Beleidsplan “Vrijwillige inzet in Sliedrecht” (versie 3.1) Steller: Portefeuillehouder: Datum:
Hans Erkens/afdeling WEZ Johan Lavooi, wethouder Wmo 10 maart 2009
1. Aanleiding Aanleiding: Wmo Met prestatieveld 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) heeft de ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers een wettelijke basis gekregen. De vrijwillige inzet van burgers, zowel in georganiseerd verband (vrijwilligersorganisaties) als in ongeorganiseerd verband (kleinschalig burgerinitiatief), vormt een onmisbaar deel van de civil society. Vrijwilligerswerk is ook bij uitstek het voertuig voor burgers om verantwoordelijkheid te nemen en niet alles van een ander of de overheid te verwachten. Met vrijwillige inzet is de burger niet slechts consument van publieke diensten, maar levert hij actief een bijdrage. Hij geeft niet alleen zijn eigen meedoen vorm, maar draagt ook bij aan het meedoen van kwetsbare groepen.1 Deze notitie betreft alleen het vrijwilligerswerk; het ondersteunen van mantelzorgers inclusief informele zorg komt in een aparte notitie ter sprake. In dit beleidsplan komen achtereenvolgens aan bod: - Vrijwilligerswerk - Actief burgerschap - Maatschappelijke stages Vrijwilligersbeleid Sliedrecht In Sliedrecht zijn duizenden mensen actief als vrijwilliger; vanuit de kerk, in een sport- of andere vereniging, bij een (zorg)instelling of zelfstandig in de eigen buurt. De gemeente Sliedrecht zag vanuit de Welzijnswet het ondersteunen van vrijwilligers al als een gemeentelijke taak; toch hebben we tot nu toe geen specifiek beleid vastgelegd met betrekking tot het vrijwilligerswerk. Met de komst van de Wmo is die taak verder uitgewerkt. Het Wmo-beleidskader Sliedrecht zegt over vrijwilligersbeleid het volgende: Doelen voor vrijwilligersondersteuning: De bereidheid van mensen om vrijwilligerswerk te doen neemt toe. De vraag naar en het aanbod van vrijwilligers zal passend en naar behoefte bij elkaar worden gebracht. Vrijwilligers voelen zich gewaardeerd en gesteund in hun activiteiten (beleidsuitspraak 17). Visie Sliedrecht Deze notitie vormt een uitwerking van actiepunt 10 tot en met 14 uit het Wmo-beleidsplan, maar heeft ook een link met actiepunt 2, ondersteuning van initiatieven voor actief burgerschap. We willen het volgende bereiken: - uit onderzoek willen we meer inzicht krijgen in de ondersteuningsbehoefte van alle vrijwilligers en hun organisaties; - opgaven vanuit dit onderzoek leggen we vast in een meerjaren beleidsvisie en plan van aanpak; - deelname aan en bekendheid en tevredenheid met het vrijwilligerswerk in Sliedrecht is over vier jaar toegenomen (maatschappelijk effect); - we willen dit o.a. meten vanuit Benchmark en Cliënttevredensheidonderzoek (door SGBO) en Sociale Monitor Drechtsteden (door OCD). Stichting Ouderenwerk Sliedrecht De gemeente Sliedrecht heeft de Stichting Ouderenwerk gevraagd om in het kader van de Wmo 1
Toelichting op de gezamenlijke van website VWS en VNG: www.invoeringwmo.nl/prestatieveleden
haar activiteiten en doelgroep te verbreden. Ouderenwerk heeft aangegeven het verbredingstraject in te zetten door middel van een vijftal initiatieven, waarvan de volgende betrekking hebben op dit beleidsplan: - opstellen van een plan van aanpak voor het versterken van de sociale samenhang (bijlage 1); - ontwikkelen, herstructureren en ondersteunen van het vrijwilligerswerk (bijlage 2). De keuze voor Ouderenwerk is gebaseerd op het feit dat zij de afgelopen jaren veel kennis en ervaring heeft opgedaan in het ondersteunen van eigen (zorg)vrijwilligers. Het is dan een logische stap om deze expertise in te zetten voor een bredere groep vrijwilligers en hun organisaties. Om die reden trekken de gemeente en Ouderenwerk samen op bij het uitwerken van het vrijwilligersbeleid. Gezamenlijk onderzoek naar het huidige vrijwilligersbeleid Alvorens nieuw beleid te ontwikkelen wilde de gemeente onderzoeken wat de huidige ontwikkelingen in het vrijwilligerswerk zijn. Naast een literatuuronderzoek naar landelijke maatschappelijke trends hebben de gemeente en Ouderenwerk in het najaar van 2008 interviews gevoerd met 28 instellingen met vrijwilligers. De interviews vonden plaats met een aantal zorginstellingen, wijkplatforms en kerken. Ook werden sportverenigingen en instellingen op het gebied van jongeren, cultuur en milieu bezocht. Omdat het om een gezamenlijk onderzoek gaat, is een deel van tekst overgenomen uit bijgaande notitie “Vrijwilligers aan zet, uitkomsten onderzoek naar de gewenste ondersteuning van het vrijwilligerswerk in Sliedrecht” (Bureau Petra van Loon i.o.v. Stichting Ouderenwerk, januari 2009). De centrale vraag bij de interviews was: welke knelpunten ervaart men bij het werven, ondersteunen en behouden van vrijwilligers en welke taken en rollen verwacht men in de ondersteuning van vrijwilligers door de gemeente en Ouderenwerk? Leeswijzer In het volgende hoofdstuk wordt ingegaan op de definitie van het vrijwilligerswerk, verschillen in typen organisaties en landelijke ontwikkelingen en de gevolgen voor het vrijwilligerswerk. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op de bevindingen vanuit de interviews onder de Sliedrechtse vrijwilligersorganisaties en de knelpunten op het gebied van ondersteuning. In het vierde hoofdstuk volgen beleidsdoelen en uitspraken en in hoofdstuk 5 de verdere uitwerking in taken, overige thema’s (actief burgerschap en maatschappelijke stages), financiële onderbouwing en tijdspad.
2
2. Uitkomsten uit het literatuuronderzoek In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingegaan op algemene landelijke maatschappelijke ontwikkelingen in het vrijwilligerswerk. We starten met het benoemen van een gezamenlijke definitie. Definitie vrijwilligerswerk Vrijwilligerswerk is een breed begrip. De volgende definitie is tot dusver de meest gebruikte: “Werk, dat onbetaald en onverplicht verricht wordt ten behoeve van anderen of van de (kwaliteit van de) samenleving in het algemeen, in enig georganiseerd verband”.2 Hierin vinden we vier algemene kenmerken (zie: figuur 1). Figuur 1: algemene kenmerken vrijwilligerswerk Inde praktijk zien we veel verschillen. Wettelijk is vastgelegd dat - onbetaald: elke vrijwilliger een onbelaste onkostenvergoeding mag ontvangen. Er is sprake van een toenemend aantal vormen van vrijwilligers- onverplicht: werk waarbij het vrijwillige karakter onder druk staat, geleid vrijwilligerswerk genoemd.3 Voorbeelden hiervan zijn maatschappelijke stages, sociale activering of inburgering. - in georganiseerd verband: Vrijwilligerswerk is lang niet alleen meer beperkt tot georganiseerde verbanden, denk maar aan actief burgerschap. - ten behoeve van een ander: Vaak klopt dat, maar vrijwilligerswerk gebeurt ook uit motieven als ontmoeting, ontplooiing of iets leren. De activiteiten komen ook vaak ten goede aan de “eigen” groep of vereniging. Daarnaast komen we naast de traditionele term “vrijwilligerswerk” steeds vaker het begrip “vrijwillige inzet” tegen. In het kader van de Wmo heeft de laatste term de voorkeur, omdat elke vorm van vrijwillige inzet een bijdrage kan leveren aan de doelstellingen die de gemeente zich in het kader van de Wmo stelt. Anders dan vrijwilligerswerk is bij mantelzorg (zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een hulpbehoevende door één of meerdere leden van diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening direct voortvloeit uit de sociale relatie) veelal géén sprake van een vrijwillige keuze. We rekenen deze vorm dan ook niet tot het vrijwilligerswerk. De ondersteuning van mantelzorgers is in een aparte notitie uitgewerkt. Typen organisaties De structuur van een organisatie wordt voor een groot deel bepaald door het type instelling. Doelstelling, manier van werken en structuur moeten bij elkaar passen. In de verschillende organisatietypen hebben vrijwilligers een andere plek en rol. Elk organisatietype kent een eigen organisatiewijze, aansturingstijl en motivatie van medewerkers (zie: figuur 2). Figuur 2: typen organisaties met vrijwilligers - dienstverlenend: Vaak in de vorm van een stichting, bijvoorbeeld: Stichting Ouderenwerk, Rivas en MEE. - campagnevoerend: De inhoud en doelgroep hangen samen met een goede zaak of goed doel. Voorbeelden zijn Greenpeace, Amnesty International en in Sliedrecht: Werkgroep 3e Merwedehaven. - voor-ons-door-ons: Vaak in de vorm van een vereniging, bijvoorbeeld: patiëntenorganisaties, een toneelvereniging, een migrantenorganisatie of een sportvereniging. Voor een uitvoerige beschrijving van de drie organisatietypen wordt verwezen naar bijlage 2.
2
Definitie in 1980 opgesteld door de interdepartementale Commissie Vrijwilligersbeleid, binnen het toen genaamde ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM). 3 Toekomstverkenning vrijwilligerswerk 2015 over het vrijwilligerspotentieel van de Nederlandse samenleving, Lesley Hustinx, Lucas Meijs en Esther ten Hoorn.
3
Mengvormen In de praktijk zien we ook een mengeling van typen. Sommige organisaties zijn als actiegroep ontstaan maar langzamerhand geprofessionaliseerd. Ook kerken kennen een gemengde vorm; vaak voor-ons-door-ons met een sterke focus op de buitenwereld (campagnevoeren). Lokale instellingen als “Spring in” en “Spring bij” zijn ontstaan vanuit kerkgemeenten en hebben een sterk dienst- of zorgverlenend karakter en zijn professioneel georganiseerd. Voor beleidsontwikkeling is het van belang de verschillende organisatietypen te onderkennen, omdat ze ieder om een eigen manier van ondersteuning vragen. In hoofdstuk 4 gaan we daar verder op in. Maatschappelijke ontwikkelingen en trends Het vrijwilligerswerk en de vrijwilliger van vandaag zijn niet meer te vergelijken met het vrijwilligerswerk van twintig jaar geleden. Maatschappelijke ontwikkelingen hebben er voor gezorgd dat de beschikbaarheid, wensen en behoeften van mensen zijn veranderd. Maar dat geldt niet overal; sommige traditionele waarden zijn binnen het vrijwilligerswerk behouden gebleven. De volgende maatschappelijke ontwikkelingen en trends hebben gevolgen voor het vrijwilligerswerk. -
-
-
-
-
De samenleving stelt hogere eisen aan kwaliteit op diverse niveaus. Toenemende eisen bij overheid, vrijwilligers en consumenten vragen om extra inspanningen. Gemeenten stellen hogere kwaliteitseisen aan vrijwilligersbesturen en verlangen meetbare output in ruil voor subsidies. Dat vertaalt zich in hogere eisen aan de vrijwilliger. Maar ook vrijwilligers zelf stellen hogere eisen aan de organisaties waarvoor zij zich inzetten. Hierdoor komt het vrijwilligerswerk meer onder druk te staan. Individualisering maakt dat organisaties beter moeten aansluiten bij de leefwereld van verschillende doelgroepen. Die leefwereld ziet er voor vitale ouderen, drukbezette tweeverdieners of jongeren anders uit. Dat speelt een rol in de werving en het behouden van vrijwilligers (begeleiding en waardering). Het vrijwilligerswerk moet beter aansluiten op persoonlijke interesses van mensen. Binding met een organisatie komt vaak voort vanuit wat speelt in het leven of de directe omgeving van de vrijwilliger. Vrijwilligerswerk wordt een uitdaging gevonden, kan leuk en verrijkend zijn, men kan zich ontplooien en het sluit aan op iemands leefstijl. Opvallend is dat vooral ouderen en veelal leden uit de vaste kern doorgaans nog wel traditionele motieven hebben. De stijging van het aantal arbeidsuren blijkt een negatieve invloed te hebben op de beschikbaarheid voor het vrijwilligerswerk, waarbij de toestroom van vrouwen naar de arbeidsmarkt een belangrijke rol speelt. Combineren van verschillende levensdoelen. Organisaties moeten rekening houden met zowel het betaalde werk als de privé-situatie van hun vrijwilligers. Er ontstaat een groeiende vraag naar kortdurend vrijwilligerswerk en flexibiliteit is hierbij van groot belang. Gevolg: mensen zijn met organisaties waar zij vrijwilligerswerk doen een lossere band gaan onderhouden, terwijl veel organisaties nog steeds zijn georganiseerd vanuit het idee dat vrijwilligers gaan voor “hun club”. Demografische ontwikkelingen. Deze laten zien dat de bevolking vergrijst en ontgroent. Het aandeel ouderen op het totaal van de bevolking neemt flink toe. Verhoudingsgewijs zijn er minder jongeren. De vergrijzing zet de arbeidsmarkt onder druk. Zo zijn er politieke wensen om ouderen langer aan het werk te houden. Dit verhoudt zich slecht tot de rol van ouderen in het vrijwilligerswerk en het verenigingsleven, waar ouderen vaak de drijvende kracht vormen. Recent onderzoek toont aan dat er een groeiend aantal ouderen is tegenover een dalend aantal ouderen dat vrijwilligerswerk doet. Dat heeft onder andere te maken met het geven van meer informele hulp. Zo zal het aantal oppasgrootouders de komende jaren naar verwachting toenemen. Dat kan de tijdsbesteding aan vrijwilligerswerk onder druk zetten. Vergrijzing zorgt er ook voor dat het beroep op vrijwilligerswerk in de zorg toeneemt. Meer ouderen betekent ook meer mensen die gebruik maken van vrijwillige bezoekdiensten of vrijwillige thuishulp. Het percentage Nederlanders van allochtone herkomst zal naar verwachting de komende jaren blijven stijgen. Allochtonen zijn sterk ondervertegenwoordigd in het georganiseerde vrijwilli-
4
gerswerk. Hun activiteiten concentreren zich meestal op activiteiten binnen de eigen groep. Taalbarrières, onbekendheid met vrijwilligerswerk, als ook met de organisatiecultuur van veel vrijwilligersorganisaties werken belemmerend. Knelpunten in het vrijwilligerswerk Hieronder beschrijven we knelpunten die als gevolg van de beschreven maatschappelijke ontwikkelingen en trends in het vrijwilligerswerk zijn ontstaan. -
-
-
-
-
-
-
Tekort aan nieuwe vrijwilligers en onvoldoende doorstroom binnen besturen. Uit sommige onderzoeken blijkt dat veel organisaties onvoldoende vermogen hebben om dit probleem zelfstandig op te lossen. Dat vraagt om een passend aanbod. Er stromen te weinig nieuwe vrijwilligers in: jong en oud, autochtoon en allochtoon, vaste en tijdelijke vrijwilligers. Een daaruit voortkomend probleem is de vergrijzing van het vrijwilligersbestand. Vrijwilligers in zorg en welzijn worden steeds ouder en doen soms op hoge leeftijd nog vrijwilligerswerk. Maar met het klimmen der jaren krijgen deze vrijwilligers op leeftijd te maken met lichamelijke beperkingen. Uit ander onderzoek blijkt dat er géén teruggang van het aantal vrijwilligers is; het blijkt zelfs te stijgen. Toch ontstaat er een vrijwilligerstekort, doordat er meer behoefte is aan vrijwilligers (o.a. wegens hogere eisen en regeldruk) en door de veranderende inzet van vrijwilligers (meer vrijwilligers noodzakelijk per taak). Het gemiddelde aantal werkzame uren per vrijwilliger neemt wel af. Een andere verwachting is, dat het vrijwilligerstekort toeneemt doordat vrijwilligers zich minder lang binden aan één organisatie. Toch blijkt uit onderzoek dat vrijwilligers zeer trouw zijn aan (voornamelijk) levensbeschouwelijke organisaties. Verder blijkt dat er een samenhang is tussen de omvang van sportverenigingen en de vrijwilligersproblematiek. Het vrijwilligerstekort loopt op naarmate de sportclub groter is. Er is ook een verband tussen de beschikbaarheid van vrijwilligers en de omvang van gemeenten; een tekort aan vrijwilligers komt het minst vaak voor bij verenigingen uit gemeenten tot 15.000 inwoners. Gebrek aan zelfstandig veranderingsvermogen bij vrijwilligersorganisaties. Veel organisaties houden vast aan traditionele werkwijzen. Nieuwe vrijwilligers stellen andere eisen. De nieuwe vrijwilliger werkt meer op momenten dat het hem schikt en is slechts tijdelijk beschikbaar. Hij is kritischer en maakt zijn eigen afwegingen. Organisaties moeten hun werkwijzen aanpassen aan de eisen van deze tijd en investeren in verandering en meer flexibel werken. Flexibilisering van organisaties is noodzakelijk om te anticiperen in een veranderde samenleving. Problemen met profileren. Organisaties hebben moeite zich goed te neer te zetten. Vrijwilligersorganisaties moeten aangeven waarvoor ze staan en welke doelen zij hebben. Zij moeten zich beter leren profileren en op een aansprekende wijze communiceren. Het blijkt een probleem om jongeren te werven voor vrijwilligerswerk. Jongeren zijn onvoldoende betrokken bij vrijwilligerswerk. Veel organisaties zijn niet of onvoldoende in staat om goed te reageren op jongeren. Aan de ene kant zien we onder jongeren veel vooroordelen en onbekendheid met vrijwilligerswerk. Aan de andere kant zien we dat veel vrijwilligersorganisaties kampen met een stoffig imago. Toename van vrijwillige activiteiten waarbij het initiatief van “derden” uitgaat. De overheid zet vrijwilligerswerk in als instrument bij inburgering, reïntegratie- of activeringstrajecten en in het onderwijs (maatschappelijke stage). Dat heeft tot gevolg dat het vrijwilligerswerk laagdrempelig moet zijn om mensen de kans te geven mee te doen, ook als ze daar extra hulp bij nodig hebben. Participatieplekken vereisen een andere, vaak intensievere begeleiding.
5
Vier oorzaken voor afname aantal vrijwilligers Hieronder worden vier oorzaken genoemd, die een afname van het aantal vrijwilligers tot gevolg hebben, afkomstig uit het onderzoek “Toekomstverkenning vrijwillige inzet 2015” (Devilee, 2005). We hebben daarbij een inschatting gemaakt van het mogelijke effect voor het vrijwilligerswerk in Sliedrecht. 1. De invloed van ontkerkelijking sinds de jaren zestig. Omdat kerkelijk betrokkenen aanzienlijk vaker vrijwilliger zijn dan niet kerkelijk betrokkenen, heeft dit invloed op de beschikbaarheid van vrijwilligers. Anders dan het landelijke beeld, is van ontkerkelijking in Sliedrecht en een daarmee afnemend aandeel aan het vrijwilligerswerk nog beduidend minder sprake. 2. Een groeiend tijdgebrek. De veronderstelling is dat als individuen het drukker krijgen, de bereidheid om vrijwilligerswerk te doen zal dalen. Het aantal vrijwilligers is echter niet afgenomen, wel het aantal beschikbare uren per vrijwilliger. Dit vraagt lokaal om het formuleren van andere uitgangspunten, herschikken van taken en het werven van nieuwe groepen. 3. Vrijwilligerswerk wordt vaak opgeschort tot de derde levensfase. Mensen beschikken over meer tijd en belemmeringen van gezin en carrière zijn dan veelal minder aanwezig. Dit hoeft geen belemmering te zijn; er zijn in de toekomst meer ouderen en beschikbaar voor het vrijwilligerswerk. Daarbij blijkt de nieuwe groep 65-plussers mondiger, vitaler en actiever en heeft een hoger opleidings- en bestedingsniveau. Acties om deze groep voor het vrijwilligerswerk warm te maken hebben in Sliedrecht recentelijk al zijn vruchten afgeworpen. 4. Een verschil in mentaliteit tussen oudere en jongere generaties door o.a. socialisatieverschillen. We zien zowel landelijk als lokaal dat verschillende leeftijdsgroepen verschillende kenmerken hebben voor wat betreft, wensen en beschikbaarheid. Dit biedt echter ook nieuwe kansen; de generaties kunnen elkaar aanvullen en versterken. Organisaties moeten hierop leren inspelen (doelgroepen- of levensloopbeleid). Ook maatschappelijke stages kunnen hier een positief effect op hebben. In het volgende hoofdstuk zien we welke specifieke knelpunten voor het vrijwilligerswerk in Sliedrecht gelden en welke oplossingen hierbij door de instellingen zijn aangedragen.
6
3. Bevindingen uit de interviews met Sliedrechtse organisaties met vrijwilligers In het najaar van 2008 hebben Ouderenwerk en de gemeente Sliedrecht een aantal interviews afgenomen met organisaties met vrijwilligers. Aan dit onderzoek hebben alle drie typen organisaties deelgenomen, zowel binnen de zorg als daarbuiten. De resultaten van het onderzoek en de interviews zijn in december 2008 voorgelegd aan een brede klankbordgroep. Daaruit blijkt dat onderstaande bevindingen uit het landelijk onderzoek ook in Sliedrecht worden herkend. - Demografische ontwikkelingen. Moeite met werven van nieuwe vrijwilligers, vergrijzen vrijwilligersbestand, tekort aan (opvolgers voor) bestuurskader en jongeren niet weten te bereiken werden door organisaties genoemd. De vergrijzing lijkt vooral zichtbaar in de sectoren zorg en welzijn (zorgvrijwilligers). Er zijn zowel organisaties die moeite hebben om nieuwe vrijwilligers te vinden als organisaties die een overschot hebben en daarom met een wachtlijst werken. - Gebrek aan zelfstandig veranderingsvermogen. Organisaties hebben moeite om in te spelen op de persoonlijke interesses, motivatie, capaciteiten en beschikbaarheid van vrijwilligers. Dat vraagt om een bepaalde en vooral voor verenigingen nieuwe manier van denken, om flexibiliteit en maatwerk. - Moeite met profileren. Organisaties met vrijwilligers weten zich onvoldoende te presenteren naar potentiële vrijwilligersgroepen. Zij hebben hulp nodig bij het verbeteren en vernieuwen van hun communicatie en PR. Profilering werkt twee kanten op: promoten van het aanbod (diensten/activiteiten) en versterken van de wervingskracht voor nieuwe vrijwilligers. Het gaat er in toenemende mate om dat organisaties meer dan voorheen laten zien wat zij doen en dit op een aansprekende wijze communiceren. Overige lokale ontwikkelingen, knelpunten en genoemde oplossingen De keuze van mensen om actief te zijn in de lokale samenleving of zich te verbinden aan een groep wordt voor een groot deel bepaald door traditie en doordat men is opgegroeid in een levensbeschouwelijk milieu. Ook speelt in Sliedrecht de lokale identiteit een belangrijke rol. Uit de interviews valt op dat de binding met Sliedrecht sterk is en dat de geïnterviewden zich willen inzetten voor het welzijn van haar bewoners. - Samenwerking en afstemming aanbod. Dit thema is veel aan de orde is gekomen. Er is binnen het vrijwilligerswerk sprake van versnippering en eilandjes; er gebeurt veel wat men niet van elkaar weet, ook op gebieden waar samenwerking tot de mogelijkheden zou behoren (voorbeeld: fondsen werven of het delen van een locatie of vervoermiddel). Er is een overlap aan aanbod en men maakt te weinig gebruik van elkaars kennis, mogelijkheden en faciliteiten. Verenigingen hebben behoefte aan extra handjes voor het uitvoeren van tijdelijke activiteiten zoals onderhoud en het helpen bij evenementen en toernooien. - Armoede en participatie van kwetsbare burgers. Een aantal geïnterviewden maakt zich zorgen en stelt vast dat kwetsbare burgers slecht bereikt worden met de huidige voorzieningen. Als oplossingen ziet men een andere benadering van deze groep, waarbij in plaats van regels en procedures de cliënt centraal wordt gesteld. Ook outreachend werken op plekken waar deze doelgroep komt (kerken, voedselbank, kringloopcentrum) wordt genoemd. - Leeftijdsopbouw. Binnen de sportverenigingen ziet men dat (actieve) ouders zich terugtrekken uit het verenigingsleven als de kinderen ouder worden. Veel kinderen verlaten het Sliedrechtse verenigingsleven zodra ze gaan studeren. - Vrijwilligersvacaturebank . Het blijkt dat vooral zorginstellingen als MEE, Rivas en ASVZ profijt hebben van de vrijwilligersvacaturebank. Andere organisaties geven aan weinig tot geen profijt te hebben van deze vorm van bemiddeling. Dit valt te ondermeer verklaren door het eerder beschreven onderscheid in typen organisaties. - Waardering. Veel organisaties hebben aangegeven dat de gemeente meer zou mogen doen aan het waarderen van vrijwilligers, door hen meer in het zonnetje te zetten. Dat is belangrijk omdat de gemeente daarmee het belang van het vrijwilligerswerk voor de lokale samenleving erkent. Bovendien kan er een wervende werking vanuit gaan naar mensen die zich nog niet vrijwillig inzetten. De gemeente uit haar waardering o.a. door de jaarlijkse uitreiking van de vrijwilligerspenning, maar dit thema zou breder opgepakt kunnen worden. Een belangrijke vorm van waardering is het onderkennen en behouden van zelfstandigheid en verantwoordelijkheid van
7
-
-
mensen die zich vrijwillig inzetten. We zien hiervan goede voorbeelden binnen het vrijwilligersbeleid van de Stichting Ouderenwerk. Toename van de vraag. Er kunnen bij vrijwilligersorganisaties problemen ontstaan als er een te groot beroep op hun diensten wordt gedaan. Een te grote vraag zet organisaties onder druk voor wat betreft vrijwilligerscapaciteit en coördinatie. Organisaties hebben behoefte aan deskundigheidsbevordering. Het kan gaan over financiële zaken, locatiebeheer, toepassen van regels en wetten en methoden om vrijwilligers te werven en te behouden. Ook als het gaat om het ontwikkelen van een visie op vrijwilligerswerk, kadervorming of hoe te werken met nieuwe doelgroepen in het vrijwilligerswerk. Uit de interviews blijkt dat veel organisaties onvoldoende op de hoogte zijn van regelingen die voor hen van belang zijn. Zo weet bijna niemand hoe het precies zit met de onkostenvergoeding voor vrijwilligers of de maatschappelijke stage.
Aandachtspunten en dilemma’s In het volgende hoofdstuk worden bovengenoemde lokale ontwikkelingen, gesignaleerde knelpunten en oplossingen vertaald in uitgangspunten voor een meerjarig vrijwilligersbeleid. Daarbij dienen zich de volgende aandachtspunten of dilemma’s aan: 1. Organisaties moeten hun traditionele werkwijzen en het daarbij behorende eisenpakket aanpassen aan de eisen van deze tijd. Het vraagt om investeren in verandering en meer flexibel werken. Flexibilisering van organisaties is noodzakelijk om te anticiperen in een veranderde samenleving. Functies die veel tijd vragen kunnen worden opgeknipt in deeltaken; soms tijdelijk van aard en soms slechts tijd vragen in een bepaalde periode. 2. Sommige organisaties hebben aangegeven dat vrijwilligers op hoge leeftijd te weinig effectief of representatief zijn. Een aantal organisaties is overgegaan tot het instellen van een leeftijdsgrens. Voor vrijwilligers op hoge leeftijd is dat een strop, omdat voor hen het vrijwilligerswerk belangrijk is voor de sociale contacten, dagritme en gevoel nog mee te doen in de samenleving. Hoe leren we organisaties dat maatwerk van belang is?
8
4. Beleidsdoelen en uitspraken met betrekking tot vrijwilligersondersteuning In dit hoofdstuk wordt de visie ten aanzien van het vrijwilligerswerk (blz. 1) uitgewerkt in concrete beleidsdoelen en kaderstellende beleidsuitspraken. Daarbij zijn de gegevens uit het onderzoek naar ontwikkelingen en knelpunten een belangrijk uitgangspunt. Wat kunnen we hieruit leren en hoe vertalen we dit naar Sliedrechts vrijwilligersbeleid? Wat wil de gemeente bereiken (beleidsuitspraken): 1. De bekendheid met en de bereidheid tot vrijwilligerswerk onder Sliedrechtse burgers zal de komende jaren toenemen. De vraag naar en het aanbod van vrijwilligers zal passend en naar behoefte bij elkaar worden gebracht. Dit vraagt om een meer vraaggerichte benadering. 2. Er dient meer dan voorheen rekening te worden gehouden met de capaciteiten (competenties) en wensen van vrijwilligers. Daarbij dient flexibel te worden omgegaan met de vraag en (tijdelijk) aanbod aan vrijwilligers. Hierbij is het belangrijk dat nieuwe doelgroepen zoals jeugd, middengroepen, allochtonen en “nieuwe” ouderen worden bereikt. 3. Vrijwilligers voelen zich gewaardeerd en gesteund in hun activiteiten. Hieronder valt het binden en behouden van vrijwilligers door middel van goede ondersteuning (faciliteren en scholen) en waardering (materieel en immaterieel). 4. Vanuit Benchmark, Cliënttevredenheidsonderzoek (SGBO) en Sociale Monitor Drechtsteden meten we periodiek of we onze beleidsdoelen hebben gehaald. Sliedrecht beschikt nog over onvoldoende kwantitatieve gegevens met betrekking tot (organisaties met) vrijwilligers4. De Sociale Monitor van 2009, dient als nulmeting en kan belangrijke nieuwe gegevens opleveren. Deze gegevens kunnen aanleiding geven om het beleid op onderdelen bij te stellen. We willen nog nadere voorstellen doen hoe we deze gegevens in beeld zullen brengen en zullen dit afstemmen met de Wmo-adviesraad. Beleidsuitspraken met betrekking tot de verschillende rollen: 1. Gemeente is opdrachtgever en (politiek en bestuurlijk) eindverantwoordelijk voor het beleid. Zij formuleert een strategische beleidsvisie op het ondersteunen van (organisaties met) vrijwilligers en stelt hiervoor de nodige middelen (subsidie) beschikbaar. Zij geeft rechtstreeks uiting in de vorm van waardering van vrijwilligers. 2. Stichting Ouderenwerk is als opdrachtnemer verantwoordelijk voor de uitvoering van de ondersteuning aan organisaties met vrijwilligers. Zij werkt dit uit in een Plan van Aanpak. Jaarlijks rapporteert zij de gemeente over de resultaten en legt verantwoording af over de inzet van de middelen (subsidie) hierbij. 3. Participatie en Activering Drechtsteden (PAD) is een regionaal kenniscentrum. Zij onderhoudt een regionale website met actuele gegevens t.b.v. organisaties met vrijwilligers (kennisbank). Zij biedt lokaal cursussen (deskundigheidsbevordering) aan en stemt de organisatie en facilitering af met de Stichting Ouderenwerk. 4. Organisaties met vrijwilligers zijn primair verantwoordelijk voor het ondersteunen en begeleiden van de eigen (individuele) vrijwilligers. Daarbij kunnen zij terug vallen op ondersteuning door de Stichting Ouderenwerk en/of PAD. 5. Vrijwilligers zijn de onmisbare spil als het gaat om vrijwillige inzet. Bij het verrichten van vrijwilligerswerk weten zij zich ondersteund door de eigen organisatie (bestuur en begeleiders), Ouderenwerk (vrijwilligerspunt) en PAD (website, kennisbank en deskundigheidsbevordering) en de gemeente (o.a. beleid, waardering en loketfunctie). Drie Pijlers bij het ondersteunen van (organisaties met) vrijwilligers De gemeente en Ouderenwerk hebben de lokale knelpunten en oplossingen vertaald in drie pijlers, die als basis dienen voor het ondersteunen van organisaties met vrijwilligers. De pijlers zijn:
4
Het onderzoek dat aan de basis ligt van deze notitie heeft vooral een kwalitatieve insteek: de beleving van organisaties ten aanzien van het vrijwilligerswerk en de ervaren knelpunten.
9
1. Promotie en stimuleren van vrijwillige inzet. Hieronder verstaan we activiteiten als communicatie en promotie van het vrijwilligerswerk door de instellingen en de ondersteuning hierbij vanuit de gemeente en Ouderenwerk. Hierdoor wordt aan instellingen met vrijwilligers en hun diensten en daarmee het vrijwilligerswerk meer bekendheid gegeven. Het ontwikkelen van een vraaggerichte manier van werven maakt daar eveneens deel van uit. 2. Samenwerken en werken aan samenhang. Instellingen hebben aangegeven dat ze meer willen samenwerken, mits de eigen identiteit voldoende herkenbaar blijft. Dit vraagt om goede coördinatie en regie. Het gaat om het inzichtelijk maken van het aanbod (activiteiten) en het met elkaar in contact brengen van organisaties met vrijwilligers (uitwisseling en netwerk). 3. Verenigingsondersteuning. Deze moet vooral gericht zijn op praktische zaken, maar ook op visie en strategische vraagstukken en het bieden van maatwerk. Ook hierin kunnen verenigingen individueel worden ondersteund, maar het heeft ook betrekking op collectieve activiteiten (cursusaanbod en deskundigheidsbevordering). Wat gebeurt er al Sinds het vaststellen van het Wmo-beleidsplan is in Sliedrecht al een aantal ontwikkelingen met betrekking tot vrijwilligersondersteuning in gang gezet. De Stichting Ouderenwerk heeft de coördinatie en het beheer van de Vrijwilligersvacaturebank Sliedrecht van de gemeente overgenomen. Maar ook bij het Serviceloket (Wmo-loket) kunnen burgers terecht met eenvoudige vragen over vrijwilligerswerk of vrijwillige inzet. De zes gemeenten van de Drechtsteden zijn met PAD voor 2009 een nieuwe overeenkomst aangegaan. PAD functioneert als regionaal kenniscentrum. Zij onderhoudt een regionale website www.vrijwilligoppad.nu met vacatures uit de regio en actuele ontwikkelingen op het gebied van vrijwilligerswerk (kennisbank). Daarnaast organiseert PAD in samenwerking met lokale welzijnsinstellingen cursussen (deskundigheidsbevordering) voor instellingen met vrijwilligers. Sliedrecht draagt naar rato aantal inwoners voor 2009 een bedrag bij van € 2.275; te dekken uit het Wmo-budget. Sinds 1 januari 2009 biedt de VNG gemeenten de mogelijkheid om deel te nemen aan een collectieve vrijwilligers- en mantelzorgverzekering, die is ondergebracht bij Centraal Beheer/Achmea. De verzekering bestaat uit een basis- en een pluspakket. De pakketten kosten elk € 0,125 per inwoner. Sliedrecht neemt deel aan deze regeling. Het rijk heeft hiervoor een jaarlijkse vergoeding van ruim 4 miljoen Euro beschikbaar gesteld (gemeentefonds). Voor Sliedrecht komt dit neer op maximaal € 6.000 per jaar (gelijk aan de kosten).
10
5. Uitwerking Dit hoofdstuk vormt de concrete uitwerking van de doelen en uitspraken. Het gaat hier vooral om de vraag hoe we dingen willen aanpakken. Hierbij komen achtereenvolgens aan de orde: - ondersteuning vrijwilligers, hoe dit te bereiken; - ondersteuning burgerinitiatieven (actief burgerschap); - maatschappelijke stages. Ondersteuning vrijwilligers, hoe dit te bereiken Instellingen zijn primair verantwoordelijk voor het ondersteunen en begeleiden van eigen vrijwilligers. Toch blijkt dat organisaties een grote behoefte hebben aan ondersteuning hierbij. Een groot deel van de ondersteuningstaken willen we neerleggen bij de Stichting Ouderenwerk. Dit geldt niet alleen voor de eigen 240 (zorg)vrijwilligers, maar vooral andere instellingen met vrijwilligers, zowel binnen als buiten de zorg. We hebben gezien dat vooral de zorg- of dienstverlenende instellingen baat hebben bij matching vanuit de vacaturebank. Deze bemiddeling ligt voor verenigingen weer minder voor de hand; die hebben vooral behoefte aan ondersteuning in visieontwikkeling en levensloopbeleid ten behoeve van opvolging vanuit de eigen gelederen. Voor deskundigheidsbevordering komen beide soorten instellingen weer in aanmerking en is uitwisseling en leren van elkaar essentieel voor een goede afstemming en samenwerking. Ouderenwerk zal hierbij lokaal maatwerk bieden en voor lokaal overstijgende taken samenwerking zoeken met PAD. Activiteiten in het kader van de ontwikkeling van de ondersteuningsstructuur De Stichting Ouderenwerk heeft het voornemen met de middelen die voor het jaar 2009 en verder beschikbaar worden gesteld een ondersteuningsstructuur en -aanbod ten behoeve van het vrijwilligerswerk te ontwikkelen die uit de volgende activiteiten bestaat: 1.
2.
3.
4.
Opzet en verdere ontwikkeling Vrijwilligerspunt Sliedrecht Het vrijwilligerspunt biedt vrijwilligers en organisaties die met vrijwilligers werken informatie, advies en ondersteuning. Dit steunpunt beheert de vrijwilligersvacaturebank waar vraag en antwoord elkaar ontmoeten, informeert mensen die vrijwilligerswerk willen doen over de mogelijkheden en voorwaarden en helpt hen een passende functie in het vrijwilligerswerk te vinden. Organisaties kunnen een beroep op het vrijwilligerspunt doen bij het opstellen van vacatureprofielen en het opzetten van werving. Het vrijwilligerspunt houdt hiertoe wekelijks een spreekuur, en is telefonisch en via e-mail bereikbaar. Versterking informatievoorziening en publiekscampagnes Het vrijwilligerspunt heeft een eigen website www.vrijwilligerspuntsliedrecht.nl. In 2009 zal de website worden omgevormd tot een informatiepunt waar, naast de vacatures, ook informatie is te vinden voor vrijwilligers zoals: vrijstellingen, vergoedingen, verzekeringen, vrijwilligerswerk naast een uitkering. Voor organisaties die met vrijwilligers werken zal informatie worden opgenomen over werving en selectie, binden van vrijwilligers, omgaan met verantwoordelijkheden, scholingsaanbod en beleidsontwikkeling. Het vrijwilligerspunt is sinds 1 januari 2009 gevestigd in De Reling en beschikt daarmee over faciliteiten om bijeenkomsten te houden en cursussen aan te bieden. Ouderenwerk zal maandelijks in het Kompas een pagina wijden aan Wmo-thema’s als vrijwilligerswerk, burgerinitiatieven en mantelzorg. Maatschappelijke versterking vrijwilligerswerk Het vrijwilligerspunt organiseert in 2009 de manifestatie "Senioren voor Sliedrecht". Dit landelijke concept nodigt mensen uit vrijwilligerswerk te gaan doen en biedt organisaties op een andere wijze de mogelijkheid in contact te komen met potentiële vrijwilligers. Uitgangspunt van de methodiek is dat meer mensen bereid zijn vrijwilligerswerk te doen wanneer zij daar direct voor worden benaderd. Deze methodiek blijkt bijzonder succesvol te zijn. Het voornemen is deze manifestatie tweejaarlijks te organiseren. Overleg vrijwilligersorganisaties Het vrijwilligerspunt neemt het initiatief om een overleg op te zetten met organisaties die met vrijwilligers werken. Doel is het opsporen van knelpunten en ervaringen en "good practices"
11
5.
6.
uitwisselen. Het overleg dient als klankbordgroep voor het vrijwilligerspunt dat de ondersteuning van het vrijwilligerspunt toetst en bijstuurt. Themabijeenkomsten en Workshops In samenwerking met PAD zal een programma worden opgesteld van themabijeenkomsten en workshops. Deze bijeenkomsten zijn erop gericht organisaties te ondersteunen bij het ontwikkelen van een valide en in de tijd passend vrijwilligersbeleid en bij de praktische uitvoering. Ook bijeenkomsten gericht op groepen vrijwilligers zijn mogelijk. Dag van de vrijwilliger In samenwerking met de Gemeente Sliedrecht zal vorm en inhoud gegeven worden aan de landelijke dag van de vrijwilliger.
Ondersteuning burgerinitiatieven (actief burgerschap) Dit beleidsplan vormt eveneens een uitwerking van actiepunt 2 uit het Wmo-beleidsplan: het ondersteunen van initiatieven van burgers voor actief burgerschap en de besteding voor het jaarlijkse stimuleringsbudget van (structureel vanaf 2009) € 5.500,00. Het gaat hierbij om een concrete uitwerking van de volgende beleidsuitspraken uit het beleidskader: - De gemeente kiest voor actief burgerschap bij de ondersteuning. Als regisseur stimuleert en ondersteunt de gemeente burgers om zelf verantwoordelijk te zijn in de fysieke en sociale omgeving. De gemeente geeft hierbij prioriteit aan initiatieven voor ondersteuning aan kwetsbare groepen burgers (beleidsuitspraak 3). - De gemeente biedt jaarlijks een budget ter aanmoediging voor initiatieven van burgers die als voorbeeld kunnen dienen aan anderen om het actief burgerschap inhoud en vorm te geven. Deze budgetten worden als waarderings- of activiteitensubsidie verstrekt. De welzijnsorganisaties bieden ondersteuning (in proces, gebruik van accommodatie, en logistiek ) aan initiatieven van burgers die tot doel hebben met elkaar en voor elkaar initiatieven te ontwikkelen in de eigen omgeving (beleidsuitspraak 4). Wat wil de gemeente De gemeente Sliedrecht wil actief burgerschap en eigen verantwoordelijkheid voor burgers en omgeving stimuleren. In de begroting is jaarlijks € 5.500,00 gereserveerd ten behoeve van extra inzet burgerinitiatieven in het kader van de Wmo. Het beheer over deze middelen is in handen gesteld van Ouderenwerk. Deze burgerinitiatieven hebben betrekking op kwetsbare burgers die ondersteuning nodig hebben en op versterking zelfredzaamheid, saamhorigheid, wederzijdse ondersteuning en sociale activering. Welzijnsorganisaties bieden ondersteuning bij het opzetten van deze initiatieven. De gemeente Sliedrecht vindt het belangrijk dat het ontwikkelen, herstructureren en ondersteunen van het vrijwilligerswerk en het ondersteunen van burgerinitiatieven in onderlinge samenhang plaatsvindt. In de uitwerking hebben Ouderenwerk, (organisaties met) vrijwilligers, wijkplatforms en Wmo-adviesraad een belangrijke bijdrage geleverd. De interviews met (coördinatoren van) organisaties met vrijwilligers en een bijeenkomst met de klankbordgroep hebben veel waardevolle input opgeleverd. Bijgaande Notitie “We doen allemaal mee, plan van aanpak voor het versterken van de sociale samenhang” door BPVL in opdracht van Stichting Ouderenwerk (bijlage 2) vormt een verdere uitwerking en bevat criteria voor de inzet van de jaarlijkse stimuleringgelden extra inzet burgerinitiatieven. Ouderenwerk zal de jaarlijkse keuze voor een initiatief afstemmen met de wijkplatforms. Activiteiten Ouderenwerk wil met de volgende -deels bestaande- activiteiten invulling geven aan ondersteuning van burgerinitiatieven: - Hart voor elkaar: het stimuleren van onderlinge hand- en spandiensten; - Sociaal Raadslieden: laagdrempelige sociaal juridische dienstverlening en licht administratieve ondersteuning aan kwetsbare burgers; - Portiekportiers: vrijwilligers die huismeesters ondersteunen bij het schoon en netjes houden van portieken en flats; - Boodschappenplus: een aanvullende dienstverlening op de Sjuttel voor mensen met mobiliteitsproblemen.
12
Maatschappelijke stages Vanaf 2011 zijn leerlingen van het voortgezet onderwijs verplicht 72 uur stage te lopen binnen het vrijwilligerswerk met als doel jongeren in aanraking te brengen met het vrijwilligerswerk. Het rijk stelt hiervoor vanaf 2009 structureel middelen ter beschikking (gemeentefonds). In figuur 3 staan de middelen voor Sliedrecht beschreven. Het onderwijsveld ontvangt hier bovenop nog aparte middelen. Deze middelen zijn bedoeld voor het opzetten van een makelaarsfunctie. Het vrijwilligersveld krijgt geen extra middelen hiervoor. Namens de Drechtsteden is PAD gevraagd om beleid te ontwikkelen met betrekking tot maatschappelijke stages in de Sport. Figuur: 3 middelen voor maatschappelijke stages Sliedrecht (gemeentefonds) 2009 2010 2011 2012 30.230 15.127 20.239 30.174 totaal Sliedrecht
Totaal 85.623
Wat wil de gemeente Sliedrecht heeft nog geen beleid ontwikkeld voor de besteding van deze middelen. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat Dordrecht gezamenlijk beleid voor de Drechtsteden zou ontwikkelen. Op basis van de eerste concepten heeft een aantal gemeenten besloten, om in afwachting van nieuwe voorstellen lokaal zelf beleid te ontwikkelen. Sliedrecht heeft in de weg hier naartoe in 2008 gesprekken gevoerd met het Griendencollege, de Sprong en Bleyburgh. Zij voeren in samenwerking met Papendrechtse scholen voor voortgezet onderwijs sinds vier jaar een landelijke pilot uit. Het Griendencollege heeft hiertoe stagecoördinatoren aangesteld. De Sprong en Bleijenburgh geven aan dat hun leerlingen over het algemeen niet in aanmerking komen voor maatschappelijke stage. In die gevallen waar dat wel het geval is, zijn er afspraken met het Griendencollege. Met deze pilot zijn goede ervaringen opgedaan en men heeft de maatschappelijke stage inmiddels structureel gemaakt. Vooralsnog lijkt de behoefte aan extra middelen voor een coördinatiefunctie binnen het Sliedrechtse onderwijsveld niet noodzakelijk. Liever zou men zien dat deze middelen alsnog ter beschikking worden gesteld ten behoeve van (extra begeleiding van de leerlingen tijdens de stage door) de organisaties binnen het vrijwilligerswerk. Activiteit Tussen de gemeente en het Griendencollege is afgesproken om in de eerste helft van 2009 een gezamenlijke werkconferentie te organiseren voor onderwijs, vrijwilligersinstellingen, leerlingen en hun ouders en gemeente. Thema hierbij is hoe wij in Sliedrecht de komende jaren invulling willen geven aan maatschappelijke stages, wat tot nu toe de ervaringen (leer- en knelpunten) zijn en ten behoeve van welke functies we de extra middelen daarbij willen inzetten. Voorgesteld wordt om de middelen voor 2009 voor dit doel voorlopig te reserveren (zomernota). Naar aanleiding van de werkconferentie zullen wij nog nadere voorstellen doen met betrekking tot het beleid en de inzet van deze middelen.
13
5. Financiën en planning (tijdspad) Middelen Ouderenwerk Als we kijken naar de gemeentebegroting voor 2009, onderdeel Wmo, zien we dat er voor de verbreding taakstelling Ouderenwerk in 2009 geld beschikbaar is gesteld, waarvan een deel betrekking heeft op de ondersteuning van vrijwilligers en actief burgerschap. Daarmee zijn de beleidsdoelen uit het Wmo-beleidsplan in de begroting geborgd. De verbredingstaken kunnen als volgt worden gespecificeerd (Programma 084, 34330/60840001): - verbreding taken, incl. 0,5 fte wijkgericht werken (incl. Diensten bij Wonen met Zorg); - lokale ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers5; - stimuleringsbudget burgerinitiatieven (€ 5.500,00). Op basis van ervaringen willen we bezien hoe we de verbredingsmiddelen op termijn over de verschillende programmaonderdelen zullen inzetten. De invulling zal plaatsvinden op basis van uitvoeringsovereenkomsten met Ouderenwerk. Overige middelen - In 2009 zal vanuit de Wmo (dekking VTA) eenmalig een bedrag van € 2.250,00 naar PAD gaan (kennisbank, website en deskundigheidsbevordering). - Voor de inzet van de middelen ten behoeve van maatschappelijke stages (algemene uitkering) zullen in de zomernota 2009 voorstellen worden gedaan. - Voor de collectieve vrijwilligers en mantelzorgverzekering (algemene uitkering) zullen in de zomernota 2009 voorstellen worden gedaan (jaarlijks € 6.000,00). Tijdspad voor het vervolgproces Onderstaand figuur geeft een planning weer met betrekking tot de bestuurlijke en politieke besluitvorming, communicatie en implementatie. Figuur 5: Tijdspad (vervolgproces): Wanneer: Wat: 17 maart 2009 Bespreking conceptnotitie Vrijwillige Inzet met bijlagen in college, Wmoadviesraad (9 maart) en bestuurlijk overleg WZW (20 maart); Bespreking conceptnotitie mantelzorgondersteuning met Evaluatie pilot in college, Wmo-adviesraad (tussentijds) en best. overleg WZW (20 maart) 30 maart 2009 advies met beide notities en bijlagen in opiniërende raad 14 april 2009 Besluitvorming Beleidsplannen vanaf 21 april 2009 communicatie naar instellingen en burgers en implementatie juni 2009 Werkconferentie Maatschappelijke stage i.s.m. Griendencollege augustus 2009 advies aan college m.b.t. maatschappelijke stage
Dit is exclusief de subsidie van € 55.880,00 aan MEE voor regionale en lokale mantelzorgondersteuning
14
Bijlage I
Vrijwilligers aan zet, Onderzoek en Plan van Aanpak ondersteuning van het vrijwilligerswerk in Sliedrecht
Door Bureau Petra van Loon in opdracht van Stichting Ouderenwerk, 20 februari 2009
15
Inhoudsopgave
Inleiding 1. Vrijwilligerswerk onder de loep 1.1 Van vrijwilligerswerk naar vrijwillige inzet 1.1 Typen organisaties 1.2 Maatschappelijke ontwikkelingen en trends 1.3 Knelpunten in het vrijwilligerswerk 2. Onderzoek Sliedrecht 2.1 Opzet onderzoek 2.2 Typen (vrijwilligers)organisaties in onderzoek 2.3 Bevindingen onderzoek 3. Herstructurering van de ondersteuning van het vrijwilligerswerk 3.1 Huidige ondersteuning 3.2 De functie bemiddeling 3.3 Wat is er nog meer nodig? 3.4 Thema’s vertaald in functies 4. Conclusies
16
Inleiding In Sliedrecht zijn duizenden mensen actief als vrijwilliger; vanuit de kerk, in een sport- of andere vereniging, bij een (zorg)instelling of zelfstandig in de eigen buurt. De gemeente Sliedrecht heeft aan de Stichting Ouderenwerk gevraagd of zij haar kennis en ervaring rond het ondersteunen van (zorg)vrijwilligers ten dienste wil stellen van andere vrijwilligers. Dit past in het beleid van de gemeente waarbij zij Ouderenwerk heeft gevraagd om haar activiteiten en doelgroep te gaan verbreden. Hieronder valt ook de coördinatie van de Vrijwilligersvacaturebank. Deze notitie geeft aan op welke wijze de Stichting Ouderenwerk vindt dat de ondersteuning van het vrijwilligerswerk vorm zou moeten krijgen. Daarvoor is eerst literatuuronderzoek gedaan naar landelijke ontwikkelingen en trends. Vervolgens is gekeken in hoeverre deze landelijke ontwikkelingen en trends van invloed zijn op de situatie in Sliedrecht. Daartoe zijn achttien verschillende Sliedrechtse (vrijwilligers)organisaties uitvoerig geïnterviewd. Door een beleidsmedewerker van de gemeente zijn nog eens tien verenigingen die met vrijwilligers werken geïnterviewd. De interviews hebben een helder beeld gegeven van de lokale situatie, over de reeds lopende (vrijwilligers) initiatieven en de belangrijkste lokale knelpunten in het vrijwilligerswerk. Op 11 december 2008 zijn de uitkomsten van de interviews aan een groep genodigden (geïnterviewden en andere partijen) gepresenteerd. Tijdens deze bijeenkomst is over de uitkomsten van het onderzoek, in de vorm van de belangrijkste knelpunten en gewenste vormen van ondersteuning gediscussieerd. In het eerste hoofdstuk nemen we het begrip vrijwilligerswerk onder de loep. We onderscheiden drie typen (vrijwilligers) organisaties omdat die typologie ons helpt verschillen te zien in de wijze waarop bijvoorbeeld werving en behoud van vrijwilligers binnen die drie typen organisaties ingevuld moet worden en waar de ondersteuning op aan zou moeten sluiten. Verder aandacht voor ontwikkelingen en trends die ertoe leiden dat (vrijwilligers)organisaties moeten leren meer op persoonlijke interesses, kwaliteiten en agenda van vrijwilligers in te spelen. In het tweede hoofdstuk aandacht voor het onderzoek dat is gehouden onder Sliedrechtse (vrijwilligers) organisaties. Het onderzoek heeft bruikbare informatie opgeleverd over de gewenste ondersteuning vanuit het vrijwilligersveld. Deze informatie uit het veld leidt in het derde hoofdstuk tot een beschrijving van hoe Ouderenwerk de ondersteuning in wil gaan richten. En tot slot de conclusies over inzet en middelen voor de ondersteuning van het vrijwilligerswerk.
17
Hoofdstuk 1
Vrijwilligerswerk onder de loep
Vrijwilligerswerk is een breed begrip. Als je mensen vraagt wat ze onder vrijwilligerswerk verstaan, krijg je daar heel verschillende antwoorden op. De één denkt meteen aan koffieschenken in een verzorgingshuis, de ander aan de scouting en weer een ander aan bestuurswerk voor de voetbalclub. In dit hoofdstuk gaan we verder in op het begrip vrijwilligerswerk, beschrijven we drie typen vrijwilligersorganisaties, maatschappelijke ontwikkelingen en trends die invloed hebben op het vrijwilligerswerk en tot slot staan we stil bij een aantal knelpunten in het vrijwilligerswerk. 1.1 Van vrijwilligerswerk naar vrijwillige inzet Er is een definitie van vrijwilligerswerk en die luidt als volgt: “Werk dat onbetaald en onverplicht verricht wordt ten behoeve van anderen of van (de kwaliteit van) de samenleving in het algemeen, in enig georganiseerd verband”.6 Deze definitie lijkt vrij eenduidig want het gaat in deze definitie om onbetaald en onverplicht werk dat voor anderen in de samenleving wordt gedaan binnen (enig) georganiseerd verband. Maar is vrijwilligerswerk altijd onbetaald en onverplicht? Er zijn vrijwilligers die niets ontvangen en zelfs hun eigen reiskosten betalen, maar er zijn ook vrijwilligers die een flinke vergoeding krijgen. De meeste vrijwilligers kunnen in ieder geval hun onkosten vergoed krijgen want wettelijk is vastgelegd dat elke vrijwilliger een onbelaste onkostenvergoeding mag ontvangen. En wat is onverplicht? Leden van de kerkgemeenten hebben de morele plicht anderen te helpen en wat te denken van de formele verplichting van een maatschappelijke stage in het voortgezet onderwijs. We zien de laatste jaren dat er steeds meer vormen van vrijwillige inzet ontstaan waarbij het vrijwillige karakter onder druk staat: maatschappelijke stages, bedrijven die hun werknemers vrijwilligerswerk laten doen, sociale activering, inburgeraars. In de literatuur wordt dit type vrijwilligerswerk geleid vrijwilligerswerk genoemd.7 Dat brengt ons op het derde kenmerk. Is vrijwilligerswerk altijd in georganiseerd verband? Er wordt heel wat vrijwillige inzet geleverd voor kortlopende en los-vast georganiseerde buurt- en burgerinitiatieven. Van mensen die actief zonder georganiseerd verband zijn goede voorbeelden te vinden op de site van 16 miljoen Nederlanders.8 Vrijwilligerswerk is lang niet alleen beperkt tot georganiseerde verbanden. En is vrijwilligerswerk altijd voor een ander? Vrijwilligerswerk is ook altijd een beetje voor jezelf, of de eigen groep waartoe men behoort (sport, recreatie e.d.). Omdat vrijwilligers er contacten of veel voldoening aan over houden. Of iets nieuws kunnen leren. De laatste tijd komen we in beleidsdocumenten en onderzoeken steeds vaker het bredere begrip ‘vrijwillige inzet’ tegen in plaats van vrijwilligerswerk. In het kader van de Wmo heeft de term vrijwillige inzet ook veruit de voorkeur omdat elke vorm van vrijwillige inzet een bijdrage kan leveren aan de doelstellingen die een gemeente zich in het kader van de Wmo stelt. Of het nu gaat om een bijdrage aan de leefbaarheid of aan de leefomgeving of aan de samenleving in haar geheel. Daarom is het van belang alle vormen van ‘vrijwillige inzet’ in Sliedrecht te ondersteunen en te stimuleren. Van de voetbalclub tot de lokale afdeling van het Rode Kruis, van de kerkgemeenten tot het initiatief van burgers. 1.2 Typen organisaties De doelen van een organisatie bepalen voor een groot deel de structuur van de organisatie en van hoe het vrijwilligerswerk daar een plek in krijgt. De meest bekende indeling van vrijwilligersorganisaties is een indeling in drie typen vrijwilligersorganisaties met ieder een ander soort (lange-
6
Deze definitie is in 1980 opgesteld door de interdepartementale Commissie Vrijwilligersbeleid, binnen het toen genaamde ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk werk (CRM) 7 Over het vrijwilligerspotentieel van de Nederlandse samenleving, Lesley Hustinx, Lucas Meijs en Esther ten Hoorn- Toekomstverkenning vrijwilligerswerk 2015 8 www.zestienmiljoennederlanders.nl
18
termijn) doel.9 Deze verschillen in doelen hebben direct gevolgen voor hoe de organisatie functioneert. In de verschillende organisatietypen hebben vrijwilligers een andere plek en rol. Elk organisatietype vraagt om een eigen organisatiewijze, om een eigen aansturingstijl, en andere motivatie van medewerkers. Voor de ondersteuning is het belangrijk oog te hebben voor deze verschillen in organisatietypen en daar de ondersteuningsvragen ook op af stemmen. In de praktijk van veel organisaties zien we trouwens een mengeling van typen. De drie typen zijn: 1. Dienstverlenende organisaties (servicedelivery) Dienstverlenende organisaties vind je vaak in de vorm van een stichting. Voorbeelden hiervan zijn Stichting Ouderenwerk of MEE. De klant staat voorop. Omdat deze organisaties duidelijke ‘klanten’ hebben, zijn selectie en training van vrijwilligers belangrijk. Dienstverlenende organisaties hebben vaak een organisatiestructuur met een duidelijke verdeling van taken en verantwoordelijkheden. Vrijwilligers worden gemotiveerd door de dienst die ze aan een ander kunnen verlenen. Vrijwilligers willen niet teveel tijd kwijt zijn aan organisatorisch gedoe. Hiërarchie en duidelijke werkafspraken worden in een dienstverlenende vrijwilligersorganisatie op prijs gesteld. Er wordt flexibel geworven, afhankelijk van de taak. Er zijn meer losstaande projecten of programma’s en vrijwilligers zijn voornamelijk betrokken bij ‘hun’ deel (door hun taak) van de organisatie. 2. Campagnevoerende organisaties (campaigning) Bij campagnevoerende organisaties hangt de inhoud en de doelgroep van “de goede zaak” af. Denk hierbij aan organisaties als Greenpeace en Amnesty International. De organisatie is extern gericht: er is een boodschap die de wereld in moet, soms gericht op de eigen omgeving (lokale actiegroep of buurtcomité) en soms gericht op de hele bevolking (milieugroepen) of de hele wereld (Amnesty International). Een campagneorganisatie trekt mensen aan omdat de boodschap samenvalt met hun eigen ideaal. Er is veel ruimte voor discussie over dat ideaal en de te volgend strategie. Hiërarchie ligt lastiger dan in een dienstverlenende organisatie. 3. Voor-ons-door-ons (ook wel mutual-support of zelforganisatie) Voor-ons-door-ons organisaties kennen vaak de vorm van een vereniging. Dat kan een patiëntenorganisatie zijn (belangenbehartiging), een toneelvereniging (gezamenlijke interesse), een migrantenorganisatie (herkenning en gezelligheid voor mensen uit hetzelfde land van herkomst) maar ook de traditionele sportvereniging. Veel voor-ons-door-ons organisaties zijn verenigingen waarbij de vrijwilligers afkomstig zijn uit de eigen achterban. Vrijwilligers vinden elkaar op de gedeelde situatie. Samen doen, betrokkenheid, gezelligheid zijn de belangrijkste waarden. Kenmerkend is dat vrijwilligers meerdere rollen in de organisatie kunnen vervullen: uitvoerend, besturend, controlerend. De doelen van de organisatie zijn intern gericht, de leden produceren als vrijwilliger zelf de diensten. Selectie van vrijwilligers vindt maar beperkt plaats. Het is belangrijker dat je onderdeel van de groep bent dan welke vrijwilligerscapaciteiten je meebrengt. Als mensen geïnteresseerd zijn in een bepaalde functie of taak is dat vaak al genoeg. 1.3 Maatschappelijke ontwikkelingen en trends Het vrijwilligerswerk en de vrijwilliger van vandaag zijn niet goed meer te vergelijken met het vrijwilligerswerk van twintig jaar geleden. Maatschappelijke ontwikkelingen en trends hebben er voor gezorgd dat de beschikbaarheid van mensen is veranderd. Maar ook de wensen en behoeften van mensen zijn veranderd. Welke maatschappelijke ontwikkelingen en trends hebben gevolgen voor het vrijwilligerswerk? De samenleving stelt hogere eisen aan de kwaliteit. Dat zien we terug op diverse niveaus. Toenemende eisen bij overheid, maar ook vrijwilligers en bezoekers, gebruikers of cliënten van vrijwilligersorganisaties vragen om extra inspanningen. Gemeenten stellen hogere kwaliteitseisen aan vrijwilligersbesturen en meetbare output in ruil voor subsidies. Eisen aan de professionaliteit en kwaliteit van dienstverlening betekent dat vrijwilligerswerk in toenemende mate moet voldoen aan eisen 9
Lucas C.P.M. Meijs, management van vrijwilligersorganisaties, Caravel Publishing 1997
19
van overheid/bezoeker/gebruiker. En dat vertaalt zich in hogere eisen die worden gesteld aan de vrijwilliger. Maar ook vrijwilligers stellen hogere eisen aan de organisaties waarvoor zij zich inzetten. Door de individualisering moeten organisaties aansluiten bij de leefwereld van verschillende doelgroepen. Die leefwereld ziet er anders uit voor vitale ouderen, drukbezette tweeverdieners of jongeren. Dat speelt niet alleen een rol in de werving maar ook bij het behouden van vrijwilligers (taken, begeleiding en waardering). Verder moet het vrijwilligerswerk beter leren aan te sluiten op persoonlijke interesses van mensen. Binding met een organisatie komt vaak voort vanuit wat speelt in de directe omgeving of het eigen leven van de vrijwilliger: omdat het vrijwilligerswerk een leuke uitdaging wordt gevonden, het verrijkend is, je je kunt ontplooien en het aansluit op je leefstijl. Een opvallend verschil is dat vooral ouderen en veelal leden uit de vaste kern doorgaans nog wel de traditionele motieven hebben. Combineren van levenssferen. Vrijwilligersorganisaties moeten rekening houden met zowel het betaalde werk als de privésituatie van vrijwilligers. Er ontstaat een groeiende vraag naar kortdurend vrijwilligerswerk en flexibiliteit is hierbij van groot belang. Gevolg: vrijwilligers en organisaties zijn een lossere band gaan onderhouden. Echter veel organisaties zijn nog steeds georganiseerd vanuit het idee dat vrijwilligers gaan voor de club. Demografische ontwikkelingen. Deze laten zien dat de bevolking ‘vergrijst’ en ‘ontgroent’. Het aandeel ouderen op het totaal van de bevolking neemt flink toe. Verhoudingsgewijs zijn er weer minder jongeren. De vergrijzing zet de arbeidsmarkt onder druk. Daaruit komt de politieke wens voort om via bijvoorbeeld het afschaffen van prepensioenen ouderen langer aan het werk te houden. Dit verhoudt zich slecht tot de rol van ouderen in het vrijwilligerswerk en het verenigingsleven, omdat ouderen daar vaak de drijvende kracht vormen. Recent onderzoek toont een groeiend aantal ouderen aan maar met een beperktere bereidheid tot het doen van vrijwilligerswerk. Dat heeft onder andere te maken met het geven van meer informele hulp: zo neemt bijvoorbeeld het aantal oppasgrootouders toe en dat aantal zal de komende jaren naar verwachting stijgen. Dat kan de tijdsbesteding aan vrijwilligerswerk door ouderen onder druk zetten. Vergrijzing zorgt er ook voor dat het beroep op vrijwilligerswerk in de zorg toeneemt. Meer ouderen betekent ook meer mensen die gebruik maken van vrijwillige bezoekdiensten of andere vrijwillige thuishulp. Nederland krijgt kleur. Het percentage Nederlanders van allochtone herkomst is de afgelopen decennia fors gegroeid en zal voorlopig blijven stijgen. Allochtonen zijn sterk ondervertegenwoordigd in het georganiseerde vrijwilligerswerk. Hun activiteiten concentreren zich meestal op activiteiten binnen de eigen groep. Taalbarrières, onbekendheid met vrijwilligerswerk, als ook met de organisatiecultuur van veel vrijwilligersorganisaties werken belemmerend. 1.4 Regeldruk Wetten en regels zijn er om de samenleving te reguleren. Vrijwilligers staan niet buiten de wet en moeten ook aan de wetgeving voldoen. Dat leidt soms tot ingewikkelde situaties omdat de wetgeving niet rechtstreeks bedoeld is voor vrijwilligers. In Nederland is geen aparte wetgeving voor het vrijwilligerswerk met als gevolg dat wetten die gelden voor gewone burgers of bedrijven ook op vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties van toepassing zijn. Voor de kantine van een voetbalvereniging gelden dezelfde wetten en regels als voor bedrijfskantines en andere horecagelegenheden. Klachten uit de samenleving over overregulering heeft de overheid doen besluiten om overbodige wetgeving te schrappen of te vereenvoudigen. Daarbij wordt gekeken naar landelijke en lokale regels. Het effect is dat dit leidt tot minder besteding van tijd van vrijwilligers voor het aanvragen of verantwoorden van subsidies, vergunningen en minder onkosten bij het voldoen aan regelgeving en meer tijd voor de eigen activiteiten. Vrijwilligersorganisaties kunnen zich daardoor beter richten op hun kernactiviteiten. 1.5
Knelpunten in het vrijwilligerswerk
20
Hieronder wordt beschreven wat de invloeden van de gesignaleerde trends zijn voor het vrijwilligerswerk. Tekort aan nieuwe vrijwilligers en onvoldoende doorstroom binnen besturen. Rond deze trend zien we bij veel vrijwilligersorganisaties onvoldoende vermogen dit probleem zelfstandig op te lossen. Dat vraagt om een passend aanbod. Hoe leren we organisaties dat maatwerk van belang is? Er stromen te weinig nieuwe vrijwilligers in: Jong en oud, autochtoon en allochtoon, vaste en tijdelijke vrijwilligers. Een daaruit voortkomend probleem is de vergrijzing van het vrijwilligersbestand en het fenomeen van de cliëntvrijwilliger. Vrijwilligers in de zorg en welzijn worden steeds ouder en doen soms op hoge leeftijd nog vrijwilligerswerk. Maar met het klimmen der jaren krijgen deze vrijwilligers op leeftijd te maken met lichamelijke beperkingen. Soms geven organisaties aan dat vrijwilligers op hoge leeftijd te weinig effectief of te weinig representatief zijn. Een aantal organisaties is overgegaan tot het instellen van een leeftijdsgrens. Voor vrijwilligers op hoge leeftijd een strop omdat voor hen het vrijwilligerswerk belangrijk is: belangrijk voor de sociale contacten, dagritme en gevoel nog mee te doen in de samenleving. Gebrek aan zelfstandig veranderingsvermogen bij vrijwilligersorganisaties. Veel organisaties houden vast aan traditionele werkwijzen. Nieuwe vrijwilligers stellen andere eisen. De nieuwe vrijwilliger werkt meer op momenten dat het hem schikt en is slechts tijdelijk beschikbaar. Hij is kritischer en maakt zijn eigen afwegingen. Organisaties moeten hun traditionele werkwijzen aanpassen aan de eisen van deze tijd. Het vraagt om investeren in verandering, in flexibel werken. Flexibilisering van organisaties is noodzakelijk om te kunnen anticiperen in een veranderde samenleving. Functies die veel tijd vragen kunnen worden opgeknipt in (tijdelijke) deeltaken. Organisaties hebben moeite zich te profileren. Vrijwilligersorganisaties moeten leren aangeven waarvoor ze staan en welke doelen zij hebben. Zij moeten zich beter leren profileren en op een aansprekende wijze leren communiceren. Het blijkt een probleem om jongeren te werven voor vrijwilligerswerk. Jongeren zijn onvoldoende betrokken bij vrijwilligerswerk. Veel organisaties zijn niet of onvoldoende in staat om goed te reageren op jongeren. Aan de ene kant zien we onder jongeren veel onbekendheid of vooroordelen m.b.t. vrijwilligerswerk. Aan de andere kant zien we dat veel vrijwilligersorganisaties kampen met een stoffig imago. De maatschappelijke stage kan daar de komende jaren verandering in brengen. Vanaf 2011 zijn leerlingen van het voortgezet onderwijs verplicht 72 uur een stage te lopen. We zien een toename van vrijwillige activiteiten waarbij het initiatief van ‘derden’ uitgaat. Van de overheid bijvoorbeeld die vrijwilligerswerk inzet als instrument bij inburgering, re-integratie- of activeringstrajecten en in het onderwijs (Maatschappelijke stage). Dat heeft tot gevolg dat het vrijwilligerswerk laagdrempelig moet zijn om mensen de kans te geven mee te doen, ook als ze daar wat extra hulp bij nodig hebben. Participatieplekken vereisen een andere, vaak intensievere begeleiding. Samenvattend zien we dat: - de term vrijwillige inzet beter past; -
er drie typen vrijwilligersorganisaties zijn en dat dit onderscheid van belang is. Voor de aansturing en beleving van de vrijwilligers maakt het veel uit of er sprake is van een dienstverlenende organisatie, waarin vrijwilligers nuttige maar in principe aanvullende taken verrichten of van een organisatie waar vrijwilligers de primaire taken geheel zelf uitvoeren of met assistentie van een beroepskracht (voor ons door ons organisaties).
-
mensen bereid zijn om zich vrijwillig in te zetten en dat het belangrijk is dat organisaties goed leren inspelen op de persoonlijke interesses en leren rekening te houden met het drukke bestaan van mensen wat gevolgen heeft voor hun beschikbaarheid;
21
-
hogere kwaliteitseisen die aan organisaties worden gesteld leiden ertoe dat organisaties anders gekwalificeerde vrijwilligers moeten vinden voor de taken die er liggen;
-
het lastig is voor vrijwilligersorganisaties om veranderingen in de omgeving en de samenleving te vertalen in voorwaarden voor de organisatie;
-
vrijwilligersorganisaties zich niet goed weten te profileren;
-
vrijwilligersorganisaties het potentieel aan vrijwilligers dat beschikbaar is door bijvoorbeeld de re-integratie of de inburgering niet weet aan te boren.
22
Hoofdstuk 2
Onderzoek Sliedrecht
In dit hoofdstuk gaan we nader in op het onderzoek in Sliedrecht. We beschrijven de reden voor het doen van dit lokale onderzoek, de opzet en de organisaties die aan het onderzoek hebben deelgenomen en tot slot beschrijven we vrij uitvoerig de bevindingen waarbij we ook een vergelijking maken tussen de eerder beschreven landelijke ontwikkelingen, trends en knelpunten en hoe dat voor Sliedrecht uitpakt. 2.1 Opzet onderzoek Waarom een onderzoek? De reden om lokaal een onderzoek onder organisaties met vrijwilligers te doen heeft te maken met de wens de ontwikkelingen en knelpunten op het terrein van vrijwilligerswerk in Sliedrecht in kaart te brengen. Het is daarbij belangrijk om zicht te krijgen op de activiteiten van de organisaties omdat dit een goed beeld geeft van de aard en omvang van het vrijwilligerswerk in Sliedrecht. Verder is er de wens om enerzijds organisaties in een zo vroeg mogelijk stadium te betrekken bij de vraag hoe de ondersteuning van het vrijwilligerswerk eruit moet komen te zien en anderzijds hen te betrekken bij de beleidsvorming van het vrijwilligerswerkbeleid van de gemeente. Het onderzoek onder de (vrijwilligers)organisaties vond plaats in het najaar van 2008. De meeste organisaties zijn persoonlijk geïnterviewd en bezocht. BPVL heeft 18 organisaties voor haar rekening genomen en de beleidsmedewerker van de gemeente tien. Het totaal komt daarmee op 28 wat gezien kan worden als een goede afspiegeling van de Sliedrechtse civil society (of vrijwillige samenleving). In het onderzoek zijn vragen over verschillende onderwerpen aan de orde gekomen.10 Uit de interviews is een beeld over de stand van zaken en de ondersteuningsvragen verkregen. De bevindingen zijn kort in een nieuwsbrief weergegeven en aan de geïnterviewden teruggegeven.11 Vervolgens is in december 2008 een uitnodiging uitgegaan naar alle geïnterviewden en andere (direct) betrokkenen om met het ouderenwerk en de gemeente verder in gesprek te gaan over de uitkomsten van het onderzoek en de betekenis daarvan voor het vrijwilligerswerkbeleid en de ondersteuning van het vrijwilligersveld. Onderwerpen die aan de orde kwamen waren: hoe kan de gemeente en het ouderenwerk het vrijwilligerswerk en vrijwillige inzet het beste faciliteren en stimuleren en op welke wijze kan de ondersteuning meer concreet worden ingevuld als het gaat om: -
werving en behoud van vrijwilligers en de rol van de vrijwilligersvacaturebank daarbij;
-
thema’s waarop (vrijwilligers)organisaties met elkaar willen samenwerken en werken aan meer onderlinge samenhang;
-
manieren om vrijwillige inzet te stimuleren;
-
belang van waardering en promotie van het vrijwilligerswerk;
-
verschillen in ondersteuning: ondersteuning moet op maat worden geboden en ziet er voor een sportvereniging anders uit dan voor de terminale thuiszorg;
-
vragen op het gebied van deskundigheidsbevordering;
-
belang van verstrekken van goede en juiste informatie over allerlei zaken die met vrijwilligerswerk te maken hebben;
-
de rol van de maatschappelijke stage om jongeren meer bij het vrijwilligerswerk te betrekken.
10 11
Voor de volledige vragenlijst zie bijlage 1 Zie bijlage 2 voor de volledige tekst van de nieuwsbrief
23
Van deze bijeenkomst is een verslag gemaakt en dit verslag is verstuurd aan alle geïnterviewden en vertegenwoordigers van andere betrokken organisaties en instellingen die bij deze avond aanwezig waren.12 2.2 Typen (vrijwilligers)organisaties in onderzoek Er is in Sliedrecht een scala aan organisaties te vinden waarin vrijwilligers actief zijn en die een bijdrage leveren aan de Wmo-doelen en prestatievelden. Dit varieert van de sportverenigingen en culturele verenigingen tot wijkplatforms, lokale afdelingen van het Rode Kruis, Humanitas en de Zonnebloem, ouderenbonden, kerken, synagoge en moskee. Aan het onderzoek heeft een brede range van organisaties willen meewerken: sportorganisaties en de sportraad, culturele vereniging, Humanitas, het Open Jeugdwerk, Zonnebloem, het Rode Kruis, wijkplatforms, ouderenbond, patientenvereniging, kerkgemeenten en moskee, verschillende zorginstellingen, welzijnswerk, voedselbank, vrijwillige terminale thuiszorg, lokale omroep, kringloop, kinderboerderij. Zowel het ouderenwerk als de gemeente vond een brede verkenning van het vrijwilligersveld gewenst om een beeld te krijgen van de vragen en behoeften in het veld. 2.3 Bevindingen onderzoek De geïnterviewden geven aan dat zij in hun organisaties met de volgende ontwikkelingen en knelpunten te maken hebben die eerder in hoofdstuk 1 zijn besproken: • Demografische ontwikkelingen, moeite met het werven van nieuwe vrijwilligers, vergrijzen vrijwilligersbestand, tekort aan bestuurskader en onvermogen jongeren te bereiken. • Organisaties niet altijd zelfstandig weten in te spelen op veranderingen in de omgeving bijvoorbeeld als het gaat om het inzetten van vrijwilligers uit de re-integratie of inburgering, of op de vraag van vrijwilligers om meer rekening te houden met hun belangstelling, geschiktheid en beschikbaarheid. • Organisaties zich niet altijd even goed weten te profileren en zich onvoldoende weten te presenteren naar potentiële vrijwilligersgroepen. Zo komen we in de interviews aan de ene kant organisaties tegen die het niet lukt nieuwe vrijwilligers te vinden en aan de andere kant organisaties die met een wachtlijst werken. Wanneer een organisatie zich goed profileert is het gemakkelijker om vrijwilligers te vinden. En dat helpt natuurlijk ook bij het onder de aandacht brengen van de activiteiten van de organisatie. In de interviews worden thema’s als hogere eisen aan kwaliteit en regeldruk weinig genoemd. Een thema dat in veel interviews aan de orde is gekomen is het thema van onderlinge samenwerking en werken aan meer afstemming. En een aantal geïnterviewden stond stil bij kwetsbare burgers en hoe deze mensen te betrekken bij de lokale samenleving en droegen daar ideeën voor aan. In Sliedrecht is enerzijds de rol van de geloofsgemeenschappen in lokale samenleving en anderzijds de binding met Sliedrecht groot. Dat is van invloed op het proces van individualisering In deze paragraaf worden de bevindingen onder de volgende kopjes nader uitgewerkt: • individualisering en Sliedrecht • de rol van de geloofsgemeenschappen • werving en behoud • profilering • samenwerking en samenhang • deskundigheidsbevordering • meedoen versus kwetsbaarheid Individualisering en Sliedrecht In hoofdstuk 1 bleek dat de individualiseringstrend ertoe heeft geleid dat steeds vaker persoonlijke motieven van mensen van doorslaggevende aard zijn bij de afweging om zich bij een vereniging of organisatie aan te sluiten. De behoefte om het leven naar eigen inzicht in te richten groeit en daar horen vragen bij als: waar wil ik bijhoren, welke rol neem ik daarbij op mij en hoe lang blijf ik dat 12
In bijlage 3 vindt u het verslag.
24
doen. Daarmee raken het groepsbelang of de traditie meer op de achtergrond. Deze verandering in binding met de groep verklaart voor een groot deel de teruggang in leden bij politieke partijen, vakbond en andere verenigingen. Voor Sliedrecht pakt dat anders uit. Anders dan in het overgrote deel van Nederland hebben zich in Sliedrecht geen sterke veranderingen voorgedaan in de religieuze beleving en is kerkelijke deelname en betrokkenheid nog steeds vanzelfsprekend. De geloofsgemeenschappen en de lokale samenleving Uit de interviews blijkt dat veel onderling hulpbetoon, sociaal engagement en deelname aan het vrijwilligerswerk tot stand komt in en vanuit kerkgemeenten en andere geloofsgemeenschappen. Binnen de eigen gemeenschappen is de drempel om op elkaar een beroep te doen laag. De keuze van mensen om actief te zijn in de lokale samenleving of zich te verbinden aan een groep wordt nog voor een groot deel bepaald door de traditie en door te zijn opgegroeid in een levensbeschouwelijk milieu. Verder speelt in Sliedrecht ook de lokale identiteit een belangrijke rol. In de interviews valt op dat de binding met Sliedrecht sterk is en dat de geïnterviewden zich willen inzetten voor het welzijn van haar bewoners. In Sliedrecht zijn verschillende geloofsgemeenschappen; van gereformeerd tot katholiek en islamitisch. De kerken en moskee in Sliedrecht hebben toegang tot specifieke doelgroepen, doen belangrijk preventief werk en voorkomen met hun activiteiten dat er een beroep wordt gedaan op voorzieningen van de overheid en diensten van zorg- en welzijnsinstellingen. Zij geven onder andere informatie en advies aan de eigen achterban over het zorg- en welzijnsaanbod en helpen hen daarin wegwijs te worden. Ook organiseren ze activiteiten om de onderlinge band tussen de leden te stimuleren en specifiek voor de moskee geldt dat zij maaltijden organiseert voor verschillende groepen in de lokale samenleving om de integratie te bevorderen. In principe zijn geloofsgemeenschappen gesloten gemeenschappen en werken ze volgens het voor ons door ons principe. De diensten en activiteiten die door de actieve leden van de kerk worden georganiseerd zijn bedoeld voor de eigen achterban. Maar de kerken die hebben meegewerkt aan het onderzoek geven aan meer naar buiten te willen treden en activiteiten open te willen stellen voor meer mensen dan alleen de eigen achterban. Voorbeelden hiervan zijn: de inloopochtend in de kerkgemeente aan de Middeldiepstraat waarvoor buurtbewoners worden uitgenodigd of de cursus bloemschikken die wordt georganiseerd vanuit de katholieke kerk. Verder gaven de geïnterviewden van de kerken aan verder te willen praten over het betrekken van vrijwilligers buiten de eigen achterban bij activiteiten van de kerk. Inzet van vrijwilligers van buiten de eigen gemeenschap is wel afhankelijk van de taak. Alleen taken waarbij geloofsopvattingen niet direct van belang zijn lenen zich daarvoor. Te denken valt aan onderhoudswerkzaamheden in de kerk of aan de tuin van de kerk. Verder gaven de kerken aan open te staan voor samenwerking met andere lokale partijen. Als er maar voldoende rekening wordt gehouden met hun identiteit. Kortom er zijn mogelijkheden om te werken aan een samenwerkingsrelatie tussen de geloofsgemeenschappen en andere lokale organisaties. Voor het vervolg is het belangrijk de verschillende geloofsgemeenschappen te betrekken bij vormen van samenwerking, een thema dat verderop wordt uitgewerkt. Belangrijk in de samenwerking is dat de identiteit van deze organisaties als uitgangspunt wordt genomen en er samengewerkt wordt op basis wederzijds respect en wederzijds profijt. Werving en behoud van vrijwilligers Een duidelijke ontwikkeling en ook wel knelpunt in de interviews zijn de veelbesproken vergrijzing en ontgroening. De leeftijd van de mensen die zich vrijwillig inzetten wordt steeds hoger en dat geldt met name voor de (vrijwilligers)organisaties in de sector zorg en welzijn. We spraken in dit verband eerder over de cliëntvrijwilliger. Zo heeft bijvoorbeeld het Rode Kruis de leeftijdsgrens voor vrijwilligers met tien jaar (van 60 tot 70 jaar) opgehoogd. Een aantal organisaties geeft aan soms niet te weten hoe cliëntvrijwilligers op een goede manier bij de organisatie te houden. In veel organisaties blijft nieuwe aanwas uit want nieuwe vrijwilligers zijn met veel moeite te vinden. Vooral de jeugd blijkt moeilijk warm te krijgen voor het vrijwilligerswerk. Daarnaast geven de geïnterviewden aan dat vrijwilligers andere eisen stellen en meer behoefte hebben aan flexibiliteit. Mensen hebben minder tijd voor vrijwilligerswerk en binden zich voor kortere duur aan organisaties. Een goed voorbeeld daarvan is de groep 60-plussers, waar overigens nog wel veel potentieel
25
zit. Oppas zijn voor de kleinkinderen, overwinteren of in de zomermaanden er met camper op uit trekken zet de tijd die zij hebben voor het doen voor vrijwilligerswerk onder druk. Een ander voorbeeld is de zogenaamde middengroep, mensen tussen de 25 en 50-jaar (vaak met dubbele inkomens en kinderen). Zij laten zich steeds moeilijker vinden; zijn ze eenmaal gevonden dan blijven ze vaak wel actief in de club hoewel soms voor minder uren in de week. Binnen de sport is sprake van vergrijzing van de besturen en men vindt het moeilijk om goede opvolgers te vinden. Ook ziet men daar, dat zodra de kinderen gaan puberen de (actieve) ouders zich terugtrekken. Daarnaast verlaten veel kinderen zodra ze gaan studeren het Sliedrechtse verenigingsleven. Verenigingen kampen ook met een tekort aan extra handjes voor het uitvoeren van tijdelijke activiteiten (onderhoud, evenementen en toernooien). Juist leerlingen uit het voortgezet onderwijs zouden in het kader van hun maatschappelijke stage voor die extra handjes kunnen zorgen. Organisaties geven aan nog weinig te horen van scholen en vragen de gemeente meer informatie en duidelijkheid over de maatschappelijke stage te geven. Uit de interviews blijkt verder dat met name de professionele zorginstellingen (MEE, Rivas en ASVZ) nut hebben van de vrijwilligersvacaturebank. Dit in tegenstelling tot de meeste vrijwilligersorganisaties die nauwelijks van deze vorm van bemiddeling gebruik maken. Dit valt te verklaren door het eerder beschreven onderscheid tussen typen organisaties. In het volgende hoofdstuk in paragraaf 3.2 wordt dit punt verder uitgewerkt. Verder geven veel organisaties aan dat de gemeente meer zou kunnen doen voor vrijwilligers in Sliedrecht in de vorm van waardering. In eerste instantie is het geven van waardering aan vrijwilligers iets dat organisaties zelf moeten regelen. Maar de organisaties zijn het op dit punt in de interviews en op de klankbordavond met elkaar eens. Het helpt als ook de gemeente blijk geeft van haar waardering door vrijwilligers in het zonnetje te zetten. Dat is belangrijk omdat de gemeente daarmee het belang van het vrijwilligerswerk voor de lokale samenleving erkent. Bovendien kan er ook een wervende werking van uitgaan naar mensen die zich nog niet vrijwillig inzetten voor de lokale samenleving. Kennelijk wordt de jaarlijkse uitreiking van de gemeentelijke vrijwilligerspenning door de gemeente als onvoldoende ervaren. Profilering (Vrijwilligers)organisaties zullen moeten leren in te spelen op de persoonlijke interesses en motivatie van vrijwilligers en dat vraagt om een bepaalde en voor verenigingen vaak nieuwe manier van denken. Het belang van goede communicatie is groter dan voorheen. Het gaat er in toenemende mate om dat organisaties op meer aansprekende wijze laten zien waar men voor staat en wat men doet. Organisaties geven aan hulp nodig te hebben bij het verbeteren en vernieuwen van hun communicatie en PR en werkwijze. Profilering werkt twee kanten op: promoten van aanbod (diensten/activiteiten) en versterken van de wervingskracht om nieuwe vrijwilligers te vinden. De meeste organisaties geven aan dat zij zelf daartoe te weinig mogelijkheden hebben. Zij vinden profilering een belangrijk aspect waarop zij ondersteuning wensen. Van het belang van profilering zijn twee goede lokale voorbeelden te geven. Wanneer een organisatie zich goed weet te profileren is de kans dat zij met succes vrijwilligers werft groot. Zo heeft bijvoorbeeld de voedselbank geen moeite met het vinden van vrijwilligers. De Frogers hebben door de schijnwerpers op de voedselbank te zetten dat effect alleen nog maar versterkt. De voedselbank weet zich goed te profileren en daardoor weten potentiële vrijwilligers de weg naar de voedselbank te vinden en visa versa. Het tweede voorbeeld is dat profilering ook van belang is voor het promoten van het aanbod. De Interkerkelijke Terminale Thuiszorg is er voor alle mensen in Sliedrecht maar de coördinator heeft het idee dat van hun aanbod weinig gebruik wordt gemaakt, omdat het bij de mensen onvoldoende bekend is. De organisatie heeft zelf niet de middelen en de kennis om op een effectieve manier de diensten onder de aandacht te brengen. De andere kant van de zaak is dat andere instellingen in Sliedrecht mensen te weinig op deze mogelijkheid wijzen. En dat is alleen mogelijk als partijen in Sliedrecht meer met elkaar uitwisselen en het aanbod op elkaar afstemmen.
26
Samenwerking en samenhang Afstemming en samenwerking is niet alleen een interessant thema voor lokale vrijwilligersorganisaties maar ook voor professionele organisaties in bijvoorbeeld de zorg. Zo zouden ook professionele organisaties kunnen wijzen op het aanbod van stervensbegeleiding van de Interkerkelijke Terminale Thuiszorg. In verschillende interviews geven de vrijwillige zorgorganisaties aan dat de zorgmap een goed initiatief is maar dat er meer nodig is. Er is binnen het vrijwilligerswerk sprake van versnippering en eilandjes; er gebeurt veel wat men vaak niet van elkaar weet, ook op gebieden waar samenwerking misschien tot de mogelijkheden behoort. Er is een overlap aan aanbod en men maakt te weinig gebruik van elkaars mogelijkheden en kennis. Maar ook van elkaars faciliteiten. Zo zijn er verschillende organisaties die busvervoer aanbieden waar meer gebruik van kan worden gemaakt en zijn er weer andere organisaties die overwegen vervoersmogelijkheden voor hun doelgroep te gaan organiseren. Een geïnterviewde geeft aan dat vrijwilligersorganisaties heel goed zouden kunnen samenwerken op het terrein van fondsenwerving en contactlegging met het bedrijfsleven. Een ander voorbeeld uit de interviews gaat over samenwerking op activiteitengebied. Stichting ouderenwerk verzorgt in woonzorg flats met vrijwilligers recreatieve activiteiten. Hierin werkt stichting ouderenwerk samen met een corporatie. Waarom op dit gebied ook niet samenwerken met andere lokale vrijwilligersorganisaties? Zo gaf het Rode Kruis aan haar activiteit Welfare die zij organiseert in Parkzicht ook op meerdere locaties aan te kunnen bieden bijvoorbeeld in de Hofstee of de Joost van Vondel of Tuinfluiter. Deze activiteit van het Rode Kruis zou goed passen in het aanbod dat stichting ouderenwerk organiseert voor deze doelgroep. Deskundigheidsbevordering Vrijwilligersorganisaties kunnen veel van elkaar leren door kennis en informatie die zij hebben met elkaar uit te wisselen. Het kan gaan over financiële zaken, beheer van locaties, toepassen van regels en wetten waar zij mee te maken hebben en methoden om vrijwilligers te werven en te behouden. Met name op dit laatste vlak is samenwerking met ook professionele zorginstellingen interessant. In zorginstellingen is veel deskundigheid aanwezig over het werven en begeleiden van vrijwilligers en zij hebben ook veel deskundigheid in huis om specifieke groepen (reïntegratiekandidaten, inburgeraars, leerlingen uit het voortgezet onderwijs) actief te benaderen. Vrijwilligersorganisaties kunnen daar weer van leren en kijken wat voor hen bruikbaar is. Zorginstellingen verzorgen voor hun vrijwilligers voorlichtingsavonden over bijvoorbeeld ziektebeelden van hun bewoners/cliënten. Vrijwilligers van bijvoorbeeld de Zonnebloem of het Rode Kruis zouden ook baat kunnen hebben bij deze informatie. Er valt nog veel winst te halen uit het verder in kaart brengen van de mogelijkheden tot samenwerking en afstemming van aanbod. Het aftasten van mogelijkheden tot samenwerking moet met zorg en aandacht gebeuren want er zit ook een risico aan. Er ontstaan bij vrijwilligersorganisaties problemen als er een te groot beroep op hun diensten wordt gedaan. Ook dit aspect komt in de interviews aan de orde. Wanneer de vraag de mogelijkheden van de organisatie overstijgt kan er niet aan worden voldaan en dat leidt tot problemen bij het coördineren en op termijn zelfs tot schade aan de organisatie. Naast de eigen identiteit moet er dus ook rekening worden gehouden met de beschikbare capaciteit in een vrijwilligersorganisatie. Uit de interviews blijkt dat er behoefte is aan deskundigheidsbevordering. Bijvoorbeeld als het gaat om het ontwikkelen van een visie op vrijwilligerswerk of hoe te werken aan kadervorming of hoe te werken met nieuwe doelgroepen in het vrijwilligerswerk (jongeren via de maatschappelijke stage, inburgeraars of mensen in een re-integratie traject). Uit de interviews blijkt verder dat veel organisaties gedeeltelijk op de hoogte zijn van regelingen die voor hun organisaties en vrijwilligers van belang zijn. Zo weet bijna geen enkele organisatie hoe het zit met de landelijke regeling van onkostenvergoeding voor vrijwilligers of hoe het nu precies zit met de maatschappelijke stage. Meedoen versus kwetsbaarheid? In de interviews komen verschillende keren vanuit verschillende invalshoeken thema’s als armoede, participeren en kwetsbare burgers aan de orde. Een aantal geïnterviewden maakt zich oprecht zorgen over hun kwetsbare medeburgers en zij stellen met spijt en soms ook schaamte vast dat deze groep slecht bereikt wordt met de huidige voorzieningen. Er worden oplossingen aangedragen in de
27
sfeer van een andere benadering van deze groep: zoveel mogelijk protocollen de deur uit en de cliënt centraal stellen in plaats van de procedures en de regels. Andere voorstellen zijn outreachend werken en plekken waar doelgroep komt (kerken, voedselbank, kringloop) gebruiken als vindplekken. En ook op buurtniveau zien de geïnterviewden mogelijkheden om kwetsbare mensen meer te betrekken bij de activiteiten in de buurt. Een geïnterviewde biedt spontaan een oplossing aan voor het organiseren van noodopvang. Zij is bereid om samen met een aantal particulieren opvang voor een paar dagen aan huis te organiseren. Voor die mensen die echt nergens terecht kunnen. Meedoen kost geld en de inkomenspositie van mensen is mede bepalend of je wel of niet mee kan doen. In veel kringen is het niet gebruikelijk een vergoeding te vragen voor kosten die je maakt. Een stilzwijgende afspraak die door iedereen wordt begrepen en die er impliciet voor zorgt dat mensen die het niet breed hebben zichzelf uitsluiten. Want als je op elke cent moet letten, dan heb je geen geld voor een strippenkaart of voor een traktatie of voor een bijdrage aan een of ander potje. Dan blijf je thuis zodat je geen geld hoeft uit te geven. Volgens de geïnterviewden is er sprake van stille armoede. Mensen spreken daar liever niet over, meestal uit schaamte. Dat geldt zowel voor autochtonen als voor allochtonen. Burgers maken geen gebruik van de gemeentelijke voorzieningen zodat het probleem van de stille armoede ‘onzichtbaar’ blijft. De autochtone bevolking doet een beroep op de diaconieën en veel allochtonen ouderen vragen hun kinderen bij te springen. De Turkse gemeenschap in Sliedrecht is vrij progressief te noemen. Vrouwen hebben relatief veel bewegingsruimte en de gemeenschap staat open voor contact met de samenleving. De moskee geeft aan dat zij groot belang hecht aan het organiseren van activiteiten waaraan ook niet leden kunnen deelnemen in het kader van de integratie en dat het belangrijk is dat de gemeente hiervoor middelen beschikbaar stelt. “Integratie kan je niet uit een boek leren maar wel door contact te hebben met Nederlanders. Op het werk is daar ook vaak geen tijd voor. Het heeft geen zin mensen te verplichten in te burgeren. De kunst is mensen spelenderwijs uit te nodigen deel te nemen aan de samenleving. Dan bereik je veel meer”, zo vertelt een actief lid van de moskee. Vanuit de moskee komt verder de oproep om vrouwen bij de samenleving te betrekken door laagdrempelige activiteiten te organiseren (naailessen, zwemles, leesgroep, computercursussen). Een rechtstreekse uitnodiging aan de Sliedrechtse samenleving en aan de lokale overheid. Samenvattend zouden we bevindingen uit de interviews kunnen terugbrengen tot drie thema’s die in het beleid en de verdere invulling van de ondersteuning van het vrijwilligerswerk van belang zijn: • Promotie en stimuleren vrijwillige inzet (het ontwikkelen van een vraaggerichte manier van werven maakt daar onderdeel van uit); • Samenwerken en werken aan samenhang; • (Verenigings)ondersteuning (gericht op praktische zaken maar ook op visie en strategie vraagstukken) en werken aan meer maatwerk in het werken met vrijwilligers.
28
Hoofdstuk 3 Herstructurering van de ondersteuning van het vrijwilligerswerk In dit hoofdstuk gaan we in op hoe de ondersteuning voor het vrijwilligerswerk tot nu toe geregeld was en wat stichting ouderenwerk daaraan wil veranderen en mede op grond van het onderzoek aan wil toevoegen. 3.1 Huidige ondersteuning Sinds een aantal jaren kent men in Sliedrecht de Vrijwilligers Vacature Bank (VVB). Een medewerker van de gemeente en een vrijwilliger houden de VVB in de lucht. De medewerker van de gemeente heeft daar gemiddeld vier uur per week voor en de vrijwilliger stopt er ook nog eens vier tot vijf uur per week in. De VVB heeft een website www.vrijwilligerspuntsliedrecht.nl die ook te vinden is via de gemeentelijke website en via de regionale website www.vrijwilligoppad.nu. Op deze website staan vacatures in het vrijwilligerswerk waarop burgers in Sliedrecht kunnen reageren. Een keer in de week is de vacaturebank open voor het publiek. De vrijwilliger ontvangt dan gegadigden voor vrijwilligerswerk of organisaties die op zoek zijn naar vrijwilligers. In het gemeentekantoor is een Vrijwilligers Informatiepunt ingericht met daarin informatie over de meest voorkomende vragen in het vrijwilligerswerk. De VVB krijgt vanuit regionale middelen voor een afgesproken aantal uren op jaarbasis ondersteuning van PAD (Participatie en Activering Drechtsteden). PAD organiseert bijvoorbeeld workshops en trainingen voor vrijwilligers en hun organisaties. PAD treedt op als het regionale kenniscentrum en de VVB kan op PAD terug vallen bij specifieke vragen of problemen waarvoor (vrijwilligers)organisaties zich geplaatst zien. De gemeente heeft Ouderenwerk gevraagd de coördinatie van de VVB op zich te nemen en haar kennis over (zorg) vrijwilligers in te zetten voor andere organisaties. Stichting ouderenwerk heeft sinds begin dit jaar de coördinatie op zich genomen. Van meet af aan heeft stichting ouderenwerk een meer brede invulling willen geven aan de functie bemiddeling. De vrijwilligersorganisaties gaven in de interviews al aan, dat zij niet veel baat hebben bij de bemiddelingsfunctie van de VVB. Stichting ouderenwerk wil naast het beheren van de website de functie bemiddeling verder uitbreiden. Hoe ze dat wil doen leest u in de volgende paragraaf. Verder wil stichting ouderenwerk de website ook gebruiken voor het plaatsen van informatie over landelijke en lokale ontwikkelingen in het vrijwilligerswerk en regelingen voor het vrijwilligers. Kortom: vrijwilligersorganisaties zo goed mogelijk informeren. 3.2 De functie bemiddeling Het principe van bemiddeling, in de vorm van het koppelen van vraag en aanbod voldoet niet meer. Het is ingewikkelder dan dat. De vrijwilliger is ook in Sliedrecht moeilijker te vinden en ook steeds moeilijker voor langere tijd te binden. Hij wordt sterker geleid door zijn persoonlijke interesses en zijn agenda en redeneert meer vanuit een ruilrelatie (what’s in it for me). Stichting ouderenwerk wil een vraaggerichte vorm van werven ontwikkelen. Bij een vraaggerichte manier van werven is niet langer de taak of functie het uitgangspunt maar de interesses en de kwaliteiten van de vrijwilliger. In deze manier van werven is het expliciet maken van de verwachtingen, behoeften en kwaliteiten van de vrijwilliger een belangrijk punt van aandacht maar deze werkwijze zal ook leiden tot de noodzaak binnen organisaties om het vrijwilligerswerk verder te flexibiliseren. Werkzaamheden flexibiliseren betekent taken splitsen, functies herverdelen, klussen herformuleren. Dit begint met het in kaart brengen welke werkzaamheden er feitelijk zijn. Een bestaande vrijwilligersfunctie bestaat vaak uit een groot aantal te onderscheiden taken en werkzaamheden. Soms is een functie een logisch en eenduidig geheel, maar veel vaker is het een door de historie gegroeid takenpakket. Het scheiden van uitvoerend en organisatorisch werk, van frequent terugkerende klussen en incidentele klussen, biedt inzicht in welke functies en klussen wel of niet te flexibiliseren zijn. Maar ook zaken als het delen van bestuursfuncties met andere organisaties of het uitbesteden van financiële of ledenadministratie om organisaties te ontlasten zouden verder onderzocht moeten worden. En bij al deze zaken hebben vrijwilligersorganisaties in Sliedrecht ondersteuning nodig. Het uitbreiden van de functie bemiddeling vraagt om meer ureninzet vanuit stichting ouderenwerk dan nu beschikbaar is.
29
3.3 Wat is nodig? Uit het vorige hoofdstuk bleek dat de volgende drie thema’s voor de verdere invulling van de ondersteuning van belang zijn. 1.
Promotie en stimuleren vrijwillige inzet (het ontwikkelen van een vraaggerichte manier van werven maakt daar onderdeel van uit) In de vorige paragraaf is de nieuwe invulling die stichting ouderenwerk aan de functie bemiddeling wil geven aan de orde gekomen. Uit de interviews bleek ook het belang van promotie: profilering van het vrijwilligerswerk in zijn geheel en van de afzonderlijke organisaties en waardering. Door meer media-aandacht te organiseren (een lokale vrijwilligerskrant?) en door aan te sluiten bij landelijke evenementen zoals MADD (Make a Difference Day)kan het vrijwilligerswerk zich beter profileren. MADD zet de schijnwerpers twee dagen op vrijwillige inzet. Daarmee levert MADD een belangrijke bijdrage aan het imago van vrijwilligerswerk; bevordert maatschappelijke inzet en leidt het ieder jaar tot een toename van het aantal vrijwilligers. Verder is het ook van belang dat organisaties beter leren zichzelf naar buiten toe te presenteren. Hierbij kan gedacht worden aan een cursusaanbod, waarvoor mogelijk PAD zou kunnen worden ingeschakeld. En tot slot wijzen vrijwilligersorganisaties op het belang van waardering van de gemeente. Voor de onbetaalbare bijdrage van vrijwilligers is de afgelopen decennia steeds meer aandacht. Bij de eigen organisaties, bij de overheid en recentelijk ook bij het bedrijfsleven groeit het besef dat ‘onbetaalbaar’ niet automatisch betekent dat het onbeloond hoeft te blijven. Dat vrijwilligers, ook al ‘gaan ze niet voor het geld’, wel graag gezien willen worden door: • Erkennen: het belang van vrijwilligers(werk) zien. Erkennen houdt in dat het belang van vrijwilligerswerk wordt ingezien en dat de organisatie of de overheid er naar handelen; dat vrijwilligers de ruimte krijgen en de inbreng van vrijwilligers(organisaties) serieus wordt genomen. • Waarderen: laten merken dat je er waarde aan hecht. Erkenning gaat over in waardering zodra de erkenning wordt geuit. Bijvoorbeeld in een compliment in de wandelgangen of in een lovend artikel. • Belonen: blijk van waardering geven. Waarderen gaat over in belonen, zodra het vergezeld gaat van een bewijs van waardering. Puur materieel in de vorm van een kerstpakket of cadeaubon, maar ook symbolisch in de vorm van een getuigschrift of certificaat. • Wanneer het gaat om de individuele vrijwilliger, is het vooral de eigen organisatie die erkent, waardeert en beloont. Als we het hebben over erkenning, waardering of beloning voor initiatieven en prestaties van organisaties, zijn overheid en bedrijfsleven de belangrijkste actoren. 2. Samenwerken en werken aan samenhang Vanuit de interviews en uit de discussie met de klankbordgroep kwamen veel geluiden vanuit de organisaties om meer samen te doen en te kijken hoe de organisaties elkaar onderling kunnen helpen op verschillende terreinen. Of het nu om praktische zaken gaat als locatie of andere faciliteiten, het delen van kennis (werving en behoud van vrijwilligers of fondsenwerving) of om het gezamenlijk organiseren van deskundigheidsbevordering. Maar ook zaken als het aanbod en de activiteiten beter op elkaar afstemmen, en dat niet alleen met vrijwilligersorganisaties maar in samenwerking met professionele (zorg)instellingen worden daarbij genoemd. Het lokale onderzoek wijst uit dat het belangrijk is het thema samenwerking zo breed mogelijk op te pakken. En daar kerken, moskee, scholen, corporaties en het bedrijfsleven bij te betrekken. Er is behoefte aan een partij (een lokale makelaar) die de partijen bij elkaar brengt en de verschillende netwerken aan elkaar verbindt. Stichting Ouderenwerk vindt dat deze functie hoort bij de ondersteuning van het vrijwilligerswerk. Vanuit een op te richten platform dat functioneert als een netwerkorganisatie kunnen ook weer nieuwe initiatieven worden ontwikkeld en kan vrijwillige inzet worden gestimuleerd. 3.
(Verenigings)ondersteuning (gericht op praktische zaken maar ook op visie en strategie) en werken aan meer maatwerk als het gaat om het begeleiden van vrijwilligers De nieuwe vrijwilliger stimuleert niet alleen veranderingen in de wervingsstrategieën van organisaties, maar ook de situering van het vrijwilligerswerk binnen de organisaties moet onder de loep
30
worden genomen. Ook hier hebben vrijwilligersorganisaties ondersteuning bij nodig. Die ondersteuning kan door het ouderenwerk worden geboden, waarbij zij voor de invulling van de programma’s een beroep kan doen op PAD. Het proces dat met organisaties moet worden ingezet is organisaties te stimuleren bewuster na te denken over de verwachtingen en bijdrage van vrijwillige inzet aan de organisatiedoelen en het flexibeler organiseren van het vrijwilligerswerk. Vragen die iedere organisatie zich daarbij kan stellen zijn: • Hoe zorgen we ervoor dat de kwaliteiten van zoveel mogelijk vrijwilligers in de organisatie wordt aangesproken? • Hoe zorgen we ervoor dat zoveel mogelijk vrijwilligers in de organisatie het zinvol vinden om hun kwaliteiten voor de organisatie in te zetten? • Hoe zorgen we ervoor dat zoveel mogelijk vrijwilligers zich verbonden voelen met het werk dat zij voor de organisatie verzetten? • Hoe zorgen we ervoor dat vrijwilligers hun verantwoordelijkheid nemen voor noodzakelijke verandering die vaak voortvloeien uit een actuele visie? Stilstaan bij deze vragen is geen overbodige luxe, integendeel. Juist door serieus, actief en op tijd in vrijwilligers te investeren zal hun bereidheid groot zijn om zich te verbinden met de organisatie. 3.4 thema’s vertaald in functies Tot slot in deze paragraaf een vertaling van de thema’s in een aantal functies die een plaats horen te krijgen in de ondersteuning van het vrijwilligerswerk. • Het verder uitbouwen van de functie bemiddeling door het ontwikkelen van een vraaggerichte manier van werven; • Informatie verstrekken aan vrijwilligersorganisaties en hun vrijwilligers over allerlei zaken die gevolgen voor, of betrekking hebben op, het vrijwilligerswerk; • Deskundigheidsbevordering aan vrijwilligersorganisaties bijvoorbeeld over flexibiliseren van vrijwillige inzet, profilering van de organisatie, vrijwilligersbeleid, werken met specifieke doelgroepen (leerlingen van het voortgezet onderwijs die stage willen komen lopen). Ouderenwerk wil bij de inrichting van deze vorm van ondersteuning ook het aanbod van PAD betrekken; • Het ondersteunen van organisaties om te komen tot een lokaal netwerk/platform van (vrijwilligers)organisaties met als doel het bevorderen van onderlinge samenwerking en samenhang; • Belangbehartiging van vrijwilligersorganisaties in de richting van de gemeente of het nu gaat om het organiseren van waardering of om lastenverlichting; • Imagoversterking van het vrijwilligerswerk middels promotie en waardering; • Bieden van faciliteiten en ondersteuning op praktische zaken; • Stimuleren van kleinschalige initiatieven van burgers (aparte notitie).
31
Hoofdstuk 4 Conclusies Er is veel aan het veranderen in de wereld van vrijwillige inzet, zo zagen we in het eerste hoofdstuk. In de samenstelling van de groepen die vrijwilligerswerk doen, de terreinen waarop ze zich bewegen en de vormen waarin ze zich inzetten. Bij al die veranderingen blijft vrijwillige inzet uiteindelijk iets dat niet afgedwongen kan worden, maar voortkomt uit de eigen motivatie van mensen in communicatie over en weer met zijn of haar (lokale) samenleving. In deze notitie hebben we gezien dat hiervoor meer nodig is dan het koppelen van vraag en aanbod. Stichting ouderenwerk wil op grond van haar eigen expertise en de uitkomsten van het onderzoek de ondersteuning van het vrijwilligerswerk richten op: • De functie bemiddeling en daarbij de coördinatie van de VVB verder uitbreiden. Het ontwikkelen van een vraaggerichte manier van werven is hierbij een belangrijk uitgangspunt; • Ontwikkelen van een (digitaal) loket waar allerleihanden vragen en onderwerpen die met vrijwilligerswerk te maken hebben kunnen worden beantwoord; • Vrijwilligersorganisaties faciliteiten aanbieden en helpen bij praktische vormen van ondersteuning; • De functie van lokaal makelaar en deze te ontwikkelen waarbij het gaat om het opstarten van een platform en het verbinden van verschillende netwerken om te komen tot onderlinge samenwerking en samenhang; • Het organiseren van deskundigheidsbevordering en daartoe samenwerking aangaan met PAD; • Het stimuleren van vrijwillige inzet door de profilering en waardering van het vrijwilligerswerk te stimuleren. De behoefte aan ondersteuning vanuit het veld is groter dan waar met de huidige opzet en middelen de coördinatie van de VVB in voorziet. Er is meer nodig. Stichting Ouderenwerk meent dat met een inzet van 16 uur in de week een belangrijke impuls aan het lokale vrijwilligerswerk kan worden gegeven. Daarbij kiest stichting ouderenwerk voor een ondersteuningsstructuur waarbij gebruik zal worden gemaakt van de diensten van PAD als regionaal kenniscentrum. PAD blijft op deze manier een rol houden in het geven van deskundigheidsbevordering. Stichting ouderenwerk gaat graag met de gemeente verder in gesprek over de bevindingen van het onderzoek zoals die zijn beschreven in deze notitie en over de voorstellen die ouderenwerk aan de gemeente doet over de invulling van de ondersteuning.
32
Bijlage 1. Vragenlijst Algemeen: • NAW: naam instelling, adres (clubhuis), telefoon, e-mail website, contactpersoon + telefoonnummer • NAW en functie (vrijwilliger of beroepskracht) geïnterviewde • Doelstelling organisatie en wanneer opgericht? • Activiteiten organisatie? Hoeveel mensen maken gebruik van activiteiten? • Hoeveel leden/hoeveel vrijwilligers of actieve leden? • Hoeveel bestuursleden en hoe lang zit huidige bestuur? • Aantal betaalde medewerkers (freelance of in loondienst)? • Bron van inkomsten (Contributie, subsidie, sponsoring, donaties, financiële acties)? • Subsidie gemeente (bedrag in te vullen door WEZ)? • Maakt de organisatie deel uit van een regionale, provinciale en/of landelijke (moeder- of koepel) organisatie en zo ja, welke? Samenstelling en inzet • Leden: vrouwen/mannen, leeftijd, afkomst, mensen met beperking? • Actieve leden: idem • Samenstelling bestuur: idem • Hoeveel tijd stopt actief lid/vrijwilliger in club/organisatie? • Registratiesysteem voor vrijwilligers/actieve leden? Werving • Op zoek naar vrijwilligers? Voor welke klussen? • Hoe pakt men de werving aan? Gebruik gemaakt van VVB? Wat werkt het beste? • Kennismakingsgesprek? • Introductie in organisatie? Hoe worden vrijwilligers ingewerkt? • Werkt organisatie met takenpakket en afgebakende taken in tijd? • Wordt er gewerkt met afspraken (mondeling of op papier). Over welke zaken worden afspraken gemaakt? • Mogen actieve leden/vrijwilligers mee praten over hoe dingen gaan? Komen vrijwilligers eens in de zoveel tijd bij elkaar om zaken door te spreken? • Staat u open voor leerlingen van het middelbaar onderwijs : maatschappelijke stage? Behoud • Is er voor vrijwilligers een vast aanspreekpunt in de organisatie? • Worden er met regelmaat gesprekken met vrijwilligers georganiseerd? Hoe worden vrijwilligers geïnformeerd? • Op welke manier vindt de waardering van de vrijwilligers plaats? • Zijn er goede voorwaarden voor vrijwilligers geregeld zoals een onkostenvergoeding, WA en ongevallen verzekering, bestuurlijke aansprakelijkheid? • Krijgen vrijwilligers trainingen of cursussen aangeboden? Wordt daar gebruik van gemaakt? • Is er veel verloop onder vrijwilligers? Is reden van verloop bekend? Ondersteuningsbehoefte en contacten • Waar loopt men tegenaan? Gesignaleerde knelpunten (herkenning Top 5 PJ of aanvullingen)? • Mogelijke oplossingen? • Behoefte aan ondersteuning? (zo ja, welke)? • Behoefte aan scholing/deskundigheidsbevordering (zo ja, welke)? • Contact met gemeente (afdeling, frequentie, hoe ervaart u die)? • Contact met bedrijfsleven (waaruit bestaat die)? • Contact met lokaal comité (waaruit bestaat die, frequentie, mate van tevredenheid)?
33
• • • • • • •
Andere contacten (brancheverenigingen, kenniscentra)? Contact met PAD en/of VVB (frequentie, soort, mate van tevredenheid)? Samenwerking met andere verenigingen (waaruit bestaat die, frequentie, resultaat)? Welke tendensen (verschuivingen) ziet u voor wat betreft de bereidheid tot het doen van vrijwilligerswerk binnen uw vereniging? Eventuele opmerkingen of suggesties, wensen en oplossingen voor gesignaleerde knelpunten? Andere verwachtingen (gemeente, veld)? Hoe wil men betrokken worden bij de resultaten, voortgang en beleid?
34
Bijlage 2. Nieuwsbrief Vrijwillige Inzet Sliedrecht Sliedrecht, 14 november 2008. De afgelopen twee maanden hebben Petra van Loon (namens de Stichting Ouderenwerk) en Hans Erkens (gemeente Sliedrecht) gesprekken gevoerd met 28 instellingen in Sliedrecht die werken met vrijwilligers. Petra bezocht een aantal zorginstellingen, wijkplatforms en kerken. Hans deed enkele sportverenigingen en instellingen op het gebied van jongeren, cultuur en milieu aan. Centrale vraag was, welke knelpunten men ervaart bij het werven, ondersteunen en behouden van vrijwilligers en wat men daarbij in de toekomst van de gemeente en Ouderenwerk verwacht. Wat de interviewers bij al die gesprekken trof, was het enthousiasme, de bereidheid en betrokkenheid waarmee de geïnterviewde coördinatoren over vrijwillige inzet binnen “hun” vereniging, stichting of organisatie spraken. De eerste uitkomsten van deze gesprekken vindt u terug in deze nieuwsbrief en zullen op donderdagavond 11 december a.s. worden toegelicht in een brede klankbordgroep. Aanleiding In Sliedrecht zijn duizenden mensen actief als vrijwilliger; vanuit de kerk, in een sport- of andere vereniging, bij een (zorg)instelling of zelfstandig in de eigen buurt. De gemeente Sliedrecht wil, dat vrijwilligers zich ondersteund en gewaardeerd voelen en dat de bereidheid tot het verrichten van vrijwilligerswerk in Sliedrecht toeneemt. Daarvoor ontwikkelt zij nieuw beleid. Maar dan moet de gemeente eerst weten wat er speelt op dit gebied en waar de knelpunten en behoeften liggen. Vrijwilligersbeleid was onder de Welzijnswet al een gemeentelijke taak. Met de komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wil de gemeente het ondersteunen van vrijwilligers verder vormgeven. Afbakening definities Onder vrijwillige inzet verstaat de gemeente zowel vrijwilligerswerk dat in georganiseerd verband (als lid van een vereniging, instelling, kerk of club) als in ongeorganiseerd verband plaatsvindt. Denk bij dat laatste bijvoorbeeld aan actief burgerschap: iets doen voor iemand in de eigen straat of buurt. Maar ook maatschappelijke stages vallen eronder. Het kan gaan om activiteiten binnen de zorg en ondersteuning en daarbuiten zoals sport, cultuur en vrije tijd. Begeleiding kan plaatsvinden door een beroepskracht of een vrijwilliger. Wat vrijwilligerswerk in elk geval gemeen heeft is, dat het onverplicht en onbetaald plaatsvindt, meestal in georganiseerd verband en dat het vaak ten dienste staat van derden. Maar we zien hierin landelijk wel verschuivingen en nieuwe trends ontstaan, ook in Sliedrecht! Deze worden verderop in deze brief toegelicht. Waarom samen met Ouderenwerk De gemeente Sliedrecht heeft aan de Stichting Ouderenwerk gevraagd of zij haar kennis en ervaring rond het ondersteunen van (zorg)vrijwilligers ten dienste wil stellen van andere vrijwilligers. Dit past ook in het beleid van de gemeente waarbij zij Ouderenwerk heeft gevraagd om haar activiteiten en doelgroep te gaan verbreden. Hieronder valt ook de coördinatie van de Vrijwilligersvacaturebank. Om die reden trekken gemeente en Ouderenwerk in het onderzoek naar de huidige vrijwilligerspraktijk gezamenlijk op. Wat is opgevallen; algemene trends en knelpunten Uit de gesprekken is een aantal tendensen en knelpunten naar voren gekomen. Veel valt terug te brengen tot de vergrijzing en ontgroening. Daarnaast stelt de “nieuwe vrijwilliger” andere eisen en heeft meer behoefte aan flexibiliteit; hij of zij laat zich minder makkelijk binden qua frequentie, duur en instelling. Dit zien we vooral bij de grote groep 60-plussers. De zogenaamde middengroep, mensen tussen de 25 en 50-jaar (vaak met dubbele inkomens en kinderen) laat zich moeilijk vinden; zijn ze eenmaal gevonden dan blijken het trouwe actieve leden. Ook de jeugd blijkt nog moeilijk warm te krijgen voor het vrijwilligerswerk. Aandachtspunten sport en kerken Binnen de sport is sprake van vergrijzing van de besturen en vindt men het moeilijk om goede opvolgers te vinden. Ook ziet men daar, dat zodra de kinderen gaan puberen de (actieve) ouders zich
35
terugtrekken. Veel kinderen verlaten het Sliedrechtse verenigingsleven zodra ze gaan studeren. Binnen de verenigingen is een tekort is aan extra “handjes” voor tijdelijke activiteiten (onderhoud, evenementen en toernooien). Binnen de kerken is de behoefte aan extra hulp minder groot; daar zijn al veel leden zeer actief. Maar ook hier geldt: alle beetjes helpen! Daar waar de kerken zich vooral inzetten voor anderen (kwetsbare mensen binnen de samenleving) zijn de activiteiten binnen het verenigingsleven meer gericht op de “eigen” groep. Overige aandachtspunten Binnen het vrijwilligerswerk is sprake van versnippering en eilandjes; er gebeurt veel, maar los van elkaar. Tenslotte zijn de ervaringen met de Vrijwilligersvacaturebank zeer wisselend en lang niet iedereen maakt gebruik van de diensten van deze instelling. Mogelijke oplossingen Vooral als het gaat om maatschappelijke betrokkenheid, delen veel instanties dezelfde belangen. Zij zouden graag meer van elkaar willen weten en beter willen samenwerken, mits de capaciteit dit toelaat en de eigen identiteit behouden blijft. Daarbij gaat het vaak om heel praktische zaken zoals het delen van een ruimte of een vervoermiddel. Juist daarbij zouden gemeente en Ouderenwerk een rol kunnen spelen; door te faciliteren en mensen samen te brengen. Er is ook behoefte aan specifieke deskundigheidsbevordering. Bijvoorbeeld als het gaat om het ontwikkelen van een visie op vrijwilligersondersteuning en kadervorming. Waardering vanuit de gemeente wordt eveneens belangrijk gevonden (gezamenlijke acties, attenties) evenals het geven van meer bekendheid aan vrijwilligerswerk (promotie, communicatie en P.R.). De vrijwilligersvacaturebank zou kunnen inspringen op de gesignaleerde trends door meer mensen te werven voor bepaalde (tijdelijke) activiteiten en door meer uit te gaan van de kwaliteiten van vrijwilligers in plaats van de vraag (vacature). Een aantal andere aansprekende voorbeelden zullen op 11 december aan de Klankbordgroep worden voorgelegd. Hoe nu verder Niet met alle organisaties en verenigingen is gesproken, maar dat kan ook niet binnen dit tijdsbestek. Bovenstaande bevindingen vormen dan ook een dwarsdoorsnede. De gemeente heeft het voornemen om alle instellingen via een enquête over hun vrijwilligers te ondervragen. De gemeente en Ouderenwerk willen de verkregen input vanuit de gesprekken tussentijds met een aantal instellingen “klankborden”. De instellingen die zich voor de klankbordgroep hebben opgegeven zullen hiervoor een aparte uitnodiging ontvangen. De bijeenkomst met de klankbordgroep vindt plaats op: Donderdag 11 december a.s. vanaf 19.00 uur in gebouw “De Reling” Industrieweg 13 te Sliedrecht. Hierbij zullen enkele leden van de wijkplatforms en de Wmo-adviesraad aanschuiven. Het gaat daarbij om de vraag in hoeverre de instellingen de geschetste beelden herkennen en wat zij vinden van de voorgestelde oplossingen? Kortom: zitten we op de goede weg? De gegevens zullen uiteindelijk worden verwerkt in het Beleidsplan Vrijwillige Inzet, inclusief plan van aanpak Maatschappelijke Stage en Mantelzorgondersteuning. Dit plan zal nog apart worden voorgelegd aan de Wmo-adviesraad en leden van het Bestuurlijk Overleg Wonen, Zorg en Welzijn. Het beleidsplan zal in juni 2009 ter vaststelling aan de gemeenteraad worden voorgelegd. Tussentijds reageren Indien u naar aanleiding van deze nieuwsbrief wilt reageren, kunt u dat als volgt doen. E-mail:
[email protected] of
[email protected] Telefoon: 0184-495808 (Hans Erkens, gemeente Sliedrecht).
36
Bijlage 3. Verslag klankbordgroep vrijwilligers in Sliedrecht Verslag klankbordgroep vrijwilligers, 11-12-2008, De Reling (Stichting Ouderwerk Sliedrecht) Aanwezig: Hans Erkens (gemeente Sliedrecht), Petra van Loon (BPVL/Ouderenwerk), Tini Kros (Synergos), Anton van Rees (Voedselbank), Anne Nagtegaal (MEE), Carl van Rijn (NME/Kinderboerderij), Jan Versluis (Wijkplatform), Lenie den Oude en Clarie Krol (Zonnebloem), Anita de Groot (Beth-El Kerk), Elma Tolenaars (Rode Kruis), Arie de Bruin (ASVZ), Henk van Leur (RK- Kerk), Karel Lanser en mw. Koppelaar (ANBO), René Ligthart en Kees v.d. Waal (Kringloop), Andre Schoonderbeek en Margreet Strijker (Stichting Ouderenwerk), Frans Fok (Wijkplatform), Dhr. van Kleef (Wmo-adviesraad & Kerken), Meinke Balford (Philadelphia).
1. Opening Hans Erkens en Petra van Loon heten namens de gemeente en de Stichting Ouderenwerk de deelnemers hartelijk welkom en stellen zich voor. Hans geeft het doel van de avond weer: door middel van klankborden input krijgen betreft het vrijwilligersbeleid. In juni 2009 wil de gemeente een beleidsplan m.b.t. het vrijwillige inzet hebben vastgesteld. 2. Quiz De quiz leidt tot veel verassingen. Vooral over de vragen 1 (hoeveel mensen in Nederland doen vrijwilligerswerk: 4 miljoen) en 3 (de meeste vrijwilligers vind je in: de sport) heerst verbazing 3. Presentatie In een korte presentatie worden de laatste landelijke en maatschappelijke trends weergegeven. 4. Terugkoppeling interviews en debat Het huidige probleem bij vrijwilligerswerk is een tekort aan vrijwilligers. Dit probleem ontstaat doordat mensen langer doorwerken. Daardoor hebben mensen minder tijd voor vrijwilligerswerk en zijn ze minder vitaal (vergrijzing) wanneer ze vrijwilligerswerk gaan doen. Daarnaast is er een tekort aan jongeren die vrijwilligerswerk doen. De redenen waarom jongeren geen vrijwilligerswerk doen zijn: carrière maken, minder tijd en pas op latere leeftijd het belang van vrijwilligerswerk gaan inzien. Tijdens het klankborden komt het sociale belang van vrijwilligers(werk) duidelijk naar voren: ‘zonder vrijwilligers geen maatschappij’. Het belang van vrijwilligers voor de maatschappij dient het uitgangspunt te zijn betreft de ontwikkeling van het vrijwilligersbeleid. Nu maken de overheid en organisaties nog te vaak instrumenteel ‘gebruik’ van vrijwilligers. Met de invoering van de Wmo probeert de overheid dit probleem verder aan te pakken. Het beleid moet per sector ontwikkeld en afgestemd worden. Iedere sector kent daarbij zijn eigen problemen en dynamiek. Een voorbeeld hiervan zijn de verenigingen. Zij hebben over het algemeen moeite met het vullen van bestuursfuncties. Deze functies zijn echter van groot belang voor het voortbestaan van de verenigingen. Daarom moeten dergelijke organisaties niet vergeten of achtergesteld worden bij de ontwikkeling van het vrijwilligersbeleid. Lang niet alle organisaties hebben een vrijwilligersbeleid vastgelegd. Organisaties die dat wel hebben zijn vaak professionele zorginstellingen. Daar is specifiek vrijwilligersbeleid opgesteld en worden o.a intakes met vrijwilligers gehouden. Er wordt aangegeven dat het voor kleinere organisaties makkelijker is om vrijwilligersbeleid af te kijken van grotere organisaties vanwege tijd, kosten en ervaring. Vooral bij voor ons door ons organisaties is een scheiding waarneembaar tussen het formele gedeelte van vrijwilligerswerk en wat werkelijk aan vrijwilligerswerk wordt gedaan. Het formele gedeelte wordt gezien als noodzaak waar verder niet veel meer mee gebeurt. Een voorbeeld is het contract: organisaties willen liever niet altijd met contracten werken, maar dat moet eigenlijk wel. Ook de formele kant van vrijwilligerswerk zou onderdeel moeten zijn van het vrijwilligersbeleid. Een voorbeeld hiervan is verzekering. Vanaf 2009 zal de gemeente een collectieve verzekering afsluiten voor alle organisaties en hun vrijwilligers.
37
In de zorg wordt de organisatie van vrijwilligerswerk voornamelijk gedaan door professionals. Hier is echter minder geld voor beschikbaar. Het is van groot belang dat de organisatie van vrijwilligerswerk wordt gegarandeerd, omdat het wegvallen van deze functie ten koste gaat van het vrijwilligerswerk en daarmee van de zorg voor de cliënt. De vraag wordt gesteld of vrijwilligersbeleid specifiek gericht op jongeren nuttig is. Hierop wordt positief gereageerd, omdat dit nuttig is vanwege de ‘mindsetting’ van de jongeren betreft vrijwilligerswerk. Er wordt echter wel een moeilijkheid gezien: hoe wordt vrijwilligerswerk voor jongeren interessant gemaakt? Een voorbeeld van vrijwilligersbeleid gericht op jongeren is de maatschappelijke stage. Dit wordt verplicht. Er zijn echter ook jongeren die het doen omdat ze het zelf willen. Bij de ontwikkeling van het vrijwilligersbeleid mogen bepaalde groepen mensen niet vergeten worden. Ten eerste moet er aandacht zijn voor mensen met die geen toegang hebben tot Internet. Organisaties dienen hiermee rekening te houden bij de werving en het behoud van vrijwilligers. Ten tweede moet er niet alleen promotie en werving gebeuren voor de op het eerste gezicht belangrijke en aantrekkelijke functies. Er moet ook aandacht zijn voor mensen die ‘makkelijker’ en ‘onbelangrijker’ vrijwilligerswerk (willen) doen. Ten derde moet er aandacht zijn voor een specifieke groep vrijwilligers. Sommige werkgevers gebruiken vrijwilligerswerk voor re-integratie van werkzoekenden. Deze groep vrijwilligers kan goed gebruikt worden bij voor moeilijk opvulbare functies. Een aantal organisaties geeft aan geen problemen te hebben met het werven van leden. Sommige organisaties hebben zelfs wachtlijsten van vrijwilligers. Ze geven aan dat werving vooral makkelijker wordt door middel van publiciteit en promotie van de organisatie. Er zijn mensen die niet bewust nadenken over vrijwilligerswerk of niet van het bestaan ervan afweten. Deze mensen moeten op de hoogte gebracht worden. Door middel van promotie en publiciteit worden mensen aangesproken om vrijwilligerswerk te doen. Wanneer mensen direct aangesproken worden met de vraag of ze vrijwilligerswerk willen doen, blijkt dat meer mensen daartoe bereid zijn. Nog concreter dient een organisatie vrijwilligers te vragen voor bepaalde functies. Wanneer organisaties mensen persoonlijk benaderen zeggen ze eerder toe dan wanneer er een vacature wordt geplaatst voor vrijwilligers in het algemeen. Mensen moeten geprikkeld worden om vrijwilligerswerk te doen. Promotie van de organisatie is dus van belang bij het werven van vrijwilligers. De gemeente kan hierbij helpen, onder andere door bijvoorbeeld ruimte vrij te maken op de gemeentesite en de gemeentepagina in de plaatselijke krant. Aangegeven wordt dat voor promotie beter gebruikt gemaakt kan worden van een wijkkrant, omdat mensen deze aandachtiger zouden lezen. Toch blijkt dat lang niet iedereen deze krant kent of ontvangt. Ook kunnen activiteiten opgezet worden waar organisaties zich kunnen presenteren. De gemeente kan hierbij financieel ondersteunen en bijvoorbeeld het verkrijgen van vergunningen vergemakkelijken. De organisaties zijn bij de promotie zelf verantwoordelijk voor het overbrengen van de visie van de organisatie. Door middel van bijvoorbeeld financiële steun kan de gemeente helpen bij het creëren van mogelijkheden tot promotie en publiciteit. Daarnaast kan de gemeente een voorbeeldfunctie vervullen bij het promoten van vrijwilligerswerk in het algemeen. De gemeente kan het goede voorbeeld geven betreft vrijwilligerswerk. Het gebeurt steeds vaker dat werkgevers hun werknemers vrijwilligerswerk laten doen tijdens werkuren. De gemeente kan dit ook toepassen als voorbeeld voor andere mensen en bedrijven. Eén van de manieren om vrijwilligers te behouden is blijk van waardering tegenover de vrijwilligers. In het debat kwam naar voren dat het niet de vraag is of vrijwilligers gewaardeerd moeten worden, maar hoe. De huidige manier van waarderen in deze gemeente is het uitreiken van de vrijwilligerspenning. Een deelnemer is van mening dat deze waarderingsvorm beter afgeschaft kan worden omdat slechts een klein percentage van de vrijwilligers deze penning krijgt. Waardering dient op grotere schaal te gebeuren en speciale vrijwilligers kunnen eventueel extra gewaardeerd worden. Anderen geven echter aan dat de penning zeer gewaardeerd wordt door de vrijwilligers die hem ontvangen. Een andere manier van waarderen in deze regio is de korting d.m.v. de vrijwilligerspas. Deze pas wordt echter maar op kleine schaal gebruikt en wordt in Sliedrecht afgeschaft. Veel organisaties geven aan zelf aan de waardering van vrijwilligers te doen. Een aanvullende rol is voor de gemeente weggelegd. Extra waardering van de vrijwilligers is goed, zeker omdat sommige
38
organisaties aangeven (financieel) niet in staat te zijn hun vrijwilligers te waarderen zoals ze eigenlijk willen. Er zijn organisaties met een teveel aan vrijwilligers. Deze organisaties maken gebruik van wachtlijsten. Er wordt aangegeven dat de door middel van de VVB vrijwilligers op wachtlijsten doorverwezen kunnen worden naar organisaties waar een tekort aan vrijwilligers is. Er wordt met instemming gereageerd op het idee om vrijwilligers uit te wisselen. Probleem hierbij is dat mensen kiezen voor een bepaald soort vrijwilligerswerk of voor bepaalde organisaties. Deze mensen willen niet uitgewisseld worden. Er is tijdens het debat geen oplossing voor dit probleem aangedragen. Er wordt een voorstel gedaan om bij de verenigingen één bestuur voor meerdere organisaties aan te stellen. Het probleem nu is dat er te weinig bestuursleden zijn, doordat jongere mensen niet meer in een bestuur willen vanwege tijdgebrek of omdat ze de kennis om de bestuursfuncties uit te voeren niet bezitten. Door mensen en kennis te delen kan het tekort aan bestuursleden worden opgelost. Organisaties dienen hiervoor wel samen te werken. Samenwerking dient niet vanuit de gemeente georganiseerd te worden. Organisaties willen zelf samenwerkingsverbanden opzetten. Ook blijkt dat veel organisaties de zaken voor zichzelf op een rij hebben, maar dat ze zeker een meerwaarde zien in samenwerking. Onder welke voorwaarden dit gebeurt, dient wel afgestemd te worden. Er kunnen ook samenwerkingsverbanden worden opgezet betreft de uitwisseling van middelen (bijvoorbeeld vervoersmiddelen) en kennis. Er was in het debat sprake van twee soorten kennis. Ten eerste inhoudelijke kennis bedoeld voor de vrijwilligers. Door het aanbieden van kennis en cursussen over de vrijwilligersfunctie kunnen mensen geprikkeld worden vrijwilligerswerk te doen. Dit geldt met name voor bestuursfuncties. Jongere mensen willen volgens een aantal aanwezigen geen bestuursfuncties vervullen omdat ze daar de kennis niet voor hebben. Jongere vrijwilligers worden geprikkeld een bestuursfunctie te nemen wanneer de nodige kennis beschikbaar wordt gesteld. Andere aanwezigen geven aan dat het aanbieden van inhoudelijke kennis een goed idee is, maar dat jonge mensen niet per definitie geen kennis hebben en daardoor geen bestuursfunctie willen. Een aantal zorginstellingen geeft aan zelf bijscholing en cursussen voor de werknemers en vrijwilligers te organiseren. Kleinere organisaties hebben hier vaak de financiële middelen niet voor en kunnen niet genoeg mensen bij elkaar krijgen om een cursus te organiseren. Met behulp van de gemeente kunnen kleinere organisaties samen misschien wel voor cursussen en bijscholing zorgen. Daarnaast kan de gemeente de lasten van de organisaties verlichten wanneer het gaat om het aanbieden van specifiekere kennis door de organisaties, bijvoorbeeld door een vergaderlocatie ter beschikking te stellen of een cursus productief vergaderen aan te bieden. De vraag die tijdens het debat naar voren komt is: waarom kunnen kleinere organisaties niet aansluiten bij de grotere organisaties? Er is geen duidelijke antwoord op deze vraag uit het debat gekomen. De tweede soort kennis betreft algemene kennis voor organisaties en vrijwilligers over de voorwaarden en mogelijkheden van vrijwilligerswerk. De rol van de gemeente is algemene kennis voor organisaties en vrijwilligers doorgeven over praktische zaken als verzekeringen en belastingvoordelen. Deze kennis dient via verschillende kanalen te worden aangeboden, zoals sites en folders. Er blijkt veel potentieel te zijn voor vrijwilligerswerk. Ook is er veel vraag naar vrijwilligers door organisaties. De vraag is hoe dit potentieel aangesproken en gematcht kan worden. De Vrijwilligers vacaturebank (VVB) wordt door organisaties met een tekort aan vrijwilligers gebruikt om hun vraag naar vrijwilligers (voor specifieke functies) naar buiten te brengen. Mensen zijn vaak op zoek naar specifiek vrijwilligerswerk. Per organisatie hebben mensen andere redenen om vrijwilligerswerk te doen. Mensen kiezen voor een bepaalde organisatie met bepaald soort vrijwilligerswerk. De VVB dient hierop aan te sluiten en moet zo werken, dat vraag en aanbod van de mensen en de organisaties bij elkaar komen en de juiste match wordt gemaakt. De VVB wordt niet gezien als dé oplossing voor het tekort aan vrijwilligers. Het is geen kwestie van bijvoorbeeld ‘een blik bestuurders opentrekken’. Daarom is het van belang dat onderzocht wordt waarom mensen stoppen met vrijwilligerswerk. Een manier om dit te doen is het voeren van
39
exitgesprekken. De VVB werkt nu nog te eenzijdig. Organisaties melden vacatures bij de VVB. De VVB zou ook meer moeten uitgaan van het aanbod door uit te gaan van competenties van mensen en hier (tijdelijke) werkzaamheden bij te zoeken. Daarnaast moet de website een bredere functie krijgen. Ook moet de site informatie verstrekken over algemene informatie zoals verzekeringen en belasting. 5. Afsluiting Hans en Petra bedanken de aanwezigen voor hun inbreng en enthousiasme. De avond wordt afgesloten met een borrel; met dank aan de twee vrijwilligers van de Stichting Ouderenwerk voor het verzorgen van de hapjes en de drankjes!
40
Bijlage II
We doen allemaal mee! Plan van aanpak voor het versterken van de sociale samenhang
Door Bureau Petra van Loon in opdracht van Stichting Ouderenwerk, 20 februari 2009
41
Inleiding In deze notitie presenteert Stichting Ouderenwerk een plan van aanpak van hoe zij de sociale samenhang in Sliedrecht denkt te kunnen versterken. De gemeente heeft Ouderenwerk gevraagd te werken aan een functieverbreding van de organisatie. Vanaf 2007 zijn zowel intern (discussie binnen het bestuur over de gewenste richting en het openstellen van diensten en activiteiten voor andere doelgroepen en successievelijk ontwikkelen van nieuwe diensten) als extern stappen (discussie met de gemeente over gewenste richting) gezet om te komen tot een organisatie gericht op maatschappelijke ondersteuning en welzijn. Vanaf 2007 heeft Ouderenwerk haar diensten en aanbod verbreed. Anno 2009 zijn deze niet alleen meer op ouderen gericht maar ook op mensen met psychische beperkingen, mensen met een handicap, bewoners in nieuwe woonzorg zones (zoals in de Joost van den Vondelflat), mantelzorgers, vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties . Er is ook aandacht voor de participatie van allochtone vrouwen. Ouderenwerk heeft een projectvoorstel om de participatie van allochtone vrouwen te bevorderen bij de gemeente ingediend. In deze notitie geeft Ouderenwerk haar visie weer op hoe de sociale samenhang te versterken en daarbij speciaal oog te hebben voor de kwetsbare burgers. Dat begint met het stimuleren van burgerinitiatief waartoe Ouderenwerk middelen heeft gekregen maar er is meer nodig. En wat in de ogen van Ouderenwerk nodig is, leest u in deze notitie. Wmo De Wmo is een participatiewet die wil bewerkstelligen dat iedereen kan meedoen. Het gaat in de Wmo om het stimuleren van informele zorg, leefbaarheid in buurten, sociale samenhang en de rol van de civil society bij het bevorderen van zelfredzaamheid. Het denken in het aanbieden van kant en klare voorzieningen past niet meer in deze tijd. De overheid stelt kaders ten aanzien van haar bemoeienissen met welzijn en legt de verantwoordelijkheid bij de mensen zelf en bij de organisaties die daarvoor in de samenleving actief zijn. Deze visie is terug te vinden in het Wmo beleidsplan van de gemeente Sliedrecht. In het Wmo beleidsplan staan twee vragen centraal: 1. Op welke wijze stelt de gemeente Sliedrecht mensen in staat om deel te nemen aan de samenleving en zelfredzaam te zijn? 2. Welke voorwaarden creëert Sliedrecht zodat burgers zelf vorm kunnen geven aan hun directe leefomgeving vanuit hun eigen verantwoordelijkheid? Belangrijk uitgangspunt bij de uitvoering is dat een beroep wordt gedaan op de burger en zijn verbanden. Burgers worden mede verantwoordelijk gemaakt voor het welzijn van de inwoners van Sliedrecht. Hieruit vloeien twee nieuwe taken voor de gemeente voort: 1. De ondersteuning van mantelzorgers en vrijwilligers 2. Het vergroten van de mogelijkheden van burgers om op basis van eigen initiatieven mede verantwoordelijkheid te dragen voor elkaar en de omgeving. Op welke wijze geeft de gemeente invulling aan de eerste? Het Ouderenwerk krijgt van de gemeente middelen om een passende ondersteuningstructuur voor het vrijwilligerswerk en de mantelzorg te realiseren. Het Ouderenwerk is hier volop mee aan de slag en het onderzoek naar de gewenste ondersteuningsstructuur voor het vrijwilligerswerk en het convenant met MEE over de ondersteuning van mantelzorgers zijn hier de eerste resultaten van. Dat brengt ons bij de tweede taak. Vergroten van mogelijkheden van burgers om eigen initiatief te nemen. Initiatief van burgers is aan de burger maar hoe kan je als overheid stimuleren dat burgers initiatieven nemen? Door budget beschikbaar te stellen en dat doet de gemeente dan ook. En verder vindt de gemeente dat de burgers moeten kunnen rekenen op ondersteuning van organisaties als het Ouderenwerk: actief meedenken en ruimte bieden. Kortom faciliteren. Verantwoordelijkheid leggen bij burgers voor de omgeving is een grote stap maar bij burgers de verantwoordelijkheid leggen voor elkaar, en dus ook voor kwetsbare burgers is een ingewikkelde stap. De gemeente ziet dat probleem zelf ook. Zij heeft het Ouderenwerk gevraagd met een plan van aanpak te komen. Een plan van aanpak gericht op het vergroten van het zelforganiserende vermogen van burgers en daarbij oog te hebben voor kwetsbare burgers.
42
Faciliteren van eigen initiatief Het Ouderenwerk beheert sinds 2008 het gemeentelijke fonds voor burgerinitiatieven. Met dit fonds kunnen initiatieven van bewoners financieel (met kleine geldelijke bijdragen) worden ondersteund. Wanneer komen burgers in aanmerking voor een geldelijke bijdrage? Het Ouderenwerk heeft hiervoor criteria opgesteld en deze hebben betrekking op twee zaken: - Met het initiatief wordt een nieuwe groep inwoners van Sliedrecht bereikt. Een groep die tot dan toe niet tot de gebruikers of bezoekers van de organisatie/initiatief behoorden. -
De intentie is om het initiatief op te nemen in het aanbod van de organisatie of te herhalen en het niet te laten bij een eenmalige uitvoering.
Uitgangspunt is verder zo min mogelijk administratieve rompslomp. Het Ouderenwerk neemt kosten voor facilitaire zaken voor haar rekening maar de inzet moet van de initiatiefnemers zelf komen. Verder kan het Ouderenwerk faciliteren door te helpen bij administratieve taken of zaken op organisatievlak. Hierover moet met de gemeente wel afspraken worden gemaakt. Maar de vraag die zich hier opdringt is, is het genoeg? Is het geven van een geldelijke prikkel en facilitaire ondersteuning genoeg uitnodiging aan burgers om verantwoordelijkheid voor de omgeving en elkaar te nemen? Het Ouderenwerk denkt dat het niet genoeg is en legt in de volgende paragraaf uit waarom zij dat denkt. Het wijkplatform Daar waar het gaat om het nemen van eigen verantwoordelijkheid voor de eigen omgeving spelen de drie wijkplatforms een belangrijke rol. De wijkplatforms vervullen een belangrijke functie als het gaat om betrokkenheid van bewoners bij de totstandkoming van bijvoorbeeld buurtbeleid en het oplossen van problemen in de buurt. Het betreft een directe vorm van betrokkenheid in de vorm van meepraten, meedoen en mee analyseren. Het wijkplatform doet een beroep op alle actieve burgers om eigen initiatief te nemen en samen te werken aan een meer leefbare en veilige buurt. Op de terreinen van leefbaarheid en veiligheid zijn zij een succes. Maar met een actief wijkplatform is de deelname van mensen met een beperking of met een andere vorm van kwetsbaarheid niet geregeld. Kwetsbare burgers blijven vaak buiten beeld en de initiatieven van de wijkplatforms en de bewoners zijn niet op hen gericht. Kwetsbare burgers uitnodigen mee te doen veronderstelt kennis en inzicht. Sociale kwetsbaarheid gaat over mensen die niet weerbaar zijn. Weerbaar zijn mensen die in staat zijn op een effectieve manier op te komen voor hun behoeften en wensen in situaties van alledag en die hun persoonlijke grenzen aan weten te geven als anderen die (willen) overschrijden. Een andere vorm van kwetsbaarheid heeft te maken met maatschappelijk niet weerbaar zijn. De weg niet weten naar voorzieningen of verdwalen in het woud van regelingen en procedures die Nederland kent. De afgelopen decennia is het beroep dat gedaan wordt op het regelvermogen van burgers steeds groter geworden. Burgers beschikken niet in dezelfde mate over dat regelvermogen en hebben daar ondersteuning bij nodig. Kwetsbaarheid neemt verder toe als mensen maatschappelijk geïsoleerd zijn of wonen in een buurt met ‘omgevingsstress’ (slechte huizen, vandalisme, criminaliteit). De neiging van mensen die kwetsbaar zijn is dan groot om zich af te sluiten van de omgeving en zich te concentreren op ‘kernactiviteiten’: boodschappen doen en tv kijken en huishouden doen. Sociale samenhang versus diversiteit In de afgelopen decennia is de samenstelling in buurten behoorlijk veranderd. Dat heeft onder andere te maken met twee ontwikkelingen. 1. Er is in buurten in Nederland meer diversiteit ontstaan als het gaat om inkomen, mobiliteit, mate van zelfredzaamheid en etniciteit. Dit geldt ondanks de behoorlijk sterke lokale identiteit ook voor een gemeenschap als Sliedrecht. Dat maakt werken aan samenhang soms complex want door diversiteit hebben buurtbewoners steeds meer uiteenlopende vragen, behoeften, mogelijkheden en belemmeringen. Verder zien we dat contacten tussen mensen in een vergelijkbare levensfase of leefsituatie of behorende tot een bepaalde geloofsgemeenschap door het hebben van een gedeeld belang
43
de voorkeur hebben boven contacten in de directe leefomgeving. Mensen die niet in een van de gangbare “patronen” passen, vallen daardoor gemakkelijker buiten de boot. 2. Een ander aspect van de buurt is dat buurten in Nederland meer dan voorheen te maken hebben met mensen met beperkingen of andere vormen van kwetsbaarheid. Vermaatschappelijking van de zorg en extramuralisering hebben ertoe geleid dat mensen die voorheen in instellingen woonden verhuisden naar (of zijn blijven wonen in) gewone woonwijken. Ook andere doelgroepen zijn bij deze ontwikkeling betrokken: mensen met een handicap die altijd al zelfstandig woonden. Of ouderen die langer zelfstandig blijven wonen en voor wie geschikte huisvesting en voorzieningen in de directe woonomgeving gerealiseerd moeten worden zodat langer zelfstandig blijven wonen ook mogelijk is. Hoe is het gesteld met buurten waarin kwetsbare bewoners wonen? Voor bewoners met kleine of grote beperkingen is het niet gemakkelijk contacten te leggen. Bij behoeftepeilingen geven kwetsbare bewoners doorgaans aan, dat ze vooral behoefte hebben aan laagdrempelig contact met andere buurtbewoners en informele vormen van ondersteuning. Herkenning op straat door groeten, een praatje maken of bijvoorbeeld betrokken worden bij de activiteiten of gebeurtenissen in de buurt zijn voor hen belangrijke aspecten. In een groepsgesprek met bewoners van wijkplatform West in Sliedrecht kwam dit aspect aan de orde. Buurtfeesten zijn een goed middel om mensen dichter bij elkaar te brengen maar welke bewoners komen niet en wat is daarvan de reden? Hoe kom je met die bewoners in contact? Vroeger was onderling contact en praktische betrokkenheid van buurtgenoten bij elkaars wel en wee vanzelfsprekend. Vroeger zagen buurtbewoners elkaar vaker, bijvoorbeeld bij het wachten in de winkel van de bakker of de slager. Bij zulke korte, vanzelfsprekende ontmoetingen in de openbare ruimte ontstaat ‘publieke familiariteit’. Buurtgenoten wisten daardoor beter wat ze aan elkaar hadden. Het verdwijnen van plekken in de buurt waar mensen elkaar kortstondig kunnen ontmoeten speelt een rol in hoe mensen hun eigen buurt beleven, want het ontbreken van bovengenoemde informatie leidt voor veel mensen tot een gevoel van ‘handelingsverlegenheid’. Ze weten niet goed hoe ze contact kunnen maken of wat ze kunnen vragen van hun medebewoners en missen de tijd en de contacten en soms ook de vaardigheden om samen een initiatief van de grond te tillen. Aandachtspunten voor het versterken van maatschappelijke samenhang Het Ouderenwerk ziet een belangrijke taak in het organiseren van informele ondersteuning en het organiseren van laagdrempelig contact. Welke aanpak zich daarvoor goed leent, leest u in de volgende paragraaf. Hieronder een aantal aandachtspunten die horen bij een aanpak om maatschappelijke samenhang te versterken: 1. Wanneer kwetsbare mensen participeren in vrijwilligers of gemeenschapsorganisaties, en dus ingebed zijn in maatschappelijke verbanden, wordt voorkomen dat kwetsbaarheid automatisch leidt tot vereenzaming. Dit principe is een belangrijk aanknopingspunt om te werken aan zelfredzaamheid en sociale redzaamheid. Iemand die over contacten in de buurt beschikt staat actiever in het leven. Contacten hebben is net dat duwtje in de rug dat zelfverzekerder maakt en meer kracht geeft om in het leven te staan. Hoe zorg je nu er nu voor dat weerbare en kwetsbare bewoners elkaar vinden? Door ze elkaar te laten ontmoeten maar dat laten ontmoeten heeft zoals we hierboven hebben uitgelegd meer voeten in aarde dan dertig jaar geleden. 2. Goed bereikbare en laagdrempelige voorzieningen zijn van belang voor de participatie van buurtbewoners, als ook voor het imago en de leefbaarheid van de buurt. Daarbij denken we aan de aanwezigheid van welzijn- sport, culturele - , onderwijs - , en zorgaccommodaties. Voorzieningen die geschikt zijn voor en aansluiten op de vraag van de gebruiker. 3. Voorts biedt versterken en intensiveren van relaties met andere partijen kansen. Combinaties maken tussen welzijn en wonen, tussen gezondheid en bewegen, en tussen aanbod van
44
verschillende (vrijwilligers)organisaties. Een goed voorbeeld hiervan is de samenwerking met de corporaties. Deze stellen accommodaties beschikbaar en samen met bewoners zorgt Stichting Ouderenwerk voor activiteiten. 4. Ouderenwerk wil nadrukkelijk aansluiten op wat al wordt georganiseerd in een buurt, zoals de (maatschappelijke) activiteiten vanuit kerken, moskee en synagoge, wijkplatforms, reguliere activiteiten van het verenigingsleven of van zorginstellingen. 5. In de aanpak kiest stichting ouderenwerk voor een afbakening van de buurt: klein genoeg om elkaar te leren kennen en groot genoeg om zelforganiserend vermogen te ontwikkelen. Activiteiten die worden georganiseerd zijn geen doel op zich maar middel om te komen tot het ontwikkelen van netwerken in de buurt en het stimuleren van het zelforganiserende vermogen in de buurt. Het effect is dat onderling vertrouwen van burgers in elkaar wordt vergroot evenals hun zelfredzaamheid en het bereik van voorzieningen wordt verbeterd. Een aanpak die werkt: actief verbindingen leggen en betrokkenen motiveren De veranderde samenstelling in buurten, zo zagen we eerder, leidt tot een grotere vraag naar informele ondersteuning en er is behoefte aan laagdrempelig contact. Dat is de uitdaging waarvoor het Ouderenwerk zich geplaatst ziet. En met de volgende, deels al bestaande, activiteiten wil het Ouderenwerk daar invulling aan gaan geven: 1. Hart voor elkaar: Stimuleren van onderlinge hand- en spandiensten Met “Hart voor elkaar” wordt vrijwillige inzet voor en door buurtbewoners versterkt. Hart voor elkaar is een nieuwe term voor iets wat vroeger in veel buurten vanzelfsprekend was: het hebben van onderling contact en elkaar helpen met praktische klusjes. Het Ouderenwerk gaat hierover in gesprek met bewoners tijdens een ontmoetingsactiviteit. De klusjes zijn in principe kortdurend en hebben een vrijwillig karakter. Vinden bewoners het prettig om meer contact met elkaar te onderhouden dan kunnen ze dat natuurlijk met elkaar bespreken. Enkele voorbeelden van klusjes van praktische en sociale aard zijn: • voor iemand de medicijnen ophalen, • iemand wegbrengen naar en ophalen van de dokter, • een bezoekje brengen en een praatje maken, • de vuilcontainer aan de weg zetten of iemand helpen bij het wegbrengen van grofvuil. In de gesprekken met de bewoners kunnen ideeën en wensen naar voren komen die meer mensen aanspreken. Samen wordt dan bekeken hoe deze wensen gerealiseerd kunnen worden. Enkele voorbeelden zijn: • samen wandelen, • recepten uitwisselen, samen koken en gezamenlijk eten • opstarten van koffiecirkels in de buurt 2. Sociaal Raadslieden De stichting biedt deze vorm van ondersteuning al aan en past in de gedachte van het Wmo-loket. Voor kwetsbare burgers, zoals functioneel analfabeten, laag opgeleiden, mensen met een lager inkomen en allochtone Nederlanders is gratis persoonlijk contact belangrijk om hun problemen rond zaken als inkomen, huisvesting en financiën goed op te pakken. Het Sociaal Raadsliedenwerk geeft gratis advies en informatie op sociaaljuridisch terrein aan mensen die moeite hebben hun eigen belangen te behartigen. Zij helpen de burger die zich moeilijk weet te redden in het complexe geheel van regelingen en voorzieningen. De nadruk ligt op de dienstverlening aan de meest kwetsbare burgers van de samenleving. 3. Portiekportiers Portiekportiers spelen een rol in het schoon houden en netjes houden van portieken. Portiekportiers assisteren de huismeester en gaan elke week samen met de huismeester op inspectie en ruimen het
45
portiek op. (Uitvoering samen met corporatie, de wijkagent, het wijkplatform, ASVZ of andere instellingen die werken met mensen met een verstandelijke beperking.) Het insluiten van mensen met een beperking werkt het beste door ze op te nemen in maatschappelijke verbanden (lid zijn van een club, meedoen aan een activiteit, contacten krijgen met anderen, nieuwe taak krijgen in de buurt). Het voorbeeld van de portiekportiers kan een goed voorbeeld zijn van hoe mensen met een verstandelijke beperking een functie te geven in de buurt. Bij het insluiten van deze groep is het belangrijk te zorgen voor concrete en eenvoudige taken. Taken die aansluiten bij hun eigen competenties. Mensen met een verstandelijke beperking kunnen over het algemeen goed assisteren bij taken. Het gaat om de vraag hoe deze mensen bij eenvoudige taken te betrekken en hen bij laagdrempelige activiteiten in de buurt actief aan te spreken. Zaak is ook ze actief in gesprekken te betrekken en ervaringen met ze te delen. 4. Boodschappenplus dienst Een ander voorbeeld van hoe kwetsbare mensen in te sluiten gaat over mensen voor wie mobiliteit een probleem vormt. Zij komen daardoor nauwelijks het huis uit en onder de mensen. Voor deze groep mensen is het initiatief de Sjuttul opgezet. Met een bredere doelstelling kan gedacht worden aan het opzetten van een boodschappenplus bus. Het mobiliteitsprobleem wordt hiermee opgelost en een “gewone” activiteit gaat op die manier weer deel uitmaken van het leven van mensen. Conclusies Stichting Ouderenwerk is van mening dat er meer inzet, ook professionele inzet, nodig is om kwetsbare mensen te betrekken bij de samenleving. Hiervoor burgers verantwoordelijk maken is gezien de ingewikkeldheid niet voor de hand liggend. Iets anders is burgers uit te nodigen en hier samen initiatieven toe te nemen. In deze notitie heeft het Ouderenwerk laten zien op welke manier zij invulling wil geven aan het versterken van de maatschappelijke samenhang. Op welke manier zij het zelforganiserende vermogen van burgers wil aanspreken, de netwerken in buurten wil versterken en op welke manier (kwetsbare) burgers informele ondersteuning kunnen krijgen en anderen in hun buurt kunnen ontmoeten. Dat het Ouderenwerk daarbij samenwerking zoekt met de wijkplatforms en andere partijen in Sliedrecht spreekt voor zich. Het organiseren van activiteiten is geen doel op zich maar een middel om mensen met elkaar in contact te brengen. Het is zaak er achter te komen welke belemmeringen er zijn om deel te nemen, deze te inventariseren en vervolgens te kijken hoe deze op te lossen. En verder is het ook een kwestie van oog hebben voor mogelijkheden die er zijn of zich kunnen aandienen. Een goed voorbeeld daarvan is bijvoorbeeld de vraag van ouderen naar een bewegingsactiviteit. Het Ouderenwerk is dat niet zelf gaan organiseren maar heeft een reguliere sportvereniging bereid gevonden deze vraag op te pakken. Daarmee heeft het Ouderenwerk niet alleen een goed aanbod weten te realiseren maar ook een (nieuwe) relatie tot stand gebracht tussen reguliere leden van een sportvereniging en ouderen en op organisatieniveau een samenwerkingsrelatie tot stand gebracht tussen een vrijwilligersorganisatie en een geprofessionaliseerde instelling. Het ouderenwerk is een partij met veel ervaring als het gaat om het bieden van ondersteuning aan kwetsbare burgers die door omstandigheden beperkt zijn in de mate waarin ze kunnen deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. Het succes van de boven beschreven aanpak ligt in het aanboren van oplossingen op kleinschalige niveaus zoals het voorbeeld van de samenwerking met een sportvereniging laat zien. Overheid, burgers en organisaties moeten zich niet achter elkaar willen verschuilen maar moeten bereid zijn om allemaal hun verantwoordelijkheid op te pakken. In de aanpak gaan bottom-up en topdown initiatieven samen: ze hebben elkaar nodig en de crux is vaak of en hoe ze elkaar ontmoeten. Als dat op een goede manier gebeurt, versterken ze elkaar en ontstaat er synergie. Ook hier heeft het Ouderenwerk ervaring mee. Verder is het goed erop te wijzen dat er ook gewerkt wordt aan het ontwikkelen van een nieuwe ondersteuningsstructuur voor het vrijwilligerswerk. Deze nieuwe ondersteuningsstructuur is gericht op het stimuleren van vrijwillige inzet en mensen bereid vinden hun competenties in te zetten voor maatschappelijke vraagstukken en verbanden. De in deze notitie voorgestelde aanpak zal in samen-
46
hang met de nieuwe ondersteuningsstructuur voor het vrijwilligerswerk verder vorm kunnen worden gegeven. Belangrijk is wel dat de gemeente het belang van de hier gepresenteerde aanpak onderschrijft en aan Stichting Ouderenwerk middelen geeft om tot uitvoering over te gaan. Het gaat daarbij om uitbreiding van maximaal een halve fte (0,7 incl. soc. raadsliedenwerk).
47