BELEIDSLIJN EXTERNE VEILIGHEID REGIO AMSTELLAND & DE MEERLANDEN Bijlagenrapport
Diemen
Opgeleverd door adviesbureau: Augustus 2012 Aangepast: November 2012 Definitief rapport
1
Inhoudsopgave Bijlage 1. Externe veiligheidsrisico’s in Diemen.................................................................. 3 Inleiding .................................................................................................................... 3 Vervoer gevaarlijke stoffen hoofdinfrastructuur algemeen ................................................ 3 Vervoer gevaarlijke stoffen rijkswegen .......................................................................... 4 Vervoer gevaarlijke stoffen spoorwegen ........................................................................ 6 Vervoer gevaarlijke stoffen Amsterdam-Rijnkanaal ......................................................... 7 Hoge druk aardgasbuisleidingen ................................................................................... 8 Inrichtingen met gevaarlijke stoffen ............................................................................ 10 Route gevaarlijke stoffen onderliggend wegennet ......................................................... 11 Conclusie inventarisatie van de knelpunten .................................................................. 12 Bijlage 2: Stofcategorieën en 1 % letaliteitcontour .......................................................... 13 Stofcategorieën en voorbeeldstoffen ........................................................................... 13 Overige gevaarlijke stoffen ........................................................................................ 14 1 % Letaliteitcontour (invloedsgebied) ........................................................................ 15 Bijlage 3. Het doorlopen van de Verantwoordingsplicht Groepsrisico .................................. 16 Bijlage 4. Scenario’s met betrekking tot hulpverlening ..................................................... 17 Brandbare vloeistoffen .............................................................................................. 17 Brandbare gassen ..................................................................................................... 18 Toxische vloeistoffen ................................................................................................. 19 Hoge druk aardgas buisleiding van de Nederlandse Gasunie ........................................... 19 Bijlage 5. Lijst met kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten ........................................... 22 Bijlage 6. Referenties ................................................................................................... 23
2
Bijlage 1. Externe veiligheidsrisico’s in Diemen Inleiding Aan de hand van een inventarisatie wordt in deze bijlage inzichtelijk gemaakt wat de aard en omvang van de externe veiligheidsproblematiek in Diemen is. In de gemeente Diemen zijn een aantal risicobronnen aanwezig [1, 2]. Het gaat onder andere om LPG-tankstations, hogedruk aardgasleidingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. In het beleidsterrein van externe veiligheid staan twee risicoafstanden van risico bronnen centraal, de grenswaarde van het plaatsgebonden risico (de PR 10-6 contour) en de 1% letaliteitcontour waarbinnen de bevolking moet worden geïnventariseerd (het zogenaamde invloedsgebied van het groepsrisico). Voor elke risicobron wordt nader ingegaan op deze risicoafstanden, alsmede het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico in de huidige situatie. Ook wordt ingegaan op de regeling inzake het plasbrand aandachtgebied en de belemmeringenstrook om de hoge druk aardgasbuisleidingen in Diemen. Vervoer gevaarlijke stoffen hoofdinfrastructuur algemeen De kans op ongelukken met het vervoer van gevaarlijke stoffen is in Nederland zeer klein. Het is belangrijk dat het risico van het transport van gevaarlijke stoffen ook in de toekomst aanvaardbaar blijft. Door het ruimtegebrek in Nederland wordt de spanning tussen veiligheid, transport van gevaarlijke stoffen en ruimtelijke ontwikkeling immers steeds groter. Het transport neemt toe en steeds meer worden kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten1 gebouwd langs trajecten waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Er is daarom het systeem Basisnet vervoer ontwikkeld. Met Basisnet wordt de balans tussen transport en veiligheid in evenwicht gehouden. Basisnet gaat over het transport van gevaarlijke stoffen over de hoofdinfrastructuur (grote vaarwegen, spoorwegen en rijkswegen). Het doel van Basisnet is als volgt. De risico’s voor omwonenden binnen de wettelijke grenzen te houden langs routes waarover gevaarlijke stoffen getransporteerd worden. Dat gevaarlijke stoffen ook in de toekomst tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen worden. Basisnet geeft van elk transporttraject het risicoplafond dat het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Bij het berekenen van het risicoplafond is rekening gehouden met de groei van het transport van gevaarlijke stoffen. Deze transportintensiteit is gebaseerd op prognose van de transportintensiteit voor rond het jaar 2020 (Global Economy scenario), welke prognose is vermeerderd met extra gebruiksruimte. Bij ruimtelijke besluiten moet de gemeente het risicoplafond in acht nemen. Dit betekent dat binnen het risicoplafond – i.c. de PR 10-6 contour - langs het traject 1
Zie bijlage 5.
3
geen kwetsbare objecten als woningen en verzorgingstehuizen kunnen worden toegelaten. Voor beperkt kwetsbare objecten is de PR 10-6 een richtwaarde, waarvan gemotiveerd kan worden afgeweken. Beperkt kwetsbare objecten kunnen daarom onder voorwaarden worden toegelaten binnen het risicoplafond. Bij de berekening van het groepsrisico is de gemeente verplicht om uit te gaan van de transportintensiteit waarop het risicoplafond van het transporttraject is gebaseerd. De gemeente dient bij het goedkeuren van bouwplannen tevens rekening te houden met de effecten van een ongeluk met brandbare vloeistoffen, waarbij een zogenaamde plasbrand ontstaat. Het plasband aandachtgebied is een effectzone van 30 meter op basis van het calamiteitscenario ‘plasbrand’. Deze effectzone aan weerszijden van de transportroute wordt gemeten vanaf de rand van de buitenste rijstrook,vanaf de buitenste spoorstaaf of vanaf de waterlijn. Het plasband aandachtgebied betreft ook de ruimte boven de transportroute. Binnen het plasband aandachtgebied dienen de gemeenten nieuwbouwplannen te verantwoorden. Naast de verantwoordingsplicht gelden in een plasband aandachtgebied extra bouwkundige voorschriften. Deze voorschriften zijn al opgenomen in het Bouwbesluit maar zijn nog niet in werking getreden. Met deze extra bouwkundige voorschriften worden bijzondere eisen gesteld aan de brandwerendheid van een object. De regels ten aanzien van het plasband aandachtgebied gelden overigens uitsluitend voor nieuwe situaties. De plafondwaarde voor het plaatsgebonden risico (de PR 10-6 contour) en de transportintensiteit voor het berekenen van het groepsrisico zijn vastgelegd met de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen [5]. Deze circulaire wordt (naar verwachting) op 1 juli 2013 vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (BTEV). Het risicoplafond voor elk transporttraject is dan opgenomen in de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Met het BTEV treden ook de regels inzake het plasbrand aandachtgebied inwerking [3]. Tevens treden dan de voorschriften van het Bouwbesluit ten aanzien van het plasbrand aandachtgebied inwerking. Vervoer gevaarlijke stoffen rijkswegen Het onderzoek ten behoeve van Basisnet weg wijst uit dat het transport van zeer brandbare gassen (GF3)2 maatgevend is voor het plaatsgebonden risico. Daarom is met de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen [5] alleen voor zeer brandbare gassen (bijvoorbeeld LPG) de transportintensiteit voor het berekenen van het groepsrisico vastgelegd. Dit, terwijl er ook andere categorieën gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Voor het groepsrisico dient de bevolking te worden geïnventariseerd binnen het invloedsgebied van de weg [10]. Voor dat invloedsgebied is niet de stofcategorie zeer brandbare gassen (invloedsgebied 355 m uit de as van de weg) maatgevend, maar de stofcategorie LT2 (licht toxische vloeistoffen, 880 m). Verder dient bij het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten te worden beoordeeld of behalve voor zeer brandbare gassen ook voor de andere stofcategorieën verantwoordingsmaatregelen nodig zijn. Tabel 2 geeft daarom een volledig overzicht van de transportintensiteiten op de rijkswegen A1, A9 en A10. Tevens wordt de extra 2
Zie bijlage 3
4
gebruiksruimte van Basisnet gegeven door ook de transportintensiteit 2020 voor zeer brandbare gassen te geven volgens het Global Economy scenario. Tabel 2 Transportgegevens en invloedsgebied rijkswegen Transport Transportintensiteit peildatum februari intensiteit Transport2009 in tankwagens per jaar voor het intensiteit 1% berekenen tankwagens LetaliteitZeer van het per jaar contour BrandZeer brandLicht groepsrisico volgens (invloeds bare licht Omschrijving bare toxische in Global gebied) vloeitoxische vloeivloeistof tankwagens economie stoffen vloeistof stoffen per jaar scenario 2020
Totale toename 2009 – 2020 volgens het Global Economie scenario 2020 A1: knp. Watergraafsmeer – knp. Diemen 2009 A1: knp. Diemen – knp. Muiderberg 2009 A9:aansluiting Gaasperplas -knp. Diemen 2009 A10: knp. Amstel – knp. Watergraafsmeer 2009 A10: knp. Watergraafsmeer – aansluiting Zeeburg 2009
GF3
GF3
LF1
LF2
LT1
LT2
Nvt
0%
15 %
15 %
45%
45%
Nvt
4000
1545
2809
11209
74
99
880 m (LT2)
4000
2035
3994
11397
67
267
880 m (LT2)
3000
854
3482
1387
57
44
880 m (LT2)
2517
1678
1515
3772
0
60
880 m (LT2)
2562
1708
3490
9664
33
188
880 m (LT2)
Met de transportintensiteit voor het berekenen van het groepsrisico is de hoogte van het groepsrisico berekend. De berekeningen zijn uitgevoerd ten behoeve van het project Basisnet weg [4]. Tabel 3 geeft zowel het berekende groepsrisico weer als de overige bevindingen. Tabel 3 Externe veiligheidsrisico’s van Rijkswegen in Diemen (Basisnet) Naamgeving A1:Knp.Watergraafsmeer Knp.Diemen A1:Knp. Diemen Knp.Muiderberg A9:Gaasperplas-Knp.Diemen A10:Knp Amstel – Knp Watergraafsmeer A10:Knp WatergraafsmeerZeeburg
Risicoplafond (10-6 contour) uit wegas
Plasbrand aandachtgebied3
PR 10-7 contour uit wegas
0m
Ja 30 m
82 m
0m
Ja 30 m
82 m
0m
Ja 30 m
74 m
0m
Ja 30 m
69 m
0m
Ja 30 m
70 m
Groepsrisico Kleiner dan 0,1maal de oriëntatiewaarde Kleiner dan 0,1maal de oriëntatiewaarde Kleiner dan 0,1maal de oriëntatiewaarde 2,4 maal de oriëntatiewaarde Kleiner dan 0,1maal de oriëntatiewaarde
3
Blijkens de Eindrapportage Basisnet weg een nader uit te werken voornemen van het ministerie van I&M.
5
De in de tabel 3 genoemde trajecten van de A1, A9 en A10 hebben geen risicoplafond, daarvoor is de transportintensiteit te laag. Het transport op het A10 traject knooppunt Amstel – knooppunt Watergraafmeer veroorzaakt wel een groepsrisico van 2,4 maal de oriëntatiewaarde (zonder extra gebruiksruimte zou dat 1,6 maal de oriëntatiewaarde zijn). De overschrijding treedt met name op vanwege de kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten in Amsterdam, de objecten in Diemen dragen in mindere mate bij. Het ministerie van infrastructuur en milieu heeft ten aanzien van deze overschrijding van de oriëntatiewaarde het volgende meegedeeld [11]. De aanleg van de Westrandweg zal naar verwachting er voor zorgen dat vervoerders zullen kiezen om de (filegevoelige) A10 te mijden. Hierdoor zal er een verlaging van het GR langs de A10 ontstaan. Na opening van de Westrandweg zal in verband hiermee het transport van LPG over de A10 worden gemonitord door het rijk om vast te stellen op welke wijze het transport zich verdeeld over de rijkswegen. Verder wordt de mogelijkheid onderzocht voor een routering en een gebruiksbeperking van LPG op de A10. Deze zorgt voor een sterke afname van de groepsrisico's langs de A10. De eventuele aanleg van een tunnel aan de Zuidas vergroot de haalbaarheid van het beperken van het GR omdat het transport van LPG dan via de A9 of een andere route wordt afgewikkeld. Zodra de nieuwe vervoerssituatie in beeld gebracht is zal opnieuw een risico analyse voor de omgeving worden gemaakt door het ministerie van I&M. Met die nieuwe informatie wordt bezien in hoeverre de risicoplafonds moeten worden aangepast en of dat aanvullende maatregelen (als routering) moeten worden getroffen om de risicoplafonds voor de A10 te verlagen. Het doel van het ministerie van I&M is te komen tot een aanvaardbaar groepsrisico, waarbij de oriëntatiewaarde als richtpunt dient. Vervoer gevaarlijke stoffen spoorwegen Met de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen zijn de transportintensiteiten voor de berekening van het groepsrisico vastgelegd (zie tabel 5). Tabel 5 Transportgegevens en invloedsgebied spoorwegen Transportintensiteit voor het berekenen van het groepsrisico in ketelwagenequivalenten per jaar Traject
Brandbare gassen
Toxische gassen
Zeer brandbare vloeistoffen
Toxische vloeistoffen
Zeer toxische vloeistoffen
1% Letaliteitcontour (invloedsgebied)
A
B2
C3
D3
D4
Muiderpoort – Diemen
0
0
350
0
0
35 m [C3]
Duivendrecht - Diemen
1.440
910
5.670
1.110
180
995 m [B2]
Diemen Weesp
1.440
910
6.020
1.110
180
995 m [B2]
Met deze transportintensiteiten is het groepsrisico berekend. De berekeningen zijn uitgevoerd ten behoeve van het project Basisnet Spoor [7]. Tabel 6 geeft zowel het berekende groepsrisico weer als de overige bevindingen.
6
Tabel 6 Externe veiligheidsrisico’s van spoorwegen in Diemen (Basisnet) Spoortraject
Risicoplafond PR10-6 contour
Plasbrand aandachtgebied4
Groepsrisico
Muiderpoort Diemen
0m
Ja 30 m
Kleiner dan 0,3 maal de oriëntatiewaarde
Duivendrecht Diemen
1–6m
Ja 30 m
Kleiner dan 0,3 maal de oriëntatiewaarde
Diemen – Weesp
1-7m
Ja 30 m
Kleiner dan 0,3 maal de oriëntatiewaarde
Voor het inwerking treden van Basisnet is het groepsrisico aanzienlijk hoger: Ten behoeve van het Tracé Besluit OV SAAL berekent het ministerie van I&M - uitgaande van de gerealiseerde personendichtheid – een groepsrisico van 4,5 maal de oriëntatiewaarde [13]. Uitgaande van de juridische5 personendichtheid en de transportintensiteit conform marktverwachting 2020 – is ten behoeve van de bestemmingsplanherziening Bergwijkpark Zuid een groepsrisico berekend van 7,9 maal de oriëntatiewaarde [14]. Als gevolg van Basisnet wordt het transport van zeer brandbare gassen op het traject Duivendrecht Weesp met 65 % verminderd en het vervoer van chloor beëindigd. Uitgaande van Basisnet, de bestaande omgeving en het herziene bestemmingsplan Bergwijkpark Zuid wordt ter hoogte van dat plan een groepsrisico berekend van 0,09 maal de oriëntatiewaarde. Dit berekeningsresultaat sluit aan op de conclusie op grond van Basisnet. Als gevolg van Basisnet neemt het groepsrisico dus sterk af, tot onder de oriëntatiewaarde. Vervoer gevaarlijke stoffen Amsterdam-Rijnkanaal In de Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen [5] zijn de transportintensiteiten voor het berekenen van het groepsrisico vastgelegd (zie tabel 6). Tabel 6 Transportgegevens en invloedsgebied Amsterdam-Rijnkanaal Transportintensiteiten voor het berekenen van het groepsrisico in tankschepen/per jaar Vaarweg
AmsterdamRijnkanaal
Brandbare vloeistoffen
Zeer brandbare vloeistoffen
Zeer brandbare gassen
LF1
LF2
GF3
8.303
9.063
332
1% Letaliteitcontour
90 (GF3)
Met deze transportintensiteiten is de hoogte van het groepsrisico berekend. De berekeningen zijn uitgevoerd ten behoeve van het project Basisnet water [8]. Het 4
Blijkens de Eindrapportage Basisnet spoor een nader uit te werken voornemen van het ministerie van I&M. 5 De juridische personendichtheid is de gerealiseerde personendicht, vermeerderd met de personendichtheid bij volle benutting van de op grond van de vigerende ruimtelijke plannen toegelaten objecten, die nog niet of niet volledig gerealiseerd zijn. De recente rekenregels schrijven voor dat het groepsrisico moet worden berekend met de juridische personendichtheid.
7
Amsterdam-Rijnkanaal blijkt geen PR 10-6 contour te hebben. De Circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen geeft echter aan dat voor het Amsterdam-Rijnkanaal wel een risicoplafond (PR 10-6 contour) geldt. Het risicoplafond blijkt op grond van beleidmatige overwegingen op de oeverlijn te zijn gelegd. Het toelaten van kwetsbare objecten ter plaatse van het vaarwater is immers niet wenselijk. Tabel 7 geeft zowel het berekende groepsrisico weer als de overige bevindingen. Tabel 7 Externe veiligheidsrisico’s Amsterdam- Rijnkanaal ter hoogte van Diemen RisicoPlasbrand Vaarweg plafond PR10-6 contour (m) aandachtgebied6 AmsterdamRijnkanaal
beleidmatig op de oeverlijn gelegd
Ja 30 m
Groepsrisico
Geen overschrijding van de oriëntatiewaarde
Hoge druk aardgasbuisleidingen De gemeente Diemen wordt doorkruist door een aantal hogedruk aardgasleidingen van de Nederlandse Gasunie NV. Voor het onderzoek naar saneringssituaties in het kader van het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen (BEVB) berekende de Gasunie het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van alle hogedruk aardgasleidingen in Diemen. De Gasuni concludeert dat er in Diemen geen knelpunten optreden. Het Gasuni berekeningsmodel is vervolgens aan de gemeente Diemen ter beschikking gesteld met het verzoek om de personendichtheid te controleren en waar nodig te corrigeren. Op basis van de gecorrigeerde personendichtheid en een herberekening van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico heeft de gemeente de conclusie van de Gasuni bevestigd.
6
Blijkens de Eindrapportage Basisnet water een nader uit te werken voornemen van het ministerie van I&M.
8
Figuur 1: Hoge druk aardgas buisleidingen van de Gasuni met het invloedsgebied (groen), de PR 10-6 contour (rood) en de PR 10-7 contour (groen).
Uit de berekeningen blijkt dat in het buitengebied een PR 10-6 grenswaarde contour (rode vlak) aanwezig is. Ter informatie wordt met figuur 1 niet alleen de PR 10-6 contour verbeeld, maar ook het invloedsgebied en de berekende PR 10 -7 contour. In Diemen (zwarte lijn is gemeentegrens) zijn binnen de PR 10-6 contour geen (beperkt) kwetsbare objecten aanwezig en worden er ook niet toegelaten. Het maximale groepsrisico in Diemen treedt op ter hoogte van de Landlust. De maximumwaarde is daar kleiner dan 10 % van de oriëntatiewaarde. Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen is er aan weerszijden van de buisleiding een belemmeringenstrook aanwezig. De belemmeringenstrook is er ten behoeve van het onderhoud en de beveiliging van de buisleiding. Het gaat om een ten minste 4 meter brede strook aan weerszijden van de buisleiding, gemeten vanuit het hart van de buisleiding. Ter plaatse van de belemmeringstrook mogen geen kwetsbare objecten worden toegelaten. Voor het toelaten van andere bouwwerken, grondwerken of werkzaamheden gelden restricties, waarmee wordt voorkomen dat de integriteit van de buisleiding wordt aangetast.
9
Inrichtingen met gevaarlijke stoffen De beleidslijn is van toepassing op inrichtingen waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (BEVI) van toepassing is. In Diemen gaat het om twee bedrijven (zie tabel 1). Tabel 1 Externe veiligheidsrisico’s van BEVI inrichtingen in Diemen Type bedrijf/ instelling
Adres
Tankstation (LPG) Tankstation (LPG)
Muiderstraatweg 59 (De Blokhut) Diemerpolderweg 2 (Shell)
Grenswaarde PR 10
-6
Oriëntatiewaarde
Voldoet
Geen overschrijding
Voldoet
Geen overschrijding
1% Letaliteitcontour (invloedsgebied) Beleidsmatig7 gesteld op 150 m Beleidsmatig4 gesteld op 150 m
Figuur 2: Pr 10-6 contour (rood) en het wettelijk invloedsgebied (groen) van de LPG tankstations
De activiteiten met gevaarlijke stoffen in inrichtingen, waarop het BEVI niet van toepassing is, voldoen aan de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico. Indien in het invloedsgebied een kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object wordt geprojecteerd zal op grond van de Wet ruimtelijke ordening voor deze activiteiten eveneens een risicoberekening en beoordeling worden uitgevoerd conform deze beleidslijn. 7
Het berekende invloedsgebied bedraagt 355 m
10
Route gevaarlijke stoffen onderliggend wegennet Het industrieterrein Verrijn Stuart, de Provincialeweg, de Weteringweg en een deel van de Muiderstraatweg en Weesperstraat zijn aangewezen als route gevaarlijke stoffen (blauw in Diemen, groen in Amsterdam) op het onderliggend wegennet (OWN). De route sluit aan op rijksweg A1 en de provinciale route voor gevaarlijke stoffen op de N236 (rood).
Figuur 3 Route gevaarlijke stoffen onderliggend wegennet (OWN)
In een verkennend onderzoek van de provincie Noord-Holland op de provinciale route N236 - het traject met de hoogste verkeerintensiteit en transportintensiteit van gevaarlijke stoffen op het met figuur 3 verbeelde OWN - zijn geen knelpunten gevonden [6]. Er zijn voldoende gronden aanwezig om aan te nemen dat het provinciaal onderzoek op de N236 representatief is voor de route voor gevaarlijke stoffen in Diemen. De route gevaarlijke stoffen op het onderliggend wegennet heeft geen PR 10 -6 contour en het groepsrisico ligt ruimschoots onder de oriëntatiewaarde.
11
Conclusie inventarisatie van de knelpunten Uit de beschikbare informatie en de uitkomsten van de inventarisatie blijkt dat er om het A10 traject tussen knooppunt Amstel en knooppunt Watergraafmeer sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Deze overschrijding is vooral het gevolg van de hoge personendichtheid in Amsterdam. Door de ontwikkelingen (aanleg Westrandweg en Zuiddok) zal - conform het streven van ministerie I&M - het groepsrisico wellicht worden teruggebracht tot de oriëntatiewaarde. De inventarisatie wijst verder uit dat er geen andere knelpunten in de gemeente Diemen zijn op gebied van externe veiligheid.
12
Bijlage 2: Stofcategorieën en 1 % letaliteitcontour Stofcategorieën en voorbeeldstoffen De verscheidenheid aan vervoerde stoffen over de transportroutes is zo groot, dat een risicoanalyse per stof zeer arbeidsintensief zal zijn. Uit praktische overwegingen zijn de stoffen in een beperkt aantal stofcategorieën samengenomen en wordt in de risicoanalyse een voorbeeldstof per stofcategorie gehanteerd. De indeling van de stofcategorieën en voorbeeldstoffen is zodanig gekozen dat deze voldoende representatief en conservatief zijn en zoveel als mogelijk overeenkomen met de meest vervoerde stoffen. De indeling van de stofcategorieën is recent nogmaals uitgewerkt , waarbij de te hanteren voorbeeldstoffen opnieuw zijn beschouwd. Hierbij is geconstateerd dat voor een aantal stofcategorieën een andere voorbeeldstof gebruikt zou moeten worden. Deze afwijkende voorbeeldstoffen zijn tussen haakjes opgenomen. Of de stoffen ook worden overgenomen inde rekenmethodiek is op dit moment nog niet vastgesteld. Tabel Voorbeeldstoffen per stofcategorie en modaliteit, waar op termijn een andere voorbeeldstof wordt overwogen is dit tussen haakjes opgenomen Stofcategorie Omschrijving categorie gevaarlijke stof
Weg/vaarwegen Methodiek II1
Voorbeeldstof
Spoor Methodiek I2
Zeer licht brandbaar gas
GF0
Waterstof
Licht brandbaar gas
GF1
Ethyleenoxide
Brandbaar gas
GF2
n-Butaan (1-buteen)
Zeer brandbaar gas
GF3
Zeer licht toxisch gas
GT0
Koolmonoxide
Toxisch gas
GT2
Methylmercaptaan
Zeer toxisch gas
GT3
B2
Ammoniak
Extreem toxisch gas
GT4/GT5
B3
Chloor
Brandbare vloeistof
LF1
A
Propaan
Heptaan (Nonaan)
Zeer brandbare vloeistof
LF2
C3
Pentaan (Hexaan)
Zeer licht toxische vloeistof
LT1
D3
Acrylnitril
Licht toxische vloeistof
LT2
Toxische vloeistof
LT3
Zeer toxische vloeistof
LT4
Propylamine (Allylamine) D4
Acroleïne Methylisocyanaat
1
De indeling van de gevaarlijke stoffen in stofcategorieën bij methodiek II (weg, water) is gebaseerd op de aggregatietoestand (L = liquid, G = gas), brandbaarheid (F = flammable), toxiciteit (T = toxic) en vluchtigheid van de stof. Een hoger getal (1, 2, etc) achter de lettercode duidt op een hoger gevaar, dus is een stof in bijvoorbeeld stofcategorie GT3 een toxischer gas dan een stof in stofcategorie GT2. 2 De indeling van de gevaarlijke stoffen in stofcategorieën bij methodiek I (spoor) is gebaseerd op het GEVI-nummer van de stof.
Voor het transport over water worden daarnaast ook enkele aanvullende stofeigenschappen bij de indeling gebruikt: de oplosbaarheid, reactiviteit met water en dichtheid t.o.v. water. Sommige stoffen zijn zowel toxisch als brandbaar. In de QRA moet aandacht worden besteed aan beide aspecten. In principe moeten deze
13
stoffen worden gemodelleerd op grond van hun toxische eigenschappen zolang de wolk nog niet ontstoken is en op grond van hun brandbare eigenschappen zodra de wolk ontsteekt [12], Voor het transport over de weg en op het water is dit al verwerkt in de jaarintensiteiten, doordat de stof eerst in een combinatie stofcategorie (bijv. LF1/LT2) wordt ingedeeld. Bij het omwerken van de in stofcategorieën geregistreerde transporten naar de jaarintensiteiten worden deze combinatie categorieën voor 100% meegeteld in de categorie brandbaar 15 en voor (1-directe ontstekingskans)x100% meegeteld in de categorie toxisch [37]. Voor spoor is dit in beperkte mate verwerkt in de jaarintensiteiten. De meest vervoerde stof over het spoor die zowel brandbaar als toxisch is betreft acrylnitril. De stofcategorie toxische vloeistof D3 omvat uitsluitend deze stof. Alleen het toxisch aspect van deze stof wordt beschouwd. Het brandbare aspect wordt alleen bij de bepaling van de kans op een warme BLEVE meegenomen. Overige gevaarlijke stoffen In de risicoberekening worden uitsluitend de transporten in bulk (tankwagens, ketelwagens, containers, scheepstanks, etc.) van brandbare en/of toxische tot vloeistof verdichte gassen en brandbare en/of toxische vloeistoffen beschouwd. Vervoer van ontplofbare stoffen en radioactieve stoffen wordt tot nu toe in de berekeningen niet meegenomen. De stofcategorieën GF0 en GT0, de samengeperste en gekoelde gassen, hoeven niet meegenomen te worden in de QRA's, omdat de risico’s van deze stoffen voor de “open” omgeving te beperkt zijn . Deze stoffen kunnen wel relevant zijn voor de (interne) veiligheid in tunnels, hetgeen de reden is voor een nadere onderverdeling van GF0, GT0 en GNR in GF0P, GF0L, GT0L, GT0P, GNRP en GNRL (P voor gecomprimeerde en L voor tot vloeistof gekoelde gassen en NR voor niet relevante stoffen).
14
1 % Letaliteitcontour (invloedsgebied) De regelgeving schrijft voor dat de bevolking binnen het in de regelgeving vermelde invloedsgebied in de risico berekening (QRA) meegenomen dient te worden. Het invloedsgebied wordt begrensd door de 1%-letaliteitafstand op basis van weerklasse F1,5, tenzij weerklasse D5 tot een grotere afstand leidt, gemeten vanuit het hart van de doorgaande sporenbundel of vanuit het hart van de (vaar)weg. Tabel Invloedsgebied per stofcategorie en vervoersmodaliteit. Stofcategorie Weg, water
Invloedsgebied-1% letaliteitsafstand [m] Spoor
Spoor
LF1
Weg
Water
45
(a)
LF2
C3
35
45
35
LT1
D3
375
730
600
880
880
>4000
n.v.t. (b)
LT4
>4000
n.v.t. (b)
GF1
40
n.v.t. (b)
GF2
280
65
LT2 LT3
GF3
D4
A
>4000
460
GT2
355
90
245
n.v.t. (b)
GT3
B2
995
560
1070
GT4
B3
>4000
>4000
n.v.t. (b)
GT5 B3 >4000 >4000 n.v.t. (b) Toelichting: a. LF1 transporten worden gemodelleerd als 1/13 LF2 transporten. b. Deze stofcategorie wordt niet (of nauwelijks) in bulk getransporteerd op de vaarweg
15
Bijlage 3. Het doorlopen van de Verantwoordingsplicht Groepsrisico In figuur 1 zijn de stappen weergegeven die doorlopen moeten worden voor de Verantwoordingsplicht Groepsrisico. De Verantwoordingsplicht moet doorlopen worden bij besluiten in het kader van ruimtelijke ordening en vergunningaanvragen op basis van de Wet Milieubeheer. Figuur 1 Stappen van de Verantwoordingsplicht Groepsrisico
16
Bijlage 4. Scenario’s met betrekking tot hulpverlening In de advisering van de brandweer komen een aantal aspecten aanbod. Deze hebben betrekking op de effectzijde van een ongeval met gevaarlijke stoffen. In deze bijlage wordt aangegeven welke scenario’s kunnen optreden binnen de gemeente Amstelveen. De beschrijving van de scenario’s is generiek. Dit betekent dat afhankelijk van de locatie sommige scenario’s anders kunnen verlopen als gevolg van de ondergrond en andere specifieke omstandigheden. De scenario’s die beschreven worden zijn: Een incident met brandbare vloeistoffen (benzine) Een incident met brandbare gassen (LPG) Een incident met toxische vloeistoffen (propylamine) Een incident met een hogedruk aardgasleiding van de Nederlandse Gasunie
Brandbare vloeistoffen Mogelijke scenario’s Voor brandbare vloeistoffen zijn de volgende scenario’s mogelijk:
Optreden hulpdiensten Nadat de brandweer ter plaatse is gekomen, wordt een verkenning uitgevoerd. Dan wordt er gekeken naar de beste bestrijdingsmethode. Hierna wordt gestart met het beheersen van het incident. Als er brandgevaar is wordt het incident beheerst door waterschermen op te zetten. Dit beschermt eveneens de omgeving. Aandachtspunten voor de gemeente Bij het realiseren van een bouwplan binnen 50 meter van een risicobron met brandbare vloeistoffen (circa 10kW/m2, waar secundaire branden kunnen optreden en de hittestraling groot is), moeten de volgende voorwaarden worden getroffen: muren die aan de buitenzijde circa 60 minuten brandwerend zijn; voldoende vluchtwegen van de bron af; voldoende bluswater in de buurt van de risicobron; goede bereikbaarheid van het gebied voor hulpdiensten; training van BHV-organisaties bij bedrijven in de buurt van de bronnen8.
8 Leden van een BHV-organisatie zijn gelijk ter plaatse en kunnen direct actie ondernemen. Overige hulpdiensten zijn na circa acht tot tien minuten aanwezig.
17
Brandbare gassen Mogelijke scenario’s Onder deze categorie vallen stoffen als LPG, propaan e.d. Een ongeval met een brandbaar gas, welke vaak onder druk opgeslagen worden of getransporteerd worden kunnen de volgende scenario’s tot gevolg hebben:
De gevolgen kunnen zijn dat er geen effect optreedt, een fakkelbrand ontstaat, een gaswolkbrand uitbreekt (verzadigde gaswolk die ontbrand zodra er een vonk bij komt) of bij instantaan vrijkomen dat een BLEVE plaatsvindt. Dit is een explosie, waarbij zowel een drukgolf ontstaat als een vuurbal. De effecten hiervan zijn tot op grote afstand merkbaar. Optreden hulpverleningsdiensten Bij de melding van een ongeval met een tankwagen met brandbare gassen richt de inzet van de brandweer zich indien verantwoord op het voorkomen (koelen tank) van een BLEVE. Gedurende de fase dat de brandweer de tankwagen koelt, hebben de hulpdiensten de taak om zoveel mogelijk personen uit de 300 meter-cirkel te ontruimen. Hierbij moet gedacht worden aan automobilisten en aanwezigen in de omliggende kantoren. Tevens dient de omgeving te worden geïnformeerd over de mogelijke effecten en het ‘wat te doen?’. Bij een dreigende BLEVE wordt teruggetrokken tot 300 meter. Na het optreden van een BLEVE wordt binnen het gebied waar gewonden zijn, hulp geboden aan deze mensen. Dit gebeurt tegelijkertijd met het blussen van de (overige) branden. Het aantal mogelijke slachtoffers (gewonden) bepaalt of de brandweer en de geneeskundige hulpverlening in geval van een BLEVE de hulpvraag aankunnen. Aandachtspunten voor de gemeente BLEVE’s of gaswolkbranden kunnen ‘ineens’ ontstaan, maar hebben ernstige consequenties, zoals recentelijk te zien is in ViaReggio (Italië). Algemene maatregelen ter beperking van de risico’s zijn: instellen van een bebouwingsvrij gebied langs wegen of rond propaantanks (voorschrift PGS 16); rekening houden in de constructie met drukeffecten van een dergelijk scenario (alleen bij grote transporthoeveelheden);
18
training van BHV-organisaties bij bedrijven in de buurt van de bronnen9. Toxische vloeistoffen Mogelijke scenario’s Voor toxische vloeistoffen zijn de volgende scenario’s mogelijk:
Bij een ongeluk met een tankwagen beladen toxische vloeistoffen kan damp vrijkomen die schadelijk is voor mensen. Een damp kan zich verspreiden door de lucht. De mate van verspreiding is afhankelijk van de windrichting en windsnelheid. Optreden hulpverleningsdiensten Bij een ongeval met een toxische stof ligt de prioriteit op het bepalen van het effectgebied. In eerste instantie wordt een groot blok in de windrichting afgezet. Dit wordt gedaan op basis van adviezen van de adviseur gevaarlijke stoffen (AGS) van de brandweer en de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GOHR). Het effectgebied is gebaseerd op metingen uit het veld en kennis van de AGS (adviseur gevaarlijke stoffen) of de GAGS (geneeskundig adviseur gevaarlijke stoffen). Het gebied kan worden verkleind door inzet van meetploegen. Op advies van de minister is het verder raadzaam om bij een toxische wolk de sirene niet in werking te stellen, maar middels geluidswagens te waarschuwen met het bericht ‘Sluit ramen en deuren’. Aandachtspunten voor de gemeente Toxische stoffen verspreiden zich afhankelijk van de windrichting. De beste maatregelen zijn tijdige alarmering (zodat aanwezigen ramen en deuren kunnen sluiten) en het voorzien van bedrijfsgebouwen van afsluitbare ventilatiesystemen. Wanneer bedrijven in de buurt van deze bronnen liggen, kan een BHV-organisatie getraind worden op scenario’s van buitenaf (bijvoorbeeld een toxische damp).
Hoge druk aardgas buisleiding van de Nederlandse Gasunie Mogelijke scenario’s Incidenten bij hogedruk aardgasleidingen zijn schaars maar hebben in potentie een grote omvang. Een groot deel (circa 70%) van de incidenten wordt veroorzaakt door graaf-, drainage- en heiwerkzaamheden van derden. Afhankelijk van de beschadiging kan het aardgas (na het afsluiten van de betreffende buisleidingsectie) snel (instantaan) of langzaam (continu) vrijkomen. Het maatgevende ongevalscenario is het instantaan vrijkomen van aardgas en het ontstaan van een fakkelbrand na een volledige breuk van de hogedruk aardgasleiding (guillotine breuk).
9
Leden van een BHV-organisatie zijn gelijk ter plaatse en kunnen direct actie ondernemen. Overige hulpdiensten zijn na circa acht tot tien minuten aanwezig.
19
De Nederlandse Gasunie heeft voor aardgasleidingen berekend wat de warmtestraling is indien een breuk optreedt en een brandende verticale fakkel ontstaat. Op basis van de ontwerpdruk en de diameter van de leiding kan de 1kWcontour van een verticale fakkelbrand bepaald worden. Buiten deze contour ondervinden mensen geen letsel van de brand.
20
Inzet hulpdiensten Bij een dreigend incident met een hogedruk aardgasleiding wordt het gebied binnen de 1kW-contour van een mogelijk lek ontruimd door de hulpdiensten. De brandweer richt zich verder op het blussen van mogelijke secundaire branden en het gecontroleerd laten uitbranden van de fakkelbrand, bijvoorbeeld door middel van een watergordijn. Aandachtspunten voor de gemeente Wanneer bedrijven in de buurt van deze bronnen liggen, kan een BHV-organisatie getraind worden op scenario’s van buitenaf (bijvoorbeeld een fakkelbrand).
21
Bijlage 5. Lijst met kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten Onder kwetsbare objecten wordt (op grond van artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen) verstaan: a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in onderdeel b, onder a; b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: 1º. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; 2º. scholen, of 3º. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren: 1º. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of 2º. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen. Onder beperkt kwetsbare objecten wordt verstaan: a. 1°. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en 2°. dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen; c. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen; d. winkels, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen; e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen; f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder d, vallen; g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen; h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
22
Bijlage 6. Referenties 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14
Register Risicosituaties Gevaarlijke Stoffen, beschikbaar op: www.rrgs.nl Provinciale Risicokaart Noord-Holland, beschikbaar op: www.risicokaart.nl Concept-Besluit Transportroutes Externe Veiligheid, ministerie van VROM, augustus 2004, november 2008 Eindrapportage Basisnet Weg, Werkgroep Basisnet Weg, oktober 2009 Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, ministerie van I&M, augustus 2004, laatste wijziging juli 2012 Verkennend onderzoek vervoer gevaarlijke stoffen over Provinciale wegen, provincie Noord-Holland, maart 2010 Eindrapport Basisnet Spoor, Werkgroep Basisnet Spoor, september 2011 Hoe zijn wij gekomen tot het Basisnet Water, Eindrapportage, Werkgroep Basisnet Water, januari 2008 Brief Nederlandse Gasunie NV, 2012 Handleiding Risicoanalyse Transport, ministerie van I&M, concept van 1 november 2011, Brief ministerie I&M, d.d. 8 november 2010, kenmerk VENW/BSK2010/179219 Brief Gasuni, d.d. 4 juli 2012, kenmerk OLT.W.12.4074 OTB SAAL Diemen externe veiligheid rapportage ProRail, 26 mei 2009 kenmerk 074149654:A Externe veiligheid spoor Diemen bestemmingsplanherziening Bergwijkpark Zuid, 14 september 2012, Project 122250
23