Beleidsplan Welzijnszorg vzw 2011 - 2015
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
2
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
Inhoudstafel 1. Beweging anno 2011 1.1. Al veertig jaar op de bres tegen sociale uitsluiting 1.2. Sinds 2005 beweging: de eerste ‘erkenning’ van het werk van Welzijnszorg 1.3. Een werkveld armoedebestrijding ontplooit zich 1.4. Met veel dynamiek een tweede beleidsperiode in: beschrijving van het beleidsplanningsproces 2. Welzijnszorg 2.1. De voorbije 40 jaar 2.2. Structuur van de organisatie 2.3. Synthese van de (juridische) subsidiëringsvoorwaarden 2.4. Met een missie en een visie 2.4.1. Missie 2.4.2. Visie 3. Waar staan we nu? 3.1. Huidige werking; beoordeling door overheid
3.2. Analyse van de organisatie 3.2.1. Interne bevraging 3.2.2. Externe bevraging 3.2.3. Samenvatting organisatieanalyse 3.3. Analyse van de wereld rondom ons 3.4. SWOT 3.5. Uitdagingen voor de toekomst 3.5.1. Educatie 3.5.2. Campagne 3.5.3. Netwerk en kerkverbondenheid 3.5.4. Politiek werk 3.5.5. Draagvlak en vrijwilligers 3.5.6. Projectenwerk 3.5.7. Betrokkenheid van mensen in armoede 3.5.8. Media en communicatie 3.5.9. Randvoorwaarden 3.5.10. Samenvattend 4. Waar willen we heen? 4.1. Beleidsuitdagingen leiden tot beleidsopties 4.1.1. Prioriteiten van de Algemene Vergadering 4.1.2. Samenvatting in beleidsopties 4.2. Strategische doelstellingen 2011-2015 4.3. Operationele doelstellingen 2011-2015 met hun resultaatsindicatoren 4.3.1. Motivatie voor de aanpassingen aan het oorspronkelijk ingediende beleidsplan 2011-2015 5. Beweging anno 2011-2015 5.1. Beoordelingselementen 5.2. Motivatie subsidiebedrag 6. Het plan werkt 6.1. Opvolging realisatie beleidsplan 6.2. Bijsturingen
3
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
4
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
1. Beweging anno 2011
5
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
6
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
1.1. Al veertig jaar op de bres tegen sociale uitsluiting ‘Welzijnszorg’, het begrip én de organisatie, werd zo’n veertig jaar geleden uitgevonden. Nadat tien jaar eerder Broederlijk Delen startte met een oproep tot solidariteit met de inwoners van het pas onafhankelijke Congo, ontstond de kiem van Welzijnszorg als antwoord op het coördinatieprobleem rond een aantal initiatieven gericht op binnenlandse noden. We zitten dan nog voor de oliecrisis, het optimisme van de jaren ’50 en ’60 doet niet vermoeden dat er nog steeds zoiets als armoede zou kunnen bestaan in eigen land. Enkele mensen in het christelijke Caritas willen niettemin de aandacht vestigen op wat omschreven wordt als ‘welzijnsnoden’: bejaarden, gehandicapten, kortom: groepen die misschien minder profiteren van de welvaart, maar bij wie sterk het ontbreken van welzijn vastgesteld wordt. En daarvoor wil men in eerst instantie ijveren. Na enkele jaren verschuift deze eerste aandacht voor sociale uitsluiting naar aandacht voor de meest uitgesproken vorm ervan: armoede. Sensibilisatie en oproep tot maatschappelijke actie waren er vanaf het begin bij. De eerste campagne, in 1969, was een kleine pinkstercampagne. Een jaar later was de eerste oproep om iets te doen (fondsenwervend) er al.
1.2. Sinds 2005 beweging: de eerste ‘erkenning’ van het werk van Welzijnszorg Tot 1998 werkt Welzijnszorg zonder enige vorm van erkenning en overheidssubsidiëring. Het type werk dat we doen wordt wel erkend en ondersteund als het gericht is op solidariteit met het Zuiden, maar niet met betrekking tot noden in eigen land. Private giften financieren een kleine equipe die jaarlijks een stevige campagne op poten zet, politiek een aantal bakens helpt verzetten en het ontstaan van verschillende initiatieven bezig rond een of ander aspect van armoedebestrijding faciliteert. Vanaf 1998 is Welzijnszorg erkend en gesubsidieerd als dienst ten behoeve van het sociaal-cultureel werk. Het is een bijzonder beperkte subsidiëring, maar het biedt de organisatie een minimale financiële ruggengraat enerzijds, en, vooral, een officiële erkenning en dus een ‘plek’. Welzijnszorg kan zich inpassen in de subsidiëringsvoorwaarden, maar dat blijft wat wringen. De werkvorm ‘dienst’ is zeker niet op ons lijf geschreven. Van zodra in de vroege jaren van deze eeuw duidelijk werd wat de nieuwe werksoort ‘bewegingen’ binnen het sociaal-cultureel werk voor volwassenen zou omhelsen, leefde er een zeker optimisme bij Welzijnszorg. Dit kenden we, dit waren we. In ons eerste beleidsplan als beweging konden we dan ook voluit onze gehele werking plaatsen. Tegelijk bevreemdt de (oorspronkelijke) logica om geen erkenningen te geven om snel en soepel nieuwe organisaties – en vooral maatschappelijke thema’s – in het bewegingswerk een plek te geven en ‘oude’ als niet langer relevant af te schrijven. De échte maatschappelijke thema’s veronderstellen werk van jaren, een voortdurende waakhond die de gevoeligheid ervoor blijft prikkelen. Dat wil Welzijnszorg ook doen. In dit tweede beleidsplan als beweging willen we voortdurend het brede publiek en vooral het middenveld blijven wijzen op de maatschappelijke mechanismen achter sociale achterstelling en armoede. Om vervolgens de stap te zetten naar wat men – individueel, als organisatie en als samenleving – daaraan kan doen.
1.3. Een werkveld armoedebestrijding ontplooit zich De vierdewereldbeweging, waarbij rechtstreeks, in groep, met mensen in armoede samengewerkt werd, ontstond al einde jaren ’50 in Parijs. In de jaren ’70 ontstonden ook hier de eerste ATD-groepen. Andere organisaties ontstonden vanaf de jaren ’80. Ook binnen de achterban van Welzijnszorg leefde de vraag naar groepen waarin het concrete ‘op weg gaan met mensen in armoede’ het jaar rond gerealiseerd kon worden. Dit leidde tot de geboorte van een aparte werking in Welzijnsschakels vzw. Het decreet armoedebestrijding uit 2003 geeft de organisaties van mensen in armoede een kader en een opdracht: armen samenbrengen, de dialoog met de overheid aangaan, …zijn de meest kenmerkende van hun zes criteria. In tientallen gemeenten ontstonden groepen als verenigingen waar armen het woord nemen. 7
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Wat is dan nog de opdracht van Welzijnszorg? Wat doet een beweging sociaal-cultureel werk dat deze verenigingen niet of minder doen? Waarmee kunnen wij hun werking aanvullen, welke functies blijven er te vervullen? Deze vragen leefden al langer bij Welzijnszorg. Onder andere naar aanleiding van dit planningsproces zijn ze toch wel bovenaan op onze agenda terecht gekomen. Of definitieve antwoorden mogelijk zijn, betwijfelen we. Maar we willen alleszins in de loop van de volgende jaren, voortbouwend op het planningsproces van de voorbije 18 maanden, meer klaarheid scheppen. Voor onszelf. En voor de wereld rondom ons.
1.4. Met veel dynamiek een tweede beleidsperiode in: beschrijving van het beleidsplanningsproces Het proces beleidsplanning 2011-2015 heeft zo’n anderhalf jaar in beslag genomen. Van in het begin is ervoor gekozen zeer sterk in te zetten op een participatief proces, waarin medewerkers en vooral ook beleidsvrijwilligers op alle echelons van de organisatie betrokken werden. Dat betekent dat we nu als Welzijnszorg een echt gedragen beleidsplan kunnen voorleggen. De nieuwe Raad van Bestuur vertrekt op 22 september 2008 vanuit een ruime situering van Welzijnszorg als beweging scvw en geeft zo het startschot voor de evaluatie van de lopende beleidsperiode en het planningsproces 2011-2015. De verantwoordelijke scvw in de nationale staf krijgt ook de coördinatie van de beleidsplanning toegewezen. De interne werkcel beleidsplan, die de uitvoering van het lopende beleidsplan opvolgt en de omzetting in jaarplannen coördineert, zal ook fungeren als stuurgroep beleidsplanning 2011-2015. De werkzaamheden starten op op 21 oktober 2008. In de loop van de werkzaamheden wordt de werkcel, die tot dan bestond uit de directie, de coördinator beleidsplanning, twee stafleden en een secretariaatsmedewerker, aangevuld met een derde staflid en een vertegenwoordiger van de regionale educatieve medewerkers. De werkcel vergadert tweemaal in 2008, acht keer in 2009 en vijf keer in 2010. Via de maandelijkse teamvergaderingen (nationale personeelsgroep) en de maandelijkse Werkgroep Welzijnszorg (regionale (educatieve) personeelsleden) verzorgen we de betrokkenheid van de verschillende personeelsgroepen. »» De evaluatie van de lopende beleidsperiode komt uitgebreid aan bod op de jaarlijkse teamdag (nationale staf) van 9 december
2008 en de Werkgroep Welzijnszorg (regionale medewerkers) van 5 januari 2009. »» Op de gewone teamvergaderingen staat de beleidsplanning acht maal geagendeerd tussen januari 2009 en maart 2010. »» De Werkgroep Welzijnszorg behandelt het beleidsplanningsproces in dezelfde periode vijf maal. »» Op de jaarlijkse teamdag van 1 december 2009 werken we de hele dag aan het omzetten van de beleidsopties in strategische
doelen. »» En de jaarlijkse teamtweedaagse (regionale en nationale medewerkers) op 1 en 2 februari 2010 besteden we volledig aan het
invullen van de operationele doelen, actiegebieden, indicatoren en normen. De regionale educatieve en nationale medewerkers leveren twee dagen inventariserend werk. »» Een laatste terugkoppeling gebeurt op de Werkgroep Welzijnszorg van 1 maart en het team van 9 maart 2010.
Welzijnszorg telt zes regionale Werkgroepen Welzijnszorg, bestaande uit kernvrijwilligers die mee vorm willen geven aan de regionale uitbouw van Welzijnszorg. Deze belangrijke vrijwilligersvergaderingen zijn betrokken in het planningsproces tijdens drie belangrijke fases: »» tussen februari en april 2009 voor het opmaken van een interne analyse van de organisatie; »» in de loop van november 2009 om vanuit de SWOT beleidsuitdagingen te formuleren; »» in februari 2010 om het opgestelde raamwerk van strategische en operationele doelen te bespreken.
8
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
De beleidsorganen van Welzijnszorg vzw agenderen het planningsproces uitdrukkelijk. »» De maandelijkse Raad van Bestuur heeft het planningsproces an sich op de agenda op 22 september 2008, 20 april 2009 en
22 februari 2010. Voorts staat het punt “Welzijnszorg gekaderd”, waarin systematisch delen van de werking van Welzijnszorg besproken worden, als vast punt op de agenda in 2009-2010. Tussentijds werden de leden van de Raad van Bestuur nog schriftelijk geconsulteerd in het voorjaar 2009 (organisatieanalyse), januari 2010 (raamwerk strategische doelen) en maart 2010 (voorlopige versie beleidsplan). »» Op de Algemene Vergaderingen van 28 november 2009 en 20 maart 2010 bepaalt de beleidsplanning de agenda. Tussentijds
werden de leden van de AV nog schriftelijk bevraagd in het voorjaar 2009 (organisatieanalyse) en januari 2010 (raamwerk strategische doelen). »» De leden van de Commissie Educatie en de Nationale Projectencommissie worden schriftelijk bevraagd in het voorjaar
2009 (organisatieanalyse). Op 23 februari 2010 (CE) en 15 maart 2010 (PC) wordt een laatste stand van zaken m.b.t. hun bevoegdheidsgebied besproken.
1.5. Tijdstabel September 2008
Opstart in RvB
RvB 22-12-2008
Oktober 2008
Start werkzaamheden werkcel beleidsplan
WCBp 21-10-2008
November 2008
Visitatie lopende beleidsperiode
6-11-2008
December 2008 Januari 2009
Bespreking evaluatie lopende beleidsperiode
Team 9-12-2008 WG Welzijnszorg 5-1-2009
Februari 2009 Maart 2009 April 2009
Externe bevraging en interviews Interne organisatieanalyse
Regionale werkgroepen, Team, Werkgroep Welzijnszorg, RvB 20-4-2009
Mei 2009 Juni 2009
Verwerking gegevens
Juli 2009 Augustus 2009
Voorbereiding omgevingsanalyse
September 2009 Oktober 2009
Omzetting analyse naar SWOT
November 2009
Van beleidsuitdagingen naar beleidsopties
Regionale werkgroepen, Werkgroep Welzijnszorg 9-11-2009 , AV 28-11- 2009 Teamdag 1-12-2009
December 2009 Januari 2010
Raamwerk Strategische Doelen
Schriftelijke bevraging AV en RvB
Februari 2010
Operationele doelen en verdere uitwerking
Teamtweedaagse 1&2-2-2010 RvB 22-2-2010 CE 23-2-2010
Maart 2010
Afronding en goedkeuring
RvB schriftelijk PC 15-3-2010 AV 20-3-2010
9
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
10
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
2. Welzijnszorg
11
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
12
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
2.1. De voorbije 40 jaar Wat Welzijnszorg in haar beleidplan opneemt, wordt enerzijds bepaald door hoe alle actoren van de organisatie naar de toekomst kijken en hoe de samenleving zich zal ontwikkelen. Anderzijds, een aantal lijnen die we nu uittekenen, liggen vervat in de evolutie die we de voorbije jaren doormaakten. In het volgend overzicht worden die lijnen duidelijker naargelang de geschiedenis vordert. De voorgeschiedenis van Welzijnszorg gaat terug tot de beginjaren ‘60. Deze jaren voor de verzelfstandiging kenmerken zich door een geleidelijke verschuiving van ‘hulpverlenen uit liefdadigheid’ naar een ‘recht op bijstand’ nagestreefd via de politieke weg. De eerste campagne “Actie Welzijnszorg”, in 1969, werd onmiddellijk opgevat als een ‘ontdekkingstocht en een opbouwwerk’ vanuit de Universele Rechten van de Mens. Pas bij de volgende campagne, in 1970, wordt ook een kerkelijke collecte georganiseerd vanuit de ervaring dat een bewustmakingsproces moet samengaan met ‘concreet iets doen’. In 1973 wordt Welzijnszorg een autonome organisatie met bewustmaking en geldinzameling als doelstellingen. In haar eerste zelfstandige campagne stelt Welzijnszorg scherpe politieke eisen rond gevoelige thema’s: het recht op een bestaansminimum en een rechtvaardig statuut voor gastarbeiders. Het rechtenverhaal doet expliciet zijn intrede, er moet een nieuwe samenleving komen met betere structuren. Dat vergt een grondige mentaliteitswijziging, zowel bij burgers als bij de overheid. De samenwerking met de ngo-partner Broederlijk Delen vertrekt vanuit de vaststelling dat de uitsluitingmechanismen in het noorden en het zuiden identiek zijn, maar geeft voor een kleine organisatie als Welzijnszorg ook de mogelijkheid om een lokale werking uit te bouwen. Vanaf de jaren ‘80 ontwikkelt Welzijnszorg een grotere autonomie en wordt het thema (kans)armoede verder ‘verkend’: wetenschappelijk, via contacten met een aantal toonaangevende instituten, maar ook via de bevoorrechte samenwerking met de vierdewereldbeweging. Rechtvaardigheid en algemene grondrechten zijn de rode draad doorheen de campagnes van dit decennium Professionalisering van methodes en materialen doet haar intrede. Er is meer afstemming op de noden van de afnemers en de projectensteun wordt geheroriënteerd, waardoor een aantal nieuwe maatschappelijke sectoren ontwikkeld kunnen worden. Zo speelde Welzijnszorg een belangrijke rol bij het ontstaan van Hefboom, het Vlaams Overleg Bewonersbelangen, Het Steunpunt Lokale Netwerken (SLN) en het Steunpunt Sociale Tewerkstelling (SST). Verschillende sociale verhuurkantoren en wijkgezondheidscentra verzamelden met behulp van Welzijnszorg hun startkapitaal, enz. Welzijnszorg stimuleert ook het opstarten van lokale Welzijnszorggroepen die inspelen op armoedesituaties en concrete noden van mensen, waaruit later de Welzijnsschakels ontstaan. Welzijnszorg wordt zo ten volle een beweging die mensen aanzet tot duurzame vormen van sociale actie. De politieke actie verruimen we tot het ad-hoc inspelen op de actualiteit. In het begin van de jaren ‘90 stellen we voor het eerst een globaal beleidsplan op waarin Welzijnszorg de vier strategische sporen omschrijft om haar doelstelling te bereiken. In het eerste Algemeen Verslag over de Armoede (1994) wordt via de dialoogmethode uitdrukkelijk stem gegeven aan de ervaring van de mensen in armoede zelf. Welzijnszorg erkent deze emancipatorische beweging, en trekt ze door in haar campagnes waaraan mensen in armoede via hun getuigenissen mee inhoud geven. Een andere tendens is dat via een breed campagnepartnerschap het netwerk groeit en het bewegingswerk een bredere ingang in de samenleving vindt. Met twee algemene campagnes (1994 en 2000) legden we de nadruk op het eigen karakter van Welzijnszorg als sociaal-culturele beweging als het gaat om armoedebestrijding. Zonder afbreuk te doen aan de ‘deskundigheid’ van wie armoede ervaart, richten we ons tot de brede samenleving die we willen betrekken bij het antwoord op een probleem dat ons allen aangaat: een samenleving die uitsluit. Het eerste decennium van de nieuwe eeuw wordt gekenmerkt door een verbreding en een verdieping tegelijkertijd. Verbreding door het partnerschap met steeds nieuwe partners en lokale afdelingen van Welzijnsschakels bij de opbouw van de campagne, maar ook verbreding in de systematische opvolging van het schenkerbestand en het uitwerken van pistes en modellen voor de verjonging en vernieuwing ervan. Verdieping is op meerdere terreinen zichtbaar. De samenwerking met partners en Welzijnsschakels maar ook met de projecten wordt op een systematische en meer structurele manier aangepakt met ondermeer formele contracten en evaluatiesystemen. Deze verdieping toont zich ook in het intensiever en systematischer opnemen van noden van groepen en tekorten in de wettelijke regelgeving. Maar ze is vooral zichtbaar in het opnemen van vormings- en ondersteuningstrajecten met organisaties die drempelverlagend willen 13
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
werken naar kansengroepen toe. De samenwerking met mensen in armoede, ten slotte, krijgt een zeer specifieke vorm door het aanwerven van een opgeleide ervaringsdeskundige in de armoede en de sociale uitsluiting.
2.2. Structuur van de organisatie 2.2.1. De interne structuur De werking van Welzijnszorg situeert zich geografisch op twee niveaus: een nationaal secretariaat en vijf regionale diensten in de provincies en Brussel. De regionale educatieve medewerkers van Welzijnszorg vzw, de regionale educatieve medewerkers van Welzijnsschakels vzw en de regionale diensten van de ngo Broederlijkdelen vzw delen samen de huisvesting in de regio’s. Zij worden gezamenlijk ondersteund op administratief en logistiek vlak. De werking van Welzijnszorg is gebaseerd op een samenspel van beroepskrachten en vrijwilligers, die in de verschillende geledingen vertegenwoordigd zijn. Het engagement van vrijwilligers en bestuurders Het engagement van vrijwilligers binnen de werking van Welzijnszorg situeert zich op de verschillende niveaus van de werking. Uiteraard maken vrijwilligers, vaak vanuit een eigen relevante professionele ervaring, deel uit van de Raad van Bestuur van Welzijnszorg. De Raad van Bestuur komt maandelijks samen en behandelt alle belangrijke domeinen van de werking van de organisatie. Op het nationale niveau zijn er twee belangrijke vergaderingen waarin vrijwilligers vanuit diverse sectoren een belangrijke inspraak hebben in de inhoudelijke werking: de Commissie Educatie die de beleidsdomeinen sensibilisatie/educatie en campagne opvolgt, en de Projectencommissie die de projectenwerking stuurt. Op het regionale niveau ligt de nadruk vooral op de regionale werkgroep Welzijnszorg. Deze werkgroepen zijn samengesteld uit betrokken vrijwilligers en zijn voornamelijk actief op de terreinen van sensibilisatie, educatie, actievoering, campagne, netwerking en politieke werking. Zij ‘vertalen’ het nationale beleid terzake naar de regionale realiteit en volgen de uitvoering ervan op. De regionale projectencommissies realiseren binnen de eigen regio de projectenselectie en –opvolging, in uitvoering van het beleid uitgetekend op de nationale Projectencommissie. Deze werkgroepen worden begeleid door de regionale medewerker, en verder ondersteund door een stafmedewerker van het nationale team. Tot slot, maar uiteraard zeer belangrijk voor onze werking, zijn er de vele vrijwilligers die lokaal de dagelijkse werking mee opnemen al of niet in een gestructureerd verband: in de regionale diensten voor het openhouden van de winkels, het organiseren van de startavonden en het verder uitdragen van de campagne via de georganiseerde regionale werkgroepen Welzijnszorg (een 100-tal over heel Vlaanderen) of binnen hun eigen netwerken (jeugdbewegingen, sociaal-culturele verenigingen, ngo’s enz), het opzetten van regionale publieke actiemomenten enz. Het beroepskader Welzijnszorg beschikt over een beroepskader om de werking te schragen. De nationale stafleden worden voornamelijk thematisch-functioneel ingezet. De functionele domeinen zijn het campagnewerk, het politieke werk, fondsenwerving, educatief werk naar jongeren, educatief werk naar middenveldorganisaties, projectenwerk en kwaliteitsopvolging. Uiteraard is er een sterke samenwerking over deze domeinen heen, wat zich weerspiegelt in een structuur van ‘werkcellen’. De stafleden worden ondersteund door 2 secretariaatsmedewerkers en een financieel medewerker, die tevens de personeelsadministratie op zich neemt. De regionale educatieve medewerkers nemen regionaal een breder functiepalet op, maar worden hierbij sterk ondersteund vanuit het 14
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
nationale niveau. De regionale diensten beschikken ook over een eigen secretariaat en winkelbediening. Om het gezamenlijk bewonen met de andere organisaties mogelijk te maken, wordt in overleg met hen een soort coördinator aangeduid die het samenwonen en -werken stuurt, maar geen inhoudelijke of functionele verantwoordelijkheid heeft ten opzichte van zijn/haar collega’s. Het geheel wordt gecoördineerd door een nationaal directeur. Er zijn verschillende overlegfora »» Domeingebonden zijn er werkcellen, gecoördineerd door de betrokken stafmedewerker, waarin een aantal collega’s van het
nationale team deelnemen. Sinds 2009 wordt in elke werkcel een regionale medewerker betrokken. »» Er is een maandelijks team waarop alle nationale team medewerkers samenkomen en de noodzakelijke uitwisseling en
planning op korte termijn aan bod komt. »» Eenmaal per jaar is er een teamdag voor het nationale team waarop we planning voor het volgende werkjaar bespreken,
stofferen en vastleggen »» Maandelijks is er overleg tussen de nationale stafmedewerkers en de regionale educatieve medewerkers in de werkgroep
Welzijnszorg.. »» Alle medewerkers van Welzijnszorg komen éénmaal per jaar bijeen voor de reflectiedagen (tweedaagse afzondering). Tijdens
deze dagen neemt men de meer strategische planning van de werking onder de loep. De synthese in tabelvorm.
Nationaal niveau
Regio-overstijgend
Regionale diensten
Algemene Vergadering
Coördinatorenoverleg
Regionale tandems
Raad van bestuur
Reflectiedagen
Regionale werkgroepen Welzijnszorg
Dagelijks bestuur
Werkgroep welzijnszorg
Regionale projectencommissies
Dienstenoverleg Team Cel beleidsplan Cel fondsenwerving Cel logistiek en administratie Cel campagne Cel politiek Cel financiën Cel projecten Werkgroep educatie Nationale Projectencommissie Commissie Educatie
2.2.2. Samenwerking met andere organisaties Vertegenwoordiging, afvaardiging en netwerking Welzijnszorg is vertegenwoordigd bij organisaties die een belangrijke invloed uitoefenen of rol spelen op het vlak van armoede(bestrijding) en het sociaal-cultureel werk. Het gaat ondermeer over een vertegenwoordiging in Samenlevingsopbouw, Welzijnsschakels vzw, Broederlijk Delen (ngo-sector en internationale armoede), Hefboom, Oikocredit en Caritas Vlaanderen, HIVA en FOV, KMS. Via deze vertegenwoordigingen houden we zicht op een groot deel van het direct betrokken werkveld inzake armoedebestrijding, en dit op een permanente en betrokken wijze. Het zijn ieder op zich belangrijke netwerken, waarlangs we in contact treden met vertegenwoordigers uit een veelheid van relevante sectoren. Ondermeer via onze intensieve samenwerking met het Vlaams Netwerk en met Welzijnsschakels, staat Welzijnszorg dicht bij mensen 15
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
die in armoede leven. Hun ‘ervaringskennis’ is een belangrijke factor van expertise. In de samenwerking met het Vlaams Netwerk participeren wij aan verschillende inhoudelijke werkgroepen, ondermeer rond onderwijs, cultuur en de bredere forumvergaderingen waarin de verschillende thema’s vanuit de ervaringskennis samenkomen. Welzijnszorg is geassocieerd partner van het ACW, ondermeer belangrijk voor de contacten met de studiedienst, maar ook voor de verspreiding van al het sensibiliseringsmateriaal. We slagen er op die manier ook in om de aandacht voor armoede en armoedebestrijding in de deeltakken van het ACW. Door onze projectenwerking staan we heel dicht bij het bredere werkveld dat armoede bestrijdt. Door de regelmatige contacten, zowel op regionaal als nationaal niveau, ontstaat ervaringsuitwisseling en houden we rekening met de verschillende maatschappelijke noden die verband houden met armoede(-bestrijding), maar ook met de vele mogelijke creatieve en emancipatorische vormen van armoedebestrijding waarin voor vrijwillig engagement veelal belangrijke kansen liggen. De samenwerkingsovereenkomsten garanderen een langerdurende en systematischere samenwerking met deze projecten, zowel op het vlak van de voorbereiding van campagnethema’s als bij het vormen van een breed draagvlak voor armoedebestrijding. Welzijnszorg is (mede-)initiatiefnemer tot de oprichting van o.a. KMS (Kerkwerk Multicultureel Samenleven) en Decenniumdoelen 2017. Door het initieel toezeggen van middelen/logistieke/inhoudelijke steun en het inzetten van onze netwerken slaagden we er zo in nieuwe samenwerkingsverbanden te ontwikkelen. Een bijzonder voorbeeld daarvan is Armoede In-Zicht , oorspronkelijk via projectmiddelen van Cera en in samenwerkingsverband met het Vlaams Netwerk. Na stopzetting van deze projectmiddelen maakt Welzijnszorg in 2010 eigen middelen vrij om de werking van Armoede In-Zicht nog 3 jaar verder te zetten. Ook met de belangrijke wetenschappelijke instellingen aan de Universiteit van Antwerpen (OASES) en de Katholieke Universiteit van Leuven (HIVA) werken we samen, ondermeer in het kader van specifieke onderzoeksprojecten en de redactie van het Jaarboek Armoede en Sociale Uitsluiting. De eigen Algemene Vergadering van Welzijnszorg brengt vertegenwoordigingen samen uit verschillende relevante domeinen t.a.v. het armoedethema en uit het sociaal-cultureel werk (zie bijlage). Regelmatige politieke contacten, zowel met vertegenwoordigers van de democratische politieke partijen als met de beleidsverantwoordelijken (kabinetten en ministers) laten ons toe het thema doorheen het beleidswerk van nabij op te volgen. Ook regionaal zijn educatieve medewerkers van Welzijnszorg betrokken bij regionale of lokale netwerken of nemen ze vertegenwoordigingen op bij (boven-)lokale organisaties inzake armoedebestrijding. Een bijzonder voorbeeld van een structureel samenwerkingsverband dat zo mede op initiatief ven Welzijnszorg ontstond is ‘Stop Armoede.nu’ in de stad Antwerpen. Het evalueren van de bijdrage van de afzonderlijke vertegenwoordigingen of contacten blijft een belangrijk aandachtspunt voor de toekomst. Ze moeten op hun effectiviteit beoordeeld worden. We zien wijzigingen en nieuwe vragen, maar in functie van onze strategische doelstellingen voor de komende periode zal ook hier systematischer en effectiever tewerk moeten worden gegaan. Samenwerking met campagnepartners en steunorganisaties Welzijnszorg organiseert haar jaarlijkse publiekscampagnes steeds in samenwerking met externe campagnepartners. Voor deze samenwerking kiezen we omwille van de expertise van de campagnepartner op het themaniveau en/of omwille van het breed publieksbereik van deze partner. Campagnepartners worden steeds inhoudelijk betrokken bij de opbouw van de campagne en de materialen.
16
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
Bij de keuze van campagnepartners streven we de laatste jaren een pluralistische invulling na.
Jaar
Thema
Partners
2001
Schulden, wie wordt er beter van
Test-Aankoop, Verbruikersateljee, VVSG, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, ATD, BMLIK, Vlaams Forum Armoedebestrijding
2002
Een leven lang leren, niet geslaagd
Gezinsbond, VOCB, CLB’s, ACV
2003
Gevangen in armoede
Liga voor de Mensenrechten, KWB, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, Vlaamse Federatie Forensisch Welzijnswerk
2004
Hoog tijd voor een beter woonbeleid
VIBOSO, VOB, ACW, KVLV, BBRoW (Brusselse Bond voor Recht op Wonen)
2005
Huishouden vraagt energie
PRISO werkgroep Energie en armoede, Vlaams Netwerk van Verenigingen waar Armen het Woord Nemen, KBG, S-Plus, Bond Beter Leefmilieu, Greenpeace
2006
Samen armoede uitsluiten
2007
Wij tekenen voor de toekomst
GO!, OSSGVG, POV, VSKO, Vrije-CLBKoepel vzw, Vlaamse Scholierenkoepel vzw, de ouderkoepels KOOGO – ROGO - VCOV en het Vlaams Netwerk
2008
Armoede schaadt de gezondheid
Christelijke, Socialistische en Liberale Mutualiteiten, Domus Medica, Welzijnsschakels, Ziekenzorg CM
2009
Werk armoede weg. Ik wil geen carrière in de armoede
Welzijnsschakels, ACLVB, ACV, Unizo
Uiteraard streven we ernaar dat deze campagnepartners ook nadien, en los van een direct thematisch verband, onze campagnes in latere jaargangen blijven ondersteunen door bekendmaking en betrokkenheid. Engagement in FOV Binnen het directe sociaal-cultureel werk nemen we engagementen op binnen FOV. Binnen FOV gaat het om het lidmaatschap van de Algemene Vergadering. Uiteraard nemen we op regelmatige basis deel aan de werkgroep bewegingen, waar een basis van ontmoeting en samenwerking met andere partners kan gelegd worden. Samenwerking met Broederlijk Delen vzw Deze samenwerking situeert zich op de eerste plaats op het niveau van de gezamenlijke organisatie van de regionale diensten. Naast een thematisch georiënteerde samenwerking die zich focuste op de mondiale aspecten van armoede(-bestrijding), ontstaat er nu een eerder functionele samenwerking ondermeer omwille van de schaalgrootte van de vzw Welzijnszorg. Het was de voorbije jaren ook aangewezen een nieuw samenwerkingsverband op te zetten rond het informaticaplatform. De geslaagde samenwerking leidde verder tot een gezamenlijk nieuw project met beheer van de het klantenrelatiebeheer, dat samen wordt aangepakt. Voor de verspreiding van campagnematerialen en fondsenwervende producten op een nieuwe klantvriendelijke manier werd eveneens vanuit dit platform gewerkt. Toch blijft bij beide organisaties de vraag bestaan naar het uitwerken van de inhoudelijke link tussen de armoedeproblematiek van noord en zuid. Samenwerking met Welzijnsschakels vzw Welzijnsschakels vzw, een vereniging van zo’n 112 lokale groepen waarin mensen met en zonder armoede-ervaring samenkomen, is weliswaar ontstaan uit Welzijnszorg (zie hoofdstuk 2.1.) maar heeft intussen als volledig aparte organisatie een eigen erkenning als vereniging sociaal-cultureel werk en is actief als lid van het Vlaams netwerk en vereniging waar armen het woord nemen. 17
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
De schat aan ervaringskennis van deze organisatie wordt sinds 2008 ingezet in een voorbereidend proces voor de jaarlijkse campagne. Deze samenwerking startte op als een twee jaar durend proefproject, maar wordt na een gunstige evaluatie voortgezet. Tussen beide organisaties wordt momenteel een samenwerkingsprotocol voorbereid. Samenvattend kunnen we stellen dat onze netwerking, zowel op nationaal, regionaal als lokaal niveau, belangrijke kansen schept om onze boodschap van armoede uitsluiten in een solidaire samenleving te verspreiden en er over in dialoog te gaan met belangrijke segmenten van de samenleving.
2.3. Synthese van de ( juridische) subsidiëringsvoorwaarden Welzijnszorg is als vzw opgericht op 9 augustus 1976, op basis van een werking die startte in de vroege jaren ’70 (laatste gepubliceerde versie statuten dateert van 12 juni 2004 – ondernemingsnummer 416 428 839 – in bijlage) In artikel 3 van de statuten staat het doel omschreven: (…) mensen aan te zetten om armoede en bestaansonzekerheid in Vlaanderen en Brussel uit te sluiten (…). Hiertoe zal Welzijnszorg ondermeer (…) de rechten van de mens verdedigen en alle discriminaties (ook rassendiscriminatie) bestrijden. In bijlage zijn ook de samenstelling van de Algemene Vergadering en de Raad van Bestuur opgenomen. Aangezien Welzijnszorg vzw ook in de beleidsperiode 2005-2010 als beweging in het sociaal-cultureel volwassenenwerk gesubsidieerd werd en haar werking voor deze beleidsperiode positief geëvalueerd werd (in bijlage), kan »» een werking van minstens twee jaar met landelijk karakter »» die in het domein van het sociaal-cultureel volwassenenwerk als beweging »» met minstens 1 voltijds equivalent personeel aangetoond worden.
2.4. Met een missie en een visie 2.4.1. Missie WELZIJNSZORG WIL ARMOEDE UITSLUITEN Welzijnszorg zet mensen aan om armoede in Vlaanderen en Brussel uit te sluiten. Vanuit de vaststelling dat mensen die in armoede of bestaansonzekerheid leven hun sociale basisrechten niet kunnen uitoefenen1, bedingt Welzijnszorg hun rechtmatige plaats in onze samenleving. Welzijnszorg doet dit als een onafhankelijke beweging voor sociaal-cultureel werk. Om haar doel te bereiken is Welzijnszorg op drie sporen actief: »» door sensibilisatie en educatie vergroten we het inzicht in en het maatschappelijke draagvlak voor solidariteit en een structurele
armoedebestrijding;
»» door actievoering en dialoog met het politieke veld en maatschappelijke instellingen beïnvloeden we het (armoede)beleid; »» door het stimuleren en het ondersteunen van concrete initiatieven voor armoedebestrijding. »» streven we ernaar dat iedereen zijn sociale basisrechten gelijkmatig kan aanwenden en »» versterken we solidaire alternatieven die maatschappelijk tot voorbeeld strekken.
Dit bewegingswerk zetten we op in een samenwerking tussen professionele medewerkers en vrijwilligers, in een netwerk met andere betrokken organisaties en instellingen en in overleg met de mensen die in armoede leven en hun organisaties. Welzijnszorg draagt vanuit een christelijke inspiratie bij tot het pluriform werken aan een rechtvaardige en solidaire samenleving waarin iedereen gelijkwaardig is en evenwaardige kansen krijgt. 1
deze basisrechten omvatten rechten op het vlak van onderwijs, maatschappelijke dienstverlening, rechtsbedeling, cultuur, gezin, gezondheidszorg, werkgelegenheid, inkomen, participatie en huisvesting.
We verwijzen hiertoe uitdrukkelijk naar het verdrag van de rechten van de mens.
18
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
2.4.2. Visie 2.4.2.1. Armoedebestrijding: een sociaal-culturele opdracht Armoede(bestrijding) blijft een belangrijk maatschappelijk thema, niet enkel als een ‘welzijnsproblematiek’, maar juist ook als een sociaal-cultureel gegeven en opdracht. We blijven uitgaan van de definitie van armoede zoals deze is opgenomen in het jaarboek armoede en sociale uitsluiting van 2003: “Armoede is een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen. De kloof tussen de armen en de rest van de samenleving kan enkel duurzaam overbrugd worden wanneer de samenleving het beschikbare economische, sociale en culturele kapitaal voor hen toegankelijk maakt, wat een fundamentele herinrichting van de samenleving veronderstelt. Enkel zo krijgt iedereen gelijke kansen op een volwaardige sociale positie en de daarbij horende rollen en status – evenals op de mogelijkheid om volwaardige interacties en communicatie aan te gaan en om zelfwaarde te ontwikkelen. Dat houdt noodzakelijkerwijs in dat de samenleving een appèl doet op het psychologisch kapitaal van personen die in armoede leven en van hun omgeving.” Deze definitie geeft duidelijk aan dat armoede een groep mensen scheidt van de gangbare leefpatronen van onze samenleving, en dus uitsluit. Er is sprake van een kloof die mensen in armoede niet op eigen kracht kunnen overbruggen. En dus lezen we in het tweede deel van de definitie een oproep naar de brede samenleving om het beschikbare economische, sociale en culturele kapitaal voor mensen in armoede toegankelijk te maken, en de samenleving zelf grondig herin te richten. De samenleving moet hierbij een beroep doen op de brede ervaring van personen die in armoede leven. Bij het hanteren van een sociaal-culturele methodiek staan als doelstellingen het ontwikkelen van een eigen identiteit, het bevorderen van sociale integratie en maatschappelijke participatie en de opbouw van een democratische, duurzame en inclusieve samenleving voorop. Hiermee spelen de doelstellingen, verwoord in de sociaal-culturele methodiek, in op de behoefte verwoord in de armoededefinitie. Het appèl uit de definitie en het partnerschap met mensen in armoede vormen de rode draad waarmee Welzijnszorg haar bewegingswerk inzet. Het partnerschap met mensen in armoede vertaalt zich op verschillende vlakken; waar dat in het verleden vooral vertaald werd in het aanbieden van een forum waarlangs zij de communicatie met de brede samenleving konden aangaan. De laatste jaren werd en wordt er meer ingezet op de ervaring van mensen in armoede als basis voor het opbouwen van de sensibiliseringsboodschap. Die boodschap wordt dan telkens onderbouwd met groeiend wetenschappelijk inzicht. In deze inzichten is een toenemende invloed merkbaar van een “Europees denken”. Vooral de toenemende inzichten in het falen van het Europees beleid in het verminderen van de armoede zijn hierbij doorslaggevend. Het ontwikkelen van een eigen identiteit wordt in dit kader des te meer van belang. Maar ook hier is het partnerschap met en de gedragenheid door mensen in armoede van de visie en het uitdragen ervan fundamenteel voor een juist en genuanceerd beeld. Het appèl aan de samenleving om mechanismen van uitsluiting te herkennen, te verminderen en uit te bannen, zal zich moeten richten op de individuele burger, maar evenzeer naar georganiseerde groepen en het middenveld. Ook daarbij is het partnerschap en de bijdrage van mensen in armoede fundamenteel. Groepen en individuen, organisaties en instellingen moeten daarbij aangespoord worden de krachten van mensen in armoede te ontdekken, te versterken, te ondersteunen. Naast structurele, wetgevende en situatieverbeterende of preventieve initiatieven is de erkenning en de inzet van deze krachten noodzakelijk om een inclusieve aanpak te realiseren. Nochtans stelden we de voorbije jaren vast dat inzicht verkrijgen via sensibilisatie en informatiecampagnes, zelfs samengaand met goede wetgevende initiatieven, niet voldoende is voor een globale verbetering van de situatie van mensen in armoede. Naast inzicht in de problematiek is er bij de burger en in het middenveld ook nood aan ondersteuning voor een procesmatige aanpak van de 19
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
organisatiecultuur bij organisaties en drempelverlagende attitudes bij individuen en groepen om de participatie van mensen in armoede aan het dagdagelijkse maatschappelijk en socio-culturele leven duurzaam te realiseren. Samengevat zouden we kunnen stellen dat partnerschap, kennis en gedrevenheid de instrumenten zijn waarmee Welzijnszorg erin slaagt een breed publiek te sensibiliseren, groepen en individuen te mobiliseren om de participatiekloof te dichten. De vaststelling dat structurele maatregelen, zelfs in combinatie met participatieversterkende en -bevorderende initiatieven voor de doelgroep zelf niet voldoende zijn om deze kloof te dichten, maakt dat Welzijnszorg zijn socioculturele opdracht als beweging rond armoede verder en sterker zal inzetten op het bereiken van duurzame veranderingen ten bate van de volwaardige participatie van mensen. De kloof wordt immers ook mee in stand gehouden door bewuste/onbewuste, gewilde of ongewilde drempelverhogende attitudes en initiatieven van mensen en groepen.
2.4.2.2. Positionering van onze werking Basisfunctie Het draagvlak voor een structurele armoedebestrijding vergroten in de brede samenleving. Hiertoe individuen en groepen in de samenleving bewust maken dat armoede een onrecht is. Daarbij willen we enerzijds deze groepen en niet-georganiseerde burgers mobiliseren en versterken in hun engagement voor armoedebestrijding; en anderzijds willen we sterker inzetten op processen in groepen en organisaties om vanuit inzicht in armoede en partnerschap met mensen in armoede duurzame veranderingen in hun werking te realiseren. Brede samenleving »» Samenwerken met het middenveld en het bereiken van mensen buiten georganiseerde verbanden blijft een uitdrukkelijke
opdracht. Het verhogen van de diversiteit in deze samenwerking is een blijvende uitdaging. »» Breed is ook: verschillende leeftijdsgroepen, verschillende plaatsen, verschillende publieken (pers, media, scholen,
parochies, middenveldorganisaties, werkveld = projecten, politieke wereld …). Het leren kenen en gebruiken van nieuwe communicatiekanalen is een must voor het actueel en blijvend boeiend houden van onze boodschap voor de moderne burger. »» Vanuit onze basisinspiratie blijven we thuis in christelijke organisaties of instellingen (Kerk, scholen, middenveld); maar een
verheldering van verbanden en autonomie, een uitklaring op hedendaagse wijze van die basisinspiratie en de mogelijkheid tot dialoog met andersdenkenden is een nieuwe uitdaging voor onze werking. Wat is onze boodschap? »» Vanuit onze christelijke levensbeschouwing verzetten we ons tegen uitsluiting van mensen. Iedereen moet zichzelf kunnen
ontplooien en kunnen bijdragen aan de opbouw van de samenleving. ‘Armoede uitsluiten’ is de utopie die ons drijft. Niet het streven naar een relatief lage armoede of een daling van de armoede, maar de uitsluiting van armoede is onze boodschap. “Eén mens in armoede is er één teveel”. »» Geen kruimels maar rechten! Armoedebestrijding is een zaak van basisrechten die een samenleving voor iedereen
moet garanderen. Deze basisrechten moeten in hun samenhang gerealiseerd worden: enkel een inclusieve aanpak van armoedebestrijding kan armoede ook uitsluiten. Welzijnszorg concentreert zich, net als in de vorige beleidsperiode, in de inhoudelijke opvolging op de vijf centrale basisrechten inkomen, arbeid, huisvesting, gezondheid en onderwijs. Als sociaal-culturele beweging staat ‘samenleven’ als basisrecht en thema in de concrete aanpak centraal. Zo sluiten we naadloos aan bij de 6 decenniumdoelen van het samenwerkingsverband Decenniumdoelen 2017. »» Het garanderen van basisrechten aan iedereen veronderstelt een herverdeling van middelen (rijkdom) als we armoede in een
mondiaal perspectief en over verschillende generaties heen willen bestrijden. »» Sociale zekerheid (in een ruime betekenis) moet deze rechten structureel realiseren, en daartoe is een solidair draagvlak
noodzakelijk in de samenleving (het samenspel van ‘warme’ en ‘koude’ solidariteit). 20
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
»» Organisaties en groepen hebben de verantwoordelijkheid om deze basisrechten mee te verdedigen en te realiseren, maar
beschikken tegelijkertijd over de kracht en de mogelijkheden om uitsluiting in het gewone maatschappelijke leven te reduceren. Dit veronderstelt bereidheid tot inzicht, vorming van medewerkers en vrijwilligers en aanpassen van eigen structuren en werkingen. Basishouding »» Een constructief-kritische houding, volgehouden in het vertolken van de boodschap, het gevoel geven dat we ervan wakker
liggen (bezield en alert), dat het ons raakt. Onze ‘ervaring van solidariteit met mensen in armoede’ is onze authenticiteit. »» Aanklacht als uitgangspunt. Onze constructieve houding is gericht op dialoog met de samenleving, ook met de politieke
beleidsmakers (deskundig, open en resultaatgericht). Op korte termijn willen we vooruitgang boeken in armoedebestrijding, maar steeds in een perspectief waarin de aanklacht van het fundamentele onrecht voorop staat: resultaten kunnen een vooruitgang betekenen, maar zijn meestal onvoldoende in het licht van onze missie ‘armoede uitsluiten’. »» Geloof in educatie en vorming als middel voor duurzame en positieve verandering in groepen en organisaties die werk willen
maken van drempelverlagende initiatieven. »» Als we de samenleving willen wakker maken voor armoedebestrijding, moeten we ook ‘kijken’ naar armoede met de ogen en
de taal van een gewoon mens. Voor wie ze wil zien, is armoede zichtbaar. Sensibiliseren en mobiliseren doen we, naast een inhoudelijke argumentatie, ook met zichtbare tekenen van en ervaringsgetuigenissen over armoede. »» Onze communicatie moet eenvoudig en direct blijven (fris, jong, vernieuwend).
21
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
22
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
3. Waar staan we nu?
23
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
24
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
3.1. Huidige werking 3.1.1. Een beschrijving van Welzijnszorg anno 2010 We beschrijven de huidige werking van Welzijnszorg aan de hand van de beoordelingselementen die golden tijdens de beleidsperiode 2005-2009(2010). 1. Knowhow en expertise van de beweging mbt het thema of het cluster; de wijze
waarop die expertise verder wordt ontwikkeld Ook in het vorige beleidsplan werd dit punt al omschreven als een sterkte van Welzijnszorg. We onderscheiden drie soorten kennis: »» Academische (wetenschappelijke) kennis
Welzijnszorg mag putten uit de kennis verworven in universiteiten en hogescholen (UA (Jaarboek Armoede), KUL (o.a. campagne 2007), RUG (o.a. campagne 2008), KHK, …) en studiediensten en ondersteuningsinstituten (studiedienst CM, VIGez, …) »» Terreinkennis
Welzijnszorg staat, onder andere langs haar projectenwerk om, in contact met verschillende sectoren actief op het terrein van armoedebestrijding, met lokale actoren, enz. »» Ervaringskennis
Welzijnszorg doet in toenemende mate beroep op mensen in armoede en hun organisaties (Vlaams Netwerk, Welzijnsschakels, projecten,…). De aanwerving van een opgeleide ervaringsdeskundige (september 2009) in de armoede is niet alleen verrijkend voor de organisaties die gebruik maken van het project Armoede In-Zicht, maar biedt een enorme inhoudelijke meerwaarde voor de eigen organisatie en medewerkers. Deze verschillende inzichten in armoede en armoedebestrijding worden enerzijds in huis gehaald »» Via de voorbereidende campagnewerkgroepen en rondetafels, door mensen met een specifieke achtergrond in een
interessante mix op te nemen binnen onze structuren, als lid van AV en RvB, in een regionale werkgroep of een projectencommissie. »» Het opzetten van netwerken en samenwerkingsverbanden, zoals de Decenniumdoelen 2017, armoede.be (helaas bij gebrek
aan financiering stopgezet in 2009) en samenwerkingsovereenkomsten met door Welzijnszorg gesteunde projecten (78 in 2009), is een andere veelbenutte piste. »» Welzijnszorg heeft een traditie in het programmeren van deskundige sprekers op (nationale) campagnestartmomenten,
Algemene Vergaderingen, enz. »» In ons documentatiecentrum nemen we de relevante publicaties op die verschijnen op het vlak van armoede(bestrijding) en
sociale uitsluiting. We stellen wel vast dat een eigen documentatiecentrum met boeken aan belang verliest: zeer veel materiaal is tegenwoordig probleemloos digitaal te consulteren (of te downloaden). Daarvoor is een aparte digitale bib, de ‘tekstenkast’ intern gecreëerd. Anderzijds gaan we de nodige kennis actief buitenshuis opzoeken: »» We volgen het aanbod aan studiedagen, seminaries een dergelijke op en voorzien in een gepaste deelname vanuit de staf. »» In functie van de campagneopbouw of specifieke vragen leggen we gericht contacten met diverse deskundigen en
organisaties. Het registratieverslag bij onze voortgangsrapporten illustreert dit ruimschoots. »» We nemen actief vertegenwoordigingen en afvaardigingen op in organisaties en overlegfora: Samenlevingsopbouw, WG
armoede van Caritas, Brusselse Welzijnsraad, ACW, KMS, … Ook omwille van het expertiseverhogende karakter willen 25
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
we samen met het Vlaams netwerk Armoedebestrijding betrokken blijven via het project ‘Armoede In-Zicht’, bij ‘Bind-kracht’ (project armoede en Hulpverlening, KdG en Hiva) en de Link. 2. De wijze waarop de knowhow wordt ontsloten »» Welzijnszorg voorziet jaarlijks in een ruim aanbod aan campagnegebonden publicaties: de campagnekrant, een
achtergronddossier en een aantal vormingsmaterialen naar specifieke doelgroepen (jongeren, parochies en verenigingen, gestructureerde netwerken). Naast publicaties, zetten we ook andere media in (dvd, websites, …). Start voor de ontwikkeling is een matrix, die jaarlijks opnieuw opgemaakt wordt in functie van te bereiken groepen en in te zetten middelen. »» We hanteren een min of meer vaste kalender van jaarlijkse happenings: de nationale campagnelancering (100 deelnemers),
de regionale camapgnestartavonden (tot 2.500 deelnemers), Prijs Armoede Uitsluiten (60 tot 100 deelnemers), de armoedebarometer van de decenniumdoelen 2017, … »» In de loop van de voorbije beleidsperiode heeft Welzijnszorg ook ingezet op de ontwikkeling van informatieve spellen en
multimediamethodieken om kennis over armoede te verspreiden: Uitgespeeld i.s.m. Centrum Informatieve Spelen, het digitale spel Pats&Co, enz. »» In educatieve programma’s: het inleefatelier Achter de Muur i.s.m. Studio Globo, Een School voor ieder Kind (i.s.m. VSKO),
Armoede In-Zicht (i.s.m. Vlaams Netwerk en Cera) »» Meer dan vroeger zetten we in samenwerkingsverbanden onze knowhow in gericht op een breder publiek en via een
sensibiliserend/educatief aanbod. Daarnaast blijven we steeds bereid ad hoc én meer systematisch aan adviesverlening te doen. »» Ook digitaal ontsluiten we onze knowhow. Er is niet alleen onze organisatiesite www.welzijnszorg.be, waaraan per campagne
een aparte campagnesite gelinkt wordt, ook www.rijkdom.be is tijdelijk gehanteerd. Daarnaast werkten we mee aan de uitbouw van www.decenniumdoelen.be, www.armoede-in-zicht.be en de portaalsite www.armoede.be, die in 2009 door de federale overheid overgenomen zou worden. Aan www.armoede-in-zicht.be zit een databank gekoppeld met materialen die inzetbaar zijn in sensibiliserende en educatieve activiteiten gericht op een breed publiek. Voor jongeren is er ook nog het online game www.patsenco.be 3. De wijze waarop het ruime publiek rechtstreeks of onrechtstreeks wordt benaderd,
inclusief de inspanning om andere publieksgroepen aan te trekken »» De campagne is het brede kader waarbinnen we met Welzijnszorg inspanningen leveren om het brede publiek te bereiken. We
maken onze campagnes bekend via diverse ruim verspreide promotiematerialen, de organisatie van regionale startavonden, het ondersteunen van lokale initiatieven inzake publieksmomenten, regionale publieksacties en het nastreven van een brede aandacht in lokale en nationale media (pers, radio en televisie). Via een samenwerking als campagnepartner bij onze campagnes slaagt Welzijnszorg erin bij nieuwe groepen de gevoeligheid voor armoede aan te scherpen. »» Ook buiten de campagnecontext benadert Welzijnszorg het ruime publiek via opiniërende initiatieven in de pers, het deelnemen
aan acties in samenwerking met andere organisaties, ad hoc, en via het samenwerkingsverband ‘Decenniumdoelen 2017’ meer systematisch, enz. »» Een eerste, heel Welzijnszorg-eigen manier om nieuwe publieken aan te spreken is via onze gericht inspanningen om niet voor
de hand liggende campagnepartners bij onze werking te betrekken: Greenpeace en BBL, Domus Medica, Unizo, de liberale vakbond ACLVB, VVSG, … en de gerichte opvolging van deelnamegegevens. »» Initiatieven zoals de verhalen op iTunes en het programma ‘Dure Woorden’ van Behoud de Begeerte zijn erop gericht een
jonger en cultureel geïnteresseerd publiek dat verder af staat van de armoedeproblematiek te benaderen. De Soep op de stoep-actie wil dan weer zo laagdrempelig mogelijk een zo breed mogelijk publiek aanspreken. Andere dergelijke modellen zijn de feelgoodgift, de warme Babbel, enz. »» We zetten ook een specifieke communicatiestrategie in, met een diversiteit aan websites en opiniërende initiatieven, en gaan
in op samenwerkingsinitiatieven en opportuniteiten, zoals het coachen van jeugdboeken over armoede bij Clavis, input voor 26
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
voorstellingen van Vuile Mong, Pedrolino, Behoud de Begeerte, een initiatief van eersteklassevoetbalclub Zulte-Waregem, inleefmomenten voor Cera-vennoten, … 4. De creativiteit, de diversiteit en de originaliteit van de gehanteerde methoden,
evenals de effectiviteit ervan We produceren een grote diversiteit aan de materialen (verschillende diepgang, gericht op specifieke doelgroepen en via verschillende dragers), en een breed spectrum aan methodes (publieke happenings zoals de lanceerdag, startavonden, politieke actiemomenten, petitieacties, prijs armoede uitsluiten en de pilootprojecten) blijven we hanteren. Elk jaar onderwerpen we onze materialen aan een evaluatie en sturen we (delen van) het aanbod bij. We zoeken steeds de gepaste vorm voor het doel/het doelpubliek. Zo gebruikten we in de petitieactie voor ‘Armoede schaadt de gezondheid’ (2008) een verwijzing naar de traditionele ziekenfondsklever. »» We zoeken ook graag naar ‘andere’ methoden. Bij Soep op de Stoep (vanaf 2009) draaien we de caritatieve soepbedeling
om tot een sensibilerend model over het onrecht dat armoede is. De verhalen op iTunes (vanaf 2010), bijvoorbeeld, zijn een volstrekt nieuw model. »» We willen bijzonder Armoede In-Zicht (gelanceerd in 2007) aanstippen, als kader waarbinnen we een brede waaier aan
mogelijkheden voor sensibilisatie en educatie rond het thema armoede aanreiken aan derden. De langerlopende processen resulteren gunstige ‘armoede-effecten’ binnen de betrokken organisaties (zie bijv. CM en Gezinsbond). »» Welzijnszorg werkt sterk aan de visuele component, met een eigen lay-outer en – sinds kort – inschakeling van
communicatiebureaus voor o.a. de vormgeving van de armoedebarometer van de Decenniumdoelen 2017, logo en vormgeving van Soep op de stoep, enz. »» De driejarige samenwerkingsovereenkomsten met derde organisaties in het kader van het projectenbeleid van Welzijnszorg
bieden ook kansen tot verbreding en verruiming van de gehanteerde methodieken. De eerste evaluatieronde leerde ons dat we deze overeenkomsten concreter moeten invullen; anderzijds heerste er algemeen tevredenheid rond het gehanteerde systeem van samenwerking. »» Tot slot verwijzen we ook naar het politiek lobbywerk, in samenwerking met een diversiteit aan maatschappelijke partners, dat
een belangrijk deel van ons bewegingswerk uitmaakt. Als voorbeeld: grootteorde van oplage en verspreiding campagnematerialen en materialen Soep op de Stoep 2009 Campagne algemeen Omschrijving
Gratis/betalend
Oplage
Verdeeld
Affiche A4
G
192 000
170 786
Affiche A3
G
30 000
22 025
Affiche A1
G
20 800
14 699
Reuze campagneaffiche (140 x 160 cm)
B
280
194
Contract A3 voor 50 m/v
G
20 000
15 719
Reuze contract A0 voor 300 m/v
G
1 000
836
Campagnekrant
G
39 000
34 189
Campagnefolder
G
300 000
180 894
Campagne DVD
B
1 000
720
Bezinning voor groepen
B
1 175
1 130
Dossier ‘Werk armoede weg’
B
1 700
1 026
Handleiding BO ‘Aan de slag!’
B
4 300
4 074
Werkmateriaal BO ‘Aan de slag!’
B
32 359
31 343
CD met muziek BO ‘Aan de slag!’
B
1 075
971
Robbyset met 5 A3-illustraties
B
1 070
1 061
Spelbrochure ‘Job of dop’
B
225
130
Bezinningsboekje ‘Ik zal werken’
B
5 300
4 067
Adventskalender
B
42 000
35 933
Liturgiemap
B
2 000
1 961
Hamerpen
B
10 000
8 378
27
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Soep op de stoep Omschrijving
Gratis/betalend
Verdeeld
Oplage*
Promopakket
G
1 500
814
Biologisch afbreekbare bekers (per 50 stuks)
B
2 020
1 088
Vlag Soep op de stoep
B
1 500
850
Schort Soep op de stoep
B
3 000
1 088
* Oplages bepaald in functie van 2 jaar
5. De communicatie met het publiek, de aandacht voor de media Het feit dat Welzijnszorg in 2009 een marketingonderzoek liet uitvoeren, waarvan de besluiten in 2010 vertaald worden in het gevoerde communicatiebeleid, wijzen op het belang dat men in de organisatie hieraan hecht. »» Welzijnszorg heeft een vaste jaarkalender van grotere mediamomenten: start (november) en slot (januari-februari)
van de campagne, de ‘Prijs Armoede Uitsluiten’ (mei), de regionale acties (december) en de armoedebarometer van ‘Decenniumdoelen 2017’ (april). »» We proberen zo weinig mogelijk met traditionele persconferenties te werken, maar maken onze acties visueel aantrekkelijk
en actief, en hebben een systeem ontwikkeld voor de voorbereiding, begeleiding en opvolging van mensen in armoede die getuigen in de media. »» Acties en persbelangstelling worden gezocht zowel op het landelijke, het regionale als het lokale niveau. »» Welzijnszorg speelt ook in op de actualiteit door – vaak succesvol - opiniestukken en lezersbrieven op te maken en inhouden
en contacten aan de media (nationale dag- of weekbladen, tv en radio) aan te brengen. »» Ook het inzetten van de Welzijnszorg-info (oplage 16.500 ex.), de websites en de uitbouw van ons e-zine zijn een invulling van
dit criterium. 6. Interne samenhang van het beleidsplan en de realiteitswaarde ervan De interne samenhang van het beleidsplan vertaalde zich in een jaarplan van onze werking dat helemaal aansloot bij de strategische en operationele doelstellingen die we erin opnamen. Alle doelstellingen vertaalden zich in concrete activiteiten die bijdroegen om, gemeten volgens de aangegeven indicatoren, ook de vooropgezette effecten te bereiken. 7. De aard en de omvang van de educatieve activiteiten en de werkmaterialen »» Ieder jaar hanteren wij een matrix van materialen waarmee we de vooropgezette doelgroepen willen bereiken. Deze matrix
lichtten we in het voorjaar intern door naar inhoud, oplage en kostprijs, en stuurden we bij. »» We blijven, na het wegvallen van de boa’s eigen aan de werking als dienst, begeleidings- en ondersteuningsopdrachten aan
organisaties die rond armoedebestrijding willen werken, opnemen. De educatieve vragen van derden namen toe en leidden tot de ontwikkeling van een nieuw aanbod; deze modules worden via armoede-In-Zicht ook aan anderen ter beschikking gesteld. »» Het algemene vormingsbeleid werd bijgestuurd: hoewel we ons aanbod voor kinderen en jongeren voortdurend actualiseren,
spitsen we het geheel minder toe op jongeren. »» De aanzet m.b.t. een vormingsbeleid gericht op volwassenen, werd genomen in 2008. In het kader van het project Armoede In-
Zicht, in samenwerking met het Vlaams Netwerk vwahwn en gefinancierd door Cera tot begin 2010, gebeurde al voorbereidend werk, van waaruit Welzijnszorg haar rol definieert. In 2009-2010 werkte een interne werkgroep educatie een stevig onderbouwde visienota ‘Wat verstaan wij onder educatie’ uit. »» Intussen is het educatieve pakket gericht op organisaties in het middenveld, waarop Armoede In-Zicht ingezet wordt,
uitgegroeid tot het equivalent van 2 voltijdsen. We zetten vooral in op educatieve activiteiten via netwerking en samenwerkingsafspraken.
28
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
8. De acties en de campagnes »» We verwijzen in de eerste plaats naar de jaarlijkse campagne van Welzijnszorg.
2005
“Huishouden vraagt energie”
Over energie-armoede
2006
“Samen armoede uitsluiten”
Visie op armoedebestrijding
2007
“Wij tekenen voor de toekomst”
onderwijs
2008
“Armoede schaadt de gezondheid”
Armoede en het recht op gezondheid
2009
“Werk armoede weg. Ik wil geen carrière in armoede”
Armoede versus inkomen en arbeid; sociale tewerkstelling
2010
“Werk armoede weg (ondertitel nog niet bekend)”
Armoede en arbeid; arbeidsmigratie, illegale arbeid en de rol van Europa
Nationaal
Regionaal
Lokaal
Voorbereiden
Stimuleren
Getuigenissen
Netwerken
Informeren
Vormingsavonden
Lanceren
Ondersteunen
Praatcafés
Pers en media
Actiemoment
Lokale acties
Lobbywerk
Netwerken
Kerstmis
…
...
...
Aan deze campagnes zijn verschillende happenings en actiemomenten verbonden (zie criterium 5). »» Ook jaarlijks reikt Welzijnszorg de Prijs Armoede Uitsluiten uit aan een bijzonder verdienstelijk project of organisatie
in de armoedebestrijding. Nominaties en beoordeling gebeuren op basis van een specifiek accent, gekozen door de projectencommissie(s) van Welzijnszorg in functie van een duidelijke (politieke) boodschap. »» Sinds 2008 zetten we mee onze schouders onder de jaarlijkse ‘armoedebarometer’ van de ‘Decenniumdoelen 2017’, waarin de
vooruitgang in tien domeinen aangaande armoede in eigen land (arbeid, gezondheid, onderwijs, …) geëvalueerd wordt. 9. Aandacht voor samenwerking en netwerkvorming met andere organisaties We hebben een aantal strategische samenwerkingen, o.a. met de Vlaamse kerkgemeenschap, het onderwijs, sociaal-culturele verenigingen, de samenlevingsopbouw, Welzijnsschakels, het Vlaams Netwerk vwahwn, de verenigingen waar armen het woord nemen, … Andere belangrijke samenwerkingsverbanden zijn die in het kader van de ‘Decenniumdoelen 2017’, onze campagnepartners, en de organisaties waarmee in het kader van ons projectenwerk een driejarige samenwerkingsovereenkomst afgesloten werd. 10. Het engagement van vrijwilligers en bestuurders De werking van Welzijnszorg is gebaseerd op de samenwerking met een groot aantal lokale vrijwilligers. Zij zijn het die, na de regionale startmomenten, de campagne verder uitdragen en vertalen in talrijke lokale initiatieven. Een voorbeeld: deelname aan de regionale startavonden in 2007 Antwerpen
1/10/07
501
Hasselt
8/10/07
234
Gent
10/10/07
295
Brussel
10/10/07
85
Roeselare
11/10/07
578
Gent
11/10/07
305
Kessel-Lo
12/10/07
280
Wemmel
15/10/07
230
TOTAAL
2.508 29
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
De specifieke relatie met vrijwilligers in een bewegingscontext, wilden we procesmatig verbeteren en hierrond formuleerden we in 2004 een verbeterproject. Alle bestuurlijke organen van Welzijnszorg zijn in de loop van 2008 opnieuw ingevuld. Hierdoor kon in het kader van de beleidsplanning 2011-2015, sterk ingezet worden op de participatie van de vrijwilligers in de nationale en regionale beleids- en overlegstructuren in het gehele proces. 11. Mate van professionalisering »» Welzijnszorg werkt met een deels nationale en deels regionale equipe van professionele medewerkers. Deze equipe is,
vooral in de educatieve functies, de voorbije jaren sterk vernieuwd. Er is daarvoor een onthaal- en inwerkregeling uitgewerkt. Deze moet gekoppeld worden aan het werk dat de voorbije jaren geleverd is i.v.m. de regionale functieomschrijvingen. De functieomschrijving van de nationale staf is op het einde van deze beleidsperiode nog volop in ontwikkeling. De keuzes geformuleerd in het beleidsplan 2011-2015 worden immers met behulp van een HR-bureau vertaald naar de benodigde competenties, waarna alle functieprofielen correcter opgemaakt kunnen worden. »» Het proces rond optimalisering van de logistiek regionale diensten, dat liep onder begeleiding van Senior Consulting, resulteert
in een nieuwe werkwijze vanaf medio 2010, met inschakeling van een sociale werkplaats voor de verwerking van bestellingen en voor materiaalopslag. 12. Diversiteit met specifieke aandacht voor interculturaliteit »» Voor Welzijnszorg als beweging actief rond armoede en sociale uitsluiting is de aanwezigheid van de ervaring van mensen
in armoede de meest prioritaire verbreding. De toets van onze inhouden aan de ervaring van mensen in armoede en hun betrokkenheid in de campagne en het politieke werk zijn essentieel. Met het proces dat vanaf 2008 met de vzw Welzijnsschakels afgelegd wordt in voorbereiding van de campagnes, laten we de stem van mensen in armoede nog sterker doorwegen bij het bepalen van de focus van onze campagnes. In de bestuursorganen van de organisatie is vertegenwoordiging via hun landelijke organisaties gegarandeerd. De aanwerving van een ervaringsdeskundige (2009) niet alleen voor het vormingsluik, maar ingebed in de organisatie, bracht al diepgaande effecten teweeg. »» Maar ook de interculturele realiteit krijgt aandacht. In onze analyses over armoede komt ook allochtone armoede aan bod.
De campagne 2010 zette uitdrukkelijk in op o.m. arbeid door mensen zonder papieren en racisme op de arbeidsmarkt. Het VMC (en het Minderhedenforum) werden ook uitdrukkelijk aangesproken als partners binnen de ‘Decenniumdoelen 2017’ en expertise uit de integratiesector werd opgenomen in de projectencommissie. »» We engageerden de beweging Kerkwerk Multicultureel Samenleven voor een traject interculturalisatie van de organisatie.
30
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
3.1.2. Hoe doen we het tot nu toe volgens de overheid? Het beleidsplan 2005-2009 werd beoordeeld door een adviescommissie aangesteld door de minister van cultuur: Rapport adviescommissie beleidsplan 2005-2009 De communicatie via de pers wordt als een zwak punt erkend, maar er zijn doelstellingen opgesteld om dit aan te pakken. Het visitatierapport repliceert hierop als volgt: “Momenteel verloopt de perswerking vlot en op een doordachte manier. Welzijnszorg duikt dan ook regelmatig op in de nationale en regionale pers.” In de loop van deze eerste beleidsperiode installeerde een decreetwijziging een evaluatieprocedure, met een tussentijdse visitatie door een paritair samengestelde delegatie vanuit administratie en externe deskundigen: Visitatierapport dd. 6 november 2008 (besluit) Welzijnszorg heeft doorheen de jaren een stevige organisatie uitgebouwd met een traditie van campagnevoeren met grote wervingscapaciteit. Ze steunt op haar ervaring en door de jaren ontwikkelde strategieën om kwaliteitsvolle activiteiten op te zetten en de organisatie te onderbouwen. Tegelijk waakt ze over de toekomst van de organisatie door aspecten van de bekende aanpak in vraag te stellen en die eventueel bij te sturen en te actualiseren. Het is raadzaam ook de klassieke campagneaanpak regelmatig onder de loep te nemen zodat op tijd kan bijgestuurd worden indien blijkt dat de aanpak geactualiseerd dient te worden. Aangezien Welzijnszorg de enige grote speler in Vlaanderen is met een dergelijke werking, doet Welzijnszorg er goed aan inspanningen te blijven leveren om ook de burger zonder christelijke achtergrond aan te spreken. Ter voorbereiding van het volgende beleidsplan dient Welzijnszorg – zoals ze momenteel zelf reeds plant – keuzes te maken over de manier waarop ze de educatie naar volwassenen wil invullen en hoe dat het beste kan gebeuren. De gestarte formalisering en systematisering van kwaliteitsbewaking dient verder gezet en uitgebreid te worden en ook voor de omkaderende aspecten van de werking meer ontwikkeld te worden. Wat betreft de verbanden met de organisaties “Broederlijk Delen” en “Welzijnsschakels”, blijft het belangrijk de autonomie te waarborgen en wordt gevraagd in de verantwoordingsdocumenten aan te geven op welke vlakken er intensief samengewerkt wordt. De evaluatieprocedure mondt voor bewegingen uit in een verslag, dat, indien positief, alvast een minimum van € 111.500 jaarlijks voor de nieuwe beleidsperiode garandeert. Indien negatief, mag voor de volgende beleidsperiode geen beleidsplan ingediend worden en volgen er geen subsidies: Eindevaluatieverslag 26 augustus 2009 Op basis van het voortgangsrapport 2008-2009 willen wij de volgende opmerking formuleren: In het voortgangsrapport komt de organisatie tegemoet aan de opmerking in het visitatieverslag door de vormingen naar enerzijds volwassenen en anderzijds jongeren apart weer te geven. Wij zijn van oordeel dat de overige bevindingen uit het visitatieverslag nog steeds correct en relevant zijn en achten het dan ook niet nodig om nog bijkomende opmerkingen te formuleren. Op basis van de bevindingen komen wij tot het volgende eindresultaat: de evaluatie van de werking van deze beleidsperiode is positief.
31
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
3.2. Analyse van de organisatie Welzijnszorg koos ervoor in de ontwikkeling van dit beleidsplan 2011-2015 zeer ruim aandacht te besteden aan de analyses en aandachtspunten van een zeer ruime schare betrokkenen. Een aantal elementen, die ook nog zullen terugkomen in de omgevingsanalyse, (groei armoedesector, politieke aandacht voor armoede, kerkelijke ontwikkelingen, …) vormden hiertoe de aanleiding, samen met eigen onderzoek uitgevoerd door mar.k bvba betreffende imago en naam van Welzijnszorg in functie van private fondsenwerving. De vraagstelling in de schriftelijke bevraging (3.2.2.) en het stramien van de groepsgesprekken (3.2.1.) zijn vrij gebaseerd op het EFQM/INK-model.
3.2.1. Interne bevraging De bevraagde groepen zijn: »» het eigen personeel in twee gespreksgroepen; »» de beleidsvrijwilligers op alle niveaus van de organisatie, zijnde de leden van de Raad van Bestuur, van de zes regionale
werkgroepen Welzijnszorg waarin het beleid van de organisatie geconcretiseerd wordt naar de specifieke regionale situatie. We bevroegen hen via een voorafgaande schriftelijke bevraging en in groepsgesprekken. Regionale werkgroepen Welzijnszorg Elk van de zes regionale werkgroepen Welzijnszorg maakte in een vergadering tussen februari en einde april 2009 een analyse van de werking van Welzijnszorg (zie 3.2.3. voor de samenvatting). Raad van Bestuur Op basis van een schriftelijke voorbereiding werd een samenvatting gepresenteerd en besproken op de Raad van Bestuur van 20 april 2009 (zie 3.2.3. voor de samenvatting). Personeel De regionale educatieve medewerkers maakten een eigen analyse in de vergadering van 4 mei 2009; het nationale team deed hetzelfde op 12 mei 2009. Het resultaat van beide vergaderingen werd samen verwerkt; een korte weergave vindt u onder 3.2.3.
3.2.2. Externe bevraging Welzijnszorg maakte een ruime selectie van stakeholders, waaronder »» alle vrijwilligers en vertegenwoordigers in de Algemene Vergadering, de Commissie Educatie en de Projectencommissies »» het brede middenveld en in het bijzonder organisaties en initiatiefnemers m.b.t. armoedebestrijding »» mensen actief in of betrokken op de katholieke kerkstructuren »» politici »» media »» en BV’s
Deze stakeholders werden in het voorjaar 2009 per mail bevraagd. Totaal aantal bevraagden: 218 Bevraging per mail tussen januari en einde april 2009.
32
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
Categorie
Aantal bevraagden
Antwoorden
%
Leden bestuursorganen
125
24
19,2
Pastoraal
19
11 (waaronder ook bevraagden van andere categorieën)
57,9
Politiek
19
4
21
Middenveld
52
24
46,1
Armoedesector
31
19
61,3
Andere
39
12
30,7
Media
20
/
Lokale vrijwilligers
13
/
TOTAAL
218
94
43,1
Waar ‘lokale vrijwilligers’ in meerdere categorieën thuishoren, wat meestal zo is, zijn zij openomen in die andere categorie. Hetzelfde geldt voor de vrijwilligers uit de regionale en nationale beleidsgroepen van Welzijnszorg. Overigens, aangezien zij ook deelnamen aan het evaluatiegesprek op de vergaderingen van de werkgroepen in februari-maart 2009, vonden veel van hen ook nog reageren op deze bevraging te zeer overlappend. Wij hebben hen hierin wellicht overbevraagd. De stakeholders ontvingen een vragenlijst met de volgende vragen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Waarom vindt u armoedebestrijding in Vlaanderen en Brussel een belangrijk maatschappelijk thema? Welke rol kan/moet Welzijnszorg als beweging op dat vlak opnemen? Vanwaar kent u Welzijnszorg? Wat vindt u van Welzijnszorg? Typeer Welzijnszorg in drie tot vijf adjectieven. Waar liggen volgens u kansen en bedreigingen voor onze organisatie? Met welke maatschappelijke trends moeten we rekening houden bij de verdere uitbouw van onze organisatie? Formuleer uw eigen verwachtingen t.a.v. Welzijnszorg? Wat moeten we in onze werking zeker behouden? Waarin zouden we verder moeten groeien? 9. Op basis van welke criteria beoordeel je de werking van Welzijnszorg als beweging?
Vragen 2 en 9 waren gesloten vragen (met aanvulmogelijkheid). De overige vragen waren open geformuleerd. De antwoorden op vragen 5, 6 en 8 zijn rechtstreeks relevant voor het opstellen van de SWOT-analyse. De antwoorden op vragen 2 en 7 helpen prioriteiten te bepalen. Het antwoord op vraag 9 ook, maar geeft daarenboven richting voor het formuleren van normen. Vraag 1 peilt naar een (correctie op onze) visie. Deze vraag komt voort uit onze behoefte aan een duidelijker positionering. En vraag 3 sluit aan bij het toen lopende onderzoek van mar.k. De informatie uit deze bevraging werd vervolgens aangevuld met informatie uit interviews met sleutelfiguren/sectoren voor onze toekomstige werking.
33
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Invalshoek
Geïnterviewde
Christelijke identiteit
Elke Van de Perre (WTM) Geert De Decker (dienst diaconie bisdom Brugge)
Academische wereld
Toon Van de Velde (KUL) Daniëlle Dierckx (OaSeS, UA)
Broederlijk Delen
Lieve Herijgers en Christine Descamps
Armenverenigingen
Bernard Defossez (voorzitter Welzijnsschakels vzw) Paul Vaernewyck (directeur VNA vzw)
Fondsen
Carmen Mathijsen (Cera)
Pers / communicatie
Marleen Peeters (mar.k)
Middenveld
Luc De Smet (Gezinsbond vzw)
Projecten / hulpverlening
Jos Bortels (adjunct-directeur CAW De Kempen) Steven Vanackere (voormalig minister van Welzijn en huidig vicepremier federale regering)
Politiek
Overzicht van de antwoorden Vraag 1: waarom vindt u armoedebestrijding in Vlaanderen en Brussel een belangrijk maatschappelijk thema?
leden
pastoraal
politiek
m.veld
armoede
andere
maatschappelijk
9
3
1
3
6
5
grondrechten
7
2
1
7
10
/
structureel
3
1
/
5
3
5
sensibilisatie
3
/
/
9
4
/
beleid
2
/
1
6
3
3
kloof
2
1
/
3
2
1
onrecht
3
1
3
/
/
1
evangelie
1
5
/
1
/
/
globaal
1
1
/
2
1
1
verontwaardiging
1
/
/
1
/
3
32
14
6
37
29
19
TOTAAL
Vraag 2: welke rol kan/moet WZZ opnemen?
Het bestaan van armoede in de media brengen De betrokkenheid van de Kerk op de samenleving vormgeven Financiële ondersteuning van armoedeorganisaties Het brede publiek bewustmaken van het bestaan van armoede en de oorzaken ervan
34
lid (24)
past. (11)
m.veld (24)
pol. (4)
arm. sect. (19)
ander (12)
TOT. (94)
%
24
9
21
4
16
11
85
90%
15
11
10
3
11
8
58
62%
21
8
19
1
14
8
71
76%
24
9
21
4
18
12
88
94%
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
Instellingen en organisaties vormen over omgaan met mensen in armoede Kennis over armoede verzamelen en verspreiden Vakbond van de armen Draagvlak opbouwen voor armoedebestrijding Concrete voorstellen bepleiten bij politici en beleidsmakers
13
6
9
3
12
8
51
54%
15
7
18
3
10
9
62
66%
8
3
6
2
5
4
28
30%
23
9
15
4
14
9
74
79%
21
7
22
4
18
11
83
88%
Vraag 3: vanwaar kent u Welzijnszorg?
Eerste kennismaking
Andere contacten en samenwerking
Schooltijd, onderwijs
12
13%
2
Parochie, kerkstructuren
20
21%
10
Middenveld, organisaties, jeugdwerk
7
7%
5
Belendende sectoren, projecten, werkveld
25
27%
11
Via Welzijnsschakels
2
2%
5
3
3%
6
9%
12
14%
3
4
4%
2
94
100%
Via Broederlijk Delen / Netwerk Rechtvaardigheid en Vrede Media, campagnes algemeen (onduidelijk via welk kanaal) Rechtstreeks contact, personeel en ex-personeel, oprichters Lokale vrijwilliger (onduidelijk parochie of middenveld of …)
TOT.
8 13
Vraag 4: typeer Welzijnszorg in drie tot vijf adjectieven Alle antwoorden werden geclusterd, geteld en gerubriceerd. De grote lijnen (in volgorde van belang): 1. Over deskundigheid, hoe we het doen, eerder cognitief Vooral professioneel, ook creatief en origineel en deskundig 2. Uitstraling, hoe we het doen, eerder gevoelsmatig Gedreven, geëngageerd, dynamische vereniging 3. De inhoud van de werking, wat we doen, algemeen Solidair, noodzakelijk, inhoudelijk relevant 4. Over band met achterban en vrijwilligers, gevoelsmatig, hoe we het doen Ondersteunend, betrokken, mobiliserend, motiverend/bezielend 5. Over band met achterban en vrijwilligers, omschrijvend, wat we doen Vrijwilligersorganisatie, breed publiek en groot bereik, actief aan de basis 6. De inhoud van de werking, wat we doen, campagne Sensibiliserend, sterke campagnes 7. De inhoud van de werking, wat we doen, samenwerking en netwerking Goed ingebed in heel wat netwerken, brug tussen mensen in armoede en anderen 35
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
8. Levensbeschouwelijk Christelijk geïnspireerd, open 9. Over de werking van de organisatie, technisch, het bestuur Efficiënt en gestructureerd 10. De inhoud van de werking, wat we doen, politiek Politiek actief noodzakelijk om doelstellingen te bereiken Een geval apart: 11. Over imago, naar ruim publiek (Te)braaf, ietwat wollige aarzelende organisatie versus to the point, duidelijke boodschap, confronterend. Visueel goed verzorgde campagnes, wervend versus te weinig slagkracht en te weinig in beeld, tekort aan spraakmakende acties. Bekend en erkend in de media versus onbekend (bij het grote publiek). Oubollig (cfr ook naam) versus eigentijds. Vraag 5: waar liggen volgens u kansen en bedreigingen voor onze organisatie? (zie 3.4. SWOT voor de korte samenvatting). Vraag 6: met welke maatschappelijke trends moeten we rekening houden bij de verdere uitbouw van onze organisatie? (zie 3.4. SWOT voor de korte samenvatting). Vraag 7: formuleer uw eigen verwachtingen t.a.v. Welzijnszorg (in aflopende volgorde) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Bevestigen van het werk dat we nu doen. Goed bezig! Netwerken, belang van samenwerken met anderen Campagne voeren Politiek werk doen Christelijke inspiratie De rol van MIA binnen Welzijnszorg Vrijwilligers ondersteunen
Vraag 8: wat moeten we in onze werking zeker behouden? Waarin zouden we verder moeten groeien? (zie 3.4. SWOT voor de korte samenvatting). Vraag 9: op basis van welke criteria beoordeel je de werking van Welzijnszorg als beweging? (in aflopende volgorde) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
36
Kwaliteit van de inhoudelijke dossiers Het netwerk waarin Welzijnszorg actief is Resultaat van de politieke acties Het gebruik van de ontvangen giften Zichtbaarheid in de pers Publieksbereik Bruikbaarheid van materialen Vermindering van de armoede Klantvriendelijkheid
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
3.2.3. Samenvatting organisatieanalyse In de besprekingen binnen Welzijnszorg zijn deze resultaten steeds gepresenteerd in de vorm van een voorlopige samenvattende SWOT-tabel. Wij geven deze ook hier weer. Binnen elke groep zijn de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen geclusterd en geteld. Ze worden in onderstaand schema weergegeven in aflopende volgorde. Het aantal vermeldingen staat er telkens tussen haakjes bij.
37
38
1. Netwerk (52) 2. Campagne en sensibilisatieacties (50) 3. Expertise, knowhow, visie (41) 4. Politiek werk (34) 5. Samenwerking met mensen in armoede (32, waarvan 23 expliciet Welzijnsschakels vermelden) 6. Kerk en kerkverbondenheid (25) 7. Bereik en achterban (24) 8. Projectenwerk (22) 9. Methode en materialen (20) 10. Sterke bijdrage aan het ontwikkelen van een maatschappelijk draagvlak voor de armoedeproblematiek (11) 11. Educatie (10) 12. Aanbod naar vrij onderwijs en zelfs netoverschrijdend (8) 12. Plaats in het medialandschap (8) 13. Doe zo voort! (7) 13. Vaste waarde (7) 14. Degelijke organisatie met competente medewerkers (6) 15. Beweging (4) 16. Fondsenwerving (3)
Externe bevraging
Raad van Bestuur
1. Campagne (4) 2. Netwerken (3) 2. Bereik (3) 3. Grondig studiewerk en knowhow, materialen (2) 3. Samenwerking Welzijnsschakels (2) 3. Christelijke inspiratie (2) 4. Degelijk bestuur 4. Visie / voorstelling armoede 4. Politiek werk 4. (Samen)werken met lokale armoedeprojecten
Sterktes
1. Welzijnszorg is een campagne(periode) (7) 1. Knowhow en presentatie daarvan (7) 2. Opdracht / positie Welzijnszorg (6) 2. Netwerk (6) 3. Politiek bereik (5) 3. Projectenwerking (5) 3. Achterban (5) 4. Combinatie van invalshoeken (4) 4. Kerkverbondenheid (4) 4. Aansluiting met Welzijnsschakels (4) 5. Onderwijswerking (2) 5. Educatieve materialen (2) 6. Fondsenwerving (1)
Regionale werkgroepen
Tabel 6: De samenvattende SWOT-tabel afgeleid uit de antwoorden en verslagen van de vier onderscheiden groepen
1. Campagne(werk) (10) 2. Politiek werk (5) 3. Netwerk (4) 3. Huidig team (4) 3. Projectenwerk, vooral de samenwerkingsovereenkomsten (4) 4. Knowhow (3) 4. Educatief materiaal (3) 4. Relatie Welzijnszorg – Welzijnsschakels (3) 5. Bekendheid (2) 5. Beeldvorming (2) 5. Vrijwilligers en achterban 5. Mobilisatiekracht (2) 6. We richten ons tot Jan Modaal: unieke positie 6. We durven veranderen, we zijn heel erg kritisch voor onszelf 6. Pluralisme 6. Groeiend verbinden van verschillende stukken Welzijnszorg
Personeel
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
1. Politiek werk (11) 2. Imago en naam (8) 2. Betrokkenheid van mensen in armoede (8) 3. Nadelen campagne(periode) (5) 3. Fondsenwerving (5) 4. Visie en profiel (3) 4. Educatie (3) 5. Conservatief (3) 6. Te veel het werk van professionelen (2) 6. Tijdigheid (2) 7. Hoogdravende taal 7. Te simpele boodschap 7. Communicatie
1. Samenwerken en netwerk (37) 2. Bereik en achterban (bewegingsuitbouw) (36) 3. Kerk en kerkverbondenheid (31): te veel / te weinig 4. Imago (30) 5. Investeren in politiek werk (29) 6. Nood aan vernieuwing (19) 7. Nadelen van een (jaarlijkse) campagne (15) 8. Media en communicatie (14) 8. De vorm (14) 8. Uitbouw van educatie en vorming (14) 8. De organisatie (14) 9. Beleidskeuzes en positie van Welzijnszorg (13) 10. Financiën (12) 11. Welzijnsschakels (11) 12. Inspelen op nieuwe thema’s (9) 13. De uitgangspunten van Welzijnszorg (8) 14. Positie van mensen in armoede (6) 14. Aanscherpen van het projectenwerk (6)
Raad van Bestuur
1. Fondsenwerving (5) 2. Welk armoedeverhaal? (4) 2. Communicatie (4) 3. Jaarwerking (2) 3. Organisatie(structuur) (2) 3. HRM (2) 3. Basisbeweging (2) 4. Groeien in politiek werk 4. Teveel aan projecten reduceren 4. Levensduur materiaal
Zwaktes
Regionale werkgroepen
Externe bevraging
1. Randvoorwaarden en personeel (11) 2. Externe communicatie (5) 2. Onbekend (5) 2. Organisatie van de organisatie (5) 3. We maken te weinig keuzes (4) 4. Middelen (3) 5. Mensen in armoede in de organisatie? (2) 5. Campagnepartners (2) 5. Netwerk (2) 5. Vrijwilligers en ouder wordende plaatselijke groepen (2) 5. Welzijnszorg doorheen het jaar (2) 5. Politiek (2) 6. Onze positie in het veld 6. Elk jaar 1 thema 6. Projectenwerk 6. Zelfreflectie
Personeel
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
39
40
1. Werkveld armoedebestrijding (19) 2. Maatschappelijke context (13) 2. Ontkerkelijking (13) 3. Politieke context (10) 4. De ongezonde macht van de media (6) 5. Groeiende concurrentie op de fondsenwervingsmarkt (5) 6. Crisis (4)
1. Groeiende armoede en belangstelling daarvoor bij politiek en belangrijk deel van de publieke opinie (25) 2. De huidige economische crisis (7) 3. Onderwijs en jeugd (6) 4. Algemeen (5) 4. (Illegale) migratie en gekleurde armoede (5) 4. Religie en Kerk (5) 5. Globalisering (3) 5. Netwerken (3) 6. Nieuwe vrijwilligers aantrekken 6. (Nieuwe) Media
Externe bevraging
1. Andere actoren armoedebestrijding (8) 2. Kerkelijke achterban (3) 3. Noodhulp (2) 3. Netwerk (2) 4. Politieke verbrokkeling
Raad van Bestuur
1. Crisis (3) 1. Gevoeligheid bij maatschappelijke actoren (3) 1. Ethiek (3) 2. Multiculturaliteit en armoede (2) 2. Rol Welzijnszorg (2) 2. ‘Beweging zijn’ (2) 3. Band met bedrijfsleven
Kansen
1. Projectoproepen (2) 2. Hypes of actualiteiten 2. Verzuiling / verkokering in de armoedesector
Bedreigingen
1. Netwerk (6) 2. Aansluiting met Welzijnsschakels en projecten (5) 2. Nieuwe mogelijkheden achterban (5) 3. Hoger onderwijs (4) 4. Andere actoren armoedebestrijding (3) 4. Crisis (3) 4. Europa (3) 4. Kerkverbondenheid (3) 4. Vormingsvragen (3) 4. (Nieuwe) media(mogelijkheden) (3) 5. Gekleurde armoede (2) 5. Werkgevers en bedrijven (2) 6. Diversiteit armoede
Regionale werkgroepen
1. Groeiende armoedesector (4) 2. Armoedeproblematiek stijgt (2) 2. Crisis (2) 2. Fondsenwerving (2) 2. Overbevraging vormingsvragen (2) 3. NGO’s armoede in Europa 3. Profileringdrang van de overheid 3. Vlaamse verkiezingen 3. Vlaamse middelen tov planlast 3. Media 3. Houding van de kerk 3. Egoïsme en egocentrisme 3. Imago van een rijk land
1. Grotere aandacht armoede (8) 2. Vele vormingsvragen (7) 3. Economische crisis (4) 4. Groeiende armoedesector (2) 4. Fondsenwerving (2) 5. Armoedeproblematiek vergroot 5. Pluralisme (netwerken) 5. 17 oktober. 5. Brussels Platform Armoede 5. Vlaamse verkiezingen 5. Kerk in Vlaanderen 5. Jeugd: campagne 2011 5. Bruggepensioneerden als potentiële vrijwilligers 5. Onderzoek naam/imago
Personeel
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
3.3. Analyse van de wereld rondom ons Bij het opmaken van een swot-analyse van en voor de organisatie kijk je niet alleen naar de organisatie zelf, maar ook naar de context waarin ze zich bevindt en de externe tendensen die zich aandienen. Die oefenen immers een (aanwijsbare) invloed uit op de eigen ontwikkeling(skansen). Vanuit de organisatieanalyse hebben we een aantal relevante terreinen afgebakend. Deze werden verfijnd en aangevuld op de werkcel beleidsplan, op basis van de DESTEP-methode. In de onderstaande beschrijving hebben we die laatste indeling evenwel verlaten en een clustering o.b.v. de indicaties uit de interne en externe bevraging doorgevoerd. De vaststelling dat armoede in onze samenleving nog toeneemt, is voor Welzijnszorg een eerste terrein van verkenning. Daarbij moeten we inzoomen op de armoedecijfers van specifieke groepen, zoals allochtonen, eenoudergezinnen, ouderen, de Brusselse context, … De vraag of en hoe de crisis vanaf einde 2008 effect heeft op deze cijfers, klinkt duidelijk bij onze stakeholders. De belangstelling voor armoede lijkt toe te nemen. Vrijwel wekelijks verschijnen er reportages en nieuwsitems over concrete situaties of onderzoeken. Bij belangrijke delen van het brede publiek is er bereidheid ‘iets te doen’. Dat vertaalt zich o.a. in een groeiende vraag van belendende sectoren naar kennis en vaardigheden rond armoede en armoedebestrijding. Mensen in armoede proberen bereiken, is overigens een uitdrukkelijke opdracht voor het scvw. Uit onderzoek blijkt een duidelijke onderparticipatie van deze mensen. De politieke wereld kan niet achterblijven in deze groeiende belangstelling. Hoe evolueert hun denken en handelen m.b.t. armoede? Is er een coördinatie? Een verschuiving naar het Europese of juist het lokale vlak? Wie kan en wil iets doen? Wie neemt dit thema op? En welke rol kunnen andere spelers opnemen? Het werkveld armoedebestrijding heeft de voorbije jaren een enorme evolutie doorgemaakt. De Verenigingen waar Armen het Woord Nemen staan intussen voor een eigen sector met een haast exclusieve aanwezigheid in het door de overheid georganiseerde overleg. De ‘belendende percelen’ onder ‘welzijn’ kregen recent ook een duidelijke opdracht inzake armoedebestrijding. 17 oktober is in vele steden en gemeenten een traditie, enz. Federaal is ook het Steunpunt Armoedebestrijding actief. Wat is de plaats van Welzijnszorg in dit geheel? Welke maatschappelijke trends kunnen verder bepalend zijn voor onze toekomstoriëntaties? Wat heeft ecologie met armoede te maken? De ongelijke verdeling van risico’s wordt in dat verband vaak aangehaald. Tegelijk klinkt bij sommigen een groot geloof in de maakbaarheid van de samenleving, met een bijhorend model van burgerschap. Welzijnszorg doet voortdurend beroep op de vrijwillige inzet van mensen en groepen. Hoe is die inzet veranderd? Op welke mensen kan je beroep doen, en waarvoor? Waarom willen mensen zich engageren? En in de marge: waarom willen ze schenken? Welzijnszorg stelt een spanningsveld vast: vrijwilligers en schenkers zijn vaak iets ouder en hebben een confessionele achtergrond. Tegelijk neemt het belang van de Kerk af in onze samenleving. Wat betekent dit voor onze positie? Hoe moet Welzijnszorg zich de volgende jaren oriënteren? Het belang van zingeving en identiteit lijkt toe te nemen. Hoe rijmen we dat met het vorige? En wat zijn de kansen of bedreigingen om uit onze traditionele netwerken te breken? Tot slot staan we stil bij enkele trends op het vlak van communicatie. Als beweging vormt de communicatie met de samenleving een kernopdracht. Naast de inhoud van de boodschap, gaat het dan ook om de impact op de zichtbaarheid van de eigen organisatie. De Indische Nobelprijswinnaar economie Amartya Sen schreef ooit dat “De waarde van een samenleving zich laat beoordelen door de mate waarin zij voor de armsten onder haar leden zorgt”.
41
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Armoede in onze samenleving Om armoede te meten, wordt verwezen naar het armoederisico. Dit armoederisico wordt gedefinieerd als het deel van de bevolking van wie het huishoudinkomen onder een bepaalde inkomensgrens valt; gebruikelijk is dit de EU-armoedegrens en die bedraagt 60% van het mediaan beschikbaar inkomen (per gezinstype). Deze armoedemeting is in de loop der jaren veranderd; dit verklaart het grote verschil met de cijfers opgenomen in de omgevingsanalyse van ons vorige beleidsplan. Een Belg op 7 loop een verhoogd armoederisico. Zo’n 15,2% (2007; in 2006 bedroeg dit nog 14,4%) van de Belgen beschikt binnen het gezin niet over het bedrag dat als armoededrempel geldt. Armoede zit helaas in stijgende lijn. Ongeveer 10,9% van de Vlamingen beschikt over een inkomen onder de armoededrempel. Vrouwen, ouderen, alleenstaanden, alleenstaande ouders, personen die niet werken, migranten en huurders lopen een beduidend hoger risico om in armoede terecht te komen. Het inkomen van de 20% rijksten ligt 3,6 keer hoger dan het inkomen van de 20% armsten. Deze kloof neemt toe. Sinds de eeuwwisseling ligt het aantal kinderen geboren in kansarme gezinnen consistent op een hoger peil (in 2006 goed 6%) dan voorheen. Samen groeperen Gent (9%) en Antwerpen (31%) 40% van de kinderen geboren in een kansarm gezin. Gezinnen met een niet-Belgische moeder zijn vaker kansarm dan gezinnen met een Belgische moeder. Meer algemeen blijkt dat mensen in armoede te maken hebben met een complex geheel van problemen. Doorheen de gehele schoolloopbaan van kinderen blijft sociale ongelijkheid in het onderwijs in Vlaanderen manifest aanwezig. Deelname, oriëntering, en vorderingen verschillen naargelang sociaaleconomische afkomst, etnisch-culturele herkomst, geslacht en gezinssituatie. Ook in gezondheid en arbeid zie je deze fenomenen. In de woonsituatie stelt zich het grootste probleem bij zwakke groepen die op de private huurmarkt aangewezen zijn. Bij de armste gezinnen is overigens het aandeel eigenaars de voorbije 30 jaar afgenomen, waar dat bij de Vlamingen gestegen is van 66% tot zo’n driekwart van de bevolking. Frappant is ook dat de groep van mensen die net boven de armoedegrens leven, het moeilijk hebben om één keer per maand vrienden te ontvangen. Armoede heeft met andere woorden vooral te maken met hoe onze samenleving is georganiseerd: economisch, sociaal en cultureel. Het gaat om een netwerk van uitsluitingen in verschillende domeinen van het leven, waar mensen niet op eigen kracht kunnen aan ontsnappen. Het aantal personen van vreemde herkomst neemt toe en zal blijven toenemen in Vlaanderen. Zij lopen een verhoogd risico op achterstelling, bijvoorbeeld op armoede. Ongeveer 10% van de autochtone Vlamingen bevindt zich onder de armoedegrens. Bij personen met een niet-Europese origine is dit 30%. En bij personen met een Turkse of Marrokaanse herkomst zelfs meer dan 50%. Interview Bernard Defossez:
“Ik ben is betrokken bij het Lokaal Sociaal Beleid in Mechelen (vanuit ACW) en stel die evolutie (de toename van armoede bij allochtonen) sterk vast. Ik heb er wel geen zicht op hoe de allochtone gemeenschappen zich georganiseerd hebben m.b.t. armoedebestrijding. Ik weet wel van de traditie van liefdadigheid in de islam.” Interview Daniëlle Dierckx:
“Er is niet alleen een toename van armoede, niet alleen de kloof is groter geworden. Er is ook een verandering zichtbaar. Er is een verkleuring: de problematiek van allochtonen blijft groeien. En er is ook een vergrijzing van de armoede. Welzijnszorg moet de vinger aan de pols houden over de ontwikkelingen van armoede. Waar haalt zij haar mosterd? In de campagneopbouw is dit aanwezig, maar Welzijnszorg is méér dan campagneopbouw alleen.” Voor een situering van de interviews waaruit deze citaten geplukt, zijn, zie hoofdstuk 3.2.2. Het is belangrijk hierbij aan te stippen dat een mogelijke bevolkingstoename ook nu al, maar zeker na 2020, volledig te wijten zal zijn aan een positief migratiesaldo. De verbetering van de positie van deze groep in de samenleving is dus van cruciaal belang. De vergrijzing van de bevolking zet minder snel door dan een zevental jaar geleden verwacht werd. Tot 2025 verloopt de ‘ontgroening’ overigens nog redelijk vlak. De 15 daarop volgende jaren zet de vergrijzing in snel tempo door. Brussel blijft veel langer ‘jong’. Nog tot 2025 wordt een toename van het aandeel jongeren in de bevolking verwacht. Tegelijk stellen we 42
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
op basis van gegevens van vandaag vast dat de Brusselse bevolking steeds armer wordt. Het gemiddelde inkomen van de Brusselaar is in 12 jaar tijd met 10% gedaald. In 1995 bedroeg dat inkomen 95% van het nationale gemiddelde, in 2007 nog maar 84%. In 5 jaar tindis het aantal uitkeringsgerechtigden in het Brusselse gewest met 20% toegenomen. Zo’n 44% van de Belgen had het in 2008 moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen. Dat is een stijging van meer dan 44% in vergelijking met 2007. Ligt dat aan de financieel-economische crisis? Het aantal mensen met energieschulden neemt toe. In 2009 hebben de netbeheerders bijna 80.000 dossiers doorgestuurd naar de Vlaamse OCMW’s. Dat zijn er 9.000 meer dan het jaar voordien. We mogen vrijwel zeker uit deze cijfers afleiden dat het geheel van de schuldproblematiek in Vlaanderen toeneemt: deze mensen zullen doorgaans ook nog andere schulden hebben. Dat blijkt ook uit de groeiende wachtlijsten bij de schuldbemiddelingsdiensten van OCMW’s en CAW’s. Het aantal dossiers collectieve schuldenregeling is medio 2009 opgelopen tot 73.781, een stijging van 14% tegenover einde 2007! De werkloosheid in Vlaanderen stijgt ook opnieuw, en bedroeg einde november 2009 204.442 in Vlaanderen, een toename met 22,5%. Voor jongeren is de situatie nog dramatischer: een stijging van 29,7%. Intussen stellen we vast dat het belang van noodhulp in onze samenleving – helaas – alleen maar toeneemt. Op een kleine 20 jaar tijd (tussen 1991 en 2008) nam het aantal noodhulpinitiatieven toe van 337 tot 650 en de mensen die ervan gebruik maakten, van 47.000 tot 110.700.
O1 Toenemende armoede; armoede bij specifieke groepen (gekleurde armoede, eenoudergezinnen, ouderen, …)
T4 Noodhulp verdringt structureel werken
Belangstelling voor armoede Armoede is niet meer uit de media te branden: er is een nieuw onderzoek verschenen met nog dramatischer cijfers – wat overigens wijst op een stevige belangstelling voor het thema vanuit onderzoekers en opdrachtgevers -, een concrete situatie geeft aanleiding tot een reportage, enz. De mediabelangstelling voor het boek “Ik ben iemand/niemand” van Gie Didelez / Lieven Depril, spreekt boekdelen. De vraag naar levensechte getuigen is groot. Waarom willende media zo graag getuigen aan het woord laten, terwijl daardoor wel eens de informatieve waarde en de representativiteit verminderen? Commerciële druk blijkt het grote achterliggende motief. Door een grotere herkenbaarheid voor de kijker-luisteraar-lezer willen (vooral commerciële) media hun marktaandeel vergroten. Maar gevaarlijker is de druk op journalisten om zeer snel en goedkoop kopij te produceren. Twee verschillende verhalen tegenover elkaar plaatsen geeft dan nog een indruk van objectiviteit. Deze wetenschap houdt belangrijke gevolgen in voor de wijze waarop Welzijnszorg op deze vraag wil ingaan. Armoede in beeld brengen blijft immers delicaat. Om dat respectvol te doen, moet er immers de bereidheid zijn om te onderzoeken wat het voor de persoon in armoede betekent zich over allerlei dingen zorgen te maken, vanuit het perspectief van wat hem of haar lief is. En juist die tijd of ruimte is er te weinig. Mediamakers realiseren zich onvoldoende hun verantwoordelijkheid terzake, net zo min als het publiek dat deze getuigenverhalen tot zich neemt. Nochtans blijft aanwezig zijn in de media cruciaal om als Welzijnszorg een rol m.b.t. armoedebestrijding te kunnen claimen. Wie over zijn thema of onderwerp te weinig communiceert, verliest het ‘eigenaarschap’ erover aan andere spelers en zal ten gevolge daarvan minder geconsulteerd worden. Voorwaar een slappe koord… We stellen ook een groeiende mediatisering van de solidariteit vast. Dat uit zich ondermeer door de talrijke noodhulpacties via de media; waarvan Music for Life de bekendste is. Maar kleinere initiatieven zoals het veilen voor het goede doel in de Laatste Show, zijn even tekenend. De betrokken acties kenmerken zich door een eenvoudig te communiceren boodschap en een pluralistische opstelling. We kennen ook een commercialisering van de solidariteit. Acties van Delhaize, Douwe Egberts en de voedselbanken zijn gekende 43
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
voorbeelden. Het gaat in deze gevallen om rechtstreekse hulpverlening aan mensen in nood. Allesbehalve een boodschap van structurele armoedebestrijding, veeleer tekenen van een vernieuwde tendens tot liefdadigheid als alternatief voor georganiseerde sociale voorzieningen. Een andere vorm van privaat initiatief uit de bedrijfswereld, is de opkomst van steeds meer private stichtingen (Cera, Proximus, Fortis). Uiteraard biedt deze aanpak meer kansen op structureel werken aan armoedebestrijding door de steun aan projecten. Opvallend daarbij is de autonome opstelling van de schenkers inzake beheer en besteding van de fondsen (de eigen projectkeuze). En recent stellen we ook de conjunctuurgevoeligheid ervan vast. Veel fondsen worden immers gevoed vanuit de inkomsten van investeringen. De financiële crisis van einde 2008 leidde tot een schrapping of vermindering van de voorziene budgetten voor jaren. Klopt dan wat psychologen aangeven, namelijk dat bij het geefgedrag van donateurs altruïsme of een gebrek aan eigenbelang niet als motivator erkend wordt? Zij koppelen altruïsme aan egoïsme. Je geeft niet om anderen te helpen. Je helpt anderen omdat jij je er beter bij voelt. Schuld, woede, angst, iets terugkrijgen (zelfs een abstract gevoel) en exclusiviteit werken wel. Of, in een andere indeling over motieven om uitgaven te doen, goed gevoel, familie, de schijn hoog houden, rituelen en kwaliteit. Interview Luc De Smet:
“Het is erg belangrijk om inzicht te hebben in de problematiek van armoede/uitsluiting. Educatie speelt een belangrijke rol. Je krijgt de kans om je eigen beeld bij te schaven. Vorming is erg belangrijk om inzicht te krijgen en om vanuit deze visie verder te werken. Het blijft een uitdaging om bruggen te slaan tussen de eigen organisatie en de organisaties die zich bezig houden met armoede. Het proces is hier even belangrijk (of nog belangrijker) dan het resultaat.” Interview Bernard Defossez:
“Educatieve trajecten zijn een goede zaak. Inhouden: binnenkant van armoede, hoe mensen in armoede toeleiden naar de eigen werkingen (waarbij uiterlijkheden zoals kostprijs bijzaak zijn; dat zijn dingen die opgelost kunnen worden).” Mede onder aansturing van de overheid is in het middenveld de belangstelling voor mensen in armoede, hun leefwereld en de drempels die hen beletten deel te nemen aan het maatschappelijke leven, de laatste jaren sterk toegenomen. Sociale participatie blijkt immers nog ongelijk verdeeld over de bevolking. Ruim 1 op 5 is lid van geen enkele vereniging. Als gekeken wordt naar de achtergrondkenmerken van degenen die niet (actief) participeren aan verenigingen, blijkt dat vrouwen minder participeren dan mannen, niet-actieven (behoudens gepensioneerden) minder dan actieven, ongelovigen en levensbeschouwelijk onverschilligen minder dan kerkelijk katholieken en christenen, en laagopgeleiden minder dan hoogopgeleiden. Het meest opvallend is echter de participatiekloof tussen laag- en hoogopgeleiden. In alle soorten verenigingen – dus ook sportverenigingen – participeren laaggeschoolden duidelijk minder dan hooggeschoolden. Nieuwe sociale bewegingen en organisaties buiten het verzuilde verenigingsleven bereiken aanzienlijk meer hooggeschoolden (en dus minder laaggeschoolden) dan de klassieke, verzuilde verenigingen. Participatie in de nieuwe sociale bewegingen trekken een hoger geschoold publiek aan en voeden individualistische en segrerende tendensen. Dit moet tegengegaan worden met een bewust beleid. Vanuit de vaststelling dat armoede een dynamisch gegeven, een proces van (elementen van) sociale uitsluiting op verschillende terreinen, wint het organisatieniveau als niveau om armoede en uitsluiting tegen te gaan.
44
O1 Publieke belangstelling voor armoede(bestrijding) neemt toe. We merken dit o.a. aan de toename van het aantal vragen vanuit het middenveld. Dit houdt een sterk pleidooi in om onze educatieve werking t.a.v. het middenveld uit te bouwen. De recente stijging van giften van kleine private schenkers wijst er dan weer op dat de economische crisis m.b.t. armoede in eigen land eerder een solidaire reflex (veeleer dan een terugplooireflex) oproept. O7 De groeiende belangstelling (in de media) biedt kansen, maar met veel waakzaamheid. We moeten hierop op een verantwoorde en ethische manier inspelen.
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
Politieke wereld “Armoede bevecht je door ons sociaal systeem te herwaarderen (…) door een inhaalbeweging voor de oudste en de laagste pensioenen, door de kinderbijslagen voor iedereen op niveau te zetten en welvaartsvast te maken, door chronisch zieken een bestaanszeker inkomen te geven. Door het leefloon niet te laten zakken onder de Europese armoedegrens: ook met een leefloon, moet men menswaardig kunnen leven. En dat is geen onbetaalbare belofte”. (Yves Leterme, Rerum Novarum, Gent april 2007) Dat armoede niet opgelost is door de inkomensgrenzen tot boven de wetenschappelijk geconstrueerde en dus relatieve armoedegrens op te trekken, spreekt voor zich. Enerzijds wijst onderzoek naar budgetnormen uit dat je heel wat meer nodig hebt om menswaardig te leven, anderzijds is armoede een complex samenspel van factoren en achterstellingen. Armoede is geen statisch gegeven, maar een dynamisch proces van (elementen van) sociale uitsluiting. Daaraan kan alleen met een omvattend, integraal en inclusief beleid verholpen worden. Een armoede- en welzijnsbeleid vanuit een rechtenbenadering komt de laatste tijd steeds sterker onder druk. Er wordt meer geageerd en gereageerd vanuit een economische logica. Het idee van contracten en afdwingbare afspraken maakt opgang – voor wat hoort wat -, waarin persoonlijke verantwoordelijkheid en vervolgens ook sanctionering sterk speelt. Het model van persoonlijke schuld keert terug – weliswaar afgezwakt tot een conjunctuurmodel in de recente crisis. De redenering dat administratieve en procedurele gelijkheid volstaat, in een meer functionele en pragmatische benadering, doet mensen in armoede onrecht aan. Met als gevolg dat zijzelf en hun pleitbezorgers meer bezig moeten zijn met het bewaken en handhaven van bestaande rechten, dan met de noodzakelijke creatie van nieuwe (grond-)rechten. Structureel is België de laatste 15 à 20 jaar bezig met de creatie van meer armen. Onze uitkeringen zijn ontwaard en ver onder de armoederisicogrens gezakt. In navolging van de Europese regelgeving, worden er nationale (federale) actieplannen opgemaakt, aangevuld met Vlaamse, Brusselse, Franstalige/Waalse plannen. Elk heeft zijn eigen beleidsverantwoordelijkheid en beleidsverantwoordelijke(n). Federaal is een staatssecretaris bevoegd voor deze materie (Courard, maatschappelijke integratie). In Vlaanderen hebben we een coördinerend minister voor het armoedebeleid, vicepremier Lieten, en een vakminister armoedebestrijding, Vandeurzen. Deze versnippering vraagt coördinatie, en bevoegdheidsafbakening. Recent nog pleitte zelfs de Vlaamse coördinerende minister voor het armoedebeleid, mevrouw Lieten, met de steun van de hele Vlaamse regering, voor het optrekken van de minimumuitkeringen – een federale bevoegdheid. Er is zeker aandacht voor armoede en armoedebestrijding. Er worden tal van maatregelen voorbereid en genomen. Maar de grote, omvattende maatregelen blijven uit. Sinds medio 2008, met de perikelen rond verkiezingen en staatshervorming nog naast de financiële en daaropvolgende economische crisis, kende onze regeringen andere beleidsprioriteiten. De sociale agenda werd fors teruggeschroefd, enkele kleine maatregelen konden niet verhullen dat het socialer en zekerder maken van de samenleving niet de beloofde topprioriteit was. Armoede en sociale uitsluiting zijn niet langer los te koppelen van een internationale context. Sinds 1995 neemt armoede een belangrijke plaats in op de agenda van de internationale instellingen, zoals de G8, het World Economic Forum en het IMF. Ook de VN organiseerde na de sociale top in Kopenhagen het ‘decennium voor de uitroeiing van de armoede’ (1997-2006). Daarop geënt zijn de Millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties, opgevolgd door tal van ngo’s, om de armoede in de wereld tegen 2015 te halveren. In Vlaanderen zijn deze onder impuls van Welzijnszorg vertaald in de Decenniumdoelen 2017, een pluralistisch samenwerkingsverband waarin vakbonden, maatschappelijke sectoren, wetenschappelijke instellingen en armoedeorganisaties zich verenigden om concrete streefcijfers voor armoedebestrijding in eigen land op te stellen en op te volgen. De invloed van die internationale agenda wordt ook weerspiegeld in het beleid van de Europese Unie. 60% van onze nationale wetgeving is een uitvoering van wat Europees wordt bepaald. De invloed van Europa is dus onmiskenbaar. Inzake armoedebestrijding wilde de Europese Unie de lidstaten aanzetten om een armoedebeleid te voeren en dat op elkaar af te stemmen. Dat is vooralsnog onvoldoende gelukt. 2010 als het Europese jaar tegen armoede en sociale uitsluiting, was oorspronkelijk bedoeld als een feestelijke afronding van de lopende programma’s, maar moet eerder de aanzet tot een nieuwe start zijn. 45
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Immers, men stelt vast dat het primaat van economische belangen en de vrije markt binnen het EU-beleid een stijging van de Europese armoede tot gevolg had. Aan de andere kant van het beleidsspectrum, in de gemeenten, zijn voor de periode 2008-2014 de eerste lokale sociale beleidsplannen in uitvoering. Een analyse van de plannen leert dat armoede niet als apart thema tussen de 17 onderscheiden hoofdthema’s benoemd is. Ook bij de doelgroepen die in deze thema’s onderscheiden worden, zijn kansengroepen (c.q. mensen met een laag inkomen) sterk afwezig. Zelfs bij een thema als wijk- en buurtontwikkeling is dat zo. Alleen bij het thema cultuur, sport en vrije tijd komen ze zeer expliciet aan bod. Wellicht omdat daar een aparte regeling (met bijhorend middelen) vanuit de Vlaamse overheid voorzien is? Verenigingen waar Armen het Woord Nemen waren in 4% van de gemeenten betrokken in het planningsproces. Uit de doctoraatsverhandeling van D. Dierckx met de veelzeggende titel “Tussen armoedebeleid en beleidsarmoede (…)” haalden we de volgende 9 toekomstgerichte stellingen en aanbevelingen. Ze sluiten mooi aan bij de al gemaakte analyse. 1. Vakkundige pleitbezorgers spelen een cruciale rol: personen, organisaties en (tijdelijke) allianties 2. Regisseurs zijn onontbeerlijk: beleidscoördinatie is essentieel 3. De maatschappelijke context bespelen: armoedebeleid komt meestal omwille van andere factoren (onveiligheid, …) op de agenda. Daarvan moet men gebruik maken. 4. Speel open kaart over visie en strategie. Zo niet, riskeert men een divergent en contraproductief beleid 5. Ken je pappenheimers: weet over wie het gaat en wie betrokken moet worden 6. Bruikbare en te gebruiken beleidsinstrumenten: vooral: gebruik ze! 7. Prioritaire beleidsvisies: netwerkdiscours, toegankelijkheidsdicours en burgerschapsdiscours. 8. Thematische en categoriale prioriteiten: choose your battles. Alles ineens kan niet. 9. Zonder leefwereldperspectief geen integraler en interactiever armoedebeleid Op dat laatste gaan we in in het volgende deeltje, het werkveld armoedebestrijding. Met betrekking tot het eerste, de vakkundige pleitbezorgers, vermeldden we al het samenwerkingsverband Decenniumdoelen 2017. De waardering voor de rol en de plaats van het middenveld is sinds de jaren negentig geleidelijk aan weer toegenomen, onder meer door argumenten uit wetenschappelijke hoek. Nu is het zelfs zo dat men zich zorgen zou maken over het wegkwijnen ervan, niet alleen omwille van de invloed die het heeft op individuen (deelnemers aan het middenveld geven blijk van een grotere democratische reflex) maar ook op hun rol in de politieke besluitvorming. In recente visies op burgerschap krijgt de burger, al dan niet georganiseerd in middenveldorganisaties, een groter initiatiefrecht m.b.t. het op de agenda krijgen van beleidsthema’s en het ontwikkelen van initiatieven terzake. Dit is wel pas mogelijk na een vergaande deregulering door overheid en het onderkennen van het politiek kader van initiatieven. Om deze participatie voor maatschappelijk achtergestelde groepen mogelijk te maken, zijn groepsvorming enerzijds, en ondersteuning van hun inspanningen anderzijds door overheidsonafhankelijke actoren, belangrijke voorwaarden. Welzijnszorg, en bij uitbreiding de werksoort bewegingen, past perfect in deze filosofie, zij het dat we het moeten waarmaken zonder de broodnodige erkenning en met bijzonder beperkte overheidsmiddelen.
46
O2 Politieke belangstelling voor armoede(bestrijding) neemt toe. De dynamiek van het Belgische Europese voorzitterschap in de tweede helft van 2010 gecombineerd met het feit dat 2010 het Europese jaar tegen armoede en sociale uitsluiting is, moet Welzijnszorg aangrijpen. T3 De politieke context van resultaatgerichtheid (en profileringsdrang), versnipperde bevoegdheden gecombineerd met de huidige financiële situatie van de overheid. Ook: het gebrek aan erkenning van de bewegingen scvw (continuïteit) en de lage subsidiëring O3 Belang van de civil society biedt ons kansen, als Welzijnszorg, en in de netwerken waarvan wij deel uitmaken.
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
Werkveld armoedebestrijding Armoedebestrijding zonder een directe betrokkenheid van de mensen in armoede zelf verliest aan kracht en geloofwaardigheid. Het Vlaamse decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding (gewijzigd in 2008) regelt o.a. de opleiding van ervaringsdeskundigen, de plaats (en subsidiëring) van het Vlaams Netwerk en en de verenigingen waar armen het woord nemen in de dialoog met de overheid, en de wijze waarop het overleg binnen de Vlaamse overheid georganiseerd wordt. Intussen zijn 43 verenigingen actief (erkend en gesubsidieerd) binnen het Vlaams Netwerk. Het Vlaams Netwerk telt verschillende themagroepen waarin met de verenigingen de dialoog met overheid en instellingen voorbereid wordt. Het Federaal steunpunt armoedebestrijding maakt deel uit van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, een openbare dienst die in alle onafhankelijkheid optreedt. Het Steunpunt streeft ernaar de uitroeiing van armoede als prioriteit op de politieke agenda te houden. Het is opgericht door de Federale Staat, de gewesten en de gemeenschappen als instrument in de strijd tegen armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting. In overleg met verenigingen waar armen het woord nemen, OCMW’s, sociale partners, beroepsmensen uit verschillende sectoren, administraties… formuleert het Steunpunt analyses en aanbevelingen voor de beleidsverantwoordelijken in ons land. Welzijnsschakels vzw groepeert als landelijke vereniging sociaal-cultureel werk zo’n 112 plaatselijke groepen waarin mensen met en zonder armoede-ervaring elkaar ontmoeten. De vzw heeft als vereniging waar armen het woord nemen ook z’n plek binnen het Vlaams Netwerk. De minister van Welzijn heeft de sectoren samenlevingsopbouw en algemeen welzijnswerk ook een uitdrukkelijke opdracht m.b.t. armoedebestrijding toegewezen. In het voorjaar 2010 zouden de samenlevingsopbouw (nationaal en regionale instituten), het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk en het Vlaams Netwerk in hun respectievelijke beleidsplannen een zekere afstemming met gemeenschappelijke acties moeten realiseren. Samenlevingsopbouw en Algemeen Welzijnswerk hebben omwille van de verwachte synergie bij het bevoegde kabinet aangekaart betrokken te willen in het armoedeoverleg van de Vlaamse overheid, waar dit nu voorbehouden is voor het Vlaams Netwerk. In de organisatie van het overleg vóór het huidige decreet armoedebestrijding, was Welzijnszorg ook betrokken in verschillende geledingen. Nu is dat niet meer voorzien. In Brussel fungeert de Brusselse Welzijnsraad als platform voor de verenigingen; in andere steden en regio’s bestaan vaak ook overlegtafels, met een diverse samenstelling. Het Europees platform armoedebestrijding EAPN groepeert verenigingen van mensen in armoede en ngo’s actief rond armoede in eigen land uit verschillende Europese landen. Voor België is het Belgisch Netwerk, waarvan o.a. het Vlaams Netwerk deel uitmaakt, lid. Daar is de afspraak dat ngo’s – zoals Welzijnszorg er één is – niet officieel lid kunnen zijn, wat onze aanwezigheid op het Europese niveau bemoeilijkt. Interview Carmen Mathijssen:
“Welzijnszorg heeft als sociaal-cultureel werk een complementaire functie ten opzichte van andere actoren bezig met armoede. Anderzijds: het vakjesdenken van de overheid (Welzijnszorg is geen “welzijn”, maar doet ook ngo-werk, …) vat veel dingen niet die Welzijnszorg doet. Misschien is dat ook wel een expliciete opdracht van Welzijnszorg, het hokjesdenken doorbreken. In alle geledingen van de samenleving primeert het managementsdenken: de drie e’s (efficiëntie, effectiviteit, economie) waardoor gewone nabijheid, zorg, solidariteit verdwijnen. Als beweging moet Welzijnszorg een alternatief discours ontwikkelen over solidariteit en zorg: definiëren, legitimiteit geven, betekenis geven (laten opborrelen vanuit de basis). Dit tegen de nadruk op het individuele, de eenzijdige aandacht voor het economische, het managementsdenken. M.a.w. Welzijnszorg moet een aantal termen, begrippen, terug claimen en geloofwaardigheid geven vanuit het gegeven dat Welzijnszorg zelf die geloofwaardigheid heeft. Begrippen als zorg, solidariteit moeten langs die weg terug volwaardige elementen in een beslissingsproces m.b.t. een overheidsbeleid worden.”
47
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Interview Steven Vanackere:
“Hoe gaat Welzijnszorg m met de ‘nieuwe’ partners/spelers op het terrein? “Hoe samenwerken met de verschillende spelers” moet een belangrijke plaats innemen in het beleidsplan. Vanuit het beleid en de sector moeten de cyclussen op mekaar afgestemd worden zodat dubbel werk vermeden wordt en complementariteit gezocht. Dat verschillende spelers onder verschillende decreten en ministers vallen kan een rijkdom zijn voor de sector en inspiratie voor de complementariteit. Naast de reeds genoemde partners is er ook een professionalisering van de OCMW’s in de armoedeproblematiek.” Interview Jos Bortels:
“Welzijnszorg is een niet-belanghebbende partner in het welzijnsveld en in de armoedebestrijding. Als dusdanig kan Welzijnszorg mensen rond tafel krijgen en afstemmen. Bijvoorbeeld: in Turnhout is er m.b.t. armoedebestrijding pas beweging gekomen in het politieke veld mede dankzij Welzijnszorg (ondersteuning inloopcentrum). Welzijnszorg kan met goed onderbouwde dossiers in partnerschap met actoren in het welzijnsveld dingen bepleiten.”
O1 Er zijn meer groepen bezig rond armoedebestrijding. De mobilisatiekracht van samenwerkingsverbanden c.q. ‘Decenniumdoelen 2017’ neemt toe.
T2 De groei en daaruit voortvloeiende versnippering in het werkveld armoedebestrijding mag niet leiden tot onderlinge concurrentie, maar tot complementariteit en synergieën.
Maatschappelijke trends De Westerse samenleving van de 21e eeuw raakt stilaan doordrongen van de noodzaak van een duurzaam energiebeleid. Energiebronnen zijn niet onuitputtelijk. En een leven zonder energie is in onze maatschappij mensonwaardig. Energie is een basisgoed, en voldoende ener¬gie moet een recht zijn van iedereen. Besparing van energie en water heeft niet alleen een ecologische waarde, maar ook consequenties op de factuur. Paradoxaal genoeg leven de gezinnen met een laag inkomen juist in woningen met een slechte isolatie en huishoudtoestellen met een hoog energieverbruik, en zonder een waterbesparende installatie en gebruik van hemelwater. Tegelijk bereiken de bestaande ondersteuningsmaatregelen heel moeilijk deze groepen. Dit voorbeeld rond energie en ecologie illustreert treffend hoe de risico’s in de hedendaagse samenleving ongelijk verdeeld zijn en de maatschappelijk kwetsbaren (individuen, groepen, regio’s) harder raken. “Risk seems to strengthen, not to abolish the class society”. De hedendaagse sociale strijd draait niet alleen meer over een evenwichtige verdeling van de rijkdom, maar om een billijke verdeling van de risico’s. Armen beschikken immers niet over de middelen en instrumenten om veiligheid te kopen en risico’s te voorkomen of verzekeren. De mogelijkheden om risico’s te vermijden of te compenseren zijn niet gelijk verdeeld over de onderscheiden klassen en tussen hoog- en laaggeschoolden. Onze samenleving is in toenemende mate gekenmerkt door een ‘liquid modernity’, waarin de sociale zekerheid verzwakt en risico’s geprivatiseerd raken, de scheiding tussen macht en politiek groeit, en kortetermijndenken overheerst. Ook in het persoonlijke leven komen mensen los van bindingen met familie, traditie en sociale collectiviteiten die voordien tot in detail beschreven hoe iemand zich diende te gedragen. Zo ontstond er een grotere controle over het eigen leven maar ook een grotere verantwoordelijkheid. Kortom: de sociaal voorgeschreven biografie wordt vervangen door een ‘elective biography’, een ‘reflexive biography’, een ‘do-it-yourself biography’. Dit individualiseringsproces laat zijn invloed op veel domeinen gelden: religie en zingeving, (gender)relaties, kiesgedrag, identiteit, pluralisering van levensvormen, … Men spreekt van een ‘patchworkbiografie’. De levenswegen met betrekking tot gezin en arbeid geraken sterk gedifferentieerd. Men combineert op het eerst zicht paradoxale keuzes met elkaar, en stelt zichzelf centraal in de maatschappij (de Y-generatie). Het klassieke maakbaarheidsdenken, het geloof dat we de mens en de maatschappij kunnen vormen, is deels geïmplodeerd vanuit de 48
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
onzekerheid die inherent is aan de risicomaatschappij , en deels doorgeschoten in het idee van de ‘do-it-yourself biography’. In het neoliberale denken van de laatste decennia wordt maakbaarheid eerder selectief en restrictief toegepast, nl. op de onderlaag van de samenleving, daar waar het falen van de markt zich manifesteert via armoede en uitsluiting. De sociale functie is daar op beheersing en disciplinering gericht. Vrijheid en blijheid is gereserveerd voor een elite. Het is niet alleen zo dat niet iedereen kan kiezen, niet iedereen mag kiezen! Als een burger het gevoel moet hebben greep te hebben op de situatie en dat hij effectief iets kan realiseren, om over te gaan tot actief burgerschap, dan is dat voor maatschappelijk achtergestelde groepen niet verzekerd. Daartoe moeten voor participatie van maatschappelijk achtergestelde groepen de volgende voorwaarden vervuld zijn: groepsvorming enerzijds, en ondersteuning van hun inspanningen anderzijds door overheidsonafhankelijke actoren. Bij het ontstaan van de westerse natiestaten werd burgerschap begrepen als utilitair burgerschap: de burger is degene die bijdraagt tot het maatschappelijk nut: hoe hoger die bijdrage, hoe sterker de burgerschapspositie. Met de uitbouw van de naoorlogse verzorgingsstaat ontstaat geleidelijk aan een meer sociale invulling van burgerschap. In deze benadering wordt burgerschap gezien als een collectief verworven goed: een geheel van rechten en plichten. Ook nu speelt de eerste zienswijze nog in discussies wie als burger erkend wordt en wie niet; het handelt dan over de relatie tussen diverse groepen in de samenleving. In de tweede zienswijze schuilt de aanzet voor het activeringsbeleid, maar ook voor het opkomen voor de rechten van achtergestelde groepen. In beide benaderingen is participatie een sociale norm. Vanuit die vaststelling is de ontwikkeling van participatieve vormen van armoedebestrijding veeleer een bijdrage tot een doelmatig armoedebeheer dan een bijdrage tot daadwerkelijke armoedebestrijding. We moeten opletten dat participatie niet verwordt tot een disciplineringsstrategie, maar gelinkt blijft aan emancipatie. Wij kiezen voor relationeel burgerschap, waarbij dat tegelijk een uitkomst en een kwaliteit is van intermenselijke verhoudingen. Participatief werken houdt dan de versterking in van elke probleembetrokkene in de rol van beleidspartner. Onderzoek toont aan dat de situatie van individualisering/individualisme in Vlaanderen de laatste jaren niet echt is toegenomen. Waar individualisering gezien wordt als een gevolgd van de angst die een risicomaatschappij kenmerkt, worden de nieuwe drijfveren belangrijker als het vertrouwen toeneemt. iPower, immaterieel, inclusief vervangt dan de angstcultuur (cocooning, ver-ikking, etnocentrisme). De volgende negen drijfveren sturen het menselijk handelen in een omgeving waarin het vertrouwen toeneemt: empowerment, authenticiteit, anti-establishment, verbondenheid, synthese, vrouwelijkheid, beleving, vernuftigheid en zingeving. Er moet een soort nieuw sociaal contract zijn. dat zal zowel perspectieven moeten bieden aan de minderheid die aan de onderkant van de samenleving leeft als de bezorgdheid opvangen over wat morgen brengen kan voor de grote middenklasse en ten derde, steeds weer opnieuw geduldig de problemen uitleggen en aanpakken die gepaard gaan met de multiculturele samenleving en er minder bang van worden. De bodem uit de Belgische welvaartsstaat is in de loop der jaren weggeleden door een te sterke focus op de middenklasse. Om de kloof niet onoverbrugbaar te maken, zullen extra inspanningen voor minderheid aan de onderkant van de samenleving moeten gebeuren. Zij moeten een perspectief kunnen houden.
T6 De risicomaatschappij, de individualisering die daarmee gepaard gaat en het daaruit voortvloeiende burgerschapsmodel blijven de positie van mensen in armoede in de samenleving bemoeilijken.
Vrijwillige inzet van mensen en groepen Goed 1 op 5 Vlamingen verricht vrijwilligerswerk. Meer dan driekwart is lid van minstens 1 vereniging, de helft van actief lid of bestuurslid. Goed 1 op 8 Vlamingen is actief lid van 2 verenigingen, nog eens bijna 10% zelfs van 3 of meer verenigingen. Deze cijfers dalen niet. Het lijkt er eerder op dat het ietwat is toegenomen. Dit geldt voor nagenoeg alle soorten verenigingen. Alleen de kunstverenigingen, de sociale bewegingen en de religieuze verenigingen stagneren. Sportverenigingen zijn het succesrijkst. Kerkelijk katholieken en christenen zijn actiever in het verenigingsleven dan andere levensbeschouwelijke groepen. Levensbeschouwelijk onverschilligen participeren het minst. Ondanks het feit dat het aandeel kerngelovigen en onregelmatig praktiserende katholieken en christenen over de jaren is afgenomen, zijn de algemene participatiecijfers toch niet gedaald. Dat heeft te 49
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
maken met het feit dat tegelijk de groep van randkerkelijken is toegenomen en dat de participatie van deze groep is verhoogd. Vrijwilligerswerk is sinds halverwege de jaren zeventig opgeschoven naar het zogenaamde legeneststadium, als de loopbaan ten einde is en de kinderen het huis uit zijn. De aard van de actieve en vrijwillige inzet, de attitude van vrijwilligers en band met de organisatie blijkt onderhevig te zijn aan aantal evoluties. Maatschappelijke veranderingen zoals individualisering, detraditionalisering, verkleuring, toename van het opleidingsniveau en veranderende netwerken blijken de motor achter de waargenomen tendensen binnen het vrijwilligerswerk. De ‘klassieke’ vrijwilliger was geïnspireerd vanuit een ‘wij’-gevoel, ingebed in een groepsidentiteit die zichzelf op die manier ook bevestigt en eventueel versterkt. De gemeenschap krijgt voorrang op de individuele keuze, het engagement is langdurig en regelmatig en vooral trouw. De ‘nieuwe’ vrijwilliger kiest vrijer, vanuit een zoektocht naar identiteit en zingeving. Dat geeft aanleiding tot kortere, afgebakender engagementen in lossere netwerken. Er moet een juist samenspel tussen de levensloop van de vrijwilliger en de aspiraties om zich vrijwillig in te zetten. Er is minder gerichtheid op lidmaatschap, waardoor er een sterkere binding is met de klanten van de organisatie dan met de organisatie zelf. Zij/hij is meer functioneel of marktgeoriënteerd. Solidariteit en emotionele betrokkenheid vormen belangrijke motieven om zich in te zetten. Men engageert zich voor een zaak en niet voor een of ander ideaal. Meer en meer vrijwilligers hebben minder behoefte aan grote verhalen. Deze vrijwilligers zouden zelf hun eigen verhaal willen schrijven. Dit heeft vooral gevolgen voor de zuilgebonden organisaties. Ze vertrokken immers steeds vanuit dat grote ideologische verhaal. Inzet in afgebakende projecten bemoeilijken de continuïteit in de werking, vragen heel wat coördinatie en zou minder makkelijk leiden tot binding van de deelnemers. Maar er zijn meer mensen voor te mobiliseren. Toch merken veel organisaties dat de ‘klassieke’ methodieken het nog heel goed kunnen doen. Met de nieuwere inzet van vrijwilligers is ook de impact van professionelen groter geworden, wat toch wel een risico inhoudt. Maar ook wint het ‘soigneren’ van vrijwilligers aan belang. En geïnformatiseerde systemen om vrijwilligers op te volgen worden vaker ingezet. Daarnaast bleek het ook in grootsteden moeilijker te worden om verenigingsleven te organiseren. Het gevoel bestaat dat deze grootstedelijke problematiek zich aan het uitbreiden is naar middelgrote steden. Het vrijwilligerswerk in ons soort organisatie groepeert mensen die voor een solidaire samenleving staan. Via vrijwilligerswerk mogelijk te maken, formuleren we een antwoord op een tendens van individualisering en verzuring van de samenleving. De Zuid-Afrikaanse dominicaan Albert Nolan omschrijft in zijn essay “The service of the Poor and Spiritual Growth” vier stadia om tot reële solidariteit te komen. Hij benadrukt dat het niet ging om een lineaire groei, maar om een organisch proces waarbij je in de volgende fase nog volop elementen van de vorige meeneemt en beleeft. Het zijn (1) medelijden en noodhulp, (2) het ontdekken van de wortels van het probleem (structuren) en het belang van woede tegenover het systeem van verdrukking, (3) het ontdekken van de kracht van de armen, (4) de overgang van de romantiek naar reële solidariteit. (1) reactief, gemakkelijk, houdt een zeker afstand, we moeten niet stilstaan bij de diepere oorzaken. (3) Armen zelf zijn ook opvallend solidair met lotgenoten (4) echte solidariteit begint wanneer we af geraken van het verschil tussen ‘wij’ en ‘zij’. (…) Interview Bernard Defossez:
“Vorming van vrijwilligers! We moeten naar een semi-professionele deskundigheid streven. In educatie moet aan hen de essentie van armoede meegegeven worden. Ze moeten kunnen uitstijgen boven het caritatieve (hoewel noodhulp soms nodig is)”.
50
O5 (Nieuwe) vrijwilligers en maatschappelijke inzet moeten we als kans blijven zien. Het feit dat zoveel jonggepensioneerden – met een gelovige achtergrond - in een vrijwillig engagement stappen, biedt Welzijnszorg kansen.
T6 Individualisering en het daaruit voortvloeiende burgerschapsmodel werkt in ons nadeel.
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
Het belang van de Kerk, religie en zingeving in de samenleving. Het belang van identiteit. Welke kant gaat het uit met religie en levensbeschouwing in de samenleving? In welk kader bewegen religie en zingeving zich vandaag in West-Europa? Vandaag worden godsdienst en atheïsme geaccepteerd als twee evenwaardige mogelijkheden in menselijke ervaring en zingeving. Religie laat ruimte voor een actieve relatie met een transcendente meta-Werkelijkheid, atheïsme kiest voor een binnenwereldlijke transcendentie en zingeving. Dat betekent dat de harde sociologische voorspellingen sinds de jaren ’60 over het verdwijnen van religie niet zijn uitgekomen. Sinds de jaren ’80 kwamen op verschillende plekken in de wereld vormen van fundamentalisme in alle godsdiensten op. In West-Europa werd dat een nieuwe laatmoderne religie die zich kenmerkt door een persoonlijke, emotionele geloofsbeleving en een ahistorische, abstracte profilering, een relativering van dogma of theoretische leer, een laagdrempelige toegang en een sterkere expliciete integratie van geloof in het dagelijkse leven. Mensen blijven betekeniszoekers. En naarmate kerk en staat meer gescheiden werden, kreeg religie een rol in het ontwerpen van een ethiek. Het belang van een wereldbeeld wordt nu niet meer van bovenaf opgelegd, maar van onderuit ontdekt. Kerk en levensbeschouwelijke instituten hebben veel minder greep op de nieuwe netwerkende, religieuze, zinzoekende individuen en groepen. Daar hebben deze instituten nog geen goed antwoord op. De 21e eeuw zal dus religieus én seculier zijn. De vraag naar zingeving blijft. In een tijd waarin economisch en commercieel denken allesoverheersend zijn geworden, voelen religie en zingeving zich uitgedaagd om tegendraads op te komen voor de eigen inspiratie en waarden. En, een surplus op maatschappelijk vlak, religie en levensbeschouwing hebben het vermogen tot samenhorigheid, zonder dewelke een samenleving niet mogelijk is. De opkomst van de nieuwe religiositeit valt samen met de terugkeer van het maatschappelijke middenveld. Vanuit religie en levensbeschouwing zullen mensen de samenleving willen veranderen. Belangrijk is dat te kunnen doen in een samenleving die investeert in een gelijkwaardige en wederkerige vrijheid van geweten, levensbeschouwing en godsdienst. Een groep van mensen wordt gemeenschap als iets hen bindt, als ze zich op de een of andere manier met elkaar verbonden voelen als ze een perspectief delen. Dat geldt voor een dorp, voor een land én voor een internationale gemeenschap. Het gevoel tot eenzelfde gemeenschap te behoren, is het eerste slachtoffer als er een te grote kloof groeit tussen Hebbers en Minderhebbers. Maar niet alleen ongelijkheid – in kansen, in inkomen of in macht – ondergraaft het gevoel van, lotsverbondenheid. Te veel botsingen, te sterke polarisering, te grote segregatie: het zijn allemaal krachten die een samenleving kunnen uitrafelen. De postmodernisering gaat gepaard met veranderingen op het gebied van het waardepatroon van de bevolking. Uit de sociologische vakliteratuur blijkt dat mensen ertoe neigen waarden en normen aan te nemen die passen bij hun existentiële condities. Toch is er steeds een blijvende invloed van traditionele aspecten uit de samenleving waarin men zich bevindt. Als Vlamingen gevraagd worden (voorjaar 2006) vijf belangrijke maatschappelijke problemen uit een voorgelegde lijst te selecteren, dan wordt het druggebruik bij jongeren het meest aangekruist. De top vijf wordt vervolledigd met de pensioenzekerheid, de werkloosheid, het wegvallen van normen en waarden en de onveiligheid op straat. Wanneer uit deze top vijf het belangrijkste probleem moet worden aangeduid, wordt het wegvallen van waarden en normen het meest vermeld. De gevoeligheid voor normen neemt toe sinds 2000. De ontkerkelijking van de samenleving zet zich intussen door. Op kerkelijk vlak zijn er momenteel heel wat veranderingen. Het dalende aantal praktiserende gelovigen leidde en leidt tot herstructureringen. Enerzijds is er de tendens in kerkelijke middens om sterk op zichzelf terug te plooien en zich quasi uitsluitend te richten op liturgie en verkondiging. Anderzijds is er ook de visie dat de Kerk juist nu radicaler moet kiezen voor diaconie (dienst aan de wereld) wil ze een levende Kerk blijven.
51
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Interview Geert Dedecker:
“We zitten op een cruciaal moment voor Welzijnszorg: willen we verder investeren in onze band met de Kerk, of laten we dat los? Welzijnszorg moet een betere aansluiting met de Kerk zoeken dan er nu recent was, maar die band zal wel anders zijn dan vroeger. M.n. het is een opdracht voor Welzijnszorg om brugfiguren tussen het instituut Kerk en het volk dat Welzijnszorg uitdaagt, gelovig is maar zich niet (meer) identificeert met de Kerk (het veld) te zoeken / te soigneren en te ondersteunen.” Interview Daniëlle Dierckx:
“OaSeS is bezig met een onderzoek naar de rol van religiegebonden organisaties in de armoedebestrijding, over zeven landen en tegen 2010. Niet alleen kerkgebonden, maar ook andere religies: Wat bekenden deze organisaties vroeger? Welke rol hebben ze nu? De interculturele dialoog kan aan belang winnen in de toekomst. Ook hierop moet Welzijnszorg alert zijn. Moeten we hier met Welzijnszorg niets mee doen?” In het onderzoek naar de rol van faith-based-organisations (FBO’s) in het bestrijden van sociale uitsluiting in de Europese steden, vinden we de typische kenmerken van onze eigen situatie in de Vlaams/Belgische context. Zo stellen we vast dat Welzijnszorg andere opdrachten opneemt dan de doorsnee FBO, die in hoofdzaak gericht is op opvang van en dienstverlening aan individuele mensen. Het politieke, educatieve en sensibiliserende aspect komt elders veel minder aan bod. Een gedeeltelijke verklaring is te vinden in onze typische Belgische samenleving met een middenveld dat ook anders georganiseerd en georiënteerd is dan in de ons omringende landen. Bovendien zijn in België vooral de katholiek geïnspireerde organisaties minder expliciet onderdeel van de Belgische katholieke Kerk, mede door het feit dat de meesten van hen een publieke rol opnemen en daarvoor ook door de overheid erkend en/of gesubsidieerd worden. Recent verscheen de derde encycliek van paus Benedictus XVI, “Caritas in veritate”. Deze encycliek handelt over de opdracht in de wereld. Waar de katholieke Kerk ook met deze paus ethisch conservatief blijft, geeft ze in deze tekst een duidelijk sociaal-progessieve boodschap, in een lijn die gestart is met Rerum Novarum. In kringen van sociale politici en middenveld kan deze encycliek niet anders dan klinken als een stem van een sociale bondgenoot. De tekst is duidelijk en scherp in zijn kritiek op het neoliberale denken van de voorbije decennia. Hij sluit zich aan bij het samenspel van een ‘voorwaardelijke drievuldigheid’ voor sociale dynamiek: markt, overheid én maatschappelijk middenveld. De tekst is een ondersteuning voor mensen en organisaties die werken aan een wereld van rechtvaardigheid en solidariteit. De gewijzigde band van de nieuwe vrijwilliger met de organisatie, heeft vooral gevolgen voor het ‘grotere kader’. Het is niet langer vanzelfsprekend dat individuen zich binden aan één ideologische stroming. Daardoor winnen zinvolle samenwerkingsverbanden aan belang. Zo’n samenwerkingsverbanden zijn soms problematisch voor zuilgebonden organisaties: openheid over de eigen identiteit wordt soms als claim ervaren, terwijl een zekere terughoudendheid als verborgen agenda gezien wordt. En een mindere zichtbaarheid naar buiten tot gevolg heeft. Als het wervende karakter van levensbeschouwelijk sociaal-culturele organisaties in het gedrang komt, moet men werken aan het inhoudelijke aspect van de organisatie. Het hanteren van algemene en vage waarden is een noodzakelijke stap voor organisaties in een geïndividualiseerde maatschappij. Het is bijzonder moeilijk het imago van ‘traditionele verzuilde’ organisatie van zich af te schudden. Wat is de beste opstelling? Vanuit welke houding spreek je mensen aan, en kan je zinvol en breed samenwerken? Een kleurloze neutraliteit, of een zelfbewuste identiteit? Tijdens de recente voorstelling van Boekstaven, sprak Ph. De Coene, voorzitter van de Commissie Cultuur in het Vlaams parlement, zich uit voor een pluralistische samenwerking vanuit duidelijk herkenbare identiteiten.
52
O6 Mensen ervaren terug meer nood aan zingevende kaders en identiteit
T5 Ontkerkelijking
T6 Individualisering (en het daaruit voortvloeiende burgerschapsmodel)
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
Communicatietechnologie Sociaal gezien, kenmerkt de informatiemaatschappij zich door een ‘digitale kloof’. Met de digitale kloof wordt het verschil bedoeld tussen diegenen die kunnen profiteren van de nieuwe technologie en zij die dit niet kunnen. De term is zowel van toepassing op maatschappelijk vlak tussen individuen, als op wereldschaal tussen technologisch meer en minder ontwikkelde landen. De digitale kloof wordt inmiddels algemeen erkend en de voorbije jaren zijn er verschillende initiatieven ontstaan om de toegang tot de nieuwe media, en een goed gebruik ervan, bij kansarme groepen te verbeteren. De vaak spectaculaire mogelijkheden van het internet zijn doorgaans niet beschikbaar voor die mensen die het misschien wel het meest nodig hebben. Op deze wijze reproduceert de digitale kloof op grote schaal andere vormen van ongelijkheid in de samenleving. Ook in Vlaanderen herkennen we deze situatie. Zestig procent van de Vlaamse huishoudens heeft een internetaansluiting en 62 % van de volwassen Vlamingen gebruikt minstens wekelijks het internet. Om bij de Europese top te behoren, blijft er heel wat werk aan de winkel. In de toplanden heeft meer dan driekwart van de huishoudens een aansluiting en meer dan driekwart van de volwassenen gebruikt er het internet. Vlaanderen hoort wel tot de Europese top wat de breedbandpenetratie betreft. De kans op internetgebruik is in 2006 nog steeds lager voor ouderen, vrouwen en mensen met een lager opleidingsniveau of een kleiner gezinsinkomen. Bij de zestigplussers en bij de laagstgeschoolden gebruikt minder dan een vijfde het internet. Terwijl vrouwen zowat 10 % minder surfen op het ‘world wide web’ dan mannen. Een verschil dat ook bestaat bij sommige Europese koplopers. De kans op internetgebruik is dubbel zo groot bij de hogere inkomensgroep dan bij de lagere. Hoe dan ook vormt informatie- en communicatietechnologie voor het eerder bevoorrechte deel van de bevolking een vast onderdeel van het dagelijks leven. Het sociale karakter van ICT is misschien wel de belangrijkste voorwaarde voor haar succes. De huidige generatie internettoepassingen ondersteunt vrijwel elke denkbare vorm van sociale interactie en wordt daar dan ook danig voor ingezet. Netwerktechnologie biedt mensen de mogelijkheid om hun bestaande netwerken te ondersteunen, maar ook om nieuwe verbindingen aan te gaan. Wat weten we inmiddels over de betekenis van ICT voor sociaal gedrag? Volgens de optimisten kunnen we dankzij deze technologie de beperkingen van tijd en ruimte overwinnen en nieuwe, meer gelijkwaardige, verbindingen aangaan. Pessimisten menen dat ICT mensen sociaal isoleert. Iedereen op zijn eigen hoogst particuliere virtuele eilandje met een select gezelschap van medeeilandbewoners. De meeste onderzoeken constateren bij internetgebruikers een toename van de sociale contacten en relaties, zowel online als offline. Internetgebruik stimuleert het aantal en de intensiteit van sociale contacten, relaties en netwerken. Op een meer collectief niveau zien we dat het gebruik van internet bijdraagt aan het ‘sociaal kapitaal’ van de civil society.. Het politiek-maatschappelijke engagement van burgers lijdt niet onder ICT-gebruik. Het karakter van dat engagement verandert wel. Voor moderne maatschappelijke bewegingen is netwerktechnologie een integraal en effectief onderdeel van hun manier van organiseren en actievoeren geworden. Dankzij ICT kunnen zij op maat mensen optrommelen, just in time en just in place. Internettechnologie en mobiele technologie vormen samen een infrastructuur die nieuwe vormen van sociale en politieke organisatie mogelijk maakt. Door het internet is ook de macht van de consument aanzienlijk gestegen. Hij gaat zelf op zoek naar informatie over producten en diensten op het web, moedigt zijn facebookvrienden aan om fan te worden van een bepaald werk, prijst een artikel aan op een forum, of ventileert zijn ongenoegen op Twitter. Als bedrijf of organisatie kan je zo rechtstreeks in contact komen met miljoenen consumenten; dat is fenomenaal. Digitaletrendswatchers zijn ervan overtuigd dat vanaf 2010 mobiel internet definitief mainstream wordt. Er zijn ook hoge verwachtingen over augmented reality. Terwijl velen zien dat sociale netwerken in het weefsel van onze maatschappij doordringen, en bedrijven massaal met sociale media aan de slag gaan, zijn er toch heel wat bedenkingen over veiligheid en privacy. Ondertussen moeten die sociale media geld beginnen opbrengen, en ligt de focus op ROI en conversie.Sommigen zien alweer een social media fatigue optreden; anderen zien email vervangen worden door sociale media. De tablets en e-books worden een hype; zou dit met de aandacht voor ‘groen’ te maken hebben? Nog drie buzzwords: alles moet real time zijn, liefst nog location based en in de cloud.
O7 Media en communicatie: korte communicatielijnen om het brede publiek, inz. niet-georganiseerde burgers, te bereiken. Tegelijkertijd bewust blijven van en ageren tegen de digitale kloof. 53
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Geconsulteerde bronnen:
Berghman, J., Sociale uitsluiting heeft vele gezichten, Lezing Welzijnszorg, 2009 Beullens, K., Storms, B., Vrijwilligers onder de loep. Een literatuurstudie, Vormingplus Kempen / KHK, 2007 Burssens, D., Cautaers, A. Visietekst vrijwilligerswerk, Steunpunt Algemeen Welzijnswerk, 2010 Claes, K., Van 1 euro tot 10 miljoen. ‘t Is voor het goede doel. Hoe efficiënt fondsen werven, Lannoo Campus, 2008 Cockx, F., Ons gedacht! Maatschappelijke activering en sociaal-cultureel volwassenenwerk, SoCius, 2008 Coolsaet, R., De geschiedenis van de wereld van morgen, Van Halewyck, 2008 de Bie, M., van Ewijk, H., Sociaal Werk in Vlaanderen en Nederland, Kluwer, 2008 De Verenigde Verenigingen, Visietekst ‘het middenveld tegen maatschappelijke ongelijkheid’, 2009 De Vriendt, J. (red), Cahier ‘07 Er is leven na de Mort Subite, SoCius, 2007-2008 De Vriendt, J. (red), Cahier ‘08 Het land van Maas en Waal, SoCius, 2008 Dekker, P., de Hart, J. (red), Vrijwilligerswerk in meervoud, Sociaal en Cultureel Planbureau Den Haag, 2009 Desmet, A. e.a., Handboek Samenlevingsopbouw, Die Keure, 2008 Dierckx D., Vranken, J., Kerstens W., Faith-based organisations and social exclusion in European cities: national context reports, Acco, 2009 Dierckx, D., Tussen armoedebeleid en beleidsarmoede. Een retrospectieve en interventiegrichte analyse van de Vlaamse beleidspraktijk, Acco/ OaSeS, 2007 Elchardus, M., Huyse, L., Hooghe, M., Het maatschappelijk middenveld in Vlaanderen, VUB Press, 2001 Geldof, D., (On)welzijn en (on)zekerheid in de risicomaatschappij. Uitdagingen voor sociaal werk, Lezing Rimo Hasselt, 2009 Goubin, J. (red), Voorzet omgevingsanalyse ter ondersteuning van de beleidsplanning in het sociaal-cultureel werk voor de periode 2011-2015, SoCius, 2008 Hautekeur, G. (red), Jubileumnummer 25 jaar Samenlevingsopbouw. Terzake nov2008 Hermans, M., Vier stadia op weg naar reële solidariteit. Een bondgenootschap voor participatie. In: 360° participatie, Demos, 2009 Hubeau, B., Op welk welzijnswerk hebben burgers recht? In: Naar het middelpunt van de Marge. Liber Amicorum Jan Vranken, UA, 2009 Lefevere, J., De Swert, K., Walgrave, S., Vox Pops in television news reports: empowerment of public opinion or media?, UA, 2009 Levecque, K., Armoede is …? Schets van een eeuw lang antwoorden, Garant, 2004 Longin, L., Succesvol fondsen werven, Lezing Welzijnszorg, 2009 Loose, M., Gijselinckx, C., Veranderende vrijwillige inzet en hoe sociale bewegingen hiermee omgaan, ACW/Hiva, 2009 Mathijssen, C., Activeringspraktijken in de sociale economie, KULeuven, 2008 Meert, H., Mens, maatschappij en ruimte, Epo, 2008 Netlash, Trends 2010 - 60 experts aan het woord, 2010 Noppe, J., Vanderleyden, L., Callens, M. (red), De Sociale Staat van Vlaanderen 2009, SVR, 2009 Pattyn, B., Armoede in de media. Over de miskenning van de voorwaarden voor respect. In: Ethische Perspectieven 4/2009 Sannen, L. Van Regenmortel, T., Lokaal Sociaal Beleid: de intenties onder de loep. Beleidsplananalyse 2008-2014, Hiva, 2009 SoCius, Het burger-ei: perspectieven op lokale burgerparticipatie, 2008 Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, Verslag armoedebestrijding 2008-2009 Deel 1: Een bijdrage aan politiek debat en politieke actie, 2009 Storme, A., Samenlevingsopbouw in tijden van nieuwe maakbaarheid. Bedenkingen over democratie, solidariteit en het nieuwe marktdenken. In: Terzake dec2008 Van Belleghem, S., De Conversation Manager, Lannoo Campus, 2010 van de Donck, W.B.J.H., Maatschappelijk besturen: sector of idee, Die Keure, 2008 Van Der Wilt, A., Huishouden vraagt energie, Welzijnszorg, 2005 Van Dijck, F., Het merk mens. Consumenten grijpen de macht, Lannoo, 2007 Van Robaeys, B., Vranken, J., Armoede bij personen van buitenlandse herkomst, KBS pub 1712, 2007 Vermassen, J.P., Veranderende religie en zingeving in een veranderende samenleving. In:Gids op Maatschappelijk Gebied 9/99, 2008 Vermassen, J.P., Sociale inzet met ‘liefde in het licht van de waarheid’. Over de sociale encycliek ‘Caritas in veritate’, 2010. Vranken, J. (et al), Jaarboek armoede en sociale uitsluiting, Acco, 2009 Vlaamse Overheid, Deel 1: Algemene Omgevingsanalyse voor Vlaanderen, 2009 Walgrave, S., Lefevere, J., Nuyttemans, M., Issue Ownership Stability and Change: How Political Parties Claim and Maintain Issues Through Media Appearances. In: Political Communication 26, 2009
54
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
3.4. SWOT Onderstaande SWOT is het resultaat van de organisatieanalyse en de omgevingsanalyse. In een tweede tabel zijn de opmerkingen, specifieke verwoordingen en analyses gegeven als motivering bij elk van de topics (sterktes en zwaktes), opgenomen. Er wordt in deze tabel ook verwezen naar de interviews die van 12 sleutelfiguren uit verschillende sectoren werden afgenomen (zie 3.2.2.).
Sterktes S1. Campagne(werk) en sensibiliserende acties
Zwaktes W1. Imago en naam
»» Welzijnszorg = campagne(periode)
»» Onbekend, oubollig, flou, belerend,…
»» Bijdrage aan maatschappelijk draagvlak
»» Christelijke achtergrond: voor- en nadeel
armoedebestrijding »» Thema’s S2. Netwerk »» In en buiten zuil »» Samenwerkingsverbanden S3. Expertise, knowhow, visie
»» Organisatie buiten beeld
W2. Bereik en achterban (bewegingsuitbouw) »» Eenzijdig, vergrijzend
W3. Investeren in politiek werk (Lokaal, Europa, Actualiteit, Doorwerken op een thema) W4. Organisatie(structuur)
S4. Politiek werk, politiek bereik S5. Samenwerking met mensen in armoede, inz. met
W5. Financiën en fondsenwerving
Welzijnsschakels S6. Bereik en achterban S7. Projectenwerk »» Samenwerking met lokale projecten »» Samenwerkingsovereenkomsten S8. Kerk en kerkverbondenheid »» Inbedding in de Kerk(gemeenschap) »» Christelijke inspiratie S9. Methode en materialen »» Diversiteit S10. Educatie »» Vanuit knowhow
W6. Nadelen van een (jaarlijkse) campagne W7. Media en communicatie W8. Uitgangspunten van Welzijnszorg
Kansen O1. Toenemende armoede; armoede bij specifieke groepen O2. O3. O4. O5. O6. O7.
(gekleurde armoede, eenoudergezinnen, ouderen, …) Politieke en publieke belangstelling voor armoede(bestrijding) Belang van civil society Meer groepen bezig rond armoedebestrijding (Nieuwe) vrijwilligers en maatschappelijke inzet Nood aan zingevende kaders en identiteit Media en communicatie
»» Grote afhankelijkheid van FW
»» Te weinig duidelijk uitgesproken
W9. Positie mensen in armoede binnen Welzijnszorg W10. Aanscherpen projectenwerk Door één of enkele groepen aangebracht: W11. Samenwerken en netwerk: verbreden (pluralistisch) én verdiepen W12. Kerk en kerkverbondenheid: uitbreken vs. motiveren vanuit christelijke inspiratie W13. Nood aan vernieuwing W14. Randvoorwaarden en personeel
Bedreigingen T1. Groei en daaruit voortvloeiende versnippering in het werkveld armoedebestrijding T2. Politieke context T3. Noodhulp T4. Ontkerkelijking T5. Individualisering en het daaruit voortvloeiende burgerschapsmodel
55
56
Netwerk Welzijnszorg staat open voor samenwerking; link met een ruim middenveld. Een traditie van sterke netwerken in de zuil en daarbuiten. Het samenwerken met andere organisaties (KAV, ACW, Ziekenzorg, OKRA enz.), maakt plaatselijk een breder platvorm mogelijk. Verbonden aan een grote zuil (om partners te overtuigen).
Imago en naam Christelijke achtergrond en kerkbetrokkenheid geven een probleem (neutraler imago zou helpen). Welzijnszorg moet haar christelijke identiteit duidelijker stellen. Welzijnszorg is onbekend. Welzijnszorg ‘verdwijnt’ in haar samenwerkingsverbanden, wordt onzichtbaar. Welzijnszorg is oubollig, flou, belerend, stoffig. Te braaf. Mag iets meer revolutionair, rebels, met meer lef. Naam?! Naambekendheid (bij jongeren). Welzijnszorg is met teveel bezig, waardoor ze geen duidelijk profiel heeft. De organisatie op zich wordt nooit voorgesteld. We komen naar buiten met een problematiek, niet met de organisatie. Zwak profiel – authenticiteit? Spreken uit naam van mensen in armoede.
Campagne(werk) en sensibiliserende acties »» Welzijnszorg = campagneperiode »» Sterke bijdrage aan het creëren van een maatschappelijk draagvlak voor armoedebestrijding De grootste in Vlaanderen voor campagnewerk op dit vlak. Armoede komt meer in beeld; het grote publiek wordt er vaker en duidelijker mee geconfronteerd. Dit blijft soms jaren hangen, we zijn dus wel sterk in sensibiliseren. Jaarlijks terugkerend, de Adventsperiode als goede periode, enkele maanden geconcentreerde aandacht. Sensibilisatie van de publieke opinie en/of verenigingen uit het middenveld. Vertrouwde campagnemachine met goed model (slogan/thema/dossier/politieke actie) en goed uitgewerkt, maar toch een goede revisiebeurt geven. Welzijnszorgcampagnes zijn een begrip: beeld-slogan-inhoud. Totstandkoming met mensen in armoede zelf, en getuigenissen tijdens campagne zijn sterk. Ze zorgen voor een goed begrip voor degenen die in armoede leven. Koppeling aan projecten maakt de campagne concreet en hoopvol. Campagne op basis van mensenrechten, vooral rond structurele oorzaken. Goed om een thema te lanceren of in het daglicht te stellen. Goede keuze van thema’s. Zeer relevante thema’s. Juiste thema op juiste moment. Breed sensibiliseren van een groot deel van Vlaanderen. Relevante partners. Belangrijke rol van de campagnepartners: na de campagne het thema verder oppakken. Voorbeeldcampagne: de campagne rond energie: veel aandacht in de media, herkenbaar voor de samenleving, politiek meteen stappen gezet.
Interview Steven Vanackere:
Bereik en achterban (bewegingsuitbouw) Eenzijdig, vergrijzend Een verouderende, (binnen)kerkelijke achterban: het is een uitdaging hier werk van te maken zo niet wordt Welzijnszorg het volgende decennium een professionele organisatie met een vergrijsde vrijwilligerskern. Nieuwe doelgroepen moeten gezocht worden langs niet-kerkelijke kanalen. Jongeren moeten bereikt. Nieuwe vrijwilligers moeten aangesproken worden. Zijn zij bereid tot een effectieve, blijvende inzet? Nu worden steeds dezelfde mensen overbevraagd. Er moet vanuit Welzijnszorg aandacht gaan naar de uitbouw van deze werking. Meer lokale aanwezigheid: stimuleren van lokale groepen, blindevlekkenbeleid. Onze voorwaarden om een goede vrijwilligersorganisatie te worden?
“Welzijnszorg heeft een smoel, een identiteit. Welzijnszorg is een sterk merk! Hierbij aansluitend is een naamswijziging niet noodzakelijk (ook niet onmogelijk). Welzijn en zorg zijn sterke begrippen en dekken de lading. Het ontbreken van een ‘c’ in de naam maakt het eenvoudiger om ook andere ideologieën te bereiken”.
Interview Steven Vanackere1:
ZWAKTES
STERKTES
Motivering bij elk van de topics; in aflopende volgorde
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Politiek werk, politiek bereik Het structurele (beleidsmatige) aspect. Beleidsbeïnvloeding op diverse niveaus (Vlaams, federaal, Europees,…). Erkend als dialoogpartner in de politiek.
Expertise, knowhow, visie Zeer grote expertise op vlak van armoedeproblematiek en armoedebestrijding. Betrouwbare bron van informatie. De sterke en toegankelijke dossiers rond de verschillende levensdomeinen zijn een uniek product van Welzijnszorg. Goed onderbouwde werking op basis van studie, vorming en ervaringen op het terrein (Welzijnsschakels en andere projecten), de knowhow van de (campagne)partners. Welzijnszorg combineert terreinkennis met beleidskennis en deskundigheid. Goed evenwicht tussen theorie en praktijk. Het armoedeverhaal inzichtelijk maken voor een breed publiek. Competentie van de medewerkers. Nauwe samenwerking met kenniscentra oa OASeS.
“De kracht van Welzijnszorg is het netwerk (aan organisaties en instellingen) dat ze weten te mobiliseren.”
Interview Jos Bortels:
“De Gezinsbond is een pluralistische organisatie, maar de campagne werkt zuiloverschrijdend. Ook bv. heel het samenwerkingsverband van de Decenniumdoelen 2017 en de partners die daar rond de tafel zitten. Welzijnszorg vertrekt vanuit zijn christelijke inspiratie, maar treedt constant uit zijn zuil. Welzijnszorg werkt niet dogmatisch.”
Interview Luc De Smet:
De inspanning om meer pluralistische partners te zoeken, verbreedt het draagvlak en komt de geloofwaardigheid ten goede. Campagnepartners, Decenniumdoelen, derdewereldproblematiek via Broederlijk Delen, lokale armoedeorganisaties, werkveld. Netwerk dat we durven: »» Aanspreken »» Uitbreiden »» Vernieuwen
Organisatie(structuur) Meer aandacht voor de interne werking: management, organisatiestructuur (nationaal – regio’s). Door investeren in de interne werking nog meer resultaatsgericht worden. Versnippering door teveel deelterreinen. Pijlers samenhouden. Blijven hangen in discussies en vergaderingen. We maken te weinig keuzes. Geen doordachte strategische aanpak. Te weinig onderbouwd gedragen visie op (half) lange termijn.
Vlaanderen, Brussel én federaal. Opvolgen van thema’s. Expertise opbouwen in één bepaald thema. Door de vele wissels van thema’s kan men niet specialiseren. Thema’s worden losgelaten in functie van nieuw campagnewerk terwijl verworvenheden pas op lange termijn bereikt worden.
“Welzijnszorg zou niet alleen landelijk, maar ook lokaal politiek werk moeten kunnen opnemen.”
Interview Jos Bortels:
Benadrukt het belang van de rol van de gemeenten ten aanzien van organisaties van armen en in het Lokaal Sociaal Beleid.
Interview Bernard Defossez:
Investeren in politiek werk Meer wegen op het beleid en concrete dossiers is een uitdaging. Laat politici ‘Welzijnszorg’ in de mond nemen. Te beleidsgericht en daardoor te weinig kritisch, stout. Te weinig ingezet op actualiteit. Meer beïnvloeden van de lokale beleidsmaker. Welzijnszorg laat kansen liggen om “lokale politici aan hun vel te zitten”, LSB, lokale samenwerkingsverbanden.
als ideologisch: band met de kerk is een sterkte. Het geeft een uitgebreid netwerk van vrijwilligers en achterban. Er is een kentering te zien, meer mensen zijn op zoek naar inspiratie en spiritualiteit. Dit niet steeds binnen de eucharistie maar wel vaak in de ruime kerk/parochiegemeenschap.”
“Zowel demografisch: geen plotse verjonging waardoor de traditionele achterban in de kou blijft staan, zij zijn de kapitaalkrachtige generatie. Trachten om naar verschillende groepen te werken met verschillend doel voor ogen.
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
57
58
Samenwerking met mensen in armoede, inz. met Welzijnsschakels Een blijvende dialoog en echte samenwerking aangaan. Welzijnsschakels en projecten kunnen het ‘woordvoerderschap’ legitimeren. Dit geeft ons recht van spreken, onze voeling met de realiteit. De band tussen theorie en praktijk ten volle uitspelen door Welzijnsschakels nog meer te betrekken in de opbouw van thema’s en campagne. Mede door de Welzijnsschakels een groot vertrouwen gewonnen bij mensen die in armoede leven. Wisselwerking mensen in armoede – mensen zonder armoede-ervaring
Welzijnszorg weet het debat op gang te trekken over (moeilijke) thema’s. Welzijnszorg zou dat debat ook moeten onderhouden, of op z’n minst regelmatig laten opflakkeren.”
Welzijnszorg weet ‘megafoons’ te plaatsen op dossiers.
“Politiek werk is de essentie van Welzijnszorg. Politiek werk moet niet enkel naar de federale en regionale overheden gebeuren, maar ook naar instellingen zoals Welzijnszorg Kempen (dir. E. Nysmans).
Interview Jos Bortels:
“Welzijnszorg is sterk in opinie! Welzijnszorg weegt op het debat en brengt steeds onderbouwd verhaal. Dit is een sterkte. Hierbij wel steeds aandacht hebben voor de eigen achterban, weten zij ook wat Welzijnszorg inhoudelijk doet of is dit enkel duidelijk voor krantenlezers en beleidsmensen? Welzijnszorg neemt deel aan het intellectueel debat en wordt gezien als sterke speler.”
Interview Steven Vanackere:
Brug tussen basis en beleid, gebaseerd op ervaring op het terrein en knowhow van campagnepartners. Goodwill opbouwen bij het brede publiek en bij beleidsmakers. Zinvolle politieke eisen. Politieke actie spreekt heel ruim aan. Creatieve, laagdrempelige werkvormen blijven zoeken. Link met actualiteit. Politieke actie = Pluralisme.
Media en communicatie Welzijnszorg komt onvoldoende aan bod in de media. Welzijnszorg mag zichtbaarder zijn in het straatbeeld. Inspelen op actualiteit, gedurfder acties, communicatie van resultaten. De positieve resultaten van campagnes/beleid beter communiceren naar een breed publiek. Aangeven waarin Welzijnszorg het verschil maakt/gemaakt heeft. We komen weinig naar buiten met armoede in het algemeen, vooroordelen ed. Iets meer oog voor de verpakking: meer kleur, meer beelden, niet zo ‘donker-triest’. Jonge, ‘sexy’ publiciteit. Soms teveel symbolisch (klok luiden, sleutels verzamelen).
Nadelen van een (jaarlijkse) campagne Jaarlijks een nieuw campagnethema bedreigt de continuïteit in het werken aan relevante thema’s. Binnen één campagne is resultaat niet altijd mogelijk. Campagnes spreiden over meerdere jaren? Leerkrachten moeten zich telkens opnieuw inwerken in de problematiek (ander thema). Welzijnszorg ook buiten de campagneperiode (advent) zichtbaarder maken. Te weinig mobilisatie buiten de campagne. We werken te vrijblijvend en een te kleine periode van het jaar. Wat in de andere 11 maanden? Met welke methodiek werken? Hoe educatie lokaal brengen? Hoe verbreden we in de rest van het jaar Welzijnszorg?
Financiën en fondsenwerving De financiële basis van de organisatie is permanent onzeker door de grote afhankelijkheid van collectes en giften. Conjunctuurgevoeligheid. FW te klassiek, weinig creativiteit. Ook meer profileren als fondsenwervende organisatie? Een breder forum van interessante sponsors, donateurs ... aantrekken. We zijn de klassieke bron van schenkers in de parochiegemeenschappen aan het verliezen en zullen op een andere soort van ‘vrijgevigheid’ moeten gaan appelleren. Bredere en jongere doelgroep van donateurs. Binding met de bestaande donateurs. Beroepskader moet structureel gefinancierd worden door de overheid. Te breed bezig in verhouding tot de beschikbare middelen.
Te grote professionalisering. Medestanders actiever betrekken. Jonge ploeg (maturiteit kweken zonder enthousiasme te verliezen). Interne communicatie. Kwaliteitsbeleid.
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Kerk en kerkverbondenheid Welzijnszorg in de kerk als 1ste kanaal is duurzaam en kostbaar. De christelijke inspiratie als basis maakt dat Welzijnszorg een sterke mens- en maatschappijvisie heeft. Van daaruit kan Welzijnszorg een hedendaagse invulling geven aan de betrokkenheid op de zwakkere. Kanaal voor progressieve gelovigen en randkerkelijken om geloof, maatschappelijke betrokkenheid actief (= met daden) te beleven.
Financiële ondersteuning van armoedeorganisaties. Koppeling aan de campagne: maakt concreet en hoopvol, spreekt solidariteit aan. Professionele projectenkeuze. Samengaan sensibilisatie – actie - fondsenwerving. Pilootprojecten om leemtes in armoedebestrijding te signaleren. Kleinschalige projecten ondersteunen, projecten die nergens anders financiële middelen vinden. Laagdrempelige, eenvoudige administratie.
»» Samenwerkingsovereenkomsten
Projectenwerk »» Samenwerking met lokale projecten
“De klassieke sterke vrijwilliger verdwijnt langzaam uit de samenleving. Dit is een reden tot zorg voor het middenveld in het algemeen,maar ook voor Welzijnszorg. Ook een algemene evolutie is de relatie tussen vrijwilligers en professionals. Hoe gaat Welzijnszorg om met deze groepen? Zijn er afspraken over vertegenwoordiging in bestuursorganen?”
Interview Steven Vanackere:
Bereik en achterban Welzijnszorg is een organisatie die nog kan rekenen op vrijwilligers. Erover waken dat er geen kloof groeit tussen beroepskracht en vrijwilliger. Vrijwilligers (uit de middenklasse) mobiliseren en via deze solidariteit invloed uitoefenen op onze samenleving. De mobilisatiekracht van zoveel vrijwilligers aan de basis zorgt voor een doelgerichte bereikbaarheid, een grote achterban voor campagne en sensibilisatie. De achterban is trouw en gestructureerd. Welzijnszorg betrekt het grote publiek bij armoede, met een enorm bereik over heel Vlaanderen. Onze vrijwilligers: flexibel, werkend op lange termijn.
“De tendens van toenemende participatie van kansengroepen / armen in het beleid. Deze tendens vind je terug vanaf het AVA 1995. De stem van de armen klinkt steeds luider naar het beleid toe. Ook naar het ontwikkelen van methodieken toe… Je komt nergens meer als je het allemaal voor de armen doet. De groei van het emancipatorisch werken. Welzijnszorg moet zich hier tegenover positioneren. Het standpunt van
Interview Daniëlle Dierckx:
Positie Mensen in Armoede binnen Welzijnszorg Samenwerking met Welzijnsschakels uitdrukkelijker en doorzichtiger plaats geven. Het participatieve proces van mensen in armoede. Nu worden ze ‘geraadpleegd’, maar er wordt niet echt een ‘weg’ mee afgelegd. Belang van de nazorg. Blijven zoeken naar de meest kwetsbaren. Welzijnszorg bereikt meestal ‘de gemiddelde armen’. Inschakelen van projecten en mensen in armoede in vorming.
Uitgangspunten van Welzijnszorg Wat zijn de functies van Welzijnszorg? We hebben nood aan eenzelfde, duidelijk uitgesproken, gedragen visie (nog teveel caritatief denkende achterban). Stem / geweten van de armoede zijn. Niet positioneren als woordvoerder van … Nog meer structurele oplossingen in plaats van individuele noden. Niet terugvallen op het caritatieve. Visie kenbaar maken aan het grote publiek. Opbouwen van een draagvlak voor armoedebestrijding. Het handelingsperspectief ‘wat kan ik doen?’ beter uitwerken. Radicaler, mobiliserend idee uitdragen, vanuit de juiste visie. Consequentie om de stem van de armen te beluisteren en te versterken. Anderzijds kan Welzijnszorg de vertaalslag maken naar de middenklasse-groepen. Zelfreflectie (kritisch overschouwen).
Ontsluiting via bijv. YouTube? Solidariteit promoten. Handelingsperspectief. Plaatselijke actie. Communicatie naar jongeren.
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
59
60
Educatie
Methode en materialen »» Educatieve materialen Een behoorlijke diversiteit aan sensibiliserende materialen en werkvormen voor verschillende doelgroepen. De creatieve aanpak van websites voor kennismaking met en ontsluiting van materiaal. Startavonden, contactmomenten, … Haalbare modellen en concrete acties. Spirituele vertaling van het campagnethema; liturgiemap. Bijv.: Achtergronddossier, lagereschoolproject, Robby als BV.
Het is goed de koppeling met de kerk te behouden. Kerk is meer dan het tanend succes van de eucharistie. Tegelijk is de pluriforme werking van Welzijnszorg een goede zaak. Uiteraard moet er steeds aandacht zijn voor het bewaken van de eigen identiteit. Komt die openheid altijd van 2 kanten?”
“De Adventsperiode is een troef, niet enkele de herkenbaarheid (advent is Welzijnszorg) maar ook omdat dit een sterke spirituele periode in het jaar is, zelfs los van het christelijk geloof. Mensen zoeken naar een meerwaarde tegenover de overdaad aan feest en cadeaus.
Interview Steven Vanackere:
Welzijnszorg moet de Kerk ook leren luisteren naar mensen in armoede. Welzijnszorg moet haar profetische functie scherper invullen.”
“Dat Welzijnszorg opereert en nauw samenwerkt in een pluralistisch netwerk, is geen verraad aan haar eigenheid. Welzijnszorg moet duidelijk maken aan de Kerk dat een pluralistische dialoog noodzakelijk is.
Interview Geert Dedecker:
Inbedding in de kerkgemeenschap, samenwerking in parochies. De verbondenheid van Welzijnszorg met de kerk zorgt voor een ander imago van de kerk (empowerment in plaats van liefdadigheid). Diaconie: de maatschappelijke verantwoordelijkheid van het christendom versterken. De link met de advent
Kerk en kerkverbondenheid Twee strekkingen: Teveel binnenkerkelijk blijven werken, wat niet goed is omdat dat publiek te sterk afkalft en veroudert, en omdat er zo vooroordelen bij een niet-gelovig publiek overeind blijven. Tegenover kritiek op de teloorgang van de band met kerk en bijbel waardoor er binnen die structuren weinig respect voor Welzijnszorg blijft. Anderzijds de gelovige motivatie behouden en niet bang zijn vanuit die boodschap te werken. Maar die ook niet te pas en te onpas beklemtonen. Wel werken aan de evangelische inspiratie en zo de christelijke achterban en organisaties inspireren en motiveren.
Samenwerken en netwerk Het netwerk moet uitgebouwd, verruimd, verstevigd worden. Welzijnszorg bouwt haar netwerk te zeer uit binnen de eigen zuil, moet meer inspanningen doen om een pluralistisch netwerk uit te bouwen christelijke achtergrond: sommige organisaties willen niet met ons geassocieerd worden. Maar tegelijk de ‘vaste’ waarden niet uit het oog verliezen. Vanuit partners (campagnepartners) is er soms een louter opportunistische betrokkenheid, er wordt onvoldoende aan gewerkt dat de betrokkenheid er op alle niveaus is. Het blijft bij politieke blabla en weinig concreet. Soms steekt men teveel energie in deze netwerken (ook regionaal) ten nadele van de bewegingsuitbouw en ten nadele van de eigen zichtbaarheid. Nodige samenwerking: Decenniumdoelen, armenorganisaties, Mensen zonder Papieren, allochtonen
Aanscherpen projectenwerk Teveel verkruimeling van de steun. Tegenstelling tussen zinvol werk ondersteunen en vernieuwende sporen helpen gangmaken. Te sterke criteria binnen samenwerkingsverbanden.
Welzijnszorg is niet helemaal duidelijk. Wel naar visie toe, maar niet in de concrete werking. Zonder de Welzijnsschakels kan Welzijnszorg haar kernopdracht niet meer waar maken.”
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Combinatie van invalshoeken We zijn goed in het combineren van verschillende invalshoeken (in klemtonen, accenten, en afwisseling van klemtonen) waardoor we ons in de mogelijkheid bevinden om verschillende partners aan te spreken. Een goede werkwijze die Welzijnszorg onder de knie heeft, is het combineren van verschillende doelstellingen. Als vb. de combinatie specifieke sensibilisatie en brede projectensteun. Sensibiliseren, uitdiepen, analyseren, acties, structureel veranderen. We werken breed en op verschillende domeinen tegelijk.
Welzijnszorg is niet langer meer alleen op de markt om over armoede te praten. Wij hebben wel een belangrijke rol in het middenveld te spelen en ook de linken naar de kerk moeten we blijven ‘gebruiken’. Dit zijn onze belangrijkste bestaansredenen. Hier kan Welzijnszorg wel het verschil maken om een aantal partners mee te krijgen.”
“Er zijn weinig organisaties die zich inzetten op het sensibiliseren van grote groepen over armoede. Onze unieke plaats is dat wij grote groepen kunnen mobiliseren op lokaal niveau voor armoedebestrijding. Wij zetten mensen in actie om op lokaal vlak iets te doen rond armoede. Er is veel vraag, maar we kennen deze niet omdat we ze niet in kaart brengen. Hier past zeker de versterking van onze regionale werking en de uitbouw van het vrijwilligerswerk.
Interview Daniëlle Dierckx:
(Unieke) positie Welzijnszorg, vaste waarde Welzijnszorg is een belangrijke en bijna de enige speler op dit veld. Welzijnszorg is uniek qua opdracht: “luis in de pels” blijven; voortdurend engagementen / acties bevragen, aandacht trekken bij problemen die zich voordoen (startsein), een brug slaan naar de doelgroep; een sociale mix creëren. Welzijnszorg heeft een naam in Vlaanderen, neemt een sterke positie in en bekleedt een unieke plaats. Grote legitimiteit. Heeft veel krediet in sector maar ook bij beleid, middenveld, samenleving.
De knowhow van de organisatie biedt enorme kansen voor vorming rond armoedeproblematiek, voor vrijwilligers en verenigingen uit het middenveld (educatief materiaal en vormingsprogramma’s).
Randvoorwaarden en personeel Modern people management, loopbaanbeleid en competentiemanagement. Weinig aandacht aan de interne werking. Uitbouw van het personeelskader door middel van een structurele overheidsfinanciering, waardoor het personeelsbeleid minder afhankelijk wordt van projectfinanciering of fondsenwerving Beperkte personeelsbezetting (vooral in regio’s). We zijn een kleine organisatie. Het personeelsbeleid biedt geen antwoord op dit probleem. Bedrijfsfierheid. Werkdruk.
Nood aan vernieuwing Te gebonden aan wat al zoveel jaar bestaat: campagneconcept, actiemodellen, startavonden, politieke actie. Er is een grote behoudsgezindheid owv ‘niet willen verliezen’. Wat is de houdbaarheidsdatum van ‘leven van de aanklacht’? Frisser, moderner worden met aangepaste en creatieve methodieken die ook communicatief vertaald kunnen worden. Onszelf in stand houden als organisatie.
Interview Steven Vanackere: zie sterktes
“De kern is: Welzijnszorg heeft een opdracht naar de Kerk (niet: in de Kerk). Met de fundamentele visie van Welzijnszorg en de huidige manier van werken is niets fout; integendeel! Welzijnszorg is uniek en onmisbaar. Hoe Welzijnszorg zich in het kerkelijke landschap situeert en gepercipieerd wordt, is geen simpele materie. Hoe die positie kan verbeteren, daar moet serieus over nagedacht worden. Oorzaken van de huidige perceptie hebben te maken met verschillende opvattingen van gelovig zijn.”
Interview Geert Dedecker:
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
61
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
3.5. Uitdagingen voor de toekomst Bij de analyse van de vermeldingen in de SWOT-tabel, lijkt de toepassing van het geijkte schema niet vanzelfsprekend.
KANS
BEDREIGING
Sterkte
Investeer
Verdedig
Zwakte
Beslis
Schadebeheersing
Vrijwel alle geformuleerde sterktes hebben immers een pendant in de kolom van de zwaktes. S1 Campagne ↔ W6 Nadelen van een (jaarlijkse) campagne S2 Netwerk ↔ W11 Samenwerken en netwerk S4 Politiek werk en politiek bereik ↔ W3 Investeren in politiek werk S5 Samenwerking mensen in armoede ↔ W9 Positie MiA in Welzijnszorg S6 Bereik en achterban ↔ W2 Bereik en achterban S7 Projectenwerk ↔ W10 Aanscherpen projectenwerk S8 Kerk en kerkverbondenheid ↔ W1 Imago en naam (christelijke achtergrond) W12 Kerk en kerkverbondendheid S9 Methode en materialen ↔ W13 Nood aan vernieuwing Dit heeft enerzijds te maken met de vraagstelling, waarbij o.a. gevraagd werd naar die items waarop naar de mening van de respondent onvoldoende ingezet wordt. Anderzijds stellen wij vast dat onze respondenten, zowel intern als extern, zeer genuanceerd formuleerden. Een voorbeeld: “De campagne en het campagnewerk is sterk, want Welzijnszorg is de grootste campagnevoerder rond binnenlandse armoede, herkenbaar door een stevige link aan een vaste periode en rond relevante thema’s, maar een jaarlijkse (telkens andere) campagne bedreigt de continuïteit in de opvolging van een thema, vergt veel van de achterban en houdt Welzijnszorg in de schaduw gedurende de rest van het jaar”. Eenzelfde beeld krijgen we bij de kansen en bedreigingen. T1 Werkveld armoedebestrijding ↔ T2 Politieke context ↔ T4 Ontkerkelijking ↔
O4 Meer groepen bezig rond armoedebestrijding O2 Belangstelling armoede vanuit politiek O6 Nood aan zingevende kaders en identiteit
3.5.1. Educatie Investeer S3 Expertise, knowhow, visie
O2 Politieke en publieke belangstelling voor armoede(bestrijding) ←
S10 Educatie
(T6 Groei en daaruit voortvloeiende versnippering in het werkveld armoedebestrijding) (T5 Individualisering en het daaruit voortvloeiende burgerschapsmodel)
Intern vinden we educatie belangrijk, de stakeholders veel minder. We lezen in de concrete antwoorden op de bevraging dat vorming belangrijk is, maar dat de mensen de rol van Welzijnszorg hierin in vraag stellen. Blijkbaar vinden sommigen het uitdrukkelijk niet de 62
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
taak van Welzijnszorg. Het middenveld en de armoedesector zien educatie anderzijds wel als opdracht voor Welzijnszorg. Verklaringen: »» Ze leggen onvoldoende de link tussen Armoede In-Zicht en Welzijnszorg . Ze zien het niet als iets van ons. Hoe integreren we
Armoede In-Zicht in de werking? »» De vrees dat we groeien richting vormingsinstelling.
Werken aan educatie kan gemotiveerd worden met de volgende zinnetjes (vraag 2 EB – rol Welzijnszorg): 1. Het brede publiek bewustmaken van het bestaan van armoede en de oorzaken ervan 94% 2. Draagvlak opbouwen voor armoedebestrijding 79% 3. Instellingen en organisaties vormen over omgaan met mensen in armoede 54% Onze sensibilisatie (S1) roept de verwachting op om dieper in te gaan op dingen. Welzijnszorg wordt geconfronteerd met een veelheid aan vormingsvragen vanuit organisaties (S3 - O2). Op die manier kunnen we een draagvlak opbouwen, voor het bepleiten van de plaats van mensen in armoede in de samenleving en – in het verlengde daarvan - in de organisatie zelf waar Welzijnszorg educatief aan de slag gaat. Een draagvlak voor een beleid van armoedebestrijding en inclusie in de eigen werking. Op die manier kunnen we mensen versterken om dat binnen hun eigen organisatie te realiseren. Vraag: kan in het campagnepartnerschap opgenomen worden dat men educatie inzet in de eigen rangen? We kunnen ook werken aan mentaliteitsverandering (via educatie). We leven in een samenleving waar het economische, het renderende centraal staat, niet het sociale aspect of de solidariteit (T5). Welke educatieve opdracht neemt Welzijnszorg op rond armoede(bestrijding) die geen enkel andere organisatie opneemt (T6)? (Aanbod/materiaal) We moeten keuzes maken: waar wordt vorming ingezet. Vanuit Welzijnszorg kiezen we steeds voor ‘vorm de vormers’ (middenveldkaders): dat is de eigenheid van ons beweging-zijn. Klopt dit? In welke omstandigheden wel/niet? U1 Wat is onze specifieke educatieve opdracht vanuit de invalshoek armoedebestrijding? Hoe deze educatie blijvend integreren in Welzijnszorg?
3.5.2. Campagne Investeer S1 Campagne(werk) en sensibiliserende acties »» Welzijnszorg = campagne(periode) »» Bijdrage aan maatschappelijk draagvlak armoedebestrijding »» Thema’s (W1 Imago en naam: organisatie buiten beeld) W6 Nadelen van een (jaarlijkse) campagne W13 Nood aan vernieuwing
O1 Toenemende armoede ←
O2 Politieke en publieke belangstelling voor armoedebestrijding
Vraag 2 - EB: welke rol kan/moet WZZ opnemen? 1. Het brede publiek bewustmaken van het bestaan van armoede en de oorzaken ervan 94% - voor vrijwel alle groepen de belangrijkste rol van Welzijnszorg 4. Draagvlak opbouwen voor armoedebestrijding 79% - politici en eigen achterban poneren dit het meest
63
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Vraag 7 - EB: formuleer uw eigen verwachtingen t.a.v. Welzijnszorg (in aflopende volgorde) 3. Campagne voeren Vraag 9 - EB: op basis van welke criteria beoordeel je de werking van Welzijnszorg als beweging? (in aflopende volgorde) 2. Het netwerk waarin Welzijnszorg actief is 6. Publieksbereik 7. Bruikbaarheid van materialen Onze campagnes zijn goed en worden gewaardeerd (S1). Ze hebben een ‘landmark’ status. Alleen komt Welzijnszorg als organisatie onvoldoende in het vizier. En: er zijn vragen bij het vlug loslaten van thema’s na een campagne, bij de te beperkte jaarwerking van Welzijnszorg en bij het te vaste stramien van de campagne (W6, W13). De band met de plaatselijke vrijwilligers moet anders en beter worden opgebouwd (W2). We hangen onze campagne aan het kerkelijk jaar (advent), aan een vaste periode, wat zeer goed is, en kiezen een thema van waaruit we een campagnedynamiek opbouwen i.p.v. aan een actualiteitsgegeven. We moeten niet alleen focussen op hoe we, buiten de campagne, de rest van het jaar zichtbaar blijven, maar ook vernieuwend omgaan met campagnes: campagnes met een looptijd van meer dan een jaar (zoals 2009-2010), misschien ook kleine campagnes voor bepaalde doelgroepen, vb. Stop Armoede Nu!, om op die manier ook een nieuw publiek aan te trekken (ander netwerk). Onze campagnes worden geroemd om de achterliggende inhoudelijke dossiers (S3) maar blijken behoorlijk ingewikkeld voor de man in de straat en voor de lokale vrijwilliger die de campagneboodschap wil doorgeven. Moeten we met de campagne verder in een breed model voor een breed publiek (en hoe kunnen we dat dan voor iedereen boeiend houden) of moeten we met de campagne verdiepend werken binnen bepaalde organisaties of echelons? (bijv. mensen in armoede lokaal wapenen in hun netwerken). Of werken we met een gerichte sensibilisatie = resultaatsgericht (bijv. campagnevoeren binnen de mutualiteiten) en concentreren we onze middelen daarop? Misschien moeten we niet uitgaan van het gegeven campagne, maar de manier van werken laten afhangen van de doelstelling en doelgroep: wat willen we bereiken? We hebben onvoldoende antwoord op de vragen die het resultaat zijn van de sensibilisatie: men wil iets doen. Daarop moeten we ondersteunend kunnen ingaan. We gaan uit van het scenario dat de kerkverbondenheid (S8 - T4) nog daalt tegen 2015 => m.b.t. campagne en bereik is er een beleid noodzakelijk (we kunnen niet anders): welke publieken willen we bereiken, welke nieuwe vormen van communicatie kunnen we inzetten? Welk beleid ontwikkelen we hierrond? »» Breed sensibiliseren of verbreden van de sensibilisatie? »» Armoede is nu bespreekbaar -> moeten we best meer in zetten op actieondersteuning? »» Wat is het doel van de campagne: Gericht? In de diepte? Is de campagne een actiemodel? Fondsenwerving? Bewustmaking?
Beleidsbeïnvloeding? »» Wat is de rol van mensen in armoede in de campagne (verenigingen waar armen het woord nemen, Welzijnschakels,
projecten)? »» Wat is de rol van de partners in de campagne?
U2 Is Welzijnszorg een campagneorganisatie of een organisatie met (een) campagne(s)? U3 Hoe spreken we het grote publiek het best aan m.b.t. armoede en armoedebestrijding?
64
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
3.5.3. Netwerk en kerkverbondenheid Investeer S2 Netwerk »» In en buiten zuil »» Samenwerkingsverbanden
O2 Publieke belangstelling voor armoedebestrijding
W1 Imago en naam »» Onbekend, oubollig, flou, belerend,… »» Christelijke achtergrond: voor- en nadeel
←
W11 Samenwerken en netwerk: verbreden (pluralistisch) én verdiepen
O4 meer groepen bezig rond armoedebestrijding
O3 belang van civil society
Vraag 2 - EB: welke rol kan/moet WZZ opnemen? 4. Draagvlak opbouwen voor armoedebestrijding 79% - politici en eigen achterban poneren dit het meest Vraag 7 - EB: formuleer uw eigen verwachtingen t.a.v. Welzijnszorg (in aflopende volgorde) 2. Netwerken, belang van samenwerken met anderen Vraag 9 - EB: op basis van welke criteria beoordeel je de werking van Welzijnszorg als beweging? (in aflopende volgorde) 2. Het netwerk waarin Welzijnszorg actief is Het is overduidelijk dat er veel belang aan netwerken (S1 – W11) wordt gehecht. Over onze christelijke achtergrond als belemmering voor pluralistische netwerken, is er discussie (W1). Eén stelling die klinkt, is: het vertrekpunt voor alle samenwerking in netwerken, is het hebben van een eigen gezicht (en dat zit in die kerkverbondenheid). Als je geen eigen gezicht hebt, ben je maar één van de velen. We stoten op de grenzen van de verzuiling. Binnen de C-zuil vinden we gemakkelijk partners die op alle lagen meewerken. Het is een stevige uitdaging om hierbuiten te breken. 1e probleem: Op nationaal vlak lukt het regelmatig om buiten de C-zuil campagnepartners te vinden. Maar de doorstroming binnen die organisaties loopt vaak niet goed. Op regionaal en lokaal vlak is samenwerking zeer moeilijk. 2de probleem. We willen deze netwerken ook behouden/verdiepen en omvormen tot onze achterban. Dat lukt met deze groepen (nog) niet goed. Misschien gebruiken we niet de juiste kanalen om onze acties permanent ingang te doen vinden bij deze nieuwe doelgroepen. En is onze sterke kant niet onze zwakke kant geworden? Door de aandacht voor netwerken dreigen we ons gezicht, onze identiteit te verliezen (zie 3.5.4.). Waarom en hoe moeten we op netwerken inzetten? Zijn netwerken als de Decenniumdoelen 2017 de toekomst? En wat doen we met dat identiteitsvraagstuk? U4 Hoe pluralistische netwerken opbouwen en inzetten (op regionaal en lokaal vlak)? U5 Hoe netwerken opbouwen en blijvend engageren voor de doelstellingen van Welzijnszorg?
Beslis / Verdedig S8 Kerk en kerkverbondenheid »» Inbedding in de Kerk(gemeenschap) »» Christelijke inspiratie W12 Kerk en kerkverbondenheid: uitbreken vs. motiveren vanuit christelijke inspiratie
O6 Nood aan zingevende kaders en identiteit ← T4 Ontkerkelijking 65
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Vraag 2 - EB: welke rol kan/moet WZZ opnemen? 7. De betrokkenheid van de Kerk op de samenleving vormgeven 62% - vnl. voor pastoraal veld en in mindere mate de politici De band met de Kerk komt op alle vlakken terug. Het is in de SWOT terug te vinden als zwakte (W1, W2 en W12) en bedreiging (T4), maar we kunnen het niet laten vallen. Ons netwerk (S2) en onze schenkers zijn nog voor een belangrijk deel zeer kerkgebonden. De sterkte van Welzijnszorg, en bij uitbreiding Broederlijk Delen voor de noord-zuidsamenwerking, is juist dat ze niet ingekapseld zitten in het instituut Kerk. Dat geeft ons de ruimte om ons niet te beperken tot de Advent: Welzijnszorg mag de Kerk ook op andere momenten appelleren (S8). Dat geeft ons ook de mogelijkheid te schoppen tegen die kerkgemeenschap en alles en iedereen die nog vanuit een christelijke inspiratie leeft, aan te spreken. Die christelijke identiteit kan kleine groepen die zich aangesproken voelen, mobiliseren (O5 en O6). Mensen zoeken zingeving. Hier hebben we nog een boodschap. Maar dan kunnen we eveneens linken leggen met protestanten, islam, enz? Anderzijds klinkt de vraag naar een duidelijker, neutraler profiel in elk geval zeer sterk (W1 en W11). Zeker te vermijden is een neutraal en kleurloos pluralisme. Het is beter onze christelijke identiteit voldoende duidelijk te krijgen en op een hedendaagse manier duidelijk te maken. De Kerk als instituut plooit zich sterk terug op zichzelf (T4), het ‘vieren’ en ‘leren’. Het ‘dienende’ aspect van de Kerk, de link met de samenleving verschuift naar achter. Uit de bevraging klinkt de oproep om het instituut Kerk sterk te appelleren vanuit onze inspiratie. We moeten de luis in de pels blijven. Anderzijds kijkt de kerk soms sterk naar ons om het aspect ‘dienen’ (de diaconie) gestalte te geven. Wordt de Kerk terug caritatiever? Ze sluiten gemakkelijker aan bij de 4de peiler: de armoedebestrijding dicht bij de deur, concreet met zichtbaar resultaat (T3). De link met de Kerk mag niet te sterk zijn. Wel sterk is de link tussen advent en armoede (visioen van een betere wereld) en link tussen bijbel en armoede (solidariteit). U6 Hoe en waar de christelijke achtergrond / identiteit van Welzijnszorg inzetten?
3.5.4. Politiek werk Investeer S4 Politiek werk, politiek bereik W3 Investeren in politiek werk »» Lokaal »» Europa »» Actualiteit »» Doorwerken op een thema
O2 Politieke en publieke belangstelling voor armoede(bestrijding) ←
O3 Belang van de civil society T2 Politieke context
Vraag 2 - EB: welke rol kan/moet WZZ opnemen? 3. Concrete voorstellen bepleiten bij politici en beleidsmakers 88% - Alleen het pastorale veld is hier minder van overtuigd Vraag 7 - EB: formuleer uw eigen verwachtingen t.a.v. Welzijnszorg (in aflopende volgorde) 4. Politiek werk doen Vraag 9 - EB: op basis van welke criteria beoordeel je de werking van Welzijnszorg als beweging? (in aflopende volgorde) 1. Kwaliteit van de inhoudelijke dossiers 3. Resultaat van de politieke acties 8. Vermindering van de armoede Over het algemeen is men zeer positief over ons politiek werk (S4). Maar men wil wel nog meer (W3): 66
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
»» langerlopend politieke thema’s opvolgen »» Inspelen op actualiteit »» Lokale politiek opvolgen »» Europese politiek (of zelfs globaal) »» Brussel
Onze sterkte bestaat erin dat we punctueel dingen aankaarten. Veel meer kunnen we ook niet. We kunnen immers geen inhoudelijk/ technische studiedienst uitbouwen. We moeten experten zijn in het samenbrengen van de experten (wetenschappers, politici, belangenbehartigers,...). (O3) Gaan we voor het realiseren van een doel, of voor het lanceren van doelen? Dit geldt zowel voor het politieke in de campagne als bij actua. Wat moeten we bijgevolg doen met vroegere campagnethema’s: loslaten, opvolgen? Hoe lang opvolgen? Hoe gaan we voor eisen: tot de realisatie of laten we ze los en vragen de partners om ze verder op te volgen? Daarbij speelt ook het belang van media en communicatie (W7): hoe blijf je zelf als organisatie zichtbaar als je een ‘koekoekstrategie’ voor het politieke werk hanteert. En hoe garandeer je als Welzijnszorg dat je eieren in dat andere nest uitgebroed raken? Anderzijds vergeten onze voormalige campagnepartners soms de mensen in armoede in het verhaal. Wat is de relatie tussen de Decenniumdoelen 2017 en ons eigen politieke werk? Bij het ontstaan van de Decenniumdoelen 2017 was dat voor Welzijnszorg: de verdere opvolging van (campagne)thema’s en het politiek uitspelen van de kracht van de samenwerking. Moeten we als deelnemende partner een stuk politiek werk uitbesteden aan de Decenniumdoelen 2017? Anderzijds: welke geloofwaardigheid houd je als organisatie als je zelf niet in beeld komt met je politieke werk? Structureel werken, bestaat dat in ons politiek bestel nog wel (T3)? Men relativeert de inzet op structureel werk: de armoedebarometer (cfr. Decenniumdoelen 2017) geeft nu niet zo’n resultaten dat we kunnen zeggen dat we structureel iets bereikt hebben. Armoede neem toe in ons land. Hebben wij gefaald, of was de situatie zonder het jarenlange werk van Welzijnszorg nog somberder? Werken aan rechtvaardige structuren ligt deels buiten onszelf. Welzijnszorg moet ook focussen op wat ons aandeel als burger is in het uitsluiten van armoede (O2). Overigens, als we die burger willen blijven ‘meenemen’ in ons politieke werk, dan moeten we daarvoor de nodige inspanningen doen. Hoe formuleren we onze eisen? Hoe communiceren we de resultaten daarvan? U7 De strategie van het politieke werk moet verduidelijkt.
3.5.5. Draagvlak en vrijwilligers Investeer S6 Bereik en achterban W2 Bereik en achterban (bewegingsuitbouw) »» Eenzijdig, vergrijzend W4 Organisatie(structuur)
←
O2 Politieke en publieke belangstelling voor armoede(bestrijding) O5 (Nieuwe) vrijwilligers en maatschappelijke inzet
Vraag 2 - EB: welke rol kan/moet WZZ opnemen? 4. Draagvlak opbouwen voor armoedebestrijding 79% - politici en eigen achterban poneren dit het meest Vraag 7 - EB: formuleer uw eigen verwachtingen t.a.v. Welzijnszorg (in aflopende volgorde) 7. Vrijwilligers ondersteunen Vraag 9 - EB: op basis van welke criteria beoordeel je de werking van Welzijnszorg als beweging? (in aflopende volgorde) 6. Publieksbereik 67
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Welzijnszorg betrekt het grote publiek bij armoede, met een enorm bereik over heel Vlaanderen (S6). Het aantal (boven)lokale vrijwilligers dat voor Welzijnszorg actief is (zo’n 2.500 op de startavonden), daarvan kunnen andere organisaties alleen maar dromen. De massa die gemobiliseerd wordt via de petitieactie (ruim 75.000 handtekeningen in 2009) en de Soep op de Stoepactie (800 acties in 2009) is verheugend. De mobilisatiekracht van zoveel vrijwilligers aan de basis zorgt voor een doelgerichte bereikbaarheid, een grote achterban voor campagne en sensibilisatie (O2). Maar het is in belangrijke mate een verouderende, (binnen)kerkelijke achterban (W2). Het zal een uitdaging zijn hier werk van te maken; zo niet wordt Welzijnszorg het volgende decennium een professionele organisatie met een vergrijsde vrijwilligerskern. Nieuwe doelgroepen moeten gezocht worden langs niet-kerkelijke kanalen (O5). Jongeren moeten bereikt. We bereiken nu vooral campagnepartners als organisatie op het nationale niveau. We willen de campagne laten doorsijpelen tot bij de individuele medewerkers en hen ook blijvend vasthouden voor Welzijnszorg. We moeten een goede strategie uitwerken om (al van bij het eerste contact) van (campagne)partners ook achterban te maken. Deze strategie zal per partner verschillend kunnen zijn. Onze vaste achterban is trouw, onze vrijwilligers werken flexibel en op lange termijn. Maar het zijn inderdaad vaak dezelfde mensen die de handen uit de mouwen steken. Ze voelen zich overbevraagd. Er moet vanuit Welzijnszorg aandacht gaan naar de uitbouw van de vrijwilligerswerking (W4). Nieuwe vrijwilligers moeten aangesproken worden. Zijn zij bereid tot een effectieve, blijvende inzet? U8 Hoe nieuwe doelgroepen blijvend engageren voor Welzijnszorg? Welke ondersteuning heeft die (nieuwe) achterban, hebben onze (nieuwe) vrijwilligers nodig?
3.5.6. Projectenwerk Investeer S7 Projectenwerk: samenwerking W10 Aanscherpen projectenwerk
←
O4 Meer groepen bezig rond armoedebestrijding T2 Politieke context
Vraag 2 - EB: welke rol kan/moet WZZ opnemen? 5. Financiële ondersteuning van armoedeorganisaties 76% Eigen achterban en armoedesector (voor een groot deel zijn dat de projecten) vinden dit belangrijk (3e plaats) Vraag 9 - EB: op basis van welke criteria beoordeel je de werking van Welzijnszorg als beweging? (in aflopende volgorde) 4. Het gebruik van de ontvangen giften De oriëntatie die in het beleidsplan 2005-2009 gekozen werd, met name het sterker linken van het projectenwerk aan onze sensibilisatie door expliciete overeenkomsten voor een intensievere samenwerking aan te gaan met ongeveer de helft van de door Welzijnszorg ondersteunde projecten, wordt gewaardeerd (S7). Deze keuze mogen we bestendigen. Via de projecten van derden kunnen we overigens een bron van praktijkkennis aanboren die zeer verrijkend is voor onze dossieropbouw. Tegelijk stellen we vast dat de noden van Welzijnszorg in conflict komen met de externe verwachtingen dat Welzijnszorg de verkregen private giften hoofdzakelijk aanwendt voor de ondersteuning van armoedeorganisaties. Hoe zetten we de middelen die we aan projecten van derden toekennen, zo in dat de doelstellingen van Welzijnszorg maximaal gediend zijn? (W10) En, meer algemeen, hoe definiëren we ‘projecten’? U9 De rol van het projectenwerk van Welzijnszorg verfijnen.
68
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
3.5.7. Identiteit en visie van Welzijnszorg Beslis / Schadebeheersing W1 Imago en naam W8 Uitgangspunten van Welzijnszorg
O4 Meer groepen bezig rond armoedebestrijding ←
T1 Groei en daaruit voortvloeiende versnippering werkveld armoedebestrijding
Zie ook de antwoorden op vraag 1, 2 en 9 van de externe bevraging Waarom vindt u armoedebestrijding in Vlaanderen en Brussel een belangrijk maatschappelijk thema? Welke rol kan/moet Welzijnszorg opnemen? Op basis van welke criteria beoordeel je de werking van Welzijnszorg als beweging? We zijn sterk in netwerken (S2) én we hebben een unieke positie (S1 campagne). Tegelijkertijd is onze naam en ons imago zwak (W1). De ontwikkelingen in de armoedesector zijn een bedreiging (T1). Dus: onze plek in het geheel uitklaren, en van daaruit onze opdracht(en) definiëren, onze positie in het ‘veld’ verduidelijken (in samenspraak met de andere actoren in de armoedebestrijding) en relaties aangaan. Onze hoofdvraag moet zijn: op welke manier maakt Welzijnszorg het verschil voor mensen in armoede? Hoe kunnen we het bestrijden van armoede zoveel mogelijk stimuleren? Onze verschillende werkdomeinen (campagne, politiek, educatie, projectenwerk, …) bieden elk wel een antwoord op deze vraag. Elk werkdomein heeft ook zijn waarde. Heel wat bevraagden noemen de combinatie van die verschillende ‘poten’ ook net de kracht van Welzijnszorg. Vanuit verschillende hoeken, afhankelijk van hun achtergrond, klinkt de vraag om een of ander werkdomein veel sterker uit te bouwen. Over welk domein dat moet worden, zijn de meningen te verdeeld. Het is niet realistisch om op alle domeinen in te zetten. Wij zijn nu vooral gekend als campagneorganisatie (S1). Als wij ons campagnewerk grondig herdenken, zijn we dan nog dezelfde organisatie? Idem voor het projectenwerk (S7): willen wij bekend staan als financier van projecten, of heeft dat een andere finaliteit (ervaringskennis, stimuleren van vernieuwing in armoedebestrijding, …) (W10)? In het verleden kozen we er al voor om ‘invalshoeken’ expliciet verder uit te bouwen, maar meestal als satelliet, als project, vaak met aparte financieringskanalen: KMS, Welzijnsschakels, School Zonder Uitsluiting, Armoede In-Zicht, de Decenniumdoelen 2017, armoede.be. Eerste nadeel: dit maakt ons imago onduidelijk: wat doet Welzijnszorg wel/niet? Komen we nog wel in beeld als organisatie als het over die projecten gaat? Tweede nadeel: zo’n project krijgt een heel eigen dynamiek (eigen stuurgroep, eigen werking, doelstellingen verbonden aan de financiering, …) en hierdoor moeten we een beetje loslaten. Soms verdwijnen goede initiatieven door stopzetting van de middelen (armoede.be). Soms groeien we ver uiteen. Soms blijven we dichter samen maar is het toch moeilijk om de onderlinge verhoudingen duidelijk te houden/krijgen. Welke stukken werking moeten herkenbaar Welzijnszorg zijn en blijven? Waarom? Andersom: waarmee moet Welzijnszorg geassocieerd worden? En onze naam? Dekt die de lading? Welzijnszorg is de enige stem in Vlaanderen die aan het grote publiek zegt “armoede is een onrecht”. Deze aanklacht moet blijven weerklinken én de bovenhand halen op ‘focussen op elk jaar een nieuw inhoudelijk thema’. Welzijnszorg heeft haar eigen plek: een brede sensibilisatie voor zo’n ruim publiek en met zo’n grote mobilisatiekracht (S6), daardoor kunnen we ‘een geweten schoppen’. Breed sensibiliserend werken naar een breed publiek doet niemand anders. Dat mogen we niet opgeven als Welzijnszorg. Ook eigen aan Welzijnszorg: wij werken via het middenveld (S2).
69
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
U10 De plaats van Welzijnszorg (als scvw) in het veranderde landschap van de armoedesector heeft een nieuwe / stevige verankering nodig.
3.5.8. Betrokkenheid van mensen in armoede Beslis S5 Samenwerking met mensen in armoede, inz. met Welzijnsschakels
O1 Toenemende armoede; armoede bij specifieke groepen
W8 Uitgangspunten van Welzijnszorg »» Te weinig duidelijk uitgesproken
←
O4 Meer groepen bezig rond armoedebestrijding T1 Groei en daaruit voortvloeiende versnippering in het werkveld
W9 Positie mensen in armoede binnen Welzijnszorg
(T5 Individualisering en het daaruit voortvloeiende burgerschapsmodel)
Vraag 2 - EB: welke rol kan/moet WZZ opnemen? Vakbond van de armen – met 30% op de laatste plaats Vraag 7 - EB: formuleer uw eigen verwachtingen t.a.v. Welzijnszorg (in aflopende volgorde) De rol van mensen in armoede binnen Welzijnszorg Welzijnszorg krijgt recht van spreken door haar samenwerking met mensen in armoede (en de Welzijnsschakels). Hoe werken we nauw samen met verenigingen waar armen het woord nemen en met Welzijnsschakels (S5) én blijven elk een eigen identiteit (W8) houden? En welke plaats geven we mensen in armoede in onze organisatie (W9)? De verwachtingen die onze respondenten formuleren, zijn niet eenvoudig: niet in de plaats treden van een vereniging waar armen het woord nemen (“vakbond van de armen”) maar mensen in armoede een significante rol (plaats) binnen Welzijnszorg toebedelen. Misschien is Welzijnschakels sterk in het werken met mensen in armoede, maar hoe zit het bij Welzijnszorg zelf met de positie van mensen in armoede? Welzijnszorg moet mensen in armoede meer stem geven op diverse niveaus/geledingen van de organisatie. Niet enkel over armoede en armen spreken, maar ook met armen spreken en werken. Hoe geef je Welzijnszorg en de betrokkenheid van mensen in armoede binnen Welzijnszorg vorm als een uniek gegeven in het landschap van de armoedebestrijding? Waarin moeten of mogen we verschillen van de anderen? Als we zelf geen vakbond van de armen zijn, moeten we dan bijvoorbeeld de vakbonden aanzetten om mensen in armoede expliciet te verdedigen? U11 Mensen in armoede minder onderwerp en meer partner van Welzijnszorg maken.
3.5.9. Media en communicatie Beslis
W7 Media en communicatie
←
O2 Politieke en publieke belangstelling voor armoedebestrijding O7 Media en communicatie
70
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
Vraag 2 - EB: welke rol kan/moet WZZ opnemen? 2. Het bestaan van armoede in de media brengen 90% - Eigen achterban en politici vinden dit zelfs een eerste opdracht Vraag 9 - EB: op basis van welke criteria beoordeel je de werking van Welzijnszorg als beweging? (in aflopende volgorde) 5. Zichtbaarheid in de pers Welzijnszorg en armoede in de media is een belangrijke graadmeter voor onze stakeholders; dat geldt ook voor de resultaten van de politieke actie. Maar die politieke actie wordt wel genoemd als een sterk punt (S4), en ons verschijnen in de media niet (W7). Anderzijds – en dat is typisch voor bewegingen – slagen we er wel in om als campagne in beeld te komen, maar te weinig als organisatie. Waar is Welzijnszorg in de media als het erom gaat stem van armoede te laten horen, bijv. naar aanleiding van de crisis? Mensen stellen dat ze ons met de campagne wel zien en horen, maar in de crisis die nu al twee jaar bezig is, hebben ze Welzijnszorg nog niet gehoord. Wanneer moeten we reageren, op welke actualiteit? We moeten die momenten zorgvuldig uitzoeken om ons gericht te laten horen naar de breder publieke opinie (O2). Wat voeren we als mediabeleid? Waar is het doel, waar middel? De ontwikkelingen in de digitale communicatie bieden steeds opnieuw nieuwe kansen en mogelijkheden. De kansen om op een relatief eenvoudige, snelle en kostenefficiënte manier veel mensen zonder omwegen te kunnen informeren en mobiliseren, moeten worden aangegrepen. Hoe blijven we deze veranderende communicatiemogelijkheden inzetten om een groter bereik te realiseren? U12 Hoe het bestaan van armoede in de media brengen en zo zoveel mogelijk mensen bereiken?
3.5.10.
Randvoorwaarden
Schadebeheersing W4 Organisatiestructuur W14 Randvoorwaarden en personeel W5 Financiën en fondsenwerving
← ←
T2 Politieke context – erkenning en subsidiëring van bewegingen O2 Politieke en publieke belangstelling voor armoede(bestrijding)
Vraag 2 - EB: welke rol kan/moet WZZ opnemen? 5. Financiële ondersteuning van armoedeorganisaties 76% - Eigen achterban en armoedesector (voor een groot deel zijn dat de projecten) vinden dit belangrijk (3e plaats) Vraag 9 - EB: op basis van welke criteria beoordeel je de werking van Welzijnszorg als beweging? (in aflopende volgorde) 4. Het gebruik van de ontvangen giften Ondanks de stappen die de voorbije jaren gezet zijn, blijft er werk aan de interne winkel. Het organogram voor de nationale beleidsorganen is de voorbije jaren hertekend en opnieuw ingevuld. De evoluties m.b.t. de regionale diensten (centralisatie personeelsbeleid, takenprofielen en prioriteiten, hertekening logistiek in 2009-2010 met introductie in 2010, …) nopen Welzijnszorg tot een herdenken van de functie (en dus samenstelling) van de regionale overlegorganen (W4) en van de betrokkenheid van het regionale personeel in de landelijke structuren en omgekeerd. Ook de nationale takenprofielen, de noodzakelijke taakaanpassingen om dit beleidsplan te realiseren en de opvolging en begeleiding van de werknemers vragen de nodige aandacht (W14). Zowel in de interne analyse als in de externe bevraging krijgt de financiële situatie van Welzijnszorg weinig aandacht. Dit vinden we toch wel onrustwekkend. De verwachtingen naar de inhoudelijke werking liggen hoog en de subsidies waarop Welzijnszorg (structureel) beroep kan doen, zijn zeer beperkt (T2). Daarbij komt nog dat voor de private schenkers het financieel ondersteunen van 71
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
projecten van (kleine, lokale) armoedeorganisaties voorop staat in de giftenbesteding. Dit vergt een stevige evenwichtsoefening. Hoe combineren we deze verwachting met het realiseren van de eigen missie en doelstellingen? Welke insteek, welke combinatie kunnen we hanteren om wederzijds versterkend te werken? Het feit dat we voor zo’n groot deel van ons budget beroep moeten doen op niet-structurele middelen (W5) maakt Welzijnszorg kwetsbaar. Projectsubsidiëringen leiden soms af van de eigen gekozen doelen, private fondsenwerving is in wezen onzeker. De grote financiële bijdrage vanuit de verplichte kerkelijke omhaling in de advent, neemt al jaren gestaag af. Toch blijven oudere mensen met een confessionele achtergrond de beste schenkers. Hoe combineren we dat met de nood aan verjonging van onze achterban en het verjongen van onze looks? Op welke manier koppelen we in onze activiteiten aandacht voor het inhoudelijke aan aandacht voor fondsenwerving? U13 Gunstige randvoorwaarden creëren om onze missie als Welzijnszorg duurzaam en resultaatgericht waar te maken.
3.5.11. Samenvattend Kans Investeer
Sterkte
U1 Wat is onze specifieke educatieve opdracht vanuit de invalshoek armoedebestrijding? Hoe deze educatie blijvend integreren in Welzijnszorg? U2 Is Welzijnszorg een campagneorganisatie of een organisatie met (een) campagne(s)? U3 Hoe spreken we het grote publiek het best aan m.b.t. armoede en armoedebestrijding? U4 Hoe pluralistische netwerken opbouwen en inzetten (op regionaal en lokaal vlak)? U5 Hoe netwerken opbouwen en blijvend engageren voor de doelstellingen van Welzijnszorg? U7 De strategie van het politieke werk moet verduidelijkt. U8 Hoe nieuwe doelgroepen blijvend engageren voor Welzijnszorg? Welke ondersteuning heeft die (nieuwe) achterban, hebben onze (nieuwe) vrijwilligers nodig? U9 De rol van het projectenwerk van Welzijnszorg verfijnen.
Beslis
Zwakte
72
U10 De plaats van Welzijnszorg (als scvw) in het veranderde landschap van de armoedesector heeft een nieuwe / stevige verankering nodig. U11 Mensen in armoede minder onderwerp en meer partner van Welzijnszorg maken. U12 Hoe het bestaan van armoede in de media brengen en zo zoveel mogelijk mensen bereiken?
Bedreiging Verdedig
U6 Hoe en waar de christelijke achtergrond / identiteit van Welzijnszorg inzetten?
Schadebeheersing
U6 Hoe en waar de christelijke achtergrond / identiteit van Welzijnszorg inzetten? U10 De plaats van Welzijnszorg (als scvw) in het veranderde landschap van de armoedesector heeft een nieuwe / stevige verankering nodig. U13 Gunstige randvoorwaarden creëren om onze missie als Welzijnszorg duurzaam en resultaatgericht waar te maken.
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
4. Waar willen we heen?
73
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
74
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
4.1. Beleidsuitdagingen leiden tot beleidsopties 4.1.1. Prioriteiten van de Algemene Vergadering Op 28 november 2009 gaf de Algemene Vergadering van Welzijnszorg vzw, na de bespreking van de inhoudelijke beleidsuitdagingen 2011-2015, een voorlopige indicatie van haar prioriteiten. Dit gebeurde door middel van een indicatieve stemming zonder nabespreking, na een bespreking in werkgroepen van een zestal onderscheiden topics. Deze oplijsting geeft de stemming weer (in volgorde van belangrijkheid): 1. U10 De plaats van Welzijnszorg (als scvw) in het veranderde landschap van de armoedesector heeft een nieuwe / stevige verankering nodig. 2. U11 Mensen in armoede minder onderwerp en meer partner van Welzijnszorg maken. 3. U1 Wat is onze specifieke educatieve opdracht vanuit de invalshoek armoedebestrijding? Hoe deze educatie blijvend integreren in Welzijnszorg? 4. U6 Hoe en waar de christelijke achtergrond / identiteit van Welzijnszorg inzetten? 5. U2 Is Welzijnszorg een campagneorganisatie of een organisatie met (een) campagne(s)? 6. U3 Hoe spreken we het grote publiek het best aan m.b.t. armoede en armoedebestrijding? 7. U4 Hoe pluralistische netwerken opbouwen en inzetten (op regionaal en lokaal vlak)? 8. U7 De strategie van het politieke werk moet verduidelijkt. 9. U5 Hoe netwerken opbouwen en blijvend engageren voor de doelstellingen van Welzijnszorg? De randvoorwaarden en enkele topics die minder hoog scoorden in de organisatieanalyse, kwamen niet aan bod in die bespreking. U8 Hoe nieuwe doelgroepen blijvend engageren voor Welzijnszorg? Welke ondersteuning heeft die (nieuwe) achterban, hebben onze (nieuwe) vrijwilligers nodig? U9 De rol van het projectenwerk van Welzijnszorg verfijnen. U12 Hoe het bestaan van armoede in de media brengen en zo zoveel mogelijk mensen bereiken? U13 Gunstige randvoorwaarden creëren om onze missie als Welzijnszorg duurzaam en resultaatgericht waar te maken. Bijkomende oriëntaties: U10 De plaats van Welzijnszorg (als scvw) in het veranderde landschap van de armoedesector heeft een nieuwe / stevige verankering nodig. Het eigene van Welzijnszorg is campagnevoeren, het gebruik van campagnes als motor om het brede publiek te sensibiliseren over armoede. Tegelijk zijn we als Welzijnszorg intussen behoorlijk sterk in netwerken. Onze werking moet daarom in de toekomst, inspelend op het begrippenkader van prof. J. Berghman, zich sterk situeren op het mesoniveau m.b.t. armoedebestrijding, het niveau van organisaties en instellingen. Welzijnszorg moet zich een plek toe-eigenen in het veld armoedebestrijding vanwaar in synergie met de andere actoren in de armoedebestrijding gewerkt kan worden. In die optiek is het ook belangrijk dat wij bij het bepalen van onze ‘unique selling proposition’ in overleg treden met die andere actoren.
U11 Mensen in armoede minder onderwerp en meer partner van Welzijnszorg maken. Welzijnszorg is geen vereniging waar armen het woord nemen, en moet dat ook niet worden. Niettemin zijn wij als Welzijnszorg ook maar geloofwaardig in de mate dat mensen in armoede herkennen wat wij als boodschap (en beeld) uitdragen en achter onze werkwijze staan. Welzijnszorg moet versterkend werken voor mensen in armoede, door hun positie in de samenleving, in organisaties / instellingen (zie boven), en van hun organisaties te versterken. Wij kunnen wellicht deuren van netwerken openen voor organisaties met mensen in armoede voor en mensen uit die organisaties. 75
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
U1 Wat is onze specifieke educatieve opdracht vanuit de invalshoek armoedebestrijding? Hoe deze educatie blijvend integreren in Welzijnszorg? Educatie is niet tegengesteld aan campagne: campagne is het vehikel voor educatie (campagne als middel tot …). Onze campagne blijft het speerpunt van onze werking; die fungeert als een ‘trigger’ voor aandacht voor armoede. We stellen vast dat we nu ook al voor Armoede In-Zicht dat mesoniveau (naar middenveld en onderwijs) aanhouden. Dat is een verantwoorde keuze voor de inbedding van educatie binnen Welzijnszorg. Tegelijkertijd moet Welzijnszorg haar aanbod aan educatieve materialen blijven uitbouwen. Deze zijn traditioneel in de eerste plaats campagnegebonden. Er moeten specifieke materialen voor verschillende groepen ontwikkeld worden, maar ook algemenere, achtergrondmaterialen over armoede. Als discussiepunt wordt aangestipt in hoeverre we in deze materialen onze waarden meenemen. U6 Hoe en waar de christelijke achtergrond / identiteit van Welzijnszorg inzetten? U4 Hoe pluralistische netwerken opbouwen en inzetten (op regionaal en lokaal vlak)? De AV bevestigt de keuze voor een actief pluralisme in netwerken. Actief betekent dat alle partners in een netwerk zijn en handelen vanuit een eigen identiteit. Die identiteit mag niet versmald worden tot confessioneel – niet confessioneel. Er moet ook aandacht zijn voor andere levensovertuigingen: Islam, … Welzijnszorg moet vooral ook zoeken naar een andere manier om duidelijk te maken op welke wijze of van waaruit wij in netwerken participeren (‘vertaling’). U2 Is Welzijnszorg een campagneorganisatie of een organisatie met (een) campagne(s)? U3 Hoe spreken we het grote publiek het best aan m.b.t. armoede en armoedebestrijding? U5 Hoe netwerken opbouwen en blijvend engageren voor de doelstellingen van Welzijnszorg? Onze campagne blijft het speerpunt van onze werking. Die campagneperiode is het aanzwengelen van aandacht voor armoede gedurende korte periode. Het voortwerken op die aandacht gebeurt via ons politieke werk. En in toenemende mate ook via educatie: we moeten verder aan de slag kunnen bij de campagnepartners en een grotere invloed en doorstroming in de eigen organisatie waarmaken vanuit de vraag “hoe kijk je/ de organisatie naar de armsten?” Het begrip campagne kent nationaal een andere realiteit, waar we met politici en kaders van organisaties en instellingen te maken hebben, dan plaatselijk. Nationaal heb je een inhoudelijk sterke, technisch correcte campagne nodig, waarin je doorgaat op een thema. Plaatselijk moet de boodschap vooral zijn “armoede is onrecht”. Een ‘gelaagde’ campagne is ideaal. U7 De strategie van het politieke werk moet verduidelijkt. Welzijnszorg vervult een ‘megafoonfunctie’: wij brengen een bepaald thema, een bepaald probleem waarop wellicht al anderen werken, stevig in de publieke en politieke aandacht. En vervolgens zorgt onze ‘koekoeksstrategie’ ervoor dat dat ei uitgebroed raakt. Om met elke campagne nieuwe publieken aan te spreken, moeten we misschien wel telkens opnieuw politiek stunten.
4.1.2. Beleidsopties Beleidsoptie 1a »» Onze positie in het werkveld armoede uitklaren.
We zijn beweging sociaal-cultureel werk, goededoelorganisatie én een actor m.b.t. armoedebestrijding in eigen land. Vanuit die positie(s) wil Welzijnszorg synergieën aangaan en een duidelijke meerwaarde realiseren in de armoedebestrijding. SD4 Beleidsoptie 1b »» Meer duidelijkheid creëren over de positie van mensen in armoede in Welzijnszorg.
76
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
Het zou kwalijk zijn als we mensen in armoede alleen maar ‘zichtbaar’ willen maken als illustratie of legitimatie van ons verhaal. Het is omgekeerd: Welzijnszorg staat ten dienste van het structureel verbeteren van hun positie in de samenleving. Mensen in armoede (en hun organisaties) moeten een bewustere plaats krijgen in onze organisatie, en kunnen participeren. Dat veronderstelt heel wat. De beslissing (2009) om een opgeleide ervaringsdeskundige in de armoede aan te werven, kadert hierin.
SD4; ook SD1-3
Beleidsoptie 1c »» Verder inzetten op uitbreiding van onze netwerken. Dit vergt overigens een uitklaring van onze positie, als organisatie met een
christelijke achtergrond, in pluralistische netwerken. Actief omgaan met pluralisme veronderstelt een gedragen en communiceerbare identiteit. Een uitklaring ook van onze rol in de Kerk. SD4; ook SD1 en SD3 Beleidsoptie 2 »» Sterker en structureel inzetten op educatie. We concentreren ons op de niche educatie en educatieve processen rond
armoede(bestrijding) bij middenveldorganisaties. SD2 Beleidsoptie 3a »» De jaarlijkse campagne blijft het speerpunt van Welzijnszorg. Via die campagne sensibiliseren we het brede publiek over
armoede. De campagne wordt de ‘opstap’ naar engagement m.b.t. armoedebestrijding. SD1 Beleidsoptie 3b »» We hanteren het onderscheid verbreding – verdieping in de werking van Welzijnszorg, met als duidelijk voorbeeld de keuze om
een meerlagige campagne te ontwikkelen. De eerste laag is de brede campagne, gericht op veel volk, via de media. Daaronder hanteren we een tweede laag met een dieptewerking. In de eerste laag herhalen we elk jaar opnieuw het abc van armoede bij ons. “Armoede is een onrecht” is elk jaar onze boodschap. Onze campagne voor plaatselijke groepen zit op dit niveau. De kringloop van armoede komt daarbij elk jaar aan bod, alleen met een andere inrijpoort. Zo leggen we de link met het campagnethema. De tweede laag, het werk in de diepte, zit op het scharnier naar educatie en het politiek werk.
SD1-SD2 Beleidsoptie 4 »» Verder inzetten op politiek werk, op basis van het via sensibilisatie/samenwerking gecreëerde draagvlak voor
armoedebestrijding. SD2
77
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Beleidsoptie 5 »» Versteviging van onze achterban, door nieuwe publieken te zoeken en het engagement van bereikte groepen en vrijwilligers te
ondersteunen. SD3; ook SD1 en 2 Beleidsoptie 6 De onderlinge samenhang tussen de ‘poten’ van Welzijnszorg te vergroten. Bijv. de link sensibilisatie-educatie, projectenwerksensibilisatie en politiek werk, enz. Deze keuze verklaart meteen waarom de indeling van een strategische doelstelling per werkdomein, zoals in het beleidsplan 2005-2009, verlaten werd.
4.2. Strategische doelstellingen 2011-2015 Aangezien het beleidsplan in de eerste instantie bedoeld is als werkinstrument voor de organisatie, hebben we ervoor gekozen de vorm die ook in het beleidsplan 2005-2009 gehanteerd werd, te herhalen. De vorm (cfr 4.3.) bleek zeer werkbaar voor het opstellen en opvolgen van het concrete werk via de jaarplannen. Dit wil zeggen dat we »» een beperkte set strategische doelstellingen hanteren; »» per strategische doelstelling slechts enkele strategische indicatoren (en normen) aangeven; »» vooral inzetten op concretisering van de operationele doelen via actiegebieden (ofwel strategische acties), en onze
operationele indicatoren en normen (en het tijdspad) daaraan vasthaken. De strategische doelstellingen zijn als volgt opgebouwd: Beleidsoptie 6, gekoppeld aan beleidsoptie 3b leidt tot het onderscheid tussen strategische doelstellingen 1 en 2. Deze strategische doelstellingen scheppen het kader voor het realiseren van de missie van Welzijnszorg tijdens de volgende beleidsperiode. SD1 beoogt het bereik van een zo breed mogelijk publiek met een eenvoudige boodschap rond armoede. De campagne is hier ons speerpunt (beleidsoptie 3a) maar wordt aangevuld met een laagdrempelig niet-campagnegebonden aanbod om tegemoet te komen aan de beleidsuitdagingen U2 en U3 en de verzuchting dat Welzijnszorg te sterk beperkt blijft tot de campagneperiode W6. SD2 wil vanuit een dieper doorwerken op wat armoede is/betekent, doordachte actie (met resultaten) verkrijgen ten behoeve van het verbeteren van de situatie van mensen in armoede. Educatie (beleidsoptie 2) en politiek werk (beleidsoptie 4) krijgen hier hun plek. Om deze doelstellingen te kunnen realiseren, moet Welzijnszorg inzetten op een uitgebreide, stevig toegeruste achterban met een zekere continuïteit. Omdat de signalen in dit verband zo duidelijk klinken (beleidsoptie 5, ook beleidsoptie 1c) formuleerde Welzijnszorg hierover een aparte strategische doelstelling 3. Beleidsoptie 1a, 1b en 1c raken het fundament van de organisatie. Om aan deze vragen de nodige aandacht en tijd te kunnen besteden, koos Welzijnszorg ervoor dit proces een plaats te geven in een aparte strategische doelstelling 4. Strategische doelstelling 5, ten slotte, geeft een plaats aan alle voorwaardenscheppende en omkaderende elementen van de werking die vanuit de analyse van de organisatie en de wereld rondom ons niet tot aparte beleidsopties (cfr. beleidsoptie 5 en beleidsopties 1a-c) aanleiding gaven.
78
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
SD 1 Een groeiend aantal mensen, al dan niet in georganiseerd verband, wordt door middel van acties van Welzijnszorg geraakt door het bestaan van armoede in eigen land en wil zelf een vorm van actie ondernemen om bij te dragen tot het bestrijden van die armoede. Motivatie »» Inspelend (vooruitlopend) op wat Welzijnszorg uniek maakt: het sensibiliseren van het brede publiek. »» Onderscheid verbreding (SD1) – verdieping (SD2) speelt o.a. in op het gesprek op de AV 28/11/2009, waar veeleer gekozen
werd voor een ‘gelaagdheid’ in de campagne dan voor verschillende campagnes voor verschillende doelgroepen. »» De betrokkenheid van mensen in armoede bij de campagneopbouw blijft behouden. »» Een laagdrempelig, niet-campagnegebonden sensibiliserend en/of educatief aanbod moet planmatig ontwikkeld worden. Deze
keuze past in de logica van de tweedeling verbreding – verdieping, waarbij thematische specialisatie als eerder verdiepend gecatalogeerd wordt, én beantwoordt aan de vraag om ook buiten de campagne ‘aanwezig’ te zijn (zie W6). »» In het vorige beleidsplan lag de focus op het bereiken van georganiseerde burgers. Dat blijft behouden, maar o.a. via
de nieuwe communicatiemogelijkheden (facebook, …) willen we ook individuele burgers bereiken. In het kader van het ‘openbreken’ van ons traditioneel bereik (zie W2) is dit ook belangrijk. »» We willen mensen niet alleen informeren, maar ook mobiliseren rond armoede en zullen dus een breed palet aan
(laagdrempelige) actiemogelijkheden (over donor of petitietekenaar tot Soep op de Stoep en verder ….) moeten ontwikkelen en aanbieden. Indicatoren »» Aantoonbare coverage in de populaire media, media van campagne-/steunpartners, de kwaliteitsmedia, nieuwe media, … »» Het aantal adressen en relaties opgenomen in de adressenbestanden van Welzijnszorg neemt toe. »» Organisaties waarmee Welzijnszorg voor het eerst (projectmatig of structureel) samenwerkt.
SD 2: Een grondiger kennis van de armoede in Vlaanderen en Brussel leidt bij specifieke groepen in de samenleving tot inspanningen om een beleid of werkwijze te ontwikkelen waardoor de situatie van mensen in armoede verbetert. Motivatie »» Onderscheid verbreding (SD1) – verdieping (SD2) speelt o.a. in op het gesprek op de AV 28/11/2009. »» Hier sluiten sensibilisatie (campagne) en educatie duidelijk op elkaar aan. »» Ons educatief werk is prioritair gericht op middenveldorganisaties, instellingen en onderwijs. »» Ook het politieke werk, en daarop aansluitend (beleidsmatige) samenwerkingsverbanden en netwerken krijgen hier hun plaats. »» De band weten – doen is ook hier aanwezig, zij het dat we hier focussen op organisaties (en het beleid in die organisaties) of
groepen mensen met dezelfde functies (politici, …) en wat zij vanuit die functie kunnen doen. »» De ervaring van mensen in armoede krijgt in deze doelstelling al een zwaarder gewicht. »» De projectenwerking, in de zin van het stimuleren en ondersteunen van initiatieven van armoedebestrijding, vindt hier ook z’n plek.
79
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Indicatoren »» Aanbod/doelgroepenmatrix »» Wetgevende initiatieven en/of politieke standpunten »» Veranderingsprocessen in organisaties bereikt met ons aanbod
SD 3: Welzijnszorg slaagt erin de (vrijwillige) inzet van individuen en organisaties langerlopend te mobiliseren voor haar acties (campagnes, …). Motivatie »» In SD 1 en 2 creëren we een draagvlak voor armoedebestrijding. Deze SD focust op de achterban van de organisatie, en hoe
die verruimd kan worden. »» Ook de (planmatige) ondersteuning van de vrijwilligers(-groepen) krijgt hier ruim plaats. Dit wordt uitgewerkt in een
vrijwilligersbeleid. »» Enerzijds betreft het hier de ondersteuning om als (lokale) vrijwilliger mee ‘aan de kar van Welzijnszorg te trekken’; »» anderzijds beogen we de ontwikkeling van de nodige tools om bij individuen en organisaties uit een eenmalig, een
langerlopend engagement te verkrijgen. Juist deze insteek, o.a. gegroeid vanuit de vraagstelling rond het blijvend engageren van ex-campagnepartners, gaf aanleiding tot het formuleren van twee beleidsuitdagingen (U5 en U8) en beleidsoptie 5. »» De uitbouw van de samenwerking met (organisaties van) mensen in armoede is een expliciet doelstelling in dit verband. »» We voorzien een expliciet luik communicatie.
Indicatoren »» Gemiddelde duur van het engagement van individuen en organisaties »» Gemiddelde duur van de schenkerstrouw
SD 4: Welzijnszorg verduidelijkt en communiceert haar eigen identiteit en opdracht als beweging SCVW met betrekking tot de armoedebestrijding in eigen land. Motivatie »» In deze SD combineren we de kansen/bedreigingen met betrekking tot de ontwikkelingen in de armoedesector met de vragen
(zwaktes) rond onze eigen identiteit. »» Het belang dat de AV van 28/11/2009 hechtte aan deze uitdaging (U10) maakte dat we deze vraagstelling op het niveau van
een aparte strategische doelstelling moeten behandelen. »» De missie van Welzijnszorg aanpassen in de loop van dit beleidsplanningsproces was voorbarig. De missie van Welzijnszorg
aanpassen als gevolg van de beleidsopties 1a t.e.m. 1c, is reëel. Indicatoren »» Missie en visie van Welzijnszorg »» Gedefinieerde plaats van mensen in armoede en ervaringsdeskundigheid binnen Welzijnszorg »» Wijze waarop historische identiteit en christelijke inspiratie zijn opgenomen in de visienota over identiteit en opdracht van
Welzijnszorg »» Communicatieplan(nen)
80
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
SD 5: Welzijnszorg realiseert de voorwaarden om als organisatie haar missie op een duurzame manier te blijven waarmaken. Motivatie »» Om kwalitatief en met de nodige impact te kunnen werken, moet Welzijnszorg voldoende in kennisopbouw investeren. »» Ook een kwaliteits- en diversiteitsbeleid (mensen in armoede, etnisch-culturele diversiteit) krijgen een expliciete plek. »» Indicatoren »» Financiële situatie van de organisatie »» Kwalitatieve werking van de organisatie »» Organisatieanciënniteit
4.3. Operationele doelstellingen 2011-2015 met hun resultaatsindicatorenBeweging anno 2011-2015 4.3.1. Motivatie voor de aanpassingen aan het oorspronkelijk ingediende beleidsplan 2011-2015 Tijdens de vorige beleidsperiode bereikte Welzijnszorg de doelstellingen die zij zich gesteld had. Deze doelstellingen waren ambitieus voor een subsidiëring van € 150.000 per jaar. De realisatie ervan was enkel mogelijk met een forse injectie van middelen vanuit de organisatie zelf. Daarnaast konden in de voorbije beleidsperiode 2005-2010 op basis van projectmiddelen (ondermeer van Cera) nieuwe pistes onderzocht en uitgewerkt worden. We vermelden: »» Op het vlak van educatief werk aan volwassenen leidde dit tot een uitgewerkt aanbod van vorming rond drempelverlagend
werken naar kansengroepen onder de naam Armoede In-Zicht. »» Op het vlak van beweging maken en samenwerkingsverbanden vormen, ontstond op dezelfde manier het platform
Decenniumdoelen 2017. De laatste jaren kent de aandacht voor armoede meer succes, media en beleidsmakers gaan er sterker dan vroeger op in. Welzijnszorg heeft door haar permanente sensibilisatie en vraag naar aandacht hierin zeker een rol gespeeld. Het werkveld ‘armoedebestrijding’ is hierdoor erg veranderd. Daardoor moet Welzijnszorg ook de eigen rol hertekenen. Samenvattend stelden we in het beleidsplan 2011-2015, goedgekeurd op 20 maart 2010, dat het volledige bedrag van € 200.000 aan subsidiëring fundamenteel nodig is om de werking van vandaag toekomstgericht te houden: »» vernieuwing op vlak van sensibilisatie via communicatie en methodieken kan maar up to date blijven als het opgevolgd wordt
(cfr. het wegvallen van de portaalsite armoede.be door gebrek aan overheidssteun); »» educatie naar volwassenen (Armoede In-Zicht) blijft maar effectief als de implementatie van drempelverlagend werken
in andere organisaties kan begeleid worden. Welzijnszorg kan een fundamentele rol spelen voor ander socioculturele organisaties in hun opdracht m.b.t. participatie van kansengroepen; »» ondermeer door de volwaardige rol van de opgeleide ervaringsdeskundige en de samenwerking met Welzijnsschakels is
participatie van mensen in armoede een feit. 81
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Er wordt ruim 1 FTE minder gesubsidieerd dan voorzien. De Algemene Vergadering van Welzijnszorg vzw stemde daarom op 19 maart 2011 in met de volgende keuzes: We blijven bij de analyse (intern en extern) en bij de gekozen beleidsopties uit het beleidsplan 2011-2015 zoals goedgekeurd op 20 maart 2010. Ook de daaruit voortvloeiende strategische doelstellingen houden we aan: deze waren transversaal gekozen, en onderling dusdanig samenhangend dat het niet mogelijk is er eentje van te schrappen zonder afbreuk te doen aan de gekozen beleidsopties. De aanpassingen aan dit beleidsplan situeren zich bijgevolg op het niveau van de operationele doelen en de actiegebieden. 1. Armoede in Zicht Educatie was en is één van de belangrijkste motivaties geweest om meer middelen te vragen voor de uitvoering van het beleidsplan 2011-2015. In het luik educatie zien we ruwweg twee sporen: de uitgebreide ‘verdiepende’ werking die we in het kader van de campagne, maar ook rond armoede in het algemeen, willen uitbouwen. Dit spoor blijft behouden. Het andere spoor, meer vernieuwende trajecten op maat opgezet binnen derde organisaties, is wat we Armoede-In-Zicht noemen. Dit spoor wilden we absoluut realiseren, maar kan niet behouden blijven in het aangepaste beleidsplan 2011-2015. Armoede-In-Zicht behelsde 3 FTE (samen met het Vlaams Netwerk Armoedebestrijding), die tot begin 2010 met projectmiddelen vanuit Cera betaald werden. Een deel van de kosten in 2010 kon dus nog via projectmiddelen betaald worden. Vanaf 2008 kwam ook de Vlaamse overheid (Welzijn) deels tussen voor de kosten van een ervaringsdeskundige. Tot 2010 gingen die middelen integraal naar het VNA. In 2010 werd afgesproken om de helft daarvan voor Welzijnszorg voor te behouden. Einde 2009 startte in het project een tweede ervaringsdeskundige op de loonlijst van Welzijnszorg. Vanaf 2011 zijn die middelen gekoppeld aan het engagement dat de minister van Welzijn verwacht van de aanbieders van vorming over armoede om aan een gezamenlijke profilering te werken Armoede-In-Zicht behouden we niet binnen de reguliere werking van Welzijnszorg vzw. Hoe belangrijk we deze trajecten ook vinden, om de andere ‘halve’ opgeleide ervaringsdeskundige van Welzijnszorg en een deeltijds staflid educatie op lange termijn te garanderen, moeten extern middelen gevonden worden. Voorzichtigheidshalve schrappen we daarom OD 23 en (delen van) actiegebieden 213, 272, 322, 511. Vernieuwende trajecten waarin het samenspel tussen groepen Mensen in Armoede en het middenveld verkend worden, zijn dus niet mogelijk. 2. Uitbreiding op communicatie In de meerjarenbegroting bij het ingediende beleidsplan was een uitbreiding van 0,5 FTE voor communicatie opgenomen. De RvB stelde aan de Algemene Vergadering voor de 0,5 FTE voor communicatie te schrappen. De functie communicatie zal daarom opgesplitst worden in (noodzakelijke) deelfuncties en zo toegewezen worden aan aanwezige stafleden. »» Ieder is (inhoudelijk) met zijn eigen deel van de communicatie bezig. »» Deelfunctie: de zorg voor het geheel. Afstemmen en stroomlijnen uitgaande communicatie. »» Deelfunctie: Perscontacten De minder noodzakelijke taken worden waar mogelijk geschrapt. Processen zullen pragmatischer aangepakt moeten worden. De actiegebieden 161, 411, 421 en 422 worden door deze keuze gereduceerd.
3. Uitbreiding op personeelsondersteuning In de meerjarenbegroting bij het ingediende beleidsplan was een uitbreiding van 0,5 FTE voor personeelsondersteuning opgenomen (actiegebied 532). Deze blijft behouden, maar de taakinvulling is aangepast. Er is niet gekozen voor een hiërarchische invulling. Er wordt dus geen adjunct toegevoegd die verantwoordelijk is voor de werkbegeleiding. De eenheid van leidinggeven werd als principe gehanteerd. We kiezen ervoor om in het takenpakket van de directeur tijd vrij te maken voor werkbegeleiding en werkoverleg en voor het directer aansturen van de teams. Dit realiseren we door een directieassistent te benoemen die deels praktische, deels inhoudelijke en deels organisatorische taken van de directeur overneemt. Een tweede spoor is het hertekenen van de interne overlegstructuren (actiegebied 523) waardoor aansturing van de teams transparanter en de 82
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
beslissingslijnen duidelijker worden en ook daar tijd vrijkomt voor werkondersteuning. 4. Vrijwilligersbeleid Doordat andere taken waarvoor we in maart ll. een uitbreiding voorzagen, verdeeld moeten worden onder het aanwezige personeel, moeten we ook dit luik inkrimpen. In onze vrijwilligerswerking lijkt het ons cruciaal eerst en vooral aandacht te besteden aan de vrijwilligers waar de regionale diensten mee werken. Voor hen hangen er veel strategische keuzes vast aan de werking met vrijwilligers, bijv. welke groepen extra verzorgen en aantrekken, welke groepen enkel nog de basiszorg geven, waar willen we naar toe met onze plaatselijke werkingen? We willen het ontwikkelen van een vrijwilligersbeleid hierop toespitsen, en daarnaast vooral praktisch houden. Dus geen algemeen kader, visietekst over alle soorten vrijwilligers binnen Welzijnszorg (actiegebied 331, 343). Maar wel: de in te zetten procedures en middelen, de omkadering, de praktische aspecten van het werken met vrijwilligers: verzekeringen, vergoedingen en dergelijke. 5. Diversiteitbeleid Het uitschrijven van het diversiteitbeleid stellen we uit (OD 56). Dit kan wachten. We kiezen ervoor om het eerst te laten groeien vanuit de concrete praktijk. In de concrete werking is er een groeiende aandacht voor diversiteit (affiches, campagne van 2010 ed.). Ook het traject dat we sinds enkele jaren gaan met mensen in armoede groeit verder. Het is voor de geloofwaardigheid van onze organisatie noodzakelijk dat we blijven investeren in de werking met mensen in armoede. We willen zeker blijven investeren in de regionale tandemwerking (zie o.a. 341). Het beleid rond etnisch-culturele diversiteit zetten we op een laag pitje. Het mag opschuiven naar 2015 (562). De andere aspecten van diversiteit zouden dan nog verder opschuiven, wat betekent dat ze niet meer in deze beleidsperiode vallen (563). 6. Profilering in armoedeveld, als goededoelorganisatie, in het christelijke veld Door onze financiële situatie is de communicatie naar externen en de vormgeving ervan prioritair. We nemen pragmatische beslissingen, maar zetten geen grote processen op. Het proces christelijke identiteit is vooral voor de regionale werking wel belangrijk. We willen het pragmatischer aanpakken. De actiegebieden 161, 411, 421 en 422 worden door deze keuze gereduceerd. 7. Effectief en efficiënt beleid De (vooruitgeschoven) processen interne herstructurering en ontwikkeling CRM vragen op korte termijn nog wat energie (OD 52). Daardoor is van andere doelstellingen en/of acties de timing aangepast.
83
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
84
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
85
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
86
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
87
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
88
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
89
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
90
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
91
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
92
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
93
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
94
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
95
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
96
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
97
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
98
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
99
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
100
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
101
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
102
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
103
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
104
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
105
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
106
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
107
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
108
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
109
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Gebruikte organisatiespecifieke termen en afkortingen: AV RvB DB CE PC Regionale PC’s
110
Algemene Vergadering Raad van Bestuur Dagelijks Bestuur nationale Commissie Educatie; zie structuur organisatie 2.2. nationale Projectencommissie; zie structuur organisatie 2.2. 6 regionale Projectencommissies bestaande uit vrijwilligers met specifieke deskundigheid; voeren het beleid van de PC uit in hun regio
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
WG Welzijnszorg
maandelijkse overlegvergadering van de regionale educatieve medewerkers op het nationale secretariaat Regionale WGWZZ 6 regionale vergadertafels met vrijwilligers; concretiseren het (educatieve) beleid van Welzijnszorg voor hun regio en adviseren de uitvoering ervan Werkcellen nationaal beleidsvoorbereidend en –opvolgend professioneel werkoverleg, georganiseerd per functie, en met vertegenwoordiging van de regionale educatieve personeelsleden SWO Samenwerkingsovereenkomsten: driejarige overeenkomsten met derde organisaties die zich in ruil voor een beperkte projectensteun engageren in concrete samenwerking in functie van sensibilisatie en educatie ten behoeve van Welzijnszorg
111
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
112
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
5. Beweging anno 2011-2015
113
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
114
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
5.1. Beoordelingselementen Het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk, gewijzigd op 14 maart 2008, voorziet dat een beweging beoordeeld wordt op basis van onderstaande elementen. We schetsten de huidige werking van Welzijnszorg vzw als beweging aan de hand van de beoordelingselementen uit de vorige beleidsperiode (zie 3.1.1.). In dit hoofdstuk geven we hierop nog enkele aanvullingen op basis van het voorliggende beleidsplan 2011-2015. Wij hebben ervoor gezorgd dat de beoordelingselementen zo expliciet mogelijk aanwezig zijn in de eigenlijke doelstellingen, indicatoren en normen van dit beleidsplan.
1° De knowhow en expertise van de beweging met betrekking tot het thema of het cluster; de wijze waarop die expertise verder wordt ontwikkeld; de wijze waarop de knowhow wordt ontsloten; De voortdurende verwerving van nieuwe kennis en inzichten m.b.t. armoede en armoedebestrijding is van levensbelang voor Welzijnszorg, zeker in de snel veranderende context van de sector armoedebestrijding en de plaats die Welzijnszorg zichzelf daarin wil toemeten (SD4). We hebben daarom een aparte operationele doelstelling 56 hierop geformuleerd. Het samenspel wetenschappelijke kennis – terreinkennis – ervaringskennis blijft behouden, maar de toets (en desgevallend correctie) van ons ‘verhaal’ aan de ervaring van mensen in armoede krijgt bijzondere aandacht (SD1 en 2). In de wijze van ontsluiten van deze knowhow willen we in de loop van de volgende beleidsperiode meer reliëf brengen: een eenvoudige, doorleefde boodschap voor een breed publiek (SD1) tegenover een meer uitgewerkte, hetzij technisch gespecialiseerder, hetzij inhoudelijk gedetailleerder en beklijvender boodschap ingezet in specifieke situaties (educatie, politiek werk, …) bij specifieke groepen (SD2). Tegelijk willen we op beide niveaus meer het brede verhaal over armoede aanbrengen, naast de thematische en/ doelgroepspecifieke invalshoek naar aanleiding van de campagnes van Welzijnszorg. Tot slot wijzen we nog op het expliciete belang dat Welzijnszorg in dit beleidsplan hecht aan de herkenbaarheid en correctheid voor mensen in armoede en praktijkwerkers van de boodschap die Welzijnszorg brengt (OD14). Ook de wijze waarop de knowhow van deze mensen en van een opgeleide ervaringsdeskundige in de armoede rechtstreeks in onze werking ingezet zal worden (vrijwillige tandemwerking, … - OD24) moet vermeld worden.
2° De aanpak van diversiteit, met specifieke aandacht voor interculturaliteit; Dat mensen in armoede aanwezig zijn in (de voorbereiding van) ons verhaal, is niet meer voldoende. Mensen in armoede moeten zich herkennen in wat Welzijnszorg is en doet (OD34) en volop hun plek vinden in de organisatie (OD56 – diversiteitsbeleid). We vinden het ontwikkelen van praktijk (OD 24, 34, 51) hierin belangrijker dan het uitschrijven van een beleid (OD56). Dit laatste wordt dan ook pas in een tweede fase gepland. Maar ook de interculturele realiteit krijgt de nodige aandacht. Het diversiteitsbeleid in OD 56 is eveneens gericht op etnisch-culturele minderheden. Onder de vorige beleidsperiode werd een eerste interculturalisatietraject opgestart. In onze inhoud is dit thema al langer aanwezig: Welzijnszorg steunt verschillende organisaties van en voor etnisch-culturele minderheden via haar projectenwerking en expertise uit de integratiesector is opgenomen in de projectencommissie(s), in het campagnethema wordt dit aspect waar nodig apart uitgewerkt, het VMC (en het Minderhedenforum) zijn ook uitdrukkelijk aangesproken als partners binnen de ‘Decenniumdoelen 2017’, en Welzijnszorg blijft partner in het bestuurscomité landelijk allochtoon jeugdwerk van de Koning Boudewijnstichting.
3° De wijze waarop het ruime publiek rechtstreeks of onrechtstreeks wordt benaderd, inclusief de inspanning om andere publieksgroepen aan te trekken; Welzijnszorg neemt zich voor haar verhaal zo gericht mogelijk aan de man/vrouw te brengen. Zowel voor haar campagne (123; met een ‘diepere’ laag in 214) als voor het educatieve aanbod (221) willen we de te bereiken publieken definiëren en ons aanbod zoveel mogelijk op maat van de omschreven publieken uitwerken. Welzijnszorg zal ook planmatig actiemodellen aanreiken op verschillende terreinen voor verschillende publieken (OD17). Het publieksbereik van de campagne wordt opgevolgd en geanalyseerd (OD11). 115
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Hoewel onze werking in de eerste plaats gericht is op mensen zonder armoede-ervaring, met het doel juist een groter draagvlak voor armoedebestrijding en een grotere gevoeligheid voor de plaats van mensen in armoede in onze samenleving te verkrijgen, richten we ons ook uitdrukkelijk tot mensen in armoede (OD34). Hetzelfde geldt, zij het iets minder expliciet, voor mensen met een andere etnisch-culturele achtergrond (OD56). De weg is daar ook nog langer, aangezien onze huidige contacten met een aantal minderhedenorganisaties uitwijzen dat zij vaak (nog) niet met mensen in armoede geassocieerd willen worden – en omgekeerd. Het geplande proces om de eigen opdracht en identiteit uit te klaren en te communiceren (SD4) is mede gebaseerd op de concrete behoefte een duidelijker en werkbaar profiel te kunnen presenteren in – toekomstige – pluralistische samenwerkingsverbanden. We hopen op die manier gericht nieuwe publieken te kunnen aanspreken. De gerichte communicatie die Welzijnszorg wil opzetten om haar naambekendheid te verhogen (OD45) en een nieuw schenkerspubliek te bereiken (434), sluit hierop aan. Welzijnszorg werkt onrechtstreeks naar het ruime publiek door mensen op te roepen zelf de communicatie over de boodschap van Welzijnszorg te voeren (174) en haar achterban en vrijwilligers toe te rusten om zelf met de visie en/of boodschap van Welzijnszorg aan de slag te gaan (OD31).
4° De creativiteit, de diversiteit en de originaliteit van de gehanteerde methoden, evenals de effectiviteit ervan; Voor Welzijnszorg primeert de mate waarin een methode het vooropstelde publiek uitdaagt en aanspreekt (zie beoordelingselement 3). We besteden de nodige aandacht aan de originaliteit en de vormgeving via de inzet van onze eigen lay-outer en/of communicatiebureaus. De doelmatigheid van de ingezette methoden wordt regelmatig geëvalueerd en bijgestuurd (zie bijv. 121). We starten deze beleidsperiode in elk geval met een opsplitsing (en eventueel aanpassing) van onze gehanteerde campagnemethoden naar een meer sensibiliserende (SD1) en een meer verdiepende (SD2) finaliteit. Ook zullen we planmatig een aanbod aan meer algemene werkmodellen en –methoden over armoede ontwikkelen (123). Aangezien Welzijnszorg een sensibilisatie rond armoede wil laten utmonden in ‘iets doen’, voorzien we een gevarieerd aanbod aan modellen (politieke, sociale, fondsenwervende, …) te ontwikkelen (OD15). Nieuwe ontwikkelingen in media en digitale communicatie worden opgevolgd. We willen immers vooral naar niet-georganiseerde burgers actuele, frisse methoden om onze boodschap te verspreiden, kunnen inzetten (OD17). We zetten speciaal in om methoden en procedures om de (inhoudelijke) inzet van groepen en individuen voor Welzijnszorg te bestendigen of verlengen (OD32). Tot slot verwijzen we nog aan de ondersteunende modellen (OD31) die hoger al ter sprake kwamen.
5° De communicatie met het publiek, de aandacht voor de media; Welzijnszorg heeft een vaste jaarkalender van grotere mediamomenten: start (november) en slot (januari-februari) van de campagne, de ‘Prijs Armoede Uitsluiten’ (mei), de regionale acties (december) en de armoedebarometer van ‘Decenniumdoelen 2017’ (april). We proberen zo weinig mogelijk met traditionele persconferenties te werken, maar maken onze acties actief en visueel aantrekkelijk, en hebben een systeem voor de voorbereiding, begeleiding en opvolging van mensen in armoede die getuigen in de media (143). Acties en persbelangstelling worden gezocht zowel op het landelijke, het regionale als het lokale niveau. We voorzien aangepaste communicatie met onze eigen achterban en vrijwilligers (OD 36 en 44) en schenkers (OD35) en het bredere werkveld (OD43), enz. Daarbij willen we nieuwe communicatiemethoden en –technologieën inzetten (OD15). We willen regelmatig met standpunten en boodschappen in de media opduiken. Daartoe bouwen we een netwerk aan perscontacten op, bezorgen politieke standpunten en reacties op actuele thema’s aan de pers (182 en 252). Maar ook (prik)acties staan op het programma (181 en OD17).
6° De interne samenhang van het beleidsplan en de realiteitswaarde ervan; Vanuit beleidsoptie 6, het vergroten van de onderlinge samenhang tussen de ‘poten’ van Welzijnszorg, koos Welzijnszorg uitdrukkelijk voor eerder transversale strategische doelstellingen om juist de beoogde samenhang te realiseren. Omwille van de participatieve opbouw van dit beleidsplan, durven we stellen dat we een realistisch plan voorleggen. Waar we sterk nieuwe sporen uitbouwen (educatie SD2, communicatie, competentiemanagement OD53), is dat op basis van 116
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
(investerings-)beslissingen van Raad van Bestuur en Algemene Vergadering. Andere ‘nieuwe’ elementen mogen niet gezien worden als volslagen nieuwe wegen, maar als het systematischer in kaart brengen en uitbouwen van bestaande eerder ‘losse’ initiatieven (bijv. 123, 212 en 213).
7° De aard en de omvang van de educatieve activiteiten en de werkmaterialen; We verwijzen naar de beoordelingselementen 1 en 4. Het uitdrukkelijk willen vormgeven van een sterker verdiepend luik (SD2) geeft een grotere en bewustere plaats aan ons educatief aanbod, zowel op het regionale als op het nationale niveau van de organisatie.
8° De acties en de campagnes; Onze jaarlijkse campagne blijft een centraal gegeven in onze werking (OD11; zie ook de beschrijving van de huidige werking in hoofdstuk 3.1.). We ontwikkelen die wel ‘meerlagig’ vanaf 2011 (onderscheid SD1 en SD2). Daarnaast engageren we ons in acties en campagnes van de samenwerkingsverbanden waarin we betrokken zijn, zoals Decenniumdoelen 2017 (272), en nemen we deel aan (prik)acties van (voormalige) campagnepartners (181).
9° De samenwerking en netwerkvorming met andere organisaties; De bezorgdheid om onze positie in het werkveld armoedebestrijding en het sociaal-cultureel werk, en de specifieke opdrachten en mogelijkheden tot samenwerking die daaruit voortvloeien, liggen aan de basis van SD4. Het belang van samenwerking met organisaties van mensen in armoede en onze verdere werking met campagnepartners komen aan bod in OD13. De aandacht voor een duurzame, langerlopende samenwerking met andere organisaties wordt in OD32 geconcretiseerd voor o.a. excampagnepartners en driejarige samenwerkingsovereenkomsten met projecten. Ook blijven we ons engageren in samenwerkingsverbanden zoals de Decenniumdoelen 2017 en het Antwerpse platform Stop Armoede.nu.
10° Het engagement van vrijwilligers en bestuurders; Hoofdstuk 1.4. Beschrijving van het planningsproces en hoofdstuk 2.2. Structuur van de organisatie illustreren in ruime mate het engagement van onze vrijwilligers en bestuurders. Welzijnszorg wil in deze beleidsperiode hun engagement ruim ondersteunen via een aparte strategische doelstelling 3. Een helder organogram en heldere taken en bevoegdheden (523) dragen daar overigens ook toe bij.
11° De zorg voor professionaliteit en professionalisering; Inhoudelijk ontwikkelen we dit o.a. via OD 51 (zie ook beoordelingselement 1). Voor de professionele equipe verwijzen we naar de beschrijving in hoofdstuk 2.2.1. Interne Structuur, en halen we de keuze voor een personeelsbeleid gestoeld op een competentiemanagement (OD53) aan. 12° De manier waarop in de werking rekening wordt gehouden met principes van integrale
kwaliteitszorg. In het hoofdstuk 6 van dit beleidsplan illustreren we deze zorg m.b.t. de operationalisering en de opvolging van dit beleidsplan. Het ruimere kader voor integrale kwaliteitszorg komt aan bod in OD55. Dat het hele beleidsplan doordrongen is van een kwaliteitsdenken, willen we illustreren door te verwijzen naar de normen bij enkele actiegebieden 121, 143, 174, 261, 343, 432.
117
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
5.2. Motivatie subsidiebedrag Tijdens de vorige beleidsperiode bereikte Welzijnszorg de doelstellingen die zij zich gesteld had. Dat deze doelstellingen ambitieus waren voor een subsidiëring van €150.000 / jaar, hoeft geen betoog. Die realisaties waren enkel mogelijk met een forse injectie van middelen vanuit de organisatie zelf. Middelen die zij hoofdzakelijk kan bijeenbrengen door een gezond beleid en een gezonde fondsenwervingstrategie. Op basis van projectmiddelen (ondermeer van Cera) konden in deze voorbije beleidsperiode ook nieuwe pistes onderzocht en uitgewerkt worden. »» Op het vlak van educatief werk aan volwassenen leidde dit tot een uitgewerkt aanbod van vorming rond drempelverlagend
werken naar kansengroepen onder de naam Armoede In-Zicht. »» Op het vlak van beweging maken en samenwerkingsverbanden vormen, ontstond op dezelfde manier het platform
Decenniumdoelen 2017. »» De zelfstandige werking van Welzijnsschakels vzw is ook maar mogelijk door een substantiële financiële injectie, dit in een
samenwerkingsvorm die deze zelfstandigheid garandeert. »» Maar er werd initieel ook fors bijgedragen aan het ontstaan en de werking van het Fonds Vrijetijdsparticipatie door de
input van mensen en werkingsmiddelen. Ondertussen wordt dat Fonds, dat ressorteert onder Démos, mee beheerd door Welzijnsschakels vzw. De laatste jaren kent de aandacht voor armoede meer succes, media en beleidsmakers gaan er sterker dan vroeger op in. Welzijnszorg heeft door haar permanente sensibilisatie en vraag naar aandacht hierin zeker een rol gespeeld. Die rol moet hertekend worden. De vraag naar effectiviteit van die aandacht en duurzaam effect stelt zich nu al, en daar wil Welzijnszorg verder aan werken. Het aanspreken van een nieuw doelpubliek kende vooral een systematisering in het betrekken en engageren van verschillende campagnepartners. De link van het campagnethema aan de 6 grondrechten die ook in het samenwerkingsplatform Decenniumdoelen 2017 zijn opgenomen, maakt het mogelijk een breed gedragen campagne te voeren. Vooral het laatste jaar wordt ingezet op een beter gebruik van de nieuwe media om op die manier ook jongere mensen en niet georganiseerde burgers te bereiken. Het meer interactief maken van websites en elektronische nieuwsbrieven vergt echter een volgehouden inspanning op inzet van personen. De participatie van mensen in armoede kende een vlucht voorwaarts. Waar ze enkele jaren geleden vooral betrokken werden als getuigen, zijn ze nu permanent campagnepartner en wordt de campagne vanuit hun probleemstelling opgebouwd, werd een ervaringsdeskundige in dienst genomen en gaan we steeds meer het gesprek aan om de onze eigen opvattingen te toetsen en bij te stellen. Het multiculturele pad wordt voorzichtig, maar gestaag vooruitgaand betreden. Daarvoor zijn ook duidelijk redenen. Het betrekken van mensen in armoede zelf is een trage weg, de drempels die zij hun hele leven hebben ondervonden, maakt dat ook zij met een zeer specifiek beeld zitten ten aanzien van nieuwe Belgen en migranten. Deze drempels moeten geslecht worden. Een tweede reden in dit pleidooi voor een trage weg is de omschrijving en het aanvoelen van armoede door deze etnisch culturele minderheden. Problemen worden eerder vanuit discriminatie vertaald dan vanuit armoede. Het benoemen van een leven in armoede wordt dikwijls als en schande ervaren en de interne solidariteit, ook vanuit godsdienstige motieven, zorgt ervoor dat er gedeeld wordt. Toch zijn er twee duidelijke stappen gezet. »» er is een intern onderzoek geweest naar weerstanden tegen en opvattingen over en kansen tot het meer betrekken van
culturele minderheden. »» vanaf 2010 wordt er ingezet op het campagnepartnerschap met een organisatie uit de minderhedensector.
Samenvattend kunnen we zeggen dat het volledige bedrag van € 200.000 aan subsidiëring fundamenteel nodig is om de werking van vandaag toekomstgericht te houden: »» vernieuwing op vlak van sensibilisatie via communicatie en methodieken kan maar up to date blijven als het opgevolgd wordt
(cfr. het wegvallen van de portaalsite armoede.be door gebrek aan overheidssteun); »» educatie naar volwassenen (Armoede In-Zicht) blijft maar effectief als de implementatie van drempelverlagend werken
118
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
in andere organisaties kan begeleid worden. Welzijnszorg kan een fundamentele rol spelen voor ander socioculturele organisaties in hun opdracht m.b.t. participatie van kansengroepen; »» ondermeer door de volwaardige rol van de opgeleide ervaringsdeskundige en de samenwerking met Welzijnsschakels is
participatie van mensen in armoede een feit.Het plan werkt
119
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
120
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
6. Het plan werkt
121
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
122
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
6.1. De operationalisering van dit beleidsplan Voor we in 2011 officieel overgaan tot de uitvoering van dit beleidsplan, zetten we in de verdere loop van 2010 al de nodige voorbereidende stappen. »» De Raad van Bestuur heeft de nodige middelen vrij gemaakt om onder begeleiding van Ascento op basis van het
afgewerkte beleidsplan 2011-2015 een inventarisatie van benodigde compententies te maken, deze om te zetten naar functiebeschrijvingen, en op basis daarvan een aangepaste taakverdeling af te spreken. Een aantal specifieke, nieuwe verantwoordelijkheden, zoals de coördinatie van het vrijwilligersbeleid en het communicatiebeleid, zullen in de loop van 2010 al toegewezen en opgenomen worden. »» De Raad van Bestuur heeft een voltijdse functie educatie en een voltijdse functie opgeleide ervaringsdeskundige in de
armoede aangehouden voor de realisatie van de in dit beleidsplan voorziene educatieopdrachten gedurende de volgende jaren. De VT educatie werd de voorbije vier jaar betaald uit projectmiddelen (Cera); voor de VT ervaringsdeskundige gold hetzelfde sinds najaar 2009. »» De Raad van Bestuur voorziet, met goedkeuring van de Algemene Vergadering, een extra voltijds equivalent om de
communicatietaken en de omkadering van het personeel te kunnen optimaliseren. »» In het najaar 2010 start Welzijnszorg met volledig aangepaste logistieke procedures voor het verwerken en verspreiden van
haar (campagne-)materialen. De ontwikkelde werkwijze is enerzijds een klantvriendelijker modernisering, en anderzijds een aanpassing naar aanleiding van de te verwachten afbouw van de zgn. DAC-middelen. »» De werkcel beleidsplan vertaalt het goedgekeurde beleidsplan in de nodige hulpmiddelen om de uitvoering ervan te
vergemakkelijken. De nodige aanpassingen aan de bestaande registratiemodules worden voorbereid. »» Begin 2010 startten we de ontwikkeling van een nieuw, alomvattend gegevens- en relatiebestand waaraan de nodige
registratiemogelijkheden gekoppeld zullen worden. Dit systeem zou vanaf midden 2011 in gebruik genomen moeten worden. De verantwoordelijke kwaliteit blijft in samenwerking met de werkcel beleidsplan de coördinatie van (de uitvoering van) dit beleidsplan opnemen. Raad van Bestuur, teamvergadering en Werkgroep Welzijnszorg worden regelmatige geconsulteerd en geïnformeerd.
6.2. Opvolging en bijsturingen Het jaarlijkse voortgangsrapport is, hoewel ook een administratieve verplichting, voor Welzijnszorg vooral belangrijk om de uitvoering van ons beleidsplan op te volgen. De opbouw ervan moet het een werkbaar instrument maken dat door alle (professionele) medewerkers en beleidsorganen gehanteerd kan worden. De verantwoordelijke kwaliteit blijft in samenwerking met de werkcel beleidsplan de coördinatie van (de uitvoering van) dit beleidsplan opnemen. »» De uitvoering van de plannen voor het lopende jaar zullen punctueel/periodiek geagendeerd worden op Team, Werkgroep
Welzijnszorg en Raad van Bestuur. »» Elke interne werkcel en de regionale werkgroep Welzijnszorg zullen in november de opdracht krijgen de nieuwe planning voor
te bereiden. De regionale werkgroepen Welzijnszorg, de Commissie Educatie en de Projectencommissie worden waar nodig geconsulteerd. »» De teamdag in december bespreekt de voorbereide planningsdocumenten. »» Op de teamdagen in februari, waarop alle nationale en regionale educatieve personeelsleden aanwezig zijn, worden de
voortgang en de evoluties m.b.t. de uitvoering van het beleidsplan geagendeerd. »» Een beleidsplan voor vijf jaar beslaat een lange periode. Omgevingsfactoren kunnen in die periode evolueren. We willen ze
daarom blijven opvolgen en toetsen aan de vooronderstellingen die we maakten bij het beleidsplan en haar doelstellingen. »» De Raad van Bestuur van februari en de Algemene Vergadering in maart hebben uiteraard het laatste woord bij het vastleggen
van de planning en het goedkeuren van de voorbije werking. 123
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
124
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
7. Meerjarenbegroting
125
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
126
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
Welzijnszorg vzw - Huidevettersstraat 165 - 1000 Brussel
8. Bijlagen
127
Beleidsplan 2011 - 2015 scvw
128