6 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
1
Buurtbemiddeling: investeren in sociaal leren
'Rode vlaggen' zijn de fraaie metafoor die Meijs en Delleman geven aan
plaatsbepaling
bedreigingen die op de loer liggen voor vrijwilligerswerk met de Wmo als mogelijke katalysator daarin. Bij een rode vlag mag je niet zwemmen in zee. Veilig zwemwater (groene vlag) voor vrijwilligers biedt ruimte voor flexibili-
Arthur van Thiel,
teit, ontwikkeling, eigen voorkeuren en eigen mogelijkheden. Welke facto-
stedelijk projectleider
ren kunnen de kleur doen omslaan? Wanneer komen de belangen van vrij-
Buurtbemiddeling Rotterdam
willigers in het gedrang en verdampen voor hen langzaam maar zeker de wervingskracht en aantrekkelijkheid? Rotterdam stelde die vragen aan de schrijvers bij het tienjarige bestaan van buurtbemiddeling in 2006, op een punt van doorontwikkeling en stadsbrede dekking van deze 'nieuwe' - en ook unieke - vorm van vrijwilligerswerk. In het kort: buurtbemiddelaars bemiddelen bij conflicten tussen buren, zonder daarin zelf standpunten in te nemen of oplossingen aan te dragen. Zij faciliteren en inspireren beide partijen om te communiceren en zelf oplossingen te vinden. De vrijwilligers krijgen een basistraining van zes dagdelen in mediationvaardigheden en bemiddelen altijd met zijn tweeën. Zij delen ervaringen in een team, gekoppeld aan de wijk waarin zij wonen en bemiddelen. Dat geeft een extra dimensie, want uit de praktijk blijkt dat zij hun vaardigheden ook inzetten in de eigen leefomgeving. "Nu durf ik de man aan te spreken die zijn vuilniszak naast de container kiepert", vertelde een bewoonster van Spangen aan premier Balkenende. In Rotterdam moeten de teams een afspiegeling vormen van de bevolkingssamenstelling en dat lukt. 'Van en met elkaar leren' staat hierbij voorop, onder meer over andere gewoonten en gebruiken, een belangrijke bron om tijdens de bemiddeling goede vragen te kunnen stellen. In Rotterdam zijn ruim tweehonderd inwoners actief als bemiddelaar. De drie rode vlaggen die de schrijvers benoemen, wapperen (nog) niet in Rotterdam, maar de gele kleur hangt er wel. Na tien jaar duiken vragen op over kosten, doelmatigheid, efficiency, protocolleren en standaardiseren bij vertegenwoordigers van financiers & casusleveranciers van woningcorporaties, deelgemeenten en politie. Voordat je het weet zet je daarin een stap te ver, ten koste van buurtbemiddeling als instrument dat bijdraagt aan ontplooiing van mensen in wijken. In dat laatste zit de kern en tevens het effect dat het meeste enthousiasme oproept: buurtbemiddeling als instrument voor de ontwikkeling van sociaal leren. Alle betrokkenen zijn zonder uitzondering positief over de resultaten en mogelijkheden daarvan. 'Het goud' van deze aanpak, heet het wel. De drie vlaggen fungeren daaromheen als waakhonden, als zeer nuttige toetsstenen, niet alleen bruikbaar in Rotterdam.
Vrijwillige Inzet Onderzocht
|7
Buurtbemiddeling: investeren in sociaal leren
1 Prof. Dr. Lucas C.P.M. Meijs Drs. Bas W. Delleman
Inleiding
derstellen een dilemma. De verdergaande professio-
De huidige samenleving kenmerkt zich door grote
nalisering en verzakelijking die antwoorden vormen
dynamiek en complexiteit die in de sociaal agogische
op de risicomaatschappij (vrijwilligers controleerbaar
wetenschap wordt aangeduid met de term ‘risicomaat-
maken), vragen om vormen van vrijwilligerswerk en
schappij’. Dit betekent niet dat er eerder geen risico’s
vrijwillige inzet die hoog gestructureerd zijn in hun
waren, maar dat de ervaring van risico, onzekerheid,
uitvoering. Tegelijkertijd zijn er ontwikkelingen die
onvoorspelbaarheid, mede door het reflexief karakter
juist naar minder gestructureerde vormen van vrijwil-
van de samenleving, een overheersend kenmerk van
lige inzet gaan, zoals bijvoorbeeld de hernieuwde aan-
onze samenleving is geworden (Wildemeersch, 1995).
dacht voor burgerinitiatieven (Hurenkamp et al.,
Wildemeersch geeft drie domeinen waarop dit zicht-
2006). Ook in andere sectoren speelt dit spannings-
baar is: 1) de ecologie die door de gesofisticeerde
veld. Voor sportverenigingen vrezen Boessenkool en
ingrepen van de mens steeds problematischer lijkt te
Verweel (2004: 30) dat de groter wordende invloed
worden, 2) een erosie van klassieke samenlevingspa-
van vrijwilligersmanagers en andere professionals in
tronen in bijvoorbeeld arbeid en beroep, van gezin en
de Nederlandse sport gaat leiden tot “afkalving van het
opvoeding en van sociaal-culturele organisatie, 3) de
vrijwilligerswerk, toenemende gedwongen afhanke-
structurele onbeheersbaarheid van maatschappelijke
lijkheid van beroepskrachten en voor steeds meer
processen. Op deze drie domeinen ontstaat een para-
mensen onbetaalbare lidmaatschapskosten”. Meijs en
doxale situatie: hoe meer we weten, hoe moeilijker het
Ten Hoorn (in print) stellen dat de emotie van vrijwil-
lijkt te worden om duurzame oplossingen te creëren.
ligerswerk in een dienstverlenende sportvereniging
Bij het vinden van duurzame oplossingen is het
vooral onbetaalde arbeid is, terwijl in een gemeen-
belangrijk dat individu en gemeenschap zelf en samen
schapgerichte sportvereniging dit actief lidmaatschap
verantwoordelijkheid nemen, manieren ontwikkelen
is. Dekker (2002) stelt dat deze verschuiving in emotie
om grip te krijgen op hun (levens)situatie en op de ver-
rondom vrijwilligerswerk nadelig kan zijn voor de toe-
scheidenheid aan vormen van sociale interventie
komst van het vrijwilligerswerk.
(Wildemeersch et al., 1997). In dit artikel wordt de vraag beantwoord hoe vrijwilWij stellen dat dat voor een dergelijke duurzame ver-
ligersorganisaties sociaal leren kunnen inzetten
andering, zoals bepleit door Wildermeersch et al., de
om de context te maken / krijgen waarin ze zich
inzet van burgers als vrijwilligers en de organisatie
verder kunnen ontwikkelen.
van vrijwilligerswerk een belangrijke rol spelen. Echter, het perspectief van de risicomaatschappij lijkt
Deze vraag is een vervolgvraag van het onderzoek
er toe te leiden dat vrijwilligers worden ingezet als een
‘Investeren in betrokkenheid van burgers’ (Meijs en
volledig gecontroleerd productiemiddel. Wij veron-
Delleman, 2006). Wij hebben in dat onderzoek op
8 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
Buurtbemiddeling: investeren in sociaal leren
basis van literatuuronderzoek, tien interviews met
bemiddeling, vastgestelde belangrijke ‘rode vlaggen’.
stakeholders van de Rotterdamse buurtbemiddeling
Deze rode vlaggen zijn met elkaar verweven (theoreti-
en deelname aan drie bijeenkomsten over buurtbe-
sche) potentiële bedreigingen (ketenvorming, ‘busi-
middeling een beeld geschetst van het spanningsveld
ness-like behaviour’ en zakelijk vrijwilligersmanage-
tussen veranderingen in de institutionele context, de
ment) voor de verdere ontwikkeling van buurtbemid-
continuïteit van buurtbemiddeling en het resultaat
deling. Deze drie ‘vlaggen’ worden verderop nader
van buurtbemiddeling als voorbeeld van de mogelijk-
uitgewerkt. De oplossing voor het spanningsveld
heden van sociaal leren. Dit spanningsveld ontstaat
wordt door de auteurs gezocht in buurtbemiddeling
wanneer een vrijwilligersorganisatie, zoals Buurt-
als sociaal leren. Hierbij staat de interactie centraal
bemiddeling in Rotterdam, echt serieuze activiteiten
tussen betrokkenen bij buurtbemiddeling in de
ontplooit en resultaten boekt; dan wordt deze organi-
(door)ontwikkeling van buurtbemiddeling als organi-
satie relevant voor derden zoals bijvoorbeeld woning-
satie en beleidsinstrument. Voor dit artikel is aanvul-
corporaties. Daarmee hebben echter veranderingen,
lend literatuuronderzoek verricht zodat de vraagstel-
waarmee deze ‘derden’ te maken hebben, ook effec-
ling van het artikel specifiek naar vrijwilligersorgani-
ten op buurtbemiddeling. Eenzijdig aanpassen vanuit
saties vertaald kon worden.
buurtbemiddeling aan de nieuwe eisen van de woningcorporaties en anderen lijkt daarbij de organi-
In de eerste paragraaf wordt een schets gegeven van
satie van buurtbemiddeling fundamenteel te verande-
drie rode vlaggen. In de tweede paragraaf wordt geke-
ren.
ken naar de reacties van stakeholders op de ontwikkelingen, behorende bij elke van de rode vlaggen. In de
De veranderingen in de institutionele context1 worden
derde paragraaf wordt ingegaan op sociaal leren als
in dat onderzoek beschreven aan de hand van drie,
methode om als gezamenlijke stakeholders nadelige
vooraf in overleg met de stedelijke projectleider buurt-
effecten van de drie rode vlaggen te voorkomen.
Box 1. Buurtbemiddeling Buurtbemiddelaars bemiddelen bij conflicten in onder andere Amsterdam, Rotterdam, Leiden, Deventer, Eindhoven, Leeuwarden, Capelle aan de IJssel, Utrecht en Oosterhout. Voornamelijk via verwijzing door politie of woningcorporatie. Er wordt gewerkt op basis van verschillende modellen. De bemiddelaars worden geworven in de buurt waarin zij wonen en doen ook alleen daar hun bemiddelingen (buurtbewoners helpen buurtbewoners), zoals in Rotterdam en Amsterdam. In bepaalde plaatsen wordt echter ook gewerkt met bemiddelaars die elders in de stad wonen (burgers helpen burgers), bijvoorbeeld Leeuwarden. Een derde mogelijkheid is dat professionele mediators worden ingezet voor de bemiddeling (mediators helpen), bijvoorbeeld in Den Haag. Buurtbemiddeling gaat vaak om het oplossen van kleine conflicten, die kunnen uitmonden in een fikse ruzie. In principe kan buurtbemiddeling in drie fases worden opgedeeld: intake, een gesprek tussen beide partijen en/of afzonderlijke gesprekken met beide partijen, en nazorg waarbij partijen worden nagebeld. De belangrijke opbrengsten van buurtbemiddeling zijn: • Bemiddelingen • Preventief, waardoor het geldbesparend is • Stevige buurtbewoners / vrijwilligers • Toegang tot ‘moeilijke’ wijken • Contact tussen wijken • Vermindering van de werklast van vooral politie en woningcorporaties
1 Institutionele context verwijst niet naar organisaties, maar naar de set van ‘spelregels’ die het gedrag van betrokkenen reguleren. Vaak is dit een proces waarin organisaties zich aanpassen aan de omgeving en daarmee op elkaar gaan lijken (institutioneel isomorfisme). DiMaggio en Powell (1987) onderscheiden drie verschillende achterliggende krachten: • ‘coercive isomorphism’ waarbij organisaties gedwongen worden om op elkaar te gaan lijken door bijvoorbeeld politieke invloed; • ‘mimetic isomorphism’ waarbij organisaties op elkaar gaan lijken omdat ze het gedrag van bijvoorbeeld de grootste organisaties imiteren in tijden van onzekerheid; • ‘normative isomorphism’ wat wordt geassocieerd met professionalisering waardoor er bepaalde algemeen geldende gedragsnormen komen, zoals dienstverlening volgens het ‘boekje’.
Vrijwillige Inzet Onderzocht
|9
Drie rode vlaggen op de weg naar de toekomst
De hier aangehaalde literatuur is weinig empirisch
In het onderzoek naar buurtbemiddeling is gekeken
van aard en overwegend positief. Wij stellen echter,
wat min of meer autonome algemene ontwikkelingen
net zo weinig empirisch onderbouwd overigens, dat er
in de institutionele context van buurtbemiddeling
ook negatieve perspectieven zijn te geven op ketenvor-
voor consequenties kunnen hebben voor buurtbemid-
ming. Allereerst is het fundamentele nadeel van
deling. In deze paragraaf worden deze ontwikkelingen
ketens dat deze worden gevormd door te onderschei-
kort beschreven.
den, beschreven en gedefinieerde schakels. Ketenvorming is daarmee (potentieel) nadelig voor het zelfstu-
De eerste algemene ontwikkeling is het denken in ter-
rend vermogen van de schakels omdat dan afgeweken
men van ketens in welzijn, zorg, veiligheid en andere
wordt van de eerdere afspraken. Deelname aan een
beleidsomgevingen. In het algemeen valt op dat er
keten beperkt de vrijheid van handelen naar vorm en
relatief veel over ketens gesproken wordt, maar dat de
inhoud, omdat de andere schakels redelijk precies wil-
literatuur nog erg normatief en positief van aard is.
len weten wat ze van elkaar kunnen verwachten. Zo
Van der Aa en Konijn (2001; p. 14) stellen dat de
vinden stedelijke organisaties het lastig dat in iedere
samenwerking tussen organisaties die bij hetzelfde
wijk de (buurtbemiddeling-) organisaties van elkaar
probleem betrokken zijn, wordt aangeduid met
verschillen. Een ander issue is dat deelname aan een
ketens. De schakels in de keten zijn de verschillende
keten meer garantie geeft voor verwijzingen van cliën-
professionele organisaties. Preciezer geformuleerd
ten en daarmee financiering. Niet deelnemen aan de
zijn ketens:
keten kan marginalisering betekenen en financiering
• een instrument om overzicht en ordening te creëren
bemoeilijken. Ketens kunnen ook het gevolg hebben
in de complexiteit en turbulentie van de netwerksa-
van buitensluiten van concurrerende professionele
menleving;
instellingen, nieuwe initiatieven van burgers of inno-
• een manier om met menselijke diversiteit en dynamiek om te gaan;
vatie in het algemeen. Per ongeluk (of expres) kunnen ketens een dam opwerpen voor de deelname van bur-
• een hulpmiddel voor het realiseren van maatschap-
gers, bijvoorbeeld omdat er overdag wordt vergaderd
pelijke opgaven in relatie tot vraagsturing en maat-
of omdat het voor de ketenregisseur onoverzichtelijk
werk;
wordt met al die betrokken burgers. Als laatste, kan
• een instrument om publieke verantwoordelijkheden
het meedoen aan een keten een grote aanslag beteke-
en private aansprakelijkheden te onderscheiden en
nen op de tijd van de coördinator of projectleider door
te verbinden (Van der Aa en Konijn, 2001; p. 16).
het behartigen van de belangen van de werksoort in
Als voordeel van ketens wordt vaak de mogelijkheid
de keten. Het project ‘Ondersteunen in het land’ van
van integrale aanpak en ketenbeheer genoemd.
MOVISIE (voorheen CIVIQ) heeft laten laat zien dat
“Ketens verbinden de handelingen van organisaties
een aanzienlijk deel van de tijd van ondersteuners van
die samen iets kunnen betekenen voor een cliënt.
vrijwilligers opgaat aan andere werkzaamheden dan
Doel daarbij is een sluitende aanpak van handelingen
het ondersteunen van vrijwilligers.
die de cliënt nodig heeft of wenst. Cliënten hebben vaak te maken met meerdere instanties of professio-
De tweede algemene ontwikkeling is de opkomst in de
nals die hun activiteiten en werkprocessen niet op
non-profitsector van het denken in ‘rendement’, ‘kost-
elkaar hebben afgestemd” (Van der Aa en Konijn,
prijs’, ‘targets’,’productboeken’ et cetera. Deze ont-
2001; p. 17). Ketens functioneren optimaal als “een
wikkeling kan geplaatst worden onder de term ‘busi-
zelfsturend en zelflerend systeem waarbij partners
ness like behaviour’. Dart (2004) geeft verschillende
weten wat ze aan elkaar hebben en er afspraken zijn
benaderingen van business-like voor non-profitorga-
voor wie wat doet op welk moment” (Van der Aa en
nisaties. De eerste verschijningsvorm van ‘business-
Konijn, 2001; p. 92). Een belangrijk onderdeel van de
like’ verwijst naar activiteiten die wel gerelateerd zijn
keten is de ketenregisseur. Deze ketenregisseur moet
aan, maar niet direct behoren tot de kern van de non-
de verschillende schakels bij elkaar brengen en rich-
profitorganisatie en die louter worden uitgevoerd
ting geven.
omdat ze winst opleveren (Skloot, 1987). De tweede vorm van business-like richt zich op het functioneren
10 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
Buurtbemiddeling: investeren in sociaal leren
van de organisatie, bijvoorbeeld door bedrijfsmatig
aan activiteiten van andere (non-profit) aanbieders.
denken of bedrijfsmatige instrumenten voor te schrij-
De derde algemene ontwikkeling is de tendens om
ven of te introduceren, zoals maand- of kwartaalma-
vrijwilligerswerk en vrijwillige inzet vooral functio-
nagementsrapportages. Veel non-profitorganisaties
neel in te zetten. Hieronder verstaan wij het gebrui-
zijn vooral actief in markten waar de cliënten zelf niet
ken van vrijwilligers als uitwisselbare, onbetaalde
voldoende kunnen betalen voor het geleverde product
medewerkers die worden behandeld als ‘perifere uit-
of de dienst, ook niet via verzekeringen. Vaak is er een
zendkrachten’. Daarbij sluiten we aan bij een eerder
derde partij die een deel van de kosten op zich neemt.
gemaakt onderscheid in vrijwilligersmanagement tus-
Echter, er is inmiddels een grote druk op non-profitor-
sen ledenmanagement en programmamanagement
ganisaties ontstaan om efficiënt en effectief te werken.
(Meijs en Hoogstad, 2001). Ledenmanagement is geënt
Hiermee wordt dan bijvoorbeeld bedoeld zoveel
op een archetypische (Nederlandse) vrijwilligersorga-
mogelijk klanten helpen tegen zo min mogelijk kosten.
nisatie waarbij vanuit bestaande vrijwilligers gewerkt
Als gevolg van deze tendens richten veel gesubsidieer-
wordt om nieuwe uitdagingen aan te pakken.
de dienstverlenende non-profitorganisaties zich vooral
Programmamanagement is gebaseerd op een zelfde
op cliënten wiens kosten gedekt worden uit de vastge-
versimpelde beeld van een (Amerikaanse) organisatie
stelde vergoedingen voor dienstverlening. Keurig bin-
waarbij, geredeneerd vanuit doelen en taken (het pro-
nen het budget blijven wordt gedefinieerd als goed
gramma), vrijwilligers worden geworven en ingezet.
management. De consequentie is dat de moeilijke
Voordeel is dat er veel kleine, flexibele en onafhanke-
klanten, die dus niet efficiënt zijn af te handelen, wor-
lijke vrijwilligerstaken kunnen worden onderschei-
den doorgestuurd. Light (2001) pleit daarom voor het
den. Programmamanagement loopt echter het risico te
definiëren van ‘nonprofit-like’ gedrag om daarmee
functioneel te worden wanneer het vrijwilligerswerk
een dam op te werpen tegen de druk om ‘business-
gaat lijken op lopende-band-werk in de stijl van
like’ te zijn. Echt ‘nonprofit-like’ betekent volgens
Chaplin’s ‘Modern Times’. Het contact tussen de vrij-
hem: 1) extreem goed diensten verlenen en 2) publieke
willigers verdwijnt. Vervreemding van het werk ligt
toegankelijkheid in plaats van private exclusieve dien-
op de loer. De eerder genoemde protocollering, waar-
sten verlenen. In andere woorden, non-profitorganisa-
bij de (vrijwillige en beroepsmatige) werker een nau-
ties hebben dus een portfolio waarin die activiteiten
welijks zelfstandig denkende uitvoerder wordt, wijst
overheersen die 1) hoge relevantie hebben voor de
op een ontwikkeling in deze richting.
moeilijke doelgroep en die 2) hoog onderscheidend zijn
Drie rode vlaggen en Rotterdamse buurtbemiddeling Ketenvorming, business-like behaviour en functioneel vrijwilligersmanagement hebben potentieel nadelige effecten op de ontwikkeling van buurtbemiddeling in Rotterdam. Voor het opzetten van ketens wordt aan de Rotterdamse buurtbemiddeling de eis gesteld van professionalisering, omschreven als ‘betere coördinatie en afstemming tussen alle betrokkenen bij buurtbemiddeling’. Belangrijke instrumenten daarbij zijn 1) protocollering (het gelijk trekken van de verschillende praktijken), en 2) verbreding naar andere doelgroepen (overnemen van succesvolle initiatieven van elkaar). Dit sluit niet goed aan bij de Rotterdamse praktijk met wijkspecifieke buurtbemiddeling. In combinatie met protocollering heeft ‘business-like’ behaviour verschillende potentiële nadelen voor buurtbemiddeling. Het belangrijkste nadeel vertaalt zich in het selecteren van ‘winstgevende’ klanten door de verwijzers. Een ‘winstgevende’ klant is een klant die 1) een grotere kans heeft op een succesvolle interventie en 2) waarschijnlijk minder zal kosten dan dat er budgettair bij de verwijzer voor beschikbaar is. Dit leidt tot twee opties. Buurtbemiddeling wordt ofwel veroordeeld tot een protocolaanpak met eenduidige diensten en dus heldere kostprijs, of buurtbemiddeling wordt gebruikt als ‘afvoerputje’ voor alles wat ingewikkeld is, waar anderen ‘geen zin in hebben’ of niet meer uit kunnen komen. Hiermee wordt over het hoofd gezien dat buurtbemiddeling in het Rotterdamse model ook een instrument blijkt te zijn dat bijdraagt aan de ontwikkeling van mensen in wijken (de vrijwillige buurtbemiddelaars zelf). De ontwikkeling van deze mensen en hun eigen voorkeuren zijn daarbij tegelijkertijd de sterkte en de beperking van buurtbemiddeling als schakel in de keten.
Vrijwillige Inzet Onderzocht
| 11
Dat sluit aan bij een tweede nadeel van ‘business-like’ behaviour, namelijk dat het ‘bedrijfs’-taalgebruik en de organisatiecultuur de vrijwilligers kunnen vervreemden. Verwacht mag worden dat een deel van de vrijwilligers juist deze activiteiten doet ter compensatie van wat ze in het betaald werk gewend zijn.
De stakeholders van Rotterdamse buurtbemiddeling in beeld Uit de interviews blijkt een algemeen beeld van drie stakeholders, namelijk uitvoering (vrijwilligers), projectleiders en context (met name woningcorporaties), die direct en indirect met elkaar verbonden zijn. Alle stakeholders delen unaniem het enthousiasme ten aanzien van buurtbemiddeling en delen een visie op veiligheid en leefbaarheid. Ze verschillen vooral in hun visie over de belangrijke vervolgstappen. Voor de context staat de vraag over kosten en baten centraal. De projectleiders beleven vooral vraagstukken ten aanzien van de continuïteit, terwijl de bemiddelaars in het ‘hier en nu’ blijven en vooral aan de slag willen, maar wel goed ondersteund. Tegelijkertijd zijn de drie stakeholder-groepen zich onvoldoende bewust van de kansen die de wederzijdse verschillen en beïnvloeding bieden. De verschillen worden vaak geformuleerd in termen van ‘onbegrip’ over het anders functioneren van de andere partij. De financiers vragen vooral om bedrijfsmatig opereren, dat wil zeggen efficiënter worden en de effectiviteit aantonen. Er komen vragen over de kosten, er wordt gezocht naar verlaging van de kostprijs en als gevolg moet het aantal bemiddelingen omhoog. Tijdens de interviews geven zowel de bemiddelaars als de projectleiders aan dat zij de toekomst vooral zoeken in verhoging van kwantiteit en enigszins in kwaliteit. Het wordt beter als er meer bemiddeld wordt; daarvoor zijn meer vrijwilligers nodig, moet er voldoende training worden aangeboden en moet (op sommige plaatsen) voor betere accommodatie worden gezorgd. Projectleiders formuleren de toekomst veelal in de autonomie (zowel ten aanzien van de werkwijze als de organisatie) van het eigen gebied. Daarmee bedoelen zij voldoende vrijheid van handelen ten opzichte van de gemeentelijke projectorganisatie en andere stakeholders voor een eigen wijze van werken en organiseren. De belangrijkste oorzaken voor het niet uit de startblokken komen van een project of de teloorgang daarvan wordt door alle actoren in het bijzonder toegeschreven aan het (dis)functioneren van de projectleider of coördinator daarvan. Tegelijkertijd blijkt dat er geen eenduidige visie is op de organisatie van de buurtbemiddeling en daarmee ontbreekt het de projectleiders aan een eenduidig kader. Voor de opdrachtgevende organisaties, de context, staat de toekomst toch voor een groot deel in het teken van veranderen. Regelmatig geven de vertegenwoordigers van de context aan dat zij buurtbemiddeling duur vinden zonder dat er duidelijke criteria voor kosten en baten worden gebruikt. Deze groep verwacht dat een verdere standaardisering van het bestaande kwaliteitsprotocol de kostprijs en kostenstructuur inzichtelijk zal maken. Standaardisatie vanuit kostenperspectief vormt een duidelijke bedreigende vlag voor buurtbemiddeling in Rotterdam. De eerste effecten van de potentiële nadelen zijn zichtbaar aan het worden. Een aantal projectleiders (b)lijkt klem te zitten tussen hun rol als deelnemer aan professionele circuits om aan bemiddelingen te komen en hun rol als ondersteuner van de bemiddelaars. Zij lijken (te) veel tijd kwijt te zijn aan het onderhouden van de randvoorwaarden.
Sociaal leren als oplossing; buurtbemiddeling
nieuwe, onverwachte, onzekere en moeilijk te voor-
als voorbeeld
spellen omstandigheden. Het is gericht op het oplos-
In de vorige paragraaf zijn drie bedreigingen of rode
sen van onvoorziene (context)problemen en wordt
vlaggen beschreven, die aangeven welke ontwikkelin-
gekenmerkt door een optimaal gebruik van het poten-
gen vanuit de context slecht kunnen zijn voor de toe-
tieel dat in de groep of het sociale verband aanwezig
komst van buurtbemiddeling, en wellicht ook voor
is. Buurtbemiddeling is een goed voorbeeld van soci-
andere (kleine) vrijwilligersinitiatieven. Sociaal leren
aal leren in een micro context. Bij buurtbemiddeling
kan een oplossing bieden.
wordt partijen geleerd zich anders te gedragen met als perspectief een duurzame gedragsverandering bij de
Sociaal leren is volgens Wildemeersch (1995) het leren
betrokken partijen. Het is te beschouwen als een (soci-
functioneren van groepen of sociale verbanden in
aal) leerproces waarin partijen en bemiddelaar inten-
12 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
Buurtbemiddeling: investeren in sociaal leren
sief samenwerken. Er wordt aanspraak gedaan op
len, met behulp van communicatie.’ (Cornelis, 1999, p.
(communicatie)vaardigheden en er wordt actief infor-
14.)
matie en kennis uitgewisseld tussen alle betrokkenen op basis van reflectie op gedrag tijdens de bemidde-
Zelfsturing is het lerend ontwikkelen (zelfstandig en in
ling en het geschil dat daartoe aanleiding was. De
relatie tot en met de omgeving) van een gewenste toe-
buurtbemiddelaars die deelnamen aan het onderzoek
komst waarin mensen niet meer het eindpunt, maar
geven zonder uitzondering aan dat zij en de deelne-
juist het beginpunt zijn van beslissingsprocessen. In
mers aan bemiddelingen van de bemiddeling leren.
het natuurlijk systeem is sprake van centralisatie, ego-
De oplossingen die in de bemiddeling worden gevon-
en identiteitgericht. Bij communicatieve zelfsturing is
den, blijken meestal duurzaam voor buurtbewoners.
sprake van decentralisatie. Die verandering komt niet tot stand door een wijziging van de structuur, maar
Deze vorm van sociaal leren is te beschouwen als een
door communicatie. Door zelfsturing en communica-
uiting van communicatieve zelfsturing (Cornelis,
tie door en tussen mensen neemt het aantal beslispun-
1998). Cornelis onderscheidt drie niveaus of denkka-
ten toe. Niet snelheid en tijd, maar betrokkenheid en
ders (door hem stabilteitslagen genoemd) in de ont-
mogelijkheden komen centraal te staan. Commu-
wikkeling van mens en maatschappij: het natuurlijk
nicatie is dan het respect voor de zelfsturing van de
systeem, het sociaal regelsysteem en communicatieve
ander en van jezelf. Communicatie als uiting van zelf-
zelfsturing. Het natuurlijk leerproces van de eigen
sturing is dan tevens de feedback op basis waarvan
identiteit en het inzicht om onszelf te sturen wordt
zelfcorrigerend een beeld van onszelf in de wereld
onderdeel van zowel het sturen van het eigen bestaan,
wordt gevormd. Dat verschaft de mogelijkheid het
als dat van bedrijven, instellingen en landen. Gevoel,
bestaande beeld aan te passen of bij te stellen. Bij
een onbewuste mentale kaart van mens zijn in de
communicatie gaat het om het verschaffen van helder-
wereld, is daarin het belangrijkste sturingsinstrument.
heid, door het stellen van vragen en overleggen met
Het sociale regelsysteem is het gevolg van het door-
betrekking tot informatie. Daarmee komt de wederke-
breken van het natuurlijk systeem door rationaliteit.
righeid tot zijn recht in duidelijkheid voor betrokken
Rationaliteit wordt gekenmerkt door het wetenschap-
partijen.
pelijk denken, de techniek en de sociale organisatie. Deze rationalisering legde ook de basis voor de auto-
Huidige problemen in de samenleving zijn te beschou-
matisering, gebaseerd op regels. Bij het sociaal regel-
wen als stabiliteitsproblemen en stuurproblemen.
systeem hoort het gevoel van erkenning, echter het
Deze kunnen echter vanuit het perspectief van de
ontbreken daarvan leidt tot boosheid. Cornelis spreekt
maatschappij ook als leerproces, als kennisproblemen
in dat verband van een catastrofaal leerproces, het
worden beschouwd en zijn dan dus oplosbaar.
zoeken naar oplossingen voor problemen in een denk-
Communicatie neemt de plaats in van externe contro-
systeem dat die oplossing niet bevat.
le, die de gewoonte had om te straffen. In de plaats daarvan komt interne controle, die zich uit als com-
De huidige complexiteit en dynamiek van de samenle-
municatieve zelfsturing van eigen leren en van het
ving, de ‘risicomaatschappij’ (Wildemeersch, 2001)
leren van de omgeving. Daarin dienen mensen en
vraagt om een ander denkkader om tot verandering te
organisaties, bewust van de onderlinge afhankelijk-
komen die duurzame oplossing biedt voor de huidige
heid, verantwoordelijkheid te nemen en samen te
problemen. Cornelis noemt het de stabiliteitslaag in
werken. Gehoorzaamheid maakt plaats voor inzicht.
de cultuur van communicatieve zelfsturing. Centrale
Dat betekent dat de geldigheid van kennis afhankelijk
thema’s vormen de begrippen zelfsturing en commu-
wordt gemaakt van de vraag of problemen worden
nicatie. Het gaat dan niet zozeer om wie er stuurt,
opgelost, waarden worden gerespecteerd en kwaliteit
maar vooral om wat er stuurt, namelijk waarden en
wordt bevorderd (Cornelis, 1999).
zingevingvragen. Zelfsturing geldt hier niet als een
Communicatieve zelfsturing biedt een denkkader voor
bedrijfskundig, maar als een filosofisch begrip: ‘Hoe
mens- en wereldbeeld en heeft zodoende een kompas-
de menselijke geest als zelfsturend vermogen het (ver-
functie. Communicatieve zelfsturing is een eigentijds
borgen) menselijk programma verder kan ontwikke-
antwoord op de turbulentie en complexiteit in de
Vrijwillige Inzet Onderzocht
| 13
samenleving. Het gaat om zelfsturing met respect voor
resultaat te komen en de vertaling daarvan in een
de zelfsturing van de ander, dat wil zeggen leren van
organisatieontwerp met een uitgekiende balans tussen
en met elkaar. Communicatieve zelfsturing heeft als
sturing en zelforganisatie (Mastenbroek, 1996)
zodanig een handhavingsfunctie. Het geeft tevens
Het sociaal leren in de micro context van buurtbemid-
inhoud en vorm aan het handelen in relatie tot de
deling biedt mogelijkheden om de macro context van
ander. Gehoorzaamheid wordt inzicht als basis voor
projectleiders, (deel)gemeenten, politie en woningcor-
sturing, waarin waardesturing, zingeving en pro-
poraties te laten leren en daarmee de negatieve gevol-
bleemoplossing centraal staan. Het heeft derhalve ook
gen van de ‘rode vlaggen’ te voorkomen. Sociaal leren
een interactiefunctie (Delleman, 2002). Vanuit indivi-
biedt daarmee een procesmatige invulling voor de
dueel leren wordt een overgang gemaakt naar collec-
structuuroplossing van onder andere platforms zoals
tief leren, of sociaal leren.
voorgesteld door Van der Loo en Dajani (2007), voor het stakeholderoverleg in de vrijwilligerssector.
Nu terug naar buurtbemiddeling. Potentiële risico’s voor verdere ontwikkeling van buurtbemiddeling
Op basis van de overleggen en interviews stellen wij
worden gevormd door de eerder beschreven rode
dat in de macro context buurtbemiddeling in
vlaggen. Deze zijn te beschouwen als uitingsvormen
Rotterdam niet gewoon een methode is om conflicten
van het sociale regelsysteem. Het vasthouden aan
op te lossen. Veeleer is het één van de methoden voor
eigen procedures en methoden door de verschillende
overheid en andere stakeholders om in de ‘moeilijke’
participanten creëert een ‘schijnveiligheid’ voor de
wijken te komen. Het sociaal leren op het macro
afzonderlijke deelnemers. Dat staat constructieve
niveau moet volgens ons dan ook in het perspectief
samenwerking en ontwikkeling daarvan in de weg.
staan van ‘de betrokkenheid van burgers bij de wijk’
Het leidt tot een gevoel van ontkenning van de waarde
en ‘de revitalisering van de wijk’. Om buurtbemidde-
van de ander met boosheid als gevolg. Deze boosheid
ling te laten functioneren als instrument om wijken te
wordt zichtbaar in het (vaak verscholen) defensief
revitaliseren, dient de samenwerking tussen de
handelen van de participanten. De gezamenlijke doel-
betrokken actoren, zoals opdrachtgevers, opdrachtne-
stelling is het verder ontwikkelen van buurtbemidde-
mers en hun achterban, eveneens te worden ingericht
ling als instrument voor maatschappelijke ontwikke-
als een sociaal leerproces. Naast resultaatsdoelen die
ling. De realisatie van deze doelstelling leidt als van-
als normaal beschouwd worden dienen procesdoelen
zelfsprekend tot conflicten tussen de systemen en
aangescherpt en te worden verduidelijkt. Het is nood-
methoden van de verschillende deelnemende organi-
zakelijk om explicieter te zijn om verschillen zichtbaar
saties en mensen. Vasthouden aan eigen werkwijze
en functioneel te maken. Het creëren en bewaken van
leidt tot destructieve of ongezonde conflicten en tot
balans tussen resultaat en proces biedt de mogelijk-
onproductieve samenwerking. Als er niet op een con-
heid voor continuïteit met kwaliteit.
structieve manier met die conflicten wordt omgegaan,
Daarvoor is het nodig dat er een samenwerkingscul-
leidt dat tot suboptimalisatie van de samenwerking en
tuur wordt ontwikkeld die wordt gekenmerkt door
is de kans op verdere ontwikkeling van buurtbemid-
communicatieve zelfsturing. In de samenwerking is
deling erg klein. De uitdaging is om de conflicten tot
ruimte voor reflectie en goede communicatie.
gezonde conflicten te maken, die constructief bijdra-
Informatie- en kennisuitwisseling staat centraal.
gen aan de samenwerking en doelstelling daarvan
Deelnemers richten zich op gemeenschappelijke en
(Delleman, 2006). Daarin dienen alle betrokkenen ver-
gedragen verbeterpunten.
antwoordelijkheid te nemen voor hun eigen belangen en ruimte te scheppen voor de belangen van de ander.
Het gaat om de uitvoering van de buurtbemiddelings-
Daartoe is het belangrijk dat een samenwerking ont-
projecten en de facilitering daarvan. Leidend zijn de
staat waarin zingeving en creativiteit tot stand komen
(on)mogelijkheden van de buurtbemiddelaars. Uniek
en mensen en organisatie tot hun recht (kunnen)
voor de Rotterdamse situatie is de inzet van buurtbe-
komen (Bekman, 2001).
woners, waardoor niet in iedere buurt en wijk dezelf-
Het vraagt van alle betrokkenen de erkenning van de
de diensten geleverd worden. Om buurtbemiddeling
wederzijdse afhankelijkheid om tot een optimaal
verder te ontwikkelen is maatwerk noodzakelijk. De
14 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
Buurtbemiddeling: investeren in sociaal leren
betrokken partijen moeten per buurtbemiddelingorga-
gen vanuit hun maatschappelijke context. Tegelij-
nisatie om de tafel om inzicht te krijgen in en elkaar
kertijd zijn ze eigenlijk te klein en functioneren ze te
aan te spreken op de (on)mogelijkheden van betrok-
anders om daarin volwaardig mee te kunnen draaien.
ken actoren om daarin een bijdrage te leveren. Zo
Het is net alsof die grotere context werkt volgens
redenerend dient er een onderscheid te worden
regels die niet gezond zijn voor deze organisaties.
gemaakt tussen de ontwikkeling van betrokken mensen, de ontwikkeling van de afzonderlijke organisaties
In dit artikel schetsen wij drie bedreigingen of rode
en de ontwikkeling van de samenwerking ten behoeve
vlaggen die de ‘gezondheid’ van buurtbemiddeling
van de doelstelling van buurtbemiddeling.
kunnen bedreigen. De tweede conclusie is dat deze
De redenering daarbij is: naar de mate dat mensen
ontwikkelingen niet op zich zelf staan. Onder anderen
zich ontwikkelen, kan de organisatie zich ontwikke-
Wildemeersch (2001) en Cornelis (1999) schetsen een
len. Dat is de basis voor de ontwikkeling van de
beeld van een samenleving die behoefte heeft aan
samenwerking.
nieuwe systemen om verder te komen. De drie rode vlaggen zijn voorbeelden waar de sociale regelsyste-
De belangrijkste aangrijpingspunten voor deze ont-
men kunnen doorschieten. De aanbeveling is niet om
wikkeling zijn de beïnvloeding van besluitvorming en
terug te gaan naar de natuurlijke systemen waar
werkprocessen. Om daarin tot verandering, tot (soci-
buurtbemiddeling uit voortkomt. Samen met de
aal) leren, te komen vraagt een infrastructuur die
betrokkenen uit de grotere context moeten de kleine
beïnvloeding van mentale modellen en gezamenlijke
vrijwilligersorganisaties met hun context een nieuw
betekenisgeving mogelijk maakt. Het vraagt van de
systeem van communicatieve zelfsturing ontwikkelen.
betrokkenen de bijbehorende (sociale) vaardigheden.
Als antwoord op de drie rode vlaggen moeten kleine
De kennis en ervaringen die worden opgedaan in (de
vrijwilligersorganisaties zich niet eenzijdig aanpassen.
organisatie van) buurtbemiddelingen dienen structu-
Ze moeten zich interactief aanpassen, in dialoog met
reel en voortdurend, op een hier beschreven lerende
hun context. Wij denken dat de filosofie, methoden en
manier, terug te worden gekoppeld naar de besluit- en
technieken van buurtbemiddeling daarbij een rol kun-
beleidsvorming van de opdrachtgevers. Daarmee
nen spelen. Belangrijke facetten daarin zijn ruimte
wordt het mogelijk, naast resultaten en andere
voor (reflectie op) afzonderlijke en gezamenlijke
bedrijfseconomische parameters, ook de kennis en
belangen. Zichtbaar en bespreekbaar maken van con-
ervaring te vertalen in faciliterend en flankerend
flicten in de samenwerking, in het bijzonder waar
beleid. Zo ontstaat de mogelijkheid buurtbemiddeling
deze constructief of destructief zijn. Het inzetten van
uit te breiden, het effect ervan te verbreden en te ver-
(bedrijfsmatige) instrumenten die geen doel op zich
diepen en zodoende de bijdrage van buurtbemiddeling
zijn, maar kennisuitwisseling, creativiteit en zingeving
aan de leefbaarheid en veiligheid te optimaliseren.
stimuleren en faciliteren. Elkaar op een positief kritische manier aanspreken op verantwoordelijkheid
Ten slotte biedt de methode van buurtbemiddeling
daarin, biedt de mogelijkheid constructief conflicten
een krachtig instrument voor de doorontwikkeling als
in te zetten.
die als uitgangspunt wordt genomen voor de organisatie ervan: actoren helpen actoren om hun bijdrage
Het mag duidelijk zijn dat actieonderzoek naar de
inhoud, vorm, en vooral continuïteit te geven.
betekenis van communicatieve zelfsturing voor de ontwikkeling van (kleine) vrijwilligersorganisaties
Conclusie
noodzakelijk is. Wat is er nodig en mogelijk om op een
Voor (kleine) organisaties zoals buurtbemiddeling valt
wederkerige en gelijkwaardige manier tot gewenste
het niet mee om te overleven in een veranderende en
veranderingen te komen? Welke mogelijkheden biedt
steeds veeleisender omgeving. Paradoxaal genoeg
communicatieve zelfsturing om de verworvenheden
komt dit niet zozeer omdat ze niet succesvol zouden
van het sociale regelsysteem te benutten voor een
zijn of zich bezig zouden houden met minder gewens-
waardevolle, zingevende en creatieve vrijwillige inzet?
te en noodzakelijke diensten. Integendeel, ze zijn zo
Wat hebben stakeholders en vrijwilligersorganisaties
succesvol genoeg dat ze de aandacht verdienen en krij-
van elkaar nodig en elkaar te bieden om communica-
Vrijwillige Inzet Onderzocht
| 15
tieve zelfsturing te ontwikkelen? Verder stellen wij dat nader onderzoek naar de potentiële botsing tussen de micro en macro context van vrijwilligerswerk en maatschappelijke betrokkenheid gewenst is. Welke conflicten spelen er, hoe wordt er constructief of destructief mee omgegaan?
Referenties Aa, A. van der en Konijn, Th. (2001). Ketens, ketenregisseurs en ketenontwikkeling. Het ontwikkelen van transparante en flexibele samenwerkingsverbanden in netwerken. Utrecht: Uitgeverij LEMMA BV, 135 p. Bekman, A. (2001). De organisatie als gemeenschap. Principes van organiseren. Assen: Koninklijke van Gorcum BV. Boessenkool, J. en Verweel, P. (2004). Stop professionaliseren, red de sportvereniging. Vrijwillige Inzet Onderzocht. Jaargang 1, nr 2 pp. 28-35. Cornelis, A., 8e vermeerderde druk (1998). Logica van het Gevoel, Filosofie van de stabiliteitslagen in de cultuur als nesteling der emoties. Middelburg: Essence. Cornelis, A., 1e druk (1999). De vertraagde tijd, Revanche van de geest als filosofie van de toekomst. Middelburg: Essence. Dart, R. (2004). ‘Being “business-like” in a nonprofit organization: a grounded and inductive typology’. In: Nonprofit and voluntary sector quarterly, vol. 33, nr. 2, p. 290-310. Delleman, B.W. (2002). Mediation als meerwaarde voor vraaggedreven werken, onderzoek naar mediation als organisatieontwikkelingsinstrument. Amsterdam: HvA/ University of Hartfordshire. Delleman, B.W. (2006). Conflictmanagement, een (nieuwe) mogelijkheid voor vrijwilligerswerk. Vrijwillige Inzet Onderzocht Jaargang 3, nr 1 pp. 19-30. Dekker, P. (2002). ‘On the prospects of volunteering in civil society’. In: Voluntary Action, 2(1), p. 31-48. DiMaggio, P. en Powell, W.W. (1987). ‘The iron cage revisited: Institutional isomorphism and collective rationality in organisational fields’. In: Milofsky, C. (ed.). Community organizations: Studies in resource mobilization and exchange. New York: Oxford University Press, p. 77-100. Hurenkamp, M., Tonkers, E. en Duyvendak, J.W. (2006). Wat burgers bezielt. Een onderzoek naar burgerinitiatieven. Universiteit van Amsterdam/NICIS Kenniscentrum Grote Steden. Light, P. (2001). “Nonprofit-like” tongue twister or aspiration”. In: Nonprofit Quarterly, july 2001, via http://www.brookings.edu/views/articles/light/20010700nq.htm op 10/02/06. Mastenbroek, W.F.G., 4e herziene editie (1996). Conflicthantering en organisatieontwikkeling. Alphen aan de Rijn: Samsom. Landeghem, C. van (2006). ‘De organisatie op maat van de vrijwilliger of de vrijwilliger op maat van de organisatie’. Presentatie tijdens de onderzoeksdag vrijwilligerswerk onderzocht, 2006. Erasmus Universiteit. Loo, Van der P., Dajani, N. (2007). Communicatie tussen de stakeholders van vrijwillige inzet: bittere noodzaak. Vrijwillige Inzet Onderzocht. Jaargang 4, supplement pp. 47-59. Meijs, L.C.P.M. en Ten Hoorn, E.M. In print. ‘No One best Volunteer Administrator’. In: Liao-Troth, M. (edit). In print. Challenges in Volunteer Management. A Volume in Research in Public Management. Information Age Publishing Inc. Meijs, L.C.P.M. en Delleman, B.W. 2006. Buurtbemiddeling in Rotterdam. Het investeren in betrokkenheid van burgers. Gemeente Rotterdam, Rotterdam. Meijs, L.C.P.M. Meijs en Hoogstad, E.D. (2001). ‘New ways of managing volunteers: combining membership management and program management’. In: Voluntary action. Vol 3, Nr. 3, p. 41-61. Skloot, E. (1987). Enterprise and Commerce in Nonprofit Organizations. The Nonprofit Sector. A research Handbook, W.W. Powell (ed.) Yale university Press, New Haven, Conn. Wildemeersch, D. (1995). Een verantwoorde uitweg leren. Over sociaal-agogisch handelen in de risicomaatschappij. Oratie. Nijmegen: Katholieke Universiteit/ISPA. Wildemeersch, D. (2001). Sociaal leren voor duurzaamheid in de risicomaatschappij, 4e Stoutenburg lezing. http://www.stoutenburg.nl/Publikaties/Wildemeersch.htm.
16 | Vrijwillige Inzet Onderzocht
Buurtbemiddeling: investeren in sociaal leren
Wildemeersch, D., Jansen, Th., Vandenbeeke, J. en Jans, M. (1994). Paradoxen van sociaal leren. Een bijdrage tot een sociaal agogische theorievorming. In: Sociale Interventie 1997/4, p. 198-208. Websites: http://www.buurtbemiddeling-leiden.nl/ http://www.buurtbemiddeling.org/ http://www.nederlandveilig.nl/nl/Watkuntudoen/Buurtbemiddeling/ http:/www.bemiddelingamsterdam.nl/ http:/www.buurtbemiddelingalmere.nl/