Beleidsnotitie met betrekking tot (agrarisch) kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang
BELEIDSNOTITIE MET BETREKKING TOT (AGRARISCH) KINDERDAGVERBLIJF EN BUITENSCHOOLSE OPVANG
Afdeling Bouwen en Wonen Augustus 2011 Definitief, versie 4
1
Beleidsnotitie met betrekking tot (agrarisch) kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang
Inhoudsopgave Titel Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang 2.1a. Wat is een kinderdagverblijf 2.1b. Wat is een buitenschoolse opvang 2.2a. Kdv en bso in relatie tot huidig bestemmingsplan 2.2b. Toekomstig bestemmingsplan 2.3 Voorwaarden bij een kdv en bso 2.4 Medewerking kdv en bso 3. Agrarisch kinderdagverblijf (kdv) en buitenschoolse opvang (bso) bij een (voormalig) agrarisch bedrijf 3.1 Algemene informatie 3.2 Agrarisch kinderdagverblijf en bso in relatie tot bestemmingsplan 3.3 Nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf in het buitengebied 3.4 Medewerking 3.5 Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe
Afdeling Bouwen en Wonen Augustus 2011 Definitief, versie 4
2
Beleidsnotitie met betrekking tot (agrarisch) kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang
1.
INLEIDING
De gemeente Midden-Drenthe wordt steeds vaker geconfronteerd met verzoeken van burgers die in een pand een (agrarisch) kinderdagverblijf of een buitenschoolse opvang willen starten. De gemeente moet vervolgens bepalen of het gevraagde gebruik inpasbaar is binnen de omgeving. Thans wordt dat bepaald aan de hand van het geldende bestemmingsplan. Veelal is het gevraagde gebruik niet inpasbaar binnen de bestemmingsvoorschriften. Deze nota heeft tot doel aan te geven wanneer en onder welke voorwaarden de gemeente Midden-Drenthe medewerking wil verlenen aan een (agrarisch) kinderdagverblijf of aan een buitenschoolse opvang. Een kinderdagverblijf en een buitenschoolse opvang vallen allemaal onder de Wet kinderopvang en daarom onder de definitie. Wet kinderopvang: De definitie van kinderopvang: Het bedrijfsmatig en anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voorgezet onderwijs voor die kinderen begint (artikel 1.1, lid b)
Afdeling Bouwen en Wonen Augustus 2011 Definitief, versie 4
3
Beleidsnotitie met betrekking tot (agrarisch) kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang
2.
Kinderdagverblijf (kdv) en Buitenschoolse opvang (bso)
2.1a. Wat is een kinderdagverblijf (kdv) Hier kunnen ouders terecht voor de opvang van hun kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar. 2.1b. Wat is een buitenschoolse opvang (bso) Een opvang bedoeld voor kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar die de basisschool bezoeken. Buitenschoolse opvang kan bestaan uit: • Opvang voor schooltijd; • Opvang na schooltijd; • Opvang tussen schooltijd; • Opvang op vrije dagen en tijdens schoolvakanties. 2.2a. Kdv en bso in relatie tot huidig bestemmingsplan In onze gemeente wordt nog veel met oudere bestemmingsplannen gewerkt, waarin het opvangen van kinderen niet expliciet is opgenomen. Een kdv en/of bso is onder meerdere bestemmingen mogelijk, bij recht dan wel met een ontheffing: - Maatschappelijke bestemmingen - Bedrijfsdoeleinden (niet mogelijk indien specifiek is gedefinieerd voor bedrijven die goederen produceren of bewerken) - Onderwijs bestemmingen (niet mogelijk indien bestemming alleen een school toelaat) - Bijzondere doeleinden - Sportieve en recreatieve doeleinden - Agrarisch (alleen mogelijk als een nevenactiviteit) Bij een woonbestemming is kdv/bso niet mogelijk omdat een kdv/bso niet gezien kan worden als een onderschikte activiteit. 2.2b. Toekomstig bestemmingsplan Een kdv en een bso is mogelijk bij de bestemming “Maatschappelijk”. Tevens is een kdv en bso mogelijk als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, het zal moeten worden aangetoond dat het een nevenactiviteit betreft (zie punt 3.2). Begripsomschrijving van maatschappelijk: Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levenbeschouwelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en recreatieve voorzieningen, kinderopvang, buitenschoolse opvang, peuterspeelzalen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen. Zodra het beleid is vastgesteld zal de begripsomschrijving voor maatschappelijk toegevoegd worden aan het handboek “Bestemmingsplannen”.
Afdeling Bouwen en Wonen Augustus 2011 Definitief, versie 4
4
Beleidsnotitie met betrekking tot (agrarisch) kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang
2.3
Voorwaarden bij een kdv en bso Parkeren Op grond van artikel 2.5.30 van de bouwverordening is het noodzakelijk om parkeren op eigen terrein te realiseren. Voor het gewenste aantal parkeerplaatsen gebruiken wij de parkeernormen uit de ASVV 2004 van de Stichting CROW. Wij hanteren de norm van 0,8 parkeerplaats per werknemer, met minimum 1. Kiss-and-ride Omwille van de verkeersveiligheid is vanwege de drukte rond het brengen en halen per auto vanaf kinderen de aanleg van een kiss-and-ride voorziening noodzakelijk. Per 20 kinderen dienen minimaal 2 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. Op eigen terrein moet het totaal van de parkeernorm en de kiss-and-ride voorziening aan parkeerplaatsen aanwezig zijn. Bovengenoemde dient te gebeuren op eigen terrein. Afstanden in de bebouwde kom De afstand van het gebouw waarin de kdv of bso is gevestigd tot de dichtstbijzijnde woning in de bebouwde kom moet minimaal 7,5 meter bedragen of de afstand zoals aangegeven onder kopje geurhinder en milieuzonering. Buitenspeelruimte We gaan er van uit dat de buitenspeelruimte aangrenzend is, indien de buitenspeelruimte niet aangrenzend is dan zijn er aanvullende eisen: - De niet aangrenzende buitenspeelruimte is in de directe nabijheid; - De niet aangrenzende buitenspeelruimte is goed en veilig bereikbaar Geurhinder veehouderijen De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object. Een kinderdagverblijf is een geurgevoelig object volgens de Wet geurhinder en veehouderij. Daarbij is onderscheid gemaakt tussen de ligging van geurgevoelige objecten binnen of buiten de bebouwde kom. De geurbelasting op een kinderdagverblijf buiten de bebouwde kom is maximaal 8,0 ouE/m3. Worden deze normen overschreden dan kan zich geen kinderdagverblijf vestigen. Voor veesoorten waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld gelden minimaal aan te houden afstanden tussen een veehouderij en een te vestigen kinderdagverblijf. Deze afstanden dienen te worden gemeten tussen de buitenzijde van het kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang en de meest nabij gelegen kadastrale grens van het perceel van de veehouderij. Binnen de bebouwde kom geldt een minimale afstand van 100 meter. Buiten de bebouwde kom geldt minimaal 50 meter. Zolang de kinderopvang of buitenschoolse opvang onderdeel uitmaakt van het bedrijf, zal de opvang voor dat bedrijf niet worden gezien als een geurgevoelig object. De opvang wordt dan niet extra beschermd tegen geurhinder afkomstig van het bedrijf. Pas wanneer de opvang zelfstandig wordt en dus daardoor geen onderdeel meer uitmaakt van het bedrijf, zal de opvang het bedrijf direct op slot zetten.
Afdeling Bouwen en Wonen Augustus 2011 Definitief, versie 4
5
Beleidsnotitie met betrekking tot (agrarisch) kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang
Milieuzonering in de ruimtelijke ordening Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie krijgen ten opzichte van geurgevoelige objecten en dat nieuwe geurgevoelige objecten op een verantwoorde afstand van bedrijven worden gesitueerd. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de uitgave van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten “Bedrijven en milieuzonering, handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk”. In het kader van milieuzonering op grond van deze handreiking bedraagt de richtafstand voor een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang minimaal 30 meter in verband met het aspect geluid. Ten behoeve van een verantwoorde ruimtelijke ordening dient in het kader van milieuzonering de afstand tussen een kinderdagverblijf of buitenschoolse opvang en een veehouderij minimaal 30 meter te zijn. Het gaat om een handreiking, er kan van worden afgeweken. Afstemming milieu Een kdv en bso rondom een agrarisch bedrijf moet binnen de kaders van de milieuwetgeving vallen, afstemming met milieu is noodzakelijk. Hoogspanningsverbindingen Binnen de belaste strook van een hoogspanningsverbinding moet het niet mogelijk zijn om een kdv en bso te starten. Een aanvraag moet afgestemd worden met de medewerker externe veiligheid. Bouwbesluit Een kinderopvang en bso moet voldoen aan de eisen die vallen onder de bijeenkomstfunctie (bijeenkomstfunctie voor kinderopvang) in het Bouwbesluit. Brandweer Een aanvraag voor het starten van een kdv en bso moet door de brandweer getoetst worden. Indien er meer dan 10 kinderen aanwezig zijn op de locatie dient er een gebruiksvergunning aangevraagd te worden. Samenlevingszaken Een aanvraag voor het starten van een kdv en bso moet met de afdeling Samenlevingszaken worden afgestemd, zij geven in overleg met de GGD aan of de locatie voldoet aan de gestelde eisen van de GGD. 2.4
Medewerking kdv en bso Medewerking is mogelijk bij: 1. Bestemming Maatschappelijk + de gestelde voorwaarden onder punt 2.3; 2. Bestemming Agrarisch, hier moet aangetoond worden dat het om een nevenactiviteit gaat (zie punt 3.2) + de gestelde voorwaarden onder punt 2.3; 3. Alle andere bestemmingen genoemd in artikel 2.2a + voorwaarden zoals gesteld onder punt 2.4. Voor deze bestemmingen is medewerking alleen mogelijk met toepassing van artikel 2.12 lid 1 onder a Wabo juncto artikel 4 l sub 9 van bijlage II bij het Bor: a. De gebruikswijziging vindt plaats binnen de bebouwde kom; b. De gebruikswijziging heeft betrekking op een bruto vloeroppervlakte van niet meer dan 1500 m2; c. Het aantal woningen blijft gelijk Indien medewerking aan bovenstaande punten niet mogelijk is, kan indien mogelijk, de bestemming gewijzigd worden in Maatschappelijk. Er zal ook moeten worden voldaan aan de gestelde voorwaarden onder punt 2.3.
Afdeling Bouwen en Wonen Augustus 2011 Definitief, versie 4
6
Beleidsnotitie met betrekking tot (agrarisch) kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang
3 Agrarisch kinderdagverblijf (kdv) en buitenschoolse opvang (bso) bij een (voormalig) agrarisch bedrijf 3.1
Algemene informatie De gemeente Midden-Drenthe wordt niet alleen vaker geconfronteerd met verzoeken voor een gastouderopvang, kinderdagverblijf of een buitenschoolse opvang maar ook voor het starten van een agrarische kinderopvang krijgt de gemeente steeds meer vragen. Bij het ontwikkelen van kinderopvang op de boerderij gaat het om meer dan alleen de locatie. De meerwaarde van de boerderij is overal terug te vinden, zowel in pedagogisch beleidsplan, als wel in de inrichting en gebruik van de ruimte en in thema's als natuur, milieu en dieren. Daarnaast is ook kinderopvang op voormalige boerderijen denkbaar als nieuwe functie voor de leegstaande bedrijfsgebouwen. De specifieke kenmerken van de boerderij in het buitengebied bieden kinderen de mogelijkheid om de facetten van het proces van voedselproductie op een speelse wijze van dichtbij te ervaren. Met de overalls en laarzen aan het boerenerf op om de geiten te voeren, kippeneieren te verzamelen en in de moestuin rommelen, terwijl op de achtergrond de boer volop bezig is met het primaire proces van de boerderij. Agrarische kinderopvang ontstaat meestal als een vorm van verbreding van het traditionele boerenbedrijf. Vooral agrarische vrouwen spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van deze vorm van maatschappelijke ondernemen Een agrarische kinderopvang dient te voldoen aan de eisen vanuit de Wet kinderopvang maar door de Verenigde Agrarische Kinderopvang (VAK) zijn extra eisen opgesteld. Het besef leeft duidelijk dat de boerderij een gevaarlijke plek kan zijn, omdat daar ook wordt gewerkt met zware machines. Ook de mogelijkheid van uitbreken van epidemieën als mond- en klauwzeer en de gekkekoeienziekte speelt mee. In het verlengde van de eisen vanuit de Wet kinderopvang heeft de VAK om die reden een aantal aanvullende richtlijnen geformuleerd in haar Programma van Eisen, waarbij aandacht is voor de landbouwgerelateerde gevaren. De agrarische kinderopvang moet in geval van nood, bijvoorbeeld bij uitbraak van ziektes, van elkaar te scheiden zijn om risico’s uit te sluiten. Dit is belangrijk voor de veiligheid van de kinderen, maar ook om besmetting van buitenaf op het boerenbedrijf te voorkomen, Als de toegang tot de kinderopvang niet gescheiden is van de toegang tot het bedrijf lopen ondernemers het risico dat de kinderopvang ook gesloten wordt. Het is dus onder andere belangrijk om gescheiden opritten te maken.
3.2
Agrarisch kinderdagverblijf en bso in relatie tot bestemmingsplan Een agrarisch kinderdagverblijf en bso bij een agrarisch bedrijf is mogelijk bij een agrarische bestemming, hier moet aangetoond worden dat het een nevenactiviteit betreft (zie punt 3.3)
3.3
Nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf in het buitengebied of ondergeschikt aan de woonbestemming in een voormalige boerderij Een kinderdagverblijf en bso is mogelijk onder de volgende voorwaarden: - de activiteiten dienen plaats te vinden binnen de bestaande bebouwing; - de activiteiten dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; - de ruimtelijke kwaliteit dient door de activiteiten niet nadelig te worden beïnvloed. (indien hier toch sprake van is, wordt landschappelijke inpassing van het bouwwerk, dan wel een deel ervan, vereist);
Afdeling Bouwen en Wonen Augustus 2011 Definitief, versie 4
7
Beleidsnotitie met betrekking tot (agrarisch) kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang
-
-
-
er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden); bestaande landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden in de directe omgeving mogen niet onevenredig worden aangetast; er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking en de bestaande infrastructuur moet berekend zijn op de nieuwe activiteit; parkeerplaatsen moeten op eigen terrein gesitueerd worden en worden ingepast in het groen; uitoefening van de activiteiten dient in ieder geval door de bewoner van de (voormalige) bedrijfswoning te worden uitgevoerd en op het eigen erf; niet meer dan 30% van de bebouwing mag worden gebruikt;
3.4
Medewerking Medewerking aan een agrarisch kinderdagverblijf en bso is mogelijk als nevenactiviteit onder de gestelde voorwaarden onder punt 2.3 en onder punt 3.3.
3.5
Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe Het beleid met betrekking tot agrarische kinderdagverblijven en bso’s zal nader worden uitgewerkt in het bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe.
Afdeling Bouwen en Wonen Augustus 2011 Definitief, versie 4
8