari 2011, heeft Baeckelmans, Nadia Maria Hortense, geboren te Antwerpen op 7 november 1969, wonende te 2860 Brecht, Rommersheide C,20, handelend in hoedanigheid van drager van het ouderlijk gezag over haar inwonend minderjarig kind : Van Everbroeck, Josse Jos Kristel, geboren te Mortsel op 26 juli 1994, hiertoe gemachtigd bij beschikking van de vrederechter van het kanton Brasschaat, d.d. 1 februari 2011 (11B23), verklaard, onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Van Everbroeck, Robert Adolf Frieda, geboren te Willebroek op 1 juli 1964, in leven laatst wonende te 2800 Mechelen, Voldersstraat 33, en overleden te Kampenhout op 29 oktober 2010. De schuldeisers en legatarissen worden verzocht binnen de drie maanden, te rekenen vanaf de datum van opneming in het Belgisch Staatsblad , hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen op het kantoor van notaris Coussemont, Annemie, Liersesteenweg 55, 2570 Duffel. Mechelen, 22 februari 2011. De afgevaardigd griffier, (get.) Kelly Van Lierop. (7107)

Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout

Les créanciers et légataires éventuels dudit défunt sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, dans un délai de trois mois à compter de la présente insertion. Cet avis doit être adressé à Me Bricart, Jean-François, notaire dont l’étude est située à 6780 Messancy. Arlon, le 23 février 2011. Le greffier délégué, (signé) Fabienne Van Steenwegen. (7109)

Tribunal de première instance de Bruxelles

Suivant acte (n° 11-407) passé au greffe du tribunal de première instance de Bruxelles le 23 février 2011, par Vanzurpele, Denise Josée, domiciliée à 1600 Sint-Pieters-Leeuw, Georges Wittouckstraat 106, qui déclare accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de Van Laethem, Alain Henri Marcel, né à Ixelles le 20 mars 1968, de son vivant domicilié à Anderlecht, chaussée de Mons 1035, et décédé le 14 février 2011 à Anderlecht. Les créanciers et légataires son invités à faire connaître, par avis recommandé, leurs droits dans un délai de trois mois à compter de la présente insertion à Me Gérard Indekeu, notaire à 1050 Bruxelles, avenue Louise 126. Bruxelles, le 23 février 2011. Le greffier délégué, (signé) Gert Schaillée.

Op 21 februari 2011, ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, voor ons, S. Nietveld, afgevaardigd griffier bij dezelfde rechtbank, is verschenen : advocaat Vekemans, Giovanni, kantoorhoudende te 2275 Lille, Rechtestraat 4, bus 1, handelend ingevolge de beschikking van de vrederechter van het kanton Hoogstraten, d.d. 17 februari 2011, in hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder hiertoe aangesteld bij vonnis van de vrederechter van het kanton Hoogstraten, d.d. 9 juli 2009, over Peters, Eddy Germaine Robert, geboren te Borgerhout op 13 april 1955, wonende te 2275 Lille, Vosselaarseweg 1. De comparant verklaart ons, handelend in zijn gezegde hoedanigheid, de nalatenschap te aanvaarden van wijlen Peters, Charles, geboren te Borgerhout op 30 januari 1963, in leven laatst wonende te 2275 Lille, Vosselaarseweg 1, en overleden te Lille op 1 januari 2011. Tot staving van zijn verklaring heeft de comparant ons een kopij overhandigd van de beschikking van de vrederechter, d.d. 17 februari 2011, en van het vonnis, d.d. 6 juli 2009. Waarvan akte, welke de comparant, na gedane lezing, met ons, afgevaardigd griffier, heeft ondertekend. (Get.) S. Nietvelt; G. Vekemans. (7108)

(7110)

Tribunal de première instance de Huy

Suivant acte n° 11-31 dressé au greffe du tribunal de première instance de Huy le 7 février 2011, M. Martiny, Michel, domicilié à 4540 Ampsin, rue de la Gare 3, agissant avec l’autorisation de M. le juge de paix du premier canton de Huy, du 2 février 2011, dont copie conforme restera annexée au présent acte, agissant pour et au nom de ses trois enfants mineurs d’âge : Martiny, Stéphane Jean Henri, né à Liège le 16 juilllet 1994; Martiny, Benoît Michel Laurent, né à Liège le 25 avril 1996, Martiny, Alice Christine Fabienne Marie, née à Liège le 1er mai 2001, tous trois domiciliés à 4540 Amay, rue de la Gare 3, avec lui. A déclaré accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de Hody, Christine, née à Liège le 10 mai 1996, en son vivant domiciliée à Ampsin, rue de la Gare 3, et décédée à Huy le 30 juillet 2010.

14428


Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, dans un délai de trois mois à compter de la présente insertion, par pli recommandé, à Me Didier Nellessen, notaire à Huy. Le greffier-délégué, (signé) M. Henrot. (7111)

Tribunal de première instance de Liège

L’an 2011, le 22 février, au greffe du tribunal de première instance de Liège, a comparu : Me Debska, Katarzyna, avocate, dont le cabinet est sis avenue Louise 363, bte 4, à 1050 Bruxelles, porteuse d’un mandat en langue polonaise ainsi que de sa traduction française légalisée par un traducteur assermenté, pour et au nom de : Chrobok, Mariola (nom de jeune fille Majewska), née à Katowice (Pologne) le 25 mars 1956, domiciliée ul. Cicha 16/11, à 40-116 Katowice (Pologne), laquelle comparante a déclaré ès qualités : accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de Marzec-Ryk, Janina, née à Lubcza (Pologne) le 16 août 1923, de son vivant domiciliée à Jemeppe-sur-Meuse, avenue de Douai 2/12, et décédée le 21 septembre 2009 à Liège. Conformément aux prescriptions du dernier alinéa de l’article 793 du Code civil, la comparante déclare faire éléction de domicile en son cabinet, avenue Louise 363, bte 4, à 1050 Bruxelles. Dont acte signé, lecture faite par la comparante et le greffier. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits par avis recommandé au domicile élu dans les trois mois de la présente insertion. Le greffier, chef de service, (signature illisible). (7112)

L’an 2011, le 22 février, au greffe du tribunal de première instance de Liège, a comparu : Simon Huguette, née à Liège le 17 novembre 1969, domiciliée à 4350 Remicourt, rue de Bovenistier 57, porteuse d’une procuration sous seing privé restera annexée au présent acte, pour et au nom de : Pierrard, Jeannine, née à Seraing le 8 mai 1969, agissant en sa qualité de représentante légale des biens de son enfant mineur d’âge : Zachary, Aurore, née à Seraing le 12 juillet 1995, toutes deux domiciliée à 4980 Trois-Points, avenue de la Salm 50/A, A ce autorisée par ordonnance de Monsieur le juge de paix du canton de Malmedy-Spa-Stavelot, siège de Stavelot, rendue en date du 12 janvier 2011, et produite en simple copie. laquelle comparante a déclaré ès qualités : accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de Vignisse, Rosalie Désirée, née à Liège le 4 octobre 1921, de son vivant domiciliée à Liège-2, rue de l’Avenir 16, et décédée le 11 juillet 2010 à Liège. Conformément aux prescriptions du dernier alinéa de l’article 793 du Code civil, la comparante déclare faire éléction de domicile en l’étude de Mes Godin et Denis, notaires à 4000 Liège, rue Bassenge 47.

à ce autorisée par ordonnance de la justice de paix du canton de Verviers-1 - Herve, siège de Herve, rendue en date du 28 décembre 2010, ordonnance produite en copie, et qui restera annexée au présent acte. Laquelle comparante a déclaré ès qualités : accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de Cheret, Eric Camille André Hubert, né à Liège le 6 février 1969, de son vivant domicilié à Trooz, rue Forêt Village 36F, et décédé le 8 octobre 2010 à Trooz. Conformément aux prescriptions du dernier alinéa de l’article 793 du Code civil, la comparante déclare faire éléction de domicile en l’étude de Me Paul Wera, notaire à 4420 Montégnée, chaussée Roosevelt 274. Dont acte signé, lecture faite par la comparante et le greffier. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits par avis recommandé au domicile élu dans les trois mois de la présente insertion. Le greffier, chef de service, (signature illisible). (7114)

Tribunal de première instance de Marche-en-Famenne

L’an 2011, le 23 février, au greffe du tribunal de première instance de Marche-en-Famenne, a comparu : Trembloy, Stéphanie Marie M., née à Liège le 29 avril 1974, domiciliée à 6987 Marcourt (Rendeux), Les Planesses 27, laquelle agissant en sa qualité de mère exerçant l’autorité parentale sur ses enfants mineurs : Docquier, Benjamin, né à Marche-en-Famenne le 2 février 1998; et Docquier, Romain, né à Marche-en-Famenne le 24 mars 2001, tous deux domiciliés avec leur mère. Mme Trembloy agit conformément à une ordonnance rendue le 18 janvier 2011 par le juge de paix du canton de Vielsalm, La Rocheen-Ardenne et Houffalize, siège de La-Roche-en-Ardenne, dont une copie conforme restera annexée au présent. Lequel comparante a déclaré : accepter sous bénéfice d’inventaire la succession de Docquier, Sébastien Yvon Ghislain, né à Bastogne le 29 août 1972, de son vivant domicilié à Rendeux, Les Planesses 27, Marcourt et décédé le 8 août 2010 à Rendeux. Conformément aux prescritions du dernier alinéa de l’article 793 du Code civil, le comparante déclare fair élection de domicile en l’étude de M. le notaire Olivier Janne D’Othée, de résidence à 6900 Marche-enFamenne, avenue de la Toison d’Or 67. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits par avis recommandé adressé au domicile élu dans un délai de trois mois de la présente insertion. (Signé) Charlier; Trembloy. Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) L. Charlier. (7115)

Tribunal de première instance de Namur

Dont acte signé, lecture faite par la comparante et le greffier. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits par avis recommandé au domicile élu dans les trois mois de la présente insertion. Le greffier, chef de service, (signature illisible). (7113)

L’an 2011, le 22 février, au greffe du tribunal de première instance de Liège, a comparu : Coheur, Isabelle, employée, demeurant à Momalle, rue Momelette 33, porteuse d’une procuration sous seing privé qui restera annexée au présent acte, pour et au nom de : Scevenels, Nathalie, née à Ougrée le 24 janvier 1972, agissant en qualité d’administratrice légale des biens de son enfant mineur d’âge : Cheret, Laurine, née à Liège le 27 juillet 1996, toutes deux domiciliées à 4650 Herve, rue Fontaine Dumont 7/22,

L’an deux mil onze, le vingt-deux février, au greffe du tribunal de première instance de Namur et par devant nous, Jacqueline Tholet, greffier, a comparu : Me Debska, Katarzyna, avocat à 1050 Bruxelles, avenue Louise 363/4, représentant en vertu d’une procuration sous seing privé : Mme Rogowska, Joanna, veuve de M. Guebenne, Frédéric, domiciliée à 34B/2 Ul. Wladyslawa IV, 81-364 Gdynia (Pologne), agissant personnellement et en sa qualité d’administrateur légal des biens et de la personne de son enfant mineur : Guebenne, Laurent, fils du défunt, né à Namur le 18 octobre 1995, domicilié avec sa mère Mme Rogowska, Joanna, et ce dûment autorisée en vertu d’une ordonnance rendue par M. Eddy Destrée, juge de paix du premier canton de Namur en date du 18 mai 2010.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Laquelle comparante a déclaré, en langue française, agissant pour et au nom de sa mandante, accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de M. Guebenne, Frédéric, domicilié en son vivant à 5020 Vedrin (Namur), rue Frères Biéva 149, et décédé à Namur en date du 26 décembre 2009. Dont acte requis par la comparante, qui après lecture, signe avec nous, Jacqueline Tholet, greffier. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître, par avis recommandé, leurs droits dans un délai de trois mois à compter de la date de la présente insertion. Cet avis doit être adressé à Mes Louis Jadoul et Thibaut de Paul de Barchifontaine, notaires associés à 5004 Bouge, chaussée de Louvain 383. Namur, le 22 février 2011. Le greffier, (signé) Jacqueline Tholet. (7116)

14429

Par acte n° 11-111, dressé au greffe du tribunal de première instance de Tournai, province de Hainaut, le 22 février 2011 : Valli, Bruno Georges Louis, né le 4 juillet 1956 à Cambrai, domicilié à Villers-Pol (France), chaussée de Brunehaut 14; Valli, Françoise Rita Ghislaine, née le 22 juillet 1963 à Cambrai, domiciliée à Haspres (France), au lieu-dit La Briqueterie, route d’Avesnes le Sec. Lesquels comparants ont déclaré vouloir accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Valli, Marguerite Roséma Ghislaine, née le 15 juin 1924 à Montauban de Picardie (France), en son vivant domiciliée à Péruwelz, rue Emile Baijot 9, décédée à Tournai le 28 octobre 2010. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, au domicile élu dans les trois mois de la présente insertion. L’élection de domicile est faite chez Me Baudouin Defevrimont, notaire, de résidence à Péruwelz, Grand-Place 9. Tournai, le 22 février 2011. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Cl. Verschelden.

Tribunal de première instance de Tournai

(7119) Par acte n° 11-118, dressé au greffe du tribunal de première instance de Tournai, province de Hainaut, le 23 février 2011 : Me Philippe Dumon, notaire à Mouscron, Grand-Place 3, agissant en qualité de mandataire de : Burke, Jane, née à Sainte-Catherine le 26 mars 1958, domiciliée à 8510 Marke, Woestijnestraat 18, agissant en nom personnel et en qualité de mère de son enfant mineur : Ouamar, Elija, né à Kortrijk le 19 septembre 1993, domicilié avec sa mère, autorisée par ordonnance prononcée le 15 décembre 2010 par M. le juge de paix du second canton de Kortrijk. Lequel comparant, agissant comme dit ci-dessus, a déclaré vouloir accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Ouamar, Slimane, né le 22 juillet 1938 à Ait R Zine (Algérie), en son vivant domicilié à Mouscron, avenue du Parc 127, décédé à Mouscron le 4 août 2010. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, au domicile élu dans les trois mois de la présente insertion. L’élection de domicile est faite chez le mandataire. Tournai, le 23 février 2011. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Cl. Verschelden. (7117)

Par acte n° 11-110, dressé au greffe du tribunal de première instance de Tournai, province de Hainaut, le 22 février 2011 : Moeneclaey, Véronique, juriste domiciliée à Tournai, agissant en qualité de mandataire de : Waroux, Roger Leopold, né à Charleroi le 19 mars 1950, domicilié à Warcoing, rue des Freesias 41, agissant en qualité de titulaire de l’autorité parentale sur son enfant mineur : Waroux, Antoine, né à Chambray-les-Tours le 4 juillet 1997, domicilié à 7740 Warcoing (Pecq), rue des Freesias 41, autorisé par ordonnance prononcée le 24 novembre 2010 par M. le juge de paix du second canton de Tournai en vertu d’une procuration qui restera annexée à l’acte. Laquelle comparante, agissant comme dit ci-dessus, a déclaré vouloir accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Commine, Monique, née le 22 septembre 1955 à Tourcoing (France), en son vivant domiciliée à Pecq, rue des Freesias 41, décédée à Tournai le 17 mars 2010. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, au domicile élu dans les trois mois de la présente insertion. L’élection de domicile est faite chez Me Alain Henry, notaire, de résidence à Estaimbourg, rue des Tanneurs 29. Tournai, le 22 février 2011. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Cl. Verschelden. (7120)

Par acte n° 11-115, dressé au greffe du tribunal de première instance de Tournai, province de Hainaut, le 22 février 2011 : Anedda, Adelina, née le 18 juillet 1961 à Quiévrain, et domiciliée rue Albert Ier 53, à 7973 Belœil, agissant en qualité de mère exerçant l’autorité parentale sur son enfant mineur : Caulier, Carl Luigi Clement, né le 18 novembre 1994 à Belœil, et domicilié rue Albert Ier 53, à 7973 Belœil, autorisée par ordonnance prononcée le 14 février 2011 par M. le juge de paix du canton de Péruwelz-Leuze-en-Hainaut, siège de Leuze-en-Hainaut, laquelle comparante agissant comme ci-dessus a déclaré accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de Caulier, Jacques Jacky Franck Jules M., né le 5 novembre 1953 à Stambruges, en son vivant domicilié à Belœil, rue Albert Ier 53, décédé à Saint-Ghislain le 5 septembre 2010. Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits, par avis recommandé, au domicile élu dans les trois mois de la présente insertion. L’élection de domicile est fait chez le notaire Serge Fortez, de résidence rue de Valenciennes 15, à 7380 Quiévrain. Tournai, le 22 février 2011.

Tribunal de première instance de Verviers

L’an 2011, le 22 février, au greffe du tribunal de première instance séant à Verviers, a comparu : Mme Thome, Renée Pierette Marie Ghislaine, né à Bovigny le 6 mars 1951, domiciliée à 4800 Verviers, rue Préry 14, veuve du défunt, agissant en sa qualité de mère et représentante légale de son fils : Beckers, Stéphane André Gabriel Ghislain, né à Verviers le 3 août 1979, domicilié à 4800 Verviers, rue Préry 14, fils du défunt, placé sous statut de minorité prolongée, par jugement de M. le juge du tribunal de première instance de Verviers en date du 15 septembre 1997, lequel restera ci-annexé, dûment autorisée aux fins de la présente par ordonnance de M. le juge du second canton de Verviers en date du 9 février 2011, laquelle restera ci-annexée, laquelle comparante a déclaré ès dites qualités, accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de M. Beckers, José Albert Amélie Raymond Ghislain, né à Verviers le 27 juillet 1952, domicilié à Verviers, rue Préry 14, et décédé à Vervierse le 16 novembre 2010. Dont acte signé, lecture faite par la comparante et le greffier.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Cl. Verschelden. (7118)

(Signatures illisibles.)

14430


Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leurs droits, dans un délai de trois mois à compter de la présente insertion, par pli recommandé, à Me Thiry, notaire à Theux. (Signé) M. Solheid, greffier chef de service. (7121)

verzoekers, zijnde de kinderen van Dearden, Robert Thomas Sydney, geboren te Londenderry (Verenigd Koninkrijk) op 19 maart 1939, laatst gekende woonplaats te 2460 Kasterlee (Tielen), de Willaert 28, een verzoek ingediend overeenkomstig artikel 118 Burgerlijk Wetboek. Turnhout, 21 februari 2011. De afgevaardigd griffier, (get.) S. Nietvelt. (9140)

L’an deux mille onze, le vingt-trois février, au greffe du tribunal de première instance séant à Verviers, a comparu : Mme Barchon, Anita Marcelle Ghislaine, née à Verviers le 17 mai 1965, domiciliée à 4880 Aubel, rue de Gorhez 82, veuve de M. Bernardin, Christian, agissant en qualité d’administratrice légale des biens de son enfant mineure d’âge : Bernardin, Rachel Barbara Anne-Marie, née à Liège le 17 novembre 1996, domiciliée à 4880 Aubel, rue du Gorhez 82, fille du défunt, dûment autorisée aux fins de la présente par ordonnance de M. le juge du canton de Limbourg-Aubel, siège de Limbourg, en date du 9 février 2011, laquelle restera ci-annexée, laquelle comparante a déclaré, au nom de son enfant mineure, accepter, sous bénéfice d’inventaire, la succession de M. Bernardin, Christian François Marie Roger, né à Liège le 19 août 1957, époux de Mme Barchon, Anita, domicilié à 4880 Aubel, rue de Gorhez 82, et décédé à Plombières le 14 juin 2010. Dont acte signé, lecture faite par la comparante et le greffier. (Signatures illisibles.) Les créanciers et les légataires sont invités à faire connaître leurs droits, dans un délai de trois mois à compter de la présente insertion, par pli recommandé, à Me Mottard, notaire à Liège.

Réorganisation judiciaire − Gerechtelijke reorganisatie

Par jugement prononcé le 16 février 2011, le tribunal de commerce de Namur a déclaré ouverte la procédure de réorganisation judiciaire de la SPRL Point G, B.C.E. 0466.523.280, dont le siège social est établi à 5000 Namur, rue Emile Cuvelier 58. Per ce même jugement, le tribunal a accordé à la SPRL Point G un sursis d’une durée de quatre mois, lequel sursis prendra fin le 16 juin 2011. Le même jugement a désigné Me Baudhuin Rase, avocat à 5100 Jambes, boulevard de la Meuse 25, an qualité de mandataire de justice, avec pour mission générale d’organiser et de réaliser le transfert de l’activité de la SPRL Point G. (Signé) B. Rase, avocat. (7124)

(Signé) M. Solheid, greffier chef de service. (7122) Tribunal de commerce de Charleroi Publication prescrite par l’article 1154 du Code judiciaire Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 1154 van het Gerechtelijk Wetboek

Par décision du 15 février 2011, M. le juge de paix du deuxième canton de Liège a désigné Mme Marcelle Coulon, domiciliée chemin du Passage 11, à 4130 Hony, en qualité de curateur aux meubles à la succession réputée vacante de Zorn, Pierre, né le 8 avril 1934, en son vivant domicilié à 4000 Liège, rue de Namur 11, et décédé le 8 février 2011. Les créanciers et légataires éventuels sont invités à prendre contact avec le curateur, dans les trois mois de la présente publication. (Signé) M. Coulon, avocat. (7123)

Par jugement du 22 février 2011, la première chambre extraordinaire du tribunal de commerce de Charleroi a prorogé le sursis, conformément à l’article 38, § 2, de la loi du 31 janvier 2009 relative à la continuité des entreprises, octroyé par jugement du 29 septembre 2010, M. Alain Bellot, domcilié à 6120 Nalinnes, rue de la Charrière 10, exerçant le commerce sous la dénomination « Ecotherm », inscrit à la B.C.E. sous le n° 0864.205.959, ayant pour activité l’installation de panneaux photovoltaïques. Le nouveau sursis prend cours ce jour pour se terminer le 5 avril 2011. Un éventuel nouveau plan devra avoir été déposé au plus tard le 16 mars 2011. La cause est fixée au jeudi 30 mars 2011, à 8 h 30 m, devant la deuxième chambre pour recevoir le vote des créanciers sur le plan de réorganisation. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Painblanc, M.-B. (7125)

Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikelen 118 en 119 van het Burgerlijk Wetboek Publication faite en exécution des articles 118 et 119 du Code civil

Tribunal de commerce de Nivelles

Rechtbank van eerste aanleg te Turnhout

Par jugement du 21 février 2011, le tribunal de commerce de Nivelles a déclaré ouverte une procédure de réorganisation judiciaire au nom de Screve, Anabelle, dont le siège social est établi à 1470 Bousval, chemin de l’Alfer 4, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0806.706.042.

Bij verzoekschrift neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, de dato 13 januari 2011, hebben : 1. Dearden, Edith Louisa Jozefa, geboren te Herentals op 5 november 1960, wonende te 2460 Kasterlee (Tielen), Kerkstraat 163; 2. Dearden, Alan Jozef M., geboren te Herentals op 25 januari 1963, wonende te 2460 Kasterlee (Lichtaart), Krokuslaan 10, bus 3; 3. Dearden, Marc Peter, geboren te Herentals op 23 november 1964, wonende te 2460 Kasterlee (Tielen), Kerkstraat 19, bus 2; 4. Dearden, Werner Maria, geboren te Turnhout op 10 maart 1974, wonende te 2250 Olen, Waterstraat 30,

Juge délégué : Remy, Philippe. Un sursis prenant cours le 21 février 2011 et venant à échéance le 20 juin 2011 a été accordé à l’entreprise. L’affaire est refixée à l’audience du 20 juin 2011, à 9 heures, en l’auditoire de la troisième chambre du tribunal de commerce de Nivelles, rue Clarisse 115, à 1400 Nivelles. Pour extrait conforme : (signé) M. Keerstock, greffier délégué. (7126)

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Par jugement du 21 février 2011, le tribunal de commerce de Nivelles a déclaré ouverte une procédure de réorganisation judiciaire au nom de Field Solutions SPRL, dont le siège social est établi à 1420 Brainel’Alleud, chemin de la Praye 7, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0816.716.640. Juge délégué : Smet, Roger. Un sursis prenant cours le 21 février 2011 et venant à échéance le 14 juillet 2011 a été accordé à l’entreprise. Le vote des créanciers sur le plan de réorganisation judiciaire de l’entreprise aura lieu à l’audience du 20 juin 2011, à 9 heures, en l’auditoire de la troisième chambre du tribunal de commerce de Nivelles, rue Clarisse 115, à 1400 Nivelles. Le débiteur est invité à déposer au greffe le plan visé à l’article 44 de la loi au moins quatorze jours avant cette audience, soit le vendredi 3 juin 2011. Pour extrait conforme : (signé) M. Keerstock, greffier délégué.

14431

Rechtbank van koophandel te Brussel

Bij vonnis van 17 februari 2011, heeft de rechtbank van koophandel te Brussel, de verrichtingen van de definitieve opschorting toegekend aan de BVBA Red Phoenix, met maatschappelijke zetel, te 1050 Brussel, Steenweg op Waterloo 628 (Ondernemingsnummer 0870.911.827), afgesloten en aan de commissaris inzake opschorting Mr. J.-P. Walravens, met kantoor, te 1070 Brussel, Steenweg op Ninove 643, ontslag gegeven van zijn opdracht. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, J.M. Eylenbosch. (7130)

Verbeterende berichten

(7127) Rechtbank van koophandel te Antwerpen

Dans la procédure en réorganisation judiciaire au nom de Distrifox SPRL, dont le siège social est établi à 1435 Mont-Saint-Guibert, rue Auguste Lannoye 1, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0876.064.903, le tribunal de commerce de Nivelles a, par jugement du 21 février 2011 :

In het Belgisch Staatsblad van 21 februari 2011, bl. 12560, akte nr. 5686, betreffende Kaya’s BVBA, moet gelezen worden : « ... werd de opschorting met het oog op gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord toegekend voor een periode eindigend op 6 mei 2011 ». (7131)

constaté que le plan de réorganisation a été approuvé par la majorité des créanciers eu égard aux dispositions de l’article 54 de la loi du 31 janvier 2009; homologué ce plan le rendant contraignant pour tous les créanciers sursitaires; clôturé la procédure en réorganisation judiciaire, sous réserve des contestations éventuelles découlant de l’exécution de ce plan.

In het Belgisch Staatsblad van 1 december 2010, akte nr. 43235, bl. 73635, betreffende Depot en Transport Services BVBA, moet gelezen worden : « ... minnelijk akkoord toegekend voor een periode eindigend op 23 februari 2011... » (7132)

Pour extrait conforme : (signé) M. Keerstock, greffier délégué. (7128)

Dans la procédure en réorganisation judiciaire au nom de T.T.P.V. SPRL, dont le siège social est établi à 1400 Nivelles, rue de l’Industrie 9, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0899.381.228, le tribunal de commerce de Nivelles a, par jugement du 21 février 2011 : constaté que le plan de réorganisation a été approuvé par la majorité des créanciers eu égard aux dispositions de l’article 54 de la loi du 31 janvier 2009; homologué ce plan le rendant contraignant pour tous les créanciers sursitaires; clôturé la procédure en réorganisation judiciaire, sous réserve des contestations éventuelles découlant de l’exécution de ce plan. Pour extrait conforme : (signé) M. Keerstock, greffier délégué. (7129)

Tribunal de commerce de Bruxelles

Par jugement du 17 février 2011, le tribunal de commerce de Bruxelles, a clôturé les opérations du sursis définitif accordé à la SPRL Red Phoenix, avec siège social à 1050 Bruxelles, chaussée de Waterloo 628 (n° entreprise : 0870.911.827) et a donné décharge au commissaire au sursis Me J.-P. Walravens, avocat, dont le cabinet est établi à 1070 Bruxelles, chaussée de Ninove 643.

In het Belgisch Staatsblad van 10 november 2010, akte nr. 40488, bl. 67912, betreffende Helco BVBA, moet gelezen worden : « ... het reorganisatieplan gehomologeerd en de reorganisatieprocedure afgesloten ». (7133)

In het Belgisch Staatsblad van 1 december 2010, akte nr. 43234, bl. 73635, betreffende Emma Chemicals, moet gelezen worden : « ... gerechtelijke reorganisatie door collectief akkoord toegekend voor een periode eindigend op 23 februari 2011 ... ». (7134)

Rechtbank van koophandel te Mechelen

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Mechelen, d.d. 21 februari 2011, werd geopend verklaard de procedure van gerechtelijke reorganisatie, met het oog op het bekomen van een collectief akkoord van de BVBA H & V Chemicals, verwerking en verkoop van chemicaliën, met maatschappelijke zetel te 2812 Mechelen (Muizen), Zwijvegemstraat 10, met uitbatingszetel, te 1800 Vilvoorde, Kerkhofstraat 6, bus 13, ondernemingsnummer 0475.313.163. De opschorting werd haar toegekend voor een periode eindigend op 6 juni 2011.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, J.-M. Eylenbosch. (7130)

Gedelegeerd rechter : de heer F. Vercauteren, rechter in handelszaken.

14432


In dit vonnis werd gezegd dat de BVBA H & V Chemicals, voornoemd, haar reorganisatieplan ter griffie van deze rechtbank dient neer te leggen uiterlijk op 6 mei 2011 en dat op de terechtzitting van de tweede kamer van deze rechtbank van maandag 23 mei 2011, te 10 u. 30 m., in de zittingszaal van deze rechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Voochtstraat 7, te 2800 Mechelen, zal worden overgegaan tot de stemming over het neer te leggen reorganisatieplan, waarna de rechtbank uitspraak zal doen over de homologatie ervan. Mechelen, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (7135)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Mechelen, d.d. 21 februari 2011, werd geopend verklaard de procedure van gerechtelijke reorganisatie, met het oog op het verkrijgen van een collectief akkoord van de BVBA Princess Interieur, verkoop van interieurartikelen, met maatschappelijke zetel en uitbatingszetel, te 2500 Lier, Kesselsesteenweg 87, ondernemingsnummer 0874.393.533. De opschorting werd haar toegekend voor een periode eindigend op 30 mei 2011. Gedelegeerd rechter : de heer De Bast, rechter in handelszaken. Mechelen, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (7136)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Mechelen, d.d. 21 februari 2011, werd geopend verklaard de procedure van gerechtelijke reorganisatie, met het oog op het verkrijgen van een collectief akkoord van de BVBA Fanterlok, uitbating van restaurant, met maatschappelijke zetel en uitbatingszetel te 2800 Mechelen, Vismarkt 16, ondernemingsnummer 0880.434.059. De opschorting werd haar toegekend voor een periode eindigend op 6 juni 2011. Gedelegeerd rechter : de heer Vercauteren, Frederik, rechter in handelszaken. Mechelen, 21 februari 2011. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (7137)

Rechtbank van koophandel te Oudenaarde

Faillite − Faillissement

Tribunal de commerce de Charleroi

Par jugement du 16 février 2011 de la première chambre du tribunal de commerce de Charleroi a déclaré, sur aveu, la faillite de la SCS Le Castellana, dont le siège social est sis à 6010 Couillet, route de Philippeville 315/317, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0471.419.406 (activité commerciale : café, dénomination commerciale : Le Castellana). Désignée en qualité de curateur : Me Xavier-Eric Born, avocat au barreau de Charleroi, dont les bureaux sont sis à 6000 Charleroi, boulevard Devreux 28. Désignée en qualité de juge-commissaire : M. Pierre Degesves. Fixe la date définitive de cessation des paiements au 16 août 2010. Ordonne aux créanciers de faire au greffe de ce tribunal, la déclaration de leurs créances au plus tard le 15 mars 2011. Fixe au 13 avril 2011 la date ultime de dépôt du premier procès-verbal de vérification des créances au greffe du tribunal de commerce de céans. Ordonne d’office la gratuité de la procédure conformément à l’article 666 du Code judiciaire. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli sont invitées à en faire déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi du 8 août 1997 sur les faillites. Pour extrait conforme : la greffière, (signé) C. Page. (7140)

Par jugement du 15 janvier 2011 de la première chambre du tribunal de commerce de Charleroi a déclaré, sur aveu, la faillite de la SPRL Entreprise générale Lescart-Mansy, dont le siège social est sis à 7131 Binche, chaussée d’Estinnes 79, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0463.170.149 (activité commerciale : entreprise générale de construction, parachèvement, dénomination commerciale : néant). Désigné en qualité de curateur : Me Bernard Grofils, avocat au barreau de Charleroi, dont les bureaux sont sis à 6000 Charleroi, boulevard P. Janson 39. Désigne en qualité de juge-commissaire : M. Vincent Dumortier.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Oudenaarde, tweede kamer, in dato van 17 februari 2011, werd de procedure gerechtelijke reorganisatie van de NV Bramecon, met zetel te 9660 Brakel, Industrielaan 18, met ondernemingsnummer 0418.219.161, voortijdig beëindigd. (Get.) Ingrid Verheyen, griffier. (7138)

Envoi en possession − Inbezitstelling

Par jugement rendu le 20 mai 2010, la première chambre du tribunal de première instance de Charleroi a déclaré l’absence de Mme Rosa Carmela Merlino, née à Rometta (Italie) le 30 août 1945, épouse de M. Guido Bardini, décédé le 27 janvier 2000, sans domicile ni résidence connus en Belgique et à l’étranger, domiciliée en dernier lieu à 6001 Charleroi, section de Marcinelle, d’où elle a été radiée d’office le 30 juin 1998. Par jugement rendu le 2 décembre 2010, la première chambre civile du tribunal de première instance de Charleroi a envoyé Mme Mafalda Bardini, domiciliée rue de Charleroi 548, à 6140 Fontaine-l’Evêque, en possession provisoire des biens qui appartenaient à Mme Rosa Carmela Merlino. (Signé) Ph. Tassin, avocat. (7139)

Fixe la date provisoire de cessation des paiements au 14 février 2011. Ordonne aux créanciers de faire au greffe de ce tribunal, la déclaration de leurs créances au plus tard le 15 mars 2011. Fixe au 13 avril 2011 la date ultime de dépôt du premier procès-verbal de vérification des créances au greffe du tribunal de commerce de céans. Ordonne d’office la gratuité de la procédure conformément à l’article 666 du Code judiciaire. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli sont invitées à en faire déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi du 8 août 1997 sur les faillites. Pour extrait conforme : la greffière, (signé) C. Page. (7141)

Par jugement du 21 février 2011, la première chambre du tribunal de commerce de Charleroi a déclaré ouverte, sur aveu, la faillite de la SPRL Tradition d’ici et d’ailleurs, dont le siège social est établi à 6041 Gosselies, rue de Namur 93, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro 0870.437.913. Curateur : Me Philippe Delvaux, avocat à 6240 Farciennes, rue Grande 30.

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Juge-commissaire : Marcel Balsat. La date provisoire de cessation des paiements est fixée au 9 février 2011.

14433

Nomme en qualité de juge-commissaire à cette faillite, M. le juge consulaire Bernard Schrevens.

Les créanciers sont invités à déposer leurs créances au greffe du tribunal de commerce avant le 22 mars 2011.

Désigne, pour remplir sous sa surveillance les fonctions de curateur, Me Olivier Massart, avocat à 6061 Montignies-sur-Sambre, rue T’Serclaes de Tilly 49/51.

Le curateur déposera au greffe du tribunal de commerce, au plus tard le 20 avril 2011, le premier procès-verbal de vérification des créances.

Fixe la date provisoire de la cessation des paiements au 22 février 2011.

Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli sont invitées à en faire déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi du 8 août 1997 sur les faillites.

Invite les créanciers à faire la déclaration de leurs créances au greffe de ce tribunal au plus tard le 23 mars 2011. Le curateur déposera, au greffe du tribunal de commerce le premier procès-verbal de vérification des créances, au plus tard le 21 avril 2011.

Le pro deo a été ordonné. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) P. Carlu. (7142)

Par jugement du 21 février 2011, la première chambre du tribunal de commerce de Charleroi a déclaré ouverte, sur aveu, la faillite de la SA Administration, Technical, Engineering, Research and Industrial Support, dont le siège social est établi à 6001 Marcinelle, avenue de Philippeville 156, bte 1, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro 0460.897.280. Curateur : Me Guy Houtain, avocat à 6220 Fleurus, chaussée de Charleroi 231. Juge-commissaire : Caroline Gaillard. La date provisoire de cessation des paiements est fixée au 18 février 2011. Les créanciers sont invités à déposer leurs créances au greffe du tribunal de commerce avant le 22 mars 2011.

Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli sont invitées à en faire déclaration au greffe, conformément à l’article 72ter de la loi du 8 août 1997 sur les faillites. Le pro deo a été ordonné. Pour extrait conforme : la greffière, (signé) F. Rolin. (7145)

Par jugement du 21 février 2011, la première chambre du tribunal de commerce de Charleroi a reporté la date définitive de cessation des paiements de la SPRL Amo Construct, dont le siège social est établi à 6030 Marchienne-au-Pont, place Albert Ier 44, inscrite à la BanqueCarrefour des Entreprises sous le numéro 0457.903.940, et l’a fixée au 15 mai 2010. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) P. Carlu. (7146)

Le curateur déposera au greffe du tribunal de commerce, au plus tard le 20 avril 2011, le premier procès-verbal de vérification des créances. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli sont invitées à en faire déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi du 8 août 1997 sur les faillites. Le pro deo a été ordonné. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) P. Carlu. (7143)

Par jugement du 21 février 2011, la première chambre du tribunal de commerce de Charleroi a reporté la date définitive de cessation des paiements de M. Delsanne, Jean, né le 11 mars 1965, exerçant le commerce sous la dénomination « Les Etangs de Forges », domicilié à 6464 Forges, rue Roger de Keyser 101, inscrit à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro 0611.935.089, et l’a fixée au 9 mai 2010. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) P. Carlu.

Par jugement du 21 février 2011, la première chambre du tribunal de commerce de Charleroi a déclaré ouverte, sur citation, la faillite de la SPRL Isoplatre, dont le siège social est établi à 6030 Marchienne-auPont, chaussée de Châtelet 347, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro 0861.222.616. Curateur : Me Stéphane Guchez, avocat à 6000 Charleroi, rue du Parc 49. Juge-commissaire : Yvon Willemet. La date provisoire de cessation des paiements est fixée au 21 février 2011.

(7147)

Par jugement du 21 février 2011, la première chambre du tribunal de commerce de Charleroi a reporté la date définitive de cessation des paiements de la SPRL Advertising Services, dont le siège social est établi à 7170 Manage, rue des Verreries 29, inscrite à la BanqueCarrefour des Entreprises sous le numéro 0865.728.265, et l’a fixée au 29 juin 2010. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) P. Carlu. (7148)

Les créanciers sont invités à déposer leurs créances au greffe du tribunal de commerce avant le 22 mars 2011. Le curateur déposera au greffe du tribunal de commerce, au plus tard le 20 avril 2011, le premier procès-verbal de vérification des créances. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli sont invitées à en faire déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi du 8 août 1997 sur les faillites. Le pro deo a été ordonné. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) P. Carlu. (7144)

Par jugement du 22 février 2011, la troisième chambre du tribunal de commerce de Charleroi a déclaré ouverte, sur aveu, la faillite de la SPRL Fleurs Nicole, dont le siège social est sis à 7160 Chapelle-lezHerlaimont, rue Solvay 42, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0421.145.987.

Tribunal de commerce de Dinant

Par jugement du 16 février 2011, la première chambre du tribunal de commerce de Dinant, a clôturé, par liquidation, les opérations de la faillite de la SPRL Bati-Hamois, enregistrée auprès de la B.C.E. sous le numéro 0865.872.379, ayant son siège social à 5360 Hamois, rue de Buresse 19a, déclarée ouverte par jugement de ce tribunal du 21 juin 2005. Est considéré comme liquidateur : Mme Carole Pire, domiciliée ou l’ayant été à 5590 Ciney, place de la Renaissance 10. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) C. Dujeu. (7149)

14434

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Tribunal de commerce de Liège

Par jugement du 21 février 2011, le tribunal de commerce de Liège a déclaré, sur citation, la faillite de la SPRL CD New Home, B.C.E. n° 0864.458.654, dont le siège social est établi à 4130 Esneux, avenue Montefiore 26, activités : travaux de menuiserie. Curateur : Me Jean-Luc Paquot, avocat à 4000 Liège, avenue Blonden 33. Juge-commissaire : M. Marc Decharneux. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques, qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au 7 avril 2011. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) M. Godin. (7150)

Par jugement du 21 février 2011, le tribunal de commerce de Liège a déclaré, sur citation, la faillite de la SPRL Vandeweyer Peeters, B.C.E. n° 0449.279.353, dont le siège social est établi à 4000 Liège, rue des Guillemins 77/4, activité : travaux de préparation des sites. Curateur : Me Yves Bisinella, avocat à 4102 Ougrée, rue Mattéoti 36. Juge-commissaire : M. Joseph Dejardin. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques, qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au 7 avril 2011. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) M. Godin. (7151)

Par jugement du 21 février 2011, le tribunal de commerce de Liège a déclaré, sur aveu, la faillite de M. Michaël José Dubois, né le 24 novembre 1970, domicilié à 4400 Flémalle, rue Les Quinze Bonniers 16, B.C.E. n° 0880.265.991, activité : restauration sous la dénomination « Mic-Mac », à 4400 Flémalle, Grand Place 9. Curateur : Me André Tihon, avocat à 4000 Liège, En Féronstrée 23/ 013. Juge-commissaire : M. André Salmon. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques, qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au 7 avril 2011. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) M. Godin. (7152)

Par jugement du 21 février 2011, le tribunal de commerce de Liège a déclaré, sur aveu, la faillite de M. Benjamin Patrick Leclercq, né le 2 novembre 1979, domicilié à 4400 Flémalle, Grand’Route 488, B.C.E. n° 0875.134.394, activité : pose de carrelages sous la dénomination « Leclercq Benjamin ». Curateur : Me Philippe Jehasse, avocat à 4000 Liège, rue des Augustins 32.

Juge-commissaire : M. Eric Reuter. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques, qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au 7 avril 2011. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) M. Godin. (7153)

Par jugement du 21 février 2011, le tribunal de commerce de Liège a déclaré, sur aveu, la faillite de la SPRL Perle et Pinpin, dont le siège social est établi à 4052 Chaudfontaine, rue Toussaint Gerkens 12/0011, activité : commerce en puériculture, B.C.E. n° 0887.948.391. Curateur : Me Béatrice Versie, avocat à 4000 Liège, rue Lambert le Bègue 9. Juge-commissaire : Mme Annette Penners. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques, qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au 7 avril 2011. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) M. Godin. (7154)

Par jugement du 21 février 2011, le tribunal de commerce de Liège a déclaré, sur aveu, la faillite de M. Francesco Pietro Netti, né le 20 décembre 1973, domicilié à 4100 Seraing, rue Verte 168, bte 5, B.C.E. n° 0872.592.994, activité : travaux de plafonnage sous la dénomination « N.F. Plafonnage ». Curateurs : Me Pierre Ramquet et Pierre Thiry, avocats à 4000 Liège, place Verte 13. Juge-commissaire : M. Georges David. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques, qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au 7 avril 2011. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) M. Godin. (7155)

Par jugement du 21 février 2011, le tribunal de commerce de Liège a déclaré, sur aveu, la faillite de la SPRL Michel & Angelo Isolations Chapes Carrelages, dont le siège social est établi à 4100 Seraing, rue du Pairay 2, activité : chapes et carrelages, B.C.E. n° 0899.501.388. Curateurs : Me Jean-Marc van Durme, avocat à 4000 Liège, rue de Joie 56 et Me Koenraad Tanghe, avocat à 4000 Liège, rue Duvivier 22. Juge-commissaire : M. Bruno Detienne. Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce de Liège, à 4000 Liège, îlot Saint-Michel, rue Joffre 12, endéans les trente jours du jugement déclaratif de faillite. Les personnes physiques, qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire la déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.

14435

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Le dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances est fixé au 7 avril 2011. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) M. Godin. (7156)

Curateur : Me Bernard Popyn, rue de la Grande Triperie 15, à 7000 Mons. Cessation des paiements : provisoirement le 21 février 2011. Dépôt des déclarations de créances pour le 23 mars 2011.

Tribunal de commerce de Mons

Par jugement du 21 février 2011, le tribunal de commerce de Mons a déclaré la faillite, sur aveu, de AK&Er SPRL, dont le siège social est sis à 7350 Hensies, avenue de l’Europe 10, y ayant exercé les activités de commerce d’alimentation générale, RPM 150588, B.C.E. n° 0897.133.204.

Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ou de la faillie, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances, le 13 avril 2011. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) V. Di Caro. (7160)

Curateur : Me Natalie Debouche, Grand-Place 14, à 7370 Dour. Cessation des paiements : provisoirement le 21 février 2011. Dépôt des déclarations de créances pour le 23 mars 2011. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ou de la faillie, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances, le 11 avril 2011. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) V. Di Caro. (7157)

Par jugement du 21 février 2011, le tribunal de commerce de Mons a déclaré la faillite, sur assignation, de Lefebvre, Cyril, né à Saint-Ghislain le 24 juin 1982, domicilié à 7380 Baisieux, avenue de France 253, exerçant l’activité de nettoyage courant des bâtiments, B.C.E. n° 0888.892.855. Curateur : Me Natalie Debouche, Grand-Place 14, à 7370 Dour. Cessation des paiements : provisoirement le 21 février 2011.

Par jugement du 21 février 2011, le tribunal de commerce de Mons a déclaré la faillite, sur aveu, de Assurmons SPRL, dont le siège social est situé à 7022 Mesvin, place de Mesvin 13, ayant exercé l’activité d’agent d’assurances, RPM Mons 144872, B.C.E. n° 0475.110.651.

Dépôt des déclarations de créances pour le 23 mars 2011. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ou de la faillie, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.

Curateur : Me Tony Bellavia, rue des Marcottes 30, à 7000 Mons. Cessation des paiements : provisoirement le 21 février 2011. Dépôt des déclarations de créances pour le 23 mars 2011. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ou de la faillie, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.

Dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances, le 11 avril 2011. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) V. Di Caro. (7161)

Dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances, le 21 avril 2011. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) V. Di Caro. (7158)

Par jugement du 21 février 2011, le tribunal de commerce de Mons a déclaré la faillite, sur assignation, de Dumont, Thierry, né à La Hestre le 17 mars 1960, domicilié à 7110 Houdeng-Aimeries, rue du Calvaire 18, bte 2, exerçant les activités de service traiteur, commerce de détail de viandes et produits à base de viande, élevage de poules et entretien de parcs et jardins, B.C.E. n° 0665.115.142. Curateur : Me Christine Delbart, avenue des Expositions 2, à 7000 Mons. Cessation des paiements : provisoirement le 21 février 2011. Dépôt des déclarations de créances pour le 23 mars 2011. Les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli ou de la faillie, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Dépôt au greffe du premier procès-verbal de vérification des créances, le 28 avril 2011. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) V. Di Caro. (7159)

Par jugement du 21 février 2011, le tribunal de commerce de Mons a déclaré la faillite, sur assignation, de Moya SPRL, dont le siège social est situé à 7080 Frameries, rue Sainte-Philomène 39, exerçant les activités de commerce de détail de linge de maison, maroquinerie, articles de voyage, chaussures, vêtements et appareils d’éclairage, RPM Mons 146771, B.C.E. n° 0472.884.502.

Tribunal de commerce de Namur

Par jugement du 21 février 2011, le tribunal de commerce de Namur a déclaré, sur citation, la faillite de la SPRL Building Management & Construction, en abrégé BM Construct, ayant son siège social à 5190 Jemeppe-sur-Sambre, rue de la Vieille Sambre 47, ayant comme activité la construction générale de bâtiments résidentiels, inscrite à la B.C.E. sous le numéro 0879.305.394. Le même jugement reporte à la date provisoire du 21 février 2011, l’époque de la cessation des paiements. Juge-commissaire : Mme Dethinne-Delplanche, Nicole, juge consulaire. Curateur : Me 5000 Namur.

Schumacker,

Marielle,

rue

du

Lombard

85,

Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunal de commerce, rue du Collège 37, dans les trente jours. Les personnes physiques, qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, sont invitées à en faire déclaration au greffe conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Le dépôt du premier procès-verbal de vérification des créances se fera au greffe du tribunal de commerce de Namur le 31 mars 2011, avant 16 heures, au deuxième étage. Pour extrait conforme : le greffier en chef faisant fonction, (signé) A. Baye. (7162)

14436

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Tribunal de commerce de Neufchâteau

Par jugement du 22 février 2011, le tribunal de commerce de Neufchâteau a prononcé la clôture, par insuffisance d’actif, de la faillite de Mme Geenens, Jeannine, née à Charleroi le 22 mars 1961, anciennement domiciliée à 6600 Bastogne, route de Marche 148, et actuellement à 4540 Amay, chaussée de Liège 62 (AMP), inscrite au registre de la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0714.868.620, et a déclaré la faillie excusable. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) P. Wanlin. (7163)

Par jugement du 22 février 2011, le tribunal de commerce de Neufchâteau a prononcé la clôture, par insuffisance d’actif, de la faillite de la SPRLU Gîte Confort, dont le siège social était sis à 6850 Paliseul, rue de Sart 5, inscrite au registre de la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0444.757.569. Mme Lefer, Francine, domiciliée à 6850 Paliseul, rue de Sart 5, est considérée comme liquidatrice. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) P. Wanlin. (7164)

Par jugement du tribunal de commerce de Nivelles du 21 février 2011, a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de Wackens, Eric, avenue du Château Jaco 5/42, 1410 Waterloo, résidant actuellement pour cause d’hospitalisation au Domaine ASBL, rue Jean Lanneau 39, à 1420 Braine-l’Alleud, n° B.C.E. 0750.434.065, né le 28 janvier 1978, activité : laveur de vitres. Juge-commissaire : M. Lange, Etienne. Curateur : Me Beck, Claude, avocat à 1421 Ophain-Bois-Seigneur, rue du Ry Ternel 14. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Dépôt par la curatelle du premier procès-verbal de vérification des créances au greffe au plus tard le 4 avril 2011. Dit que les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe, conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : la greffière en chef faisant fonction, (signé) P. Fourneau. (7167)

Par jugement du tribunal de commerce de Nivelles du 21 février 2011, a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de NapiImport-Export SPRL, chaussée de Bruxelles 278, 1400 Nivelles, n° B.C.E. 0450.713.468, activité : import export de véhicules automobiles. Juge-commissaire : M. Lange, Etienne.

Par jugement du 22 février 2011, le tribunal de commerce de Neufchâteau a prononcé, sur assignation, la faillite de la SCRL Station Service Lemaire-Conrard, dont le siège social est sis à 6640 Vaux-surSûre, chaussée de Neufchâteau 26, inscrite au registre de la BanqueCarrefour des Entreprises sous le n° 0437.699.731, pour exercer l’activité principale renseignée de commerce de détail de carburants. Curateur : Me Olivier Schmitz, avocat à 6600 Bastogne, avenue Mathieu 37B. Les créanciers sont invités à déposer au greffe du tribunal de commerce de Neufchâteau, rue Franklin Roosevelt 33, la déclaration de leurs créances, au plus tard, pour le 24 mars 2011. Le dépôt par le curateur au greffe de ce tribunal du premier procèsverbal de vérification des créances est fixé au vendredi 22 avril 2011. Pour extrait conforme : le greffier, (signé) P. Wanlin. (7165)

Tribunal de commerce de Nivelles

Par jugement du tribunal de commerce de Nivelles du 21 février 2011, a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de Fastoche SPRL, dénom. Au Bonheur de l’Ampleur, avenue Reine Astrid 1A, 1330 Rixensart, établissement situé à 5030 Gembloux, place de l’Orneau 10, n° B.C.E. 0444.252.872, activité : vente au détail de prêtà-porter pour dames. Juge-commissaire : M. Larbuisson, Patrick. Curateur : Me Goethals, Luc, avocat à 1330 Rixensart, avenue de Merode 112. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Dépôt par la curatelle du premier procès-verbal de vérification des créances au greffe au plus tard le 4 avril 2011. Dit que les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe, conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : la greffière en chef faisant fonction, (signé) P. Fourneau. (7166)

Curateur : Me Goethals, Luc, avocat à 1330 Rixensart, avenue de Mérode 112. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Dépôt par la curatelle du premier procès-verbal de vérification des créances au greffe au plus tard le 4 avril 2011. Dit que les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe, conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : la greffière en chef faisant fonction, (signé) P. Fourneau. (7168)

Par jugement du tribunal de commerce de Nivelles du 21 février 2011, a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de Tyminski, Piotr, chemin du Lanternier 55 (Plancenoit), 1380 Lasne, n° B.C.E. 0553.446.663, né le 22 juin 1974, activité : entreprise de construction. Juge-commissaire : M. Larbuisson, Patrick. Curateur : Me Roosen, Laurence, avocat à 1341 Céroux-Mousty, avenue des Iris 101. Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Dépôt par la curatelle du premier procès-verbal de vérification des créances au greffe au plus tard le 4 avril 2011. Dit que les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe, conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : la greffière en chef faisant fonction, (signé) P. Fourneau. (7169)

Par jugement du tribunal de commerce de Nivelles du 21 février 2011, a été déclarée ouverte, sur aveu, la faillite de JJB SPRL, dénom. Le Petit Rypin, avenue de la Résistance 26, 1340 Ottignies, n° B.C.E. 0877.662.136, activité : commerce de détail en alimentation générale. Juge-commissaire : M. Lange, Etienne. Curateur : Me Beck, Claude, avocat à 1421 Ophain-Bois-Seigneur, rue du Ry Ternel 14.

14437

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date de la faillite. Dépôt par la curatelle du premier procès-verbal de vérification des créances au greffe au plus tard le 4 avril 2011. Dit que les personnes physiques qui se sont constituées sûreté personnelle du failli, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe, conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites. Pour extrait conforme : la greffière en chef faisant fonction, (signé) P. Fourneau. (7170)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 22 februari 2011, is Geluk BVBA, Montignystraat 113, 2018 Antwerpen-1, catering, ondernemingsnummer 0465.565.653, op bekentenis, failliet verklaard. Curator : Mr. Leenders, Sven, Grote Steenweg 154, 2600 Berchem (Antwerpen). Datum der staking van betaling : 22 februari 2011. Indienen der schuldvorderingen ter griffie vóór 24 maart 2011. Neerlegging van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 22 april 2011, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, R. Gentier. (Pro deo) (7174)

Tribunal de commerce de Verviers Faillite sur aveu Par jugement du 17 février 2011, le tribunal de commerce de Verviers a déclaré la faillite de la SPRL JPL Bois, dont le siège social est établi à 4845 Jalhay, route de la Gileppe 1, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro 0885.702.743, pour une exploitation forestière. Curateur : Me Bernard Leroy, avocat à 4800 Verviers, rue du Palais 64.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 22 februari 2011, is Hofis BVBA, Melkerijstraat 4, bus 36, 2910 Essen, algemene bouw van residentiële gebouwen, ondernemingsnummer 0443.053.537, op bekentenis, failliet verklaard.

Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe endéans les trente jours.

Curator : Mr. Leenders, Sven, Grote Steenweg 154, 2600 Berchem (Antwerpen).

Clôture du premier procès-verbal de vérification des créances : le 18 avril 2011, à 9 h 30 m, au palais de justice de Verviers. Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Marianne Dereze. (7171)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 22 februari 2011, is Parole BVBA, Nationalestraat 45, 2000 Antwerpen-1, cafés en bars, ondernemingsnummer 0891.739.806, op bekentenis, failliet verklaard.

Datum der staking van betaling : 22 februari 2011. Indienen der schuldvorderingen ter griffie vóór 24 maart 2011. Neerlegging van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 22 april 2011, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, R. Gentier. (Pro deo) (7175)

Curator : Mr. Lannoy, Catherine, Prins Boudewijnlaan 177-181, 2610 Wilrijk (Antwerpen). Datum der staking van betaling : 22 februari 2011. Indienen der schuldvorderingen ter griffie vóór 24 maart 2011. Neerlegging van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 22 april 2011, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, R. Gentier. (Pro deo)

(7172)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 février 2011, werd het faillissement van Strijbol, Jurgen, Papenweg 6, 2940 Stabroek, gesloten bij vereffening en verschoonbaar verklaard. Curator : Mr. Bergmans, Jan, advocaat, Eikenstraat 80, 2840 Rumst. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (7176)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Incomex NV, Meir 23, 2000 Antwerpen-1, gesloten bij vereffening. Beschouwd als 2610 Antwerpen.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, d.d. 22 februari 2011, is Archipel BVBA, Hoogstraat 9, 2000 Antwerpen-1, detailhandel in textiel, ondernemingsnummer 0446.962.934, op bekentenis, failliet verklaard.

vereffenaar :

C.

Verrassek,

Vijverlaan

45/5,

Curator : Mr. Michel Martin, advocaat, Franklin Rooseveltplaats 18, 2060 Antwerpen-6. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (7177)

Curator : Mr. Lannoy, Catherine, Prins Boudewijnlaan 177-181, 2610 Wilrijk (Antwerpen). Datum der staking van betaling : 22 februari 2011. Indienen der schuldvorderingen ter griffie vóór 24 maart 2011. Neerlegging van het eerste proces-verbaal van nazicht der ingediende schuldvorderingen : 22 april 2011, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, Bolivarplaats 20, 2000 Antwerpen. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan ter griffie een verklaring neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter Fail.W.). De griffier, R. Gentier. (Pro deo)

(7173)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Flandria Holding NV, Interprovinciale Stoombootdiensten Flandria, Steenplein, 2000 Antwerpen-1, gesloten bij vereffening. Beschouwd als 2018 Antwerpen-1.

vereffenaar :

Luc

Schoups,

Belgiëlei

177/4,

Curatoren : Mr. Van Kildonck, Karel, advocaat, Belgiëlei 196, 2018 Antwerpen-1; Mr. Moens, Annemie, advocaat, Prins Boudewijnlaan 177-181, 2610 Wilrijk (Antwerpen). De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (7178)

14438


Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Maruni NV, Zwarte Weg Kaai 363, 2030 Antwerpen-3, gesloten bij vereffening.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Ambulancecentrum Antwerpen NV, Dennenlaan 2, 2970 Schilde, gesloten bij vereffening.

Beschouwd als vereffenaar : Carl Boeykens, Lammekensraamvelf, 2000 Antwerpen-1.

Beschouwd als vereffenaar : Ph. Callens, Dennenlaan 2, 2970 Schilde.

Curatoren : Mr. Van Camp, Eddy, advocaat, Molenstraat 52-54, 2018 Antwerpen-1; Mr. De Roy, Frans, advocaat, Paleisstraat 47, 2018 Antwerpen-1. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (7179)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Stiva BVBA, Frans Greefslaan 11, 2920 Kalmthout, gesloten bij vereffening. Beschouwd als vereffenaar : Marce Stiers, Frans Greefslaan 11, 2920 Kalmthout. Curatoren : Mr. Verstraeten, Peter, advocaat, Kielsevest 2-4, bus 1, 2018 Antwerpen-1; Mr. Verstreken, Liesbeth, advocaat, Grote Steenweg 417, 2600 Berchem (Antwerpen). De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (7180)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Elsdiam BVBA, Rijfstraat 3, 5e verdieping, 2018 Antwerpen-1, gesloten bij vereffening. Beschouwd als vereffenaar : Jean Elsmoortel, Boerendreef 11, 2970 Schilde. Curator : Mr. Van Goethem, Inge, advocaat, Verdussenstraat 29, 2018 Antwerpen-1. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (7181)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Enormbel NV, Bredabaan 1026, 2900 Schoten, gesloten bij vereffening. Beschouwd 2970 Schilde.

als

vereffenaar :

Fleur

Rijckaert,

Kerkstraat

50,

Curator : Mr. Rauter, Philip, advocaat, Hovestraat 28, 2650 Edegem. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (7182)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Vortex Container Services NV, Noorderlaan 98, bus 44, 2030 Antwerpen-3, gesloten bij vereffening. Beschouwd als 2000 Antwerpen.

vereffenaar :

Frank

Nijs,

Paardenmarkt

87,

Curator : Mr. Mertens, Jan Lodewijk, advocaat, Alice Nahonlei 74, 2900 Schoten. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (7185)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Bonte BVBA, Klaverstraat 1, 2520 Ranst, gesloten bij vereffening. Beschouwd als vereffenaar : Roger Bonte, Klaverstraat 1, 2520 Ranst. Curator : Mr. Verfaillie, Christine, advocaat, Amerikalei 128, 2000 Antwerpen-1. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (7186)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Setime NV, Boombekelaan 9, 2660 Hoboken (Antwerpen), gesloten bij vereffening. Beschouwd 3510 Hasselt.

als

vereffenaar :

J.

Soors,

Holtrakkerstraat

111,

Curatoren : Mr. Van Sant, Paul, advocaat, Justitiestraat 27, 2018 Antwerpen-1; Mr. De Roy, Xavier, advocaat, Amerikalei 108, D4, 2000 Antwerpen-1. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (7187)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Taverne de Pierhoeve GCV, Paleisstraat 72, 2018 Antwerpen-1, gesloten bij vereffening. Beschouwd als vereffenaar : G. Vandenbroeke, August Vermeylenlaan 1/26, 2050 Antwerpen. Curator : Mr. Vandendriessche, Geert, advocaat, Schildersstraat 27A, 2050 Antwerpen. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (7188)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van H.A.K. Montage BVBA, Boomsesteenweg 690, 2610 Wilrijk (Antwerpen), gesloten bij vereffening. Beschouwd als vereffenaar : P. Schoenmaekers, Mallekotstraat 67, 2500 Lier.

Curator : Mr. Marinower, Claude, advocaat, Consciencestraat 7, 2018 Antwerpen-1. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (7183)

Curator : Mr. Van Alphen, Marian, baan 289-291, 2100 Deurne (Antwerpen).

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van A.E.I. BVBA, Herentalsebaan 638, 2100 Deurne (Antwerpen), gesloten bij vereffening.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Majjouti BVBA, Bouwensstraat 2, 2140 Borgerhout (Antwerpen), gesloten bij vereffening.

Beschouwd als vereffenaar : Peter Bervoets, Silsburgstraat 87, 2100 Antwerpen.

Beschouwd als vereffenaars : M. Majjouti Sr., Van Stralenlei, 2170 Merksem; M. Majjouti Jr., Lange Bremstraat 112/8, 2170 Merksem.

Curator : Mr. Heysse, Barbara, advocaat, 2050 Antwerpen-5. De griffier-hoofd van dienst, M. Caers.

Curator : Mr. Claes, Dominique, advocaat, Jan Van Rijswijcklaan 232, 2020 Antwerpen-2.

Esmoreitlaan

5,

advocaat,

Turnhoutse-

De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (7189)


(7190)

14439

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van ’t Vloerderke BVBA, Kardinaal Cardijnlaan 94/3, 2547 Lint, gesloten bij vereffening.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Citadel Zuid BVBA, VIIeOlympiadelaan 169, 2020 Antwerpen-2, gesloten bij vereffening.

Beschouwd als vereffenaar : Els Roels, Kardinaal Cardijnlaan 94/3, 2547 Lint.

Beschouwd als vereffenaar : 5300 Haskovo (Bulgarije).

Curator : Mr. Bruneel, 2000 Antwerpen-1.

Gregory,

advocaat,

Bredestraat

4,


Kerim

Hall

Dzhafer,

Madcari,

Curator : Mr. Snepvangers, Stefan, advocaat, Grote Steenweg 154, 2600 Berchem (Antwerpen). De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (7197)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Bjorn’s BVBA, Bevrijdingslei 1, 2930 Brasschaat, gesloten bij vereffening. Beschouwd als vereffenaar : Bjorn Praalder, van Hoeylaan 63A, 2594 CP’S Gravenhage (Nederland).

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van In de Fruithof BVBA, Weggestraat 1-3, 2170 Merksem (Antwerpen), gesloten bij vereffening.

Curator : Mr. Caeymaex, Andre, advocaat, Kielsevest 2-4, bus 1, 2018 Antwerpen-1.

Beschouwd als 2100 Antwerpen.


vereffenaar :

Joris

Leys,

Waasdonk

39,

Curator : Mr. Leenders, Sven, advocaat, Grote Steenweg 154, 2600 Berchem (Antwerpen). De griffier-hoofd van dienst, M. Caers. (7198)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van A.M. Services BVBA, Boudewijnlaan 19, 2243 Pulle, gesloten bij vereffening. Beschouwd als vereffenaar : Petrus Fischer, Verbistlaan 1, bus 0201, 2270 Herenthout. Curator : Mr. Dejosse, 2000 Antwerpen-1.

Wim,

advocaat,

30,

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van :

(7193)

Elto VOF, Oude Kerkstraat 2, 2950 Kapellen (Antwerpen), en Arcay, Ellen, Oude Kerkstraat 2, 2950 Kapellen, gesloten bij ontoereikend actief.

Schermersstraat

De griffier-hoofd van dienst, M. Caers.

Mevr. Arcay Ellen werd verschoonbaar verklaard. Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Neerim BVBA, Van Schoonhovenstraat 22D, 2060 Antwerpen-6, gesloten bij vereffening.

Beschouwd als vereffenaars : Tom Quintelier, Veltwijcklaan 30, 2180 Ekeren; Ellen Arcay, Henry Van de Veldstraat 61, 2030 Antwerpen.

Beschouwd als vereffenaar : Dirk Neerman, Kerrebroek 130C, 9850 Nevele.

Quintelier, Tom, Veltwijcklaan 30, 2180 Ekeren, gesloten bij vereffening en verschoonbaar verklaard.

Curator : Mr. Claes, Dominique, advocaat, Jan Van Rijswijcklaan 232, 2020 Antwerpen-2.

Curator : Mr. Van den Cloot, Alain, advocaat, Frankrijklei 115, 2000 Antwerpen-1.


Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Desarts BVBA, Rompelei 55, 2550 Kontich, gesloten bij vereffening. Beschouwd 2550 Kontich.

als

vereffenaar :

Curator : Mr. Meerts, 2000 Antwerpen-1.

Jan,

M.

Vermeylen,

advocaat,

Rompelei

55,

Mechelsesteenweg

12,



Rechtbank van koophandel te Gent

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 20100215), Gallez, Nelly, Spechtstraat 36, 9032 Wondelgem, met ondernemingsnummer 0809.711.854, afgesloten op 8 februari 2011 door ontoereikend actief-verschoonbaar. (Get.) R. Van de Wynkele, hoofdgriffier. (7200)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Antwerpen, van 22 februari 2011, werd het faillissement van Crabbeneel BVBA, Lelieplaats 35-37, 2660 Hoboken (Antwerpen), gesloten bij vereffening. Beschouwd als vereffenaar : J. Van Loock, Dorpsstraat 28/002R, 2850 Niel. Curator : Mr. Peeters, Nick, advocaat, Huidevettersstraat 22-24, 2000 Antwerpen-1.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 20100275), Benchaib, Abdennajib ’t Garnaalke GCV), Ham 137, 9000 Gent, afgesloten op 8 februari 2011 door ontoereikend actief-verschoonbaar. (Get.) R. Van de Wynkele, hoofdgriffier.


(7201)

14440


Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 20100086), Van Gele, Claude, Schoolstraat 11, 9040 Sint-Amandsberg, met ondernemingsnummer 0870.611.028, afgesloten op 8 februari 2011 door ontoereikend actief-verschoonbaar. (Get.) R. Van de Wynkele, hoofdgriffier. (7202)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 20060271), Fasseur, Philippe, Arthur Latourstraat 20, bus A, 9050 Ledeberg (Gent), met ondernemingsnummer 0739.041.416, afgesloten op 8 februari 2011 door ontoereikend actief-verschoonbaar. (Get.) R. Van de Wynkele, hoofdgriffier. (7203)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 20090380), Alka BVBA, Geuzenberg 14, 9000 Gent, met ondernemingsnummer 0471.153.843, afgesloten op 8 februari 2011 door ontoereikend actief. Worden beschouwd als vereffenaar : Mehmedov, Kyamil Saliev, met laatst gekend adres Geuzenberg 14, 9000 Gent, maar sedert 3 augustus 2009. (Get.) R. Van de Wynkele, hoofdgriffier. (7204)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 20090354), Mediterranee CVOA, Lededries 61A, 9050 Gentbrugge, met ondernemingsnummer 0806.791.659, afgesloten op 8 februari 2011 door ontoereikend actief. Worden beschouwd als vereffenaar : Souayeh, Mourad, wonende te 9050 Gent, Hoveniersstraat 31/0001 en Bouzidi Souard, wonende te 9000 Gent, Afrikalaan 156. (Get.) R. Van de Wynkele, hoofdgriffier. (7205)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 20050076), Berphil & C° BVBA, Waterhoenlaan 2, 9032 Wondelgem, met ondernemingsnummer 0458.196.227, afgesloten op 8 februari 2011 door ontoereikend actief. Worden beschouwd als vereffenaar : Harry Roelants, wonende te 59000 Lille (Fr), chaussée de l’hôtel de Ville 13, bus 205. (Get.) R. Van de Wynkele, hoofdgriffier. (7206)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 20100109), Linthout Enterprises GCV, Heistraat 2, 9080 Lochristi, met ondernemingsnummer 0475.239.721, afgesloten op 8 februari 2011 door ontoereikend actief. Worden beschouwd als vereffenaar : Filip Linthout, wonende te 9600 Ronse, A. Hullebroeckstraat 104. (Get.) R. Van de Wynkele, hoofdgriffier. (7207)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 20100377), Huis Mady BVBA, Herderstraat 37, 9000 Gent, met ondernemingsnummer 0473.923.291, afgesloten op 8 februari 2011 door ontoereikend actief. Worden beschouwd als vereffenaar : Adi Catalin Iosif, zonder gekende woonplaats. De hoofdgriffier, (get.) R. Van de Wynkele. (7208)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 20100374), ’t Garnaalke GCV, Drongensesteenweg 128, 9000 Gent, met ondernemingsnummer 0809.224.379, afgesloten op 8 februari 2011 door ontoereikend actief. Worden beschouwd als vereffenaar : Benchaib, Abdenajib, wonende te 9000 Gent, Ham 137. De hoofdgriffier, (get.) R. Van de Wynkele. (7209)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 20020286), Euromaz BVBA, Rostijnenstraat 31, 9080 Lochristi, met ondernemingsnummer 0471.648.345, afgesloten op 8 februari 2011 door vereffening. Worden beschouwd als vereffenaar : Dina De Schepper, wonende te 1030 Schaarbeek, Haachtsesteenweg 438. De hoofdgriffier, (get.) R. Van de Wynkele. (7210)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 20090207), Cartoprimo BVBA, Industrielaan 44, 9900 Eeklo, met ondernemingsnummer 0430.607.843, afgesloten op 8 februari 2011 door vereffening. Worden beschouwd als vereffenaar : Mevr. C. Wormsbecher, p/a Nobelstraat 16, te 3846 GG Harderwijk (Nederland). De hoofdgriffier, (get.) R. Van de Wynkele. (7211)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 20020287), DDS CVOHA, Rostijnenstraat 31, 9080 Lochristi, met ondernemingsnummer 0466.510.018, afgesloten op 8 februari 2011 door vereffening. Worden beschouwd als vereffenaar : Dina De Schepper, wonende te 1030 Schaarbeek, Haachtsesteenweg 438. De hoofdgriffier, (get.) R. Van de Wynkele. (7212)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 200920303), ’t Hoekske BVBA, Sint-Godelievestraat 34, 9880 Aalter, met ondernemingsnummer 0440.490.460, afgesloten op 8 februari 2011 door vereffening. Worden beschouwd als vereffenaar : Gauthier Gevaert, wonende te 8000 Brugge, Sint-Jakobsstraat 1. De hoofdgriffier, (get.) R. Van de Wynkele. (7213)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 200820030), Muys, Olivier, Onderbergen 52, 9000 Gent, met ondernemingsnummer 0649.297.412, afgesloten op 8 februari 2011 door vereffeningverschoonbaar. De hoofdgriffier, (get.) R. Van de Wynkele. (7214)

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 20090199), Braeckman, Dirk, Sint-Jozefstraat 43, 9820 Merelbeke, met ondernemingsnummer 0738.270.364, afgesloten op 8 februari 2011 door vereffeningverschoonbaar. De hoofdgriffier, (get.) R. Van de Wynkele. (7215)

14441

Bij vonnis, d.d. 21 februari 2011, van de rechtbank van koophandel te Mechelen werd gesloten verklaard, ingevolge vereffening, het faillissement van de VOF B & B Services, met maatschappelijke zetel te 2800 Mechelen, Wayenborgstraat 9, ondernemingsnummer 0870.160.472, en werd gezegd dat als vereffenaars worden beschouwd : de heer Braes, Christian, wonende te 2800 Mechelen, Groenstraat 2/K101, en de heer Beckers, Freddy, wonende te 2800 Mechelen, Groenstraat 2/K202. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (7219)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent, d.d. 8 februari 2011, werd het faillissement (nr. 20100141), Boete, Sara, Vakekerkweg 137, 9990 Maldegem, met ondernemingsnummer 0806.407.817, afgesloten op 8 februari 2011 door vereffeningverschoonbaar. De hoofdgriffier, (get.) R. Van de Wynkele. (7216)

Rechtbank van koophandel te Ieper

Bij vonnis, d.d. 21 februari 2011, van de rechtbank van koophandel te Mechelen werd gesloten verklaard, ingevolge vereffening, het faillissement van de BVBA Dits, met maatschappelijke zetel te 2820 Bonheiden, Meiboomstraat 7, ondernemingsnummer 0438.964.293, en werd gezegd dat als vereffenaar wordt beschouwd : de heer Dits, Eric, wonende te 2820 Bonheiden, Meiboomstraat 9. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (7220)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Ieper, d.d. 21 februari 2011, op aangifte, enige kamer, werd het faillissement vastgesteld inzake Dehollander, Rosie Ginette, geboren te Poperinge op 8 november 1972, wonende te 8970 Poperinge, Duinkerkstraat 65, en handeldrijvende te 8970 Poperinge, Ieperstraat 140, ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen met als ondernemingsnummer 0675.309.545, voor de volgende activiteiten : verkoop aan de toog of via de telefoon, fax, internet van eetwaren en dranken : croissanteries, crêperies en warmewafelkramen; verkoop aan de toog of via telefoon, fax, internet van eetwaren en dranken : frietkramen, hotdogstalletjes, enz.; café-restaurants (tavernen); verhuur van personenauto’s met chauffeur; personenvervoer te land binnen steden of voorsteden; handelsbemiddeling in goederen, algemeen assortiment, en met als handelsbenaming : « De Snoek ». Rechter-commissaris : de heer F. Dequeker, rechter in handelszaken bij de rechtbank van koophandel te Ieper. Curator : Mr. B. Heens, advocaat te 8950 Heuvelland (Nieuwkerke), Bassevillestraat 2. Datum staking der betalingen : vrijdag 18 februari 2011. Indienen der schuldvorderingen ter griffie van de rechtbank van koophandel te Ieper, Grote Markt 10, 8900 Ieper, vóór maandag 14 maart 2011.

Bij vonnis, d.d. 21 februari 2011, van de rechtbank van koophandel te Mechelen werd gesloten verklaard, ingevolge vereffening, het faillissement van de BV Dits Office, met maatschappelijke zetel te 2820 Bonheiden, Meiboomstraat 7, ondernemingsnummer 0459.723.481, en werd gezegd dat als vereffenaar wordt beschouwd : de heer Dits, Eric, wonende te 2820 Bonheiden, Meiboomstraat 9. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (7221)

Bij vonnis, d.d. 21 februari 2011, van de rechtbank van koophandel te Mechelen werd gesloten verklaard, wegens ontoereikend actief, het faillissement van de BVBA V H J, met maatschappelijke zetel te 2890 Sint-Amands, Kaai 24, ondernemingsnummer 0874.419.465, en werd gezegd dat als vereffenaar wordt beschouwd : Mevr. Van Hemelrijk, Marie-Claire, wonende te 2890 Sint-Amands, Buisstraat 81. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (7222)

Neerlegging ter griffie van de rechtbank van koophandel van het eerste proces-verbaal van verificatie van schuldvorderingen : woensdag 23 maart 2011, om 9 uur. Er werd voor recht gezegd dat de personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld (zoals ondermeer de personen die zich borg hebben gesteld) voor de gefailleerde, hiervan een verklaring ter griffie kunnen afleggen. Bij voormeld vonnis werd de kosteloze rechtspleging bevolen.

Bij vonnis, d.d. 21 februari 2011, van de rechtbank van koophandel te Mechelen werd gesloten verklaard, wegens ontoereikend actief, het faillissement van Mevr. Dirckx, Angèle, wonende te 2800 Mechelen, Nachtegaalstraat 24, ondernemingsnummer 0515.769.487, en werd de gefaillerde verschoonbaar verklaard. Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (7223)

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) C. Melsens. (7217)

Rechtbank van koophandel te Veurne

Rechtbank van koophandel te Mechelen

Bij vonnis, d.d. 21 februari 2011, van de rechtbank van koophandel te Mechelen werd gesloten verklaard, ingevolge vereffening, het faillissement van de CVBA Vernadan, met maatschappelijke zetel te 2800 Mechelen, Battelsesteenweg 463/2, ondernemingsnummer 0443.868.931, en werd gezegd dat als vereffenaar wordt beschouwd : Mevr. Wyns, Lobke, wonende te 2580 Putte, Houwstraat 59/A000.

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Veurne, van 23 februari 2011, werd, op bekentenis, in staat van faillissement verklaard : Mevr. Kirby Martine Louagie, geboren te Veurne op 14 oktober 1984, wonende en haar handel uitbatende te 8670 Koksijde, Salvialaan 60, ondernemingsnummer 0874.256.446, met als gekende handelsactiviteiten : overige accomodaties voor kortstondig verblijf, n.e.g.; hotels en dergelijke accomodatie, met als handelsbenaming « Hotel Pepiniere ».

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) G. Lauwers. (7218)

Rechter-commissaris : Philip Vandaele.

14442


Curator : Mr. Jean Marie Verschelden, advocaat, Astridlaan 2A, 8630 Veurne.

Rechtbank van koophandel te Brussel

Staking van betalingen : 30 januari 2011. Indiening schuldvorderingen vóór 16 maart 2011, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Veurne, Peter Benoitlaan 2. Eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen neerleggen op 11 april 2011, om 10 uur, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Veurne, Peter Benoitlaan 2. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals onder meer personen die zich borg hebben gesteld) kunnen hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter F.W.).

De rechtbank van koophandel te Brussel heeft, bij vonnis van de tweede buitengewone kamer, zaal C van 23 februari 2011, de ontbinding uitgesproken van de NV S.K.M.B., met maatschappelijke zetel te 1050 Elsene, Jaargetijdenlaan 100-102, bus 30, ondernemingsnummer 0435.648.180 en de onmiddellijke afsluiting van de vereffening overeenkomstig artikel 182 Wetboek Vennootschap. Voor eensluidend uitteksel : de hoofdgriffier, (get.) J.-M. Eylenbosch. (7228)

Voor eensluidend uittreksel : de afgevaardigd griffier, (get.) K. De Ruyter. (7224) Tribunal de commerce de Bruxelles Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Veurne, van 23 februari 2011, werd, op bekentenis, in staat van faillissement verklaard : de heer Fons Jan M. Lootens-Stael, geboren te Roeselare op 29 september 1982, wonende en zijn handel uitbatende te 8600 Diksmuide, IJzerlaan 54/0011, ondernemingsnummer 0811.724.893, met volgens eigen verklaring als gekende handelsactiviteiten : aannemingswerken, met als handelsbenaming « Infolo ».

Le tribunal de commerce a, par jugement de la deuxième chambre extraordinaire, salle C, du 23 février 2011, prononcé la dissolution de la SA S.K.M.B., avec siège social à 1050 Ixelles, avenue des Saisons 100102, bte 30, numéro d’entreprise 0435.648.180 et sa clôture immédiate conformément à l’article 182 du Code des sociétés.

Rechter-commissaris : Guy Seru. Curator : Mr. Joachim Vanspeybrouck, advocaat, Lalouxlaan 4, 8670 Koksijde.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) J.-M. Eylenbosch. (7228)

Staking van betalingen : 21 februari 2011. Indiening schuldvorderingen vóór 16 maart 2011, ter griffie van de rechtbank van koophandel te Veurne, Peter Benoitlaan 2. Eerste proces-verbaal van verificatie van de schuldvorderingen neerleggen op 11 april 2011, om 10 u. 15 m., ter griffie van de rechtbank van koophandel te Veurne, Peter Benoitlaan 2. De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefailleerde (zoals onder meer personen die zich borg hebben gesteld) kunnen hiervan een verklaring ter griffie neerleggen (artikel 72bis en artikel 72ter F.W.). Voor eensluidend uittreksel : de afgevaardigd griffier, (get.) K. De Ruyter. (7225)

Régime matrimonial − Huwelijksvermogensstelsel

Par acte reçu par Me France Andris, notaire associé à Liège, le 14 février 2011, M. Porciello, Carmine, de nationalité italienne, et son épouse, Mme Verleye, Rita Louisa, de nationalité belge, domiciliés ensemble à 4460 Grâce-Hollogne, rue des Coqs 70, ont convenu de modifier leur régime matrimonial et d’adopter le régime belge de la séparation de biens pure et simple. (Signé) France Andris, notaire associé à Liège. (7229)

Faillite rapportée − Intrekking faillissement

Bij vonnis van 22 november 2010 van de vierde kamer van de rechtbank van koophandel te Antwerpen werd het faillissement van BVBA Pizza Pinos met zetel Breydelstraat 2, 2018 Antwerpen, KBO 0899.333.025 ingetrokken. (Get.) Altunbay Ugur, zaakvoerder. (7226)

Dissolution judiciaire — Gerechtelijke ontbinding Rechtbank van koophandel te Brussel

De rechtbank van koophandel te Brussel heeft, bij vonnis van de tweede buitengewone kamer, zaal C van 23 februari 2011, de ontbinding uitgesproken van de BVBA Wille Trans, met maatschappelijke zetel te 1800 Vilvoorde, Grote Markt 31, ondernemingsnummer 0475.356.319 en de onmiddellijke afsluiting van de vereffening overeenkomstig artikel 182 W. Venn. Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) J.-M. Eylenbosch. (7227)

Je soussignée, Anne Wuilquot, notaire associé à Dour (Elouges), atteste qu’aux termes d’un acte que j’ai reçu le 22 février 2011 à enregistrer, il apparait que M. Helderweirt, Pierre, né à Binche le 12 novembre 1967, et son épouse, Mme Belenger, Christel, née à Mons le 9 octobre 1971, domiciliés ensemble à Boussu, rue Guérin 36 : à la liquidation de leur régime matrimonial existant étant le régime légal de communauté de biens à défaut de contrat de mariage; au règlement de leur droit dans le patrimoine commun ayant existé entre eux; ont opté pour un nouveau régime étant le régime de la séparation des biens pure et simple aux termes de leur contrat de mariage, qui a été reçu par ledit notarie Anne Wuilquot, prénommé, le 22 février 2011. Dour (Elouges), le 22 février 2011. (Signé) Anne Wuilquot, notaire associé. (7230)

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Par acte du 29 février 2009, reçu par le notaire Pierre-Philippe Debauche, à la Louvière, M. Busterna, Agostino, né à Menfi (Italie) le 13 avril 1939, et son épouse, Mme Zummo, Maria Rosa, née à Montevago (Italie) le 18 juillet 1946, tous deux de nationalité italienne, domiciliés à La Louvière (7100 Houdeng-Aimeries), rue de l’Hopsice 20, mariés sans avoir établi de contrat de mariage et donc mariés sous le régime légal italien de communauté, ont modifié leur régime matrimonial et ont adopté le régime légal belge. (Signé) P.-Ph. Debauche, notaire. (7231)

14443

Que cette modification consiste essentiellement en l’adjonction d’une société d’acquêts accessoire limitée à un bien, et apport à cette communauté accessoire d’un bien propre ci-dessous décrit, appartenant à Mme Véronique Pinte. Commune d’Oreye, première division, Oreye, article 01710 de la matrice cadastrale : un terrain à bâtir sis rue de la Cité, en lieu-dit « Oreye Village », cadastré comme verger sous section B et numéro 347/C/2, pour une contenance de vingt-neuf ares septante-cinq centiares (29 a 75 ca), et un revenu cadastral de vingt-trois euros (S 23), ainsi que toute construction à y ériger. Pour extrait analytique conforme : (signé) C. Garsou, notaire. (7234)

Il résulte d’un acte reçu par le notaire Hugues Amory, à Louveigné, le 18 février 2011, que M. Dochain, Daniel, né à Anvers le 6 juin 1961, et son épouse, Mme Legrand, Anne Marie Louise, née à Lambertsart (France) le 31 mars 1950, domiciliés à 4140 Sprimont, rue Rodolphe Bernard 29, bte A, ont modifié leur régime matrimonial. Ce contrat modificatif emporte le maintien du régime de communauté, mais y ajoute un immeuble apporté par Monsieur, ainsi qu’une clause d’attribution totale de la communauté au conjoint survivant. (Signé) Hugues Amory, notaire. (7232)

Aux termes d’un acte reçu par le notaire Benoit Cloet, à Herseaux (Mouscron), en date du 1er février 2011, contenant modification du régime matrimonial des époux Patrick Goeminne-Pynaert, Martine, M. Patrick Goeminne, prénommé, a déclaré faire apport au patrimoine commun d’un immeuble lui appartenant en propre, sans que le régime matrimonial ne soit modifié sur d’autres points. Herseaux (Mouscron), le 21 février 2011. (Signé) Benoit Cloet, notaire à Herseaux (Mouscron). (7235)

D’un acte reçu par le notaire Christian Garsou, à Villers-le-Bouillet, le 24 janvier 2011, enregistré à Hannut le 8 février suivant, volume 508, folio 05, case 10, il résulte que M. Brose, Marc Fernand Marie, né à Amay le 24 novembre 1970, dont le numéro national est le 701124083-65, et son épouse, Mme Holstein, Fabienne Andrée Christiane, née à Liège le 20 février 1970, dont le numéro national est le 700220-200-05, domiciliés ensemble à 4540 Amay (Jehay), rue Saule Gaillard 74, et mariés devant l’officier de l’état civil de la commune d’Amay, le 22 février 1992, sans avoir fait précéder leur union d’un contrat de mariage, ont modifié leur régime matrimonial. Que cette modification consiste essentiellement en l’apport au patrimoine commun par M. Marc Brose du bien ci-après, qui lui appartenait en propre :

Aux termes d’un acte reçu par le notaire Benoit Cloet, à Herseaux (Mouscron), en date du 7 février 2011, contenant modification du régime matrimonial des époux Benoît Verzele-Buts, Marlène : a) les époux Benoît Verzele-Buts, Marlène, prénommés, ont adjoint à leur régime de séparation de biens une société d’acquêts accessoire, et b) M. Benoît Verzele, prénommé, a déclaré faire apport à ladite société d’acquêts de la moitié en pleine propriété d’un immeuble lui appartenant en propre, sans que le régime matrimonial ne soit modifié sur d’autres points. Herseaux (Mouscron), le 22 février 2011. (Signé) Benoit Cloet, notaire à Herseaux (Mouscron). (7236)

commune d’Amay, deuxième division, Jehay (Amay) : un terrain sis rue du Saule Gaillard, cadastré sous section B, numéro partie 776/G, pour une contenance mesurée de dix ares seize centiares (10 a 16 ca). Tel au surplus que ce bien est délimité sous liseré bleu au plan de mesurage dressé par M. Vincent Brichard, géomètre à Queuedu-Bois, le 29 octobre 2010, dont un exemplaire est resté annexé à l’acte de vente de la maison jointive de ce terrain, reçu par les notaires Martine Maniquet, à Wanze, et Garsou, soussigné, le 20 janvier 2011. Pour extrait analytique conforme : (signé) C. Garsou, notaire. (7233)

D’un acte reçu par le notaire Christian Garsou, à Villers-le-Bouillet, le 28 janvier 2011, enregistré à Hannut le 8 février suivant, volume 508, folio 05, case 12, il résulte que : M. Blairvacq, Christian Marie Philippe Guillaume Charles, né à Waremme le 24 novembre 1945, dont le numéro national est le 451124141-64, et son épouse, 2. Mme Pinte, Véronique Marie Henriette Juliette Lucienne, née à Oreye le 19 janvier 1952, dont le numéro national est le 520119-180-58, domiciliés ensemble à 4350 Remicourt, rue Arthur Pansaerts 19, et mariés devant l’officier de l’état civil de la commune d’Oreye le 25 août 1973, sous le régime de la séparation des biens pure et simple en vertu de leur contrat de mariage avenu devant Me Pierre Oblin, notaire à Villers-le-Bouillet, le 22 août 1973, ont modifié leur régime matrimonial.

D’un acte reçu par nous, Vincent Labenne, notaire à la résidence de Courcelles, en date du 3 février 2011, portant à la suite la mention d’enregistrement suivante : « Enregistré à Fontaine-l’Evêque, le 8 février 2011, volume 525, folio 33, case 02, un rôle, sans renvoi. Reçu : vingt-cinq euros. Le receveur, (signé) M. Stoquart ». Il résulte que M. Fourdin, Claude Raymond Armand Arthur Ghislain, né à Godarville le 22 novembre 1935, et son épouse, Mme Delens, Lucia Andrée Aline, née à Bois-d’Haine le 1er novembre 1936, domiciliés ensemble à 7160 Chapelle-lez-Herlaimont (Godarville), rue de l’Egalité 17, mariés à Godarville le 14 mars 1959 sous le régime de la communauté réduite aux acquêts aux termes de leur contrat de mariage, reçu par le notaire Maurice Labenne, à Gouy-lez-Piéton, le 1er mars 1959, ont modifié leur contrat de mariage sans en changer le régime notamment par apport au patrimoine commun d’un bien immeuble appartenant à M. Claude Fourdin. Pour extrait analytique conforme : (signé) V. Labenne, notaire. (7237)

Aux termes de l’acte reçu par Me Pierre Hames, notaire associé, à Namur, le 1er février 2011, portant modification au régime matrimonial de M. Feron, Maxime Marie Léon Laurent Ghislain, né à Namur le 30 août 1951, et son épouse, Mme Tasiaux, Rita Marie Dieudonnée Ghislaine, née à Namur le 3 décembre 1947, domiciliés ensemble à 5101 Namur (Erpent), rue des Aubépines 86, mariés à Erpent le 9 août 1975 sous le régime de la communauté réduite aux acquêts suivant contrat de mariage reçu par notaire Jean Watillon, à Namur, le 1er août 1975.

14444


Lesdits époux ont déclaré : 1. maintenir pour leur régime matrimonial le régime légal de communauté, tel qu’il est établi par les articles 1398 à 1450 du Code civil; 2. adopter des dispositions afin de régler le partage de la communauté en cas de décès ou de séparation; 3. modifier la composition du patrimoine commun comme suit : Mme Rita Tasiaux a déclaré apporter à la communauté le bien décrit ci-après, dont elle est propriétaire : une maison d’habitation avec jardin, l’ensemble sis à Namur (Erpent), rue des Aubépines 86. Namur, le 23 février 2011. (Signé) P. Hamès, notaire associé. (7238)

Die Eheleute, Herr Ruhrig, Jo Patrick, geboren in Moresnet am 17. Dezember 1964, wohnhaft in Sankt Vith, An der Dell 14/2/1, und Frau Antoine, Marion, geboren in Sankt Vith am 14. April 1962, wohnhaft in Sankt Vith, Luxemburger Str. 21, haben vor de Notar Huppertz, Edgar, in Sankt Vith, am 15. Februar 2011, eine Güterstandsabänderung unterzeichnet, beinhaltend die Beibehaltung der Gütertrennung und die Gründung einer Errungenschaftsgemeinschaft mit Einbringung in diese durch Frau Antoine, von Grundbesitz in der Gemeinde Sankt Vith, Gemarkung Sankt Vith, und einer Vereinbarung im Todesfalle. Sankt Vith, den 22. Februar 2011. (Gez.) E. Huppertz, Notar. (7242)

De l’acte portant modification du régime matrimonial par-devant nous, Me Christian Bovy, notaire à Comblain-au-Pont, il résulte que M. Marziale, Robert Louis Henri, né à Chênée le 14 août 1943, domicilié à Sprimont, rue Lileutige 39, et son épouse, Mme Henrotte, Anne Paule Jacqueline, née à Liège le 5 décembre 1956, domiciliée à Sprimont, rue Lileutige 39, mariés devant l’officier de l’état civil de la commune de Sprimont, le 27 novembre 1999, mariés sous le régime de la séparation de biens pure et simple, aux termes de son contrat de mariage, reçu par Me Georges Delvaux, notaire ayant résidé à Wandre, le 18 novembre 1999, ont déclaré modifier leur régime matrimonial comme suit : 1. institution contractuelle;

Bij akte, verleden voor notaris Wim De Smedt, te Wommelgem, op 9 februari 2011, hebben de heer El Osri, Abdelkhalak, geboren te Tnin Sidi Lyamani (Marokko) in 1956, en zijn echtgenote, Mevr. El Assiri, Zainab, geboren te El Homer (Marokko) in 1972, wonende te 2000 Antwerpen, Borgerhoutsestraat 3, gehuwd te Rabat (Marokko) op 27 januari 1995, zonder geschreven huwelijksvoorwaarden, onder Marokkaans wettelijk stelsel, zijnde het stelsel van scheiding van goederen ongewijzigd gebleven tot op heden, een wijziging aan hun huwelijkscontract aangebracht, overeenkomstig artikel 1394 van het Burgerlijk Wetboek door toevoeging van een intern gemeenschappelijk vermogen. De echtgenoten hebben vooraf geen boedelbeschrijving laten opmaken aangezien de wijziging de vereffening van het vorige stelsel niet tot gevolg had.

2. renonciation successorale, étant donné que M. Marziale, Robert a trois enfants issus d’une relation antérieure à son mariage avec Mme Henrotte, Anne, conformément à l’article 1388, alinéa 2, du Code civil, les époux renoncent tous deux aux droits que l’un pourrait exercer dans la succession de l’autre et résultant de la loi. Cette renonciation ne fait cependant pas obstacle à ce que l’un dispose en faveur de l’autre, par testament ou par acte entre vifs. En outre, elle ne prive pas le conjoint survivant du droit d’usufruit portant sur l’immeuble affecté, au jour de l’ouverture de la succession du prémourant, au logement principal de la famille et des meubles meublants qui le garnissent, aux conditions prévues à l’article 915bis, §§ 2 à 4 du Code civil. Pour extrait analytique conforme dressé par nous, Me Christian Bovy, notaire à Comblain-au-Pont, le 23 février 2011. (Signé) Chr. Bovy, notaire. (7239)

Durch Urkunde des Notars Jacques Rijckaert, vom 18. Februar 2011, haben die Eheleute, Herr Brixius, Johann, geboren zu Thommen, und seine Ehefrau Heukemes, Erika, geboren zu Roetgen (Deutschland), ihren Güterstand abgeändert. Laut dieser Urkunde wird die Gütergemeinschaft im Falle der Auflösung der Ehe der Ehegattin zugeteilt. Eupen, den 18. Februar 2011. Für die Eheleute Brixius-Heukemies : (gez.) Jacques Rijckaert, Notar. (7240)

Durch Urkunde des Notars Jacques Rijckaert, vom 11. Februar 2011, haben die Eheleute, Herr Wynants, Heribert Joseph Hubert, geboren in Lontzen am 19. November 1933, belgischer Staatsangehörigkeit, und dessen Ehegattin, Frau Schumacher, Karola, geboren in Walhorn am 4. Oktober 1943, belgischer Staatsangehörigkeit, ihren Güterstand abgeändert. Diese Abänderungsurkunde enthielt die Einbringung durch den Ehemann von ihm gehörenden Immobilien, in die zwischen den Eheleuten bestehende Gütergemeinschaft, so dass diese Immobilien der besagten Gütergemeinschaft gehören. Eupen, den 14. Februar 2011. Für die Eheleute Wynants-Schumacher : (gez.) Jacques Rijckaert, Notar. (7241)

Wommelgem, 22 februari 2011. Voor ontledend uittreksel : (get.) Wim De Smedt, notaris. (7243)

Uit een akte, verleden voor Mr. Aileen Reniers, geassocieerd notaris, te Asse, op 3 februari 2011, blijkt dat de heer François Olivier Georges Nicolas, geboren te Vilvoorde op 30 april 1970, en zijn echtgenote, Mevr. Willaert, Ellen Clementine Raymonde, geboren te Vilvoorde op 16 december 1970, samenwonende te 1730 Asse, Terlindenweg 28, gehuwd onder het beheer van het wettelijk stelsel bij gebrek aan huwelijkscontract, een wijziging aan hun huwelijksvermogensstelsel hebben aangebracht, doch met behoud van het stelsel, inhoudende onder meer inbreng door Mevr. Willaert, Ellen, van een eigen onroerend goed gelegen te Asse, Terlindenweg 28, in het gemeenschappelijk vermogen. Voor de echtgenoten François-Willaert : (get.) Mr. Jean-Jacques Boel, geassocieerd notaris te Asse. (7244)

Blijkens akte, verleden voor notaris Marc Jansen, te Hasselt, met standplaats Kermt, op 3 februari 2011 « Geregistreerd drie bladen, geen verzendingen te Hasselt, eerste kantoor, op 14 februari 2011, boek 778, blad 88, vak 14. Ontvangen vijfentwintig euro (S 25). De eerstaanwezend inspecteur, (get.) K. Blondeel », hebben de heer Cornelissen, Ivan Jean Marie Jozef, geboren te Hasselt op 14 maart 1934, en zijn echtgenote, Mevr. Vanden Bongard, Liane Eugenie Adrienne Josephine, geboren te Hasselt op 31 maart 1935, samenwonend te 3500 Hasselt, Palmstraat 25, een wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel aangebracht door : — toevoeging van een beperkte gemeenschap aan hun stelsel van scheiding van goederen; — inbreng van een eigen onroerend goed door Mevr. Vanden Bongard, in de beperkte gemeenschap; — inbreng van een onverdeeld onroerend goed door de heer Cornelissen, en Mevr. Vanden Bongard, in deze beperkte gemeenschap; — een verblijvingsbeding betreffende de toebedeling bij overlijden toevoegd betreffende deze beperkte gemeenschap. Hasselt (Kermt), 22 februari 2011. Voor ontledend uittreksel : (get.) Marc Jansen, notaris. (7245)

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bij akte, verleden voor het ambt van Mr. Philip Goossens, geassocieerd notaris, vennoot van de burgerlijke vennootschap onder de rechtsvorm van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid genaamd « Goossens & Vanderstraeten, geassocieerde notarissen », met zetel te Opglabbeek, Weg naar Zwartberg 24, op 15 februari 2011, hebben de heer Ceyssens, Jules, geboren te Bree op 1 november 1942, en zijn echtgenote, Mevr. Timmermans, Anna Gertudis, geboren te Molenbeersel (thans deel uitmakend van de gemeente Kinrooi) op 28 oktober 1940, samenwonende te 3640 Kinrooi, Groezenstraat 9, die huwden te Molenbeersel (thans deeluitmakend van de gemeente Kinrooi) op 19 juli 1968 onder het vroeger wettelijk huwelijksvermogensstelsel, aangezien zij voorafgaandelijk aan hun huwelijk geen huwelijkscontract hadden gesloten, hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd door inbreng van een onroerend goed, deel uitmakend van het eigen vermogen van één van beide echtgenoten en door toevoeging van een keuzebeding met behoud van hun bestaand stelsel. Opglabbeek, 21 februari 2011. Voor de echtgenoten Ceyssens-Timmermans : (get.) Philip Goossens, geassocieerd notaris. (7246)

Bij akte, verleden voor het ambt van Mr. Philip Goossens, geassocieerd notaris, vennoot van de burgerlijke vennootschap onder de rechtsvorm van een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid genaamd « Goossens & Vanderstraeten, geassocieerde notarissen », met zetel te Opglabbeek, Weg naar Zwartberg 24, op 14 februari 2011, hebben de heer Peeters, Johannes Maria Matheus, geboren te Bree op 21 juli 1955, en zijn echtgenote, Mevr. Loeners, Karine Marie Lutgarde Dominique, geboren te Genk op 16 april 1958, samenwonende te 3600 Genk, Zandoerstraat 19, die huwden te Genk op 3 augustus 1984, onder het huidig wettelijk huwelijksvermogensstelsel, aangezien zij voorafgaandelijk aan hun huwelijk geen huwelijkscontract hadden gesloten, hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd door inbreng van een onroerend goed, deel uitmakend van het eigen vermogen van één van beide echtgenoten en door toevoeging van een keuzebeding met behoud van hun bestaand stelsel.

14445

Bij akte, verleden voor notaris Bert Valkeniers, te Tienen, op 1 februari 2011, hebben de heer Verhaegen, Guido August Jozef, geboren te Hasselt op 15 oktober 1956, en zijn echtgenote, Mevr. Pittomvils, Martine Félicité Maria, geboren te Vissenaken op 18 april 1960, samenwonende te 3300 Tienen, Romeinsebaan 62, een wijziging aangebracht aan hun huwelijksvermogensstelsel. Wijziging : behoud van het wettelijk stelsel mits inbreng van het onroerend goed in het gemeenschappelijk vermogen. (Get.) Bert Valkeniers, notaris. (7249)

Uit een akte, verleden voor ondergetekende notaris Filip Huygens, met standplaats Mechelen, op 15 februari 2011 « Geregistreerd Mechelen, tweede kantoor, Reg Mechelen, op 17 februari 2011, twee bladen, geen verzendingen, boek 309, blad 21, vak 19. Ontvangen : S 25. De ontvanger, (get.) M.R. Van Vlasselaer », blijkt dat de heer Thys, Marc Jozef Roza, rijksregisternummer 621213 07548, geboren te Duffel op 13 december 1962, en zijn echtgenote, Mevr. Marien, Maria Clementina José, rijksregisternummer 580618 31022, geboren te Keerbergen, op 18 juni 1958, samenwonend te 2570 Duffel, Kruisstraat 33, een minnelijke wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel hebben aangebracht die uitsluitend omvat de wijziging van het huwelijksstelsel naar het stelsel van de algemene gemeenschap van goederen, zonder dat enige andere wijziging van het huwelijksvermogensstelsel wordt aangebracht. De echtgenoten Thys-Marien, zijn gehuwd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te Duffel op 16 augustus 1993. Zij zijn gehuwd onder het wettelijk stelsel krachtens huwelijkscontract, verleden voor notaris Jean Cuvelier, te Duffel, op 15 juni 1993. Bij akte, verleden voor ondergetekende notaris, op 12 mei 2000, hebben zij hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd, alsook hun wederzijdse rechten geregeld, overgeschreven op het hypotheekkantoor te Mechelen, op 18 mei 2000, boek 14056, nummer 13, en op het tweede hypotheekkantoor te Leuven, op 29 mei 2000, boek 6999, nummer 11. Het wijzigend huwelijkscontract werd gehomologeerd bij vonnis uitgesproken door de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen op 1 mei 2000, bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 21 november 2000. De wijziging werd bekrachtigd bij akte, verleden voor ondergetekende notaris, op 12 maart 2001.

Opglabbeek, 21 februari 2011. Voor de echtgenoten Peeters-Loeners : (get.) Philip Goossens, geassocieerd notaris. (7247)

Bij akte, verleden voor notaris Guy Danckaert, met standplaats te Kalken (gemeente Laarne), op 9 februari 2011, hebben de echtgenoten De Wilde, David Albert Alice, geboren te Wetteren op 14 september 1981, en De Winne, Felice Irene, geboren te Lokeren op 6 december 1982, samenwonende te 9290 Berlare (Uitbergen), Maaidonk 8, gehuwd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand te Berlare op 24 juni 2006 onder het beheer van het wettelijk stelsel zonder huwelijkscontract, hun huwelijksregime gewijzigd zonder verandering van stelsel : 1) met betrekking tot de inbreng van een eigen goed in de huwgemeenschap door Mevr. De Winne, Felice, namelijk van een woning op en met grond te Berlare, tweede afdeling, Uitbergen, Maaidonk 8, op het kadaster gekend ter sectie B, nummer 288 F, met een oppervlakte van 14 a 78 ca, partijen hebben een beding bedongen ingeval van ontbinding van het huwelijk door echtscheiding; 2) met betrekking tot de opname van een keuzeclausule in verband met de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen ingeval van ontbinding van het huwelijksdoor overlijden. Laarne (Kalken), 23 februari 2011. (Get.) Guy Danckaert, notaris. (7248)

Opgemaakt door Mr. Filip Huygens, notaris, te Mechelen, op 16 februari 2011. (Get.) Filip Huygens, notaris te Mechelen. (7250)

Bij akte, verleden voor notaris Jean-Paul, De Jaeger, met standplaats Watervliet (gemeente Sint-Laureins), op 22 februari 2011, hebben de heer De Smet, Peter Koen Kurt, geboren te Zottegem op 13 maart 1970, en zijn echtgenote, Mevr. Van Vooren, Nele, geboren te Eeklo op 20 juni 1979, samenwonende te 9900 Eeklo, Doornstraat 90, een wijziging aan hun huwelijksvermogensstelsel aangebracht. Deze wijziging voorziet in de inbreng door de echtgenote van een eigen onroerend goed in het gemeenschappelijk vermogen en de wijziging van een overlevingdbeding. Voor de verzoekers : (get.) Jean-Paul De Jaeger, notaris. (7251)

Blijkens akte, verleden voor notaris De Schepper, Peter, te Roosdaal, op 16 februari 2011, hebben de heer Jacobs, François Colette Ernest, geboren te Aalst op 7 september 1955 (nationaalnummer 550907 28940), en zijn echtgenote, Mevr. Rogiers, Marie-Rose, geboren te Aalst op 30 augustus 1957 (nationaalnummer 570830 076-83), wonende te 9300 Aalst, Twijnderstraat 8. Een aantal beschikkingen van hun stelsel gewijzigd met behoud van het stelsel zoals het thans van toepassing is. Voor gelijkvorming uittreksel : (get.) P. De Schepper, notaris. (7252)

14446


Het blijkt uit een akte, verleden voor Katherine De Wispelaere, geassocieerde notaris, te Merksem, op 8 februari 2011 « Geregistreerd twee bladen, geen renvooien, te Antwerpen, elfde kantoor der registratie, 9 februari 2011, boek 269, blad 56, vak 9. Ontvangen vijfentwintig euro (S 25). De eerstaanwezend inspecteur, (get.) Van Genegen, Marijke », dat de heer Huygen, Contant (identiteitskaartnummer 5903391113-19) (rijksregisternummer 45.02.19-397.89), geboren te Zandvliet op 19 februari 1945, en zijn echtgenote, Mevr. Van Den Bergh, Marie Louise (identiteitskaartnummer 590-3296300-72) (rijksregisternummer 44.07.18-344.89), geboren te Zandvliet op 18 juli 1944, wonende te 2040 Antwerpen, Bosstraat 92 :

Bij akte, verleden voor het ambt van notaris Niek Van der Straeten, geassocieerd notaris, te Destelbergen, op 4 februari 2011, hebben de heer Baert, Roland Juliaan Agnes, geboren te Sint-Amandsberg op 12 juni 1940, en zijn echtgenote, Mevr. Meurisse, Marie Louise Irma Cornelia, geboren te Gent op 28 december 1944, samenwonend te 9041 Gent (Oostakker), Groenstraat 413, een wijziging aangebracht aan hun huwelijksvermogensstelsel, doch met behoud van stelsel, houdende onder meer de inbreng in het gemeenschappelijk vermogen door de heer Baert, Roland, van de twee onroerende goederen te Gent (Oostakker), Groenstraat 413-415, en door Mevr. Meurisse, Marie Louise, van het onroerend goed te Nazareth, Raoul De Hemptinnelaan 18.

— gehuwd te Antwerpen (vijfde district) op 23 april 1966; (Get.) N. Van der Straeten, geassocieerd notaris. (7257)

— gehuwd ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris Louis Adriaenssens, te Berendrecht, op 13 april 1966, en voormeld stelsel gewijzigd blijkend akte, verleden voor Mr. Eric Louis Adriaenssens, notaris, te Antwerpen, op 19 april 1999; — akte verleden voor Mr. Joseph Van Roosbroeck, notaris, te Antwerpen (Ekeren), op 15 februari 2005. Een notariële akte hebben laten opmaken houdende een wijziging van hun oorspronkelijk huwelijksstelsel. Merksem (Antwerpen), 8 februari 2011. Voor uittreksel : (get.) E. Van Tricht, geassocieerd notaris te Merksem (Antwerpen). (7253)

Bij akte, de dato 21 februari 2011, hebben de heer Callebaut, Danny Jozef Robert, geboren te Aalst op 26 oktober 1967, en zijn echtgenote, Mevr. De Hauwere, Nele, geboren te Aalst op 5 juli 1967, een wijziging aangebracht aan hun huwelijksstelsel. Ingevolge deze akte, hebben de echtgenoten Callebaut-De Hauwere, verzocht om hun huidig stelsel, met name het wettelijk stelsel te behouden met inbreng van onroerende goederen.

Er blijkt uite een akte, verleden voor mij, Marleen Vandewalle, notaris te Wortegem-Petegem, op 7 februari 2011, geregistreerd vier bladen, geen verzending te Kruishoutem, op 14 februari 2011, boek 472, blad 49, vak 12. Ontvangen : vijfentwintig euro (S 25). De eerstaanwezend inspecteur, (get.) S. De Smet, dat Devreese, Roland Ernest Raphaël, geboren te Tielt op 2 juli 1946, nationaalnummer 460702-133-46, en zijn echtgenote, Mevr. Van Steenbrugge, Diane, geboren te Oudenaarde op 7 december 1945, nationaalnummer 451207-122-18, samenwonende te 9031 Gent, Buisstraat 19, en gehuwd te Petegem-aan-de-Schelde op 22 augustus 1970, onder het stelsel der scheiding van goederen met gemeenschap van aanwinsten ingevolge huwelijkscontract, verleden voor notaris Jan Van Ongeval, te Petegem-aan-de-Schelde, op 18 augustus 1970, niet gehandhaafd nog gewijzigd tot op heden, gebruikmakend van de mogelijkheid hen geboden door artikel 1394 Burgerlijk Wetboek, een wijziging aangebracht hebben aan hun huwelijksstelsel. Voor eensluidend uittreksel : (get.) M. Vandewalle, notaris te Wortegem-Petegem. (7258)

Aalst (Erembodegem), 22 februari 2011. Namens de echtgenoten Callebaut, Danny Jozef Robert-De Hauwere, Nele : (get.) Alexandre Peers, notaris. (7254)

Bij akte, de dato 16 februari 2011, hebben de heer De Boom, Johny, geboren te Aalst op 8 september 1945, en zijn echtgenote, Mevr. Matthijs, Rita Victorina, geboren te Welle op 7 april 1945, een wijziging aangebracht aan hun huwelijksstelsel.

Bij akte, verleden voor Stéphane Meert, te Erpe, op 21 februari 2011, hebben de heer De Corte, Erik Jozef, geboren te Vlierzele op 8 september 1958, en zijn echtgenote, Mevr. Eggermont, Rita Maria, geboren te Deinze op 19 september 1963, samenwonende te 9520 SintLievens-Houtem (Vlierzele), Strijmeers 89, een wijziging aan hun huwelijksvermogensstelsel aangebracht, houdende inbreng van roerende goederen in het gemeenschappelijk vermogen door de heer De Corte, Erik. Namens de echtgenoten Erik De Corte-Eggermont, Rita : (get.) Stéphane Meert, geassocieerd notaris. (7259)

Ingevolge deze akte, hebben de echtgenoten De Boom-Matthijs, verzocht om hun huidig stelsel, met name het wettelijk stelsel te behouden met inbreng van onroerende goederen. Aalst (Erembodegem), 23 februari 2011. Namens de echtgenoten De Boom, Johny-Matthijs, Rita Victorina : (get.) Alexandre Peers, notaris. (7255)

Bij akte, wijziging van hun bestaand huwelijksstelsel inhoudende het wettelijk stelsel, verleden voor notaris Chr. Uytterhaegen, te Wetteren, op 19 februari 2011, tussen de echtgenoten Weymeersch, Marcel-Van der Sypt, Marcella, Massemsesteenweg 172, te 9230 Wetteren, werd door Mevr. Van der Sypt, een haar eigen zijnd onroerend goed in de huwgemeenschap gebracht.

Bij akte, verleden voor Mr. Yves Lesseliers, notaris, te Balen, in vervanging van zijn collega Philippe Crolla, notaris, te Lommel, wettelijk verhinderd op 31 januari 2011, hebben de heer Crolla, Christian, geboren te Neerpelt op 5 maart 1973, en echtgenote, Mevr. Schepens, Daisy, geboren te Lommel op 30 mei 1975, wonend te 3920 Lommel, Ruiterijstraat 4/A, een wijziging gebracht aan hun huwelijksvermogensstelsel, met name : a) wijziging van het gemeenschappelijk vermogen door inbreng in de gemeenschap door de man; b) Burgerlijk Wetboek artikel 1455, recht op terugneming, vergoeding; c) keuzebeding bij ontbinding van het stelsel door overlijden. Voor de verzoekers : (get.) Philippe Crolla, notaris.

(Get.) Chr. Uytterhaegen, notaris te Wetteren. (7256)

(7260)

MONITEUR BELGE — 01.03.2011 — BELGISCH STAATSBLAD Bij akte, verleden voor geassocieerd notaris Charles Deckers, te Antwerpen, op 16 februari 2011, met vermelding van volgende registratiegegevens : « Geregistreerd drie bladen, één blad te Antwerpen, zevende kantoor der registratie op 17 februari 2011, boek 151, blad 65, vak 14 (F 2011/441/0836/N). Ontvangen : vijfentwintig euro (S 25). De ontvanger : a.i., (get.) W. Wuytack », hebben de heer Paul Van Loon, en Mevr. Johanna Van Hasselt, samenwonende te Hoogstraten, Desmedtstraat 43, hun huwelijksvermogensstelsel gewijzigd. Voor de echtgenoten : (get.) C. Deckers, geassocieerd notaris. (7261)

14447

Succession vacante − Onbeheerde nalatenschap

Bij beschikking van 1 februari 2011 van de rechtbank van eerste aanleg te Kortrijk, werd Mr. Sofie Vanden Bulcke, advocaat, te 8500 Kortrijk, Koning Albertstraat 24/1, aangesteld als curator over de onbeheerde nalatenschap van wijlen Mevr. Verfaillie, Conny Dolores, geboren te Roeselare op 26 augustus 1963, in leven wonende te 8870 Izegem, Kortrijksestraat 231, en overleden te Izegem op 31 augustus 2010. De aangiftes van schuldvordering dienen binnen de drie maanden na de huidige publicatie op het kantoor van de curator aangegeven te worden.

Bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, d.d. 5 juni 2009, werd de akte houdende wijziging van het huwelijksvermogensstelsel tussen de heer Peeters, Frederick Paul Camille, geboren te Bilzen op 23 april 1975 (nationaalnummer 75.04.23 089-48), en zijn echtgenote, Mevr. Custers, Katrien Birgit Elise, geboren te Maaseik op 26 maart 1974 (nationaalnummer 74.03.26 076-40), samenwonend te 2018 Antwerpen, Stefaniestraat 33, gehomologeerd. Deze akte van huwelijkswijziging is verleden voor notaris Tom Colson, te Maasmechelen, op 9 juli 2008, inhoudende een inbreng van een onroerend goed in de gemeenschap en een clausule inzake de verdeling van het gemeenschappelijk vermogen bij overlijden. Maasmechelen, 18 februari 2011. Voor ontledend uittreksel : (get.) Tom Colson, notaris. (7262)

(Get.) Sofie Vanden Bulcke, advocaat. (7265)

Par ordonnance délivrée en chambre du conseil de la troisième chambre du tribunal de première instance de Liège, le 3 février 2011, Me Marcel Houben, avocat, juge suppléant au tribunal, dont l’étude est établie rue Vinâve 32, à 4030 Liège, a été désigné en qualité de curateur à la succession réputée vacante de M. Christian Edmond François, Nelissen, né à Liège le 20 février 1955, en son vivant domicilié à 4020 Jupille, rue Commandant Duchesne 16, décédé à Ciney le 16 septembre 2010. Les créanciers de la succession sont invités à produire les justificatifs de leurs créances dans les trois mois à compter de la présente publication. (Signé) M. Houben, avocat. (7266)

Bij akte, verleden voor notaris Christian Maes, te Leuven, op 21 januari 2011, hebben de heer Aerts, Martin Achiel François, geboren te Scherpenheuvel op 24 augustus 1956, en Mevr. Vallons, Ermelindis Irma Maria, geboren te Tienen op 14 juni 1959, samenwonende te 3210 Lubbeek, Bollenberg 127A, gehuwd onder het wettelijk stelsel blijkens huwelijkscontract, verleden voor notaris Luc Mertens, destijds te Glabbeek, op 5 augustus 1981, een wijziging aan hun huwelijksstelsel aangebracht. Deze wijziging houdt in : Inbreng in de huwgemeenschap van een onroerend goed door Mevr. Vallons, Ermelindis Irma Maria, en toevoeging van een keuzebeding. (Get.) Chr. Maes, notaris.

Rechtbank van eerste aanleg te Brugge

Bij vonnis, in raadkamer uitgesproken op 22 februari 2011, door de zevende kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge, wordt Mr. Matthias Lierman, advocaat te 8310 Sint-Kruis, Julius Dooghelaan 65, aangewezen als curator over de onbeheerde nalatenschap van wijlen Balbaert, Frans Liévin Irénée Marie, geboren te Brugge op 10 november 1946, destijds wonende te 8000 Brugge, Ronsaardbekestraat 50, overleden te Brugge op 1 oktober 2003, op wiens nalatenschap niemand aanspraak maakt.

(7263) Brugge, 23 februari 2011. De hoofdgriffier, van de rechtbank, (get.) G. De Zutter. (7267) Dit bericht annuleert en vervangt het bericht verschenen in het Belgisch Staatsblad van 23 februari 2011, blz. 13209, nr. 6273 Bij akte, verleden voor Mr. Yves Tuerlinckx, notaris, met standplaats te Bilzen, op 2 februari 2011, geregistreerd drie bladen, geen verzendingen, te Bilzen, op 8 februari 2011, boek 5/667, blad 89, vak 7, ontvangen de som van vijfentwintig euro (S 25). De ontvanger, (get.) de eerstaanwezend inspecteur R. Snijders, hebben de echtgenoten, de heer Baerts, Alexis Albert Ernest, geboren te Hasselt op 18 februari 1946, en zijn echtgenote, Mevr. Neven, Brigitte Suzanne Marie Josephine Gertrude, geboren te Hasselt op 29 augustus 1951, beide wonende te 3010 Leuven (Kessel-Lo), Kluisdelle 12, een wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel bedongen.

Bij vonnis, in raadkamer uitgesproken op 22 februari 2011, door de zevende kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge, wordt Mr. Hilde Lemaire, advocaat te 8400 Oostende, Torhoutsesteenweg 669, aangewezen als curator over de onbeheerde nalatenschap van wijlen prins de Mérode, Bertrand Marie Ghislain, geboren te Ukkel op 8 mei 1952, destijds wonende te Oostende, Kapucijnenstraat 58, bus 6, overleden te Oostende op 9 november 2009, op wiens nalatenschap niemand aanspraak maakt. Brugge, 23 februari 2011. De hoofdgriffier, van de rechtbank, (get.) G. De Zutter.

(Get.) Yves Tuerlinckx, notaris. (7264)

(7268)

14448


Bij vonnis, in raadkamer uitgesproken op 22 februari 2011, door de zevende kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge, wordt Mr. Wim Mertens, advocaat te 8810 Lichtervelde, Neerstraat 22, aangewezen als curator over de onbeheerde nalatenschap van wijlen De Smet, Guy Denise Lucien Leo, geboren te Brugge op 15 juli 1945, destijds wonende te 8810 Lichtervelde, Statiestraat 205, bus 1, overleden te Roeselare op 8 mei 2010, op wiens nalatenschap niemand aanspraak maakt. Brugge, 23 februari 2011. De hoofdgriffier, van de rechtbank, (get.) G. De Zutter. (7269)

Bij vonnis, in raadkamer uitgesproken op 22 februari 2011, door de zevende kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge, wordt Mr. Timothy Lanssens, advocaat te 8200 Sint-Andries, Torhoutsesteenweg 58, aangewezen als curator over de onbeheerde nalatenschap van wijlen Vermout, André Georges, geboren te Brugge op 16 juli 1955, destijds wonende te 8000 Brugge, Hoefijzerlaan 92, overleden te Brugge op 14 juni 2010, op wiens nalatenschap niemand aanspraak maakt.

Brugge, 23 februari 2011. De hoofdgriffier, van de rechtbank, (get.) G. De Zutter. (7270)

Bij vonnis, in raadkamer uitgesproken op 22 februari 2011, door de zevende kamer van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge, wordt Mr. Valérie De Kimpe, advocaat te 8420 De Haan, Ringlaan-Noord 87, aangewezen als curator over de onbeheerde nalatenschap van wijlen Schoukens, Johnny Hector Roger, geboren te Oostende op 22 mei 1952, destijds wonende te De Haan, Heidelaan 82, bus 1A, overleden te De Haan op 4 september 2010, op wiens nalatenschap niemand aanspraak maakt. Brugge, 23 februari 2011. De hoofdgriffier, van de rechtbank, (get.) G. De Zutter.

Moniteur belge, chaussée d’Anvers 53, 1000 Bruxelles. − Belgisch Staatsblad, Antwerpsesteenweg 53, 1000 Brussel. Conseiller/Adviseur : A. VAN DAMME

(7271)

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE. Gratis tel. nummer : Numéro tél. gratuit : N. 66

Recommend Documents